Verslag 2011
Rentenfonds
Het jaarverslag van het Rentenfonds kan geraadpleegd worden op zijn website : www.rentenfonds.be
Voorwoord Marc Monbaliu, Voorzitter
De « twin peaks »-hervorming die de institutionele architectuur van het toezicht op het financiële stelsel hertekende, is nu ruim één jaar in voege. Het was de bedoeling om niet lang daarna de bevoegdheden van het Rentenfonds op te heffen in verband met het bestuur van en het toezicht op effectenmarkten en het volledige toezicht te concentreren bij de FSMA, met inbegrip van de toezichttaken inzake de overheidseffecten die het Fonds uitoefende voor rekening en onder de eindverantwoordelijkheid van de FSMA. Door de « twin peaks »-hervorming dienden bij de FSMA echter heel wat praktische en technische aspecten prioritair herbekeken te worden waardoor het opportuun geacht werd de aanvankelijk op 1 september 2011 geplande overdracht van bevoegdheden door het Rentenfonds wat uit te stellen. Samen met wat vertragingen ten gevolge van de federale regeringswissel, zijn de toezichtbevoegdheden van het Rentenfonds uiteindelijk op 1 april 2012, precies één jaar na de « twin peaks »-hervorming, opgeheven of overgedragen naar de FSMA. Iets meer dan twintig jaar na het ontstaan van de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, is die afgeschaft door het koninlijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds. Destijds, in 1991, waren het nieuwe concept van gedematerialiseerde effecten en de nood aan een stabiel reglementair kader waarbinnen transacties in deze effecten konden plaatsvinden de voornaamste redenen om deze markt in te richten. Sindsdien zijn de secundaire-marktpraktijken op Europees niveau geharmoniseerd en de markten juridisch omkaderd via Europese richtlijnen waardoor de behoefte aan een specifiek reglementair en toezichtkader voor de Belgische gedematerialiseerde overheidseffecten verdwenen is. Ten gevolge van de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt dienden de schatkistcertificaten wel op een andere gereglementeerde markt genoteerd te worden ten einde de beleenbaarheid van deze instrumenten bij de ECB en de doorstroming van transactie-informatie betreffende deze effecten, afkomstig van buitenlandse toezichthouders, naar de FSMA te vrijwaren. Gezien de specifieke kenmerken van deze instrumenten, die nagenoeg uitsluitend door professionelen worden aangehouden, werden voorafgaand aan hun notering op NYSE Euronext Brussels enkele technische aanpassingen aangebracht aan het koninklijk besluit betreffende de rentemarkt. De informatie over de secundaire markt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten blijft niettemin verzekerd. Het Rentenfonds blijft dagelijks de referentiekoersen van de lineaire obligaties en de referentierentevoeten van de gesplitste effecten en schatkistcertificaten publiceren evenals de volumestatistieken inzake de secundaire-markttransacties, die de FSMA voortaan opstelt. De FSMA oefent van nu af aan als enige instelling toezicht uit op de naleving van de regels inzake marktmisbruik en de melding van transacties. Het Rentenfonds heeft alles in het werk gesteld om de opgebouwde kennis en ervaring aan de FSMA door te geven en verleent haar bovendien nog een tijdlang technische ondersteuning. Door de beëindiging van zijn toezichthoudende en regelgevende bevoegdheden op 1 april 2012 is de kerntaak van het Rentenfonds weggevallen. Deze opdracht was de voorbije decennia gaandeweg uitgebouwd terwijl de marktregulerende taken op de geld- en obligatiemarkt, de historische opdracht waarvoor het Rentenfonds in 1945 werd opgericht, daarentegen gevoelig aan belang inboetten, eerst naar aanleiding van de hervorming van de markt van de effecten van de
5
overheidsschuld en het monetaire-beleidsinstrumentarium van 29 januari 1991 en vervolgens door de in 2005 aangevatte overheveling van overheidsobligaties van de fixingmarkt naar de doorlopende markt, waar liquiditeitsverschaffers in feite zijn rol hebben overgenomen. De laatste, in 1998, aan het Rentenfonds toevertrouwde opdracht aangaande het verlenen van zijn medewerking aan het beheer van de staatschuld, is overwegend van logistieke aard en behelst vooral de rekrutering van personeel dat wordt gedetacheerd naar het Agentschap van de Schuld. Wegens de schaalverkleining van het takenpakket van het Rentenfonds heeft het Comité van het Rentenfonds beslist dat het jaarverslag voor de laatste keer in deze vorm wordt gepubliceerd. De toezichthoudende en regelgevende bevoegdheden van het Rentenfonds, waarvan de structurele evoluties en de operationele uitvoering werden beschreven in hoofdstuk 2, zijn immers weggevallen. Bovendien kan de meer algemene bespreking in hoofdstuk 1 over de ontwikkelingen op de secundaire markten in overheidseffecten grotendeels elders worden geconsulteerd, zoals bijvoorbeeld in het jaarverslag van het Agentschap van de Schuld. Daarom zal het Rentenfonds in de toekomst enkel nog verslag uitbrengen over de jaarrekening welke in het Belgisch Staatsblad en op zijn website consulteerbaar zal zijn.
6
Comité van het Rentenfonds Samenstelling op 31 december 2011
VOORZITTER :
Marc MONBALIU, Administrateur-generaal van de Administratie der Thesaurie.
LEDEN :
Jean HILGERS, Directeur-Schatbewaarder van de Nationale Bank van België.
Omer VAN DRIESSCHE, Auditeur-generaal van Financiën bij de Administratie der Thesaurie.
Ingrid VAN HERZELE, Directeur bij de Administratie der Thesaurie.
Françoise MASAI 1, Vicegouverneur van de Nationale Bank van België.
Norbert De BATSELIER 2, Directeur van de Nationale Bank van België.
SECRETARIS :
Ann Marie VAN DE KERKHOVE, Eerste attaché van Financiën bij de Administratie der Thesaurie.
AFGEVAARDIGDE :
Herwig SMISSAERT, Inspecteur-generaal bij de Nationale Bank van België.
1 Bij koninklijk besluit van 10 oktober 2011 werd mevrouw Françoise Masai met ingang van 1 september 2011 benoemd ter vervanging van de heer Serge Bertholomé. 2 Bij koninklijk besluit van 7 oktober 2011 werd de heer Norbert De Batselier met ingang van 1 september 2011 benoemd ter vervanging van de heer Jan Smets.
7
Inhoud VOORWOORD5
COMITE VAN HET RENTENFONDS
1.
SECUNDAIRE MARKTEN VAN DE OVERHEIDSFONDSEN
7
11
1.1 Renteverloop
11
1.2 Gecentraliseerde beursmarkt
15
1.3 Door het Rentenfonds gereglementeerde buitenbeursmarkt
17
2.
toe zicht en regelgeving
21
2.1 Reglementair kader van de gereglementeerde buitenbeursmarkt
21
2.2 Operationele en toezichthoudende aspecten
23
2.3 Toezicht op de naleving van de regels en verplichtingen met betrekking tot de markt
28
3. JAARREKENING
31
3.1 Verloop van de voornaamste balansposten van het Rentenfonds
34
3.2 Schommelingen van de portefeuille overheidsfondsen
37
3.3 Resultaten
38
STATISTISCHE BIJLAGE
43
JURIDISCHE BIJLAGE
47
AFKORTINGEN51
CONVENTIONELE TEKENS
53
9
VOORAFGAANDE TOELICHTING In de tabellen kunnen de totalen ten gevolge van afrondingen afwijken van de som van de rubrieken.
10
1. Secundaire markten van de overheidsfondsen 1.1
RENTEVERLOOP
Het elan waarop de opleving van de internationale economische bedrijvigheid gedurende twee jaar had berust, is in de loop van het verslagjaar verzwakt, tegen de achtergrond van tijdelijke schokken en financiële spanningen. Zo werd vanaf het voorjaar wereldwijd een sterke en algemene vertraging van de economische bedrijvigheid en de internationale handel opgetekend. De matiging van de groei vloeide eerst voort uit tijdelijke factoren : de stijging van de grondstoffenprijzen drukte de koopkracht van de huishoudens ; de aardbeving van maart in Japan ontwrichtte niet alleen in
GRAFIEK 1.1
BASISRENTE EN LANGETERMIJNRENTE IN HET EUROGEBIED (maandgemiddelden, tenzij anders vermeld)
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0 2007
2008
2009
2010
2011
0
Basis-herfinancieringstransacties 1 ( minimale inschrijvingsrente of vaste rente ) Overheidsobligaties op vijf jaar 2 Overheidsobligaties op tien jaar 2
Bronnen : ECB, BIB. 1 Gegevens aan het einde van de maand. 2 Gemiddelde van de rendementen op de door de lidstaten van het eurogebied uitgegeven obligaties, gewogen aan de hand van de respectieve uitstaande bedragen van de overheidsschuld.
11
dat land, maar ook elders, vooral in Azië en de Verenigde Staten, de productie in de automobielnijverheid en de elektronische industrie, via verstoringen van de mondiale bevoorradingsketens. De vertraging werd vervolgens versterkt door de oplopende spanningen op de financiële markten en door de afbrokkeling van het vertrouwen van de consumenten en de bedrijfsleiders. In de Verenigde Staten werd nog een positieve groei van 1,8 % opgetekend, terwijl de Japanse economie met 0,9 % kromp. In het eurogebied nam de economische bedrijvigheid ten opzichte van het voorgaande jaar slechts licht af, namelijk van 1,8 % tot 1,6 %. Net als in 2010 verhult dit verloop zeer uiteenlopende resultaten in enerzijds Duitsland en anderzijds de zogenaamde perifere landen zoals Italië en Spanje, die door de overheidsschuldencrisis werden getroffen.
GRAFIEK 1.2
RENTETARIEVEN OP LANGE TERMIJN 1 (eindeperiodegegevens)
7
7
6
6
5
E
E EE
E E E
5
EE
4
E E
E EE
E
E E E
EE
E EEE
E
3
E
E
E
E E E E E
4
E EE E EEEEE
E
EE
EE
E E
EE
E
E
E E E EE 2
E
2
EEEE
EEE
1
E E EE EEE E E E EE EEEE E E E E EE E E E E E E E E E EEE
3
E
EE E
EE
EEEEEEEE
E EEE E E 1
0
0
2007 België
2008 Spanje
Verenigde Staten
2009
2010 Frankrijk
Duitsland
2011
Nederland
Japan
3
3
2
2
1
1
0
0
2007
2008
2009
2010
2011
België min Duitsland
Bronnen : NBB en Rentenfonds. 1 Brutorendementen van de referentielening op 10 jaar (of « benchmark ») van de overheidssector op de secundaire markt (zie statistische bijlage, tabel S.3, blz. 45). Elke verandering van de referentielening kan aanleiding geven tot een sprong in de grafiek, aangezien er geen correctie wordt toegepast voor de verlenging van de reële looptijd die dan plaatsvindt.
12
In de Verenigde Staten zette de Federal Reserve gedurende de eerste zeven maanden van het jaar haar tijdens het voorgaande jaar uitgestippelde beleid voort, met name het in november 2010 aangekondigde programma voor extra aankopen van overheidseffecten. Door de verslechtering van de economische conjunctuur tijdens de zomer en gelet op de matige inflatievooruitzichten op middellange termijn, werd het beleid vanaf augustus nog meer accommoderend. Om te beginnen werd na de vergadering van het Federal Open Market Committee (FOMC) van 9 augustus aangekondigd dat het streeftarief van de federal funds gedurende een lange periode op een uitzonderlijk laag peil zou kunnen worden gehandhaafd. Voorts werd op de vergadering van het FOMC op 20 en 21 september besloten de gemiddelde looptijd van de portefeuille overheidsobligaties van de Federal Reserve te verlengen (« Operatie Twist »). 1 Hiervan is de bedoeling de langetermijnrente te doen dalen en zodoende de economische bedrijvigheid te stimuleren. Naast deze « Operatie Twist » werd besloten vanaf oktober de opbrengst van de terugbetaling van de schuld van de door de overheid gesponsorde Amerikaanse hypothecaire herfinancieringsmaatschappijen en van de door hypotheken gedekte effecten te herinvesteren in deze laatste effecten, ter ondersteuning van de woningsector. De Bank of Japan handhaafde haar beleidsrente tussen 0 en 0,1 % om, onder meer, de wederopbouw te stimuleren en de deflatie te beperken na de aardbeving. Ze verhoogde ook de liquiditeitsvoorziening aan de commerciële banken en trok haar aankoopprogramma voor effecten op met een bedrag van 15.000 miljard yen, dat is 3,3% van het BBP. De bank intervenieerde eveneens regelmatig op de valutamarkt, in een poging de tendens tot appreciatie van de yen om te buigen en de koers te stabiliseren op ongeveer 80 yen voor 1 dollar. De Raad van Bestuur van de ECB, die tijdens het eerste gedeelte van het jaar had gereageerd op de inflatoire druk, door het belangrijkste leidinggevende rentetarief op te trekken tot 1,25 % op 7 april en tot 1,50 % op 7 juli, verlaagde vervolgens het basisrentetarief tot 1,25 % op 3 november en tot 1 % op 8 december, als reactie op de verslechtering van de economische vooruitzichten en de daarmee gepaard gaande afname van de inflatierisico’s. In de eerste helft van het jaar handhaafde de Raad de nietconventionele maatregelen ter vrijwaring van de transmissie van het monetair beleid en in de tweede helft versterkte hij ze zelfs, onder meer door de verstrekking van liquiditeiten op drie jaar. De in november 2010 ingezette stijging van de langetermijnrendementen van de overheidseffecten in Duitsland en in de Verenigde Staten zette zich aan het begin van het verslagjaar voort en weerspiegelde de dynamiek die de economie van het eurogebied en van de Verenigde Staten toen kenmerkten. De opwaartse oriëntatie van de referentierendementen op lange termijn in Europa en de Verenigde Staten is vanaf het tweede kwartaal bruusk omgeslagen. Die kentering was toe te schrijven aan de steeds somberder economische vooruitzichten aan weerszijden van de Atlantische Oceaan. Het feit dat de groei het eerst verzwakte in de Verenigde Staten, verklaarde de lichte divergentie tussen de respectieve ontwikkelingen van de rendementen. Tegelijkertijd gaven de ontluikende politieke spanningen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, net als de aardbeving in Japan, de aanzet tot een vlucht naar kwaliteit, die ook de rendementen van de overheidsobligaties drukte, zowel in Duitsland als in de Verenigde Staten. De spanningen op de financiële markten zijn nog verder opgelopen, vooral vanaf de zomer, door een nieuwe verslechtering van de overheidsschuldencrisis in het eurogebied. De besmetting tussen de lidstaten breidde zich uit en tussen de vrees voor de stabiliteit van de financiële sector, enerzijds, en de bezorgdheid over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, anderzijds, kwam een vicieuze cirkel op gang. De overheidsschuldencrisis, zelf gedeeltelijk het gevolg van de financiële crisis, sorteerde een steeds ongunstiger effect op de financiële sector. De moeilijkheden waarmee deze laatste werd geconfronteerd, drukten op hun beurt de vooruitzichten inzake de overheidsfinanciën.
