G3NT_1N_CiJFeR5/2007 EEN_OMG3V1N6SaN4LY5E
gent in cijfers 2007 e e n o m g e v i n g s a n a ly s e
Deze publicatie kwam tot stand met de steun van
Gent: cijfers & trends
Een uniek document Cijfers en statistieken, evoluties en onderzoek. Iedereen heeft al gehoord of gelezen over de resultaten van deze of gene studie. Ook steden en aspecten van het ‘stedelijke leven’ worden regelmatig onder de loep genomen. Dat geldt zeker ook voor Gent. Verschillende stadsdiensten houden ook zélf cijfers bij – om de dienstverlening te verbeteren, om de werking en projecten te evalueren, of om (decretaal verplichte) plannen te maken. Het resultaat is een grote hoeveelheid materiaal dat ‘leeft’. Sommige gegevens worden vaak, andere nauwelijks geconsulteerd en gebruikt. Het programma Dataplanning en Monitoring van de Stad Gent (Departement Stafdiensten, Afdeling Beleidsstrategie) bundelde al die cijfers en trends over en in Gent, in tal van domeinen. Deze ‘Omgevingsanalyse – Gent: cijfers & trends’ is daarom een uniek document. Wat is het imago van Gent? Wordt de Gentse bevolking alsmaar ouder? Hoe staat het met de armoede in onze stad? Hoe veilig is Gent? Hoe trots is de Gentenaar op zijn stad? Hoe vaak spijbelt de Gentse jeugd en hoe vaak sporten ze? Wat met de gezondheid, de jongerenwerkloosheid, de buurtbinding, het verenigingsleven? Deze omgevingsanalyse biedt een antwoord op al deze vragen. Het (lijvige) eerste deel gaat over de externe omgeving, dat wil zeggen: Gent als stad, niet de stedelijke overheid en administratie. De tekst blijft op het strategische niveau en vervalt niet in operationele details. In het (kortere) tweede deel worden een aantal aspecten rond bestuurlijke capaciteit van de stad belicht. Deze tekst geeft zowel een algemeen beeld als een bundeling van de informatie per beleidsdomein. Verschillen tussen bepaalde gebieden in de stad komen aan bod in een apart stuk over de verschillen tussen de wijken. De omgevingsanalyse bestaat uit zes hoofdstukken. In het eerste deel komen vijf hoofdstukken aan bod. Het eerste gaat over de identiteit van Gent: het imago van de stad en het profiel van de inwoners. In hoofdstuk twee wordt Gent benaderd als gediversifieerde en multiculturele samenleving, waarbij ook de dualisering en de aanwezigheid van sociaal kapitaal belicht worden. In hoofdstuk drie komen dynamische stedelijke sectoren zoals onderwijs (educatie), economie en tewerkstelling en vrije tijd aan bod. Hoofdstuk vier bekijkt hoe het gesteld is met (vooral) de ‘fysieke vernieuwing’ van de stad: milieu, leefbaarheid, mobiliteit, veiligheid, huisvesting en ruimtelijke ordening. Het vijfde hoofdstuk richt zich op de Gentenaars zélf en onderzoekt in welke mate er sprake is van actief stedelijk burgerschap. Het zesde hoofdstuk ten slotte belicht in het tweede deel de interne organisatie en de bestuurskracht van de Stad Gent als lokale overheid. Het programma Dataplanning en Monitoring is uiteraard afhankelijk van het beschikbare materiaal. Daarom is niet elk aspect even uitgebreid aanwezig in de statistieken. Samen schetsen deze hoofdstukken niettemin een totaalbeeld van de huidige Gentse realiteit. Ondertussen wordt volop gewerkt aan een beleidsplan waarin meer aandacht gaat naar informatie en data.
Daniël Termont Burgemeester
Gent: cijfers & trends
Inleiding
De geboorte van een nieuwe aanpak In april 2006 wordt de opdracht tot het maken van een omgevingsanalyse voor het eerst geformuleerd aan het nog jonge programma dataplanning en monitoring. Deze analyse moest dienen als insteek in een strategisch stadsplan, waarvoor toen alle basiselementen in stelling werden gebracht om intern het grote gesprek te voeren over Gent 2020. Een analyse ook, die tegelijk alle domeinen beschrijft én alle raakvlakken aanhaalt, een onderzoek dus dat zowel synthetisch als analytisch is. Ook bij de opzet van dit werk, zijn er van bij het begin keuzes gemaakt. Om de vele relevante trends in de verschillende beleidsdomeinen in kaart te kunnen brengen, valt de keuze op het rapporteren op geaggregeerd niveau: telkens wordt de situatie voor het geheel van de stad belicht. Verschillen tussen bepaalde gebieden in de stad zullen voornamelijk aan bod komen in een apart stuk over het verschil tussen wijken.
1 Algemene Omgevingsanalyse voor Vlaanderen 2004–2009, Bijdrage Vlaamse Administratie aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse regering, (2004), Brussel, 328p 2 De Rynck F. & Valgaeren S. (2006) Startnota Kenniscentrum Vaamse Steden, 14p 3 De Rynck F., Block T., Van Assche J., Vallet N., Paredis E., Maes T, (2004), Visiematrix voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, in het kader van de stadsmonitor, 21p
De keuze van een methode is de volgende. Conceptueel wordt gebruik gemaakt van drie bronnen om de omgevingsanalyse meer vorm te geven. Inhoudelijk wordt vertrokken van (1) de trends en stellingen die in de omgevingsanalyse voor de laatste Vlaamse legislatuur door de Administratie Planning en Statistiek1 werden geïdentificeerd. Deze trends werden gecheckt en aangepast aan de relevantie voor een stedelijke context. De trends worden (2) gestructureerd binnen het conceptueel kader rond stedelijkheid dat aangereikt wordt in de startnota van het Kenniscentrum Vlaamse Steden2. Om de thema’s en trends concreet in te vullen wordt gebruik gemaakt van de (3) visiematrix voor leefbare en duurzame steden vanuit de stadsmonitor3. Elke topic wordt bekeken vanuit vier principes: economische, sociale, fysiek-ecologische en institutionele. Het verzamelen van cijfers en het materiaal is de volgende stap. De mate waarin informatie beschikbaar is, verschilt sterk tussen de topics. Tevens is het soort informatie dat beschikbaar is erg ongelijk: de aanwezigheid en kwaliteit van visieteksten en beleidsplannen zijn niet overal dezelfde, sommige domeinen laten zich gemakkelijker kwantificeren dan anderen en sommige beleidsdomeinen hebben geen traditie inzake monitoring. Sterker gedocumenteerde beleidsdomeinen zijn demografie, werkgelegenheid, milieu, en veiligheid. Meer problematische topics qua databeschikbaarheid zijn gezondheid, wonen, welzijn, cultuur en vrije tijd. Dataproblemen ontstaan hier door de versnippering van de actoren in het domein (zorg en opvang, cultuur en vrije tijd), het probleem van kleine aantallen en/of privacy (gezondheidsproblemen, unieke leerlingnummers voor onderwijs), moeilijk te operationaliseren concepten (ondernemen, diversiteit), een tekort aan traditie en capaciteit inzake monitoring (wonen) en een gebrek aan samenwerking tussen domeinen. Niet alle beschikbare informatie is even bruikbaar. Kwalitatief materiaal wordt gezien als een aanvulling op de cijfers. Indien een domein niet of slecht becijferd is, wordt kwalitatief materiaal wel geïntegreerd. Alles wordt in een eerste versie gegoten en teruggekoppeld aan de diensten. Na discussie worden de stellingen verfijnd en nuances gemaakt. De stellingen staan in een afzonderlijk overzicht, in bijlage. In de tekst zelf krijgen ze een bevattelijke invulling die het debat kan voeden. Aansluitend willen we graag van de gelegenheid gebruik maken om alle collega’s uit de verschillende diensten te bedanken voor hun tijd en opzoekwerk, voor het ‘mee’ denken en het nalezen.
