Fenavian Newsletter – 16/06/2015 Inhoudstafel 1. Actualisering van de studie over de varkenskolom 2. Export knelpunten en grieven 3. Persbericht: Willy BORSUS - memorandum om de export van varkensvlees te ontwikkelen 4. FAVV - Levering van rundvlees waaraan nog delen van de wervelkolom vastzitten 5. Infosessie: Stand van zaken onderhandelingen 6. Halal opportuniteiten voor uw producten & diensten! 7. Nieuwe referentiewaarden voor ijzer in de maak 8. Vraag aan Certus Bedrijf 9. Ergonomiescan: nieuwe IPV-service voor bedrijven 10. Les Belges, experts du halal 11. Kunnen we het toenemend risico op hart- en vaatziekten helpen voorkomen? 12. Sans petits abattoirs, impossible de travailler 13. Niemand is zo trots op de eigen producten als de Belgen 14. Voici les tendances "food" de cette année 15. Un agriculteur wallon sur dix est passé au bio 16. Iglo et Findus bientôt réunis ? 17. Grâce à la crise, Lidl et les autres ont harponné le client 18. For info: 15 June Rabobank statement on "10 Golden Rules for Winners in the EU Poultry Industry"
1. Actualisering van de studie over de varkenskolom De Belgische varkenshouderij bevindt zich al meerdere jaren in een ongunstige financiële situatie. Mede door het Russische invoerembargo namen de Belgische varkenskarkasprijzen in 2014 sterk af, hoewel deze daling deels gecompenseerd werd door de daling van de voederkost. De varkenshouderij wordt de afgelopen jaren gekenmerkt door een sterke concentratietendens. Tussen 2000 en 2013 nam de varkensstapel minder snel af (-10 % varkens) dan het aantal varkensbedrijven (dat halveerde). Het aantal varkens per bedrijf nam daardoor toe tot 1.273 in 2013, een stijging met 77 % ten opzichte van 2000. De Belgische varkenssector wordt sterk beïnvloed door de ontwikkelingen op de Europese markt. Na twee jaren met relatief hoge varkenskarkasprijzen, lagen deze prijzen in 2014 veel lager, mede door de Russische invoerstop van varkensvlees sinds februari 2014 (eerst omwille van gevallen van Afrikaanse varkenspest, aangetroffen in Polen en Litouwen, en vanaf augustus 2014 als reactie op de Europese sancties voor het conflict in Oekraïne). In 2014 kreeg een varkenshouder maar 140 euro per 100 kg varkenskarkas, inclusief toeslag, wat maar liefst 12 % minder was dan het jaar voordien. In januari 2015 lagen de karkasprijzen zelfs op het laagste niveau in negen jaar. Sinds februari 2015 stijgen de varkenskarkasprijzen weer licht. Varkensvoederkosten zijn voor de verschillende types varkenshouders de belangrijkste kostenpost De voederkosten vertoonden een gelijkaardig verloop als de internationale grondstofnoteringen (tarwe, gerst, maïs en soja). In 2014 kwam de voederprijs gemiddeld 12 % lager uit dan in 2013. De varkenshouder betaalde in 2014 gemiddeld 40 % meer voor varkensvoeder dan in 2006, terwijl de opbrengstprijs voor een varkenskarkas op nagenoeg hetzelfde niveau uitkwam. Tussen 2007 en 2013 slaagden zowel de fokvarkensbedrijven als de gesloten bedrijven er niet in de totale kosten (inclusief eigen arbeid) te dekken met de opbrengsten. De financiële situatie van mestvarkensbedrijven was daarentegen iets positiever, maar in 2013 was ook bij deze bedrijven het nettoresultaat negatief. De spreiding van de rendabiliteit bij gespecialiseerde varkensbedrijven is echter groot, ongeveer 16 % van de bedrijven slaagde erin een positief resultaat te boeken. Van de overige schakels in de varkenskolom, bleek de detailhandel de meest rendabele schakel (op basis van cijfers voor het hele assortiment en niet louter varkensproducten). De slachthuizen en uitsnijderijen vormden daarentegen de minst rendabele schakel, terwijl de rendabiliteit van de veevoederindustrie en de vleesverwerkende industrie zich tussen beide situeerde. De verschillende schakels in de varkenskolom zijn weinig tot matig geconcentreerd. Alleen in de detailhandel kwam de concentratiegraad merkelijk hoger uit. De Belgische consument koopt zijn vers varkensvlees bij voorkeur in de traditionele grootdistributie, gevolgd door de slager. Voor vleeswaren daarentegen geeft de consument de voorkeur aan de grootdistributie, gevolgd door de hard discounters. De Belgische handelsbalans in varkensproducten is uitermate positief en kwam in 2013 uit op 1,3 miljard euro. De uitvoer bestaat voornamelijk uit varkenskarkassen en versneden vlees en de voornaamste bestemmingen voor Belgische varkensproducten zijn Nederland, Duitsland en
Frankrijk. Mede door het Russische invoerverbod, is de totale uitvoer van varkensproducten van België en van de Europese Unie tussen 2013 en 2014 gedaald (respectievelijk –9 % en -3 %), wat geleid heeft tot meer aanbod voor de Europese markt, en dus dalende prijzen. Tussen 2006 en 2014 betaalde de Belgische consument gemiddeld 18,6 % meer voor vers varkensvlees, terwijl in dezelfde periode de consumptieprijzen van gezouten, gedroogd en gerookt vlees en bereidingen op basis van vlees met respectievelijk 20,4 % en 21,0 % toenamen. De consumptieprijzen voor vers varkensvlees stegen in België even sterk als in Duitsland (respectievelijk 18,6 % en 19,0 %), terwijl de consumptieprijs voor vers varkensvlees in Nederland maar met 6,4 % toenam in dezelfde periode. Uit de analyse van het prijstransmissiemechanisme blijkt dat in de afzetprijzen van de slachthuizen en uitsnijderijen prijsstijgingen en –dalingen van de varkenskarkasprijs worden doorgerekend, zij het in mindere mate. De relatie tussen het verloop van de afzetprijzen van de vleesverwerkende industrie en het prijsverloop in de voorgaande schakels is minder duidelijk. De Belgische consumptieprijzen voor vers varkensvlees en vleeswaren vertoonden een stijgend verloop, met weinig correcties naar beneden. Link naar de studie: http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/analyses_studies/actualisation_etude_filiere_porcine_mai_2015.js p
Bron: FOD Economie Terug naar de inhoudstafel
2. Export knelpunten en grieven Beste allemaal In verband met export hoor ik vaak dat er een zware belasting is qua monitoring, voorwaarden, administratie,… -
Ervaart u dat ook ?
Zou u mij een mailtje kunnen sturen naar
[email protected] met de beschrijving van de specifieke hindernissen die u ervaart ? Vooral inzake analyses ?