1 Het gaat om de verkoop van kortlopende overheidsobligaties (van minder dan of gelijk aan drie jaar), voor een bedrag dat in juni 2012 $ 400 miljard zou moeten belopen, en de aankoop, tot eenzelfde bedrag, van langlopende overheidsobligaties (tussen zes en dertig jaar).
13
BESMETTING VAN DE SCHULDENCRISIS
In 2010 breidde de schuldencrisis zich uit van Griekenland naar Ierland. In de maand mei van het verslagjaar moest Portugal eveneens internationale hulp inroepen nadat het Portugese langetermijnrendement ook boven 8,60 % uitkwam, wat op termijn niet houdbaar is. Vanaf juli nam de onrust op de financiële markten opnieuw toe wegens de onzekerheid over de verdere sanering van de overheidsfinanciën, de laattijdig en ontoereikend geachte reactie van de autoriteiten op de schuldencrisis in het eurogebied, alsook de verslechtering van de economische vooruitzichten. De markten van de Italiaanse en de Spaanse overheidseffecten werden dan ook vanaf de tweede jaarhelft door de crisis aangetast. Om de besmetting tegen te gaan, dienden de Europese politieke autoriteiten herhaaldelijk maatregelen te nemen op de Europese topontmoetingen. Op 21 juli keurden de staatshoofden en regeringsleiders van het eurogebied met name een tweede steunprogramma van € 130 miljard voor Griekenland goed en besloten ze de flexibiliteit van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFFS) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme te vergroten. Voortaan kunnen beide mechanismen onder meer optreden in het kader van een proactief programma, de herkapitalisatie van de financiële instellingen financieren via leningen aan de regeringen en interveniëren op de secundaire markten. Om die verruimde opdracht van het EFFS te financieren, werd de slagkracht van de faciliteit op 26 oktober verhoogd via een hefboomwerking. Op de Europese Raad van 8 en 9 december werd trouwens een nieuw begrotingspact gesloten dat de overheid een regel van structureel begrotingsevenwicht oplegt. Deze regel voorziet in een automatisch correctiemechanisme in geval van een afwijking. De Raad van Bestuur van de ECB heeft tevens vanaf 8 augustus het Securities Markets Programme gereactiveerd door voortaan ook de schulden van Italië en Spanje te ondersteunen, om de transmissie van het monetair beleid in deze landen te waarborgen. Die landen nemen een aanzienlijk deel van de geaggregeerde overheidsschuld van het eurogebied voor hun rekening, met niet minder dan 23 % van het totaal voor Italië en 9 % voor Spanje. Ter vergelijking : de gecumuleerde schuld van Griekenland, Ierland en Portugal vertegenwoordigde slechts 8 % van de totale brutoschuld van het eurogebied als geheel. Ook de eerste LTRO op drie jaar, die in december werd gehouden, heeft de spanningen wat geluwd. Elke vertrouwenscrisis ging gepaard met een terugkeer naar de veiligste en meest liquide waarden (vlucht naar kwaliteit), zoals de door Duitsland uitgegeven obligaties, wat resulteerde in forse stijgingen van de rendementsverschillen ten opzichte van de Duitse benchmark. Zelfs landen van het eurogebied die nog van de hoogste rating genoten, zoals Frankrijk en Oostenrijk, hadden te kampen met een aanzienlijke toename van de renteverschillen ten opzichte van de « Bunds ».
14
Het renteverschil tussen de Belgische en de Duitse referentielening op tien jaar is tijdens de eerste helft van het jaar relatief stabiel gebleven op ongeveer 110 bp. Vervolgens nam het sterk toe tot 227 bp. rond half september, om opnieuw af te nemen tot 171 bp. aan het eind van die maand. De adempauze was slechts van korte duur en op het hoogtepunt van de besmetting van Spanje en Italië door de schuldencrisis bereikte het rendementsverschil op 25 november een piek van 366 bp., terwijl de besprekingen over de vorming van een volwaardige federale regering al meer dan 530 dagen aansleepten, wat niet zonder gevolgen is gebleven voor de rating van België. 1 Het einde van de politieke crisis, met de vorming van een nieuwe regering op 6 december en de goedkeuring van een ambitieus economisch en budgettair programma, deed het verschil teruglopen tot 223 bp. aan het einde van het jaar.
1.2
GECENTRALISEERDE BEURSMARKT
Het Rentenfonds heeft als eerste opdracht de liquiditeit op de secundaire markt van de overheidseffecten te waarborgen, hoofdzakelijk ten gunste van personen die op deze markt handelen buiten het kader van een beroepsactiviteit. Het Fonds doet dit hetzij door zelf op de fixingmarkt in te grijpen, hetzij door zich te verzekeren van de medewerking van liquiditeitsverschaffers op de doorlopende markt op een manier die de belangen van de kleine beleggers beschermt. De lineaire obligaties en de staatsbons worden genoteerd op de doorlopende markt. De liquiditeit van die markt wordt gewaarborgd door het optreden van een door NYSE Euronext Brussels aangewezen liquiditeitsverschaffer. 2 De overeenkomst als liquiditeitsverschaffer voor de rentemarkt wordt vooraf ter advies voorgelegd aan het Rentenfonds en de Schatkist. Op 2 april 2012 ging de notering van de schatkistcertificaten op de doorlopende markt van start, maar anders dan voor de lineaire obligaties en de staatsbons, is de aanwezigheid van een liquiditeitsverschaffer niet vereist. 3 Het Fonds waarborgt de liquiditeit van de minst liquide leningen op de fixingmarkt. Daartoe bepaalt het één koers per week en per lening. Bij het vaststellen van de koers stelt het Fonds zich tot doel de particuliere beleggers een correcte prijs te waarborgen, gelet op de specifieke kenmerken van elke lening. Tegen de vastgestelde koers stelt het zich tegenpartij voor het aanbod- of vraagoverschot, met inachtneming van een eventuele vermindering van de orders van de professionele beleggers. 4
Volume van de transacties Het volume op de doorlopende markt is gestegen met 4,5 %, namelijk van € 179,6 miljoen in 2010 tot € 187,6 miljoen. Deze relatieve stabiliteit verhult grote verschillen tussen de staatsbons, waarvan het volume gevoelig terugliep, namelijk van € 110,5 miljoen in 2010 tot € 70,2 miljoen, en de lineaire obligaties, waarvan de omzet daarentegen sterk toenam van € 69,1 miljoen in 2010 tot € 117,4 miljoen. Deze toename van de activiteit in lineaire obligaties concentreerde zich vooral in november. Op dat ogenblik waren de Belgische rendementen op lange termijn op de secundaire markt zeer aantrekkelijk geworden voor particuliere beleggers, zelfs in die mate dat de rendementen van de lineaire obligaties duidelijk hoger waren dan die van de staatsbons op de primaire markt, althans tijdens de eerste dagen van de inschrijvingsperiode. 1 Op 25 november verlaagde Standard & Poors de rating van België met één stap tot AA en op 16 december verlaagde Moody’s de Belgische rating met twee stappen tot Aa3. De verlening van waarborgen aan de groep Dexia NV op 9 oktober voor een bedrag van € 90 miljard, waarvan 60,5 % ten laste van de Belgische Staat, heeft in beide gevallen een rol gespeeld. 2 De vennootschap Florint B.V. 3 Zie hoofdstuk 2, punt 2.1.1, blz. 21 tot 23. 4 Het reglement van de rentemarkt bepaalt in artikel 27 dat het Rentenfonds in het kader van zijn regulerende opdracht onvoorwaardelijk een order op de fixingmarkt aan een gedeeltelijke uitvoering mag onderwerpen door het te verminderen tot het kleinste van de hieronder volgende nominale bedragen : – € 125 000 voor de in euro uitgedrukte renten ; – 1 per duizend van het in omloop zijnde nominale kapitaal van de bewuste rente.
15
De beursmarkt van de staatsbons kon geen profijt trekken van deze scherpe maar kortstondige stijging van de rendementen aan het einde van november omdat de liquiditeitsverschaffer, die alleen de liquiditeit ten opzichte van de verkopers waarborgt, niet in staat was te voldoen aan de forse vraag. Voor de lineaire obligaties, daarentegen, kan de liquiditeitsverschaffer zich bevoorraden bij de primary dealers, die op dat ogenblik overigens geconfronteerd werden met massale verkopen door niet-ingezetenen. Het buitengewoon grote emissiebedrag van de staatsbons in december 1 stimuleerde evenwel de handel op de secundaire markt. Na hun beursintroductie is het volume van de staatsbons op de doorlopende markt snel toegenomen en is het opnieuw groter geworden dan dat van de OLO’s. Het totale volume op de fixingmarkt verminderde verder van € 0,5 miljoen tot € 0,3 miljoen. Sinds 2008 blijft er enkel nog een wekelijkse fixing over, waarop de eeuwigdurende leningen en de lotenleningen zijn genoteerd, waarvan het activiteitsvolume ontoereikend is om een dagelijkse notering op de doorlopende markt te rechtvaardigen.
Tabel 1.1
Volume Van de transacties op de beursrentemarkt (nominale waarde in € miljoen)
Doorlopende markt
Fixingmarkt
Globaal volume
lineaire obligaties
Staatsbons
Totaal
(a)
(b)
(c) = (a) + (b)
(d)
(e) = (c) + (d)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
156,6
102,4 1
259,0
78,7
337,7
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
151,1
114,7
265,8
14,8
280,6
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
86,1
99,3
185,4
0,5
185,9
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
69,1
110,5
179,6
0,5
180,1
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
117,4
70,2
187,6
0,3
187,9
2011 Januari . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6,9
8,3
15,2
…
15,2
Februari . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,7
6,4
10,1
…
10,1
Maart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5,0
4,9
9,9
0,1
10,0
april . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,6
5,8
8,4
…
8,4
Mei . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,1
5,0
8,1
…
8,1
Juni . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,8
4,1
6,9
…
6,9
Juli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,3
3,5
5,8
…
5,8
augustus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,7
3,9
7,6
…
7,6
September . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,3
5,5
9,8
…
9,8
Oktober . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7,5
4,6
12,1
0,1
12,2
November . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
60,5
7,1
67,6
0,1
67,7
December . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15,0
11,1
26,1
…
26,1
bronnen : NYSe euronext brussels en Rentenfonds. 1 De doorlopende markt is gestart op 6 maart 2007 voor de staatsbons.
1 In december werd een bedrag van € 5,7 miljard opgehaald, waarvan € 4,7 in de staatsbons op vijf jaar. Dat is goed voor 68 % van het totale uitstaande bedrag aan staatsbons. Vóór die uitgifte beliep het totale uitstaande bedrag slechts € 3,2 miljard.
