Cursus Natuurbeheer: excursie 31/05/2008 naar De Doode Bemde We worden rondgeleid door Piet De Becker. De wandeling duurt 3 uur.
1.
Wandelroute We volgen de donkerblauwe wandeling in tegenwijzerzin, vertrekkend vanaf de parking in de Reigersstraat (= Oosten).
1
2.
Doelstelling beheer Bij de start van natuurbeheer in 1980 moest de vereniging kiezen uit 2 mogelijkheden: soorten beschermen of systeembeheer. Er werd geopteerd voor dit laatste. Hierbij is het belangrijk om de geologie en geschiedenis van het landschap te begrijpen.
3.
Historiek van het landschap IJstijd Gemiddelde jaartemperatuur = 0°C (m.a.w. 9°C frisser dan nu). De Doode Bemde bevond zich op de rand van de toendra. Op Aarde lag veel zoetwater vast onder de vorm van ijs. Daardoor daalde het oceaanpeil (-200m). De Schelde was een zijrivier van de Thames. De Doode Bemde bevond zich 230m boven de zeespiegel (= 200m hoger dan nu). Daardoor kenden de rivieren kennen een groot verval. Er was weinig of geen vegetatie zodat de rivieren zorgden voor diepe insnijdingen, met heuvels tot gevolg. (tot 60m boven het landschap uitstekend). Na de ijstijd. Het oceaanpeil steeg zodat de snelheid van de rivieren afnam en de rivier ging meanderen. De vallei die aanvankelijk 60m diep was, wordt 1 km breed, hetgeen vandaag nog te zien is.
4.
Hydrologie De Dijle wordt gevoed door grondwater. Het debiet blijft constant op 4 à 5 m3/s, ook al regent het niet. Als het regent dan zal het peil 3 à 4 uur later stijgen en het debiet loopt op tot 20 m3/s. Dit is een gevolg van ingrepen door de mens. Na de ijstijd was heel de vallei bedekt met bos. De regen komt in het bos terecht en houdt het water een tijd vast. Via het grondwater komt het water in de rivier terecht. Toen bedroeg het debiet het hele jaar door 6 à 7 m3/s. 2000 jaar geleden begon de mens de bomen in het bos te kappen ten behoeve van akkers. Dit gebeurde steeds meer en meer. 700 jaar geleden was er zoveel ontbost dat er een ommekeer gebeurde in de waterhuishouding. 80% van de vallei was ontbost. Wanneer het toen in de zomer, na een lange droogte, regende, dan stroomde het water over het oppervlak 3 à 4 uur later weg in de rivier. Het debiet nam toe en kende sterke schommelingen. Omgekeerd zakte het debiet ook snel. Dit alles had grote gevolgen voor de ecosystemen. Tot 1000 na Chr. was er veel veen en kende de Dijle geen vaste loop, zoals aangetoond werd door boringen. Daarna kende de Dijle een alluviaal systeem, d.w.z. dat hij veel sediment met zich mee voerde. Het water was niet meer helder. Het systeem kende veel pieken en de Dijle werd ingebed in één rivierkanaal. Door de veelvuldige overstromingen werd er tot nu veel modder aangevoerd. Dit resulteerde in leemlaag van 4m dikte. Daaronder bevindt zich het veen van vroeger. Als de rivier overstroomt dan daalt zijn snelheid en vindt er afzetting plaats. Zo ontstonden de oeverwallen. De mens had dit niet graag en groef grachten, de zogenaamde leigrachten of leibeken. De vallei kreeg zijn huidig profiel, nl. een liggende accolade, waarbij de rivier in de put van de accolade ligt, onmiddellijk aansluitend gevolgd door een oeverwal en daarna gevolgd door een kom; de buitengrens van de accolade wordt gevormd door de steile valleiwanden. De oeverwallen zijn droog, de komgronden zijn kletsnat. Het voedselaanbod varieert en kent vele gradiënten, van zeer voedselrijk tot voedselarm. Dit maakt dat er veel soorten planten voorkomen, zij het geen speciale soorten. Ter vergelijking: hier komen 10x meer soorten voor dan op louter voedselarme gronden (bv heide).
2
5.