3. Persbericht: Willy BORSUS - memorandum om de export van varkensvlees te ontwikkelen Willy Borsus, minister van Landbouw, was onlangs in China. Hij was er voor de ondertekening van een memorandum om de export van varkensvlees te ontwikkelen, en dit in aanwezigheid van de Chinese minister van de AQSIQ (General Administration of Quality Supervision, Inspection and Quarantine of the People’s Republic of China), de heer Zhi Shuping. In bijlage vindt u het uitgebreide persbericht Bron: Kabinet Minister Borsus Terug naar de inhoudstafel
4. FAVV - Levering van rundvlees waaraan nog delen van de wervelkolom vastzitten De laatste tijd lijkt het langdurig droog rijpen van vers rundvlees (dry-aging) steeds populairder te worden. Zowel in slagerijen als in restaurants kan deze trend worden vastgesteld. In restaurants vindt het proces vaak plaats in een glazen rijpingskast, waardoor de consument het rijpende vlees kan zien hangen. Er wordt vastgesteld dat de stukken vlees in deze kasten niet altijd ontdaan zijn van de wervelkolom. Dit is toegelaten, zolang het gaat om runderen jonger dan 30 maanden. Bij runderen ouder dan 30 maanden, wordt de wervelkolom echter als gespecificeerd risicomateriaal (GRM) beschouwd. Lees verder in het document in bijlage. Bron: FEBEV
5. Infosessie: Stand van zaken onderhandelingen In april zijn de sectorale onderhandelingen voor de arbeiders en bedienden gestart. Hoewel deze onderhandelingen nog niet zijn afgerond, plannen we nu reeds infosessies in. Zo beschikken jullie over de meest up to date info over de interprofessionele context, de inhoud van een eventueel sectorakkoord en de impact en toepassing daarvan voor jullie bedrijf. Doelgroep: HRM, personeelsdirecteurs Tijdstip en locatie:
Lundi 22 juin 2015 de 13h30 à 16h - INBEV BELGIUM - Avenue Prévers 26 - 4020 JUPILLE-SURMEUSE Dinsdag 23 juni 2015 van 14u tot 16u - DE MONTIL - Moortelstraat 8 - 1790 AFFLIGEM Vrijdag 26 juni 2015 van 14u tot 16u - ONDERNEMERSCENTRUM ROESELARE - Spanjestraat 141 - 8800 ROESELARE Mardi 30 juin 2015 de 14h à 16h - ESPACE WALLONIE PICARDE - Rue du Follet 10 - 7540 Kain Donderdag 2 juli 2015 van 10u tot 12u - INTERMOTEL - Klaverbladstraat 7 - 3560 LUMMEN Donderdag 2 juli 2015 van 14u tot 16u - ALDHEM HOTEL - Jagersdreef 1 - 2280 GROBBENDONK
Sprekers: Greet Moerman - directeur departement sociale zaken Nele Plas - adviseur departement sociale zaken Maximum aantal deelnemers: 25 Deelname: FEVIA-leden: gratis Niet-leden: ? 150,00 (excl. BTW) Meer info:
[email protected] Bron: FEVIA Terug naar de inhoudstafel
6. Halal opportuniteiten voor uw producten & diensten! Brussels Enterprises Commerce & Industry (BECI) organiseert een seminarie over de halal opportuniteiten voor uw producten & diensten op woensdag 24 juni 2015 van 11.00u tot 13.00u gevolgd door een networking lunch. Meer dan 23% van de wereldbevolking is moslim. Steeds meer van hen volgen de Halal-regels. Niet alleen op het vlak van voeding maar ook van medicijnen, persoonlijke verzorging, vrije tijd, transport en logistiek. Enorme mogelijkheden dus voor uw producten en diensten! In de Islam is een duidelijk onderscheid tussen wat toegelaten (Halal) is en wat verboden (Haram) is. Het is dus belangrijk de regels te kennen en deze juist toe te passen opdat uw product of dienst een vlotte afzet zou kennen op islamitische markten. Dit seminarie zal u de basisprincipes van de Halal-regels bijbrengen en zal u toegang geven tot de vele opportuniteiten van de Halal markt… en meer dan dat! De kennis van de principes zal alvast de contacten met uw islamitische gesprekspartners vergemakkelijken! Voor bijkomende inlichtingen en om u in te schrijven kunt u terecht op deze website. Bron: FEVIA Terug naar de inhoudstafel
7. Nieuwe referentiewaarden voor ijzer in de maak De EAV lanceert een openbare raadpleging over haar nieuwe voorstel met betrekking tot de referentiewaarden voor ijzer. Er is minder verschil tussen de geslachten. IJzer is een sporenelement waar veel mensen te weinig van innemen. Dit speelt vooral bij vrouwen, aangezien hun ijzerbehoefte groter is door het bloedverlies tijdens de menstruatie. Op verzoek van de Europese Commissie stelt de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EAV) referentiewaarden voor in een nieuw document. Daarover wordt nu een openbare raadpleging gehouden, en opmerkingen kunnen tot 19 juli 2015 worden ingediend. Maximaal 16 mg ijzer per dag De voorgestelde referentie-inname voor de bevolking (Population Reference Intake, PRI) bedraagt 11 mg per dag voor volwassen mannen en 16 mg per dag voor volwassen vrouwen tot de menopauze. Vanaf de menopauze is de PRI voor vrouwen gelijk aan die voor mannen. De inname van 16 mg per dag is ook van toepassing voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven. Voor kinderen tussen 1 en 6 jaar bedraagt de PRI 4 mg per dag en voor kinderen tussen 7 en 11 jaar 6 mg per dag. Voor tienerjongens wordt een inname van 10 mg per dag aanbevolen, voor tienermeisjes 13 mg. Vooral vrouwen Deze waarden verschillen significant van de in 2009 door de Hoge Gezondheidsraad aanbevolen hoeveelheden, die lager liggen voor mannen (9,1 mg per dag), maar beduidend hoger voor vrouwen, namelijk 19,6 mg per dag (7,5 mg vanaf de menopauze) en zelfs 21,8 mg per dag voor meisjes tussen