16
1.3
DOOR HET RENTENFONDS GEREGLEMENTEERDE BUITENBEURSMARKT
1.3.1
INLEIDENDE METHODOLOGISCHE TOELICHTING
De integratie van de via TREM verkregen transacties in de statistieken betreffende de volumes van de aankoop-/verkooptransacties maakt de vanaf 2009 berekende totale volumes moeilijk vergelijkbaar met de voorheen volgens de oude methodologie vastgestelde volumes. 1
1.3.2
LINEAIRE OBLIGATIES
Het volume van de zowel aan het Rentenfonds als aan de FSMA gemelde aankoop-/verkooptransacties in lineaire obligaties is met ongeveer 43 % gestegen, namelijk van € 1.064,8 miljard in 2010 tot € 1.521,1 miljard. Na aftrek van de sell/buyback-transacties 2, liep het geraamde reële bedrag van de aankopen /verkopen in OLO’s op van € 1.030,7 miljard in 2010 tot € 1.480,9 miljard, een toename met 44 %, vergeleken met een stijging van slechts 24 % in het voorgaande jaar. De overheidsschuldencrisis die vanaf de zomer woedde, veroorzaakte aanzienlijke verkopen van, onder meer, Belgische overheidseffecten en bijgevolg een geleidelijke toename van het renteverschil van de Belgische leningen ten opzichte van de Duitse obligaties, wat OLO’s opnieuw aantrekkelijker maakte voor bepaalde categorieën van beleggers. De verergering van de politieke crisis in België van augustus tot oktober veroorzaakte een verdere stijging van het renteverschil tegenover Duitsland, terwijl Aziatische beleggers hun posities in een aantal Europese effecten, waaronder die van België, sloten. Terzelfder tijd hebben sommige Belgische verzekeraars de in perifere Italiaanse en Spaanse effecten verkochte posities herbelegd in lineaire obligaties. Sinds 1 april 2008 mogen de primary dealers hun noteringsplicht vervullen op één of meer van de drie elektronische verhandelingsplatformen die de primary dealers hebben geselecteerd uit de in aanmerking komende platformen waarvan de Belgische Schatkist een lijst had opgesteld, namelijk MTS Belgium, ICAP BrokerTec en BGC eSpeed. De overheidsschuldencrisis veroorzaakte op de door MTS beheerde elektronische interdealerplatformen een terugval van de liquiditeit in moeilijke marktomstandigheden als gevolg van het steeds grotere verschil tussen de aankoop- en de verkoopprijzen 3, wat de transactiekosten verhoogde. Het op MTS Belgium verhandelde volume in lineaire obligaties liep met 8 % terug, namelijk van € 81,7 miljard in 2010 tot € 75,2 miljard. Een nog sterkere daling ten belope van 50 % werd opgetekend op EuroMTS, waar het volume afnam van € 5,2 miljard in 2010 tot € 2,6 miljard. Een grotere verschuiving van de orders van de primary dealers van de MTS-platformen naar de andere in aanmerking komende platformen kan eveneens in verband worden gebracht met die geringere liquiditeit. Het Agentschap van de Schuld kocht via een daartoe bestemd specifiek compartiment van MTS Belgium, Belgian BuyBack (BBB), voor een bedrag van € 11,3 miljard terug in de zes OLO’s met vervaldag binnen de twaalf daaropvolgende maanden, tegen € 9,3 miljard in vier OLO’s in 2010. Het enorme succes van de uitgifte van staatsbons in december stelde het Agentschap van de Schuld in staat de prefinanciering van de in 2012 op hun vervaldag komende OLO’s aan het einde van het jaar aanzienlijk te verhogen. 1 Zie jaarverslag 2010, blz. 15. 2 Namelijk € 34,1 miljard in 2010 en € 40,2 miljard tijdens het verslagjaar. 3 Op het platform MTS Belgium is aldus voor de referentielening op tien jaar dat verschil toegenomen van ongeveer 35 bp. in de eerste jaarhelft tot gemiddeld 105 bp. in november en gemiddeld 125 bp. in december.
17
Tabel 1.2
Volume Van de transacties op de buitenbeursmarkt Van de oVerheidsfondsen 1 (nominale waarde in € miljard)
Globaal volume 2 3
Waarvan elektronische markten MTS belgium
euroMTS
ICaP brokerTec
bGC eSpeed
TradeWeb
bondVision
a. lineaire obligaties
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
902,0
96,0
9,2
0,6
0,1
72,8
10,6
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
938,0
48,1
3,1
2,0
0,3
52,9
10,8
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
896,3
48,4
2,7
8,8
3,5
47,6
14,4
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.064,8
81,7
5,2
8,4
3,2
104,1
14,2
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.521,1
75,2
2,6
13,0
4,1
49,2
16,0
b. Strips
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,3
0,7
−
−
…
−
…
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,5
0,3
−
…
…
−
…
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,9
…
−
…
…
−
…
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11,1
…
−
…
…
−
…
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11,6
0,3
−
…
…
−
…
C. Schatkistcertificaten
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
241,9
37,4
−
…
…
21,6
5,0
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
299,3
39,4
−
1,3
…
11,7
2,6
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
457,5
73,1
−
4,6
…
14,5
1,6
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
631,6
140,6
−
14,0
…
36,7
1,8
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
766,2
127,8
−
29,7
…
27,9
11,2
bronnen : Nbb en Rentenfonds. 1 De transacties worden gegroepeerd op basis van hun transactiedatum. Het gemiddelde van de aankopen en de verkopen wordt geboekt. 2 De methodologie voor de opstelling van de statistieken van de transactievolumes werd vanaf 2009 aangepast, zie jaarverslag 2010, blz. 15. 3 De statistieken zijn gezuiverd van de saldi van de verrekende transacties door lCH.Clearnet.
Op ICAP BrokerTec en BGC eSpeed, de twee andere door de Belgische Schatkist geselecteerde interdealerplatformen, bedroeg het volume respectievelijk € 13 miljard en € 4,1 miljard. Voor ICAP BrokerTec betekent dit een stijging met 55 % ten opzichte van 2010. Voor BGC eSpeed gaat het om een toename met ongeveer 28 % tijdens dezelfde periode. Op de multidealerplatformen, die institutionele cliënten verbinden met markthouders, liep het verhandelde volume eveneens uiteen naargelang van het plaform. De omzet van TradeWeb daalde scherp met 53 %, namelijk van € 104,1 miljard in 2010 tot € 49,2 miljard. Het volume van BondVision nam dan weer met 13 % toe, meer bepaald van € 14,2 miljard in 2010 tot € 16 miljard tijdens het verslagjaar.
18
1.3.3
EFFECTEN VOORTKOMEND UIT DE SPLITSING VAN LINEAIRE OBLIGATIES (« STRIPS »)
De interesten van een gesplitst effect worden afzonderlijk van het kapitaal verhandeld. De aldus gecreëerde effecten fungeren als nulcouponobligaties. Het recht om lineaire obligaties te splitsen en weder samen te stellen, is voorbehouden aan de primary dealers in Belgische Schatkistwaarden en aan de recognized dealers. Het volume van de aankoop-/verkooptransacties in strips nam licht toe met 5 %, van € 11,1 miljard in 2010 tot € 11,6 miljard. Na aftrek van de vastgestelde sell/buybacktransacties 1, zou het geraamde reële bedrag van de aankopen/verkopen in gesplitste effecten zijn gestegen van € 10,3 miljard in 2010 tot € 11,3 miljard tijdens de verslagperiode, dat is een toename met 10 %. De door het Agentschap van de Schuld op 28 juni doorgevoerde hervorming van de gesplitste effecten gaf hun secundaire markt een nieuwe impuls. Die hervorming maakt kapitaaleffecten en interesteffecten met dezelfde vervaldag fungibel, waarbij de omgezette gesplitste effecten de benaming BE-strips krijgen. Interesteffecten werden automatisch omgezet in de nieuwe effecten, terwijl de houders van kapitaaleffecten de omzetting ervan moeten aanvragen. Dankzij die hervorming gaat het aantal gesplitste effecten op termijn verminderen en is het verschil in liquiditeit tussen kapitaaleffecten, die doorgaans liquider zijn wegens hun groter uitstaand bedrag, en interesteffecten verdwenen. Sinds de inwerkingtreding van de hervorming kon een forse stijging van de verhandelde volumes worden vastgesteld die voortvloeide uit de betere liquiditeit van de BE-strips. Op MTS Belgium zorgde die hervorming eveneens tot een hernieuwde belangstelling voor strips, die tot uiting kwam in een opflakkering van het volume van € 10 miljoen in 2010, tot € 348 miljoen.
1.3.4
SCHATKISTCERTIFICATEN
Het opgetekende volume aan schatkistcertificaten steeg van € 631,6 miljard in 2010 tot € 766,2 miljard, dat is een toename met 21 %, die niettemin kleiner is dan die voor lineaire obligaties. Exclusief de sell/buybacktransacties 2 groeide het geraamde reële volume van de aankopen / verkopen in schatkistcertificaten van € 607,5 miljard in 2010 tot € 740,2 miljard, dat is een stijging met 22 % die evenwel lager ligt dan de toename met 38 % die in het voorgaande jaarverslag was vastgesteld. Als gevolg van de illiquiditeit van de elektronische interdealerplatformen vanaf de zomer is het op MTS Belgium verhandelde volume aan schatkistcertificaten gedaald van € 140,6 miljard in 2010 tot € 127,8 miljard, of met zowat 9 %. Ook hier zorgde de sterke toename van het verschil tussen de aankoop- en de verkooprentes 3 voor een forse verlaging van de elektronische handel in het laatste kwartaal. De aan de primary dealers geboden mogelijkheid om op concurrerende platformen te handelen, heeft geleid tot een nieuwe verschuiving van de activiteit naar het interdealerplatform ICAP BrokerTec, waarvan het volume toenam van € 14 miljard in 2010 tot € 29,7 miljard, of een stijging met 112 %. Daarentegen liet BGC eSpeed nog steeds geen activiteit in schatkistcertificaten optekenen. De schatkistcertificaten worden tevens verhandeld op de multidealerplatformen TradeWeb en BondVision. TradeWeb liet een volume van € 27,9 miljard optekenen, tegen € 36,7 miljard in 2010, dat is een daling met 24 %. Tijdens dezelfde periode nam de omzet van BondVision explosief toe 1 Namelijk € 0,8 miljard in 2010 en € 0,3 miljard tijdens het verslagjaar. 2 Namelijk € 24,1 miljard in 2010 en € 26 miljard tijdens het verslagjaar. 3 Op het platform MTS Belgium is aldus voor het driemaands schatkistcertificaat dat renteverschil toegenomen van ongeveer 2 bp. in rendement tijdens de eerste jaarhelft tot gemiddeld 25 bp. in november en gemiddeld 22 bp. in december.
19
van € 1,8 miljard in 2010 tot € 11,2 miljard, een stijging met 522 %. De activiteit op BondVision was vooral aanzienlijk in de maanden januari tot maart, dus buiten de periode waarin de overheidsschuldencrisis verergerde, maar ook in juli. BondVision, waarvan het marktaandeel in de multidealerplatformen is toegenomen van 5 % in 2010 tot 29 %, heeft zijn concurrentiepositie ten opzichte van TradeWeb sterk verbeterd.
1.3.5
REPOFACILITEIT
De in 2001 door het Agentschap van de Schuld ingestelde repofaciliteit 1 biedt aan de primary dealers en de recognized dealers de mogelijkheid een cessie-retrocessie met de Schatkist af te sluiten ingeval ze ongedekt effecten zouden hebben verkocht en verplicht zouden zijn deze op de markt terug te kopen onder te dure voorwaarden. De repofaciliteit werd opnieuw intensief gebruikt, namelijk 2.428 maal tijdens het verslagjaar, tegen 2.091 maal in 2010. Deze stijging vloeide voort uit een zeer ruime aanwending van die faciliteit voor de schatkistcertificaten, net als in het voorgaande jaar, maar ook voor de OLO’s. Voor deze laatste was dat beroep bijzonder groot in de maanden april, augustus en november. In de twee laatstgenoemde maanden ging dat gepaard met een piek in het rendement van de OLO’s. Per type van effect waren er 393 contracten in OLO’s, 18 in gesplitste effecten en 2.017 in schatkistcertificaten. In 2010 bedroeg de uitsplitsing naar OLO’s, gesplitste effecten en schatkistcertificaten respectievelijk 177, 79 en 1.835 contracten. Het totale gebruik van de repofaciliteit groeide verhoudingsgewijs sterker naar volume dan in aantal contracten. Zo leenden de voornoemde dealers een totaalbedrag van € 9,2 miljard in OLO’s en € 80,2 miljard in schatkistcertificaten. De overeenstemmende cijfers in 2010 beliepen respectievelijk € 5,1 miljard en € 66,1 miljard. In gesplitste effecten is het beroep op de repofaciliteit, dat in 2010 nog € 0,2 miljard bedroeg, verwaarloosbaar geworden, wat nogmaals het succes van de hervorming van de markt van de strips onderstreept. De schatkistcertificaten werden in het kader van de repofaciliteit nog altijd in veel ruimere mate dan de andere effecten aangewend, wegens een geringere beschikbaarheid van bepaalde lijnen in de markt voor effectenleningen. Dit verschijnsel valt te verklaren door de grotere deelname van buitenlandse beleggers – die niet altijd bereid zijn effecten uit te lenen die worden aangehouden in de internationale vereffeningsstelsels – aan de aanbestedingen, alsook door de aard van deze effecten, die hoofdzakelijk in portefeuille worden gehouden tot hun eindvervaldag (« buy and hold »). De toename van het beroep op de repofaciliteit in schatkistcertificaten dient ook in verband te worden gebracht met de stijging van het op de secundaire markt afgesloten volume, aangezien de primary dealers aan de vraag tot aankoop van de cliënteel willen voldoen, zelfs al hebben ze het gevraagde schatkistcertificaat niet in portefeuille. Voor de lineaire obligaties speelde dit laatste verschijnsel eveneens een rol. De primary dealers bleven de kopers effecten leveren hoewel ze er soms niet voldoende in voorraad hadden. Ze deden dit vooral tijdens de voornoemde periodes van spanningen en aan het einde van het jaar.