Dataplanning en Monitoring Departement Stafdiensten
colofon
v.u.: Departement Stafdiensten / Dataplanning en Monitoring Botermarkt 1, 9000 Gent 09/266.53.22 Teksten: Departement Stafdiensten / Dataplanning en Monitoring Fotografie: Stad Gent tenzij anders vermeld Eindredactie: F-Twee uitgeverij Grafische vormgeving: Magelaan Druk: Stadsdrukkerij Wettelijk Depot: D/2007/0341/19
Meer weten
over de dienstverlening van de stadsdiensten en het stadsbestuur van Gent? Gentinfo 09/210 10 10 of
[email protected] Van maandag tot en met zaterdag, van 8 tot 19 uur. www.gent.be
Gent: cijfers & trends
Een uniek document....................................................................................................................................................................................................................................... 1 De geboorte van een nieuwe aanpak........................................................................................................................................................................................ 3
Deel 1 Externe omgevingsanalyse......................................................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 Het Gentse Immage. ........................................................................................................................................................................................................ 7 1 1 Imagomakers....................................................................................................................................................................................................................................................... 7 1 2 De bevolking blijft toenemen......................................................................................................................................................................................................... 8 1 3 Gentse Huishoudens: kleiner en grijzer............................................................................................................................................................................. 9 1 4 Conclusie.................................................................................................................................................................................................................................................................10 Hoofdstuk 2 Diversiteit en sociaal kapitaal.........................................................................................................................................................................11 2 1 Diversiteit neemt toe..............................................................................................................................................................................................................................11 2 2 Sociale betrokkenheid is niet universeel.......................................................................................................................................................................12 2 3 De dualisering zet zich verder. ....................................................................................................................................................................................................14 2 4 Van wijk tot wijk............................................................................................................................................................................................................................................17 2 5 Conclusie.................................................................................................................................................................................................................................................................19 Hoofdstuk 3 Dynamiek en verankering......................................................................................................................................................................................21 3 1 Onderwijs wordt belangrijker, nog steeds vallen er jongeren uit de boot..........................................................................21 3 2 De stedelijke arbeidsparadox blijft behouden: veel jobs en veel werklozen...................................................................24 3 3 Kennisbedrijven en de haven zijn essentiële spelers in Gentse economie.........................................................................26 3 4 Een groot maar niet altijd toereikend zorg- en welzijnsaanbod......................................................................................................30 3 5 Een ruim aanbod voor sport en recreatie en de behoefte eraan eveneens........................................................................31 3 6 Een cultuurstad op zoek naar een integraal cultuurbeleid....................................................................................................................32 3 7 Dynamiek en verankering. ................................................................................................................................................................................................................36 Hoofdstuk 4 Fysieke en sociale vernieuwing.....................................................................................................................................................................41 4 1 Milieu en gezondheid: voorzichtig naar een positieve balans. ..........................................................................................................41 4 2 Geluidshinder spant de kroon. ....................................................................................................................................................................................................42 4 3 Woningtevredenheid bepaalt doorgaans de tevredenheid over de buurt. ........................................................................42 4 4 Fiets en openbaar vervoer winnen voorzichtig terrein...............................................................................................................................43 4 5 De Gentenaar voelt zich veilig in de stad.......................................................................................................................................................................45 4 6 Er is nood aan een groter aanbod geschikte, kwaliteitsvolle en betaalbare woningen..............................................................................................................................................................................................................................46 4 7 Stadvernieuwingsprojecten zorgen voor een nieuwe dynamiek. ..................................................................................................49 4 8 De ruimtelijke structuur volgt de maatschappelijke ontwikkelingen......................................................................................49 4 9 Conclusie.................................................................................................................................................................................................................................................................53 Hoofdstuk 5 Stedelijk burgerschap.................................................................................................................................................................................................57 5 1 Op de goede weg naar een bredere en diepere participatie is geboden................................................................................57 5 2 Conclusie.................................................................................................................................................................................................................................................................61
Deel 2 interne omgevingsanalyse........................................................................................................................................................................62 Hoofdstuk 6 Bestuurlijke kwaliteit en kracht. ..................................................................................................................................................................63 6 1 Het stadsbestuur evolueert van een louter uitvoerende naar een meer toekomstgeoriënteerde en regisserende organisatie.......................................................................................63 6 2 Het stadsbestuur professionaliseert: meer en beter opgeleide ambtenaren.................................................................64 6 3 De stadsfinanciën staan onder druk....................................................................................................................................................................................65 6 4 Vertrouwen in het stadsbestuur groeit. ..........................................................................................................................................................................68 6 5 Een efficiënt stadsbestuur: de beste van de 13 centrumsteden, maar het kan nog beter…. ...................................................................................................................................................................................................................69 6 6 De kwaliteit van de samenwerking groeit en de netwerking verbreedt................................................................................69 6 7 De nieuwe reisbestemming van het stadsbestuur: de Stadsmissie 2020..............................................................................70 Bijlage 1 Bijlage 2
Stellingen....................................................................................................................................................................................................................................73 Kaarten Stad Gent...........................................................................................................................................................................................................75
DEEL I
Externe omgevingsanalyse
Gent: cijfers & trends
Hoofdstuk 1
Het Gentse imago De jongste jaren blijft de Gentse bevolking toenemen. Het zit dus waarschijnlijk wel goed met het Gentse imago. Alleen, wat is dat imago? En wie of wat creëert het? Ook de Gentenaar zelf bepaalt mee het beeld van zijn stad. Maar wie is die Gentenaar en hoe ziet een gemiddeld Gents huishouden er uit?
1 1 De imagomakers Historisch gezien is Gent steeds een rebelse stad geweest. Dat rebels trekje onder vonden alle vreemde bezetters door de eeuwen heen, en trouwens ook de eigen verkozen gezagsdragers. Diezelfde eigenzinnigheid bezorgde Gent een voortrekkersrol bij technologische revoluties, zoals in de textielindustrie en bij de opkomst van de arbeidersbeweging1. Ook vandaag heeft Gent nog steeds een uitgesproken experimentele rol, bijvoorbeeld op het vlak van muziek. Eigenzinnigheid, koppigheid maar tegelijk ook bescheidenheid maken nog steeds deel uit van de Gentse identiteit. Kenmerkend voor Gent is de veelzijdigheid: een studentenstad, een toeristenstad, een havenstad, een sportstad en een bruisende cultuurstad. Deze veelzijdigheid en diversiteit zijn kenmerkend voor Gent2. Al deze facetten zijn terug te vinden in de slagzin ‘Gent, stad van kennis en cultuur, toegankelijk voor iedereen’. Als kleine grootstad schuift Gent zijn kleinschaligheid naar voren als een aantrekkingspunt. Een imago-onderzoek uit 2000 leert dat de binnenstad een positief imago heeft, dat afstraalt over heel de stad. Gent wordt gezien als een compacte stad in een prachtig cultuurhistorisch kader vol diversiteit en verrassingen met een ruim winkel-, horecaen recreatieaanbod. Imagobepalers zijn de politiek, de industrie, de universiteit en het cultuuraanbod3. Het imago van Gent als shoppingstad wordt verder versterkt via de campagne Gent Verwent.