11 en 14 jaar. Deze waarden worden bereikt door 96% van de mannen en … door minder dan 1% van de vrouwen tussen 19 en 59 jaar. Bron: Foodinaction Terug naar de inhoudstafel
8. Vraag aan Certus Bedrijf Ter info: een brief van Nestlé aan een Certus bedrijf… dit toont aan hoe de Duitse grootdistributie begint te denken over communicatie naar de consument… Vraag aan Certus-bedrijf unser Kunde Nestlé hat ein Projekt ins Lebens gerufen, bei dem es darum geht, den Verbraucher besser über die Herkunft Ihrer gekauften Produkte zu informieren. Die Kunden fragen oft, woher die Rohstoffe ursprünglich stammen. Oftmals ist es Nestlé nicht möglich solche Fragen zu beantworten, da keine Möglichkeit besteht, in direkten Kontakt mit allen Vor- und Zwischenlieferanten der Lieferkette zu treten, geschweige denn mit den Bauernhöfen/Farmen. Als einer der größten Lebensmittelfirmen der Welt wird die verantwortungsvolle Beschaffung (=Responsible Sourcing) ein immer wichtigeres Thema. Das geplante Projekt soll mit Hilfe von der Aufstellung einer realen Nestlé Produkt Lieferkette funktionieren. Das heißt, es sollen alle Lieferanten der Lieferkette kontaktiert werden von Nestlé aus bis hin zu Bauern, um am Ende möglichst viele Farmen zu ermitteln, die bei der Entstehung des Nestlé Produktes mitwirken. Nestlé hat sich 4 Artikel aus unserem Sortiment ausgewählt, die zurückverfolgt werden sollen. Die Fa. Haas hat nun Sie, als Lieferant der folgenden Fleisch-/Fischstandards ermittelt: - Saufleisch - Schweinefleisch Bitte ermitteln Sie nun wiederum alle Ihre möglichen Lieferanten, deren Produkte Sie in unseren Rohstoff verarbeiten. Bitte fragen Sie diese wiederum, welches Ihre Vorlieferanten für die entsprechenden Rohstoffe sind, so dass Sie uns am Ende die entsprechenden Farmen (Name, Standort) nennen können, von denen die Tiere stammen. Natürlich nur mit deren Einverständnis. Ziel des Projektes ist es die Transparenz der Lieferkette zu verbessern. Nestlé erhofft sich dadurch, in Zukunft direkt mit den Bauernhöfen/Farmen in Kontakt treten zu können und zusammen zu arbeiten. Wir wollen gerne dieses Projekt unterstützen und sehen eine positive Entwicklung darin, die Zusammenarbeit innerhalb der Lieferkette zu fördern. Es ist jedem Lieferanten/Farmer freigestellt, bei dem Projekt mitzuwirken oder nicht. Wir wollen Sie aber gerne dazu animieren mitzumachen. Bitte setzen Sie alle Ihre betroffenen Lieferanten, Vor-Lieferanten… von diesem Projekt in Kenntnis, indem Sie dieses Schreiben und meine Kontaktdaten weitergeben.
Vielen Dank im Voraus für Ihre Bemühungen. Bei Fragen stehen wir Ihnen und all Ihren Vorlieferanten gerne jederzeit zur Verfügung. Terug naar de inhoudstafel
9. Ergonomiescan: nieuwe IPV-service voor bedrijven Wat is Ergonomiescan? Tijdens een Ergonomiescan wordt op één dag een structurele analyse gemaakt van de werkposten in de productieafdeling, meer bepaald de interactie tussen mens en machine, waarbij de ergonomische knelpunten in kaart worden gebracht. Samen met PREVENT realiseerde IPV tot nu toe al vijf pilootprojecten bij voedingsbedrijven met 20 tot 80 werknemers. Het doel is om in 2015 gelijkaardige Ergonomiescans uit te voeren bij een honderdtal voedingsbedrijven. IPV steunt deze audit financieel met een tussenkomst van maximaal € 1000 per deelnemend bedrijf. Voor een vlot verloop doet IPV beroep op een gecertificeerde partner die de Ergonomiescan in het bedrijf uitvoert.
Hoe verloopt de audit concreet? Een Ergonomiescan verloopt in 3 fases: De voorbereiding: De ergonoom neemt contact op met het bedrijf en verzamelt relevante informatie ter voorbereiding van de audit (aantal werkposten, soort taken, aantal personen, werkomgeving, extra gegevens ...)
Het bezoek:
De ergonoom loopt door het bedrijf, bij voorkeur onder begeleiding van een medewerker.
Hij/zij analyseert de volgende elementen: de uitgevoerde taken, de uitrusting en gereedschappen van de werkplek, de producten, de werkmethodes, de werkorganisatie en de werkomgeving.
Verschillende ergonomische tools worden gebruikt om zowel objectieve meetgegevens te verzamelen als ook te peilen naar de subjectieve ervaring van de werknemers.
Op het einde van de dag vindt een debriefing plaats om de vaststellingen te overlopen en de eerste aanbevelingen te doen.
Het rapport:
Op basis van de audit en foto's genomen tijdens het bezoek, stelt de ergonoom een rapport op met een overzicht van de voornaamste ergonomische risico's.
Een plan van aanpak via 'Quick Wins' wordt opgemaakt om de vastgestelde risico's te verminderen. Sommige problemen kunnen snel en zonder al te veel inspanningen opgelost worden.
Ook mensgerichte, technische en organisatorische preventiemaatregelen worden voorgesteld. Mogelijk stelt de ergonoom ook preventiemaatregelen van menselijke, technische en organisatorische aard voor.
Indien mogelijk wordt ook een aanzet voor een aanpak op langere termijn gegeven.
Het rapport wordt toegestuurd naar het bedrijf, dat de ergonoom kan contacteren voor meer uitleg.