1 Zie jaarverslag 2001, blz. 17.
20
2. Toezicht en regelgeving 2.1
REGLEMENTAIR KADER VAN DE GEREGLEMENTEERDE BUITENBEURSMARKT
1 zijn de Zoals reeds toegelicht in het voorwoord van het jaarverslag toezichthoudende bevoegdheden van het Rentenfonds uiteindelijk op 1 april 2012 overgeheveld naar de FSMA en werd tegelijkertijd de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten opgeheven. De voor het Rentenfonds meest relevante reglementaire aspecten die daarmee gepaard gingen, met name de herwerking van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten 2, werden reeds in het jaarverslag van 2010 toegelicht. 3 De gecoördineerde tekst van dat koninklijk besluit kan in de juridische bijlage teruggevonden worden. 4
Om de continuïteit van het toezicht te waarborgen na de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt werd onder meer het koninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rentemarkt aangepast wat hieronder nader worden belicht.
2.1.1
KONINKLIJK besluit VAN 19 MAART 2012 TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 14 JUNI 2005 BETREFFENDE DE RENTEMARKT 5
De gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten was tot nog toe de enige gereglementeerde markt waarop schatkistcertificaten en gesplitste effecten waren genoteerd. De lineaire obligaties daarentegen waren ook op een andere gereglementeerde markt genoteerd, te weten NYSE Euronext Brussels. Hun notering op een gereglementeerde markt maakt deze effecten beleenbaar bij de ECB. Om dezelfde reden dienen alle transacties in deze instrumenten gemeld te worden aan de nationale toezichthouders van de EER die ze op hun beurt moeten doorgeven aan de FSMA, de bevoegde autoriteit voor het veralgemeende toezicht op de transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten. Door de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt had vanaf 1 april 2012 de beleenbaarheid van schatkistcertificaten en gesplitste effecten bij de ECB in het gedrang kunnen komen en zou voor die instrumenten de verplichte melding van transactie-informatie via de nationale toezichthouders van de EER aan de FSMA weggevallen zijn. Om dit te vermijden hebben de bevoegde autoriteiten de notering van de schatkistcertificaten en gesplitste effecten op NYSE Euronext Brussels voorbereid wat gepaard ging met enkele technische aanpassingen aan het koninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rentemarkt.
1 Zie voorwoord, blz. 5 en 6. 2 Koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds (Belgisch Staatsblad van 4 april 2012). 3 Zie jaarverslag 2010, punt 2.1.2, blz. 22. 4 Zie juridische bijlage, blz. 47 tot 50. 5 Belgisch Staatsblad van 4 april 2012.
21
In tegenstelling tot de lineaire obligaties, is de verhandeling van de schatkistcertificaten en gesplitste effecten op de continumarkt van NYSE Euronext Brussels toegelaten zonder dat de aanwezigheid van een liquiditeitsverschaffer op deze markt verplicht is 1 omdat deze effecten uitsluitend door institutionele beleggers worden aangehouden. Daarmee samenhangend dienden enkele andere artikelen technisch aangepast of aangevuld te worden. 2 Er is tevens voorzien dat bij elke aanvraag tot opneming in de notering op NYSE Euronext Brussels de Administrateur-generaal van de Thesaurie het minimaal verhandelbaar transactievolume vaststelt. 3 Dit geldt voortaan voor alle renten maar is voornamelijk bedoeld voor de schatkistcertificaten. Deze effecten hebben immers maximaal een looptijd van één jaar en een relatief laag rendement waardoor de verhandeling op NYSE Euronext Brussels, rekening gehouden met de transactiekosten, economisch gezien niet interessant is voor kleine bedragen. Ter bescherming van de particuliere beleggers, leek het daarom aangewezen om een relatief hoog minimaal verhandelbaar transactievolume te kunnen bepalen.
Toezicht in België op de secundaire markt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten
Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA)
Toezicht op de marktondernemingen en op de beleggingsondernemingen die een MTF exploiteren
Marktondernemingen
Toezicht op de regels van openbare orde en op de reportingregels
Toezicht op de marktregels
Rentemarkt
NYSE Euronext Brussels N.V.
Beleggingsondernemingen die een MTF exploiteren
MTS Associated Markets N.V.
Gereglementeerde markten
Toezicht op de werkingregels
MTF
MTS Belgium
Over-the-countermarkt
Overige transacties
1 Artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van koninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rentemarkt. 2 De artikelen 1, 3 en 4 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 juni 2005. 3 Artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 juni 2005.
22
Op aanvraag van de Administrateur-generaal van de Thesaurie zijn met ingang van 2 april 2012 de schatkistcertificaten op de continumarkt van NYSE Euronext Brussels genoteerd. Het minimum verhandelbare volume werd vastgelegd op € 250.000. De noteringsaanvraag van de gesplitste effecten is minder dringend omdat, bij ontstentenis van hun notering op een gereglementeerde markt, de praktische gevolgen vrij beperkt blijven, zowel qua beleenbaarheid bij de ECB als qua gebrek aan doorstroming van transactie-informatie van buitenlandse toezichthouders naar de FSMA.
2.1.2
BESLUIT VAN HET RENTENFONDS VAN 23 MAART 2012 TOT OPHEFFING VAN HET BESLUIT VAN HET RENTENFONDS VAN 1 DECEMBER 2003 TOT VASTSTELLING VAN DE MARKTREGELS VAN DE GEREGLEMENTEERDE BUITENBEURSMARKT VAN DE LINEAIRE OBLIGATIES, DE GESPLITSTE EFFECTEN EN DE SCHATKISTCERTIFICATEN
Ten gevolge van de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt, heeft het Comité van het Rentenfonds zijn besluit van 1 december 2003 tot vaststelling van de marktregels van de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, opgeheven met ingang van 1 april 2012. Het Rentenfonds trok met ingang van 1 april 2012 eveneens het rondschrijven 2004/1 van 27 mei 2004 aangaande de nieuwe marktregels voor de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten in.
2.1.3
WETSONTWERP BETREFFENDE HET RENTENFONDS
Het wetsontwerp betreffende het Rentenfonds dat de besluitwet van 18 mei 1945 moet vervangen 1, kende weinig vooruitgang ten gevolge van de lange onderhandelingsperiode voor de vorming van een volwaardige federale regering en het uitstel van de overdracht van bevoegdheden van het Rentenfonds naar de FSMA. De adviesprocedures over het wetsontwerp zouden in principe in 2012 doorlopen worden.
2.2
OPERATIONELE EN TOEZICHTHOUDENDE ASPECTEN
2.2.1
MARKTLIDMAATSCHAP
De opheffing van Titel II van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten hield de afschaffing in van de gereglementeerde buitenbeursmarkt op 1 april 2012. 2 Tegelijkertijd verdween de notie van lid van de markt. De samenstelling van het korps van de primary dealers, die tot bovenvermelde datum van rechtswege lid van de markt waren, is in de loop van het verslagjaar gewijzigd. Doordat Banco Santander aan het einde van het jaar werd aangesteld als primary dealer steeg hun aantal tot 18. Niettegenstaande de primary dealers voortaan geen lid van de markt meer zijn nemen ze, krachtens hun lastenboek, nog steeds een centrale plaats in op de secundaire markt van de lineaire obligaties, de 1 Zie jaarverslag 2010, punt 2.1.3, blz. 24. 2 Artikel 2,3° van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007.
23
gesplitste effecten en de schatkistcertificaten. Daarom neemt de FSMA van het Rentenfonds het toezicht over op de juistheid en de volledigheid van de geglobaliseerde transactiegegevens die de primary dealers maandelijks aan het Agentschap van de Schuld dienen te melden. 1
2.2.2
REPORTING
Overeenkomstig de MiFID-richtlijn dienen de Belgische meldingsplichtige ondernemingen hun transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten uiterlijk op de bankwerkdag volgend op de transactiedag (T+1) te melden aan de FSMA middels het « Transaction Reporting System » (TRS). 2 De buitenlandse toezichthouders dienen ten laatste op T+2 3 de transactiemeldingen in bovenvermelde instrumenten die elders in de EER door de buitenlandse meldingsplichtige ondernemingen zijn afgesloten te bezorgen aan de FSMA via het « Transaction 4 Reporting Exchange Mechanism » (TREM). Sedert de overheveling van de toezichttaken van het Rentenfonds naar de FSMA op 1 april 2012 is deze laatste alleen bevoegd voor het toezicht op de naleving van de regels betreffende de melding van transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten en de bewaring van deze gegevens 5. Het Rentenfonds behoudt nog tot 1 juli 2012 inzage in de TRS- en TREM-reportinginformatie zodat het de FSMA tot die datum technisch kan ondersteunen wat een vlotte takenoverdracht mogelijk maakt en de nodige continuïteit waarborgt. Tot aan de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt dienden de leden van de markt nog hun op die markt uitgevoerde transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten via specifieke reportingkanalen – het Trax-systeem, het effectenvereffeningsstelsel van de NBB of een specifiek faxbericht – aan het Rentenfonds te rapporteren. Sindsdien is de rapportering aan het Rentenfonds afgeschaft en werd de omzendbrief 2007/1 van 15 oktober 2007 aangaande de melding aan het Rentenfonds van transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten met ingang van 1 april 2012 ingetrokken. Voor de primary dealers werd hun verplichte rapportering via het Trax-systeem evenwel door de FSMA nog gehandhaafd, althans in de aanvangsfase na de overname van de toezichttaken van het Rentenfonds. Het behoud van een dubbele reporting laat immers toe om de onvolkomenheden die de TRS- en TREM-reportinginformatie nog vertoont te detecteren en te verhelpen. Eens die problemen van de baan zijn, zou de verplichting voor de primary dealers om via het Trax-systeem te melden moeten kunnen worden opgeheven. De specifieke reportingverplichtingen die gelden voor de primary dealers, zoals geformuleerd in het « Memorandum voor de primary dealers aangaande de melding van transacties aan het Rentenfonds », heeft de FSMA in afwachting quasi ongewijzigd overgenomen. De enige fundamentele wijziging is het wegvallen van het onderscheid tussen operaties op of buiten de gereglementeerde buitenbeursmarkt. Het Rentenfonds behoudt nog tot 1 juli 2012 toegang tot het Trax-systeem in het kader van de bovenvermelde technische bijstand aan de FSMA.
1 Artikel 16 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten zoals gewijzigd door artikel 4 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. 2 Het systeem voor de melding van transacties door de Belgische meldingsplichtige ondernemingen aan de FSMA. 3 Krachtens artikel 25.3 van de Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, in combinatie met artikel 14.3 van de verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft. 4 Het systeem dat de uitwisseling van gegevens betreffende de transacties tussen de bevoegde Europese overheden organiseert. 5 De artikelen 8 en 9 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007.
