1/9
Sectoraal Comité van het Rijksregister Advies RR nr. 01/2013 van 11 december 2013
Betreft: adviesaanvraag m.b.t. ontwerp van koninklijk besluit waarbij de Nationale Bank van België
en de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1992), gemachtigd worden tijdelijk toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen (RN/A/2013/001)
Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna “WRR”), inzonderheid artikel 5, vijfde lid; Gelet op het verzoek om advies van de heer Koen Geens, Minister van Financiën, ontvangen op 13/11/2013; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Brengt op11 december 2013 het volgend advies uit:
. . .
Advies RR 01/2013 - 2/9
I.
SITUERING VAN HET ONTWERPBESLUIT
1.
Artikel 322, § 3, WIB 92 verplicht de bank-, wissel-, krediet- of spaarinstellingen, hierna de
informatieplichtigen, om de identiteit van hun cliënten en de nummers van hun rekeningen en contracten kenbaar te maken bij het Centraal Aanspreekpunt, hierna CAP, dat bij de Nationale Bank van België wordt gehouden. Krachtens diezelfde bepaling mogen de informatieplichtigen daartoe het identificatienummer van het Rijksregister gebruiken. 2.
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 juli 2013 1, genomen ter uitvoering van
bovenvermelde artikel, bepaalt dat voor wat natuurlijke personen betreft de informatieplichtigen volgende gegevens meedelen: het identificatienummer en bij ontstentenis ervan de naam, de eerste officiële voornaam, de geboortedatum, de geboorteplaats of bij ontstentenis hiervan het geboorteland. 3.
Deze bepaling wekt de indruk dat de informatieplichtigen de keuze hebben: ofwel
verstrekken ze het identificatienummer ofwel verstrekken ze de andere in artikel 2 vermelde persoonsgegevens. Uit het verslag aan de koning blijkt echter dat de informatieplichtigen geen keuze hebben: voor alle natuurlijke personen die zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters, de vreemdelingenregisters, het wachtregister, de diplomatieke en consulaire registers en die bijgevolg over een identificatienummer van het Rijksregister beschikken, moet dit nummer worden gebruikt. Alleen m.b.t. personen die niet over dergelijk identificatienummer beschikken - niet-inwoners van het Rijk - mogen de andere in artikel 2 vermelde persoonsgegevens worden verstrekt. 4.
In het verslag aan de koning wordt in dit verband nog het volgende vermeld:
“(…) Hieruit vloeit voort dat de kredietinstellingen natuurlijke personen-rijksinwoners die houders waren van in 2010, 2011, 2012 of 2013 bestaande rekeningen zullen kunnen identificeren hetzij door middel van hun rijksregisternummer wanneer ze dit reeds in hun bestanden hebben geregistreerd onder de vorm van een gestructureerd numeriek gegeven in het kader van een andere wetgeving of van een raadpleging van de gegevens van het Rijksregister van natuurlijke personen zoals desgevallend bepaald door een apart koninklijk besluit, hetzij, bij ontstentenis ervan, door middel van de combinatie van de vier eerder genoemde gegevens die zal moeten worden gebruikt om de niet-rijksinwoners te identificeren (…)”
1
Koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Advies RR 01/2013 - 3/9
Het ontwerp van koninklijk besluit waarbij de Nationale Bank van België en de bank-,
5.
wissel-, krediet- en spaarinstellingen bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1992), gemachtigd worden tijdelijk toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, hierna het ontwerp, dat thans voor advies wordt voorgelegd, strekt ertoe om de vermelde toegang van de informatieplichtigen tot een aantal informatiegegevens van het Rijksregister te regelen zodat zij het identificatienummer kunnen opzoeken van de (ex)-cliënten waarvoor zij niet over dit nummer beschikken of toch niet onder de vorm van een gestructureerd numeriek gegeven. Het ontwerp wordt tevens genomen in toepassing van artikel 5, vijfde lid, WRR: “De Koning
6.
bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het sectoraal comité, in welke gevallen geen machtiging vereist is”.
II.
ONDERZOEK
II.1. Artikel 1 + artikel 3 7.
Artikel 1 bepaalt dat:
de Nationale Bank van België en de informatieplichtigen toegang krijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister;
het doeleinde van deze toegang erin bestaat de identificatienummers van het Rijksregister op te zoeken van cliënten-rijksinwoners waarvoor ze niet over dit nummer in een numerieke en gestructureerde vorm beschikken in toepassing van een andere wetgeving;
de toegang betrekking heeft op de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, WRR;
deze toegang in de tijd beperkt is, namelijk vanaf de bekendmaking van het besluit in het Belgisch Staatsblad tot 31/12/2014.
