Europees Parlement 2014-2019
Zittingsdocument
B8-1007/2015 5.10.2015
ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0761/2015 ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement over de doodstraf (2015/2879(RSP)) Marie-Christine Vergiat, Patrick Le Hyaric, Younous Omarjee, Malin Björk, Barbara Spinelli, Martina Anderson, Lynn Boylan, Matt Carthy, Liadh Ní Riada, Rina Ronja Kari, Merja Kyllönen, Marisa Matias, Sabine Lösing, Eleonora Forenza, Fabio De Masi, Lola Sánchez Caldentey, Josu Juaristi Abaunz, Kostadinka Kuneva, Kostas Chrysogonos, Stelios Kouloglou, Dimitrios Papadimoulis, Takis Hadjigeorgiou, Sofia Sakorafa namens de GUE/NGL-Fractie
RE\1074939NL.doc
NL
PE568.494v01-00 In verscheidenheid verenigd
NL
B8-1007/2015 Resolutie van het Europees Parlement over de doodstraf (2015/2879(RSP)) Het Europees Parlement, –
gezien zijn eerdere resoluties over de afschaffing van de doodstraf, met name die van 7 oktober 2010 over de Werelddag tegen de doodstraf1, en over de noodzaak van een onmiddellijk moratorium op terechtstellingen in landen waar de doodstraf nog uitgevoerd wordt,
–
gezien de protocollen 6 en 13 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,
–
gezien artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
–
gezien de richtsnoeren van de EU inzake de doodstraf,
–
gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met name artikel 6, lid 2, hiervan en het tweede facultatief protocol hierbij,
–
gezien de verklaringen van het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (United Nations Office on Drugs and Crime, UNODC) en van het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen (International Narcotics Control Board, INCB) van de Verenigde Naties over de afschaffing van de doodstraf, met name voor drugsgerelateerde feiten,
–
gezien de slotverklaring van het 5e Wereldcongres tegen de doodstraf die is goedgekeurd op 15 juni 2013 in Madrid,
–
gezien resolutie 62/149 van de Algemene Vergadering van de VN van 18 december 2007, waarin wordt opgeroepen tot een moratorium op het gebruik van de doodstraf, en op de vijf door de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurde resoluties, met name die van 18 december 2014, waarin wordt herinnerd aan het engagement van de VN met betrekking tot de afschaffing van de doodstraf,
–
gezien de Werelddag en de Europese Dag tegen de doodstraf die jaarlijks worden gehouden op 10 oktober en gezien het feit dat de Werelddag tegen de doodstraf in 2015 is gewijd aan de stopzetting van executies wegens misdaden in verband met drugs,
–
gezien de vraag aan de Raad over de doodstraf (O-000103/2015 – B8-0761/2015),
–
gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A.
overwegende dat de doodstraf de ultieme wrede, inhumane en onterende bestraffing is en een schending vormt van het recht op leven zoals omschreven in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, overwegende dat de omstandigheden in de
1
PB C 371 E van 20.12.2011, blz. 5.
PE568.494v01-00
NL
2/8
RE\1074939NL.doc
dodencel extreem psychologisch lijden veroorzaken en dat executie een fysieke en mentale agressie is; B.
overwegende dat de doodstraf met name vaak gebruikt wordt tegen achtergestelden, geestelijk gestoorden en leden van nationale en culturele minderheden; overwegende dat de oplegging van de doodstraf op sommige plaatsen geworteld is in discriminatie op grond van seksuele oriëntatie of overtuigingen;
C.
overwegende dat de Europese Unie een krachtig en principieel standpunt inneemt tegen de doodstraf, met wereldwijde afschaffing ervan als centrale doelstelling van haar beleid op het gebied van mensenrechten;
D.
overwegende dat 101 landen de doodstraf voor alle misdaden hebben afgeschaft; overwegende dat in 2014 minstens 22 landen executies hebben uitgevoerd en minstens 2 466 personen ter dood zijn veroordeeld, 28 % meer dan in 2013; overwegende dat de vijf landen ter wereld waar de doodstraf het vaakst wordt gebruikt, China (volgens ngo's meer dan 1 000 executies), Iran (volgens ngo's 289 officieel erkende en meer dan 454 niet-officiële executies), Saudi-Arabië (minstens 90 executies), Irak (minstens 61 executies) en de VS (35 executies) zijn;
E.