24
Tijdigheid van de meldingen aan het Rentenfonds Het Rentenfonds voerde tot en met het eerste kwartaal van 2012 trimestrieel onderzoek naar de tijdigheid van de transactiemeldingen van elk lid van de markt. Het onderhavige overzicht van de resultaten van deze analyses beperkt zich tot 2011 aangezien het laatste trimestriële onderzoek maar na de afsluitdatum van het jaarverslag kon worden aangevat. De conclusies van het onderzoek over het eerste kwartaal van 2012 zullen worden medegedeeld aan de FSMA. Zoals gebruikelijk voerde het Rentenfonds een tweeledig onderzoek naar de tijdigheid van de transactiemeldingen van de leden van de markt. Het analyseerde in de eerste plaats de tijdigheid van de transacties die de leden op de gereglementeerde buitenbeursmarkt hadden afgesloten. Daarnaast had het Fonds ook oog voor de tijdigheid van alle transacties – zowel op als buiten de gereglementeerde buitenbeursmarkt – die de leden aan de FSMA moesten rapporteren. De leden van de markt konden, traditiegetrouw, gebruik maken van drie verschillende meldingskanalen voor de melding van hun transacties aan het Rentenfonds. Ruim 92% van hun op de gereglementeerde buitenbeursmarkt opgetekende transactievolume werd via het Traxsysteem gemeld, 7 % via notificaties ter afwikkeling aan het effectenvereffeningsstelsel van de NBB, de zogenoemde impliciete meldingen, en 1 % via fax. De leden van de markt rapporteerden bijna 97 % van hun totale omzet, d.i. met inbegrip van hun operaties buiten de gereglementeerde markt, via het Trax-systeem, vergeleken met bijna 98 % tijdens het voorgaande jaar. Het marktaandeel van het effectenvereffeningsstelsel van de NBB steeg van ruim 1 % in 2010 tot 3 %. Het aandeel van de faxmeldingen bleef stabiel op net geen 0,5 %. Het Rentenfonds constateerde dat bijna 6 % van de op de gereglementeerde buitenbeursmarkt uitgevoerde aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties en gesplitste effecten die in 2011 via het Trax-systeem gemeld werden, plaatsvond na de tijdslimiet van 10.30 uur op T+1. Voor de schatkistcertificaten is het overeenstemmende percentage ruim 2 %. Als ook rekening wordt gehouden met de operaties buiten de gereglementeerde markt, was eveneens 6 % van het via het Trax-systeem gemelde volume in OLO’s en gesplitste effecten laattijdig vergeleken met ruim 4 % tijdens het voorgaande jaar. De laattijdigheid van de via het Trax-systeem gemelde omzet in schatkistcertificaten nam licht toe van zowat 2 % in 2010 tot bijna 3 %. Bijgevolg is de tijdigheid van de meldingen via het Trax-systeem wat verslechterd : ongeveer 5 % van de gemelde omzet werd te laat ontvangen tegenover 4 % een jaar eerder. Vooral de resultaten van het eerste kwartaal waren eerder teleurstellend, maar de volgende kwartalen kon een substantiële verbetering van de stiptheid worden opgetekend, mede onder invloed van de hieronder vermelde aanmaningen vanwege het Rentenfonds. De impliciete meldingen bleven voor de kleinere leden van de markt de belangrijkste meldingswijze. Het Rentenfonds constateerde dat ongeveer 25 % van de impliciete meldingen van aankopen/verkopen van lineaire obligaties en gesplitste effecten te laat werd ontvangen, tegen ruim 37 % in 2010. Voor de schatkistcertificaten kwam bijna 18 % van de impliciete meldingen te laat binnen, tegen goed 23 % in het voorgaande jaar. Hoewel minder dan 0,5 % van de totale marktomzet impliciet werd gemeld, heeft het Rentenfonds aan deze laattijdige meldingen een bijzondere aandacht geschonken wat deze positieve ontwikkeling verklaart. Naar schatting 5 tot 10 % van de impliciete meldingen betroffen correctienotificaties, bedoeld om foutieve instructies van eerdere notificaties recht te zetten, waardoor ze nagenoeg onvermijdelijk te laat werden ingediend. Het Rentenfonds heeft, conform zijn interne procedures, veertien leden van de markt die op kwartaalbasis een te groot volume aan transacties op de gereglementeerde buitenbeursmarkt laattijdig rapporteerden, formeel aangemaand om de nodige maatregelen te treffen teneinde de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. Zij werden tot de orde geroepen als de tijdigheid van hun rapportering aan de FSMA, die ook transacties buiten de gereglementeerde markt kan
25
omvatten, eveneens ontoereikend was. Aangezien zelfs bij de leden van de markt het marktaandeel van de gereglementeerde buitenbeursmarkt relatief beperkt was geworden, was het relevanter voor het Rentenfonds om in te grijpen als ook de reporting over het geheel van hun transacties ondermaats was. Ten slotte kan worden opgemerkt dat geen enkel geval de voorlegging van het dossier aan het Comité van het Rentenfonds verantwoordde met het oog op het nemen van een eventuele sanctiebeslissing. Samen met de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt is uiteraard ook een einde gesteld aan het specifieke toezicht op de naleving van de tijdigheid van de reporting van de transacties die er op werden uitgevoerd.
Toezicht op de reporting aan de FSMA Bij de analyse van de tijdigheid van de meldingen van de transacties van de leden van de markt schonk het Fonds veel aandacht aan de tijdigheid van de meldingen van al hun transacties, zowel op als buiten de gereglementeerde buitenbeursmarkt, die de Belgische leden van de markt hebben gemeld via TRS en de buitenlandse leden van de markt via het Trax-systeem of TREM. Bij de hierboven vermelde aanmaningen beoogde het Rentenfonds vooral een verbetering van de stiptheid van de reporting van al hun transacties, met inbegrip van die gericht aan de FSMA via TRS of TREM. In het kader van zijn onderzoeken maakte het Rentenfonds gebruik van de transactie-informatie die het uit diverse bronnen zoals het Trax-systeem, het effectenvereffeningsstelsel van de NBB en MTS Belgium, ontving. Als belangrijke verschillen, incoherenties of tekortkomingen werden vastgesteld met de TRS- of TREM-reportinginformatie riep het de betrokken instellingen ter verantwoording. In tegenstelling tot vorig jaar werden bij deze onderzoeken geen dergelijke vaststellingen gedaan.
2.2.3
MARKTTRANSPARANTIE
Het voormelde en sinds 1 april 2012 gewijzigde koninklijk besluit van 20 december 2007 bevat een nieuw kader voor de marktransparantie. 1 Het bepaalt dat het Rentenfonds de publicatie voortzet van referentiekoersen en -rentevoeten, zij het niet meer van de gereglementeerde buitenbeursmarkt maar van de volledige secundaire markt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten. De vaststelling, omstreeks 15.30 uur, van de referentiekoersen van de lineaire obligaties en van de referentierentevoeten van de schatkistcertificaten en de meest representatieve gesplitste effecten, gebeurt net als vroeger normaliter op basis van de op MTS Belgium genoteerde schermprijzen. Het besluit bepaalt nauwkeuriger dan voorheen welke transactie-informatie dagelijks dient te worden gepubliceerd, te weten, het dagvolume en het aantal afgesloten aankoop- en verkooptransacties van de vorige dag per lijn van lineaire obligaties, per schatkistcertificaat en globaal voor alle gesplitste effecten en het geactualiseerde globale dagvolume en het geactualiseerde aantal afgesloten aankoop- en verkooptransacties van de laatste 45 kalenderdagen in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten. Nieuw is dat de FSMA belast wordt met het opstellen van de omzetgegevens, omdat die als enige nog toegang heeft tot de volledige transactie-informatie, die vervolgens door het Rentenfonds worden gepubliceerd. Wegens de opheffing van de gereglementeerde buitenbeursmarkt, maakt het Rentenfonds voortaan op de bankwerkdag volgende op de transactiedag (T+1) enkel nog het volume en het aantal bekend van de op de secundaire markt gesloten aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten. Het betreft in feite de sedert begin 2009
1 Artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 20 december 2007 zoals gewijzigd door artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012.
26
Publicaties door het Rentenfonds in het kader van de transparantie van de secundaire markt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten Gegevens betreffende transactiedag T Gepubliceerde gegevens 1
Tijdstip van publicatie
– referentiekoers of -rentevoet per OLO, per schatkistcertificaat, en van de meest representatieve gesplitste effecten
op dag T omstreeks 16.00 uur
– transactievolume en -aantal van de aankopen / verkopen per OLO en per schatkistcertificaat ; – totaal transactievolume van de aankopen / verkopen, per categorie van instrument (OLO’s, gesplitste effecten en schatkistcertificaten) ; en, – geactualiseerd, dagelijks transactievolume en -aantal van de aankopen /verkopen van de laatste 45 kalenderdagen (OLO’s, gesplitste effecten en schatkistcertificaten)
o p dag T+1 omstreeks 11.00 uur
1 Deze gegevens zijn ook beschikbaar op de website van het Rentenfonds.
gepubliceerde totale aankoop/verkoopvolumes die sedertdien het meest relevante beeld geven van de liquiditeit van de secundaire markt omdat ze ook de transacties omvatten die via MTF’s en over-thecounter zijn afgesloten. 1 Ten einde de continuïteit van de omzetstatistieken te waarborgen heeft de FSMA de door het Rentenfonds gehanteerde methodologie overgenomen. Onder meer daarom verkreeg de FSMA het recht informatie te bekomen van het effectenvereffeningsstelsel van de NBB met betrekking tot de aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten vereffend in dat systeem. 2 Sinds de inwerkingtreding van de MiFID-richtlijn op 1 november 2007 werd slechts een beperkt deel van de totale omzet van de secundaire markt op de gereglementeerde buitenbeursmarkt verhandeld. Tijdens het verslagjaar bedroeg dit aandeel 17 %, vergeleken met 20 % in 2010. De omzet in OLO’s en gesplitste effecten die op de gereglementeerde buitenbeursmarkt werd
1 Zie jaarverslag 2010, punt 2.2.3, blz. 28. 2 Artikel 18 van het voormelde koninklijk besluit van 20 december 2007 zoals gewijzigd door artikel 5 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012.
27
gerealiseerd daalde van 18 % in 2010 naar 15 % van de totale in deze effecten verhandelde volumes en voor de schatkistcertificaten kromp het overeenstemmende percentage van 23 % in 2010 naar 21 %.
2.3
TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE REGELS EN VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE MARKT
2.3.1
ONDERZOEKEN
In het kader van het toezicht op de naleving van de regels en verplichtingen met betrekking tot de secundaire markt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, voerde het Fonds systematische controles uit, zowel aan de hand van de gemelde transactiegegevens als op basis van het verloop van de marktprijzen en -rentevoeten, die aanleiding gaven tot mondelinge of schriftelijke vragen om verantwoording of verzoeken om inlichtingen en aanvullende stukken. Hierbij ontdekte het Fonds geen aanwijzingen van onregelmatigheden die een ad-hoconderzoek verantwoordden.
2.3.2
VASTSTELLINGEN
In het kader van zijn onderzoeken deed het Fonds een aantal vaststellingen die tot de hieronder beschreven tussenkomsten leidde.
Aanzienlijke toename van de handelsactiviteit Het Rentenfonds stelde op een elektronisch handelsplatform een zeer forse toename vast van de handelsactiviteit tijdens de eerste helft van februari 2012, in het bijzonder in schatkistcertificaten. Navraag bij de exploitant van de bewuste MTF leerde dat het om een normale marktactiviteit zou gaan waarbij marktparticipanten al begonnen te anticiperen op de LTRO van 29 februari 2012 door de ECB waarbij die onbeperkt krediet ging verstrekken op drie jaar. Andere bronnen bevestigden deze verklaring.
Regels en verplichtingen met betrekking tot de markt Bij de overige onderzoeken werden evenmin zwaarwichtige inbreuken vastgesteld op de regels die de goede werking van de markt moeten waarborgen. Enkele leden van de markt verstrekten de vereffeningsinstructies van hun transacties aan het effectenvereffeningsstelsel van de NBB vaak maar de dag vóór de valutadag van de transactie. Zij werden verzocht om voortaan, overeenkomstig artikel 17 van de marktregels van de gereglementeerde buitenbeursmarkt, hun notificaties zo snel mogelijk en in elk geval uiterlijk op het einde van de transactiedag door te sturen.
Reporting van « block trades » In het kader van de hiervoor vermelde tussenkomsten wegens een laattijdige reporting van transacties die buitensporig uitviel 1, maakten enkele leden van de markt het Rentenfonds attent op het feit dat de laattijdigheid van hun reporting in hoofdzaak te wijten was aan de eigenheid van de reporting van block trades met portefeuillebeheerders als tegenpartij. De bewuste leden van de markt voerden de reporting pas uit nadat de portefeuillebeheerder de allocatie van de block trade had verstrekt
1 Zie dit hoofdstuk, punt 2.2.2, « Tijdigheid van de meldingen aan het Rentenfonds », blz. 25 en 26
28
over de verschillende finale tegenpartijen en de hen toegewezen bedragen. Als de portefeuillebeheerder de toewijzing maar na het verstrijken van de reportingdeadline van het Rentenfonds had medegedeeld, een vaak voorkomende praktijk, resulteerde dit in een laattijdige reporting. Omdat de reporting van de block trade op allocatiebasis voor het Rentenfonds niet hoeft heeft het, in overleg met de FSMA, met de bewuste instellingen een aparte regeling getroffen. Daardoor kunnen die, als de portefeuillebeheerder de allocatie van de block trade laattijdig doorgeeft, toch hun reporting aan het Rentenfonds, en sinds begin april 2012 aan de FSMA, tijdig uitvoeren.
29
3. Jaarrekening
BALANS OP 31 DECEMBER 2011
ActivA (in € duizend)
2011
2010
Portefeuille overheidsfondsen 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
135.672
138.147
Voorschotten aan de Belgische Staat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9.190
3.580
Tegoed in rekening-courant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
2
Overige activa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
33
Overlopende rekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.086
2.177
totaal activa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
146.950
143.939
2011
2010
PAssivA (in € duizend)
Voorschotten van de Belgische Staat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
…
…
Cessies-retrocessies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
…
…
Deel van de winst te storten aan de Belgische Staat . . . . . . . . . . . . . .
1.030
…
Overige passiva . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
333
444
Overlopende rekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
…
…
Voorziening voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen . . . . . . . .
220
220
Dotatie van de Schatkist (artikel 9 van de wet van 19 juni 1959) . . . .