Grasland In 1980 bestond de Doode Bemde uit 5 ha natuurreservaat. De rest waren akkers, weilanden en populierenbossen. Bij de uitbouw van het reservaat werd een belangrijk uitgangspunt gehanteerd: we gaan niet in concurrentie met de landbouwers! Het feit dat ze bemesten maakt niet zoveel uit aangezien het ecosysteem op zich voedselrijk is. Na 20 à 30 jaar krijg je het oorspronkelijk grasland terug. Het is dus niet nodig om in conflict te gaan. Bovendien brengt de einddoelstelling van graslandbeheer veel werk met zich mee, zodat samenwerking met de landbouwers zeer belangrijk is. Vandaag bestaat het reservaat uit 240 ha waarvan 87 ha grasland. Er wordt samengewerkt met 12 landbouwers. Aan hen wordt wel gevraagd om een aantal regels na te leven zoals niet maaien vóór 25 juni, het vee niet bijvoederen, niet mesten en niet sproeien omdat anders het einddoel vertraagd wordt. De vereniging maait zelf alleen de natste terreinen. Er wordt ervoor gezorgd dat er grote aaneengesloten blokken rasters zijn die uitgeleend worden aan de landbouwers. Dit laat toe dat zij gemakkelijk machines kunnen inzetten. Het voordeel van voedselrijke ecosystemen is dat het gras van goede kwaliteit is: de VEMwaarde bedraagt 750 à 780, wat zeer goed is voor kalveren, stieren en droogstaand melkvee. De graslanden zijn van het type glanshavergrasland, te herkennen door het voorkomen van margriet. De landbouwers nemen het vele werk over: maaien en zorgen voor de dieren. Bij het houden van vee is het belangrijk dat de dieren op tijd van de weiden gehaald worden. Als de graszoden beschadigd worden dan krijg je een andere vegetatie bestaande uit pitrus, ridderen krulzuring.
6.
Dijle De waterkwaliteit van de Dijle is behoorlijk. De biotische index bedraagt 7 à 8 (10=beste kwaliteit). In 1990 bedroeg de biotische index nog 1. Momenteel komen er 21 vissoorten voor en er is reproductie bij 10 soorten waaronder de blankvoorn. Sinds 1990 worden de dijleoevers niet meer gemaaid of gekapt. De natuur wordt zijn gang gelaten. De oevers kalven af wat ideaal is voor verschillende broedvogels. Over een afstand van 4 km zijn er 12 broedkoppels ijsvogels.
7.
Grasland
3
Dit weideblok is 200 à 300 m breed en is 10 à 20 ha groot. De weide beschikt over een grote toegangspoort en in de weide staan weinig bomen zodat ze geschikt is om met grote machines in één keer te maaien. Zulk een maaibeurt houdt een ware slachting onder de insecten en de spinnen. Daarom is het belangrijk om in de buurt ook over ruigtes en bosjes te beschikken van waaruit de weides kunnen geherkoloniseerd worden. De Grote ratelaar is een halfparasiet en steelt voeding van het gras. Daardoor daalt de grasproductie; je ziet dat het gras hier minder lang is. Een grasland zonder Grote ratelaar haalt een productie van 4 ton per ha. Met grote ratelaar is dit nog 2,5 ton per ha. Het gras is korter wat kansen geeft aan andere soorten zoals de Gevlekte en Brede orchis. Er wordt geen prikkeldraad gebruikt. Vroeger wel, maar dit was nefast voor de Ransuil en Bosuil die in de prikkeldraad blijven hangen. Idem voor de reeën, men trof soms hele plakken huid aan in de prikkeldraad. Dit verzwakt de Ree en uiteindelijk sterven ze eraan. Ook wandelaars ondervonden hinder; ze scheurden hun kleren. Daarom wordt nu schrikdraad gebruikt. 8 km raster kan bediend worden met één apparaat. De vereniging zorgt zelf voor de omheining en vraagt geen huurprijs. Dit laat toe dat de vereniging het volledige zeggingsschap behoudt over de weide en een stok achter de deur heeft voor landbouwers die zich niet aan de regels houden. De landbouwers kunnen zo geen beroep doen op de pachtwetgeving. Een landbouwer die zich niet aan de regels houdt (bv toch bemest) riskeert volgend jaar de weide niet meer te mogen gebruiken; het voordeel van de bemesting gaat dan naar iemand anders. Het Kamgras is typisch voor hooiweides. Dit duidt aan dat begrazing nodig is. Op 10 m2 kunnen tot 40 plantensoorten voorkomen, wat zeer veel is.
8.
De verklaring van de naam “De Doode Bemde” Oude landkaarten vermelden het toponiem de Doode Bemde. Bemde betekent nat grasland. Dood betekent dat deze natte graslanden niet geschikt waren voor de landbouw. Aan de overkant van de Dijle vind je dergelijke natte graslanden. Dit deel van het reservaat is niet toegankelijk voor het publiek omdat hier zeldzame vogelsoorten broeden zoals Parelhoen, Waterral en Blauwborst.