Imagobepalers (studie 2000)3 • burgemeester Beke en het stadsbestuur • Volvo, Sidmar en de haven • de universiteit Gent • de historische stad • SMAK, NTG, musea, theater In datzelfde onderzoek wijst 73% van de Gentenaars naar de Gentse Feesten als het meest imagobepalende evenement van Gent. Alle actoren van de Gentse Feesten vinden trouwens dat ze de stad Gent aantrekkelijker maken als toeristische bestemming en de meeste noemen de Feesten bepalend voor de uitstraling en het imago van de stad4. Datzelfde onderzoek vermeldt eveneens de cultuur, de sfeer en de gezelligheid in de stad. In 2005 werd Gent trouwens door Toerisme Vlaanderen uitgeroepen tot Gezelligste stad van Vlaanderen. Wat maakt Gent zo gezellig? Het bruisende culturele leven, het flaneren langs historische gebouwen en moderne architectuur, de vele terrasjes en de verkeersvrije winkelstraten lijken voor de hand liggende factoren. Vermoedelijk spelen ook de actie Gent Lichtstad en de binnenwateren hun rol. Daarnaast wordt de gezelligheid vooral ingevuld door de Gentenaars zelf met hun Bourgondische gastvrijheid. De onderscheiding leidde tot een campagne met als ondertitel ‘Gezellig in Gent is niet saai, knus en kneuterig maar prikkelend, spannend en opwindend’. Een negatief aspect bij alle bevraagde groepen is het grijze karakter van de binnen stad door een tekort aan groene accenten. Ook de parkeerdruk wordt als een probleem ervaren, zij het veeleer door de bewoners dan door de bezoekers5. Recenter brengt het leefbaarheidsonderzoek in 20056 de mening van de bewoners in kaart. 81% van de respondenten gaat (helemaal) akkoord met de stelling ‘ik woon graag in een stad als Gent’. De liefde is het grootst bij de bewoners van het Centrum. Naarmate men verder uit de kuip woont, is men minder overtuigd.
Omgevingsanalyse
69% van de respondenten is echt fier op zijn stad, slechts 5% niet. Uit de Vlaamse Stadsmonitor 2006 blijkt dat enkel Brugge en Hasselt een nog hoger percentage inwoners hebben dat fier is op hun stad. Een ruime helft (55%) voelt zich een echte Gentenaar. De hoogste score wordt opgetekend in de 19de-eeuwse gordel.
1 2 De bevolking blijft toenemen
1 Evolutie van het aantal inwoners in Gent (1984–2006)7
Eind 2006 telde Gent 234.867 inwoners. Na een decennialange ontvolking groeit de Gentse bevolking sinds 1999 opnieuw aan. In 2006 nam het aantal bewoners toe met 856 Belgen en 1.050 niet-Belgen8. Volgens bevolkingsprojecties9 zal de Gentse bevolking licht blijven toenemen, tot in 2025 de stad 249.000 inwoners telt. Deze stijging is zowel te wijten aan de natuurlijke groei (meer geboortes dan sterftes) als aan het migratiesaldo (meer verhuisbewegingen naar de stad dan uit de stad). De natuurlijke groei blijft stijgen door minder sterftes en een stijgend geboortecijfer, vooral bij de Belgen. De jongste jaren blijft het migratiesaldo positief door de aankomst van veel niet-Belgen in de stad. Zij zijn vooral afkomstig uit het buitenland en gaan meestal in het stadscentrum wonen. Aan de andere kant trekken nog steeds Belgen, vooral jonge gezinnen, weg uit Gent naar een andere Belgische gemeente. Ook relatief veel vreemdelingen verhuizen naar elders in ons land.
Gent: cijfers & trends
2 Evolutie van het migratiesaldo (1990–2006)6
3 Totaal, binnenlands en buitenlands migratiesaldo in Gent (2006)10
1 3 Gentse huishoudens: kleiner en grijzer Eind 2006 telde Gent 234.867 inwoners en 115.417 huishoudens. Een gemiddeld Gents huishouden bestaat dus uit 2,03 personen. Sinds 2001 is het aantal Gentse huishoudens toegenomen met een duizendtal, waarvan het grootste gedeelte bestaat uit één persoon. Er is dus duidelijk sprake van gezinsverdunning.
4
Samenstelling huishoudens (2006)6 Alleenstaand Twee personen Drie personen Vier personen Vijf of meer
45% 29% 12% 9% 5%
De gemiddelde leeftijd van de Gentenaar is ongeveer 40 jaar en dit cijfer blijft al jaren stabiel. De vrouwen zijn gemiddeld drie jaar ouder dan de mannen. Zes op tien Gentenaars behoren tot de actieve bevolkingsklasse (20–64 jaar).
5
Leeftijdsverdeling (2006)6 Jonger dan 20 20 tot 64 jaar ouder dan 65
21% 61% 18%
Het aandeel jongeren bedroeg in 1977 nog 26% om daarna te dalen en sinds 1988 te schommelen rond 21%. Het aandeel ouderen is sinds 2003 licht gedaald. Momenteel is er dus geen vergrijzing, in tegenstelling tot de Vlaamse trend. Er verhuizen meer 65-plussers uit de stad dan er arriveren. Die beweging weg van het centrum zien we trouwens ook binnen de
Omgevingsanalyse
10
4 Voor de uitbouw van voorzieningen voor ouderen hanteert de Vlaamse Gemeen schap een programma op gemeentelijk niveau. Dit programma is de norm op basis waarvan beslist wordt bijkomende erkenningen en subsidies toe te kennen.
stadsgrenzen. De Gentse wijken met het grootste aandeel ouderen zijn te vinden in Mariakerke, Sint-Denijs-Westrem en Watersportbaan-Ekkergem11. De vergrijzing mag tot nog toe aan Gent voorbijgegaan zijn, volgens bevolkings projecties12 wordt het fenomeen in de nabije toekomst onvermijdbaar. In 2013 neemt de babyboomgeneratie de kaap van de vijfenzestig jaar, wat meteen een toename van het aantal senioren inhoudt. De recente Vlaamse programmatiecijfers4 voor rusthuizen en serviceflats voorspellen trouwens reeds een extra 1.276 zestigplussers in Gent tegen 2010.13
De ‘verwitting’ (meer 80-plussers binnen de groep 65-plussers) heeft zich nu al ingezet. Hun aandeel binnen de 65-plussers is gestegen van 25% in 2001 naar 29% in 2006. Bevolkingsprojectie10
6
Jonger dan 20 20 tot 59 jaar ouder dan 60
2004 21% 56% 23%
2025 21% 53% 26%
1 4 Conclusie Gent is een kleinschalige en veelzijdige grootstad met zeer uiteenlopende bewonersgroepen, de Gentse Feesten, haar sfeer en gezelligheid als extra troeven. Gentenaars wonen graag in Gent en zijn fier op hun stad. De stadsvlucht is gekeerd dankzij een instroom van niet-Belgen. De uitstroom bestaat vooral uit Belgen. De gezinsverdunning is opvallend: drie kwart van de huishoudens bestaat uit één of twee personen. Prognoses verwachten een gestage toename van het bevolkingsaantal en een vergrijzing vanaf 2013, bij de instroom van de babyboomgeneratie bij de senioren. Eindnoten 1 Decavele J. (red) Gent. Apologie van een rebelse stad, Antwerpen, Mercatorfonds (1989) 2 Beleidsnota Gentse Feesten (2004) Stad Gent, 14p 3 Behoeften- en imago-onderzoek m.b.t. de Gentse binnenstad (2000) – Allcomm/I.M.O. – Leuven SD/ EVG/29812084, 234p 4 Studie van de Gentse Feesten: effectenmeting als beleidsinstrument (2003) Stad Gent – K.U.Leuven, Steunpunt Toerisme en Recreatie, 23p 5 Behoeften- en imago-onderzoek m.b.t. de Gentse binnenstad (2000) – Allcomm/I.M.O. – Leuven SD/ EVG/29812084, 234p 6 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor 2e editie (2006), Stad Gent - werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135 p 7 Bron: Stad Gent, dienst Bevolking – Bureau voor informatieverwerking Gent 8 Stad Gent, dienst bevolking, demografie 2006 9 Bevolkingsprojecties door de studiedienst van de Vlaamse Regering: http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/stat_cijfers_demografie.htm 10 Bron: Stad Gent, dienst Bevolking – Bureau voor informatieverwerking Gent – Grafiek door DPM-ABIS 11 Bron: Stad Gent, dienst Bevolking – Bureau voor informatieverwerking Gent en Portaalsite lokale statistieken: www.lokalestatistieken.be 12 Bevolkingsprojecties door de studiedienst van de Vlaamse Regering: http://aps.vlaanderen.be/statistiek/ cijfers/stat_cijfers_demografie.htm 13 http://www.wvc.vlaanderen.be/ouderenzorg/programma/programma_2005/prog.xls, vermeld in Omgevingsanalyse Lokaal Sociaal Beleid, Gent, 60p