overwegende dat acht landen de doodstraf opleggen voor homoseksualiteit (Mauritanië, Soedan, Iran, Saudi-Arabië, Jemen, Pakistan, Afghanistan en Qatar) en dat provincies in Nigeria en Somalië officieel de doodstraf uitvoeren voor seksuele handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht;
F.
overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN op 18 december 2014 voor de vijfde keer, met 117 stemmen vóór en 38 tegen bij 34 onthoudingen, een resolutie heeft goedgekeurd waarin wordt gepleit voor een universeel moratorium op de doodstraf, met het oog op de afschaffing ervan;
G.
overwegende dat de laatste 12 maanden een mondiale heropleving is vastgesteld van het gebruik van de doodstraf voor drugsfeiten, met een aanzienlijk groter aantal landen waar mensen voor drugsgerelateerde feiten worden geëxecuteerd, bijvoorbeeld Iran en Saudi-Arabië, waar het de bedoeling is de doodstraf voor drugsfeiten opnieuw in te voeren, bijvoorbeeld Oman, of waar reeds lang bestaande moratoria op de doodstraf worden opgeheven, bijvoorbeeld Indonesië en Pakistan; overwegende dat van de 14 landen die de doodstraf toepassen voor drugsfeiten, er 12 liggen in Azië of het MiddenOosten; overwegende dat in 2015 14 personen voor drugshandel zijn geëxecuteerd in Indonesië, inclusief 12 buitenlanders; overwegende dat tientallen terdoodveroordeelden wachten op hun executie, inclusief Europese burgers als Fransman Serge Atlaoui;
H.
overwegende dat Iran in de eerste zes maanden van 2015 naar verluidt 394 drugsdelinquenten heeft geëxecuteerd, tegenover 367 in heel 2014; overwegende dat minstens 112 drugsdelinquenten wachten op hun executie in Pakistan; overwegende dat na onafhankelijke audits van de UNODC-operaties in Pakistan en Iran en na recente ngo-rapporten bezorgdheid is gerezen over de uitvoering van de mensenrechtenrichtsnoeren door de plaatselijke kantoren van het VN-bureau en over het rechtstreekse verband tussen de financiering van drugsbestrijding en de oplegging van doodstraffen voor tenlasteleggingen met betrekking tot drugs in deze landen;
RE\1074939NL.doc
3/8
PE568.494v01-00
NL
I.
overwegende dat in Saudi-Arabië de doodstraf staat op verkrachting, moord, afvalligheid, gewapende overvallen en drugshandel; overwegende dat de helft van alle executies die dit jaar in Saudi-Arabië zijn uitgevoerd, betrekking heeft op drugsfeiten, tegenover slechts 4 % van het totale cijfer in 2010; overwegende dat de doodstraf wordt uitgevoerd door onthoofding en dat de lichamen vervolgens soms worden gekruisigd; overwegende dat op 27 mei 2014 Ali Mohammed al-Nimr is veroordeeld tot de doodstraf door onthoofding, gevolgd door kruisiging, wegens deelname aan de activiteiten van een terroristische organisatie, ondanks het feit dat zijn bekentenis was verkregen door foltering toen hij minderjarig was;
J.
overwegende dat de staat Nebraska heeft besloten de doodstraf af te schaffen in 2015; overwegende dat in de VS in 2015 al 19 personen met een dodelijke injectie zijn geëxecuteerd, inclusief twee met een verstandelijke handicap: Warren Lee Hill op 27 januari 2015 in Georgia en Robert Ladd op 29 januari 2015 in Texas; overwegende dat op 17 maart 2015 Cecil Clayton, een man van 74 met een ernstig hersenletsel, is geëxecuteerd in Missouri; overwegende dat de Afro-Amerikaanse gevangene Mumia Abu-Jamal, bekend als "stem van de stemlozen", die na een oneerlijk en racistisch geïnspireerd proces in de dodencel zat van 1982 tot 2011, toen zijn straf is omgezet in levenslange opsluiting, nog steeds in een erg moeilijke situatie verkeert, doordat de staat Pennsylvania hem geen toegang verleent tot gezondheidszorg, waardoor zijn leven in gevaar wordt gebracht; overwegende dat Hank Skinner in Texas nog steeds in de dodencel zit, ondanks het feit dat dna-tests in het kader van zijn zaak aanzienlijke twijfel hebben doen rijzen over zijn schuld;
K.