9.
Ruigte
20 jaar geleden stonden hier populieren. Dit stukje grond wordt nog regelmatig overstroomd. De aanvoer van voedingstoffen zorgt ervoor dat hier veel Brandnetel voorkomt. De Brandnetel is zeer geliefd bij veel insecten waaronder de Dagpauwoog. Veel insecten overwinteren er. Op de brandnetels bemerken we een koppel Lindepijlstaarten.
4
10.
Dijle-oever De oevers van de Dijle verplaatsen zich gemiddeld 1,5 m per jaar. Dit gebeurt in schokken. Er vindt strandvorming plaats en de oevers kalven af. Dit proces noemt men ook “poel- en ribbelpatroon”. Dit zorgt ervoor dat er meer soorten vis zijn wat ook een toename inhoudt van het aantal viseters zoals Fuut, Dodaars en Kwak. Op de zonnige loodrechte oeverwanden leven solitaire bijen. De rivier wordt er levendig door en krijgt meer structuur. Bomen die neervallen blijven liggen. Dit zorgt ervoor dat de buitenoevers meer afkalven. De Dijle ken 2 soorten meandering: een grote (mega-) meandering waarbij de rivier slingert over een breedte van 3 km en daarbovenop een kleinere (micro-) meandering. Deze meandervorming verplaatst zich als kleine golfjes in de tijd. Het geheel verplaatst zich stroomafwaarts. Hier mogen geen kano’s voorbijvaren. De bomen blijven immers liggen en dit vormt een gevaar. Moest er iets gebeuren dan zou de vereniging aansprakelijk gesteld kunnen worden. Uit voorzorg heeft men verbodsbordjes geplaatst. Op de oever zien we een Weidebeekjuffer (foto internet).
11.
Vroegere maïsakker Door grond te ruilen met de landbouwers bekomt men grote aaneengesloten stukken. De landbouwers krijgen beneden 3 ha in ruil voor 2 ha boven. Boven kunnen zij verder maïs zetten, maar beneden niet meer. Zij mogen de grond beneden wel verder gebruiken. De maïsakker werd vroeger bemest via drijfmest. De akker werd ingezaaid met een grasmengsel dat geschikt is voor deze gronden. Zo werden distels vermeden; want in een distelveld is een boer niet meer geïnteresseerd. De boer mag de eerste vier jaren zoveel maaien als hij wil. Dus ook vóór 25 juni. Na enkele jaren verdwijnen de ingezaaide grassen. Het duurt 10 jaar vooraleer de Margriet en het Kamgras verschijnen. Let op: de Grote ratelaar is als éénjarig kruid gevoelig aan de maaidatum. Maai dus niet vóór het zaad zich kan vormen.
12.
Populieren De populieren in de verte blijven staan. Het zachte hout trekt de Kleine bonte specht aan.
5
13.
Poel De poel is een aantrekkingspool voor bezoekers die daardoor weggehouden worden van kwetsbare delen van het reservaat. Een poel vergt veel onderhoud. De poel wordt na de zomer geruimd en dit om de 3à4 jaar. Telkens de waterplanten (o.a. Pijlkruid) op zijn mooist staan, wordt in de nazomer het slib weggehaald. Het slib zorgt er immers voor dat de waterplanten stikken en niet meer zo goed zullen groeien.
14.
Dijle-oever - Bevers De zandbank is het resultaat van een overstroming 14 dagen geleden.
Aan de oever vind je op een boom vraatsporen van een Bever. Verderop vinden we nog sporen, o.a. een pad waar de bBver de oever opklimt om te eten van de maïs op de akker. Bevers eten suikerbiet, maïs, malse planten, Smeerwortel en zelfs Japanse duizendknoop. In de winter eten ze de schors van takken. Een boom van 60 cm doorsnede geeft een bevergezin 1 week eten. Bevers bouwen een dam om het waterpeil te verhogen zodat ze gemakkelijker takken kunnen verslepen om een nest te bouwen. 6 jaar geleden werden hier 20 bevers hergeïntroduceerd vanuit Beieren. Ondertussen zijn ze al voorbij Haacht opgemerkt. Over enkele jaren verwacht men veel problemen, o.a. schade aan akkers en boomgaarden. De grote open oeverwand zou ideaal kunnen zijn voor Oeverzwaluwen ware het niet dat er overstromingsgevaar dreigt.
15.