8.
De mogelijkheid voor de koning om de te bepalen in welke gevallen geen machtiging vereist
is, ontslaat hem niet van het naleven van de bepalingen van de WRR. Dit betekent dat hij alleen maar een besluit kan nemen ten behoeve van organismen/personen die op basis van artikel 5, eerste lid, WRR in aanmerking komen om te worden gemachtigd. 9.
Artikel 322, § 3, laatste lid, WIB 92 bepaalt dat de Nationale Bank van België het CAP
uitsluitend houdt in het algemeen belang. De informatieplichtigen zijn krachtens deze bepaling wettelijk verplicht om daaraan mee te werken: zij moeten van al hun cliënten o.a. hun rekeningnummers en identiteit meedelen met het oog op het realiseren van een doeleinde dat door de wet als zijnde van algemeen belang wordt bestempeld. Het Comité stelt vast dat de Nationale
Advies RR 01/2013 - 4/9
Bank en de informatieplichtigen, in de mate dat ze openbare of private instellingen van Belgisch recht zijn, op basis van artikel 5, eerste lid, 2°, WRR in aanmerking komen om te worden gemachtigd. 10.
Zoals uiteengezet in de randnummers 3 en 4 moeten de informatieplichtigen hun cliënten
die inwoner van het Rijk zijn identificeren aan de hand van hun identificatienummer van het Rijksregister. Zij beschikken evenwel niet voor al deze personen over dit nummer of althans niet in een gestructureerde numerieke vorm. Door middel van een toegang tot het Rijksregister, wensen zij dit nummer op te zoeken. In artikel 3 van het ontwerp wordt trouwens uitdrukkelijk bevestigd dat de toegang alleen maar zal gebruikt worden teneinde een correcte registratie in het CAP mogelijk te maken. 11.
Het Comité oordeelt dat het doeleinde met het oog waarop de toegang wordt verleend
welbepaald en uitdrukkelijk omschreven is. Het is tevens gerechtvaardigd vermits het een verwerking betreft dit gesteund is op artikel 5, eerste lid, c), WVP 2. 12.
Er wordt een toegang verleend tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid,
1° en 2°, WRR, namelijk de naam en de voornamen, geboorteplaats en –datum. Het is aan de hand van deze gegevens, die de informatieplichtigen voor al hun cliënten in hun bezit hebben, dat ze het corresponderende identificatienummer zullen opzoeken. Het Comité stelt vast dat een toegang tot deze gegevens, in het licht van het doeleinde in overeenstemming is met artikel 4, § 1, 3°, WVP. Het Comité wenst evenwel dat de tekst wordt vervolledigd, namelijk dat er geen opzoeking mag geschieden wanneer een bank niet over de minimale parameters naam, voornamen, geboortedatum beschikt omdat er dan geen one-to-one resultaat gegarandeerd is. In dat geval draagt de opzoeking niet bij tot de realisatie van het beoogde doeleinde en moet ze bijgevolg als niet ter zake dienend en overmatig worden bestempeld (artikel 4, § 1, 3°, WVP). 13.
Het ontwerp beperkt de machtigingsduur tot 31 december 2014. Gelet op het feit dat de
informatieplichtigen de mededeling aan de Nationale Bank voor de jaren 2010-2012 moeten verrichten tegen 01/02/2014 en deze voor het jaar 2013 tegen 31/03/2014, lijkt dit te lang. 14.
Uit bijkomende toelichting die het Comité mocht ontvangen blijkt dat indien de
informatieplichtigen aan het CAP gegevens bezorgen die logisch of technisch onjuist blijken te zijn t.o.v. het technisch protocol, dan kunnen deze records niet worden opgeladen en worden ze teruggestuurd naar de informatieplichtige met het verzoek de verkeerd blijkende records verbeterd terug te bezorgen. In dat verband bepaalt artikel 7 van het KB van 17 juli 2013:
2
Wet van 8 december 1992 voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van
persoonsgegevens.
Advies RR 01/2013 - 5/9
“Het toezicht door de Nationale Bank van België op de aan het CAP meegedeelde
gegevens wordt uitdrukkelijk beperkt tot: de naleving door de informatieplichtigen van alle technische instructies bedoeld in artikel 6, (…). De Nationale Bank van België verbetert in geen geval de gegevens die door een informatieplichtige aan het CAP worden meegedeeld. Gegevens die niet overeenkomstig alle in artikel 6 bedoelde technische instructies worden opgemaakt of overgebracht, worden geacht niet aan het CAP meegedeeld te zijn. De Nationale Bank van België brengt onverwijld de informatieplichtige in kennis hiervan, op de wijze die zij bepaalt. De informatieplichtige deelt het CAP zo spoedig mogelijk de gegevens mee opgesteld of bezorgd overeenkomstig de in artikel 6 bepaalde technische instructies, teneinde alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen (…).” 15.