69.720
69.720
op 31 december 2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
75.647
73.555
totaal passiva . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
146.950
143.939
1 Nominale waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beurswaarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
137.754 137.466
140.707 140.145
Reserve op 31 december 2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73.555 toevoeging aan de reserve . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . +2.092
31
POSTEN BUiTEN BALANSTELLING OP 31 DECEMBER 2011
(in € duizend)
2011
2010
Te liquideren contantverrichtingen op effecten Aankopen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
…
1
Verkopen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
96
333
323
323
…
…
Gegeven waarborgen Activa bezwaard met zakelijke zekerheden voor eigen rekening . . Waarden van derden in bewaarneming Op termijn te leveren euro’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
32
RESULTATENREKENING OP 31 DECEMBER 2011
(in € duizend)
2011
2010
Opbrengsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5.246
5.198
Renteresultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.726
5.164
Transactieresultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
56
31
Interesten op voorschotten aan de Belgische Staat . . . . . . . . . . . . .
76
3
Terugneming van waardeverminderingen op de portefeuille overheidsfondsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
388
…
Kosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
−2.124
−3.427
Interesten op voorschotten van de Belgische Staat . . . . . . . . . . . . .
…
−40
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen . . . . . . . . . . . . . . . . .
−1.668
−1.593
Andere administratieve kosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
−456
−434
Waardeverminderingen op de portefeuille overheidsfondsen . . . . .
…
−1.360
Nettowinst van het boekjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3.122
1.771
2011
2010
3.122
1.771
Toevoeging aan de reserve . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.092
1.771
Uit te keren winst aan de Belgische Staat . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.030
…
Algemene administratieve kosten :
NETTOWINSTVERDELING
(in € duizend)
Te bestemmen nettowinst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De nettowinst is als volgt verdeeld :
33
3.1
VERLOOP VAN DE VOORNAAMSTE BALANSposteN VAN HET RENTENFonds 1
De boekwaarde van de portefeuille overheidsfondsen is gedaald van € 138,1 miljoen aan het einde van het vorige boekjaar tot € 135,7 miljoen aan het einde van het verslagjaar. De marktwaarde is tijdens de beschouwde periode teruggelopen van € 140,1 miljoen tot € 137,5 miljoen. Het Rentenfonds tekent op elke staatsbon in zodat de liquiditeitsverschaffer, die op de doorlopende markt actief is, bij het Fonds effecten kan aankopen of ontlenen in de vorm van cessies-retrocessies. Aldus kan de liquiditeitsverschaffer, als hij met een tekort aan effecten in een gegeven staatsbon wordt geconfronteerd, de liquiditeit in die bon op de secundaire markt verbeteren. Het Rentenfonds verwierf tijdens het verslagjaar meer effecten bij uitgifte dan er werden terugbetaald op eindvervaldag. Toch slonk zijn portefeuille door de sterke stijging van de buitenbeursverkopen.
Tabel 3.1
Voornaamste balansposten Van het rentenfonds (in € miljoen)
einde periode
activa
balanstotaal
Portefeuille overheids fondsen 1
Voorschotten aan de belgische Staat
Overlopende rekeningen
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
167,4
…
2,9
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
156,6
…
2,7
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
151,1
…
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
138,1
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Passiva Dotatie van de Schatkist en reserve
Voorschotten van de belgische Staat
170,4
137,3
32,5
…
159,3
139,4
15,4
4,0
2,5
153,6
141,5
10,0
1,4
3,6
2,2
143,9
143,3
…
…
135,7
9,2
2,1
147,0
145,4
…
1,0
Verschil 20112010 . . . . . . . .
−2,4
+5,6
−0,1
+3,1
+2,1
…
+1,0
2011 1e kwartaal . . . . . . . . .
137,4
5,2
2,1
144,6
143,3
…
−
2 kwartaal . . . . . . . . .
137,0
6,1
2,1
145,1
143,3
…
−
3 kwartaal . . . . . . . . .
136,0
7,8
2,1
145,9
143,3
…
−
4e kwartaal . . . . . . . . .
135,7
9,2
2,1
147,0
145,4
…
1,0
e e
Deel van de winst te storten aan de belgische Staat
1 Te financieren bedrag (boekwaarde van de portefeuille, exclusief de nog af te wikkelen transacties).
De voorschotten aan de Belgische Staat stegen van het ene tot het andere jaar van € 3,6 miljoen tot € 9,2 miljoen door de vermindering van de effectenportefeuille van het Rentenfonds en wegens de tijdens het boekjaar gerealiseerde winst van € 3,1 miljoen. De winststijging met € 1,3 miljoen maakt het mogelijk om, naast de statutaire toevoeging aan de reserve ten belope van € 2,1 miljoen, opnieuw een deel van de winst uit te keren aan de Staat, te weten € 1 miljoen.
1 Zie ook kader, blz. 35 en 36.
34
Beschrijving van de posten van de balans en buiten balanstelling
BALANS Activa Voorschotten aan de Belgische Staat Als het Rentenfonds overtollige liquiditeiten beschikbaar heeft worden die aan de Belgische Staat uitgeleend in de vorm van voorschotten. Zij worden voor één bankwerkdag verstrekt en bij hun terugbetaling worden de interesten betaald. De rentevoet die aangerekend wordt is de geldende marginale rentevoet van de basisherfinancieringstransacties (MRO-Marginal Rate) van de ECB.
Portefeuille overheidsfondsen De portefeuille overheidsfondsen bestaat hoofdzakelijk uit de staatsleningen die door het Rentenfonds worden gebruikt hetzij voor de regulering van de fixingmarkt hetzij om effecten te lenen aan de liquiditeitsverschaffer op de doorlopende markt. De portefeuille wordt gewaardeerd volgens de principes van een beleggingsportefeuille van kredietinstellingen. Bij aankoop worden de effecten geboekt tegen de aanschaffingsprijs. Naderhand worden zij geëvalueerd op basis van hun gemiddelde actuariële rendement bij aankoop. Indien echter de boekwaarde van een lening boven haar beurswaarde uitkomt, wordt het verschil geboekt als waardevermindering teneinde die boekwaarde in overeenstemming te brengen met de beurswaarde. Wanneer deze waardeverminderingen afnemen of verdwijnen in het volgende boekjaar, vindt een terugneming van de provisie plaats. Daarentegen, indien de boekwaarde van de lening lager uitvalt dan haar beurswaarde, dan wordt volgens het voorzichtigheidsbeginsel geen meerwaarde geregistreerd in de resultatenrekening.
Overige activa Deze post omvat hoofdzakelijk de tijdens het beschouwde boekjaar getrokken loten die pas het volgende jaar worden uitbetaald.
Overlopende rekeningen Deze post omvat voornamelijk de verlopen interesten op overheidsfondsen die maar in de loop van het volgende boekjaar daadwerkelijk kunnen worden geïnd.
Passiva Voorschotten van de Belgische Staat De voorschotten van de Belgische Staat vormen de voornaamste externe financieringsbron van de portefeuille overheidsfondsen. Zij worden voor één bankwerkdag verstrekt en bij hun terugbetaling worden de interesten betaald. De rentevoet die aangerekend wordt is de geldende marginale rentevoet van de basisherfinancieringstransacties (MRO-Marginal Rate) van de ECB.
4
35
Cessies-retrocessies Deze rekening omvat de tegenwaarde van de effecten die het Rentenfonds ter beschikking stelt van LCH.Clearnet door middel van cessies-retrocessies van effecten. Dit mechanisme is ingevoerd om, bij een te late levering van op de beursrentemarkt verkochte effecten, LCH.Clearnet in staat te stellen de transactie op de geplande datum af te wikkelen.
Deel van de winst te storten aan de Belgische Staat Het deel van de winst dat aan de Staat toekomt is de op de balans vastgestelde nettowinst verminderd met het bedrag dat statutair bij de reserve moet worden gevoegd. Het wordt op 31 maart van het jaar dat volgt op het beschouwde boekjaar aan de Schatkist uitgekeerd.
Overige passiva In deze post zijn in hoofdzaak de bezoldigingen en sociale lasten opgenomen betreffende het beschouwde boekjaar die pas gedurende het volgende jaar zullen worden betaald.
Overlopende rekeningen Deze post omvat de nog te betalen interesten op voorschotten van de Belgische Staat.
Voorziening voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen Deze voorziening dekt de contractuele verplichtingen met betrekking tot het personeel, die in de loop van een jaar zijn ontstaan maar pas in een volgend boekjaar worden uitgekeerd.
Dotatie van de Schatkist Deze post bevat het bedrag dat door de Schatkist krachtens artikel 9 van de wet van 19 juni 1959 aan het Rentenfonds is toegekend.
Reserve Krachtens artikel 6 van de statuten van het Rentenfonds wordt ieder jaar normaliter een bedrag ten belope van 3 % van de dotatie, hetzij ongeveer € 2 miljoen, bij de reserve gevoegd.
POSTEN BUITEN BALANSTELLING Te liquideren contantverrichtingen op effecten De gesloten contantaankopen en -verkopen van effecten waarvan de afwikkelingstermijn nog niet is verstreken worden opgenomen tegen hun boekwaarde.
Gegeven waarborgen De rekening « activa bezwaard met zakelijke zekerheden voor eigen rekening » bevat de nominale waarde van de effecten die ter beschikking zijn gesteld van LCH.Clearnet in het kader van de in de passiefrekeningen van de balans beschreven cessies-retrocessies en die in pand zijn gegeven in het kader van het verrekeningsstelsel beheerd door LCH.Clearnet om de goede afloop van de transacties te garanderen.
Waarden van derden in bewaarneming De rekening « op termijn te leveren euro’s » bevat de tegenwaarde van de terug te storten contanten aan LCH.Clearnet bij de afwikkeling van de met deze laatste gesloten cessiesretrocessies.
36
3.2
SCHOMMELINGEN VAN DE PORTEFEUILLE OVERHEIDSFONDSEN
De nominale waarde van de portefeuille overheidsfondsen is verder afgenomen van € 140,7 miljoen aan het einde van het voorgaande boekjaar tot € 137,7 miljoen.
Tabel 3.2
Schommelingen van de portefeuille overheidSfondSen naar de aard van de tranSactieS (nominale waarde in € miljoen)
einde periode
Portefeuille 1
(a)
Verandering t.o.v. eind vorige periode
(b) = (c) tot (f)
aard van de transacties Nettobeurstransacties (+ : aankopen ; − : verkopen)
Intekeningen op staatsbons (+)
Inningen (−)
Nettobuitenbeurstransacties (+ : aankopen ; − : verkopen)
(c)
(d)
(e)
(f)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
171,4
−20,1
+41,4
+33,1
−18,1
−76,5
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
157,9
−13,5
+9,5
+29,0
−28,1
−24,0
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
152,4
−5,5
…
+25,8
−30,4
−0,9
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
140,7
−11,7
−0,3
+20,6
−30,9
−1,1
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
137,7
−3,0
−0,1
+32,6
−28,3
−7,2
2011 1e kwartaal . . . . . . . . .
139,9
−0,8
−0,1
+7,5
−7,7
−0,5
2e kwartaal . . . . . . . . .
139,5
−0,4
…
+7,7
−8,0
−0,1
3e kwartaal . . . . . . . . .
138,5
−1,0
…
+4,5
−5,0
−0,5
4 kwartaal . . . . . . . . .
137,7
−0,8
…
+12,9
−7,6
−6,1
e
1 Inclusief de nog af te wikkelen transacties.
Sinds de overheveling van de staatsbons naar de doorlopende markt treedt het Rentenfonds op de fixingmarkt enkel nog regulerend op in een beperkt aantal perpetuele leningen, lotenleningen en leningen met trekkingen. Deze marktregulerende operaties, die maar één maal per week plaatsvinden, gaven aanleiding tot een beperkte nettoverkoop van effecten voor een bedrag van € 0,1 miljoen. Net als vorig jaar hadden deze operaties maar een marginale invloed op de omvang van de portefeuille. Het Fonds tekende voor € 32,6 miljoen in op staatsbons, wat beduidend hoger uitvalt dan de vorig jaar opgetekende inschrijvingen ten belope van € 20,6 miljoen. Het grotere bedrag aan intekeningen door het Rentenfonds is in de eerste plaats te wijten aan de toename van het aantal uitgegeven staatsbons van acht in 2010 naar twaalf tijdens het verslagjaar. Door het overweldigende succes van de uitgifte van december diende het Rentenfonds ook veel meer dan anders effecten over te nemen van financiële instellingen na de afsluiting van de uitgifte. Inderdaad, als een financiële instelling als gevolg van een dubbele boeking of door laattijdige annulaties van klanten meer heeft ingetekend dan nodig, dan verkoopt ze dit excedent aan het Rentenfonds. Bij de decemberuitgifte nam het Rentenfonds aldus € 5,3 miljoen over van financiële instellingen. De inningen van terugbetaalbare effecten beliepen € 28,3 miljoen. In 2010 werd € 30,9 miljoen geïnd.