Gent: cijfers & trends
11
Hoofdstuk 2
5 De term ‘holebi’ slaat op ‘homo, lesbienne, biseksueel’.
Diversiteit en sociaal kapitaal Diversiteit is een opvallend kenmerk van stedelijkheid. We bekijken de diversiteit van de Gentse bevolking aan de hand van etnisch-culturele minderheden, jongeren en senioren, personen met een handicap en holebi’s5. We gaan na hoe het staat met het sociaal kapitaal en sociale betrokkenheid van de Gentenaars en bekijken van nabij het verschil in kansen, de dualisering en de sociale uitsluiting. Diversiteit is ook geografisch merkbaar waarbij we de verschillen tussen wijken in kaart brengen.
2 1 Diversiteit neemt toe Diversiteit is eigen aan iedere grote stad, waar ook ter wereld. Het gaat niet enkel om de afkomst. Ook de ouderen, de holebi’s, de personen met een handicap … staan als minderheidsgroep kwetsbaar. Elk van deze groepen heeft een eigen beleving van de stad en eigen behoeften. Personen die verschillende facetten combineren, zoals een allochtone vrouw met een handicap, zijn extra kwetsbaar en lopen een verhoogd risico op uitsluiting. Inwijkelingen Gent wordt alsmaar multicultureler door de instroom van buitenlandse migranten met een erg verscheiden herkomst14. Op 1 januari 2007 telde het bevolkingsregister 150 nationaliteiten, met 18.982 personen met een vreemde nationaliteit (8% van de bevolking). Een kwart komt uit Turkije. Het aandeel van Europese instromers stijgt sterk: van 23% in 1990 tot 44% in 2006. Het bevolkingsregister biedt echter geen volledig beeld. De groep van etnischculturele minderheden is ruimer en vormt 15% van de Gentse bevolking. Dit cijfer bevat immers ook de allochtonen6, vluchtelingen, woonwagenbewoners en mensen zonder papieren.
6 Als definitie voor allochtonen wordt de definitie gebruikt zoals gehanteerd in het Beleidsplan voor Etnisch-Culturele diversiteit 2006–2008 van Stad Gent, p 29–30. Deze definitie is gebaseerd op afkomst uit landen die niet behoren tot de EU-15 en andere rijke industrielanden.
In totaal gaat het om 33.243 personen waarvan de helft de Belgische nationaliteit verwierf. De grootste groep heeft een Turkse afkomst (30%). Daarnaast heeft 6% de Marokkaanse afkomst. Het aantal geregistreerde vluchtelingen7 bedraagt 4.356 personen. Vluchtelingen en allochtonen vindt men vooral in de 19de-eeuwse gordel en in Nieuw-Gent, maar hun aantal groeit ook in de perifere stadsgebieden. Het aantal asielzoekers is sterk gedaald. Zo waren er in 2001 nog 6.756. Bij de huidige asielzoekers zien we veel personen uit Centraal- en Oost-Europa, afkomstig uit ex-Joegoslavië, Slowakije, de Russische federatie en Bulgarije. Het aantal mensen zonder papieren wordt ruw geschat op 3.000 personen die vooral in de wijken Brugse Poort, Rabot, Sluizeken-Tolhuis-Ham en Dampoort zouden wonen15.
7 ‘een vluchteling is een persoon die als politiek vluchteling erkend is of asiel heeft aangevraagd en nog niet definitief afgewezen is.’
7
Vluchtelingen (2007)16 erkende vluchtelingen die geen Belg zijn erkende vluchtelingen die de Belgische nationaliteit verwierven asielzoekers Totaal
229 472 3.655 4.356
Jongeren Ongeveer een derde van de Gentse bevolking is jonger dan 26 jaar. Daarvan woont 45% op 10% van de totale oppervlakte. Dat wijst al meteen op een tekort aan ruimte en infrastructuur voor kinderen en jongeren. De cijfers van de jeugdwerkloosheid en OCMW-gerechtigden tonen aan dat een groep jongeren zich moeilijk maatschappelijk kan integreren. Ouderen Drie op tien inwoners is ouder dan 55 jaar. Deze groep is zeer heterogeen naar leeftijd, activiteitsniveau, zorgbehoevendheid en vermogen. Het aandeel allochtonen binnen deze groep neemt toe.
Omgevingsanalyse
12
Iets meer dan een kwart van de ouderen leefde in 2002 onder of net boven de kritische inkomensgrens. Vooral vrouwen en alleenstaande senioren lopen het grootste risico om in de armoede terecht te komen. Ouderen werken bewust aan hun netwerk17: 61% is lid van één of meer verenigingen. 15% van de senioren doet aan vrijwilligerswerk. Anderzijds kampt bijna een vijfde met serieuze eenzaamheidsgevoelens en bijna 40% heeft het gevoel niet meer mee te tellen. Ook zien we een ondervertegenwoordiging van senioren in de actieve samenleving. Holebi’s Algemeen wordt het aandeel homo’s, lesbiennes en biseksuelen in België geschat op 5 à 10% van de bevolking, maar in een grote stad ligt dit percentage hoger. In Gent zouden zo’n 22.000 holebi’s wonen. Personen met een handicap Vermoedelijk kampt 10% van bevolking met een fysieke, auditieve, visuele of verstandelijke handicap. Samenvattend
Gent vormt een erg diverse stedelijke omgeving. Ongeveer 15% van de Gentenaars behoort tot een etnisch-culturele minderheid, waarbij we naast de grote Turkse en Marokkaanse minderheden vele nieuwe nationaliteiten aantreffen die de diversiteit in de stad vergroten. Hierdoor wordt multiculturaliteit (de regelmatige contacten tussen leden van verschillende etnische groepen) hoe langer hoe meer een realiteit voor alle Gentenaars. Verder heeft ongeveer 10% een handicap en ongeveer 5 à 10% is holebi. Een derde is jonger dan 26 en een derde ouder dan 55 jaar. Ook binnen deze groepen zorgt de verscheidenheid van mensen voor een steeds grotere diversiteit.