Een aantal reacties van de deelnemende bedrijven aan het pilootproject:
Interessante tips en veel suggesties
Advies voor de herinrichting van de productieafdeling
Foto's met ergonomische aandachtspunten: visueel en herkenbaar
Eerst de gevaarlijkste situaties aanpakken
Enkele tips voor een nieuwe onthaalfilm voor nieuwe medewerkers
Zeer praktische en makkelijk op te volgen tips (quick wins)
Interesse? Wil je ook een gelijkaardige actie organiseren of gewoon meer weten over deze service, contacteer IPV, Danielle Verlaet,
[email protected] Bron: IPV Terug naar de inhoudstafel
10. Les Belges, experts du halal Si on n'a pas de pétrole, on a des idées en Belgique ! Avec un marché potentiel de 1,2 milliard de consommateurs musulmans, les entreprises belges sont nombreuses à avoir compris que, vu l'étroitesse de notre marché, se tourner vers l'exportation de produits certifiés halal pouvait leur assurer des débouchés considérables. Expert en exportations, Bruno Bernard a pu le constater et souligne le dynamisme de nombreuses PME en la matière. Comment expliquer que la Belgique parvient à toucher des marchés tels que le Moyen-Orient ? "La Belgique est un très petit pays et, pour la majorité des entreprises, le nombre de consommateurs qu'elle représente n'est pas suffisant pour subsister. De surcroît, lorsqu'on traverse une période sensible comme une crise économique, se replier sur le marché intérieur mènerait directement à la faillite. Exporter est donc une nécessité et il est impératif de trouver des solutions pour favoriser ces exportations. Cela passe aussi par le marché du halal." Mais pourquoi les pays à majorité de population musulmane, dont certains sont d'une richesse indéniable, doivent-ils faire appel à la Belgique plutôt que de produire sur place ? "Pour prendre un exemple, faire du ketchup est très facile. Tout le monde peut le faire. On peut alors se dire que faire du ketchup halal est tout aussi facile. Mais il n'en est rien. Et c'est précisément notre savoir-faire dans les procédés de fabrication, le marketing, la commercialisation et la certification qui fait la différence. La Chambre de commerce de Bruxelles certifie d'ailleurs de nombreux produits à l'étranger également, que ce soit en France ou même dans les pays à population majoritairement musulmane." Peut-on dès lors chiffrer le poids du secteur halal dans nos exportations ? "C'est très compliqué car c'est un peu comme les coins à champignons. Personne ne veut les dévoiler. Et, dès lors, les chiffres qu'on avance un jour ne sont pas ceux du lendemain. Si Danone produit de l'eau halal, certains auront tendance à prendre la totalité de la production de Danone en considération pour manipuler les chiffres positivement." Et en termes d'entreprises, sont-elles nombreuses à s'être engouffrées dans la brèche ? "On estime qu'elles sont plus de 1.200. Certaines réalisent 75 % de leur chiffre d'affaires à l'exportation en produits halal. Mais on observe cependant une différence entre le nord et le sud du pays. Les stratégies sont différentes. Les entreprises flamandes se sont davantage tournées vers les marchés où les consommateurs sont quasi exclusivement des musulmans, tandis que les Wallons visent davantage les marchés de proximité, en Europe notamment, où le potentiel de clients est moindre." Bron : La Dernière Heure Terug naar de inhoudstafel
11. Kunnen we het toenemend risico op hart- en vaatziekten helpen voorkomen? Welk effect hebben voedingsstoffen met toegeschreven gunstige werking nu echt op de gezondheid? Hierop hoopt Prof. dr. ir. John Van Camp in samenwerking met andere groepen door middel van een geïntegreerde en unieke aanpak binnen vier jaar een antwoord te krijgen. U leest in de supermarkt op de verpakkingen van margarines dat ze uw risico op hart- en vaatziekten verlagen, maar is dat wel zo? Het analyseren van gezondheid bevorderende voeding is de dada van Prof. Van Camp van de Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit. “Europa is bezorgd om de correctheid van vermeldingen op voedingsverpakkingen,” vertelt hij. De Europese regelgeving hieromtrent is veel strenger dan in de VS of Japan. De Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid, kortweg EFSA, dat die wetgeving en de beweringen die op voedingsverpakkingen vermeld worden, controleert, moet veel dossiers afkeuren omdat ze onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn. De EFSA is daarom vragende partij naar onderzoek dat meer gegevens oplevert om gezondheidsbeweringen van voedingsmiddelen al dan niet toe te laten.
Van Appel tot Spaanse ham Van Camp streeft niet naar het ontwikkelen van pilletjes die als voedingssupplement kunnen aangewend worden, maar naar de verbetering van bestaande voedingsmiddelen door de gunstige componenten in hogere concentratie te laten voorkomen. De componenten die Van Camp onder de loep neemt, zijn enerzijds polyfenolen, die door planten aangemaakt worden, en anderzijds peptiden, bouwstenen voor eiwitten, die voornamelijk, maar niet uitsluitend, terug te vinden zijn in voedsel van dierlijke oorsprong. Er zijn vele polyfenolen, maar het onderzoek spitst zich toe op deze die in appels en granaatappels, in Aronia bessen en in de schil van sinaasappelen aanwezig zijn. Wat betreft de peptiden, ligt de focus op afbraakpeptiden (hydrolysaten) van ei-eiwitten, op het graanpeptide lunasine en op vleespeptiden die voorkomen in gedroogde hammen ten gevolge van een fermentatieproces. “Voor deze stoffen zijn er veel aanwijzingen dat ze potentieel hebben omdat er al jaren onderzoek op verricht wordt,” verklaart Van Camp. “Maar de experimenten gebeurden tot hiertoe enkel met de zuivere component,” benadrukt hij. Daarin schuilt meteen het vernieuwende van het project. Bij inname van de polyfenolen en peptiden ontstaan nieuwe componenten door toedoen van verteringsenzymen en bacteriën in ons maag- en darmstelsel. Onderzoek naar de zuivere component alleen kan dus nooit de hele waarheid in petto hebben, van belang is immers welke bioactieve werking de nieuw gevormde stoffen in het lichaam hebben. Van Camp en zijn team beogen niets minder dan het volledige plaatje te genereren, dat als leidraad voor de EFSA kan dienen.
Onderzoek op drie niveaus “We werken op drie niveaus,” legt hij uit, “we bekijken de vertering van de componenten, vervolgens de mate van absorptie van deze (afbraak)producten doorheen het darmweefsel en ten slotte de
activiteit van deze stoffen ter hoogte van de bloedbaan.” De voedingsmiddelen worden verteerd in een geautomatiseerde opstelling die het menselijk verteringsstelsel nabootst, de SHIME-machine (Simulator of the Human Intestinal Microbial Ecosystem), bij ProDigest, een spin-off van LabMet (het Laboratorium voor Microbiële ecologie en technologie) aan onze faculteit. Naast de pure componenten, als poeders aangeleverd door bedrijven als zoals BioActor, worden ook de afbraakproducten uit de SHIME verdund toegevoegd aan darmcelculturen. De zogenaamde Caco-2 cellen, een menselijke darmkankercellijn, zijn gemakkelijk te kweken en in cultuur differentiëren ze spontaan tot een aaneengesloten celweefsel van darmepitheel. Om het transport van de componenten doorheen de darmwandcellen na te gaan, maakt Van Camp gebruik van het transwell systeem: de Caco-2 darmcellen worden opgekweekt in een doorlaatbaar vaatje dat in een groter vaatje met kweekvloeistof geplaatst wordt. Wanneer de te onderzoeken stof bovenop de cellaag in het bovenste vaatje wordt toegevoegd, kan door chemische analyse van de inhoud van het onderste vat nagegaan worden of de stof in al dan niet gewijzigde vorm door de darmcellen opgenomen wordt en aan de andere kant weer afgegeven wordt. Vervolgens worden de componenten die positief testten verder gescreend op hun activiteit op de bloedvaten in het lab van Prof. Dr. Johan Van de Voorde, verbonden aan de Vakgroep farmacologie van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. De componenten worden er toegediend aan geïsosleerde rattenaorta’s in orgaanbaden. Ook deze orgaanbaden zijn een uniek concept. Zetten de aorta’s uit onder invloed van de toegevoegde component, dan is er bijvoorbeeld sprake van een bloeddrukverlagende invloed.