overwegende dat de Egyptische regering afgelopen jaar politieke massaprocessen heeft gevoerd en meer dan 100 personen ter dood heeft veroordeeld, inclusief afgezet president Mohammed Morsi; overwegende dat Iers burger Ibrahim Halawa en anderen aankijken tegen een mogelijke doodstraf in Egypte wegens deelname aan een protestactie;
L.
overwegende dat de heropleving van uitspraken ten gunste van de doodstraf in de EU, inclusief door een aantal regeringsleden, een alarmerend verschijnsel is;
M.
overwegende dat de EU en haar lidstaten coherent stelling moeten innemen tegen de doodstraf in al hun acties en financiering, in het bijzonder ten aanzien van landen die de doodstraf toepassen;
1.
herhaalt zijn verzet, dat het al lang voert, tegen de doodstraf in alle gevallen en alle omstandigheden en benadrukt nogmaals dat afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de bevordering van de menselijke waardigheid;
2.
veroordeelt alle executies, waar dan ook; maakt zich ernstig zorgen over de oplegging van de doodstraf aan minderjarigen, achtergestelden en personen met een geestelijke of verstandelijke handicap en vraagt dat deze praktijken, die de internationale normen op het gebied van de mensenrechten schenden, onmiddellijk en definitief worden stopgezet;
3.
herinnert eraan dat volledige afschaffing van de doodstraf een van de hoofddoelstellingen blijft van het EU-mensenrechtenbeleid; herinnert er voorts aan dat deze doelstelling alleen zal worden gerealiseerd door nauwe samenwerking tussen
PE568.494v01-00
NL
4/8
RE\1074939NL.doc
landen en door samenwerking op het gebied van onderwijs, bewustmaking, efficiëntie en effectiviteit; is een groot voorstander van een moratorium, als stap in de richting van afschaffing; blijft aandringen op wereldwijde afschaffing; dringt er bij de landen die de doodstraf nog uitvoeren, krachtig op aan de internationale minimumnormen na te leven en duidelijke en correcte cijfers over het aantal veroordelingen en executies te publiceren; 4.
is verontrust door het aantal executies in Saudi-Arabië; spreekt zijn uiterste bezorgdheid en afgrijzen uit over de veroordeling van Ali Mohammed al-Nimr door de Saudische autoriteiten tot de doodstraf door onthoofding, gevolgd door kruisiging, na een oneerlijk en politiek geïnspireerd proces; dringt er bij de Saudische autoriteiten op aan Ali Mohammed al-Nimr onmiddellijk vrij te laten, zijn barbaarse straf ongedaan te maken en de internationale mensenrechtennormen na te leven; dringt er daarom bij de lidstaten op aan hun druk op het Saudische regime om Ali Mohammed al-Nimr gratie te verlenen en de doodstraf af te schaffen, op te voeren;
5.
is verontrust door het feit dat China nog steeds het hoogste aantal executies per jaar uitvoert en dat deze executies nog steeds worden beschouwd als staatsgeheim; dringt er bij de Chinese regering op aan deze praktijken stop te zetten en een lijst te publiceren van de personen die al zijn geëxecuteerd;
6.
is ook verontrust door het toenemend aantal executies in Iran en door het feit dat de meeste hiervan volgens ngo's buitengerechtelijk zijn of niet erkend zijn door de autoriteiten; dringt er bij de regering op aan deze praktijk stop te zetten en een transparante lijst te publiceren van de personen die al zijn geëxecuteerd;
7.
veroordeelt nogmaals het gebruik van de doodstraf in Irak; deelt de bezorgdheid van de VN over de toename van het aantal executies sinds de herinvoering van de doodstraf in 2005 en het ontbreken van een rechtsstelsel in het land; wijst erop dat in augustus 2014 volgens officiële bronnen 1 724 gevangenen ter dood waren veroordeeld; benadrukt het feit dat het gebrek aan rechtsbedeling in Irak op dit moment moet worden gezien in de context van een zo goed als totale instorting van de openbare orde sinds de invasie door de VS en het VK, inclusief oorlogsmisdaden, wreedheden en het doden van burgers door huurlingen en strijdkrachten van de door de VS uitgevoerde bezetting;
8.