2 2 Sociale betrokkenheid is niet universeel Zoals hierboven reeds beschreven zijn er gelijkenissen en verschillen tussen inwoners in Gent. Is er ook samenhang tussen deze Gentenaars? Heeft iedereen een goed uitgebouwd sociaal netwerk waarop hij een beroep kan doen? We bekijken dit aan de hand van de concepten sociaal kapitaal en sociale cohesie. Het sociaal kapitaal bestaat uit hulpmiddelen waarmee een individu doelen kan bereiken of die de gemeenschap kan inzetten om de sociale organisatie vorm te geven. Sleutelelementen van sociaal kapitaal die vaak ook als indicatoren gebruikt worden zijn de kwaliteit van sociale relaties, groepslidmaatschap, netwerken, gedeelde normen, vertrouwen, wederkerigheid en inzet voor de gemeenschap. Sociale cohesie is dan de ‘mate van samenhang tussen de leden van de gemeenschap’. Sociale cohesie gaat gepaard met vertrouwen in de medemens en in de overheid, wat de bestuurbaarheid vergroot. De globalisering, de individualisering en het tijdsgebrek – typische kenmerken voor de ‘moderne’ samenleving – tasten de sociale cohesie aan. We trachten via verschillende indicatoren een beeld te vormen van het sociaal kapitaal in Gent. Concreet kijken we naar: • de buren en de buurt • het lidmaatschap van verenigingen • het vertrouwen in de medemens • de inzet voor de gemeenschap. Stedelijk burgerschap, met participatie in het beleid en het stedelijk ‘leven’, kan ook beschouwd worden als een aspect van sociaal kapitaal. Maar dit element wordt uitgebreid besproken in hoofdstuk 5. De buren en de buurt Volgens het leefbaarheidsonderzoek in 2005 voelt twee derde van de Gentenaars zich zeer goed in zijn of haar buurt en 59% voelt zich er thuis18. De buurtbinding is het kleinst in de 19de-eeuwse gordel en groter in de perifere stadsdelen. In de stadsdelen Noordoost en Centrum is de buurtbinding tussen 2002 en 2005 toegenomen.
Gent: cijfers & trends
13
44% van de respondenten vindt dat de mensen in de buurt over het algemeen aangenaam met elkaar omgaan. De sociale relaties met de buren blijven voor de helft van de respondenten beperkt tot het maken van een praatje. De behoefte aan meer contact met de buren is niet echt groot. Het zijn vooral mensen met een laag inkomen en allochtonen die meer contact met de buren willen. De tevredenheid over de sociale relaties in de buurt is significant gegroeid tussen 2002 en 2005. Vooral in het Centrum is deze stijging aanzienlijk. De tevredenheid is het laagst in de 19de-eeuwse gordel. Ruim de helft van de jongeren (10–17 jaar) en van de ouderen (65–79 jaar) doet nagenoeg nooit mee aan activiteiten die door de buurt worden georganiseerd. Bijna drie vierde van de volwassenen neemt nooit deel. Lid van een vereniging Lidmaatschappen in verenigingen worden steevast als een indicator van sociaal kapitaal gezien. Hoe meer mensen lid zijn, hoe groter het sociaal kapitaal van een maatschappij. Ruim de helft van de Gentenaars neemt regelmatig deel aan activiteiten die georganiseerd worden door verenigingen. De jongeren en de ouderen zijn het actiefst (resp. 71% en 59%), wat het fenomeen van de actieve senioren illustreert. Laaggeschoolden, werklozen, arbeidsongeschikten en ongeschoolde arbeiders zijn minder vaak lid zijn van verenigingen dan bijvoorbeeld bedienden, kaderpersoneel en studenten. Actieve lidmaatschappen zeggen ook iets over de besteding van de vrije tijd. In het verlengde hiervan worden tv-kijken en computergebruik als een negatieve indicator beschouwd. In 2005 keek de Gentenaar 3,5 uur per dag naar televisie en bracht hij 1,9 uur door voor het computerscherm. In 2002 bedroeg dit respectievelijk 2,7 uren televisie en 1,6 uur computer. Slechts 0,3% van de Gentenaars zegt noch naar televisieprogramma’s te kijken, noch te computeren in de vrije tijd. De televisie is het populairst bij senioren en bij kinderen en jongeren (10–24 jaar). Vertrouwen Het vertrouwen tussen burgers werkt door in het functioneren van maatschappelijke instellingen. Het maakt het besturen van de maatschappij eenvoudiger19. In 200620 vindt 43% van de Gentenaars dat de meeste mensen wel te vertrouwen zijn. Gent verschilt daarin niet van de meeste andere centrumsteden. Mannen, jongeren en hoger opgeleiden hebben doorgaans meer vertrouwen dan vrouwen, ouderen of lager opgeleiden. Leden van een vereniging hebben duidelijk meer vertrouwen in de medemens dan inwoners die zich niet in het verenigingsleven engageren. 53% van de Gentenaars heeft in 2006 veel of zeer veel vertrouwen in de stedelijke overheid (het stadsbestuur en de stedelijke administratie). Van de Vlaamse centrumsteden doen enkel Brugge, Hasselt en Oostende het beter. 18% heeft (zeer) weinig vertrouwen in de Gentse overheid21. De dienstverlening van het stadsbestuur wordt door 58% van de Gentenaars22 in 2005 omschreven als goed. 51% vindt dat het stadsbestuur voldoende inspanningen doet voor haar bewoners. Minder dan een tiende van de bewoners gaat niet akkoord met deze stellingen. Het stadsbestuur werd iets positiever beoordeeld in 2005 dan in 2002. 8 Vrijwilligerswerk wordt hier gedefinieerd als ‘niet-betaalde actieve inzet voor anderen, exclusief zorg voor de eigen familie leden binnen het gezin’.
Totaalbeeld
Inzet voor de gemeenschap In Gent doet 18% van de inwoners aan vrijwilligerswerk8 in 200523, wat een lichte stijging is tegenover 2002. 71% van de vrijwilligers werkt binnen een vereniging of een organisatie. De helft van de vrijwilligers zet zich minstens 1 keer per week in. De Gentenaars zijn in het algemeen tevreden over de sfeer en de sociale relaties in hun buurt en hebben vertrouwen in hun buren. Iets meer dan de helft van de Gentenaars is actief in het verenigingsleven. Jongeren en actieve senioren zijn hierin de koplopers.
Omgevingsanalyse
14
Aan de andere kant neemt drie vierde van de volwassenen nooit deel aan buurtactiviteiten en is de tijd die men doorbrengt voor tv en computer toegenomen.
De stedelijke overheid geniet het vertrouwen van 53% van de Gentenaars, terwijl minder dan de helft van de Gentenaars vertrouwen heeft in de medemens. Dat vertrouwen is vooral laag bij de zwakkere groepen in de samenleving. Zij hebben ook duidelijk minder goede sociale relaties en ze zijn minder betrokken in verenigingen. Net zoals in andere Belgische steden kampen ook de Gentse achtergestelde buurten met kleinere, minder goed uitgebouwde sociale netwerken24. Sociale betrokkenheid is dus geen universeel gegeven.
2 3 De dualisering zet zich verder Dualisering wordt vaak eenvoudig uitgelegd als ‘de armen worden armer en de rijken rijker’. Of dit effect zich ook in Gent aftekent, wordt onderzocht aan de hand van cijfers over de inkomensspreiding. Een andere omschrijving van ‘dualisering’ legt de klemtoon op armoede of sociale uitsluiting, die mensen buiten de maatschappij plaatst.