In vivo Tot zover het in vitro luik dat informatie levert over het mechanisme van afbraak en opname van de componenten. Europa wil echter ook validatie met humane studies. Studies op mensen liggen logischerwijze ethisch erg moeilijk, vandaar reeds het gebruik van de SHIME, de Caco-2 celculturen en de orgaanbaden. Binnen het project Bacchus, dat in oktober 2012 van start gegaan is en deel uitmaakt van het Europese 7de kaderprogramma, zijn andere onderzoeksgroepen belast met het uitbouwen van de humane interventiestudies. Het opstellen van bepaalde standaarden om toe te dienen aan controlegroepen, bijvoorbeeld een fruitsap dat geen polyfenolen bevat, maar voor de rest wel identiek is qua smaak, kleur en dergelijke, behoort tot dat takenpakket. Maar bijvoorbeeld ook het bepalen van de hoeveelheid product die nodig is om het gewenste effect te verkrijgen en onder welke vorm het kan aangeboden worden aan de consument. Fruitsap met een verhoogde concentratie van de gunstige polyfenolen, of thee met toegevoegd Aronia bessenextract, haalt Van Camp als voorbeelden aan. Denk ook aan gedroogde hammen en salami’s waarvan de fermentatiecondities aangepast worden zodat er meer peptiden met gunstige bio-activiteit gevormd worden.Niet enkel vijftigplussers of mensen met een licht verhoogde bloeddruk zouden hiermee hun risico op hart- en vaataandoeningen kunnen beperken, ook jong volwassenen kunnen er bij wijze van preventie mee gebaat zijn. Maar eerst wil Van Camp meewerken aan een stevig dossier over de vertering, opname en humane interventie van de componenten dat kan aangeboden worden aan het EFSA. Bron: UGENT Terug naar de inhoudstafel
12. Sans petits abattoirs, impossible de travailler Il n'y a plus assez de petits abattoirs en Wallonie. Le secteur bio en paye le prix fort: ils sont trop éloignés et pas forcément agréés bio! «Quand on lit, dans la presse spécialisée, les politiques parler du bio: on peut voir que tout va bien. Mais tout va mal pour les petites structures…» C'est l'analyse que livre Joël Lambert, agriculteur bio à Orp-le-Grand, dans le Brabant wallon. Depuis qu'il a assuré sa reconversion au bio, en 1999, il est parvenu à donner un nouveau souffle à sa petite exploitation de 25 hectares. Aujourd'hui, l'essentiel de sa production est écoulé en vente à la ferme (légumes et viande). Mais c'est au niveau de la viande que l'agriculteur brabançon se sent coincé. Lorsque ses porcs et bovins quittent l'exploitation pour l'abattoir, ils reviennent sans certification bio. Pourtant tout leur élevage et leur engraissement ont été réalisés en respectant le cahier de charges imposé par le bio. «En septembre dernier, on a créé notre atelier de boucherie mais il n'y a pas d'abattoir agréé pour nos bêtes.» Au plus près, Joël Lambert va faire abattre ses porcs et bovins à Saint-Trond. Mais l'abattoir n'étant pas certifié bio, ses animaux passent alors au sein de la chaîne conventionnelle et perdent alors leur certification bio. «Le premier abattoir bio à proximité, il est à Malmedy. Si je dois aller y conduire mes animaux puis les rechercher, ça ne tient pas la route.» En une année, il tue ainsi 40 porcs, 10 grosses bêtes et 5 veaux. C'est insuffisant pour que l'abattoir de Saint-Trond entreprenne les démarches de certification. Quant à faire transporter ses bêtes, les gros abattoirs ne se déplacent pas pour si peu. «Si on prend l'exemple de PQA à Malmedy, ils ne vont pas mobiliser un camion s'il n'y a pas 15 à 20 porcs.» Idem pour ses volailles où il ne subsiste plus qu'un seul abattoir, à Sclayn. «Touchons du bois pour qu'il subsiste. Car sans lui, on va réabattre dans les cours des fermes et on aura l'Afsca qui débarquera.» L'agriculteur brabançon regrette ainsi que les agriculteurs privilégiant les circuits courts ne sont pas mieux encadrés. «Que veut-on vraiment comme agriculture? S'il n'y a plus d'avenir pour les petites cultures et la transformation, qu'on le dise!» A priori, sa situation ne porte pas préjudice à sa vente en direct. Vu que tous ses produits transitent par son magasin, le fait que la certification bio soit cassée au moment de l'abattage a peu d'incidence. «Il n'y a pas de tromperie, rassure-t-il. Mais si je voulais vendre ma viande ailleurs, je ne pourrais pas.» «Il n'y a plus d'outil» Au cours des dernières années, les petits abattoirs ont fermé les uns après les autres. Les exigences sanitaires sont devenues tellement fortes qu'elles contraignaient ces petites structures familiales à des lourds investissements. «Et comme il n'y a plus d'outil, il y en a beaucoup qui baissent les bras…» L'agriculteur se sent un peu isolé alors que son entreprise fonctionne bien. «On a deux familles qui en vivent, on a deux salariés et quatre saisonniers.» Tout ça sur 25 hectares, cela reste remarquable. Surtout lorsqu'on constate que pour faire 300 hectares de grande culture, il faut nettement moins de personnel… Bron : L’avenir Terug naar de inhoudstafel
13. Niemand is zo trots op de eigen producten als de Belgen Terwijl andere warenhuizen krimpen, gaat Lidl in de aanval: vijftig grote winkels moeten erbij komen op vijf jaar tijd, en 2.000 nieuwe personeelsleden. De bestaande winkels moeten ook fors uitbreiden, en Duitse producten maken plaats voor Belgische. 'Wij hebben de sleutel gevonden om de Belgische gezinnen voor ons te winnen.' In een zeldzaam interview legt topman Boudewijn van den Brand zijn succesformule uit. Bart Moerman 'Mijn lievelingsproduct?' Boudewijn van den Brand, sinds een jaar de topman van Lidl in België, moet er niet lang over nadenken: 'Onze frambozen. We hebben die dinsdag samen met die van de concurrenten getest, en de onze waren de beste.' Lidl gaat tegenwoordig prat op zijn verse producten. Dat was ooit anders. Twintig jaar geleden opende de keten zijn eerste warenhuis in ons land. Het leek een tweede Aldi, met nauwe gangen en veel goedkope blikken van Duitse merken. Intussen is het roer sterk omgegooid: de gangen zijn breder, het daglicht stroomt binnen en Lidl pronkt vooral met versproducten. 'Van een Duits bedrijf zijn we echt een Belgisch warenhuis geworden dat almaar beter inspeelt op de behoeften van de Belgische gezinnen', zegt hij. Het gros van de groenten en het fruit in de winkels zijn getooid met een Belgisch vlaggetje. 