Reglement Basisregeling Pensioen 65
01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
Inhoudsopgave Hoofdstuk I
Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Hoofdstuk II
Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 11a Hoofdstuk III
Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 17a Hoofdstuk IV
Artikel 18 Artikel 19 Hoofdstuk V
Artikel 20
Algemene bepalingen
6
Definities Deelnemers Informatieverstrekking Omschrijving van de Pensioenrechten en Pensioenaanspraken
6 12 13 18
Uitgangspunten pensioenberekening
19
Pensioensalaris Franchise Pensioengrondslag Deelnemersjaren Deeltijd Ouderenbeleid Wijziging in functie en/of beloningsstructuur Onbetaald Verlof
19 20 20 21 23 24 25 26
Pensioen
29
Ouderdomspensioen Overbruggingspensioenen – Niet van toepassing Verevening en conversie van Pensioenen Partnerpensioen Bijzonder partnerpensioen Wezenpensioen Nabestaandenoverbruggingspensioen
29 30 30 33 33 34 36
Arbeidsongeschiktheid
37
Arbeidsongeschiktheidspensioen Voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid
38 42
Flexibele pensionering
46
Flexibele pensionering
46
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
2
Hoofdstuk VI
Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Hoofdstuk VII
Beëindiging van het deelnemerschap
Beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering vóór de Pensioenrichtdatum Beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering na de Pensioenrichtdatum – Niet van toepassing Waardeoverdracht en afkoop Voortzetting pensioenopbouw na beëindiging van het dienstverband in het kader van een door de Werkgever aangewezen regeling van vervroegde uittreding en bij werkloosheid Ingegane Pensioenen
Artikel 25 Uitbetaling van Pensioenen Artikel 26 Vervallen Artikel 27 Verlening van toeslagen op Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken voor Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden Artikel 27a Verlening van toeslagen op Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken voor Actieve Deelnemers en PEC-medewerkers Artikel 28 Anticumulatie Artikel 29 Vervreemden van Pensioenrechten en Pensioenaanspraken Hoofdstuk VIII
Artikel 30 Artikel 30a Artikel 30b Hoofdstuk IX
Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 35 Hoofdstuk X
Artikel 36 Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39
50
50 51 51
53 54
54 55
55 58 59 60
Financiering
61
Algemene bepalingen ten aanzien van de financiering van Pensioenen Vervallen met ingang van 1 januari 2014 Beperking van rechten
61 62 62
Overige bepalingen
64
Sociale wetten Eventuele herverzekering Uitgesloten risico’s Administratie van Deelnemingsjaren Fiscale maxima
64 64 64 65 66
Slotbepalingen
68
Geschillen Liquidatie van het Fonds Hardheidsclausule Inwerkingtreding
68 68 68 68
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
3
Considerans Met ingang van 1 januari 2014 nemen alle werknemers van de Werkgever die op 31 december 2013 Deelnemer zijn in het Fonds deel in een nieuwe pensioenregeling die door hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds, hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds (afhankelijk van de op de betreffende Werknemer van toepassing zijnde CAO) wordt uitgevoerd. Per 31 december 2013 eindigt daarom de pensioenverwerving uit hoofde van dit Pensioenreglement voor die Deelnemers. Voor deze Deelnemers worden er per 31 december 2013 premievrije aanspraken op Pensioen vastgesteld conform artikel 21. Het deelnemerschap in het Fonds bleef met ingang van 1 januari 2014 echter gehandhaafd voor deze Deelnemers, uitsluitend voor zover het betrof het verlenen van onvoorwaardelijke toeslagen onder de voorwaarden en beperkingen als bedoeld in artikel 27 lid 5 zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2015. Het deelnemerschap blijft tevens met ingang van 2014 gehandhaafd voor de Deelnemer voor wie vóór 1 januari 2014 overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 19 of 24 lid 1 Pensioen wordt opgebouwd. Indien en voor zover aan de Deelnemer extra aanspraken op ouderdomspensioen en/of aan de Deelnemer extra fictieve deelnemersjaren uit de ROP 2002 en/of ROP 2006 zijn toegekend, worden hiervoor eveneens per 31 december 2013 premievrije aanspraken op Pensioen vastgesteld. De mogelijkheden van flexibele pensionering zoals opgenomen in dit Pensioenreglement zijn ook van toepassing op deze premievrije aanspraken op Pensioen. Tevens eindigt het deelnemerschap per 31 december 2013 conform artikel 2 lid 3 van ROP 2002 en/of 2006. In het onderhandelingsresultaat tussen Werkgever, Vakbonden en het Fonds en met medebetrokkenheid van de Centrale Ondernemingsraad voor ING en de Vereniging Senioren ING, dat op 27 februari 2014 definitief is geworden, is overeenstemming bereikt over de overdracht van de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de Werkgever naar het Fonds. Het gevolg hiervan is dat het Fonds per 1 januari 2015 financieel onafhankelijk is van de Werkgever. Het onderhandelingsresultaat houdt hieromtrent in: “dat er, indien na definitieve besluitvorming volgend uit de bij de stakeholders geldende besluitvormingsprocedures op 27 februari 2014 conform dit onderhandelingsresultaat definitieve overeenstemming is bereikt, geen financiële band meer bestaat tussen ING en PFI, met uitzondering van de afspraken zoals gemaakt in dit onderhandelingsresultaat en het betalen van de uitvoeringskosten door ING aan PFI conform de vastlegging hiervan in de uitvoeringsovereenkomst 2014. Na definitieve overeenstemming conform dit onderhandelingsresultaat, resulterend in de betaling van de bij dit onderhandelingsresultaat overeengekomen bedragen, anders dan ter zake van uitvoeringskosten als bedoeld onder 3.I of ter zake van niet door ING bij PFI aangemelde werknemers, rust er op ING voor de toekomst geen enkele contractuele verplichting meer tot het betalen van bedragen ter financiering van (aanvullende) pensioenaanspraken en pensioenrechten opgebouwd tot en met 31 december 2013 op basis van de pensioenreglementen van PFI en zijn rechtsvoorgangers; noch vrijwillig, noch gevraagd of ongevraagd zal ING nog betalingen verrichten dienaangaande. Na het moment van definitieve overeenstemming op 27 februari 2014 en na betaling door ING aan PFI van de in dit onderhandelingsresultaat overeengekomen bedragen komt de bijstortverplichting derhalve met
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
4
onmiddellijke ingang te vervallen. Ook heeft ING vanaf dat moment geen recht meer op (terug)betalingen door PFI vanuit zijn middelen. Alle relevante risico’s betreffende bij- en terugstorting respectievelijk na 2014 te verlenen toeslagen (hierna: indexaties) zijn hiermee vanaf 27 februari 2014 respectievelijk 1 januari 2015 overgedragen aan PFI en zijn deelnemers. Wat de verlening van indexaties betreft heeft deze overgang van het risico betrekking op elke indexatieverlening die volgens de geldende pensioenreglementen van PFI is voorzien op en na 1 januari 2014. Met ingang van 1 januari 2015 is de besluitvorming door PFI over het verlenen van indexaties ook reglementair niet langer afhankelijk van het beschikbaar stellen van middelen door ING.” Deze bovenstaande wijzigingen in de financiering zijn van toepassing voor alle Verzekerden van het Fonds. Met ingang van 1 januari 2015 is de verlening van de onvoorwaardelijke toeslagen aan Actieve Deelnemers vanaf die datum voorts gewijzigd in een verlening van voorwaardelijke toeslagen. Deze wijzigingen zijn van toepassing op: – de Deelnemer die op 31 december 2013 en op 1 januari 2014 werknemer was en per 1 januari 2014 recht heeft behouden op een onvoorwaardelijke toeslagverlening, onder de voorwaarden en beperkingen van artikel 27 lid 5, zoals dat luidde tot 1 januari 2015, en op 1 januari 2015 nog in dienst is van de Werkgever; – de medewerker van ING Bank Personeel B.V. met een Personal Employment Contract die op of na 1 januari 2008 is toegetreden tot het ‘Pensioenreglement 2008 NN Prestatiepensioen’ bij NationaleNederlanden (verder: PEC-Medewerkers); – de Deelnemer die met ingang van een datum, gelegen vóór 1 januari 2014, recht had of krijgt op voortzetting van de pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid, zoals bepaald in artikel 19; – de Deelnemer die met ingang van een datum, gelegen vóór 1 januari 2014, recht had of krijgt op voortzetting van de pensioenopbouw na beëindiging van het dienstverband in het kader van een door de Werkgever aangewezen regeling van vervroegde uittreding, zoals bepaald in artikel 24 lid 1.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
5
Hoofdstuk I Artikel 1
Algemene bepalingen Definities
Ten aanzien van dit Pensioenreglement gelden de definities als vermeld in artikel 1 van de Statuten van het Fonds, tenzij hiervan in dit Pensioenreglement wordt afgeweken. Tenzij uit het zinsverband anders blijkt, wordt in dit Pensioenreglement verstaan onder: a.
het Fonds:
Stichting Pensioenfonds ING;
b. de Statuten:
de Statuten van het Fonds;
c.
het Bestuur:
het Bestuur van het Fonds;
d.
de Werkgever:
A: –– ING Bank Personeel B.V.; –– ING Vastgoed Ontwikkeling B.V.; –– Westland Utrecht Personeel B.V.; en/of
B: –– ING Verzekeringen Personeel B.V.; –– ING Investment Management Personeel B.V.; en/of
C: tot en met 31 december 2011: –– ING Personeel VOF; –– RVS Levensverzekering N.V.; –– Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. alsmede hun rechtsvoorgangers en hun rechtsopvolgers;
e.
– de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 tussen de Werkgever en de vakorganisaties ten behoeve van de medewerkers in Nederland; –– de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2011 tussen de Werkgever en de vakorganisaties ten behoeve van de medewerkers in Nederland; –– de Collectieve Arbeidsovereenkomst ING Bank van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 tussen de Werkgever A en de vakorganisaties ten behoeve van de medewerkers in Nederland; –– de Collectieve Arbeidsovereenkomst ING Verzekeren / ING Investment Management van 1 januari 2012 tot en met
de CAO:
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
6
31 december 2012 tussen de Werkgever B en de vakorganisaties ten behoeve van de medewerkers in Nederland; –– de Collectieve Arbeidsovereenkomst ING Verzekeren / ING Investment Management van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 tussen de Werkgever B en de vakorganisaties ten behoeve van de medewerkers in Nederland. Na afloop van de looptijd van de laatst vermelde CAO van ING Bank en de laatst vermelde CAO van ING Verzekeren / ING Investment Management blijft deze in de zin van dit reglement van toepassing indien en zolang er geen nieuwe CAO is afgesloten. Indien een nieuwe CAO is afgesloten besluit het Bestuur of deze met terugwerkende kracht van toepassing wordt in de zin van dit reglement; f.
g.
een Aangesloten Onderneming:
het Bestuur ING Nederland:
h. de Uitvoerings- overeenkomst:
i.
een Werknemer:
– de Werkgever; –– een groepsmaatschappij van ING Groep N.V. als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, welke door het Bestuur ING Nederland als zodanig is aangewezen en door het Bestuur als zodanig is toegelaten; –– een met de Werkgever gerelateerde onderneming die door het Bestuur ING Nederland als zodanig is aangewezen en door het Bestuur als zodanig is toegelaten; –– een onderneming als bedoeld in artikel 2 lid 4 van dit reglement gedurende de met het Bestuur overeengekomen overgangsperiode;
het Bestuur van ING Nederland, van ING Verzekeringen N.V. en ING Bank N.V. of enig orgaan, lichaam of commissie dat/die daarvoor in de plaats komt of is aangewezen door de Werkgever, dat de Werkgever en de overige Aangesloten Ondernemingen vertegenwoordigt in de zin van dit reglement;
de overeenkomst tussen de Werkgever en het Fonds over de uitvoering van één of meer pensioenovereenkomsten. Vanaf 1 januari 2014 is dit uitsluitend en zolang geen nieuwe afspraken zijn gemaakt de Uitvoeringsovereenkomst in werking getreden per 1 januari 2014 die per deze datum de voorgaande uitvoeringsovereenkomst heeft vervangen; degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de Werkgever of een Aangesloten Onderneming en al dan niet in Nederland werkzaam is;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
7
ia. een Gewezen Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst had met de Werkgever of een Aangesloten Onderneming en al dan niet in Nederland werkzaam was; j.
k.
een Buitendienst- medewerker:
een Deelnemer:
een Werknemer met provisie als bedoeld in hoofdstuk 12.3. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, dan wel de overeenkomstige bepaling van de CAO die daarvoor in de plaats treedt; de Werknemer of gewezen Werknemer die ingevolge dit reglement Pensioenaanspraken jegens het Fonds verwerft, waarbij degene die zowel Pensioenaanspraken verwerft als recht heeft op een ingegaan Pensioen voor de toepassing van dit reglement als Deelnemer wordt aangemerkt;
ka. een Actieve Deelnemer:
een Deelnemer als bedoeld in artikel 1, onder k;
l.
de persoon die jegens het Fonds recht heeft op een ingegaan ouderdomspensioen ingevolge de bepalingen van dit reglement;
een Gepensioneerde:
m. een Gewezen Deelnemer:
de Werknemer of gewezen Werknemer die geen Pensioenaanspraken meer verwerft uit hoofde van dit reglement en die bij beëindiging van de deelneming een Pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Fonds;
n. een Partner:
– de echtgeno(o)t(e) van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde; –– de ongehuwde persoon die als Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek; –– de ongehuwde, niet wettelijk als Partner geregistreerde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde, niet wettelijk als Partner geregistreerde, (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert en die met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 14 als Partner bij het Fonds is aangemeld en als zodanig is aanvaard;
o.
– de echtgeno(o)t(e) van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde met wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; –– de ongehuwde persoon die wettelijk als Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde was geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand en van wie het partnerschap is geëindigd door ontbinding;
een Gewezen Partner:
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
8
–– de ongehuwde, niet wettelijk als Partner geregistreerde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voerde en wiens partnerschap is geëindigd; p. een Kind:
het Kind van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, dat tot deze (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het stief- en pleegkind van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Onder pleegkind wordt verstaan het Kind, dat door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde als eigen Kind wordt onderhouden, mits dit pleegkind bij het Fonds is aangemeld en als zodanig is aanvaard. Onder stiefkind wordt verstaan het Kind van de (aangemelde) partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, dat door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde wordt onderhouden;
q. een Pensioen:
ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen, nabestaandenoverbruggingspensioen, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van dit reglement;
qa. een Pensioenaanspraak:
het recht op een nog niet ingegaan Pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagen;
qb. een Pensioenrecht:
het recht op een ingegaan Pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagen;
r.
een Pensioen- gerechtigde:
de persoon voor wie op grond van dit reglement het Pensioen is ingegaan, waarbij de persoon voor wie een arbeidsongeschiktheidspensioen is ingegaan voor de toepassing van dit reglement als Deelnemer wordt aangemerkt;
s.
een Verzekerde:
de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan Pensioen op grond van dit reglement dan wel een Pensioengerechtigde;
t.
de Pensioenrichtdatum:
de eerste dag van de maand, waarin de (Gewezen) Deelnemer 65 jaar wordt;
u.
de Pensioendatum:
de dag waarop het ouderdomspensioen ingaat;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
9
v.
Pensioenregeling A:
de Pensioenregeling waarin over het inkomen als bedoeld in artikel 5 lid 1 Pensioen wordt opgebouwd op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag (eindloonregeling);
w. Pensioenregeling B:
de Pensioenregeling waarin over het inkomen als bedoeld in artikel 5 lid 3 Pensioen wordt opgebouwd op basis van de maandelijks vastgestelde pensioengrondslag (middelloonregeling);
x.
Basis Arbeidsduur:
de in artikel 4.2.6.1. van de CAO ING Bank van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 en in artikel 3.1 en bijlage 4.2 van de CAO ING Verzekeren / ING Investment Management van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 – dan wel de overeenkomstige bepaling van de cao die daarvoor in de plaats treedt – bedoelde arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week die als rekeneenheid wordt gehanteerd voor de toepassing van de beloningssystematiek; 36 uur per week die als rekeneenheid wordt gehanteerd voor de toepassing van de beloningssystematiek;
y.