Inkomensspreiding 9 De inkomensgegevens zijn gebaseerd op de fiscale statistieken van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS). Het fiscale jaar 2004 is het meest recente dat gepubliceerd werd en heeft betrekking op de inkomsten van 2003. De term inkomen is hier dus gelijk aan het belastbaar inkomen zoals dat door de fiscale administratie is vastgesteld. Het is belangrijk te benadruk ken dat de inkomens die onder het belastingsvrije minimum vallen (bvb. leefloon), niet in deze cijfers zijn opgenomen.
In 20039 had een Gentenaar een gemiddelde inkomen van 13.617 euro. Dit ligt iets boven het Vlaamse gemiddelde (13.485 euro). Dit gemiddelde zegt natuurlijk nog niets over de inkomensspreiding. Om die in kaart te brengen gebruikt men ‘het interkwartiel verschil’: hoe groter dit verschil, hoe groter de afstand tussen de hogere en de lagere inkomens. In Gent groeide het verschil van 13.508 euro in 1991 tot 17.710 euro in 2003. De inkomensongelijkheid groeit dus in Gent, maar minder snel dan het Vlaamse verschil. Ook de meeste centrumsteden hebben een iets hoger interkwartiel verschil dan Gent.
8
Interkwartiel verschil25 Gent 1991 13.508 2000 16.251 2003 17.710
Vlaanderen 13.976 17.956 19.517
Het aandeel van de lage inkomens ligt in Gent hoog, in vergelijking met de overige centrumsteden. 23% van de belastingaangiften blijft onder de 10.000 euro. Enkel in Oostende ligt dit percentage hoger (24%). Tegelijk blijft in Gent het aandeel van de hoge inkomens (boven de 40.000 euro) ondermaats. 10 Het fiscaal inkomen is het totale netto belastbaar inkomen uit fiscale statistieken onderworpen aan de personenbelasting, dat bestaat uit alle netto inkomsten min de aftrekbare uitgaven van jaar 2003. Het fiscale gezin is het centrale element in de statistiek van de fiscale inkomens. Het fiscale gezin kan bestaan uit een alleenstaande of een gehuwd paar.
11 Het aantal personen dat schulden heeft is echter veel omvangrijker, daar de registratie van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren enkel privé-leningen betreft. Personen die een achterstallige schuld hebben op afbetaling van beroepsleningen zijn niet in deze cijfers opgenomen. Ook hebben heel wat mensen schulden zonder dat het daarbij gaat over een achterstallige schuld op afbetalingen van leningen.
Een vaak gebruikte indicator voor armoede is het aandeel huishoudens met een inkomen10 onder de 60% van het mediaaninkomen. In 2004 viel 22% van de gehuwden en 20% van de alleenstaanden onder deze kritische inkomensgrens. Voor de alleen staanden was dit een lichte verbetering tegenover 2000. In vergelijking met de andere centrumsteden scoort Gent hierin vrij slecht. We kunnen ook aannemen dat een groot deel allochtonen in financiële armoede leeft. Voor België als geheel zou 55% van de Marokkaanse allochtonen en 59% van de Turkse allochtonen onder de armoedegrens leven (minder dan 777 euro per maand). Voor autochtone Belgen ligt dit op 10%.26 In 2005 had 3% van de volwassen Gentenaars meer dan drie maanden achterstal op hun afbetalingen27. Het aantal personen met schulden is echter veel omvangrijker11. Een belangrijke schuldenpost zijn de energiefacturen. Hoewel het aandeel personen dat recht heeft op een uitkering daalt, blijft Gent kampen met een groot aantal mensen die moeilijk kunnen rondkomen. Leefloon Gent telt het hoogste aantal leefloners in Vlaanderen. Op 31 december 2006 ontvingen 3.075 personen een leefloon, of 2,7% van de Gentse huishoudens, een toename sinds 2003 (2,4%)28. Gent heeft een veel groter aandeel leefloon gerechtigden dan de andere centrumsteden29.
Gent: cijfers & trends
15
9
Leefloontrekkers (2005)30 Gent Antwerpen Vlaanderen
14,4‰ 9,0‰ 3,5‰
Inkomensgarantie voor Ouderen & Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden In 2006 ontvingen 2.076 Gentenaars de inkomensgarantie voor Ouderen (IGO)12 en hadden nog 480 ouderen recht op het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB). Het aandeel ouderen met een IGO of GIB daalt in Gent tussen 2002 en 2006 van 68 naar 61 per 1.000 inwoners vanaf 65 jaar. Ook in Vlaanderen zien we deze dalende trend (van 59 naar 47)31. Ongeveer drie vierde van de IGO- en GIB-gerechtigden is een vrouw.
12 De inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) wordt sinds 1 juni 2001 toegekend aan (een groot deel van) de voormalige gerechtigden op een Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) wanneer de regeling van de IGO gunstiger is voor de betrokkene. De andere blijven het GIB ontvangen. De tijdsreeksen van de IGO moeten daarom samen met de tabellen van het GIB worden bekeken.
Tegemoetkoming aan Personen met een Handicap In januari 2005 kregen 4.635 Gentenaars een Tegemoetkoming aan Personen met een Handicap. Daarmee zet de stijging zich verder door. Sinds 1995 groeide het aantal in Gent met 72% (in Vlaanderen met 77%). Kijken we naar de verdeling naar leeftijd, dan is 53% ouder dan 65 jaar (in Vlaanderen: 62%)32
Uitsluiting in andere leefdomeinen
© Caroline Vincart
De sociale uitsluiting mag men niet enkel bekijken vanuit de financiële kant. Het is een fenomeen dat veel ruimer is en doordringt in verschillende leefdomeinen die aan mekaar gelinkt zijn: inkomen, arbeid, onderwijs, gezondheid, recht, gemeenschapsfaciliteiten of cultuur33.
Kansarmoede In 2005 werden 345 kinderen geboren in Gentse kansarme gezinnen, volgens de meervoudige armoede-index van Kind en Gezin. Dit is 12% van alle kinderen geboren in Gent. Een jaar eerder was dat nog 9%.
10
13 De 19de-eeuwse gordel is een eerder conceptueel dan scherp geografisch afgebakend gebied; de zogeheten 19de-eeuwse gordel wordt in het leefbaarheidsonderzoek in parallel gezien met ‘Gent Rand’.
Kinderen geboren in kansarme gezinnen (2005)34 Gent Antwerpen Vlaanderen
12% 23% 6%
Gezondheid Achterstelling gaat vaak samen met een minder goede gezondheid. Volgens het leefbaarheidsonderzoek van 200535 scoort 89% van de Gentenaars goed op affectief vlak. In de 19de-eeuwse gordel13 ligt dit percentage lager. Ook voor sociale gezondheid kunnen we vermoeden dat deze lager ligt in achtergestelde buurten in Gent. Dit verband werd immers vastgesteld bij een studie in Belgische steden36. Uit sporadisch onderzoek van de gezondheid op wijkniveau in Gent komt naar voren dat mensen met een beperkt inkomen vaak een medische behandeling uitstellen of afstemmen op hun financiële mogelijkheden.37.
Omgevingsanalyse
16
Arbeidsmarkt Ongelijkheid op de arbeidsmarkt blijft een realiteit38. Het aantal werk zoekenden is sterk toegenomen, maar minder dan gemiddeld in Vlaanderen. Laaggeschoolden en jongeren hebben duidelijk minder kansen op de arbeids markt, net als langdurig werklozen en allochtonen.