'Als Nederlander kan ik dat goed vergelijken: de Belgen zijn veel trotser op de producten van hun eigen land. Daarom hebben we vorig jaar ons Belgisch aanbod met 22 procent uitgebreid. Weinig mensen weten dat, maar al 41 procent van onze leveranciers zijn Belgisch. Twintig jaar geleden kwamen we de markt op zonder Belgische chocolade, nu hebben we een schitterend assortiment. We hadden geen Belgische wafels. Biscuiterie Thijs uit Herentals bakt die nu voor ons. Intussen levert Thijs ook aan de filialen in zes andere landen, zo'n honderd miljoen wafels per jaar.' U pronkt met uw Belgische producten, maar ik zie nog steeds Duitse bieren met weinig lonkende namen als Finkbräu en Perlenbacher in uw rekken. 'Ook daar komt verandering in. Binnen enkele maanden hebben we ook een twaalftal Belgische bieren. We zijn daarvoor met een paar kleine ambachtelijke brouwers aan het onderhandelen. Ik ben zelf een bierliefhebber en vind het een heel mooie keuze.' Delhaize en Ahold, de groep boven Albert Heijn, gaan nog dit jaar fusioneren. Ik lees zelfs dat de sterke groei van Lidl een van de redenen daarvoor is. Is dat een bedreiging voor u? 'Een fusie als die van Ahold en Delhaize is geen kleinigheid. Wij volgen dat, want dat heeft ook invloed op ons. Maar we kijken vooral naar onszelf. We geloven dat we de sleutel hebben om in België succesvol te zijn, en zijn daarbij niet afhankelijk van wat onze concurrenten doen.' U kondigt stevige groeiplannen aan. Concurrenten als Delhaize en Carrefour hebben net winkels gesloten en personeel afgedankt. 'De taart is beperkt en als wij er een groter stuk van nemen, heeft dat consequenties voor de andere. Iedereen strijdt om de klant in zijn supermarkt te krijgen.'
Wat is de sleutel tot uw succes? 'We hebben meerdere dingen gedaan. We hebben sterk ingezet op onze winkels zelf, om ze groter en moderner te maken, zodat de vader en moeder in een lichte en aangename winkel binnen lopen, en onmiddellijk de geur van verse croissants ruiken. Ze zien ook meteen onze groenten en fruit, met verse frambozen, verse besjes en mooie Belgische bloemkolen. We zijn Belgischer geworden, maar we werken ook continu aan kwaliteit tegen de laagste prijs. ' Kwaliteit en de allerlaagste prijs kunnen toch niet samengaan? 'Een zeer goedkoop product dat de klant niet lekker vindt als hij thuiskomt, daar geloven wij niet in. Klanten willen een goed product. Zeker in België: de Belgen kennen de kwaliteit van eten echt goed. We beginnen met die kwaliteit en zorgen er daarna voor dat de prijs klopt, door de kosten laag te houden door efficiënte werkprocessen. Wij hebben ook een heel overzichtelijk assortiment: van veel producten hebben we er geen tien in de rekken, maar slechts twee. Bovendien hebben we slechts tien procent van de grote Amerken( zoals Coca-Cola, Jupiler, Dash, nvdr.). Al de rest zijn de artikelen waarin wij geloven en waar wij zelf de prijs van kunnen bepalen, zonder de enorme marketingbudgetten van de grote merken waar de klant ook voor betaalt.' Kwaliteit is relatief. Hoe meet u die? 'Op veel manieren. Ik geef een voorbeeld. Elke dinsdag testen we in de keuken nieuwe producten. Dinsdag deden we dat met onze frambozen. Onze inkoper vertelde me dat hij de barcode aan de onderkant heeft laten kleven. Toen die enkel bovenaan stond, raakten de frambozen aan de kassa gekneusd door het omdraaien bij het scannen. Dat kleinigheidje toont hoe wij daarmee bezig zijn. Onze aardbeien zitten in een afgesloten doosje, want sommige klanten hebben de neiging met hun handen een aardbei van het ene doosje in het andere te stoppen. Wij kopen ook niet op de veiling, maar rechtstreeks bij boeren met wie we een samenwerking op lange termijn nastreven. Wij zijn ook de enige Belgische warenhuisketen die bepaald heeft dat onze boeren maximaal een derde van de wettelijk toegelaten hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen mogen gebruiken.' Hoe steil zijn uw ambities? 'We zitten aan 8,1 procent marktaandeel, en willen binnen vijf jaar over de tien raken. We hebben 297 winkels in België en Luxemburg, en we denken dat we er nog tien per jaar bij kunnen openen. Vooral in Oost- en West-Vlaanderen en in Antwerpen zien we nog blinde vlekken op de kaart. We gaan ook zes tot tien winkels per jaar verhuizen naar een nieuwe locatie, om ze groter te krijgen. We willen echt groeien in oppervlakte: nu zitten we aan een gemiddelde van 819 vierkante meter, enkele jaren geleden zaten we nog maar aan 750. Maar de nieuwe winkels die we openen zijn 1.400, zelfs 1.700 vierkante meter groot(zoveel als een grote Delhaize of Carrefour Market, nvdr.). We zitten nu aan 6.300 medewerkers, en schatten er op vijf jaar tijd 2.200 bij aan te kunnen werven.' 'We willen meer verse bakkers en meer Belgische kazen. Er komen ook meer biologische, glutenvrije en lactosevrije producten.' Betekenen grotere winkels een groter assortiment? 'We hebben nu 1.800 artikelen, en gaan dat niet veel uitbreiden. De gezinnen hebben weinig tijd om boodschappen te doen. We willen dat ze dat aangenaam en efficiënt kunnen doen, zonder keuzestress. Onze klant weet dat hij bij Lidl geen tien soorten choco vindt, maar dat de choco die hij vindt lekker en van goede kwaliteit is, met het juiste percentage hazelnoten. Daar gaat het ons om.' Bron: Het Nieuwsblad Terug naar de inhoudstafel
14. Voici les tendances "food" de cette année L'approche culinaire de nos restaurants n'a jamais été autant en mouvement que ces dernières années. En évolution constante surtout au niveau des produits mis en oeuvre. Côté boissons aussi. Après la mode du gin (toujours actuelle), d'autres produits - alcoolisés ou non - sont sur le point de faire un retour spectaculaire. 1. La cuisine péruvienne Le Pérou est "le" pays à suivre. Plus grand centre génétique au monde pour les légumes (notamment avec pas moins de 2.301 espèces de pommes de terre cultivées, sans compter les variétés sauvages) et ses 650 fruits, ce pays attire les grands chefs du monde. Comme un certain Ferran Adrià qui a ouvert à Barcelone, avec son frère, un restaurant "Nikkei". Il ne s'agit pas de l'indice boursier, mais d'une cuisine fusion entre celles du Japon et du Pérou. En vedette, la "ceviche", une préparation de poissons crus très populaire aussi au Mexique. Tout comme, dans le verre, le "Pisco", une eau-de-vie de raisin, également produite au Chili. D'influence française, créole, chinoise, japonaise, amérindienne, la cuisine péruvienne est riche de sa diversité ethnique. À Bruxelles, le restaurant "King Kong" se revendique d'une inspiration péruvienne. 