Gemiddelde Arbeidsduur:
de in artikel 4.2.6.1.van de CAO ING Bank van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 en in artikel 3.1 van de CAO ING Verzekeren / ING Investment Management van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 – dan wel de overeenkomstige bepaling van de CAO die daarvoor in de plaats treedt – bedoelde arbeidsduur per week die gemiddeld wordt gewerkt;
z.
de WAO:
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
aa. de WIA:
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
ab. de IVA:
de Inkomensverzekering Volledig Arbeidsongeschikten;
ac. de WGA:
de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten;
ad. Maximum Dagloon:
het dagloon dat maximaal in aanmerking wordt genomen voor de vaststelling van een uitkering uit hoofde van de WAO, WIA, Ziektewet of WW;
ae. het FVP:
de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering;
af. de AOW:
de Algemene Ouderdomswet;
ag. de Anw:
de Algemene nabestaandenwet;
ah. de WW:
de Werkloosheidswet;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
10
ai. het UWV:
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;
aj. de Factor A:
de pensioenaangroei over het aan enig kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar, benodigd om voor het betreffende kalenderjaar de jaarruimte en/of reserveringsruimte in het kader van een lijfrenteverzekering vast te stellen;
ak. Onbetaald Verlof:
verlof uit hoofde van een regeling Onbetaald Verlof van de Werkgever;
al. Deelnemingsjaren:
jaren als bedoeld in artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde in dienstverband werkzaam is geweest en waarover Pensioen is opgebouwd;
am. het Tabellenboek:
verzameling van de door het Bestuur vastgestelde rekenregels voor aanpassing, afkoop en overdracht van Pensioenrechten en Pensioenaanspraken die een bijlage vormt bij dit reglement en bij de overige Pensioenreglementen van het Fonds;
an. ROP 2002:
het geldende Reglement Overgangsregelingen Pensioenen van het Fonds dat per 1 januari 2002 in werking is getreden;
ao. ROP 2006:
het Reglement Overgangsregelingen Pensioenen van het Fonds dat per 1 januari 2006 in werking is getreden;
ap. DNB:
De Nederlandsche Bank N.V.;
aq. AFM:
Stichting Autoriteit Financiële Markten;
ar. PW:
Pensioenwet;
as. Arbeidsongeschiktheid:
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO dan wel de WIA;
at. Toeslagmaatstaf:
de maatstaf voor de hoogte van de toeslagen;
au. Toeslagstaffel:
de leidraad voor het bepalen van de mate van toeslagverlening.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
11
Artikel 2
Deelnemers
1. Deelnemers zijn:
a. Werknemers die op 31 december 2005 en aansluitend op 1 januari 2006 in dienst waren van de Werkgever en geboren zijn op of na 1 januari 1950, tenzij in de arbeidsovereenkomst anders overeen is gekomen;
b. Werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden of in dienst treden van de Werkgever, tenzij in de arbeidsovereenkomst anders overeen is gekomen;
c. Gewezen Werknemers die jegens het Fonds Pensioenaanspraken verwerven uit hoofde van –– volledige of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 Onderdeel A van dit reglement; –– volledige en duurzame Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 Onderdeel B van dit reglement; –– een regeling van de Werkgever als bedoeld in artikel 24 van dit reglement; tenzij in de overeenkomst met de Werkgever anders is overeengekomen. 2. Het deelnemerschap vangt aan bij indiensttreding. 3. Indien een onderneming op enig moment als Aangesloten Onderneming is toegetreden, vangt het deelnemerschap van de dan in dienst zijnde Werknemers van deze onderneming aan op het tijdstip waarop de betreffende onderneming als Aangesloten Onderneming is toegetreden. Het Bestuur kan bepalen dat het deelnemerschap op een ander tijdstip aanvangt. 4. Het deelnemerschap eindigt: –– bij overlijden van de Deelnemer; –– bij beëindiging van het dienstverband tussen de Deelnemer en de Werkgever, zonder dat recht bestaat op voortgezette pensioenopbouw als bedoeld in artikel 19 Onderdeel A, artikel 19 Onderdeel B of artikel 24 van dit reglement; –– als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor voortgezette pensioenopbouw op grond van een regeling van de Werkgever als bedoeld in artikel 24 van dit reglement; –– als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor voortgezette pensioenopbouw bij volledige of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 Onderdeel A van dit reglement; –– als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor voortgezette pensioenopbouw bij volledige en duurzame Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 Onderdeel B van dit reglement; –– op de Pensioendatum; –– als een Aangesloten Onderneming ophoudt aangesloten te zijn, tenzij door het Fonds en die onderneming voor een overgangsperiode anders wordt overeengekomen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
12
Artikel 3
Informatieverstrekking
1. a. Het Fonds zal de Deelnemer binnen drie maanden na aanvang van het deelnemerschap informeren over de inhoud van de Basisregeling Pensioen 65 en hem voorts alle informatie verstrekken die ingevolge artikel 21 van de PW noodzakelijk wordt geacht. Het bepaalde in de vorige volzin vindt geen toepassing indien bedoelde informatie in de periode van 6 maanden vóór de aanvang van het deelnemerschap aan de Deelnemer is verstrekt uit hoofde van een eerder deelnemerschap. Als dan wordt aan de Deelnemer slechts de informatie verstrekt die ten opzichte van de eerder verstrekte informatie is gewijzigd.
b. Het Fonds zal de Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst informeren over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde Pensioenreglement op te vragen bij het Fonds.
2. Op verzoek van Verzekerde verstrekt het Fonds aan Verzekerde of diens vertegenwoordiger: –– het voor Verzekerde geldende Pensioenreglement; –– het jaarverslag en de jaarrekening van het Fonds; –– de geldende Uitvoeringsovereenkomst; –– de Verklaring inzake beleggingsbeginselen en andere voor Verzekerde relevante informatie over de beleggingen van het Fonds; en –– informatie over de hoogte van de dekkingsgraad. Indien –– een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de PW dan wel een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de PW van toepassing is; –– DNB een aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 171 van de PW; of –– een bewindvoerder is aangesteld; verstrekt het Fonds op verzoek van de Verzekerde informatie over het geldende herstelplan, de aanwijzing van DNB of de aanstelling van een bewindvoerder. 3. Het Fonds verstrekt de Deelnemer jaarlijks a. een opgave van de hoogte van de opgebouwde en de reglementair te bereiken Pensioenaanspraken; b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van Pensioenaanspraken (Factor A); c. informatie over de toeslagen op de opgebouwde Pensioenaanspraken; in de vorm van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO). 4. Het Fonds verstrekt de Deelnemer in het kader van een waardeoverdracht een opgave van de overdrachtswaarde en de uit de waardeoverdracht voortvloeiende Pensioenaanspraken en extra deelnemersjaren. 5. a. Het Fonds verstrekt de Gewezen Deelnemer na beëindiging van het deelnemerschap een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde Pensioenaanspraken. Bij het verstrekken van de opgave wordt Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
13
de mededeling van de Gewezen Deelnemer in het kader van vervroegde pensionering als bedoeld in artikel 20 lid 2 mede in acht genomen. Voorts verstrekt het Fonds informatie over: –– toeslagverlening overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van het Besluit uitvoering PW; –– de mogelijkheden van afkoop; –– het recht op waardeoverdracht dan wel over de mogelijkheid tot waardeoverdracht; –– de consequenties van Arbeidsongeschiktheid; –– het actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan; en –– het vervallen van de aanspraak op nabestaandenoverbruggingspensioen.
b. Indien herschikking van Pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 20 lid 4 onderdeel c volgens de fiscale Wet- en regelgeving mogelijk is, verstrekt het Fonds de Gewezen Deelnemer bij de in onderdeel a bedoelde opgave informatie over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de Gewezen Deelnemer zijn keuze kan aangeven. Indien de Gewezen Deelnemer van zijn keuzerecht gebruik maakt, dient het door hem ingevulde en ondertekende keuzeformulier binnen één maand na dagtekening van de in onderdeel a bedoelde opgave aan het Fonds te worden teruggestuurd. Na ontvangst van het keuzeformulier verstrekt het Fonds de Gewezen Deelnemer binnen drie maanden een aangepaste opgave van de hoogte van zijn premievrije Pensioenaanspraken.
6. a. Het Fonds verstrekt de Gewezen Deelnemer ten minste eenmaal per vijf jaar een opgave van de hoogte van de opgebouwde premievrije Pensioenaanspraken.
b. Het Fonds informeert de Gewezen Deelnemer ten minste eenmaal per vijf jaar over de verleende toeslagen op de premievrije Pensioenaanspraken.
c. Binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid informeert het Fonds de Gewezen Deelnemer over deze wijziging.
7. Het Fonds verstrekt op verzoek van een Gewezen Deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde Pensioenaanspraken. Het Fonds kan voor deze opgave een vergoeding vragen. 8. Het Fonds verstrekt op schriftelijk verzoek aan de Deelnemer of Gewezen Deelnemer binnen drie maanden een opgave van de vanaf 1 januari 2005 geadministreerde Deelnemingsjaren onder vermelding van de perioden waarin de Deelnemingsjaren zijn opgebouwd en per deelnemingsjaar de parttime-factor als bedoeld in artikel 34 lid 3. Het Fonds kan voor de opgave een vergoeding vragen. 9. a. Het Fonds verstrekt de Gewezen Partner bij ontbinding van het huwelijk respectievelijk bij ontbinding van het (geregistreerde) partnerschap met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een opgave van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
b. Voorts informeert het Fonds de Gewezen Partner over de van toepassing zijnde toeslagverlening op zijn aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
14
c. Het Fonds informeert de Gewezen Partner over de mogelijkheid van afkoop als bedoeld in artikel 23.
10. a. Het Fonds verstrekt de Gewezen Partner ten minste eenmaal per vijf jaar een opgave van de hoogte van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
b. Het Fonds informeert de Gewezen Partner ten minste eenmaal per vijf jaar over de verleende toeslagen op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
c. Binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid informeert het Fonds de Gewezen Partner over deze wijziging.
11. a. Het Fonds verstrekt de Gepensioneerde jaarlijks een opgave van de hoogte van het ouderdomspensioen en de bijbehorende aanspraken op partner- en wezenpensioen. Voorts informeert het Fonds de Gepensioneerde over de voor hem van toepassing zijnde toeslagverlening.
b. Het Fonds verstrekt de Pensioengerechtigde (Gewezen) Partner jaarlijks een opgave van het (bijzonder) partnerpensioen. Het Fonds verstrekt het Pensioengerechtigde Kind jaarlijks een opgave van het wezenpensioen. Voorts informeert het Fonds de Pensioengerechtigde (Gewezen) Partner of Kind over de voor hem van toepassing zijnde toeslagverlening.
c. Het Fonds verstrekt de Deelnemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge artikel 18 jaarlijks een opgave van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Voorts informeert het Fonds de Deelnemer over de voor hem van toepassing zijnde toeslagverlening.
d. Binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid informeert het Fonds de Pensioengerechtigden als bedoeld in onderdeel a en onderdeel b en de Deelnemers als bedoeld in onderdeel c over deze wijziging.
12. Het Fonds verstrekt de Pensioengerechtigden en de Deelnemers als bedoeld in het vorige lid voor fiscale doeleinden jaarlijks informatie over het in het afgelopen kalenderjaar totaal uitgekeerde Pensioen. 13. Iedere Verzekerde is verplicht het Fonds in kennis te stellen van voor het Fonds van belang zijnde gegevens, zoals wijzigingen in burgerlijke staat, gezinssamenstelling, adres en mate van Arbeidsongeschiktheid. Bij gebreke daarvan is hij jegens het Fonds aansprakelijk voor eventueel voor het Fonds uit dat verzuim voortvloeiende kosten en zullen eventueel teveel uitgekeerde pensioenbedragen worden verrekend of teruggevorderd. 14. a. Indien de (Gewezen) Deelnemer zijn ongehuwde, niet als Partner bij de burgerlijke stand geregistreerde Partner voor partnerpensioen wenst aan te wijzen, dient hij het partnerschap
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
15
overeenkomstig de door het Bestuur vastgestelde procedure aan te melden, waarbij de volgende voorwaarden gelden: –– de (Gewezen) Deelnemer dient een afschrift van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst te overleggen, waaruit ten genoegen van het Fonds de onderhoudsverplichting van de (Gewezen) Deelnemer jegens zijn Partner blijkt; –– de (Gewezen) Deelnemer dient ten genoegen van het Fonds, onder meer door het overleggen van recente uittreksels uit de Gemeentelijke Basis Administratie, aan te tonen dat de gezamenlijke huishouding ten minste zes maanden onafgebroken heeft geduurd.
b. Indien de (Gewezen) Deelnemer en zijn Partner een verklaring overleggen waaruit blijkt dat de gezamenlijke huishouding ten minste vijf jaar onafgebroken heeft geduurd en waaruit ten genoegen van het Fonds de onderhoudsverplichting van de (Gewezen) Deelnemer jegens zijn Partner blijkt, behoeft geen afschrift van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst te worden overgelegd.
c. De (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dient het Fonds er van in kennis te stellen dat het partnerschap is geëindigd. Voor de vaststelling van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen zal het Fonds uitgaan van de door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner opgegeven datum van beëindiging van het partnerschap, tenzij uit de Gemeentelijke Basis Administratie een eerdere datum van beëindiging blijkt.
d. Het Bestuur kan beslissen dat partners die, nadat aan de voorwaarden van artikel 3 lid 14 sub a is voldaan, gedurende een korte periode vanwege werkzaamheden in een andere woonplaats of ander land geen gezamenlijke huishouding voeren toch als partners blijven aangemerkt. De deelnemer dient een melding te maken van deze kortdurende wijziging.
15. Indien de (Gewezen) Deelnemer zijn pleegkind voor wezenpensioen wenst aan te melden, dient hij ten genoegen van het Fonds aan te tonen dat het onderhoud van het Kind grotendeels te zijnen laste komt. 16. Indien de (Gewezen) Deelnemer ingevolge artikel 20 leden 1 of 2 eerder dan de Pensioenrichtdatum met pensioen wenst te gaan, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de gewenste Pensioendatum schriftelijk aan het Fonds mede te delen. 17. Indien de Deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid tot deeltijdpensioen als bedoeld in artikel 20 lid 3, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de gewenste ingangsdatum van het deeltijdpensioen schriftelijk aan het Fonds mede te delen, nadat hieromtrent overeenstemming is bereikt tussen de Deelnemer en de Werkgever. 18. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid tot variatie in de pensioenuitkering als bedoeld in artikel 20 lid 5, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de Pensioendatum schriftelijk aan het Fonds mede te delen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
16
19. a. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om eerder of later dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen te gaan, met deeltijdpensioen te gaan en/of te variëren in de hoogte van de uitkering als bedoeld in voorgaande leden en dit tijdig, zoals bedoeld in artikel 3 lid 18, heeft aangevraagd, verstrekt het Fonds hem ten minste twee maanden voor de Pensioendatum een verklaring met een voorlopige opgave van de herrekende Pensioenaanspraken.
b. De (Gewezen) Deelnemer dient de verklaring te ondertekenen en binnen een maand na dagtekening van de in onderdeel a bedoelde opgave aan het Fonds terug te sturen.
20. a. Het Fonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer ten minste drie maanden vóór de Pensioendatum een opgave van de hoogte van de Pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening.
b. Het Fonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer bij de in onderdeel a bedoelde opgave informatie over het keuzerecht uitruil partnerpensioen in hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen en over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de (Gewezen) Deelnemer zijn keuze kan aangeven ten aanzien van: –– het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen; of –– het gedeeltelijk afstand doen van zijn ouderdomspensioen ten einde het partnerpensioen te verhogen.
c. Indien de (Gewezen) Deelnemer van zijn keuzerecht gebruik maakt dient het ingevulde en ondertekende keuzeformulier binnen één maand na dagtekening van de in onderdeel a bedoelde opgave aan het Fonds te worden teruggestuurd. Indien wordt gekozen voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen, dient het keuzeformulier door zowel de (Gewezen) Deelnemer als de Partner te worden ondertekend. Indien de (Gewezen) Deelnemer geen Partner heeft die jegens het Fonds rechten kan doen gelden, dient hij dit op het keuzeformulier aan te geven.
d. Na ontvangst van het keuzeformulier verstrekt het Fonds de (Gewezen) Deelnemer binnen één maand een aangepaste opgave van de hoogte van de Pensioenaanspraken.
21. Het Fonds verstrekt de in de voorgaande leden bedoelde informatie tijdig. Indien het Fonds de mededeling als bedoeld in de leden 16, 17 en 18, de verklaring als bedoeld in lid 19 onderdeel b en het keuzeformulier als bedoeld in lid 20 onderdeel c niet binnen een maand na ontvangst heeft afgehandeld, ontvangt de (Gewezen) Deelnemer vóór het verstrijken van deze periode een ontvangstbevestiging. 22. a. Het Fonds verstrekt de in de vorige leden bedoelde opgaven en informatie schriftelijk, tenzij belanghebbende instemt met elektronische verstrekking. Indien belanghebbende heeft ingestemd met elektronische verstrekking en het bij het Fonds bekende e-mailadres blijkt onjuist, zal het Fonds de informatie schriftelijk verstrekken.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
17
b. Het Fonds zal zich bij de schriftelijke informatieverstrekking houden aan het laatste bij het Fonds bekende adres van belanghebbende. Indien dit adres onjuist blijkt te zijn doet het Fonds navraag bij de Gemeentelijke Basis Administratie in de laatst bekende woonplaats van belanghebbende. Het Fonds kan de kosten voor de navraag bij de Gemeentelijke Basis Administratie in rekening brengen bij belanghebbende, indien blijkt dat de werkzaamheden voortvloeien uit een verzuim van belanghebbende.
Artikel 4
Omschrijving van de Pensioenrechten en Pensioenaanspraken
Met inachtneming van de bepalingen van dit Pensioenreglement geeft het deelnemerschap recht op:
a. Ouderdomspensioen uit hoofde van Pensioenregeling A eventueel vermeerderd met ouderdomspensioen uit hoofde van Pensioenregeling B ten behoeve van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde;
b. Partnerpensioen uit hoofde van Pensioenregeling A eventueel vermeerderd met partnerpensioen uit hoofde van Pensioenregeling B ten behoeve van de eventuele Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde;
c. Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de Gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde;
d. Wezenpensioen ten behoeve van het Kind respectievelijk de Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde;
e. Arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van de Deelnemer indien zijn dienstverband (gedeeltelijk) is beëindigd wegens Arbeidsongeschiktheid;
f. Nabestaandenoverbruggingspensioen ten behoeve van de Partner van de Deelnemer.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
18
Hoofdstuk II Uitgangspunten pensioenberekening Artikel 5
Pensioensalaris
1. Pensioensalaris A is gelijk aan de som van: –– 12 maal het bruto persoonlijk maandsalaris; –– de vakantietoeslag; –– een dertiende maand voor zover daarop aanspraak bestaat. Dit alles tot een grens van € 91.345,78 voor de CAO ING Bank per 1 augustus 2013 en € 88.231,22 voor de CAO ING Verzekeren / ING Investment Management per 1 juni 2012. Op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO wordt deze grens verhoogd met hetzelfde percentage. Gedurende een periode van vijf jaar vóór de Pensioenrichtdatum worden verhogingen van pensioensalaris A in aanmerking genomen bij de vaststelling van ouderdomspensioen A indien en voor zover dit volgens de fiscale Wet- en regelgeving is toegestaan. 2. a. Voor een Deelnemer die op grond van zijn arbeidsovereenkomst met de Werkgever minder dan de Basis Arbeidsduur werkzaam is, is het voor de vaststelling van het pensioensalaris A te hanteren maandsalaris gelijk aan het maandsalaris dat bij de Basis Arbeidsduur zou hebben gegolden.
b. Voor een Deelnemer die in verband met volledige niet duurzame of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid minder dan de Basis Arbeidsduur werkzaam is, is het voor de vaststelling van het pensioensalaris A te hanteren maandsalaris gelijk aan het maandsalaris dat zou hebben gegolden indien geen sprake was van een korting op het salaris in verband met de volledige niet duurzame of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid.
c. Voor een Deelnemer als bedoeld in onderdeel a die in verband met volledige niet duurzame of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid minder dan de overeengekomen arbeidsduur werkzaam is, is het voor de vaststelling van het pensioensalaris A te hanteren maandsalaris gelijk aan het maandsalaris dat bij de Basis Arbeidsduur zou hebben gegolden indien geen sprake was van een korting op het salaris in verband met de volledige niet duurzame of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid.