11
Toename aantal werkzoekenden 1999–200539 Gent Antwerpen Mannen 36% 47% Vrouwen 11% 33% Totaal 23% 40%
Vlaanderen 40% 14% 25%
Opvallend is de lichte afname van het aantal langdurig werkzoekenden in Gent en Vlaanderen. De grootste toenames vindt men bij werklozen van Maghrebijnse afkomst. Als ze een job vinden zijn dit bovendien vaker precaire aanbiedingen: veel uitzendarbeid, onderaanneming, ongezonde werkomstandigheden, onregelmatige uren, veel zwartwerk en weinig investering in human capital. Niet zozeer de nationaliteit speelt hierin een rol. Genaturaliseerde Marokkanen en Turken blijven in dezelfde sectoren geconcentreerd als hun niet-genaturaliseerde tegenhangers.
12
Toename aantal werkzoekenden 1999–200540 Gent Antwerpen Laaggeschoold 6% 25% Jong 5% 8% Langdurig -2% 6% Maghrebijnse etnie 35% 50%
Vlaanderen 11% 7% -2% 49%
Onderwijs Het onderwijs zou een hefboom kunnen zijn voor opwaartse mobiliteit, maar blijkt in de praktijk eerder bij te dragen tot de dualisering. Hoe lager de sociale origine, hoe lager de kans op hoger onderwijs41. Het falen van het educatieve proces voor een groter wordend aantal mensen met een lage status en weinig mogelijkheden42 kan worden aangeduid als een nieuw sociaal vraagstuk43. In het volgende hoofdstuk komt dit ruimer aan bod. Andere mechanismen zijn nog niet op Gentse schaal bestudeerd, maar het ligt in de lijn van de verwachtingen dat ook in Gent een sociale ongelijkheid te vinden is rond digitalisering (met een digitale kloof tot gevolg), wonen, cultuur- en sportparticipatie. Samenvattend
blijkt de dualisering uit de stijgende inkomensongelijkheid en de grote groep inwoners met lage inkomens. Onderwijs en werk zijn de sleutelmechanismen. De Vlaamse arbeidsmarkt is echter diplomagericht en het onderwijs reproduceert nog steeds sociale ongelijkheid.
Gent: cijfers & trends
17
2 4 Van wijk tot wijk De stad Gent bestaat uit Gent-centrum en tien deelgemeenten. In 2003 werden in het kader van de gebiedsgerichte werking 29 wijken afgebakend en gegroepeerd in 7 stadsdelen.
14 Sommige statistische sectoren van de deelgebieden van de indeling van het leefbaarheidsonderzoek en van de wijken volgens gebiedsgerichte werking overlappen niet altijd.
In 2006 wordt de indeling gewijzigd naar 25 wijken. Er zijn echter nog geen cijfers voorhanden gebaseerd op deze nieuwe wijkindeling, waardoor verder in deze tekst wordt gewerkt met de oude wijkindeling. In het leefbaarheidsonderzoek werd een andere opdeling van de stad uitgewerkt met vier stadsdelen44. Een kruising van deze vier stadsdelen en 29 wijken levert grosso modo het volgende beeld op14:
Gent Centrum Binnenstad Zuidpark - Muinkpark Watersportbaan Ekkergem Stationsbuurt Noord Elisabethbegijnhof - Papegaai
13
15 De Gentse ‘19de-eeuwse gordel’ omvat volgende wijken: Oud-Gentbrugge, Brugse Poort-Rooigem, Rabot, Sluizeken-TolhuisHam, Muide-Meulestede, Ledeberg, Bloemekenswijk, Marcharius-Heirnis, Dampoort, Sint-Amandsberg-Scheldeoord.
Gent-rand Sluizeken - Tolhuis - Ham Macharius - Heirnis Rabot - Blaisantvest Brugse Poort - Rooigem Muide - Meulestede Dampoort Ledeberg UZ - Groothandelsmarkt Nieuw Gent Moscou - Vogelhoek
Gent Noordoost Wondelgem Kanaalzone Kanaaldorpen Oostakker Sint-Amandsberg Gentbrugge Oud-Gentbrugge
Gent Zuidwest Drongen Mariakerke Centrum Mariakerke Oost Sint-Denijs-Westrem Stationsbuurt Zuid Zwijnaarde
Wijken verschillen sterk in oppervlakte en inwonersaantal. De dichtstbevolkte wijken situeren zich in de 19de-eeuwse gordel15, samen met Nieuw Gent en de Binnenstad. De binnenstad heeft een middenpositie qua inwonersaantal. Sommige perifere stadsgebieden tellen eveneens veel inwoners maar hebben wel een lagere bevolkingsdichtheid. De bevolkingsevolutie loopt sterk uiteen. De stijging van het bevolkingsaantal tussen 2000 en 2006 is het grootst in Macharius-Heirnis, Dampoort en MuideMeulestede-Afrikalaan (telkens +13%). Daarentegen is het bevolkingscijfer het sterkst gedaald in de wijken Kanaaldorpen en -zone en Stationsbuurt Zuid (33%). Etnisch-culturele minderheden komen vooral voor in de 19de-eeuwse gordel waarbij de wijk Rabot-Blaisantvest in 2006 de koploper is met 42% van de inwoners. Ook de leeftijdssamenstelling verschilt sterk met relatief het grootste aandeel jongeren in de 19de-eeuwse gordel, qua actieve bevolking in de binnenstad en qua ouderen in Watersportbaan-Ekkergem, Sint-Denijs-Westrem en Mariakerke45. Binnen de grenzen van de stad Gent bestaan er grote inkomensverschillen. De meeste wijken in de 19de-eeuwse gordel en Nieuw-Gent noteren een vrij laag gemiddeld inkomen. De wijk Rabot-Blaisantvest scoort met 15.440 euro per jaar het laagst, Sint-Denijs-Westrem/ Afsnee met 31.855 euro het hoogst46. OCMW-gerechtigden wonen vooral in de 19de-eeuwse gordel, in Nieuw Gent en de Binnenstad, met de hoogste concentratie op Rabot-Blaisantvest en Nieuw Gent. De werkloosheid is het hoogst in het centrum en in de 19de-eeuwse gordel. Algemeen is een tiende van de potentiële beroepsbevolking in Gent werkloos, maar in een aantal wijken van de 19de-eeuwse gordel loopt dit op tot een vijfde. Een kwart van de jongeren heeft er geen baan. De langdurige werkloosheid is merkbaar gedaald sinds 1999, vooral in Rabot-Blaisantvest en in Ledeberg. De 19de-eeuwse gordel huisvest een significant groter aandeel kansarme gezinnen, niet-Belgen en mensen op het wachtregister voor asielzoekers. We kunnen
Omgevingsanalyse
18
er vanuit gaan dat in deze wijken de goedkope woningen (van mindere kwaliteit) een grote aantrekkingskracht uitoefenen op deze bewoners. De kansarmoedeatlas van 2002 vermeldt veel wijken uit de 19de-eeuwse gordel als een actiegebied om de meervoudige achterstelling tegen te gaan47. Anderzijds kiezen steeds meer jonge mensen en tweeverdieners bewust voor de 19de-eeuwse gordel48. Stadsvernieuwingsprojecten zoals Zuurstof voor de Brugse Poort en Bruggen naar Rabot zijn hier niet vreemd aan. Naarmate het imago van deze wijken verbetert, wordt de diversiteit er ook groter49. Stadsdelen verschillen ook van mekaar in hun troeven en problemen. In Gent-centrum kan men genieten van historisch erfgoed, handel, cultuur, onderwijs, maar draagt men ook wel de druk die dat met zich meebrengt: parkeerdruk, bereikbaarheid en geluidsproblematiek bijvoorbeeld. Ook Gent-rand heeft een strategische ligging ten opzichte van de binnenstad, maar via de steenwegen worden buurten soms geïsoleerd en is er een grote verkeersdrukte. De bewoning is er erg dicht, met weinig groen en ademruimte. Sommige buurten kampen met achterstelling, met slechte woonkwaliteit en soms met samenlevingsproblemen. Algemeen is er een gebrek aan laagdrempelige multiculturele ontmoetingsplaatsen. De mate van samenhorigheid, verenigingsleven en geëngageerde bewoners verschilt echter sterk tussen verschillende buurten in Gent-rand. Gent Zuidwest is rustiger dan de stadskern, dichter bij het groen, vlot bereikbaar en via fiets of openbaar vervoer kan men makkelijk naar het centrum van de stad. Anderzijds blijft de verkeersdrukte vaak hoog, en is er vaak een tekort aan accommodatie zoals polyvalente zalen. Zwijnaarde en Sint-DenijsWestrem/Afsnee kennen een sterk gemeenschapsleven, in Drongen is het gemeenschapsleven meer versnipperd. In deze drie deelgemeenten leeft er een gevoel van achterstelling onder meer door de slechte staat van het openbaar domein op verschillende plekken. In Gent Noordoost zijn vele buurten meer landelijk met een gevoel van ruimte en er is een sterk verenigingsleven en samenhorigheidsgevoel. Er is echter wel veel hinder van de haven en van het doorgaand (economisch) verkeer. Ook kampen sommige buurten met het risico op wateroverlast. In de kanaaldorpen is het aanbod aan diensten (onderwijs, dienstverlening, handelaars) beperkt. Er zijn niet enkel objectieve verschillen tussen wijken, ook zijn er verschillen in de beleving van de leefbaarheid door de inwoners. Leefbaarheid bevat de kwaliteit van de woning en de woonomgeving, de mate van buurtbinding, de aanwezigheid van voorzieningen, veiligheid, sociale relaties en de relatie tot de stad in verband met buurtaangelegenheden.