veroordeelt nogmaals het gebruik van de doodstraf in de VS, met name de veroordelingen die het resultaat zijn van oneerlijke en racistisch geïnspireerde processen, en de executie van personen met een verstandelijke handicap; is tevreden met het feit dat Nebraska in 2015 heeft besloten de doodstraf af te schaffen en dringt er nogmaals bij de Verenigde Staten op aan deze praktijk stop te zetten; is in het bijzonder verontrust door de situatie van Mumia Abu-Jamal en door het feit dat deze geen toegang krijgt tot gezondheidszorg; wijst erop dat het federaal gerechtelijk systeem in 2011 heeft erkend dat Mumia Abu-Jamal geen eerlijk proces had gekregen en vraagt daarom dat hij onmiddellijk wordt vrijgelaten en toegang krijgt tot gezondheidszorg overeenkomstig het internationale recht; vraagt ook de vrijlating van Hank Skinner en Emma Clancy; dringt er bij de EU op aan in haar dialoog met de VS aan te dringen op eerbiediging van de normen op het gebied van mensenrechten en elk akkoord met de VS stop te zetten, als het land het internationale recht schendt;
9.
is uiterst verontrust door de heropleving in Europa van uitspraken ten gunste van de
RE\1074939NL.doc
5/8
PE568.494v01-00
NL
doodstraf en door de buitengerechtelijke executies die worden uitgevoerd door de Britse regering in Syrië; benadrukt het feit dat terrorismebestrijding nooit kan verantwoorden dat het internationale recht terzijde wordt geschoven; vraagt daarom dat onmiddellijk een onafhankelijk internationaal onderzoek wordt uitgevoerd en dat de verantwoordelijken voor het gerecht worden gebracht; vraagt ook een onafhankelijk algemeen onderzoek van het gebruik van buitengerechtelijke executie door de lidstaten, met name in de context van terrorismebestrijding, en dringt er bij alle partijen op aan deze praktijken, die schending inhouden van het internationale recht en die kunnen worden beschouwd als een feitelijke herinvoering van de doodstraf, onmiddellijk stop te zetten; 10.
maakt zich met name zorgen over het toenemend gebruik in een aantal landen van de doodstraf in de context van terrorismebestrijding, bijvoorbeeld in Egypte en in Nigeria, en door de mogelijkheid dat de doodstraf wordt heringevoerd, zoals in Tsjaad en Tunesië; wijst erop dat de doodstraf nooit zal leiden tot een vermindering van het terrorisme en dat terrorismebestrijding nooit ten koste mag gaan van de mensenrechten;
11.
veroordeelt het besluit reeds lang bestaande moratoria op de doodstraf op te heffen dat is genomen in diverse landen, bijvoorbeeld Pakistan en Indonesië, en dringt er bij deze landen op aan deze praktijk stop te zetten en hun besluit te herzien;
12.
verzoekt de betrokken landen homoseksualiteit niet langer strafbaar te stellen en vraagt Brunei Darussalam niet over te gaan tot de toepassing van de doodstraf voor homoseksualiteit in 2016, zoals momenteel is gepland; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de strijd tegen het strafbaar stellen van homoseksualiteit bij wijze van hoofdprioriteit voort te zetten, overeenkomstig de EU-richtsnoeren inzake bevordering en bescherming van alle mensenrechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI's);
13.
spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het feit dat door Europa gefinancierde drugsbestrijdingsprogramma's in landen waar de doodstraf nog bestaat, kunnen leiden tot meer terdoodveroordelingen en executies, met name door de bepaling van streefdoelen en indicatoren voor meer inbeslagnames, arrestaties en veroordelingen en voor strengere straffen;
14.
herhaalt zijn aanbeveling aan de Commissie en de lidstaten om van de afschaffing van de doodstraf voor drugsgerelateerde feiten een voorwaarde te maken voor financiële hulp, technische bijstand, capaciteitsopbouw en andere ondersteuning voor het handhavingsbeleid inzake drugs;
15.