3. Pensioensalaris B:
a. Tot en met 31 december 2011 is het pensioensalaris B gelijk aan de som van de in de betreffende kalendermaand: –– door de Deelnemer ontvangen ploegentoeslag of gewenningsuitkering voor ploegendienst en verschoven werktijd als bedoeld in hoofdstuk 10. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, dan wel de overeenkomstige bepaling van de CAO die hiervoor in de plaats treedt; –– door de Deelnemer zijnde Buitendienstmedewerker ontvangen (garantie)provisie inkomsten; –– door de Deelnemer ontvangen arbeidsduurtoeslag;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
19
–– door de in de binnendienst werkzame Deelnemer ontvangen consignatietoeslag; –– door de Deelnemer op of na 1 juli 2008 ontvangen herplaatsingstoeslag; –– door de Deelnemer op of na 1 juli 2008 ontvangen functieschaalwijzigingstoeslag. Voor zover ter zake van deze variabele inkomensbestanddelen aanspraak bestaat op een vakantietoeslag en een dertiende maand worden deze in de in dit lid genoemde maandbedragen meegenomen.
b. Vanaf 1 januari 2012 zijn de variabele inkomensbestanddelen waarover pensioen wordt opgebouwd gewijzigd. De variabele inkomensbestanddelen staan in de van toepassing zijnde CAO, te weten artikel 8.2.2 van de CAO ING Bank en Bijlage V van de CAO ING Verzekeren / ING Investment Management, dan wel in de overeenkomstige bepaling van de CAO die hiervoor in de plaats treedt.
4. Indien met een Werknemer een andere Basis Arbeidsduur dan 36 uur per week is overeengekomen, dient waar in dit reglement gesproken wordt over een Basis Arbeidsduur van 36 uur per week uitgegaan te worden van deze overeengekomen Basis Arbeidsduur.
Artikel 6
Franchise
1. Onder franchise wordt verstaan het gedeelte van pensioensalaris A dat voor de berekening van de pensioengrondslag A buiten beschouwing wordt gelaten. 2. De franchise bedraagt € 20.316,40 voor de CAO ING Bank per 1 augustus 2013 en € 19.623,68 voor de CAO ING Verzekeren / ING Investment Management per 1 juni 2012. Op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO, wordt de franchise verhoogd met hetzelfde percentage.
Artikel 7
Pensioengrondslag
1. a. Pensioengrondslag A is gelijk aan pensioensalaris A verminderd met de franchise. Indien de berekening leidt tot een negatieve uitkomst wordt pensioengrondslag A op nul gesteld.
b. Indien op enig moment een daling optreedt van pensioengrondslag A wordt de lagere pensioengrondslag slechts in aanmerking genomen voor de deelnemersjaren vanaf de verlaging. Over de deelnemersjaren tot de verlaging wordt de pensioengrondslag A in aanmerking genomen zoals die gold direct voorafgaande aan de verlaging. Op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO, wordt een toeslag verleend over de tot de verlaging van pensioengrondslag A reeds opgebouwde Pensioenaanspraken A van de Deelnemer door deze te verhogen met hetzelfde percentage. Zolang de Actieve Deelnemer aan Pensioenregeling A deelneemt wordt op deze opgebouwde Pensioenaanspraken onvoorwaardelijk toeslag verleend. Vanaf het moment dat de laatst vastgestelde pensioengrondslag A weer hoger is dan de met de voornoemde loonstijging aangepaste pensioengrondslag vervalt het bepaalde in de eerste en
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
20
tweede alinea en wordt de laatst vastgestelde pensioengrondslag A weer in aanmerking genomen voor alle deelnemersjaren. 2. Pensioengrondslag B is gelijk aan pensioensalaris B. 3. De in de vorige leden vermelde pensioengrondslagen A en B zijn niet van toepassing op de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen. De rekengrondslag voor dit Pensioen is opgenomen in artikel 18 Onderdeel A lid 2 dan wel artikel 18 Onderdeel B lid 2 van dit reglement.
Artikel 8
Deelnemersjaren
1. Als deelnemersjaren tellen mee alle in ononderbroken dienstverband bij de Werkgever doorgebrachte jaren vanaf de datum van aanvang van het deelnemerschap tot de Pensioenrichtdatum respectievelijk de Pensioendatum, indien ingevolge artikel 20 lid 1 of lid 3 eerder dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen wordt gegaan, dan wel tot de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 21. 2. Met ingang van 1 januari 2008 wordt het aantal toekomstige deelnemersjaren in dagen nauwkeurig bepaald. Het aantal deelnemersjaren tot en met 31 december 2007 wordt bepaald in jaren en volle maanden, waarbij een gedeelte van een maand niet in aanmerking wordt genomen. 3. a. Indien een Deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije Pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaand dienstverband elders in Nederland en er waardeoverdracht als bedoeld in artikel 71 lid 2 van de PW heeft plaatsgevonden, zullen aan deze Deelnemer extra deelnemersjaren worden toegekend. Het aantal toe te kennen extra deelnemersjaren wordt vastgesteld op basis van de rekenregels die door het Bestuur zijn vastgesteld, met inachtneming van hetgeen ter zake waardeoverdracht is bepaald in de Wet- en regelgeving, en zijn opgenomen in het Tabellenboek.
b. Indien een Deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije Pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaand dienstverband elders in Nederland en artikel 71 lid 2 van de PW is niet van toepassing, kan het Bestuur besluiten tot medewerking aan een waardeoverdracht en het toekennen van extra deelnemersjaren, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 75 lid 1 van de PW en de door het Bestuur gestelde voorwaarden. Het aantal toe te kennen extra deelnemersjaren wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
c. Indien een Deelnemer, behorende tot een groep van deelnemers, voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije Pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaand dienstverband elders in Nederland, kan het Bestuur op verzoek van de Deelnemer besluiten tot medewerking aan een waardeoverdracht en het toekennen van extra deelnemersjaren,
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
21
mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 75 lid 2 van de PW en de door het Bestuur gestelde voorwaarden. Het aantal toe te kennen deelnemersjaren wordt vastgesteld met inachtneming van de door het Bestuur ten behoeve van die groep van Deelnemers vastgestelde rekenregels.
d. Door toekenning van de extra deelnemersjaren als bedoeld in onderdeel a, onderdeel b en onderdeel c kan het totaal aantal deelnemersjaren tot de Pensioenrichtdatum niet meer bedragen dan 50 jaar. Indien het totaal aantal deelnemersjaren tot de Pensioenrichtdatum de 50 jaar zou overschrijden, wordt voor het meerdere een extra Pensioenaanspraak toegekend.
4. a. Indien een Deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije Pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaand dienstverband met een in een andere lidstaat gevestigde werkgever en er vindt waardeoverdrachtplaats als bedoeld in artikel 91 van de PW, zullen aan deze Deelnemer extra deelnemersjaren worden toegekend. Het aantal toe te kennen deelnemersjaren wordt vastgesteld op basis van de rekenregels die door het Bestuur zijn vastgesteld – met inachtneming van hetgeen ter zake waardeoverdracht vanuit een andere lidstaat is bepaald in de (fiscale) Wet- en regelgeving – en zijn opgenomen in het Tabellenboek.
b. Indien een Deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije Pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaand dienstverband met een in een buiten Nederland of een andere lidstaat gevestigde werkgever en artikel 91 van de PW is niet van toepassing, kan het Bestuur besluiten tot medewerking aan een waardeoverdracht en het toekennen van extra deelnemersjaren, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 92 van de PW en de door het Bestuur gestelde voorwaarden. Het aantal toe te kennen extra deelnemersjaren wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur met inachtneming van de fiscale Wet- en regelgeving vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
c. Door toekenning van de extra deelnemersjaren als bedoeld in onderdeel a en onderdeel b kan het totaal aantal deelnemersjaren tot de Pensioenrichtdatum niet meer bedragen dan 50 jaar. Indien het totaal aantal deelnemersjaren tot de Pensioenrichtdatum de 50 jaar zou overschrijden, wordt voor het meerdere een extra Pensioenaanspraak toegekend.
5. a. Op de in lid 3 onderdeel d en lid 4 onderdeel c bedoelde extra Pensioenaanspraken en Pensioenrechten wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de in onderdeel b bedoelde maatstaf. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre voornoemde Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. Deze toeslagverlening wordt mede uit beleggingsrendement gefinancierd. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De bevoegdheid om te bepalen of de toeslag wordt verleend en de financiering voor de toeslag ligt vanaf 1 januari 2015 bij het Bestuur.
b. De in onderdeel a bedoelde maatstaf luidt als volgt: op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO, wordt
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
22
tot de Pensioen(richt)datum dan wel de datum van beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioen(richt)datum op de in onderdeel a bedoelde extra Pensioenaanspraken van de Deelnemer een voorwaardelijke toeslag verleend door deze te verhogen met maximaal hetzelfde percentage.
c. Na de Pensioen(richt)datum dan wel de datum van beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioen(richt)datum is het bepaalde in artikel 27 – met uitzondering van lid 5 – van overeenkomstige toepassing op de extra Pensioenaanspraken.
Artikel 9
Deeltijd
[ Let op: wijzigingen in het deeltijdpercentage op basis van dit artikel ná 1 januari 2014 hebben geen invloed op het bij het Fonds tot en met 31 december 2013 opgebouwde Pensioen. ] 1. Voor elke Deelnemer wordt een gewogen gemiddelde parttime-factor vastgesteld. 2. De parttime-factor wordt vastgesteld door de gemiddelde persoonlijke arbeidsduur (met een maximum van de Basis Arbeidsduur) te delen door de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur. 3. De gewogen gemiddelde parttime-factor wordt vastgesteld door rekening te houden met de parttime-factoren die voor de Deelnemer hebben gegolden en met de periode, gedurende welke zij hebben gegolden. Hierbij wordt aangenomen dat de geldende parttime-factor van kracht blijft tot de Pensioenrichtdatum. 4. a. De op grond van artikel 12 lid 2 vastgestelde te bereiken Pensioenaanspraken en de bijbehorende aanspraken op partner- en wezenpensioen uit hoofde van de artikelen 15 en 17 uitgaande van de pensioengrondslag A, die zou hebben gegolden indien steeds sprake is geweest van de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur, worden vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde parttime-factor, die is gebaseerd op de veronderstelling dat de geldende parttimefactor van kracht blijft tot de Pensioenrichtdatum. De op grond van artikel 12 lid 2 vastgestelde opgebouwde Pensioenaanspraken en de bijbehorende aanspraken op Partner- en wezenpensioen uit hoofde van de artikelen 15 en 17 uitgaande van de pensioengrondslag A, die zou hebben gegolden indien steeds sprake is geweest van de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur, worden vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde parttime-factor.
b. Het gestelde in onderdeel a en onderdeel b is van overeenkomstige toepassing bij vaststelling van de aanspraak op bijzonder Partnerpensioen als bedoeld in artikel 16.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
23
Artikel 10
Ouderenbeleid
[ Let op: wijzigingen in het dienstverband op basis van dit artikel ná 1 januari 2014 hebben geen invloed op het bij het Fonds tot en met 31 december 2013 opgebouwde Pensioen. ] 1. Indien een Deelnemer van 58 jaar of ouder die vóór 1 januari 2008 gebruik heeft gemaakt van de in artikel 8.4.1. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 vastgelegde regeling voor oudere medewerkers en op basis daarvan direct voorafgaande aan de Pensioenrichtdatum minder dan de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur werkzaam is, worden de Pensioenaanspraken met betrekking tot pensioensalaris A gedurende de periode dat deze ouderenregeling van toepassing is vastgesteld op basis van de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur. Voorwaarde is dat de nieuwe voor de Deelnemer geldende arbeidsduur ten minste gelijk is aan de helft van de oude voor de Deelnemer van toepassing zijnde arbeidsduur. Het bepaalde in dit lid geldt eveneens voor een Deelnemer die vóór de 58-jarige leeftijd 40 dienstjaren bij de Werkgever bereikt. Voor een Deelnemer die minder dan de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur werkzaam is wordt de in artikel 8.4.1. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 vastgelegde regeling naar rato toegepast. 2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor een Deelnemer die is geboren in de periode 1 januari 1950 tot en met 31 december 1954 en die in het kalenderjaar dat hij 58 of 59 jaar wordt ten minste 40 dienstjaren bij de Werkgever bereikt. 3. Indien met ingang van 1 januari 2008 een Deelnemer die is geboren vóór 1950 gebruik maakt van de in artikel 3.3.3. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 – dan wel de bepaling in de van toepassing zijnde CAO die daarvoor in de plaats treedt – vastgelegde overgangsregeling en op basis daarvan direct voorafgaande aan de Pensioenrichtdatum minder dan de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur werkzaam is, worden de Pensioenaanspraken met betrekking tot pensioensalaris A gedurende de periode dat deze ouderenregeling van toepassing is vastgesteld op basis van de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur. 4. Indien een Deelnemer van 55 jaar of ouder vóór 1 januari 2008 gebruik heeft gemaakt van de in artikel 8.4.2. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 vastgelegde regeling voor oudere medewerkers en op basis daarvan een functie met een lagere functieschaal heeft aanvaard waardoor hij een lager bruto persoonlijk maandsalaris ontvangt, wordt gedurende de periode dat deze regeling van toepassing is voor de vaststelling van pensioensalaris A uitgegaan van het bruto persoonlijk maandsalaris dat gold vóór de functiewisseling. Op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de CAO, wordt laatstgenoemd bruto persoonlijk maandsalaris van de Deelnemer verhoogd met hetzelfde percentage. 5. Indien een Deelnemer die geboren is voor 1 januari 1955 gebruik maakt van de in artikel 3.8 van de CAO van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2011, de in artikel 5.3.3. van de CAO ING Bank van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014, de in artikel 3.8 van de CAO ING Verzekeren / Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
24
ING Investment Management – dan wel de bepaling in de CAO die daarvoor in de plaats treedt – vastgelegde regeling en op basis daarvan vanaf het moment dat hij de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt zijn arbeidsduur met 10% of 20% heeft verminderd, worden de Pensioenaanspraken van de Deelnemer met betrekking tot pensioensalaris A gedurende de periode dat deze regeling van toepassing is, vastgesteld op basis van de toepasselijke oorspronkelijke arbeidsduur.
Artikel 11
Wijziging in functie en/of beloningsstructuur
[ Let op: wijzigingen in functie en/of beloningsstructuur op basis van dit artikel ná 1 januari 2014 hebben geen invloed op het bij het Fonds tot en met 31 december 2013 opgebouwde Pensioen. ] 1. Indien het bepaalde in artikel 10 niet van toepassing is en –– een Deelnemer een andere functie bij de Werkgever aanvaardt; of –– de functie van een Deelnemer wordt aangemerkt als een buitendienstfunctie als bedoeld in artikel 12.1. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, dan wel de overeenkomstige bepaling van de CAO die daarvoor in de plaats treedt; of –– een Deelnemer vóór 1 januari 2008 een functie met een lagere functieschaal heeft aanvaard ingevolge de in artikel 8.5. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 vastgelegde regeling; of –– een Deelnemer vóór 1 januari 2008 een functie met een lagere functieschaal heeft aanvaard ingevolge de in artikel 8.6. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 vastgelegde regeling; of –– een Deelnemer ingevolge de in artikel 2.5.5.2. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 dan wel de overeenkomstige bepaling van de CAO die daarvoor in de plaats treedt – vastgestelde regeling een functie gaat vervullen met een andere functieschaal; waardoor een daling optreedt van pensioensalaris A, worden het ouderdomspensioen en de bijbehorende aanspraken op Partner- en wezenpensioen in Pensioenregeling A vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 1, onderdeel b. 2. Indien een Deelnemer een andere functie bij de Werkgever aanvaardt waardoor een stijging optreedt van pensioensalaris A met meer dan 10% en een daling optreedt van pensioensalaris B, worden per de datum van functiewisseling de opgebouwde Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van pensioensalaris A en pensioensalaris B die golden direct vóór de functiewisseling. Vervolgens worden, met inachtneming van het grensbedrag als bedoeld in artikel 5 lid 1, de opgebouwde Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van pensioensalaris A dat geldt direct na de functiewisseling. Indien de opgebouwde Pensioenaanspraken vóór de functiewisseling hoger zijn dan de aldus vastgestelde opgebouwde Pensioenaanspraken na de functiewisseling, worden voor het verschil nieuwe Pensioenaanspraken op basis van Pensioenregeling B toegekend. Deze Pensioenaanspraken vervangen de opgebouwde Pensioenaanspraken op basis van Pensioenregeling B vóór de functiewisseling. 3. Vervallen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
25
4. Indien de functie van een Deelnemer niet langer wordt aangemerkt als een buitendienstfunctie als bedoeld in artikel 12.1 van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008 –dan wel de overeenkomstige bepaling van de van toepassing zijnde CAO die daarvoor in de plaats treedt– waardoor een stijging optreedt van pensioensalaris A met meer dan 10% en een daling optreedt van pensioensalaris B, worden per de datum van functiewijziging de opgebouwde Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van pensioensalaris A en pensioensalaris B die golden direct vóór de functiewijziging. Vervolgens worden, met inachtneming van het grensbedrag als bedoeld in artikel 5 lid 1, de opgebouwde Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van pensioensalaris A dat geldt direct na de functiewijziging. Indien de opgebouwde Pensioenaanspraken vóór de functiewijziging hoger zijn dan de aldus vastgestelde opgebouwde Pensioenaanspraken na de functiewijziging, worden voor het verschil nieuwe Pensioenaanspraken op basis van Pensioenregeling B toegekend. Deze Pensioenaanspraken vervangen de opgebouwde Pensioenaanspraken op basis van Pensioenregeling B vóór de functiewijziging. 5. Vervallen.