In dat geval moet de informatieplichtige de mogelijkheid hebben om nogmaals het
Rijksregister te raadplegen. Het Comité stelt vast dat in artikel 7 niet wordt bepaald binnen welke termijn - zo spoedig mogelijk - de informatieplichtige de verbeterde gegevens moet terug bezorgen. Rekening houdend met dit element en het feit dat dit een operatie is waarbij de data van miljoenen personen betrokken zijn, oordeelt het Comité dat de vooropgestelde machtigingsduur aanvaardbaar is (artikel 4, § 1, 3°, WVP). 16.
Samengevat: de artikelen 1 en 3 geven geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen
vanwege het Comité.
II.2. Artikel 2 17.
De informatieplichtigen zullen niet over een rechtstreekse toegang tot het Rijksregister
beschikken. Hij zal verlopen via een centraal punt, namelijk de vzw Identifin. Deze werkwijze werd door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geadviseerd in de randnummers 23 en 24 van het advies nr. 16/2008 van 9 april 2008 m.b.t. het voorontwerp van wet
tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. 18.
Er wordt dus gekozen voor een toegang volgens gelijkaardige modaliteiten als deze die werd
toegekend aan financiële instellingen voor:
het vervullen van hun wettelijke opdrachten in verband met het opsporen van de houders van slapende rekeningen, huurders van slapende safes of van begunstigden van slapende verzekeringsovereenkomsten;
Advies RR 01/2013 - 6/9
de toepassing van artikel 16 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik
van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. 19.
Het Comité sluit zich aan bij het standpunt van de Commissie voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer en oordeelt dat een onrechtstreekse toegang via een centraal punt en de extra controle die zulks impliceert wenselijk is. Het Comtié stelt zich wel de vraag of in casu de vzw Identifin de meest geschikte tussenpersoon is. Het is van oordeel dat sommige openbare overheden zoals bijvoorbeeld de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, meer ervaring hebben met dergelijke operatie en dus beter uitgerust zijn om met nodige precisie de identificatienummer van het Rijksregister op te zoeken. Het Comité is dan ook van oordeel dat er beter beroep wordt gedaan op dergelijke openbare overheid. 20.
Louter volledigheidshalve vestigt het Comité m.b.t. de tekst van artikel 2 de aandacht op
wat hierna volgt. 21.
Teneinde haar rol als centraal punt te kunnen vervullen wordt de vzw Identifin door dit
artikel gemachtigd om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister evenals om het identificatienummer te gebruiken. 22.
Het Comité stelt vast dat de vzw Identifin door haar tussenkomst bijdraagt tot de realisatie
van een doeleinde dat wettelijk wordt gekwalificeerd als zijnde van algemeen belang. Laatstgenoemde komt bijgevolg in aanmerking om te worden gemachtigd op basis van artikel 5 eerste lid, 2°, WRR. 23.
Deze toegang wordt verleend tot de gegevens van het Rijksregister zodat de vzw op verzoek
en voor rekening van een informatieplichtige een opzoeking naar het identificatienummer van het Rijksregister kan doen. De Comité stelt vast dat niet wordt gespecificeerd om welke gegevens het gaat. Gelet op de parameters aan de hand van dewelke de opzoekingen zullen gebeuren (zie randnummer 12) kan en mag de toegang van de vzw Identifin niet ruimer zijn dan deze die aan de informatieplichtigen wordt verleend. De tekst moet op dat punt worden aangevuld. 24.
De duur van de toegang tot het Rijksregister door de vzw Identifin is niet bepaald. Het ligt
voor de hand dat deze niet langer kan zijn dan deze waarover de informatieplichtigen beschikken. De tekst moet op dit punt worden aangevuld. 25.
Er wordt bepaald dat de vzw Identifin de identificatienummers van het Rijksregister die zij
uit het Rijksregister ophaalt (= resultaten van de opzoeking) na de mededeling aan de
Advies RR 01/2013 - 7/9
informatieplichtige-opdrachtgever, vernietigt. Dit geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen in het licht van artikel 4, § 1, 5°, WVP. 26.