2. Le caramel salé Il est partout: dans les crèmes, les glaces, les bonbons, les pâtes à tartiner… Avec parfois du beurre (à la fleur de sel). Un sucré/salé qui éveille deux de nos cinq sens olfactifs, avec l'amer, l'acide et l'umami (*). Tous les pâtissiers et glaciers "tendance" se doivent d'introduire le caramel salé dans leurs créations. (*) Littéralement, en japonais: "goût savoureux". Un mélange indéfinissable de sucré, acide, amer, salé… 3. Le whisky japonais Qui l'aurait imaginé voici à peine quelques années? Observez les rayons de vos cavistes et grands distributeurs: désormais, le whisky japonais voisine avec ses amis maltés ou non d'écosse, d'Irlande et des Etats-Unis. Si la première distillerie a vu le jour en 1923, en copiant l'esprit du scotch whisky, "la" référence mondiale, aujourd'hui les malts et blends du pays du Soleil levant affichent une belle personnalité. De plus en plus demandés, ils battent des grands malts écossais lors de dégustations "à l'aveugle". L'an dernier, le groupe Suntory (qui possède aussi un château grand cru classé à Bordeaux, Lagrange), a été gratifié du titre de "distillateur de l'année" par l'International Spirit Challenge. 4. Le retour de l'amer Une enquête, réalisée par Ivox et le campus technologique de la KUL, vient de le démontrer: désormais, l'amer est la deuxième saveur préférée des Belges après - évidemment - le sucré. Plus en Flandre qu'à Bruxelles et en Wallonie. Et ce sont aussi davantage les femmes qui apprécient cette saveur. Les produits amers préférés? Dans le top 5, le chicon, le café, le chocolat noir, les olives et la salade de blé. Et dans les verres? On constate l'engouement actuel du tonic (grâce à la mode du gin), des bières qui redécouvrent ce qui intégrait jadis leur ADN, le houblon, y apportant son amertume. Une opportunité aussi pour les apéritifs amers comme le Campari.
5. Les éclairs Finie la mode du macaron? Voici venue celle des éclairs. Cette classique pâtisserie typiquement de chez nous (même si la France en revendique la paternité), va aussi se décliner en sucré comme en salé. Une enseigne uccloise ("Éclairs et Gourmandise") le met en évidence. Ancien champion du monde de pâtisserie (en 2011), Julien Alvarez les propose en versions vanille-mandarine, caramel beurre demi-sel et même tomate-mozzarella et hot-dog. Avec de la moutarde! 6. Le vermouth Là, on anticipe quelque peu en se disant que l'Espagne, déclencheuse de modes, ouvre désormais des "vermuterias". Barcelone, comme toujours, semble précurseur de cette nouvelle tendance apéritive. Et - qui l'eût imaginé? - les frères Adrià (Ferran et Albert) ont créé "Bodega 1900" avec l'aide d'un géant du vermouth, Martini. On y sert des tapas en accord avec cet apéritif légendaire (anchois, thon, jambon, olives). Mais il existe, en Espagne, 25 marques de vermouth, surtout situées dans le sud de la Catalogne et en Galice. Aujourd'hui, à Barcelone, le ver mouth a pris le relais du gin! 7. La viande maturée Comme le fromage demande un affinage, la viande appelle la maturation. Cette technique ancestrale a été remise au goût du jour par des bouchers français, devenus en peu de temps de véritables "stars". Comme Hugo Desnoyer et Yves-Marie Le Bourdonnec. L'habitude est venue des pays anglo-saxons. Mais cette viande, ce boeuf "dry aged", est une vieille tradition des vrais bouchers: rassir la viande faisait partie de leur métier. La maturation? Elle dure en chambre froide souvent un minimum de trois semaines. Parfois jusqu'à un an! Elle perd alors environ 60% du poids initial. Le prix, lui, est fatalement en conséquence… Bron : L’Echo Terug naar de inhoudstafel
15. Un agriculteur wallon sur dix est passé au bio La Semaine du bio débute ce samedi. L'occasion d'un focus sur un secteur qui a le vent en poupe. Un succès qui se cultive surtout en Wallonie. Le malaise agricole, très peu pour le bio. Tous les indicateurs (ou presque) le concernant sont au vert en Wallonie. De bon augure ... La Semaine du bio débute ce samedi. L'occasion d'un focus sur un secteur qui a le vent en poupe. Un succès qui se cultive surtout en Wallonie. Le malaise agricole, très peu pour le bio. Tous les indicateurs (ou presque) le concernant sont au vert en Wallonie. De bon augure à l'entame de la Semaine du Bio 2015. La Flandre, elle, semble préférer un modèle agricole industriel. En cette époque de méfiance à l'égard de l'industrie alimentaire, les produits bios présentent une fiabilité certaine. Les contrôles menés par les différents organismes certificateurs sont très poussés et garantissent la qualité des aliments labellisés. De plus en plus d'agriculteurs y viennent, séduits par différents aspects de la filière. Celle-ci renoue avec le rythme naturel des saisons, des plantes et du sol. Si les tâches sont parfois plus compliquées
en raison de l'interdiction des engrais et des pesticides, elle permet au paysan de trouver dans l'exécution de son métier une estime de soi. Enfin, parce que le bio se vend plus cher, il permet à ses acteurs d'améliorer sensiblement leur niveau de vie. C'est peut-être là son talon d'Achille. Alors que la part du budget des ménages consacrée à l'alimentaire stagne, convaincre le consommateur de payer un prix plus juste mais forcément plus élevé, n'est pas simple. Raison pour laquelle le bio n'est pas encore l'affaire de tous. Bron : Lesoir Terug naar de inhoudstafel
16. Iglo et Findus bientôt réunis ? FUSION Les deux marques leaders des surgelés européens pourraient bientôt être réunies sous une seule coupole. C'est en effet la manœuvre qu'ont engagé les dirigeants de Nomad Holdings. En avril, ils avaient bouclé le rachat d'Iglo, le spécialiste des fish sticks pour 2,6 milliards d'euros. Les mêmes visent maintenant Findus. Ce dernier groupe est la propriété du fonds Lion Capital qui, à la suite de problèmes financiers, a dû faire rentrer deux financiers au capital, JP Morgan Chase et Highbridge Capital. Il cherche maintenant à vendre. Pour rappel, en 2013, l'entreprise avait été épinglée pour la présence de viande de cheval dans des lasagnes. A noter qu'un autre fonds, le français Florac, a déjà proposé en avril de reprendre une partie des activités de Findus, celles en France et en Espagne. Bron : Trends