Artikel 11a
Onbetaald Verlof
[ Let op: onbetaald verlof opnemen op basis van dit artikel ná 1 januari 2014 heeft geen invloed op het bij het Fonds tot en met 31 december 2013 opgebouwde Pensioen.] Toelichting bij artikel 11a Met ingang van 1 januari 2007 is de regeling Onbetaald Verlof van de Werkgever van kracht. Tijdens een Onbetaald Verlof – waarbij levensloopverlof een vorm van Onbetaald Verlof is – blijft het dienstverband met de Werkgever gehandhaafd. Het Onbetaald Verlof beslaat een periode van ten hoogste 13 maal de persoonlijke arbeidsduur als bedoeld in hoofdstuk 14.1. van de CAO 1 juli 2008 tot en met 31 december 2011 – dan wel de bepaling van de CAO die daarvoor in de plaats treedt –, tenzij de Werknemer met de Werkgever een langere termijn is overeengekomen. Als het Onbetaald Verlof wordt opgenomen direct voorafgaande aan de Pensioendatum geldt een maximum periode van 3 jaar. De pensioenopbouw wordt gedurende het Onbetaald Verlof voortgezet voor een periode van ten hoogste 13 maal de persoonlijke arbeidsduur. Gedurende de periode van Onbetaald Verlof wordt de risicodekking van het partnerpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid voortgezet voor een periode van ten hoogste 18 maanden. Bij risicodekking eindigt de verzekering bij het einde van het deelnemerschap, de Deelnemer heeft dan geen recht meer op het gedurende de periode van Onbetaald Verlof via de risicodekking verzekerde partnerpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid. Het opgebouwd partnerpensioen en wezenpensioen vervallen uiteraard niet. Indien en voor zover dit volgens de (fiscale) Wet- en regelgeving is toegestaan vindt de pensioenopbouw tijdens Onbetaald Verlof plaats volgens de bepalingen in dit artikel. 1. a. Indien er sprake is van Onbetaald Verlof worden voor de Deelnemer gedurende een aaneengesloten periode waarin ten hoogste 13 maal de persoonlijke arbeidsduur aan Onbetaald Verlof is Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
26
opgenomen, de Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de gemiddelde persoonlijke arbeidsduur die gold direct voorafgaande aan het Onbetaald Verlof. De bij de vaststelling van de Pensioenaanspraken in aanmerking te nemen pensioengrondslag B is ten minste gelijk aan de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan het Onbetaald Verlof.
b. Op het moment dat er gedurende het Onbetaald Verlof sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO worden pensioengrondslag A en pensioengrondslag B van de Deelnemer verhoogd met hetzelfde percentage.
2. Nadat 13 maal de persoonlijke arbeidsduur aan Onbetaald Verlof is opgenomen, wordt voor de resterende duur van het Onbetaald Verlof de pensioenopbouw gebaseerd op de door de Deelnemer met de Werkgever overeengekomen gemiddelde persoonlijke arbeidsduur tijdens het Onbetaald Verlof. 3. De periode van Onbetaald Verlof met een maximum van 18 kalendermaanden wordt met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid onderdeel a in aanmerking genomen voor het op risicobasis verzekerde partnerpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid op basis van de persoonlijke arbeidsduur die gold direct voorafgaande aan het Onbetaald Verlof. 4. a. Bij het overlijden van de Deelnemer tijdens de periode van Onbetaald Verlof wordt de hoogte van het op risicobasis verzekerde partnerpensioen en wezenpensioen vastgesteld in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum respectievelijk de overeengekomen Pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst voor hem vastgestelde pensioengrondslag A en pensioengrondslag B. De in aanmerking te nemen pensioengrondslag B is gelijk aan de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand van overlijden maar is ten minste gelijk aan de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B als bedoeld in het eerste lid.
b. Bij overlijden van de Deelnemer na de periode van Onbetaald Verlof wordt het op risicobasis verzekerde partnerpensioen en wezenpensioen met betrekking tot deze periode van Onbetaald Verlof vastgesteld op basis van de periode waarin het Onbetaald Verlof, voor zover deze periode groter is dan de in lid 2 bedoelde periode, heeft geduurd en worden Pensioengrondslag A en B vastgesteld overeenkomstig onderdeel a.
c. Op het moment dat er gedurende het Onbetaald Verlof sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO worden voor de toepassing van onderdeel a. pensioengrondslag A en pensioengrondslag B van de Deelnemer verhoogd met hetzelfde percentage.
d. Na beëindiging van het Onbetaald Verlof wordt pensioengrondslag A voor de toepassing van onderdeel b. vastgesteld volgens artikel 7, lid 1.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
27
e. Na beëindiging van het Onbetaald Verlof wordt op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen pensioengrondslag B van de Deelnemer voor de toepassing van onderdeel b verhoogd met hetzelfde percentage.
f. Het op risicobasis verzekerde partnerpensioen en wezenpensioen vervallen op de Pensioendatum of de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap.
5. Bij aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer gedurende een periode van Onbetaald Verlof wordt voor de toepassing van artikel 18 de rekengrondslag vastgesteld op basis van de rekengrondslag zoals deze van toepassing zou zijn bij intrede van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid op de dag voorafgaande aan de ingang van de periode van Onbetaald Verlof. 6. Bij aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer gedurende een periode van Onbetaald Verlof wordt voor de toepassing van artikel 19 pensioengrondslag B vastgesteld alsof de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid is ingetreden op de dag voorafgaande aan de ingang van het Onbetaald Verlof. 7. In dit artikel wordt onder persoonlijke arbeidsduur verstaan de arbeidsduur als bedoeld in hoofdstuk 14.1. van de CAO 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, dan wel de overeenkomstige bepaling van de van toepassing zijnde CAO die daarvoor in de plaats treedt. 8. Voor de Deelnemer die uiterlijk op 31 december 2013 met Onbetaald Verlof gaat conform het bepaalde in dit artikel eindigt de pensioenverwerving onder dit Pensioenreglement en wordt de pensioenverwerving vanaf 1 januari 2014 voortgezet conform de bepalingen van het nieuwe pensioenreglement van hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds, hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds (afhankelijk van de van toepassing zijnde CAO).
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
28
Hoofdstuk III Pensioen Artikel 12
Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de Pensioendatum en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt. Als Pensioendatum wordt de Pensioenrichtdatum aangehouden tenzij ingevolge het bepaalde in artikel 20 anders is overeengekomen. 2. a. Het ouderdomspensioen uit hoofde van Pensioenregeling A (ouderdomspensioen A) bedraagt voor elk deelnemersjaar tot de Pensioenrichtdatum 1,75% van de laatst vóór de Pensioenrichtdatum vastgestelde pensioengrondslag A.
b. Bij de vaststelling van ouderdomspensioen A worden de deelnemersjaren als bedoeld in artikel 8 leden 3 en 4, artikel 19 en artikel 24 mede in aanmerking genomen.
c. Indien de Deelnemer minder dan de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur werkzaam is wordt ouderdomspensioen A vastgesteld met inachtneming van de gewogen gemiddelde parttime-factor als bedoeld in artikel 9 lid 3, tenzij de Deelnemer gebruik maakt van een in artikel 10 vermelde regeling. Alsdan wordt ouderdomspensioen A vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.
d. Indien de Deelnemer met de Werkgever een Onbetaald Verlof is overeengekomen wordt ouderdomspensioen A vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 11a.
3. a. Maandelijks wordt uit hoofde van Pensioenregeling B een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2% van de voor de betreffende kalendermaand vastgestelde pensioengrondslag B.
b. Op de opgebouwde Pensioenaanspraken van de Actieve Deelnemer die: –– op 31 december 2013 en direct aansluitend op 1 januari 2014 in dienst was van de Werkgever; of –– op of na 1 januari 2008 is toegetreden tot het ‘Pensioenreglement 2008 NN Prestatiepensioen’ bij Nationale-Nederlanden en Pensioenaanspraken bij het Fonds in dit Pensioenreglement heeft en die op 31 december 2013 en aansluitend op 1 januari 2014 in dienst was van ING Bank Personeel B.V. met een Personal Employment Contract, wordt met ingang van 1 januari 2015 zolang het dienstverband voortduurt voorwaardelijk toeslag verleend. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt mede uit beleggingsrendement gefinancierd. De Toeslagmaatstaf voor de Actieve Deelnemer is de collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO. Het moment van toeslagverlening is het moment waarop een dergelijke collectieve structurele verhoging van de lonen plaatsvindt.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
29
De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. Het Bestuur kan, indien de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, of bij een relevante wijziging van omstandigheden, de Toeslagstaffel en/of de Toeslagmaatstaf wijzigen.
c. Ouderdomspensioen B is gelijk aan de som van de voor iedere maand aldus vastgestelde Pensioenaanspraken.
d. Indien de Deelnemer met de Werkgever een Onbetaald Verlof is overeengekomen wordt ouderdomspensioen B vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 11a.
4. Het jaarlijks ouderdomspensioen is gelijk aan ouderdomspensioen A als bedoeld in het tweede lid van dit artikel vermeerderd met ouderdomspensioen B als bedoeld in het derde lid van dit artikel.
Artikel 13
Overbruggingspensioenen – Niet van toepassing
Artikel 14
Verevening en conversie van Pensioenen
1. Indien het huwelijk van de Deelnemer is geëindigd dan wel eindigt door echtscheiding of in geval van scheiding van tafel en bed of indien het wettelijk geregistreerd partnerschap van de Deelnemer is dan wel wordt ontbonden, dan heeft de Gewezen Partner, mits is voldaan aan het bepaalde in het vierde lid, jegens het Fonds een recht op rechtstreekse uitbetaling van een deel van het ingevolge artikel 12 aan de Deelnemer toekomende te verevenen ouderdomspensioen. 2. Met inachtneming van het bepaalde in het vijfde en zesde lid is het deel dat toekomt aan de Gewezen Partner gelijk aan de helft van het in het eerste lid bedoelde te verevenen Pensioen dat zou gelden indien:
a. de tot verevening verplichte Deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van het huwelijk respectievelijk het wettelijk geregistreerde partnerschap en het tijdstip van echtscheiding of de scheiding van tafel en bed respectievelijk de ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap; en
b. hij op het tijdstip van scheiding respectievelijk ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap zijn deelnemerschap zou hebben beëindigd anders dan door pensionering of overlijden. Gedurende het deelnemerschap van de Deelnemer is het bepaalde in artikel 12, lid 3, onderdeel b van overeenkomstige toepassing op het aan de Gewezen Partner toekomende deel van het te verevenen
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
30
Pensioen. Na beëindiging van het deelnemerschap van de Deelnemer is het bepaalde in artikel 27, lid 4 van toepassing op het aan de Gewezen Partner toekomende deel van het te verevenen Pensioen. 3. Indien de datum van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór de datum van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap, heeft de Gewezen Partner jegens het Fonds recht op rechtstreekse uitbetaling van een deel van het Pensioen van de Gewezen Deelnemer. Dit deel is gelijk aan de helft van het in het eerste lid bedoelde te verevenen Pensioen dat zou gelden indien de tot verevening verplichte Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van het huwelijk respectievelijk het wettelijk geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. Op het aan de Gewezen Partner toekomende deel van het te verevenen Pensioen is het bepaalde in artikel 27 van overeenkomstige toepassing. 4. Van een recht op rechtstreekse uitbetaling jegens het Fonds is slechts sprake indien het Fonds hiervan binnen een termijn van twee jaar na de datum van de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap door middel van het hiertoe vastgestelde formulier (Staatsblad 1994, 342) in kennis is gesteld door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde of door de Gewezen Partner. Indien het formulier niet of te laat bij het Fonds is ontvangen, vervalt het recht op rechtstreekse uitbetaling jegens het Fonds. 5. Het recht op verevening geldt niet of de verevening vindt plaats volgens een andere dan de in het tweede lid bedoelde verdeling of over een andere periode, indien de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner een andere regeling zijn overeengekomen:
a. bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding respectievelijk de ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap; dan wel
b. bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk bij voorwaarden bij wettelijk geregistreerd partnerschap. Als bewijs van de afwijkende afspraken moet binnen de in het vierde lid genoemde termijn het door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde én door de Gewezen Partner ondertekende formulier en een gewaarmerkt afschrift van de afwijkende overeenkomst aan het Fonds worden overgelegd. Indien het formulier niet of te laat bij het Fonds is ontvangen, vervalt het recht op rechtstreekse uitbetaling jegens het Fonds. Indien het gewaarmerkte afschrift niet of te laat door het Fonds is ontvangen, is het Fonds niet gehouden aan de afwijkende overeenkomst.
6. Het recht op verevening vervalt indien het te verevenen deel minder bedraagt dan het in artikel 66 lid 1 van de PW bedoelde bedrag. 7. Zolang de uitkering aan de Gewezen Partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het in het eerste lid bedoelde te verevenen Pensioen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
31
De uitkering van het aan de Gewezen Partner toegerekende deel van het in het eerste lid bedoelde te verevenen Pensioen vervalt –– op de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt; dan wel –– op de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt, indien het overlijden plaatsvindt vóór het overlijden van de Gepensioneerde. De uitkering die toekwam aan de Gewezen Partner komt vanaf dat moment weer toe aan de Gepensioneerde.
8. Indien er sprake is van echtscheiding of van ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap, kan het in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het te verevenen Pensioen tezamen met het in artikel 16 bedoelde bijzonder partnerpensioen met inachtneming van het in de Wet verevening Pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde worden omgezet in een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12 ingaande op de Pensioenrichtdatum, uitsluitend op het leven van de Gewezen Partner. De omzetting kan slechts plaatsvinden indien de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner dit zijn overeengekomen:
a. bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding respectievelijk de ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap; dan wel
b. bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk bij voorwaarden bij wettelijk geregistreerd partnerschap. Als bewijs van de afwijkende afspraak moet binnen de in het vierde lid genoemde termijn het door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde én door de Gewezen Partner ondertekende formulier en een gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst aan het Fonds worden overgelegd. De overeenkomst is slechts geldig, indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht dat het Fonds instemt met bedoelde omzetting.
9. Indien de omzetting als bedoeld in het achtste lid van toepassing is, zijn de bepalingen met betrekking tot: –– vervroeging van de Pensioenrichtdatum (artikel 20 lid 1 en 2); –– variëren in de hoogte van de uitkering (artikel 20 lid 5); –– waardeoverdracht en afkoop (artikel 23); –– uitbetaling (artikel 25); en –– toeslagverlening (artikel 27); van overeenkomstige toepassing op het eigen recht op Pensioen van de vereveningsgerechtigde Gewezen Partner. 10. Het Fonds kan kosten in rekening brengen voor de berekeningen die benodigd zijn voor de uitvoering van het in dit artikel bepaalde, op basis van door het Bestuur hiervoor vastgestelde tarieven. De kosten worden aan de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner ieder voor de helft in rekening gebracht.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
32
Artikel 15
Partnerpensioen
1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de Partner. 2. Het opgebouwde partnerpensioen bedraagt 70% van het volgens artikel 12 vastgestelde opgebouwde ouderdomspensioen.
Bij het overlijden van een Deelnemer wordt dit ouderdomspensioen vastgesteld in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum respectievelijk de overeengekomen Pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatst voor hem geldende arbeidsduur. Voor de jaren tussen de datum van overlijden en de Pensioenrichtdatum wordt het ouderdomspensioen vastgesteld op basis van de laatst voor hem vastgestelde pensioengrondslag A en de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de maand van overlijden.
3. Indien ingevolge artikel 16 bijzonder partnerpensioen is toegekend, wordt dit op het volgens het tweede lid vastgestelde partnerpensioen in mindering gebracht. 4. Bij het overlijden van een Deelnemer wordt het volgens het tweede lid vastgestelde partnerpensioen verhoogd met het op risicobasis Pensioenaanspraken partnerpensioen als bedoeld in artikel 11a lid 3. 5. Bij huwelijk respectievelijk wettelijk geregistreerd partnerschap respectievelijk samenleving van een Gepensioneerde op of na de Pensioendatum zal geen aanspraak op partnerpensioen worden toegekend. 6. Bij overlijden van de Gepensioneerde na de Pensioendatum ontvangt de Partner die jegens het Fonds aanspraak heeft op een partnerpensioen een uitkering ineens ter hoogte van het laatstgenoten ouderdomspensioen over een periode van twee maanden. Indien een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 16 is toegekend, wordt de uitkering ineens naar rato uitgekeerd aan de Partner en de Gewezen Partner(s).
Artikel 16
Bijzonder partnerpensioen
1. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de Gewezen Partner. 2. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die aan de Deelnemer zou zijn toegekend indien het deelnemerschap zou zijn beëindigd op de datum van ontbinding van het huwelijk dan wel ontbinding van het (wettelijk geregistreerd) partnerschap.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
33
Indien ontbinding van het huwelijk respectievelijk het (wettelijk geregistreerd) partnerschap plaatsvindt nadat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het premievrije partnerpensioen dat op de datum van ontbinding van het huwelijk respectievelijk het (wettelijk geregistreerd) partnerschap is verzekerd.
Het bepaalde in artikel 27 is van overeenkomstige toepassing op het aldus vastgestelde bijzonder partnerpensioen.
3. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing, indien de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner:
a. bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk bij voorwaarden bij geregistreerd partnerschap respectievelijk in de samenlevingsovereenkomst anders overeenkomen;
b. bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding respectievelijk de ontbinding van het wettelijk geregistreerd partnerschap respectievelijk de beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De in onderdeel b bedoelde overeenkomst is slechts geldig indien deze overeenkomst aan het Fonds is toegezonden, door het Fonds is beoordeeld en aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4. De Gewezen Partner kan na het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde het recht op bijzonder partnerpensioen verkopen of schenken aan een andere (Gewezen) Partner van de overledene, mits –– de vervreemding onherroepelijk is; en –– dit wordt overeen gekomen bij notarieel verleden akte.
De overeenkomst tussen de (Gewezen) Partners is slechts geldig indien deze overeenkomst aan het Fonds is toegezonden, door het Fonds is beoordeeld en aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht dat het Fonds bereid is een eventueel uit die overeenkomst voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Het Bestuur houdt zich het recht voor medische waarborgen te vragen. Het overgedragen bijzonder partnerpensioen wordt herrekend conform de rekenregels die door het Bestuur met het oog op vervreemding van bijzonder partnerpensioen zijn vastgesteld. Deze rekenregels zijn opgenomen in het Tabellenboek.
Artikel 17
Wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Het recht op wezenpensioen vervalt op de laatste dag van de maand waarin het Kind 18 jaar wordt.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
34
Het wezenpensioen wordt verlengd tot uiterlijk de laatste dag van de maand waarin de leeftijd van 27 jaar wordt bereikt, indien het Kind ten genoegen van het Bestuur kan aantonen dat zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd in beslag wordt genomen: –– door of in verband met het volgen van dagonderwijs of een dagopleiding voor een beroep; –– door het verzorgen van het ouderlijk huishouden. Ingeval van overlijden van het Kind vervalt het wezenpensioen per de laatste dag van de maand van overlijden. 2. Het opgebouwde wezenpensioen bedraagt voor elk Kind 14% van het volgens artikel 12 vastgestelde opgebouwde ouderdomspensioen. Bij het overlijden van een Deelnemer wordt dit ouderdomspensioen vastgesteld in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum respectievelijk de overeengekomen Pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatst voor hem geldende arbeidsduur. Voor de jaren tussen de datum van overlijden en de Pensioenrichtdatum wordt het ouderdomspensioen vastgesteld op basis van de laatst voor hem vastgestelde pensioengrondslag A en de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de maand van overlijden. De herschikking van Pensioenaanspraken ingevolge artikel 20 lid 4 heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. 3. Indien meer dan vijf Kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan genieten deze gezamenlijk een bedrag gelijk aan vijf maal het wezenpensioen als bedoeld in lid 2. Elk Kind ontvangt een gelijk deel van dit bedrag. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het pensioengerechtigde Kind ouderloos wordt. 5. Indien meer dan vijf Kinderen recht hebben op verdubbeld wezenpensioen als bedoeld in lid 4, dan genieten deze gezamenlijk een bedrag gelijk aan tien maal het wezenpensioen als bedoeld in lid 2. Elk Kind ontvangt een gelijk deel van dit bedrag. 6. Aan Kinderen uit een huwelijk respectievelijk (wettelijk geregistreerd) partnerschap dat op of na de Pensioendatum wordt gesloten respectievelijk aangegaan zal geen aanspraak op wezenpensioen worden toegekend. Eventuele bestaande aanspraken op wezenpensioen komen niet te vervallen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
35
Artikel 17a
Nabestaandenoverbruggingspensioen
1. Indien en voor zover dit volgens de fiscale Wet- en regelgeving is toegestaan wordt een nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis verzekerd ten behoeve van de Partner van de Deelnemer. Het nabestaandenoverbruggingspensioen komt slechts tot uitkering indien de Deelnemer overlijdt voordat één van onderstaande situaties zich heeft voorgedaan:
a. ingang van het ouderdomspensioen;
b. beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioenrichtdatum;
c. echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel ontbinding van het partnerschap;
d. overlijden van de Partner.
2. Het nabestaandenoverbruggingspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de Deelnemer en wordt uitbetaald tot de eerste dag van de maand waarin de Partner 65 jaar wordt. 3. Het nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt het verschil in premies volksverzekering die de Partner voor en na de 65-jarige leeftijd verschuldigd is over het tot uitkering komende partnerpensioen. Voor de vaststelling van het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt uitgegaan van de premies volksverzekering die gelden op de ingangsdatum van het pensioen. Na ingang is het bepaalde in artikel 27 van toepassing op het nabestaandenoverbruggingspensioen. 4. Het nabestaandenoverbruggingspensioen komt niet in aanmerking voor herschikking als bedoeld in artikel 20 lid 4.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
36
Hoofdstuk IV Arbeidsongeschiktheid Toelichting artikel 18 en artikel 19 Indien het dienstverband van de Deelnemer wegens Arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd heeft de Deelnemer recht op een voortgezette pensioenopbouw op basis van artikel 19 en in voorkomende gevallen op een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) uit hoofde van artikel 18. Door de inwerkingtreding van de WIA wordt in deze artikelen met ingang van 1 januari 2006 een onderverdeling gemaakt in een Onderdeel A ten behoeve van degenen van wie de eerste ziektedag is gelegen vóór 1 januari 2004 (WAO-regime) en een Onderdeel B ten behoeve van de Deelnemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden (WIA-regime). Met eerste ziektedag wordt bedoeld de eerste dag waarop de Deelnemer wegens ziekte niet heeft gewerkt of het werken tijdens de werktijd heeft gestaakt. Dit is de eerste dag van de wachttijd voor de WIA of de WAO. Per 1 januari 2007 is de uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten uit hoofde van de IVA verhoogd van 70% naar 75% van het inkomen tot het maximale uitkeringsloon. De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten uit hoofde van de WAO is per 1 juli 2007 verhoogd van 70% naar 75%; de WAO-uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten is procentueel gelijk gebleven. De verhoging van de wettelijke uitkering heeft consequenties voor het AOP dat op of na 1 januari 2008 ingaat. Alleen als het inkomen van de Deelnemer hoger is dan het maximum uitkeringsloon ontvangt de Deelnemer een aanvullend AOP. Het AOP bedraagt dan 75% van het inkomen boven het maximum uitkeringsloon. De hoogte van een AOP voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WAO-regime) is niet gewijzigd. De Deelnemer die langdurig ziek is of in aanmerking komt voor een WGA-uitkering en een aanvulling hierop van de Werkgever blijft in principe in dienst van de Werkgever. Deze Deelnemer heeft na beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid geen recht op een AOP. In artikel 18 worden achtereenvolgens vermeld: Onderdeel A: WAO-regime 1. wanneer het AOP ingaat en eindigt; 2. welk salaris er meetelt voor het AOP, de rekengrondslag; 3. hoe het variabel inkomen wordt aangepast na ziekmelding; 4. de hoogte van het AOP bij volledige Arbeidsongeschiktheid (80-100%); 5. de hoogte van het AOP bij gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid (15-80%); 6. hoe het ingegane AOP wordt aangepast; 7. de hoogte van het AOP indien de mate van Arbeidsongeschiktheid na ingang wijzigt. Onderdeel B: WIA-regime 1. wanneer het AOP ingaat en eindigt; 2. welk salaris er meetelt voor het AOP, de rekengrondslag; 3. hoe het variabel inkomen wordt aangepast na ziekmelding; 4. de hoogte van het AOP bij volledige (80-100%) en duurzame Arbeidsongeschiktheid; 5. hoe het ingegane AOP wordt aangepast.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
37
In artikel 19 worden achtereenvolgens vermeld: Onderdeel A: WAO-regime bij volledige en gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid 1. hoe de pensioenopbouw wordt voortgezet ingeval van volledige Arbeidsongeschiktheid (80-100%); 2. hoe de pensioenopbouw wordt voortgezet ingeval van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid (15-80%); 3. de verandering in de voortgezette pensioenopbouw indien de mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt; 4. hoe de Pensioenaanspraken tijdens de voortgezette opbouw periodiek worden aangepast. Onderdeel B: WIA-regime bij volledige en duurzame Arbeidsongeschiktheid 1. hoe de pensioenopbouw wordt voortgezet ingeval van volledige (80-100%) en duurzame Arbeidsongeschiktheid; 2. hoe de Pensioenaanspraken tijdens de voortgezette opbouw periodiek worden aangepast.
Artikel 18
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Indien de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer is gelegen vóór 1 januari 2004 en het dienstverband is wegens (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid beëindigd, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld volgens het bepaalde in Onderdeel A van dit artikel. Indien de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer is gelegen op of na 1 januari 2004 en het dienstverband is wegens Arbeidsongeschiktheid beëindigd, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld volgens het bepaalde in Onderdeel B van dit artikel. Onder aanvang van de Arbeidsongeschiktheid wordt verstaan de eerste ziektedag. Onderdeel A WAO regime 1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het dienstverband (gedeeltelijk) wegens Arbeidsongeschiktheid is beëindigd. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt: –– op de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer overlijdt; of –– op de laatste dag van de maand waarin de mate van Arbeidsongeschiktheid daalt beneden 15%; maar in ieder geval op de Pensioenrichtdatum. 2. De rekengrondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld als de som van:
a. 12 maal het in de maand voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid uitbetaalde bruto persoonlijk (deeltijd)maandsalaris op basis van de Basis Arbeidsduur vermeerderd met 12 maal de door de Werkgever vastgestelde vaste toeslagen, inclusief vakantietoeslag en dertiende maand voor zover daarop aanspraak bestaat, tot de grens zoals genoemd in artikel 5 lid 1;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
38
b. de uitbetaalde provisie-inkomsten over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid, inclusief eventuele vakantietoeslag;
c. de uitbetaalde geldelijke toeslag respectievelijk gewenningsuitkering voor ploegendienst en verschoven werktijd over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid, inclusief eventuele vakantietoeslag;
d. de uitbetaalde arbeidsduurtoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
e. de uitbetaalde consignatietoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
f. de op of na 1 juli 2008 uitbetaalde herplaatsingstoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
g. de op of na 1 juli 2008 uitbetaalde functieschaalwijzigingstoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid; en
h. het gemiddelde van de laatste drie uitbetaalde winstdelingsuitkeringen voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid.
3. De in het vorige lid bedoelde bedragen in onderdeel b tot en met g worden vanaf de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid tot de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO verhoogd met hetzelfde percentage. 4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer (‘volledige Arbeidsongeschiktheid’) 75% van het positieve verschil tussen de rekengrondslag en 261 maal het Maximum Dagloon dat geldt op de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen. 5. Bij een mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen de som van –– 5% van de rekengrondslag, doch ten hoogste 5% van 261 maal het Maximum Dagloon dat geldt op de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen; en –– 75% van het positieve verschil tussen de rekengrondslag en 261 maal het Maximum Dagloon dat geldt op de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen; vermenigvuldigd met de bij de mate van Arbeidsongeschiktheid behorende factor volgens onderstaande tabel.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
39
Mate van Arbeidsongeschiktheid Minder dan 15% 15 tot 25% 25 tot 35% 35 tot 45% 45 tot 55% 55 tot 65% 65 tot 80%
Factor 0% 20% 30% 40% 50% 60% 75%
6. Op een overeenkomstig de vorige leden vastgesteld arbeidsongeschiktheidspensioen is het bepaalde in artikel 27 van toepassing. 7. Bij elke wijziging in de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid. Indien er sprake is van een hogere mate van Arbeidsongeschiktheid wordt met inachtneming van de criteria uit hoofde van de WAO maximaal rekening gehouden met de mate van Arbeidsongeschiktheid, die gold op het moment van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen. 8. a. De navolgende onderdelen b t/m d gelden enkel voor de Deelnemer die: –– op 31 december 2013 Deelnemer is aan dit Pensioenreglement en aansluitend op 1 januari 2014 deelnemer is in het nieuwe pensioenreglement van hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds en die daar ononderbroken aan blijft deelnemen en die op 31 december 2013 en aansluitend op 1 januari 2014 in dienst is van de Werkgever; en –– vóór 1 december 2013 de eerste ziektedag heeft; en –– vervolgens niet gedurende ten minste 4 weken onafgebroken volledig zijn eigen werk heeft gedaan; en wegens arbeidsongeschiktheid is ontslagen op of na 1 januari 2014; en –– wegens deze arbeidsongeschiktheid een WAO-uitkering ontvangt.
b. De in lid 8 sub a bedoelde Deelnemer komt in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen bij dit Fonds.
c. Voor de Deelnemer zoals bedoeld in lid 8 sub a, is lid 1 van dit artikel van overeenkomstige toepassing. Met dien verstande dat het arbeidsongeschiktheidspensioen doorloopt na de Pensioen(richt)datum. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt.
d. Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen van de Deelnemer zoals bedoeld in lid 8 sub a, komt in artikel 18 Onderdeel A lid 2 sub a ‘het op 31 december 2013’ in plaats van ‘het in de maand voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid’. Voor het overige is artikel 18 Onderdeel A van overeenkomstige toepassing.
Onderdeel B WIA-regime 1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid is beëindigd. Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
40
Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt: –– op de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer overlijdt; of –– op de laatste dag van de maand waarin de mate van Arbeidsongeschiktheid daalt beneden 80% of niet langer sprake is van een duurzame Arbeidsongeschiktheid; maar in ieder geval op de Pensioenrichtdatum. 2. De rekengrondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld als de som van:
a. 12 maal het in de maand voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid uitbetaalde bruto persoonlijk (deeltijd)maandsalaris op basis van de Basis Arbeidsduur vermeerderd met 12 maal de door de Werkgever vastgestelde vaste toeslagen, inclusief vakantietoeslag en dertiende maand voor zover daarop aanspraak bestaat, tot de grens zoals genoemd in artikel 5 lid 1;
b. de uitbetaalde provisie-inkomsten over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid, inclusief eventuele vakantietoeslag;
c. de uitbetaalde geldelijke toeslag respectievelijk gewenningsuitkering voor ploegendienst en verschoven werktijd over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid, inclusief eventuele vakantietoeslag;
d. de uitbetaalde arbeidsduurtoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid;
e. de uitbetaalde consignatietoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid;
f. de op of na 1 juli 2008 uitbetaalde herplaatsingstoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
g. de op of na 1 juli 2008 uitbetaalde functieschaalwijzigingstoeslag over de laatste twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid; en
h. het gemiddelde van de laatste drie uitbetaalde winstdelingsuitkeringen voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid.
3. De in het vorige lid bedoelde bedragen in onderdeel b tot en met g worden in de periode vanaf de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid tot aan de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO verhoogd met hetzelfde percentage. 4. Indien sprake is van een duurzame Arbeidsongeschiktheid en een mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer (‘volledige Arbeidsongeschiktheid’) bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
41
75% van het positieve verschil tussen de rekengrondslag en 261 maal het Maximum Dagloon dat geldt op de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen. 5. Op een overeenkomstig de vorige leden vastgesteld arbeidsongeschiktheidspensioen is het bepaalde in artikel 27 van toepassing. 6. a. De navolgende onderdelen b t/m d gelden enkel voor de Deelnemer die: –– op 31 december 2013 Deelnemer is aan dit Pensioenreglement en aansluitend op 1 januari 2014 deelnemer is in het nieuwe pensioenreglement van hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds en die daar ononderbroken aan blijft deelnemen en die op 31 december 2013 en aansluitend op 1 januari 2014 in dienst is van de Werkgever; en –– vóór 1 december 2013 de eerste ziektedag heeft; en –– vervolgens niet gedurende ten minste 4 weken onafgebroken volledig zijn eigen werk heeft gedaan; en wegens arbeidsongeschiktheid is ontslagen op of na 1 januari 2014; en –– wegens deze arbeidsongeschiktheid een IVA-uitkering ontvangt.
b. De in lid 6 sub a bedoelde Deelnemer komt in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen bij dit Fonds.
c. Voor de Deelnemer zoals bedoeld in lid 6 sub a, is lid 1 van dit artikel van overeenkomstige toepassing. Met dien verstande dat het arbeidsongeschiktheidspensioen doorloopt na de Pensioenrichtdatum. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt.
d. Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen van de Deelnemer zoals bedoeld in lid 6 sub a, komt in artikel 18 Onderdeel B lid 2 sub a ‘het op 31 december 2013’ in plaats van ‘het in de maand voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid’. Voor het overige is artikel 18 Onderdeel B van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19
Voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid
Indien de aanvang van de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer is gelegen vóór1 januari 2004 en het dienstverband is wegens (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid beëindigd, wordt de pensioenopbouw voortgezet volgens het bepaalde in Onderdeel A van dit artikel. Indien de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer is gelegen op of na 1 januari 2004 en het dienstverband is wegens duurzame en volledige Arbeidsongeschiktheid beëindigd, wordt de pensioenopbouw voortgezet volgens het bepaalde in Onderdeel B van dit artikel. Onder aanvang van de Arbeidsongeschiktheid wordt verstaan de eerste ziektedag.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
42
Dit artikel is niet van toepassing op de Deelnemer die: –– op 31 december 2013 Deelnemer is aan dit Pensioenreglement en aansluitend op 1 januari 2014 deelnemer is in het nieuwe pensioenreglement van hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds en die daar ononderbroken aan blijft deelnemen en die op 31 december 2013 en aansluitend op 1 januari 2014 in dienst is van de Werkgever; en –– vóór 1 december 2013 de eerste ziektedag heeft; en –– vervolgens niet gedurende ten minste 4 weken onafgebroken volledig zijn eigen werk heeft gedaan; en –– wegens arbeidsongeschiktheid is ontslagen op of na 1 januari 2014; en –– wegens deze arbeidsongeschiktheid een IVA- of WAO-uitkering ontvangt. Onderdeel A WAO-regime bij volledige en gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid 1. Wanneer voor de Deelnemer een mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld van 80% of meer en het dienstverband eindigt wegens Arbeidsongeschiktheid, worden op de datum van de beëindiging de Pensioenaanspraken bepaald waarbij de jaren tot de Pensioenrichtdatum meetellen voor de vaststelling van de Pensioenaanspraken. Voor de jaren tussen de datum van beëindiging van het dienstverband en de Pensioenrichtdatum worden de Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de direct voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid voor hem vastgestelde pensioengrondslag A en de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf kalendermaanden vóór aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. Pensioengrondslag B van de Deelnemer wordt in de periode vanaf de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid tot de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO verhoogd met hetzelfde percentage. De Pensioenaanspraken worden vastgesteld in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum deelneemt met de laatst voor hem geldende arbeidsduur en dat de geldende mate van Arbeidsongeschiktheid tot de Pensioenrichtdatum ongewijzigd blijft. 2. Wanneer voor betrokkene een mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld van 15% of meer en minder dan 80% en het dienstverband eindigt (gedeeltelijk) wegens Arbeidsongeschiktheid, wordt de pensioenopbouw voortgezet volgens onderstaande tabel: Mate van Arbeidsongeschiktheid Minder dan 15% 15 tot 25% 25 tot 35% 35 tot 45% 45 tot 55% 55 tot 65% 65 tot 80%
Percentage voortgezette pensioenopbouw 0% 20% 30% 40% 50% 60% 75%
3. Bij wijziging van de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt ten behoeve van de voortgezette pensioenopbouw een gewogen gemiddelde arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld. Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
43
Het gewogen gemiddelde wordt vastgesteld door rekening te houden met de mate van Arbeidsongeschiktheid die voor de Deelnemer heeft gegolden en met de periode, gedurende welke zij heeft gegolden. Hierbij wordt aangenomen dat de geldende mate van Arbeidsongeschiktheid in de toekomst ongewijzigd zal blijven. Indien er sprake is van een hogere mate van Arbeidsongeschiktheid wordt met inachtneming van de criteria uit hoofde van de WAO maximaal rekening gehouden met de mate van Arbeidsongeschiktheid die gold op het moment van aanvang van de voortgezette pensioenopbouw. 4. Tot de Pensioenrichtdatum, of de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap, wordt een voorwaardelijke toeslag verleend over de overeenkomstig de vorige leden opgebouwde Pensioenaanspraken van de Deelnemer. De Toeslagmaatstaf is de collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO. Het moment van toeslagverlening is het moment waarop een dergelijke collectieve structurele verhoging in gaat. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt mede uit beleggingsrendement gefinancierd. De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. Het Bestuur kan, indien de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, of bij een relevante wijziging van omstandigheden, de Toeslagstaffel en/of de Toeslagmaatstaf wijzigen. Onderdeel B WIA-regime bij volledige en duurzame Arbeidsongeschiktheid 1. Wanneer –– voor de Deelnemer een duurzame Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer wordt vastgesteld; en –– het dienstverband eindigt wegens Arbeidsongeschiktheid, worden op de datum van de beëindiging de Pensioenaanspraken bepaald waarbij de jaren tot de Pensioenrichtdatum meetellen voor de vaststelling van de Pensioenaanspraken. Voor de jaren tussen de datum van beëindiging van het dienstverband en de Pensioenrichtdatum worden de Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de vóór de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid voor hem vastgestelde pensioengrondslag A en de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf kalendermaanden vóór aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. Op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO, wordt pensioengrondslag B van de Deelnemer in de periode vanaf de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid tot aan de beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid verhoogd met hetzelfde percentage. De Pensioenaanspraken worden vastgesteld in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum deelneemt met de laatst voor hem geldende arbeidsduur en dat de geldende duurzaamheid en mate van Arbeidsongeschiktheid tot de Pensioenrichtdatum ongewijzigd blijft.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
44
2. Zolang de Actieve Deelnemer aan de Pensioenregeling deelneemt wordt op deze opgebouwde Pensioenaanspraken voorwaardelijk toeslag verleend. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. De Toeslagmaatstaf voor Actieve Deelnemers is de collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO. Het moment van toeslagverlening is het moment waarop een dergelijke collectieve structurele verhoging van de lonen plaatsvindt. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt mede uit beleggingsrendement gefinancierd. De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. Het Bestuur kan, indien de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, of bij een relevante wijziging van omstandigheden, de Toeslagstaffel en/of de Toeslagmaatstaf wijzigen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
45
Hoofdstuk V Flexibele pensionering Artikel 20
Flexibele pensionering
Indien en voor zover dit volgens de (fiscale) Wet- en regelgeving is toegestaan kunnen de (Gewezen) Deelnemers gebruik maken van de in dit artikel omschreven mogelijkheden van flexibele pensionering. 1. Op verzoek van de Deelnemer kan deze eerder dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen gaan, echter niet eerder dan op de eerste dag van de maand, waarin de Deelnemer 60 jaar wordt. De Deelnemer voor wie overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen wordt opgebouwd kan geen gebruik maken van de mogelijkheid van vervroeging van de Pensioenrichtdatum. 2. Op verzoek van de Gewezen Deelnemer kan deze eerder dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen gaan, echter niet eerder dan op de eerste dag van de maand, waarin de Gewezen Deelnemer 60 jaar wordt. De Gewezen Deelnemer voor wie vóór de beëindiging van het deelnemerschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen is opgebouwd kan geen gebruik maken van de mogelijkheid van vervroeging van de Pensioenrichtdatum. 3. Op verzoek van de Deelnemer kan deze voor 25%, 50% of 75% van de tussen de Deelnemer en de Werkgever overeengekomen arbeidsduur met pensioen gaan, mits het dienstverband met de Werkgever voor de overige overeengekomen arbeidsduur wordt gecontinueerd. De ingangsdatum van het deeltijdpensioen ligt niet vóór de eerste dag van de maand, waarin de Deelnemer 60 jaar wordt en niet na de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer 67 jaar wordt. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is alsdan van overeenkomstige toepassing. De Deelnemer voor wie overeenkomstig het bepaalde in artikelen 19 Pensioen wordt opgebouwd kan geen gebruik maken van de mogelijkheid van deeltijdpensioen. 4. De (Gewezen) Deelnemer heeft op de Pensioendatum eenmalig de keuze zijn Pensioenaanspraken te herschikken volgens door het Bestuur bepaalde modellen binnen de wettelijke en fiscale eisen. Hierbij heeft de (Gewezen) Deelnemer de volgende opties:
a. geheel of gedeeltelijk afstand doen van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen ter verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen;
b. geheel of gedeeltelijk afstand doen van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen ter verhoging van de herrekende aanspraak op ouderdomspensioen als gevolg van vervroeging van de Pensioenrichtdatum;
c. gedeeltelijk afstand doen van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen ter verhoging van de aanspraak op partnerpensioen, tenzij er al gebruik is gemaakt van deze keuze bij beëindiging van het deelnemerschap op grond van artikel 21 lid 3 eerste alinea en de volledige wettelijk toegestane ruimte al volledig is benut.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
46
De Deelnemer voor wie overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen wordt opgebouwd, kan geen gebruik maken van de optie in onderdeel b. De Gewezen Deelnemer voor wie vóór de beëindiging van het deelnemerschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen is opgebouwd, kan geen gebruik maken van de optie in onderdeel b. Ten aanzien van de herschikking van partner- en ouderdomspensioen gelden de volgende voorwaarden: –– voor elke herschikking is instemming vereist van de Partner die jegens het Fonds een recht op partnerpensioen kan doen gelden; –– bij het herschikken van ouderdomspensioen ten behoeve van een hoger partnerpensioen geldt het maximum als bedoeld in artikel 35 lid 6 onderdeel c; –– voor de (gewezen) Deelnemers komt slechts het over de deelnemersjaren gelegen na 1 januari 2002 opgebouwde partner- respectievelijk ouderdomspensioen voor herschikking in aanmerking. Een eventuele stijging van de per 31 december 2001 voor de (gewezen) Deelnemers opgebouwde Pensioenaanspraken als gevolg van het bepaalde in artikel 12 lid 3 onderdeel b dan wel toeslagverlening als bedoeld in artikel 27 komt niet voor herschikking in aanmerking. Deze beperking van mogelijkheden tot herschikking van ouderdoms- en partnerpensioen speelt geen rol, indien en voor zover herschikking toegepast wordt om het partnerpensioen weer in dezelfde verhouding tot het ouderdomspensioen te brengen als het geval was vóór herrekening van het ouderdomspensioen wegens het eerder met pensioen gaan dan de Pensioenrichtdatum; –– bij eerder of later met Pensioen gaan dan de Pensioenrichtdatum als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt de extra aanspraak op ouderdomspensioen ingevolge het bepaalde in dit lid onderdeel b eveneens herrekend conform de door het Bestuur ten behoeve van vervroeging dan wel uitstel van de Pensioenrichtdatum vastgestelde rekenregels welke zijn opgenomen in het Tabellenboek; –– de door het Bestuur vastgestelde rekenregels ten behoeve van variëren in de hoogte van het ouderdomspensioen welke zijn opgenomen in het Tabellenboek zijn van overeenkomstige toepassing op de extra aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in dit lid onderdeel a en onderdeel b. Indien er een aanspraak op bijzonder partnerpensioen bestaat, heeft de keuze met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen geen betrekking op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Indien sprake is van een conform artikel 14 vastgesteld recht op uitbetaling van te verevenen ouderdomspensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde Partner, heeft de keuze met betrekking tot het gedeeltelijk omzetten van het ouderdomspensioen in partnerpensioen geen betrekking op het aan de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde Partner toekomende deel van het te verevenen Pensioen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
47
5. a. De (Gewezen) Deelnemer heeft op de Pensioendatum eenmalig de keuze te variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen binnen de bandbreedte 100:75 respectievelijk 75:100. Hierbij heeft de (Gewezen) Deelnemer de volgende opties: a. hoog/laag of laag/hoog tot de eerste van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de AOWgerechtigde leeftijd bereikt; b. hoog/laag of laag/hoog tot de eerste van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 70 jaar wordt; c. hoog/laag of laag/hoog voor een periode van 3 of 5 jaar. Na gebruikmaking van deze keuze komt de (Gewezen) Deelnemer niet meer in aanmerking voor herschikking van het ouderdomspensioen en het partnerpensioen als bedoeld in lid 4.
b. Indien de (Gewezen) Deelnemer zijn pensioen in laat gaan kan hij het ouderdomspensioen in de periode tussen de Pensioendatum tot uiterlijk de maand van ingang AOW tijdelijk verhogen. De (Gewezen) Deelnemer heeft hierbij de volgende opties: a. een bedrag van tweemaal de AOW-uitkering voor gehuwde personen, vermeerderd met de vakantietoeslag (€ 18.920,88 per 01-07-2014); b. een bedrag van eenmaal de AOW-uitkering voor gehuwde personen, vermeerderd met de vakantietoeslag (€ 9.460,44 per 01-07-2014); c. een bedrag van eenmaal de AOW-uitkering voor ongehuwde personen, vermeerderd met de vakantietoeslag (€ 13.808,40 per 01-07-2014). De in optie a, b en c genoemde bedragen zijn bruto bedragen op jaarbasis. De Deelnemer voor wie overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen wordt opgebouwd kan geen gebruik maken van deze mogelijkheid tot variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen. De Gewezen Deelnemer voor wie vóór de beëindiging van het deelnemerschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen is opgebouwd kan geen gebruik maken van deze mogelijkheid tot variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen.
6. De vaststelling van het Pensioen –– bij eerder dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen gaan als bedoeld in het eerste en tweede lid; –– bij ingang van het deeltijdpensioen als bedoeld in lid 3; –– bij herschikking van de Pensioenaanspraken als bedoeld in lid 4; –– bij variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 5; –– bij uitstel van de Pensioenrichtdatum als bedoeld in lid 8; vindt plaats conform door het Bestuur vastgestelde rekenregels welke zijn vastgelegd in het Tabellenboek. Uitgangspunt voor de rekenregels is de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Het Bestuur houdt zich het recht voor de rekenregels periodiek te herzien.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
48
7. Indien sprake is van een conform artikel 14 vastgesteld recht op uitbetaling van een te verevenen Pensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde Partner, is –– het eerder ingaan van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in het eerste en tweede lid; –– het ingaan van deeltijdpensioen ten behoeve van de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in lid 3; en –– het variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer; –– het later ingaan van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in lid 8; van overeenkomstige toepassing op het recht op uitbetaling van een te verevenen Pensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde Partner. 8. a. Op verzoek van de Deelnemer kan deze later dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen gaan, echter niet later dan de eerste van de maand waarin de Deelnemer 67 jaar wordt. De keuzemogelijkheid is slechts toegestaan, indien en voor zover het dan geldend dienstverband van de Deelnemer gedurende de uitstelperiode wordt gecontinueerd. De Deelnemer voor wie overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen wordt opgebouwd kan geen gebruik maken van deze mogelijkheid om het ouderdomspensioen later in te laten gaan.
b. Op verzoek van de Gewezen Deelnemer kan deze later dan de Pensioenrichtdatum met Pensioen gaan, echter niet later dan de eerste van de maand waarin de Gewezen Deelnemer 67 jaar wordt. Deze keuzemogelijkheid is slechts toegestaan, indien en voor zover het dan geldend dienstverband van de Gewezen Deelnemer gedurende de uitstelperiode wordt gecontinueerd en de gekozen pensioenleeftijd gelijk is aan de pensioenleeftijd in de Pensioenregeling van de Werkgever met wie de Gewezen Deelnemer dan een dienstverband heeft. De Gewezen Deelnemer voor wie vóór de beëindiging van het deelnemerschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 Pensioen is opgebouwd kan geen gebruik maken van deze mogelijkheid om het ouderdomspensioen later in te laten gaan.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
49
Hoofdstuk VI Beëindiging van het deelnemerschap Artikel 21
Beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering vóór de Pensioenrichtdatum
1. Indien het deelnemerschap eindigt –– door beëindiging van het dienstverband anders dan door pensionering of overlijden; of –– door beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid en het bepaalde in artikel 19 van dit reglement is niet (langer) van toepassing; of –– door beëindiging van het dienstverband in het kader van een regeling van de Werkgever en het bepaalde in artikel 24 van dit reglement is niet (langer) van toepassing; zullen aan de Gewezen Deelnemer een premievrij ouderdomspensioen, een premievrij partnerpensioen ten behoeve van zijn Partner en een premievrij wezenpensioen ten behoeve van zijn Kind(eren) worden toegekend. Bij beëindiging van het dienstverband anders dan door Arbeidsongeschiktheid vervalt de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen. 2. De in lid 1 bedoelde premievrije aanspraak op ouderdomspensioen bedraagt de som van:
a. de te bereiken aanspraak op ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag A vermenigvuldigd met de deelnemersjaren van de datum van toetreding tot de datum van beëindiging en gedeeld door de deelnemersjaren van de datum van toetreding tot de Pensioenrichtdatum; en
b. de tot de datum van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen in Pensioenregeling B. Bij de vaststelling van de premievrije aanspraken worden de deelnemersjaren als bedoeld in artikel 8 leden 3 en 4 mede in aanmerking genomen. De in onderdeel a van dit lid bedoelde premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op basis van pensioengrondslag A is ten minste gelijke aan de opgebouwde aanspraak. 3. De Gewezen Deelnemer heeft binnen zes maanden na beëindiging van het deelnemerschap de keuze om binnen de wettelijke en fiscale eisen (gedeeltelijk) afstand te doen van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen ter verhoging van de aanspraak op partnerpensioen. De bepalingen in artikel 20 lid 4 na het bepaalde in onderdeel c zijn hierbij van overeenkomstige toepassing. De in lid 1 bedoelde premievrije aanspraak op partnerpensioen bedraagt 70% van de in lid 2 vastgestelde premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van de premievrije aanspraak op partnerpensioen wordt het bepaalde in artikel 15 lid 6 en artikel 16 lid 2 en 3 mede in aanmerking genomen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
50
Bij de vaststelling van de premievrije aanspraak op partnerpensioen wordt het partnerpensioen als bedoeld in artikel 11a lid 3 en het nabestaandenoverbruggingspensioen als bedoeld in artikel 17a buiten beschouwing gelaten. 4. De in lid 1 bedoelde premievrije aanspraak op wezenpensioen bedraagt voor elk Kind 14% van de in lid 2 vastgestelde premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van de premievrije aanspraak op wezenpensioen wordt het bepaalde in artikel 17 leden 3, 4 en 5 buiten beschouwing gelaten. 5. Indien sprake is van deeltijd zal de (gewogen) deeltijdfactor, zoals bedoeld in artikel 9, eerst gecorrigeerd worden voor de werkelijke deelnemersjaren. Hierbij worden de deelnemersjaren als bedoeld in artikel 8 leden 3 en 4 mede in aanmerking genomen.
Artikel 22
Beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering na de Pensioenrichtdatum – Niet van toepassing
Artikel 23
Waardeoverdracht en afkoop
Afkoop of waardeoverdracht van Pensioenrechten en Pensioenaanspraken is niet toegestaan behalve in de in dit artikel vermelde gevallen. 1. a. De in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken zullen op verzoek van de Gewezen Deelnemer worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemer mits is voldaan aan de vereisten in artikel 71 van de PW. De overdrachtswaarde wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur met inachtneming van de van toepassing zijnde Wet- en regelgeving vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
b. Indien artikel 71 van de PW niet van toepassing is, kan het Bestuur op verzoek van de Gewezen Deelnemer besluiten de in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemer mits is voldaan aan de vereisten in artikel 75 lid 1 van de PW en de door het Bestuur gestelde voorwaarden. De overdrachtswaarde wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
c. Het Bestuur kan op verzoek van een Gewezen Deelnemer, behorende tot een groep van Gewezen Deelnemers, besluiten de in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemers mits is voldaan aan de vereisten in artikel 75 lid 2 van de PW en de door het Bestuur gestelde voorwaarden.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
51
De overdrachtswaarde wordt vastgesteld met inachtneming van de door het Bestuur ten behoeve van die groep van Deelnemers vastgestelde rekenregels. 2. a. De in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken zullen op verzoek van de Gewezen Deelnemer worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de in een andere lidstaat gevestigde nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemer mits is voldaan aan de vereisten in artikel 85 van de PW. De overdrachtswaarde wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur met inachtneming van de van toepassing zijnde Wet- en regelgeving vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
b. De in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken zullen op verzoek van de Gewezen Deelnemer worden overgedragen aan een van de Europese Gemeenschappen of een aangewezen instelling indien is voldaan aan de vereisten in artikel 86 van de PW. De overdrachtswaarde wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur met inachtneming van de van toepassing zijnde Wet- en regelgeving vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
c. Indien artikel 86 van de PW niet van toepassing is kan het Bestuur op verzoek van de Gewezen Deelnemer besluiten de in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken over te dragen aan een buitenlandse instelling mits is voldaan aan de vereisten in artikel 87 van de PW. De overdrachtswaarde wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek. Indien artikel 85 van de PW niet van toepassing is kan het Bestuur op verzoek van de Gewezen Deelnemer besluiten de in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de in een andere lidstaat gevestigde werkgever mits is voldaan aan de vereisten in artikel 88 van de PW en de door het Bestuur gestelde voorwaarden. De overdrachtswaarde wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
3. Indien het Pensioen op de ingangsdatum het in artikel 66 lid 1 van de PW bedoelde bedrag niet te boven gaat kan het Fonds –– de in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken op ouderdomspensioen en de bijbehorende aanspraken op partner- en wezenpensioen bij beëindiging van het deelnemerschap afkopen mits wordt voldaan aan de vereisten in artikel 66 van de PW; –– het in artikel 15 bedoelde partnerpensioen en het in artikel 17 bedoelde wezenpensioen bij ingang van het partner- en wezenpensioen afkopen mits wordt voldaan aan de vereisten in artikel 67 van de PW; –– het in artikel 16 bedoelde bijzonder partnerpensioen op de scheidingsdatum afkopen mits wordt voldaan aan de vereisten in artikel 68 van de PW.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
52
4. De afkoopwaarde van de in het derde lid bedoelde Pensioenaanspraken wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur met inachtneming van de van toepassing zijnde Wet- en regelgeving vastgestelde rekenregels, die zijn opgenomen in het Tabellenboek.