Artikel 2 van het ontwerp voorziet in een vrijstelling van het verstrekken van de informatie
die
het
Comité
vereist
i.v.m.
de
consulent
inzake
informatiebeveiliging
en
het
informatiebeveiligingsbeleid door een informatieplichtige voor zover:
die informatie reeds werd verstrekt aan het Comité in de marge van de beraadslagingen RR nr. 22/2009 en RR nr. 02/2011 en dit vanwege het Comité niet leidde tot opmerkingen of voorbehoud;
27.
dezelfde informatiebeveiligingsregels worden toegepast. Het Comité stelt vast dat de meeste informatieplichtigen in het kader van zowel de
beraadslaging “slapende rekeningen” als de beraadslaging “witwassen” de informatie verstrekten m.b.t. de consulent inzake informatiebeveiliging en het informatiebeveiligingsbeleid. Vraag is natuurlijk in hoeverre die informatie nog actueel is en er zich bijvoorbeeld ondertussen geen wijzigingen hebben voorgedaan waardoor die achterhaald is. 28.
Het Comité begrijpt dat er onder invloed van de tijdsdruk voor een pragmatische aanpak
wordt gekozen, namelijk de vrijstelling van de hiervoor vermelde informatie. Tijdsdruk kan en mag evenwel geen reden zijn om lichtzinnig met informatiebeveiliging om te gaan. 29.
Voor zover de informatieplichtige naar aanleiding van zijn gemotiveerd verzoek aan de vzw
Identifin bevestigt dat de informatie die hij eerder verschafte m.b.t. de consulent inzake informatiebeveiliging en het informatiebeveiligingsbeleid en die door de Commissie of het Comité als toereikend werd beoordeeld nog steeds actueel is, kan het Comité aanvaarden hij van een vrijstelling kan genieten. Dit vereist een toevoeging in die zin in het laatste lid van artikel 2. Suggestie:
“….zijn vrijgesteld van deze formaliteiten in het kader van de opzoeking bedoeld in artikel 1 voor zover ze naar aanleiding van de gemotiveerde aanvraag bedoeld in het eerste lid bevestigden dat de informatie m.b.t. de consulent inzake informatiebeveiliging en het informatiebeveiligingsbeleid nog steeds actueel is en ze strikt dezelfde informatieveiligheidsregels toepassen.” 30.
Samengevat: het Comité oordeelt dat een openbare overheid beter geschikt is dan de vzw
Identifin om als tussenschakel op te treden. Volledigheidshalve moet de tekst van artikel 2 worden aangevuld met:
Advies RR 01/2013 - 8/9
de gegevens tot dewelke de vzw Identifin zal toegang hebben evenals de termijn gedurende dewelke zij over die toegang kan beschikken;
de verplichting om de actualiteit van de informatie m.b.t. de consulent inzake informatiebeveiliging en het informatiebeveiligingsbeleid te bevestigen om van de vrijstelling te kunnen genieten.
II.3. Artikel 4 31.
De informatieplichtigen beschikken m.b.t. een aantal van hun cliënten over hun
identificatienummer van het Rijksregister in een gestructureerde numerieke vorm, namelijk met het oog op de toepassing van de wetgeving i.v.m. “slapende rekeningen”, “witwassen”, “centrale voor kredieten aan particulieren”. 32.
In al deze gevallen werden de informatieplichtigen voor een specifiek doeleinde door de
wetgever
gemachtigd
om
het
identificatienummer
van
het
Rijksregister
te
gebruiken.
Niettegenstaande de doeleinden waarvoor ze het identificatienummer mogen gebruiken variëren, hebben ze een zaak gemeen namelijk het feit dat dit nummer de betrokkene met het oog op dat doeleinde eenduidig identificeert zodat vergissingen m.b.t. personen worden vermeden wat gelet op de mogelijke gevolgen zeer belangrijk is. 33.
Hier is het de bedoeling om de inwoners van het Rijk die rekeninghouder zijn eenduidig te
identificeren teneinde er zeker van te zijn dat wanneer de fiscus informatie opvraagt over de rekeningen van een bepaalde persoon, alleen de informatie die op deze laatste betrekking heeft wordt meegedeeld. 34.
Het Comité oordeelt dat hier gewag kan gemaakt worden van verenigbare doeleinden in de
zin van artikel 4, § 1, 2°, WVP. Het heeft bijgevolg geen bezwaar dat de identificatienummers van het Rijksregister van cliënten die een informatieplichtige in zijn bezit heeft met het oog op het nakomen van andere wettelijke verplichtingen, gebruikt worden om deze cliënten te identificeren in het CAP. 35. Comité.
Samengevat: artikel 4 geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen vanwege het
Advies RR 01/2013 - 9/9
OM DEZE REDENEN, het Comité verleent een gunstig advies voor zover rekening wordt gehouden met de opmerkingen geformuleerd in randnummers 12 en 30. De Wnd. Administrateur,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Mireille Salmon