17. Grâce à la crise, Lidl et les autres ont harponné le client Cette fois, ça y est : le groupe allemand Schwarz, qui abrite les enseignes Lidl et Kaufland, est devenu en 2014 le plus gros distributeur d'Europe. Il devance, en termes de chiffre d'affaires, le groupe français Carrefour et son homologue britannique Tesco. Une position d'autant plus appréciable qu'à l'inverse des deux autres, Schwarz n'est pas coté, ce qui rend son expansion moins évidente. Cette première place est plus qu'un simple changement sur le podium du retail alimentaire, c'est la victoire d'un hard-discounter sur le modèle des hypermarchés et supermarchés classiques. Pour Philippe Vanmeerhaeghe, analyste spécialisé dans la distribution chez Puilaetco Dewaay Private Bankers, ce n'est pas une véritable surprise. "La part de marché des enseignes hard-discount est en forte progression en Europe depuis des années, dit-il. En 1990, elle était de 5 %. Aujourd'hui, elle se situe, en moyenne, entre 15 et 20 %." Mais c'est une surprise quand même : la plupart des observateurs du marché s'attendaient à ce renversement, mais ils le prévoyaient pour… 2018. Le voilà donc avec 4 ans d'avance. Il faut dire que le désormais n° 1 européen a fait fort : entre 2013 et 2014, ses ventes ont augmenté de 7 % à près de 80 milliards d'euros, soit un boom de 9 % pour Lidl, qui représente deux tiers du groupe (l'enseigne
se développe très bien en Europe, un peu plus difficilement en France), et une hausse de 2,8 % pour Kaufland. Changement de look Il ne faut pas aller chercher bien loin l'explication de cette montée en puissance du hard-discount en Europe. " La crise a érodé le pouvoir d'achat des ménages qui, tout naturellement, se sont tournés vers ces enseignes, attirés par leur politique de prix bas et de marques propres" , explique l'analyste de Puilaetco Dewaay. Mais il n'y a pas que la crise. La présence accrue des hard-discounters sur le terrain joue en leur faveur. Rien qu'en Belgique, Lidl aligne près de 300 points de vente et projette d'en ouvrir 50 de plus dans les 5 ans à venir (de quoi lui permettre de passer de 8,1 à 10 % de parts de marché). Quant à Aldi, il en comptabilise 450 ! L'autre raison de leur succès tient à l'évolution de leur stratégie commerciale, tournée non pas seulement vers le porte-monnaie de leurs clients mais aussi vers leurs envies d'achats : points de vente plus attractifs et plus grands; élargissement des assortiments (avec des produits locaux, pas seulement allemands); renforcement du rayon frais (fruits, légumes, fromages…); actions temporaires allant audelà de leur "core business" (ligne de vêtements, articles déco ou jardins…); site Web plus sexy; accent mis sur le durable et les nouvelles technologies, etc. Tous les pays d'Europe ne sont toutefois pas logés à la même enseigne. "L'Allemagne, patrie des deux leaders mondiaux que sont Lidl et Aldi, mais aussi du moins connu Edeka, est, à ce titre, championne du monde avec plus de 40 % de parts de marché, indique Philippe Vanmeerhaeghe. Aux Pays-Bas, les hard-discounters prennent aussi très bien leurs marques. Au Royaume-Uni, où ils se contentaient, il y a peu, de 7 % de parts de marché, ils se développent de manière violente." Le cap des 10 % serait dépassé. Hard ou soft-discount En la matière, la Belgique présente un profil très différent selon que l'on considère Colruyt comme un hard-discounter ou non. Si c'est oui, les 40 % sont atteints. Si c'est non, on repasse sous la classique barre des 20 %. Philippe Vanmeerhaeghe fait partie du second camp. "Pour moi, Colruyt est un softdiscounter. Il propose un vaste choix de marques nationales et attire une large clientèle, pas seulement celle qui aurait moins de moyens." Un point de vue qui tient aussi au petit coup de coeur… financier qu'il a pour l'enseigne ? "Pour les analystes, Colruyt est 'la' référence européenne : un business model efficace qui génère de très bonnes marges." Et de pointer, dans la foulée, les autres références "absolues" que sont Leclerc en France et Mercadona en Espagne. L'Europe, un marché difficile Du fait de cette montée en puissance des hard-discounters (Schwarz n°1, Aldi n°4, Edeka n°5…), l'Europe est devenue un marché difficile. La toute grande majorité des joueurs sont d'ailleurs d'origine européenne. L'américain Wal-Mart y est présent, mais sans atteindre la taille qu'il a au niveau mondial (voir par ailleurs). Mais l'inverse est partiellement vrai : pour grandir, quelques enseignes européennes voyagent outremer. C'est le cas de 12 des 21 plus grandes d'entre elles. Les hard-discounters comme les autres. Mais pas… Lidl. "Aldi est présent aux Etats-Unis, confirme Philippe Vanmeerhaeghe. Lidl a bien l'intention d'un jour traverser l'Atlantique, mais malgré quelques appels du pied, il a repoussé l'échéance." Bron : La libre Belgique Terug naar de inhoudstafel
18. For info: 15 June Rabobank statement on "10 Golden Rules for Winners in the EU Poultry Industry" The ongoing turbulent outlook for the EU poultry industry will further challenge the position of individual poultry companies. Rabobank believes that, under these circumstances, the differences between winners and losers will only grow. A rethinking of individual companies’ strategies is now more essential than it has ever been before, according to Rabobank’s ‘Poultry in Motion’ report. The poultry industry and its market landscapes are changing faster than ever. The emerging challenge for companies active in the western European poultry industry will be to adjust their strategy and business models. The basic position remains strong: market growth in the industry is still outperforming that of other proteins. “But the industry needs to acclimatise to a new market reality, with ongoing social concerns about animal welfare and sustainability, an ongoing weak economic environment, volatile input prices and a stronger and more savvy and price-driven customer base,” according to Rabobank Senior Analyst Nan-Dirk Mulder. “This new reality requires a strategic repositioning of individual companies, and it will also require significant investments.” Rabobank believes that the ‘10 Golden Rules for Winners’ model (see attached) could help individual companies to position themselves in this changing industry landscape and to remain competitive in the future. This model could help individual companies to come up with a road map which they can further develop in the next five to ten years. Bron : Clitravi Terug naar de inhoudstafel