Artikel 24
Voortzetting pensioenopbouw na beëindiging van het dienstverband in het kader van een door de Werkgever aangewezen regeling van v ervroegde uittreding en bij werkloosheid
1. Indien het dienstverband van een Werknemer met de Werkgever is verbroken en niet aansluitend een werkkring bij een andere werkgever is gevonden, zal de pensioenopbouw volgens dit reglement worden voortgezet gedurende ten hoogste de periode dat de Werkgever een uitkering verleent in het kader van een door de Werkgever aangewezen regeling met het oog op het vervroegd uittreden van de Werknemer. Gedurende de periode dat de pensioenopbouw wordt voortgezet betaalt de Deelnemer de eigen bijdrage in de pensioenpremie als bedoeld in artikel 30a van dit reglement, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2014. Ten behoeve van de pensioenopbouw in de jaren tussen de datum van beëindiging van het dienstverband en de Pensioenrichtdatum dan wel de eerdere datum van beëindiging van de uitkering door de Werkgever worden op de datum van beëindiging van het dienstverband de te bereiken Pensioenaanspraken vastgesteld op basis van de laatst voor de Deelnemer vastgestelde pensioengrondslag A en de gemiddeld vastgestelde pensioengrondslag B over de laatste twaalf maanden voor de beëindiging van het dienstverband. Deze Pensioenaanspraken worden aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 lid 3 onderdeel b tot de Pensioenrichtdatum dan wel de eerdere datum van beëindiging van de uitkering door de Werkgever. 2. Indien en zolang voor een Gewezen Deelnemer aanspraak bestaat op een bijdrage uit hoofde van de Bijdrageregeling FVP zal deze bijdrage met inachtneming van het bepaalde in artikel 10a lid 1 onderdeel c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 als volgt worden aangewend voor voortzetting van de pensioenopbouw:
a. gedurende de periode dat de Werkgever na onvrijwillig ontslag een aanvulling op de WW-uitkering verleent zal de bijdrage FVP worden aangewend voor vermindering van de aan het Fonds verschuldigde premie voor voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in lid 1;
b. na afloop van de periode dat de Werkgever een aanvulling verleent op de WW-uitkering zal de bijdrage FVP worden aangewend voor voortzetting van de pensioenopbouw volgens dit reglement, met dien verstande dat de hoogte van de bijdrage bepalend is voor de mate van voortzetting.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
53
Hoofdstuk VII Ingegane Pensioenen Artikel 25
Uitbetaling van Pensioenen
1. De Pensioenen worden uitbetaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand. De Pensioenen zullen worden uitbetaald aan de in artikel 4 omschreven Pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het Kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het Kind. Na het overlijden van de Pensioengerechtigde zal een eventuele nabetaling geschieden aan de rechthebbende(n). 2. Uitbetaling van de Pensioenen geschiedt onder de volgende voorwaarden: –– de Pensioengerechtigde dient een behoorlijk bewijs van zijn in leven zijn te overleggen; –– indien door overlijden van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een (bijzonder) partneren/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd, moet een uittreksel uit het bevolkingsregister worden overgelegd, waarop de datum van overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde staat vermeld; –– indien het hierboven bedoelde partnerpensioen toekomt aan de Partner van een ongehuwde en niet wettelijk als Partner geregistreerde (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, dienen stukken te worden overgelegd, waarin ten genoegen van het Fonds wordt aangetoond dat de gezamenlijke huishouding onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden nog bestond; –– tevens moeten eventuele andere stukken, welke door het Fonds worden verlangd, worden ingestuurd. De kosten voor het verstrekken van de hiervoor bedoelde bewijzen en verklaringen zijn voor rekening van belanghebbende(n). 3. Het Pensioen wordt uitgekeerd door overmaking op een door de Pensioengerechtigde in een lidstaat van de Europese Unie of voor zover is toegestaan buiten de Europese Unie aangehouden bank- of girorekening. 4. Bij uitbetalingen buiten Nederland kan het Fonds de transactiekosten in mindering brengen op de uitkering aan de belanghebbende(n). 5. Alle uitkeringen geschieden in euro’s. 6. De Pensioengerechtigde behoudt tijdens zijn leven recht op niet opgevorderde uitkeringen. Op opgevorderde alsnog uitbetaalde uitkeringen kan interest worden vergoed. 7. De uitkeringen worden verminderd met die belastingen en premieheffingen, welke het Fonds verplicht is in te houden en af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
54
Artikel 26
Vervallen
Artikel 27
Verlening van toeslagen op Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken voor Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden
Het Fonds probeert ieder jaar per 1 januari een toeslag te verlenen op Pensioenrechten en de premievrije Pensioenaanspraken. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toekenning en de hoogte van de voorwaardelijke toeslag is mede afhankelijk van het beleggingsrendement van het Fonds. Er zal geen toeslag worden verleend indien de situatie van het Fonds dusdanig is dat in de ogen van het Bestuur toeslagverlening niet verantwoord wordt geacht. De Toeslagmaatstaf is de stijging van de Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid, van oktober vergeleken met het cijfer van oktober in het jaar daarvoor. Als de stijging van het prijsindexcijfer hoger is dan 3% wordt de jaarlijkse toeslag gemaximeerd op 3%. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken worden aangepast. Aan het bestuursbesluit kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van toekomstige toeslagen. De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. Het Bestuur kan, indien de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, of bij een relevante wijziging van omstandigheden, de Toeslagstaffel en/of de Toeslagmaatstaf wijzigen. 1. Op de in lid 4 bedoelde Pensioenrechten en Pensioenaanspraken ingevolge dit reglement wordt jaarlijks per 1 januari van het kalenderjaar voorwaardelijke toeslag verleend.
a. De voorwaardelijke toeslagen op de Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken worden gebaseerd op de prijsstijging, die wordt vastgesteld op basis van het prijsindexcijfer. De Toeslagmaatstaf is de stijging van de Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid, van oktober vergeleken met het cijfer van oktober in het jaar daarvoor gebruikt met een maximum van 3%.
b. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt mede uit beleggingsrendement gefinancierd. De bevoegdheid om te bepalen of de voorwaardelijke toeslag wordt verleend ligt vanaf 1 januari 2015 evenwel bij het Bestuur. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre Pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden worden aangepast. Aan het bestuursbesluit kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van toekomstige toeslagen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
55
De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn.
c. Het Bestuur hanteert een Toeslagstaffel als leidraad voor het bepalen van de mate van toeslagverlening. De mate van toeslagverlening is daarbij afhankelijk van de financiële positie van het Fonds. De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn.
Het Bestuur kan, indien de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, of bij een relevante wijziging van omstandigheden, de Toeslagstaffel en/of de Toeslagmaatstaf wijzigen. Indien er naar het oordeel van het Bestuur in enig jaar sprake is van een ingrijpende wijziging in de financiële situatie of extreme situaties, zoals bijvoorbeeld loonontwikkelingen die significant uitkomen boven macro-economische ontwikkelingen, heeft het Bestuur de discretionaire bevoegdheid om af te wijken van de Toeslagmaatstaf zoals genoemd in sub b van dit artikel, en geen toeslag of een lagere toeslag toe te kennen. 2. Het Bestuur stelt de toeslag als bedoeld in lid 1 vast in het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar. 3. Indien het Centraal Bureau voor de Statistiek de in lid 1 omschreven prijsindex niet meer publiceert, kan het Bestuur voor de toepassing van lid 1 een andere index vaststellen. 4. Lid 1 is van toepassing op de navolgende Pensioenrechten en Pensioenaanspraken ingevolge dit reglement: –– de ingegane (deeltijd)Pensioenen van Gepensioneerden, met inbegrip van de overbruggingspensioenen, en de bijbehorende aanspraken op uitgesteld (bijzonder) partner- en wezenpensioen, –– de ingegane Pensioenen van de Partners, met inbegrip van de nabestaandenoverbruggingspensioenen; –– de ingegane bijzondere partnerpensioenen; –– de ingegane wezenpensioenen; –– de op of na 1 januari 2006 ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen voor de Deelnemers; –– de verzekerde Pensioenaanspraken van Gewezen Deelnemers en de bijbehorende aanspraken op uitgesteld partner- en wezenpensioen; –– het aan de Gewezen Partner toegerekende deel van het in artikel 14 lid 1 bedoelde te verevenen Pensioen na pensionering van de Deelnemer dan wel na beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioen(richt)datum;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
56
–– het aan de Gewezen Partner toegerekende deel van het in artikel 14 lid 3 bedoelde te verevenen Pensioen; –– het aan de Gewezen Partner toegekende eigen recht op Pensioen na omzetting als bedoeld in artikel 14 lid 8; –– de op basis van het bepaalde in artikel 19 Onderdeel A, eerste en tweede lid, dan wel artikel 19 Onderdeel B vastgestelde Pensioenaanspraken na pensionering van de Deelnemer dan wel na beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioen(richt)datum; –– de aan de Gewezen Partner van de Deelnemer toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen; –– de aan de Deelnemer toegekende extra Pensioenaanspraak uit waardeoverdracht als bedoeld in artikel 8 lid 3 onderdeel c en artikel 8 lid 4 onderdeel c na pensionering van de Deelnemer dan wel na beëindiging van het deelnemerschap vóór de Pensioen(richt)datum. 5. Dit lid is met ingang van 1 januari 2015 vervallen.
De tekst van dit lid luidde van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 als volgt:
a. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van Actieve Deelnemers wordt met ingang van 2014 jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie, een en ander volgens de hierna volgende bepalingen.
b. Met de hiervoor bedoelde Actieve Deelnemers worden bedoeld de Deelnemers voor wie per 31 december 2013 premievrije aanspraken op pensioen zijn vastgesteld (zoals nader omschreven in de considerans) en die vervolgens met ingang van 1 januari 2014 voor een ononderbroken periode Deelnemer zijn in één van de van toepassing zijnde pensioenreglementen van hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds, hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds.
c. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van de medewerker van ING Bank Personeel B.V. met een Personal Employment Contract die op of na 1 januari 2008 is toegetreden tot het ‘Pensioenreglement 2008 NN Prestatiepensioen’ bij Nationale-Nederlanden, wordt met ingang van 2014 jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie, een en ander volgens de hierna volgende bepalingen.
d. Op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO, wordt met ingang van 2014 een toeslag verleend op de tot en met 31 december 2013 ingevolge artikel 21 vastgestelde Pensioenaanspraken en de op dat moment verleende toeslagen van de Actieve Deelnemers en de medewerkers genoemd in sub c.
e. De door de Actieve Deelnemers en de medewerkers genoemd in sub c opgebouwde Pensioenaanspraken worden vanaf 1 januari 2014 verhoogd met hetzelfde percentage als de collectieve structurele verhoging van de lonen overeengekomen op de van toepassing zijnde CAO voor de Deelnemers.
f. Indien het deelnemerschap bij Stichting ING CDC Pensioenfonds of Stichting NN CDC Pensioenfonds eindigt dan zullen op de Pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel vanaf het moment van beëindiging
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
57
van de deelneming in voornoemde pensioenfondsen voorwaardelijk toeslagen worden verleend als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
g. Het bepaalde in dit lid onder f is eveneens van toepassing door overgang van het dienstverband met de werkgever onder de CAO ING Bank naar een dienstverband met de werkgever onder de CAO ING Verzekeren/ ING Investment Management, of omgekeerd.
6. Het Bestuur kan op basis van de financiële positie van het Fonds besluiten om op de opgebouwde Pensioenrechten en Pensioenaanspraken een inhaaltoeslag dan wel een aanvullende toeslag toe te kennen indien de dekkingsgraad van het Fonds dit toelaat. Daarbij wordt rekening gehouden met de eventuele beperkingen die voortvloeien uit de PW en de fiscale Wet- en regelgeving.
Artikel 27a
Verlening van toeslagen op Pensioenrechten en premievrije Pensioenaanspraken voor Actieve Deelnemers en PEC-medewerkers
1. Op de op 31 december 2013 geldende Pensioenaanspraken van de Actieve Deelnemers, die op 31 december 2013 en direct aansluitend op 1 januari 2014 in dienst waren van de Werkgever, en medewerkers met een Personal Employment Contract, wordt vanaf 1 januari 2015 een voorwaardelijke toeslag verleend op het moment dat er sprake is van een collectieve structurele verhoging van de lonen ingevolge de van toepassing zijnde CAO. 2. De opgebouwde Pensioenaanspraken worden verhoogd met hetzelfde percentage als de collectieve structurele verhoging van de lonen overeengekomen in de van toepassing zijnde CAO voor de Actieve Deelnemers. 3. Voor deze in lid 1 en 2 voorwaardelijke toeslagverlening is met ingang van 1 januari 2015 behoudens het bepaalde in lid 4 geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt mede uit beleggingsrendement gefinancierd. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. 4. Indien het eigen vermogen van het Fonds volgens het Bestuur ontoereikend is voor de volledige toekenning van de toeslagverlening conform de maatstaf, kan het tekort worden gefinancierd uit een hiervoor per 1 maart 2014 gevormde bestemmingsreserve, mits deze bestemmingsreserve toereikend is. De bevoegdheid om te bepalen of de voorwaardelijke toeslag wordt verleend ligt vanaf 1 januari 2015 bij het Bestuur. 5. Het Bestuur kan besluiten om op de opgebouwde Pensioenaanspraken en Pensioenrechten een inhaaltoeslag dan wel een aanvullende toeslag toe te kennen indien de dekkingsgraad van het Fonds dit toelaat. Daarbij wordt rekening gehouden met de eventuele beperkingen die voortvloeien uit de PW en de fiscale Wet- en regelgeving.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
58
De bevoegdheid om te bepalen of de voorwaardelijke toeslag wordt verleend ligt vanaf 1 januari 2015 bij het Bestuur. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre Pensioenaanspraken van de Actieve Deelnemers worden aangepast. De benodigde middelen voor de aanvullende toeslag dan wel de inhaaltoeslag worden niet onttrokken aan de per 1 maart 2014 gevormde bestemmingsreserve.
6. Het Bestuur hanteert een Toeslagstaffel als leidraad voor het bepalen van de mate van toeslagverlening. De mate van toeslagverlening is daarbij afhankelijk van de financiële positie van het Fonds.
Indien er naar het oordeel van het Bestuur in enig jaar sprake is van een ingrijpende wijziging in de financiële situatie of extreme situaties, zoals bijvoorbeeld loonontwikkelingen die significant uitkomen boven macro-economische ontwikkelingen, heeft het Bestuur de discretionaire bevoegdheid om af te wijken van de Toeslagmaatstaf zoals genoemd in lid 2 van dit artikel, en geen toeslag of een lagere toeslag toe te kennen.
De toeslagambitie bedraagt 80% van de Toeslagmaatstaf. Wanneer de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, zal de Werkgever géén aanvullende premie of bijstorting verschuldigd zijn. Het Bestuur kan, indien de toeslagambitie niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, of bij een relevante wijziging van omstandigheden, de Toeslagstaffel en/of de Toeslagmaatstaf wijzigen.
7. Indien het dienstverband met de Werkgever eindigt, anders dan wegens arbeidsongeschiktheid, zullen op de Pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel vanaf het moment van beëindiging van het dienstverband met de Werkgever voorwaardelijk toeslagen worden verleend als bedoeld in artikel 27. 8. Het bepaalde in dit lid onder lid 7 is eveneens van toepassing door overgang van het dienstverband met de Werkgever onder de CAO ING Bank naar een dienstverband met de Werkgever onder de CAO ING Verzekeren/ ING Investment Management, of omgekeerd.
Artikel 28
Anticumulatie
1. Indien het Bestuur van oordeel is dat de samenloop van uitkeringen van overheidswege met uitkeringen op basis van dit reglement zich niet verenigt met de uitgangspunten van de Pensioenregeling, kan het Bestuur uitkeringen van overheidswege in mindering brengen op uitkeringen op basis van dit reglement. 2. Indien er sprake is van samenloop van uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, dient de Pensioengerechtigde het Fonds schriftelijk te informeren over een toekenning c.q. iedere wijziging van een uitkering van overheidswege. Indien de Pensioengerechtigde niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, behoudt het Fonds zich het recht voor eventueel te veel of ten onrechte betaalde pensioenuitkeringen van de
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
59
Pensioengerechtigde terug te vorderen of te verrekenen met nog te betalen pensioentermijnen. Het Fonds kan op de terug te vorderen uitkeringen interest berekenen. 3. Voor de in artikel 18 onderdeel A lid 8 dan wel in artikel 18 onderdeel B lid 6 genoemde Deelnemer die: –– op 31 december 2013 Deelnemer is aan dit Pensioenreglement en aansluitend op 1 januari 2014 deelnemer is in het nieuwe pensioenreglement van hetzij Stichting ING CDC Pensioenfonds hetzij Stichting NN CDC Pensioenfonds en die daar ononderbroken aan blijft deelnemen en die op 31 december 2013 en aansluitend op 1 januari 2014 in dienst is van de Werkgever; en –– vóór 1 december 2013 de eerste ziektedag heeft; en –– vervolgens niet gedurende ten minste 4 weken onafgebroken volledig zijn eigen werk heeft gedaan; en –– wegens arbeidsongeschiktheid is ontslagen op of na 1 januari 2014; en –– wegens deze arbeidsongeschiktheid een IVA- of WAO-uitkering ontvangt, geldt dat het gezamenlijke brutobedrag van de uitkeringen van overheidswege, de uitkeringen uit het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen en de uitkeringen uit het ouderdomspensioen na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen niet hoger mogen zijn dan het gezamenlijke brutobedrag van de uitkeringen van overheidswege en de uitkeringen uit het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen vóór die ingangsdatum. Is het gezamenlijke bedrag na de pensioendatum hoger dan vóór die datum, dan is het Fonds bevoegd om het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen te verlagen of zelfs te beëindigen om de gelijkheid zo veel mogelijk te benaderen.
Artikel 29
Vervreemden van Pensioenrechten en Pensioenaanspraken
Vervreemding of elke andere handeling waardoor de (Gewezen) Deelnemer, de (gewezen) Partner of de Pensioengerechtigde enig recht op zijn Pensioenaanspraken of Pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990; b. vervreemding van bijzonder partnerpensioen plaatsvindt op grond van artikel 16 lid 4; c. verevening plaatsvindt als bedoeld in artikel 14; d. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij scheiding in plaats van de Deelnemer diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner wordt aangewezen als begunstigde voor (een deel van) het ouderdomspensioen, mits het Fonds hiermee instemt; of e. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de Deelnemer bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner, mits het Fonds hiermee instemt. Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
60
Hoofdstuk VIII
Financiering
Toelichting artikel 30, artikel 30a en artikel 30b De financieringsafspraken zijn in dit Pensioenreglement opgenomen, indien de afspraken direct van invloed kunnen zijn op de hoogte van de conform dit Pensioenreglement vastgestelde Pensioenrechten en (premievrije) Pensioenaanspraken. Daarbij is de volgende onderverdeling gemaakt: – artikel 30: algemene bepalingen ten aanzien van de financiering van Pensioenen; – artikel 30a: bepalingen met betrekking tot de eigen bijdrage in de pensioenpremie. Met ingang van 1 januari 2014 zijn de pensioenaanspraken premievrij en wordt er geen eigen bijdrage meer betaald; – artikel 30b: bepalingen met betrekking tot een eventuele beperking van rechten. In artikel 30b wordt achtereenvolgens vermeld: – dat de Werkgever zich het recht voorbehoudt om zijn bijdragen (bijdragen ingevolge de Uitvoeringsovereenkomst) aan het Fonds tussentijds te verminderen of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van de omstandigheden; – dat de consequenties van de vermindering of beëindiging van de jaarlijkse bijdragen door de Werkgever betrekking hebben op alle door het Fonds uitgevoerde Pensioen- en Prepensioenregelingen tezamen; – hoe de rechten van alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden bij het Fonds naar rato van het tekort zullen worden verminderd, indien de middelen van het Fonds niet voldoende zijn om de verplichtingen van het Fonds te dekken.