verzoekt de Commissie en de lidstaten het categorische principe te bevestigen dat Europese hulp en bijstand geen rechtshandhavingsoperaties mogen faciliteren die leiden tot terdoodveroordelingen en de executie van gearresteerden;
16.
betreurt het gebrek aan transparantie met betrekking tot hulp voor drugsbestrijding en door de Commissie en de lidstaten verleende bijstand voor operaties in het kader van het handhavingsbeleid inzake drugs in landen die op agressieve wijze de doodstraf toepassen voor drugsfeiten;
17.
vraagt de Commissie jaarlijks een overzicht te publiceren van haar middelen voor
PE568.494v01-00
NL
6/8
RE\1074939NL.doc
drugsbestrijdingsprogramma's in landen waar nog de doodstraf geldt voor drugsfeiten, samen met een beschrijving van de doelen waaraan deze middelen zijn toegewezen, de waarborgen waarin is voorzien op het gebied van mensenrechten, om ervoor te zorgen dat de financiering geen terdoodveroordelingen mogelijk maakt, en de mate waarin de ontvangende landen de Europese voorwaarden hebben nageleefd; 18.
dringt er bij de Commissie op aan zonder bijkomend uitstel de operationele richtsnoeren ten uitvoer te leggen die zijn vastgesteld in artikel 10 van de IcSP-verordening (Instrument Contributing to Stability and Peace, instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede), deze strikt toe te passen op de programma's voor de cocaïne- en de heroineroute en, in geval van niet-naleving van de richtsnoeren en een gebrek aan consistentie ermee, de bedoelde programma's onmiddellijk te onderbreken;
19.
verzoekt de Commissie en de lidstaten in de toekomst alleen middelen voor drugsbestrijdingsprogramma's van het UNODC toe te wijzen, als het UNODC laat zien hoe de kernprincipes van zijn richtsnoeren op het gebied van de mensenrechten bij het beheer van deze middelen zullen worden toegepast, in het bijzonder hoe de middelen zullen worden bevroren of ingetrokken, als de ontvangende staat drugsdelinquenten ter dood blijft veroordelen; benadrukt het feit dat elk drugsbestrijdingsprogramma van de EU of van de lidstaten moet worden uitgevoerd onder auspiciën van de VN, in het bijzonder het UNODC en het INCB;
20.
dringt er bij de Commissie op aan de aanbeveling na te leven in het EU-actieplan inzake drugs (2013-2016) dat een "instrument voor aansturing ten aanzien van de mensenrechten en voor effectbeoordeling" wordt ontwikkeld en ten uitvoer gelegd, om te zorgen voor de "daadwerkelijke mainstreaming van mensenrechten in het extern drugsoptreden van de EU";
21.
dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan richtsnoeren op te stellen voor een algemeen en effectief Europees beleid met betrekking tot de doodstraf ten aanzien van tientallen Europese burgers die aankijken tegen executie in derde landen, met als verplicht onderdeel krachtige en versterkte mechanismen voor identificatie, verstrekking van juridische bijstand en diplomatieke vertegenwoordiging;
22.
juicht de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de wereldwijde afschaffing van de doodstraf, toe en moedigt deze verder aan; verzoekt de Commissie projecten op dit gebied te blijven ondersteunen, in het bijzonder projecten op het gebied van vormingswerk en pedagogische acties, bij wijze van prioriteit;
23.
vraagt de Subcommissie mensenrechten van zijn Commissie buitenlandse zaken (AFET) een verslag op te stellen over de doodstraf, met daarin in het bijzonder een beoordeling van de impact van de EU-financiering voor drugsbestrijding op de mensenrechten en van de EU-samenwerking op het gebied van veiligheid en terrorismebestrijding en aanbevelingen om ervoor te zorgen dat deze financiering niet bijdraagt tot een groter gebruik van de doodstraf in de toekomst;
24.
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de Algemene Vergadering
RE\1074939NL.doc
7/8
PE568.494v01-00
NL
van de VN en de regeringen van de VN-lidstaten.
PE568.494v01-00
NL
8/8
RE\1074939NL.doc