37
De buitenbeurstransacties sloten met een nettoverkoop van € 7,2 miljoen. In het voorgaande jaar was een verkoopsaldo van € 1,1 miljoen opgetekend. De forse toename heeft vooral te maken met buitenbeursverkopen die tot doel hadden de hierboven vermelde aankopen te neutraliseren van de overschotten van financiële instellingen bij de staatsbonuitgifte van december. Voor het overige betrof het buitenbeursoperaties die het Fonds, vooral op verzoek van de liquiditeitsverschaffer, heeft uitgevoerd om de vlotte werking van de doorlopende markt te ondersteunen.
3.3
RESULTATEN
3.3.1
FINANCIELE RESULTATEN OP DE PORTEFEUILLE
Op de portefeuille overheidsfondsen werd over het boekjaar een positief financieel resultaat van € 4,8 miljoen opgetekend. Het vloeit voort uit ongeveer € 4,7 miljoen lopende financiële resultaten en uit € 0,1 miljoen aan transactiewinsten die niet recurrent zijn. De lopende financiële resultaten op de portefeuille overheidsfondsen worden verkregen door de renteresultaten te verminderen met de interesten op de voorschotten van de Belgische Staat, die de portefeuille gedeeltelijk hebben gefinancierd. Het Rentenfonds hoefde het voorbije jaar geen beroep te doen op voorschotten van de Belgische Staat zodat de portefeuille integraal uit eigen middelen werd gefinancierd. De lopende financiële resultaten en de renteresultaten zijn hierdoor aan elkaar gelijk. 3.3.1.1 Renteresultaten De renteresultaten bestaan uit, enerzijds, de verworven bruto-interesten en, anderzijds, het verschil tussen de boekwaarde van de effecten, die dagelijks op basis van hun gemiddelde actuariële rendement is herberekend, en hun vorige gemiddelde boekwaarde. De waarderingsverschillen met de vorige inventariswaarde worden ook in de renteresultaten opgenomen.
Tabel 3.3.a
Algemeen overzicht (in € miljoen)
einde jaar
Financiële resultaten op de portefeuille overheids fondsen 1
Interesten op voorschotten aan de belgische Staat
Terugneming van waarde verminderingen op de portefeuille overheidsfondsen
algemene administratieve kosten
Waarde verminderingen op overheidsfondsen
Nettoresultaat (+ : winst ; − : verlies)
(a)
(b)
(c)
(d)
(e)
(f) = (a) tot (e)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+3,6
…
+0,1
−1,9
…
+1,8
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+4,9
…
+2,9
−1,8
…
+6,0
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+5,5
…
+0,1
−2,1
…
+3,5
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+5,2
…
…
−2,0
−1,4
+1,8
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+4,8
+0,1
+0,4
−2,2
…
+3,1
Verschil 20112010 . . . . . . . .
−0,4
+0,1
+0,4
−0,2
+1,4
+1,3
1 Zie tabel 3.3.b hieronder, kolom (e).
38
Tabel 3.3.b
Financiele resultaten op de porteFeuille overheidsFondsen (in € miljoen)
Renteresultaten
Financieringskosten
lopende financiële resultaten
Transactieresultaten
Financiële resultaten
(a)
(b)
(c) = (a) + (b)
(d)
(e) = (c) + (d)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+6,4
−1,4
+5,0
−1,4
+3,6
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+6,1
−1,0
+5,1
−0,2
+4,9
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+5,7
−0,2
+5,5
…
+5,5
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+5,2
…
+5,2
…
+5,2
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+4,7
…
+4,7
+0,1
+4,8
Verschil 2011‑2010 . . . . . . . .
−0,5
…
−0,5
+0,1
−0,4
2011 1e kwartaal . . . . . . . . .
+1,2
…
+1,2
…
+1,2
2 kwartaal . . . . . . . . .
+1,2
…
+1,2
…
+1,2
3e kwartaal . . . . . . . . .
+1,2
…
+1,2
…
+1,2
4e kwartaal . . . . . . . . .
+1,1
…
+1,1
+0,1
+1,2
e
Tabel 3.3.C
Brutorendement van de eigen middelen 1 (procenten op jaarbasis)
Gemiddelde opbrengstvoet van de portefeuille 2
van de voorschotten aan de belgische Staat 3
(a)
(b)
Gemiddelde financieringsvoet van de voorschotten van de belgische Staat 4
Gemiddeld brutorendement, vóór transactieresultaten, van de eigen middelen 5
(c)
(d)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,73
…
4,00
3,67
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,74
…
4,17
3,67
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,70
…
1,29
3,96
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,56
1,00
1,00
3,63
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,41
1,29
…
3,33
2011 1e kwartaal . . . . . . . . .
3,46
1,00
…
3,39
2 kwartaal . . . . . . . . .
3,42
1,25
…
3,34
3e kwartaal . . . . . . . . .
3,39
1,50
…
3,31
4e kwartaal . . . . . . . . .
3,38
1,32
…
3,27
e
1 De eigen middelen, in ruime zin, bestaan in hoofdzaak uit de dotatie van de Schatkist, de reserve, het deel van de winst te storten aan de belgische Staat, de eventuele geboekte waardevermindering op de portefeuille, de rente- en transactieresultaten, verminderd met de betaalde interesten. 2 Verhoudingspercentage van de renteresultaten en het daggemiddelde van de portefeuille tijdens de beschouwde periode. 3 Verhoudingspercentage, herberekend op jaarbasis, van de renteopbrengsten en het daggemiddelde van de voorschotten aan de belgische Staat tijdens de beschouwde periode. 4 Verhoudingspercentage, herberekend op jaarbasis, van de financieringskosten en het daggemiddelde van de voorschotten van de Belgische Staat tijdens de beschouwde periode. 5 Verhoudingspercentage van, enerzijds, de renteresultaten van de portefeuille overheidsfondsen en de renteopbrengsten van de voorschotten aan de Belgische Staat verminderd met de financieringskosten en, anderzijds, het daggemiddelde van de eigen middelen tijdens de beschouwde periode.
39
De renteresultaten van het boekjaar bedroegen € 4,7 miljoen, dat is € 0,5 miljoen minder dan tijdens het voorgaande boekjaar. Deze vermindering vloeit zowel voort uit de inkrimping van de omvang van de portefeuille als uit de daling van zijn gemiddelde opbrengstvoet, namelijk van 3,56 % in 2010 tot 3,41 %. 3.3.1.2 Transactieresultaten De transactieresultaten omvatten de verschillen tussen, enerzijds, de opbrengst van de tijdens het boekjaar verkochte effecten en, anderzijds, de gemiddelde boekwaarde van die effecten. Het Rentenfonds voert voortaan nog maar een relatief beperkt volume aan operaties uit op de fixingmarkt zowel als buiten beurs waardoor de impact van de transactieresultaten op de financiële resultaten van de portefeuille structureel aan belang heeft ingeboet. De transactieresultaten leverden een batig saldo op van ruim € 56.000 vergeleken met € 31.000 het jaar voordien.
3.3.2
INTERESTEN OP VOORSCHOTTEN AAN DE BELGISCHE STAAT
Conform de overeenkomst van 1 juli 1994 tussen de Belgische Staat en het Rentenfonds betreffende de financiering door de Staat van de activiteiten van het Rentenfonds, stelt het Fonds zijn liquiditeitsoverschotten ter beschikking van de Belgische Staat tegen de rentevoet van de basisherfinancieringstransacties van de ECB. Het door de ECB gevoerde monetaire beleid resulteerde in een lichte stijging van de gemiddelde opbrengstvoet van de voorschotten verstrekt aan de Belgische Staat van 1 % in 2010 tot 1,29 %. Door de substantiële toename van deze voorschotten leverden ze het Rentenfonds ongeveer € 76.000 aan interesten op, vergeleken met zowat € 3.000 in 2010.
3.3.3
TERUGNEMING VAN WAARDEVERMINDERINGEN OP DE PORTEFEUILLE OVERHEIDSFONDSEN
Doordat van het ene tot het andere jaar de koersen van de staatsbons in bepaalde marktsegmenten lichtjes waren aangetrokken kon 0,4 miljoen aan waardeverminderingen op de portefeuille overheidsfondsen worden teruggenomen. Eind 2010 diende het Rentenfonds nog € 1,4 miljoen aan waardeverminderingen te boeken.
3.3.4
ALGEMENE ADMINISTRATIEVE KOSTEN
De algemene administratieve kosten bestaan uit bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen, en andere administratieve kosten. Het Rentenfonds verleent, overeenkomstig artikel 2, 2 o van zijn organieke wet, technische bijstand in het vlak van het benodigde menselijke potentieel voor de activiteiten van het in de Algemene Administratie van de Thesaurie opgerichte Agentschap van de Schuld. Aan de daarmee samenhangende bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen werd een bedrag van € 1,7 miljoen besteed.
40
De andere administratieve kosten, goed voor € 0,5 miljoen, omvatten in hoofdzaak de kosten verbonden aan het toezicht op de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, alsook de beurskosten.
3.3.5
NETTOWINST VAN HET BOEKJAAR
Het boekjaar werd afgesloten met een te bestemmen nettowinst van € 3,1 miljoen. Zij vloeit voor uit de financiële resultaten op de portefeuille overheidsfondsen ten belope van € 4,8 miljoen, de terugneming van waardeverminderingen op deze portefeuille ten belope van € 0,4 miljoen en € 0,1 miljoen aan interesten op voorschotten aan de Belgische Staat, na aftrek van diverse lasten ten bedrage van ongeveer € 2,2 miljoen. Krachtens de in artikel 6 van de statuten van het Rentenfonds opgenomen verdelingsregels voor het nettoresultaat, werd € 2,1 miljoen bij de reserve gevoegd en werd het saldo, namelijk € 1 miljoen, op 31 maart 2012 aan de Schatkist gestort.
41
Statistische bijlage
Tabel S.1
Leningen die onder het toezicht van het rentenfonds staan 1
einde jaar
lineaire obligaties
Staatsbons
Klassieke leningen
Totaal
Verandering tijdens het jaar
(a)
(b)
(c)
(d) = (a) tot (c)
(e)
a. aantal leningen
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21
60
11
92
+6
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21
60
10
91
−1
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23
58
10
91
…
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
24
54
10
88
−3
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25
55
9
89
+1
+11,4
b. Nominaal bedrag in omloop (in € miljard)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
226,1
6,3
0,1
232,5
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
225,4
5,4
0,1
230,9
−1,6
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
244,0
4,7
0,1
249,7
+18,8
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
250,0
3,9
0,1
254,0
+4,3
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
264,9
8,5
0,1
273,5
+19,5
C. Kapitalisatie van de omloop 2 (in € miljard)
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
230,2
6,2
0,1
236,5
+4,4
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
238,0
5,5
0,1
243,6
+7,1
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
258,9
4,8
0,1
263,8
+20,2
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
259,9
4,0
0,1
264,0
+0,2
2011 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
274,6
8,5
0,1
283,2
+19,2
bronnen : Ministerie van Financiën en Rentenfonds. 1 lineaire obligaties worden als in omloop beschouwd vanaf de toewijzing of de afsluitingsdag van de syndicatie en staatsbons vanaf de voorziene afsluitingsdag van de intekening. 2 De lineaire obligaties worden gewaardeerd tegen de referentiekoersen gepubliceerd door het Rentenfonds. Klassieke leningen en staatsbons worden gewaardeerd tegen de beurskoers.
43
Tabel S.2
Brutorendementen op vaste looptijd van lineaire oBligaties 1
einde periode
Resterende looptijd (in jaren) 1
2
3
4
5
6
7
10
15
20
25
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,13
4,11
4,12
4,17
4,22
4,26
4,30
4,52
4,69
4,70
4,74
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,99
2,51
2,92
3,15
3,32
3,46
3,59
3,82
4,01
4,09
4,13
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0,84
1,43
1,97
2,41
2,74
3,02
3,27
3,84
4,29
4,43
4,49
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,57
2,04
2,50
2,92
3,24
3,45
3,62
4,00
4,25
4,31
4,37
2011 Januari . . . . . . . . . . . . .
1,52
2,20
2,78
3,20
3,51
3,72
3,87
4,17
4,45
4,60
4,66
Februari . . . . . . . . . . . .
1,57
2,25
2,82
3,24
3,53
3,74
3,89
4,20
4,48
4,60
4,64
Maart . . . . . . . . . . . . . .
1,57
2,17
2,73
3,19
3,54
3,78
3,91
4,22
4,50
4,56
4,62
april . . . . . . . . . . . . . . .
1,64
2,27
2,85
3,30
3,62
3,83
3,94
4,21
4,56
4,71
4,77
Mei . . . . . . . . . . . . . . . .
1,60
2,19
2,73
3,19
3,52
3,74
3,84
4,14
4,47
4,58
4,64
Juni . . . . . . . . . . . . . . . .
1,63
2,22
2,76
3,17
3,47
3,66
3,76
4,08
4,45
4,62
4,72
Juli . . . . . . . . . . . . . . . .
1,49
2,29
2,99
3,47
3,77
3,92
3,99
4,34
4,58
4,60
4,68
augustus . . . . . . . . . . .
1,13
1,89
2,55
3,01
3,31
3,49
3,61
3,98
4,28
4,39
4,50
September . . . . . . . . . .