Artikel 30
Algemene bepalingen ten aanzien van de financiering van Pensioenen
1. Met het betalen van de uitvoeringskosten als bedoeld in de Uitvoeringsovereenkomst geldende vanaf 1 januari 2014 heeft de Werkgever volledig aan zijn financiële verplichtingen jegens het Fonds voldaan. De Werkgever is niet gehouden tot het storten van extra premies, bijdragen of herstelbetalingen, ook niet in geval van een dekkingstekort in het Fonds. De Werkgever zal nooit vrijwillig, gevraagd noch ongevraagd, bijdragen doen aan het Fonds bovenop de bijdragen voor uitvoeringskosten als bedoeld in de Uitvoeringsovereenkomst. De hoogte van de door het Fonds toegekende Pensioenrechten en Pensioenaanspraken is derhalve uitdrukkelijk niet gegarandeerd en deze Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden conform artikel 30b lid 2 van dit Pensioenreglement bij een dekkingstekort van het Fonds verminderd. Evenmin wordt bijgestort als de toeslagambitie niet voldoende wordt gerealiseerd. 2. Wanneer de dekkingsgraad van het Fonds volgens de wettelijke normen een premiekorting of een premierestitutie aan de Werkgever zou toestaan, wordt deze niet verleend. 3. Het risico dat de middelen van het Fonds niet toereikend zijn om de beoogde pensioenen uit te kunnen betalen ligt volledig bij de (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
61
Artikel 30a
Vervallen met ingang van 1 januari 2014
De tekst van dit lid luidde tot 1 januari 2014 als volgt: 1. De Deelnemer is verplicht een bijdrage te betalen in de kosten van de Pensioenregeling. Deze bijdrage wordt op het salaris ingehouden in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. 2. De hoogte van de eigen bijdrage van de Deelnemer wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslagen zoals bepaald in de van toepassing zijnde CAO. Voornoemde pensioengrondslagen worden voor Deelnemers die in deeltijd werkzaam zijn vastgesteld naar evenredigheid van de pensioengrondslagen ingeval betrokkenen werkzaam zouden zijn voor de volledige Basis Arbeidsduur. De eigen bijdrage in de pensioenpremie zal niet meer bedragen dan 7,5% van de pensioengrondslagen. 3. Indien en voor zover Pensioen wordt opgebouwd op basis van dit reglement is de eigen bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd. Dit betekent dat de bijdrage onverkort verschuldigd blijft: –– tijdens perioden van verlof voor zover de pensioenopbouw wordt voortgezet, waaronder niet begrepen het op risicobasis verzekerde partnerpensioen als bedoeld in artikel 11a lid 3; –– in geval van een wijziging in de arbeidsduur of een daling van het bruto persoonlijk maandsalaris als bedoeld in artikel 10; –– tijdens ziekte en Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer. In dergelijke situaties wordt de eigen bijdrage in de pensioenpremie afgeleid van de pensioengrondslagen op basis waarvan de pensioenopbouw plaatsvindt. Er is geen eigen bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd door: –– Deelnemers van wie het dienstverband met de Werkgever vóór 1 januari 2006 is beëindigd in verband met gebruikmaking van een regeling voor vervroegd uittreden; –– Deelnemers van wie het dienstverband met de Werkgever is beëindigd in verband met gebruikmaking van de Prepensioenregeling.
Artikel 30b
Beperking van rechten
1. De Werkgever behoudt zich het recht voor om uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst verschuldigde bijdragen aan het Fonds tussentijds te verminderen of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Hieronder wordt verstaan een situatie waarin de financiële positie van de Werkgever naar het oordeel van de Werkgever onverminderde betaling van deze bijdragen niet rechtvaardigt. 2. In de situatie dat het Fonds een dekkingstekort heeft (de dekkingsgraad van het Fonds ligt dan onder het minimaal vereist eigen vermogen) en deze situatie herstelt zich niet binnen een redelijke termijn (van maximaal de wettelijke herstelperiode), dan zal het Fonds de Pensioenrechten en Pensioenaanspraken van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en overige
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
62
aanspraakgerechtigden evenwichtig verminderen zodat niet langer sprake is van een dekkingstekort. Een en ander conform het bepaalde in artikel 134 PW.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
63
Hoofdstuk IX O verige bepalingen Artikel 31
Sociale wetten
1. Indien in de toekomst sociale wetten worden gewijzigd of wettelijke maatregelen met betrekking tot ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen worden ingevoerd, kan dit Pensioenreglement aan de dan geldende omstandigheden worden aangepast. Indien de aanpassing van het reglement leidt tot lagere Pensioenen, bedraagt het Pensioen op de Pensioendatum ten minste de tot de aanpassing opgebouwde Pensioenaanspraken. 2. Indien door wijziging van het Pensioenreglement in het Fonds voorzieningen vrijvallen blijven deze voorzieningen eigendom van het Fonds.
Artikel 32
Eventuele herverzekering
1. Het Fonds kan de verplichtingen welke voortvloeien uit dit Pensioenreglement, geheel of gedeeltelijk dekken door het sluiten van overeenkomsten met één of meer levensverzekeraars als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht. 2. Het Fonds zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het Bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de Verzekerde aan te wijzen.
Artikel 33
Uitgesloten risico’s
1. Indien de (Gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde overlijdt ten gevolge van de opzet of grove schuld van een (Gewezen) Partner of Kind, dan:
a. vervalt het gehele wezenpensioen, hoe ook geheten, dat ten behoeve van dat Kind door het Fonds is verzekerd;
b. vervalt het uit hoofde van dit Pensioenreglement ten behoeve van die (Gewezen) Partner verzekerde (bijzonder) partnerpensioen, hoe ook geheten, en wordt in plaats daarvan een (bijzonder) partnerpensioen uitgekeerd dat kan worden verworven op basis van de premievrije waarde van het opgebouwde (bijzonder) partnerpensioen berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
2. Het Bestuur zal zich bij haar oordeelvorming baseren op een strafrechtelijk vonnis.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
64
3. Op het in lid 1 onder b bedoelde te verwerven (bijzonder) partnerpensioen zijn, voor zover zij niet afwijken van dit artikel, de bepalingen uit dit Pensioenreglement, met name maar niet beperkt tot de bepalingen inzake (bijzonder) partnerpensioen, van toepassing. 4. De ingevolge lid 1 onder b benodigde rekenregels worden bij toekenning van het (bijzonder) partnerpensioen door het Bestuur vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen. 5. a. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 18 en pensioenopbouw als bedoeld in artikel 19 vervalt geheel voor die Deelnemer door wiens opzet of grove schuld de Arbeidsongeschiktheid is ingetreden.
b. Indien sprake is van een tijdelijke of blijvende geestesziekte of psychisch gebrek waardoor de zelfverminking of door eigen toedoen ontstane arbeidsongeschiktheid werd veroorzaakt, zal het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en pensioenopbouw voor de Deelnemer blijven bestaan. De beoordeling hiervan ligt bij het Fonds en zal bij twijfel door een door het Fonds aangewezen deskundige worden bepaald.
Artikel 34
Administratie van Deelnemingsjaren
1. Met ingang van 1 januari 2005 worden door het Fonds als Deelnemingsjaren geadministreerd de jaren gelegen na 1 januari 2005 waarin de Deelnemer een dienstverband heeft met de Werkgever en bij het Fonds Pensioen wordt opgebouwd. Indien de overdrachtswaarde van de premievrije Pensioenaanspraken uit hoofde van een voorgaand dienstverband aan het Fonds is overgedragen zoals bedoeld in artikel 8 leden 3 en 4, worden de door de overdragende pensioenuitvoerder opgegeven aantoonbaar voor pensioenopbouw in aanmerking genomen dienstjaren uit hoofde van dat voorgaand dienstverband mede als Deelnemingsjaren in aanmerking genomen. Niet als Deelnemingsjaren worden aangemerkt: –– de jaren gedurende welke na beëindiging van het dienstverband wegens Arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw ingevolge het bepaalde in artikel 19 Onderdeel A c.q. artikel 19 Onderdeel B wordt voortgezet; –– de jaren gedurende welke na beëindiging van het dienstverband in verband met een regeling van de Werkgever de pensioenopbouw ingevolge artikel 24 wordt voortgezet. 2. Met ingang van 1 januari 2008 wordt het aantal toekomstige Deelnemingsjaren in dagen nauwkeurig bepaald. Het aantal Deelnemingsjaren tot 2008 wordt bepaald in jaren en volle maanden waarbij een gedeelte van een maand niet in aanmerking wordt genomen.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
65
3. a. Voor elke Deelnemer wordt per deelnemingsjaar een parttime-factor vastgesteld door de persoonlijke arbeidsduur (met een maximum van de Basis Arbeidsduur) te delen door de voor de Deelnemer van toepassing zijnde Basis Arbeidsduur.
b. Indien voor Deelnemingsjaren gelegen vóór 1 januari 2005 de parttime-factor als bedoeld in onderdeel a niet kan worden vastgesteld wordt voor deze perioden de gewogen gemiddelde parttime-factor als bedoeld in artikel 9 lid 3 in aanmerking genomen.
4. Indien het bepaalde in artikel 23 lid 1 toepassing vindt, verstrekt het Fonds aan de overnemende pensioenuitvoerder bij de opgave als bedoeld in artikel 19 van het Besluit Uitvoering PW een opgave van de geadministreerde Deelnemingsjaren. Tevens verstrekt het Fonds alle schriftelijke bescheiden die de als Deelnemingsjaren aan te merken perioden voorafgaand aan een vóór 1 januari 2005 aan het Fonds gedane waardeoverdracht als bedoeld in artikel 8 kunnen staven.
Artikel 35
Fiscale maxima
1. Het totale ouderdomspensioen uit hoofde van artikel 12 bedraagt niet meer dan 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris als bedoeld in artikel 5. 2. Het partnerpensioen uit hoofde van artikel 15 bedraagt met inbegrip van het partnerpensioen op risicobasis als bedoeld in artikel 11a lid 3 en het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 16 niet meer dan 70% van het laatst vastgestelde pensioensalaris als bedoeld in artikel 5. 3. Het wezenpensioen uit hoofde van artikel 17 bedraagt voor ieder Kind ten hoogste 14% van het laatst vastgestelde pensioensalaris als bedoeld in artikel 5. Ingeval van een volle wees bedraagt het wezenpensioen niet meer dan 28% van het laatst vastgestelde pensioensalaris. 4. Bij de vaststelling van het in het eerste lid genoemde maximum wordt de AOW-uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag als bedoeld in artikel 9 eerste lid onderdeel b en zesde lid van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag, mede in aanmerking genomen. 5. De in het tweede en derde lid genoemde maxima voor partner- en wezenpensioen worden vastgesteld met inachtneming van 70% dan wel 14% respectievelijk 28% van het in het vierde lid genoemde bedrag per deelnemersjaar. 6. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden kunnen het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het wezenpensioen meer bedragen dan de in het eerste tot en met het vijfde lid genoemde maxima voor zover dit het gevolg is van:
a. aanpassing van de Pensioenaanspraken van de Deelnemers als bedoeld in artikel 8 lid 5 onderdeel A artikel 12 lid 3 onderdeel B en artikel 19 Onderdeel A lid 4 dan wel artikel 19 Onderdeel B lid 2 of toeslagverlening als bedoeld in artikel 27 en artikel 27a;
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
66
b. waardeoverdracht;
c. gehele of gedeeltelijke herschikking van Pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 20 lid 4 onderdeel a tot en met c, met dien verstande dat het partnerpensioen na herschikking niet meer kan bedragen dan 70% van het pensioensalaris als bedoeld in artikel 5;
d. variatie in de hoogte van de pensioenuitkering als bedoeld in artikel 20 lid 5, met in achtneming van de fiscale begrenzingen.
7. Bij toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt rekening gehouden met de goedkeuringen van de belastingdienst, zoals vastgelegd in de besluiten van de staatssecretaris van Financiën van 27 augustus 2003 (nr. CPP2003/233M) en 22 februari 2002 (nr. CPP2001/3047M), dan wel de besluiten of handreikingen die hiervoor in de plaats treden. 8. Bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel worden mede in aanmerking genomen: –– de aanspraken uit hoofde van het Pensioenreglement voor de Excedentregeling op basis van beschikbare premie en het vaste salaris boven de grens als bedoeld in artikel 5 lid 1; en –– elders opgebouwde Pensioenaanspraken uit hoofde van het dienstverband met een Aangesloten Onderneming. 9. Het nabestaandenoverbruggingspensioen uit hoofde van artikel 17a bedraagt met inbegrip van het Anw-hiaatpensioen uit hoofde van de pensioenovereenkomst niet meer dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Anw, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. Bij de toepassing van het bepaalde in dit lid wordt rekening gehouden met de brutering zoals vastgelegd in Vraag & Antwoord (08-068 de dato 11 februari 2009) van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst, dan wel de besluiten of handreikingen die hiervoor in de plaats treden.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
67
Hoofdstuk X Slotbepalingen Artikel 36
Geschillen
Ten aanzien van elk besluit dat door of namens het Bestuur is genomen met betrekking tot de uitvoering van dit reglement zijn de bepalingen omtrent de behandeling van geschillen van kracht zoals bepaald in artikel 27 van de Statuten.
Artikel 37
Liquidatie van het Fonds
Ingeval van liquidatie van het Fonds worden de rechten van de Verzekerden in de zin van dit reglement vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 van de Statuten.
Artikel 38
Hardheidsclausule
1. Het Bestuur kan op gronden van redelijkheid en billijkheid in incidentele gevallen ten behoeve van een Verzekerde in voor deze gunstige zin van de bepalingen van dit Pensioenreglement afwijken, mits hierdoor de belangen van de overige belanghebbenden niet worden geschaad. 2. In gevallen waarin dit Pensioenreglement niet voorziet beslist het Bestuur.
Artikel 39
Inwerkingtreding
1. Dit reglement is vastgesteld op 11 december 2009 en vervangt de voordien vastgestelde reglementen en is van kracht vanaf 1 januari 2008. Bij bestuursbesluit de dato 15 september 2010 is dit reglement gewijzigd. Deze wijziging treedt ten aanzien van de artikelen 14 lid 10, 21 lid 2, 30a lid 2, 32 leden 1 en 3, 33 leden 1 en 2 en 39 lid 1 in werking per 1 januari 2008 en ten aanzien van artikel 10 lid 5 per 1 juli 2008. Bij bestuursbesluit de dato 14 januari 2011 is dit reglement gewijzigd. Deze wijziging treedt ten aanzien van de artikelen 1 onderdelen d en g, 11a en 39 lid 1 in werking per 1 januari 2011 en ten aanzien van artikel 1 onderdeel e per 11 september 2009. Bij bestuursbesluit de dato 26 september 2011 zijn de artikelen 7 lid 1 onder b en 39 lid 1 van dit reglement gewijzigd en is artikel 1 onder ka ingevoegd. Deze wijzigingen treden per 26 september 2011 in werking. Bij bestuursbesluit de dato 28 maart 2012 zijn de artikelen 33 en 39 lid 1 van dit reglement gewijzigd. Deze wijzigingen treden per 28 maart 2012 in werking. Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
68
Bij bestuursbesluit de dato 25 februari 2014 zijn de artikelen 1 onderdeel d, e, p, x, y, an, ao, 3 lid 14d en 19a, 5 lid 1 en 3, 6 lid 2, 10 lid 5, 14 lid 10, 16 lid 3 en 4, 20 lid 4c, 21 lid 3, 25 lid 3, 27, 33 lid 5 en 39 lid 1 van dit reglement gewijzigd. De wijzigingen van artikel 20 lid 4c en 21 lid 3 treden per 1 november 2013 in werking. De overige wijzigingen treden met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 in werking. Bij bestuursbesluit de dato 25 februari 2014 is het Addendum op de Basisregeling Pensioen 65 ingevoegd. Dit Addendum treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2014. Bij Bestuursbesluit de dato 26 september 2014 is besloten om het Addendum op de Basisregeling Pensioen 65 integraal te verwerken in de tekst van de Basisregeling Pensioen 65. Bij hetzelfde bestuursbesluit is de considerans en zijn de artikelen 1 onderdelen d, g, h, at en au, 3 lid 19 a, 8 lid 5 sub a en c, 11a lid 8, 12 lid 3 sub b, 18 onderdeel A lid 8 en onderdeel B lid 6, 19 onderdeel A lid 4 en onderdeel B lid 2, 20, 24, 27, 28 lid 3, 30, 30a, 30b en 39 gewijzigd. Tevens is artikel 27a toegevoegd. De wijzigingen van artikelen 3, 11a, 18, 19, 20, 24 en 28 treden met terugwerkende kracht per 1 januari 2014 in werking. De overige wijzigingen treden per 1 januari 2015 in werking. 2. Voor de Deelnemers, Werknemers van een Aangesloten Onderneming niet zijnde NMB-Heller, die: –– op 31 december 2001 een dienstverband hadden met een Werkgever; en –– op 31 december 2001 (aspirant) Deelnemer waren in het Fonds; en –– op 1 januari 2002 een aansluitend dienstverband hadden met een Werkgever; gelden naast de bepalingen van dit reglement: –– de overgangsregelingen die zijn opgenomen in het ROP 2002; en –– de overgangsregelingen die zijn opgenomen in het ROP 2006. 3. Voor de Deelnemers, vóór 1 januari 2006 Werknemers van de Aangesloten Onderneming NMB-Heller, die: –– op 31 december 2003 een dienstverband hadden met NMB-Heller; en –– op 31 december 2003 (aspirant) Deelnemer waren in het Fonds; en –– op 1 januari 2004 een aansluitend dienstverband hadden met NMB-Heller; gelden naast de bepalingen van dit reglement: –– de overgangsregelingen als vermeld in artikel 19 leden 2 en 3 van het ROP 2002; en –– de overgangsregelingen die zijn opgenomen in het ROP 2006. 4. Voor de toepassing van de in dit reglement omschreven Pensioenregeling zal door het Fonds overeenkomstig artikel 19c van de Wet op de loonbelasting 1964 aan de belastingdienst gevraagd worden te beslissen of de onderhavige regeling voldoet aan de vereisten die deze wet aan een Pensioenregeling stelt. Indien naar aanleiding van het hiervoor bedoelde verzoek onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet voldoet aan de vereisten die de Wet op de loonbelasting 1964 aan een Pensioenregeling stelt, zal onverwijld en met terugwerkende kracht ingaand op de hiervoor bedoelde datum van inwerkingtreding de regeling worden gewijzigd in een Pensioenregeling die wel voldoet aan de vereisten die deze wet aan een Pensioenregeling stelt.
Reglement Basisregeling Pensioen 65, per 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)
69