Wachtbekken De vallei dient als wachtbekken om overstromingen te voorkomen. De oevers worden aan de natuur overgelaten. Dankzij de bomen zal de Dijle reeds overstromen bij een debiet van 20 m3/s. Leuven zelf kan een debiet van 21 m3/s aan. De bedoeling is om het water te verspreiden over een zo groot mogelijk oppervlak. Dit kan omdat de kwaliteit van het water goed is.
6
16.
Wilgenbosje
Vroeger was dit een maïsakker. Er werd geopteerd om hier niets te doen. Het gebied is na een distelfase spontaan begroeid met bomen, vooral de wilg. Het perceel zal spontaan evolueren naar bos. Men treft er de Iepenpage (foto internet) aan.
17.
Exotische vogels In de verte zien we 1 Kazarkagans en 2 Nijlganzen. De jonge Nijlganzen vallen meestal ten prooi aan de vos.
18.
Steenmarter Even later zien we in de verte een steenmarter. Vermoedelijk heeft hij/zij jongen en trekt hij/zij zich daarom weinig aan van menselijke aanwezigheid.
19.
Vijvers
De waterloop van de IJse is hier rechtgetrokken en leidt naar een watermolen. Een sluis regelt het waterpeil in het natuurreservaat. De lekke dam moet hersteld worden zodat links ervan opnieuw een vijver kan komen. Dijken en vijvers vragen veel onderhoud. Het reservaat wil een aantal vijvers behouden voor amfibieën. Momenteel zijn er 40 ha vijvers.
7
20.
Afvalprobleem Breng het maaiafval naar de rand van het gebied waar het gemakkelijk kan afgehaald worden. 1 ha riet-/dottergrasland is jaarlijks goed voor 6 à 7 ton droog afval. In Vlaanderen zijn er nog geen composteringsinstallaties waar dit kan verwerkt worden. Een dergelijke installatie brengt altijd wat geurhinder met zich mee en Vlaanderen is te volgebouwd zodat altijd iemand hinder ondervindt. Volgens de milieurichtlijnen moet het afval bewaard worden op een betonnen vloer. Gezien de grote hoeveelheid, een berg van 3 à 4m hoog en over de hele lengte van het pad, is dit hier niet mogelijk. Jaarlijks wordt dit weggehaald en naar Ecowerf gebracht. Dit kost veel geld, maar de gemeente springt bij. Een ander alternatief is om dit te verbranden, maar ook dit zorgt voor overlast en dus voor reclamaties Natuurbeheer moet op termijn los zien te komen van subsidies en aansluiten bij economische sectoren zoals compostering, landbouw, houtverwerkingsindustrie, … In de verte zien we Wespendief, die duidelijk te herkennen is aan zijn volledig plat profiel; dit in tegenstelling tot de Buizerd die een meer V-vormig profiel heeft.
21.
Vijver Deze vijver werd aangelegd na WOII. De dijk werd vroeger met populieren beplant. De populieren vangen wind, waggelen heen en weer, waardoor de dijken beschadigd worden. De populieren werden gekapt.
22.
Grasland Dit perceel was tot 1998 een maïsakker. Daarna werd het ingezaaid met gras. Het perceel wordt regelmatig overstroomd. De gGote ratelaar heeft er zijn intrek genomen en maakt het gras kapot.
8
23.
Knuppelpad - omheining
De aanleg van een knuppelpad is duur, 25 EUR per lopende meter. Ondervinding leert dat het maar 6 jaar meegaat en veel onderhoud vraagt. Daarom gebruikt men tegenwoordig duurzamere materialen. De onderste dwarsbalken zijn gemaakt van PET-afval, zodat ze 20 à 30 jaar meegaan. In de omheining tref je treinbillen aan. Officieel mag dit niet, maar metingen hebben aangetoond dat ze weinig schadelijke stoffen vrijgeven Treinbillen gaan 30 à 40 jaar mee.
24.
Leigracht
Het waterpeil van de leigracht werd 80 cm hoger gebracht. De gracht is 12 km lang en elk jaar wordt er 4 km geruimd met een maaikorf. Dankzij deze frequentie kunnen de waterplanten (o.a. Pijlkruid) zich goed ontwikkelen. Dankzij dit hoge waterpeil voorkomt men dat de graslanden onder water komen te staan. De bioindex van het water is gelijk aan 9.
25.
Oud grasland
9
Dit perceel is 6 à 7ha groot. Hier zien we het optimum van het grasland. Je treft er o.a. veelvuldig Zwart knoopkruid aan, wat wijst op een oud grasland.
Luc Bijnens, Haacht
10