0,84
1,62
2,29
2,78
3,08
3,22
3,26
3,62
3,97
4,07
4,16
Oktober . . . . . . . . . . . .
1,53
2,40
3,11
3,57
3,83
3,96
4,04
4,40
4,67
4,73
4,80
November . . . . . . . . . .
2,86
3,47
3,94
4,23
4,42
4,59
4,79
5,02
5,19
5,28
5,29
December . . . . . . . . . .
0,58
1,89
2,83
3,24
3,36
3,46
3,62
4,14
4,29
4,20
4,21
bron : Rentenfonds. 1 De reeks geeft de rendementen op vaste looptijd stoelend op een rendementscurve die volgens de « cubic spline »-methode is berekend. De berekeningswijze werd beschreven in een artikel opgenomen in het Tijdschrift van de Nbb van maart 1994.
44
Tabel S.3
RendementspeRcentages van de RefeRentielening op 10 jaaR op de secundaiRe maRkt 1
einde periode
belgië
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Spanje
Verenigde Staten 2
Japan
a. Rendementspercentages
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,47
4,33
4,42
4,41
4,40
4,11
1,50
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,77
2,95
3,40
3,54
3,82
2,08
1,17
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,72
3,40
3,54
3,56
3,98
3,84
1,28
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,97
3,00 3
3,34
3,13
5,47
3,38
1,11
2011 Januari . . . . . . . . . . . . .
4,25
3,15
3,52
3,31
5,41
3,36
1,21
Februari . . . . . . . . . . . .
4,27
3,13
3,50
3,32
5,37
3,42
1,26
Maart . . . . . . . . . . . . . .
4,24
3,32
3,68
3,62
5,19
3,46
1,24
april . . . . . . . . . . . . . . .
4,26
3,23
3,59
3,54
5,31
3,34
1,20
Mei . . . . . . . . . . . . . . . .
4,17
3,03
3,40
3,25
5,27
3,13
1,15
Juni . . . . . . . . . . . . . . . .
4,13
2,99
3,48
3,25
5,42
3,12
1,13
Juli . . . . . . . . . . . . . . . .
4,36
2,60
3,27
3,00
6,06
2,96
1,07
augustus . . . . . . . . . . .
3,99
2,18
2,86
2,59
5,02
2,20
1,03
September . . . . . . . . . .
3,70
1,99
2,67
2,36
5,04
1,99
1,03
Oktober . . . . . . . . . . . .
4,40
2,12
3,14
2,52
5,60
2,27
1,04
November . . . . . . . . . .
5,22
2,29
3,46
2,65
6,46
2,00
1,07
December . . . . . . . . . .
4,06
1,83
3,12
2,18
5,09
1,91
0,98
b. Rendementsverschil tegenover belgië
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
−0,14
−0,05
−0,06
−0,07
−0,36
−2,97
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
−0,82
−0,37
−0,23
0,05
−1,69
−2,60
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
−0,32
−0,18
−0,16
0,28
0,12
−2,44
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
−0,97
−0,63
−0,84
1,50
−0,59
−2,86
2011 Januari . . . . . . . . . . . . .
−1,10
−0,73
−0,94
1,16
−0,89
−3,04
Februari . . . . . . . . . . . .
−1,14
−0,77
−0,95
1,10
−0,85
−3,01
Maart . . . . . . . . . . . . . .
−0,92
−0,56
−0,62
0,95
−0,78
−3,00
april . . . . . . . . . . . . . . .
−1,03
−0,67
−0,72
1,05
−0,92
−3,06
Mei . . . . . . . . . . . . . . . .
−1,14
−0,77
−0,92
1,10
−1,04
−3,02
Juni . . . . . . . . . . . . . . . .
−1,14
−0,65
−0,88
1,29
−1,01
−3,00
Juli . . . . . . . . . . . . . . . .
−1,76
−1,09
−1,36
1,70
−1,40
−3,29
augustus . . . . . . . . . . .
−1,81
−1,13
−1,40
1,03
−1,79
−2,96
September . . . . . . . . . .
−1,71
−1,03
−1,34
1,34
−1,71
−2,67
Oktober . . . . . . . . . . . .
−2,28
−1,26
−1,88
1,20
−2,13
−3,36
November . . . . . . . . . .
−2,93
−1,76
−2,57
1,24
−3,22
−4,15
December . . . . . . . . . .
−2,23
−0,94
−1,88
1,03
−2,15
−3,08
bron : Rentenfonds. 1 Rendementspercentages, berekend vóór eventuele belastingheffingen bij de bron, van de referentielening op 10 jaar van de overheidssector. De gegevens worden opgenomen rond 12 uur. 2 De rendementspercentages zijn herberekend op jaarbasis om rekening te houden met de zesmaandelijkse interestbetaling. 3 Door een bankverlof in Duitsland gaat het over het rendement op datum van 29 december in plaats van 31 december. Het rendement van de belgische referentielening op 29 december bedroeg 4,01 %., dat wil zeggen een rendementsverschil tegenover Duitsland van 1,01 %.
45
Juridische bijlage
KONINKLIJK BESLUIT VAN 20 DECEMBER 2007 BETREFFENDE DE LINEAIRE OBLIGATIES, DE GESPLITSTE EFFECTEN EN DE SCHATKISTCERTIFICATEN (Belgisch Staatsblad van 4 april 2012) zoals gewijzigd door : – artikel 331 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, met ingang van 1 april 2011 ; – het koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds, met ingang van 1 april 2012.
OFFICIEUZE COORDINATIE
Titel I. – DEFINITIES Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° lineaire obligaties : de lineaire obligaties bedoeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties ; 2° gesplitste effecten : de effecten ontstaan uit de splitsing van lineaire obligaties overeenkomstig hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties ; 3° schatkistcertificaten : de schatkistcertificaten bedoeld in het ministerieel besluit van 12 december 2000 betreffende de algemene regels inzake de schatkistcertificaten ; 4° Rentenfonds : de zelfstandige openbare instelling ingesteld door de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds ; 5° [opgeheven] 1 ; 6° de wet : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten ; 7° [opgeheven] 1 ; 8° [opgeheven] 1 ; 9° [FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten] 2 bedoeld in hoofdstuk III van de wet ; 10° [opgeheven] 1 ; 1 1° [opgeheven] 1 ; 12° [opgeheven] 1 .
1 Opgeheven door artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds. 2 Zoals gewijzigd door artikel 331 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector.
47
titel II. – INFORMATIEVERSTREKKING AAN HET PUBLIEK 1 HOOFDSTUK I. – [opgeheven] 2 [Art. 2. §1. In uitvoering van artikel 14, §1, 6° van de wet, wordt de informatieverstrekking aan het publiek met betrekking tot de lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten verhandeld op de secundaire markt, als volgt gegarandeerd : 1° de koersen en de rentevoeten geafficheerd door de markthouders zoals bedoeld in artikel 16, overeenkomstig de bepalingen van het lastenboek ; 2° de referentiekoersen en -rentevoeten van de lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten die het Rentenfonds ten minste één maal per dag bepaalt en publiceert ten laatste op het einde van die dag ; 3° de publicatie, via de tussenkomst van het Rentenfonds, van door de FSMA opgestelde statistische gegevens zoals bedoeld in de volgende paragraaf. §2. De FSMA stelt ten minste één maal per dag en ten laatste op het einde van de werkdag die daarop volgt, minstens de volgende statistische gegevens op met betrekking tot de aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten afgesloten op de secundaire markt : a) het dagvolume en het aantal afgesloten aankoop- en verkooptransacties op die dag per lijn van lineaire obligaties, per schatkistcertificaat en globaal voor alle gesplitste effecten ; b) h et geactualiseerde dagvolume aan en het geactualiseerde aantal afgesloten aankoop- en verkooptransacties per dag van de laatste 45 kalenderdagen in lineaire obligaties, schatkistcertificaten en gesplitste effecten.] 3 HOOFDSTUK II. – [opgeheven] 4 Art. 3. [opgeheven] 4 HOOFDSTUK III. – [opgeheven] 5 Art. 4. [opgeheven] 5 Art. 5. [opgeheven] 5 HOOFDSTUK IV. – [opgeheven] 6 Art. 6. [opgeheven] 6 Art. 7. [opgeheven] 6 HOOFDSTUK V. – [opgeheven] 7 Art. 8. [opgeheven] 7
1 2 3 4 5 6 7
Vervangen door artikel 2, 1° van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. Opgeheven door artikel 2, 2° van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. Vervangen door artikel 2, 3° van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. Opgeheven door artikel 2, 4°, a) van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. Opgeheven door artikel 2, 4°, b) van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. Opgeheven door artikel 2, 4°, c) van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. Opgeheven door artikel 2, 4°, d) van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012.
48
titel III. – [opgeheven] 1 Art. 9. [opgeheven] 1 Art. 10. [opgeheven] 1 Art. 11. [opgeheven] 1 Art. 12. [opgeheven] 1 Art. 13. [opgeheven] 1 Art. 14. [opgeheven] 1 Art. 15. [opgeheven] 1
titel IV. – LIQUIDITEITSVERSCHAFFING EN VEREFFENING VAN TRANSACTIES Art. 16. De Minister van Financiën stelt, naargelang de behoeften, korpsen van markthouders samen die belast zijn om bij te dragen tot de liquiditeit van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten. Hij bepaalt de samenstelling van elk korps. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van dit besluit, zijn de rechten en verplichtingen van de financiële instellingen die behoren tot een bepaald korps opgenomen in een specifiek lastenboek. Door de ondertekening van het lastenboek door de markthouders ontstaat er een contractuele relatie tussen hen en de Belgische Staat. [In uitvoering van artikel 14, §3 van de wet is de FSMA belast met het toezicht op de gegevens over de transacties uitgevoerd door de markthouders, die deze markthouders krachtens hun lastenboek aan de FSMA meedelen. De FSMA gaat de juistheid, de tijdigheid en de volledigheid van die gegevens na en deelt het totale maandvolume aan afgesloten transacties van elke markthouder ten laatste op de tiende bankwerkdag van de volgende maand mee aan de Administrateur-generaal van de algemene administratie van de Thesaurie en aan het Agentschap van de Schuld.] 2 Art. 17. De Nationale Bank van België is belast met de vereffening van de transacties in de gedematerialiseerde effecten die het voorwerp uitmaken van dit besluit en die werden genotificeerd aan haar effectenvereffeningsstelsel.
titel V. – DIVERSE BEPALINGEN [Art. 18. Voor de uitvoering van haar bevoegdheden met betrekking tot aankoopen verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten, bepaald in de wet, dit besluit en andere uitvoeringsbesluiten en reglementen genomen in uitvoering van de wet of van dit besluit, heeft de FSMA het recht informatie te bekomen van het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België met betrekking tot de aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten vereffend in dat systeem. 1 Opgeheven door artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. 2 Aangevuld door artikel 4 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012.
49
In uitvoering van het vorige lid, sluiten de FSMA en de Nationale Bank van België een protocol over de modaliteiten volgens dewelke de FSMA haar recht tot informatie met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde gegevens kan uitoefenen.] 1 Art. 19. Het koninklijk besluit van 16 mei 2003 betreffende de buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten wordt opgeheven. Art. 20. In artikel 4, eerste lid, 1° van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten worden de woorden « bedoeld in artikel 2, § 2, 2° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 2, §1, 5°, b ». Art. 21. Dit besluit treedt in werking op 1 november 2007. 2 Art. 22. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
1 Vervangen door artikel 5 van het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012. 2 De bepalingen ingevoerd door het voormelde koninklijk besluit van 19 maart 2012 zijn in werking getreden op 1 april 2012.
50
Afkortingen
BBP
Bruto binnenlands product
BIB
Bank voor Internationale Betalingen
ECB
Europese Centrale Bank
EER
Europese Economische Ruimte
FSMA
Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, afgekort “FSMA” wat staat voor Financial Services and Markets Authority
LTRO
Longer-Term Refinancing Operations (langerlopende herfinancieringstransacties)
MiFID
Markets in Financial Instruments Directive (richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten)
MTF
Multilateral Trading Facility (multilaterale handelsfaciliteit)
MTS
Mercato Telematico dei Titoli di Stato
NBB
Nationale Bank van België
OLO
Lineaire obligatie
TREM
Transaction Reporting Exchange Mechanism
TRS
Transaction Reporting System
51
Conventionele tekens
_
het gegeven bestaat niet of heeft geen zin
…
nihil of te verwaarlozen
bp. basispunten n.
niet beschikbaar
% procent € euro $
dollar van de Verenigde Staten
53
Verantwoordelijke uitgever
Marc Monbaliu Voorzitter Kunstlaan 30 – BE -1040 Brussel
Contactpersoon voor het verslag van het Rentenfonds
Herwig Smissaert Afgevaardigde van het Rentenfonds Tel. +32 2 221 43 28 – Fax +32 2 221 31 02
[email protected]
Layout NBB TS – Prepress & Image
Drukken DRUKKERIJ GEERS OFFSET Eekhoutdriesstraat 67 B-9041 Gent