14
Leefbaarheidsindex 2005 (van -2 tot +2)50 Gent Zuidwest Gent Noordoost Gent-centrum Gent-rand Gent (totaal)
0,60 0,54 0,50 0,27 0,44
De grootste verschillen tussen de stadsdelen worden gevonden voor de dimensies kwaliteit van de woonomgeving en de mate van buurtbinding, waarbij de perifere stadsdelen merkbaar beter scoren. Verder valt op dat de stijging van de leefbaarheidsindex voor de stad t.o.v. 2002 (0,35) vooral te wijten is aan Gent-centrum. Ook de leefbaarheid in Gent-rand is merkelijk verbeterd51. 16 In 2006 is er aangaande de kwaliteit van de straten een eerste lijst gegenereerd , gemaakt op basis van objectieve criteria, en met de conclusie dat er meer dan 200 straten (uit een patrimonium van om en bij de 2600 straten) dringend toe zijn aan een totale heraanleg.
De wijkprogramma’s die opgesteld werden in samenspraak met de bewoners spelen in op de specifieke realiteit van specifieke wijken. Toch zien we prioritaire topics die vrij algemeen terugkomen52. Verkeersveiligheid en ontsluiting van de wijk is koploper en in 13 wijken prioritair. De vraag naar (openbaar) groen komt in alle stadsdelen naar voor. Verder wijdverspreide prioriteiten zijn wegen en het onderhoud van het openbaar domein16, infrastructuur, stadsvernieuwing en inspraak.
Gent: cijfers & trends
19
Meer specifieke vragen zijn: • groenbuffering in de Gent Noordoost en Gent Zuidwest • parkeren en de studentenproblematiek in Gent-centrum • samenleven, netheid, werk, onderwijs, woonkwaliteit in Gent-rand.
2 5 Conclusie Gent is een diverse stad, wat reeds bleek uit het veelzijdige imago van Gent. De diversiteit is niet enkel zichtbaar via verschillen tussen bewoners, maar ook geografisch zijn er clusters van stedelijke kenmerken. Toch leidt deze diversiteit niet noodzakelijk tot verdeeldheid. Er is aanzienlijk wat sociaal kapitaal aanwezig in Gent, hoewel sociale betrokkenheid niet voor iedereen gegarandeerd kan worden. Eindnoten 14 Internationale migratiebewegingen en allochtone bevolkingsgroepen. Statistische en demografische gegevens (16 p.) Rapport GéDAP-SPED-UCL: T. Eggerickx, A. Bahri, N. Perrin, met medewerking van L. Dal, F. Peltier en J.-P. Sanderson 15 Startnota Omgevingsanalyse Lokaal Sociaal Beleid Gent (2005), Stad Gent, OCMW Gent, Welzijnsregio Gent, 60p 16 Omgevingsanalyse demografie Etnisch Culturele Minderheden 31/12/2005 (2005), Stad Gent, Stedelijke Integratiedienst Gent. 17 Stad Gent, seniorenonderzoek 2006, eerste analyses, werkdocument. 18 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 19 Putnam R. (1993), Making Democracy Work: Civic Traditions in Modern Italy, Princeton, University Press, Princeton, New Jersey 20 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 21 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 22 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 23 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 24 Legiest E. Willems S., De Maeseneer J. (2004) Gezondheid in grote steden, Universiteit Gent, Université Libre de Bruxelles in opdracht van cel grootstedenbeleid, 250p 25 www.lokalestatistieken.be 26 Van Robbaeys & Robbin, 2006, Armoede in belgië bij personen van vreemde herkomst: een reëel probleem, UA en ULG. 27 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 28 OCMW Gent, jaaroverzicht 2006. 29 www.lokalestatistieken.be 30 www.lokalestatistieken.be 31 www.lokalestatistieken.be 32 DG Personen met een handicap – dienst Statistiek en Begroting 33 Vranken J., Geldof D. & Van Menxel G., (1998), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 1998, Acco, LeuvenAmersfoort. 34 www.lokalestatistieken.be 35 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 36 Legiest E. Willems S., De Maeseneer J. (2004) Gezondheid in grote steden, Universiteit Gent, Université Libre de Bruxelles in opdracht van cel grootstedenbeleid, pag 66 37 Deze bevinding is bijvoorbeeld te vinden in Dialoog Recht op gezondheid 2005 door de Beweging van Mensen met Laag Inkomen en Kinderen vzw in Gent. 38 VRIND 2006, Bron: VDAB 39 Steunpunt Werk en Sociale Economie (WSE) www.steunpuntwav.be 40 Steunpunt Werk en Sociale Economie (WSE) www.steunpuntwav.be
Omgevingsanalyse
20
41 Pelleriaux K. (1998), De Keerzijde van de Onderwijsdemocratisering,unpublished paper, available on the internet, http://www.vub.ac.be/tor/, pp.16–17 Vranken, J., De Boyser, K., Dierckx, D. (2004), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2004. Leuven: Acco., p.281; Tan B. (1998), Blijvende Sociale Ongelijkheid in het Vlaams Onderwijs, Tijdschrift voor Sociologie, Vol. 19, 2, pp.169–197. Van Damme J. (1997), Succesvol Doorstromen in de Aanvangsjaren van het Secundair Onderwijs, available at the internet: http://www.argo.be/ond/ccv/losoonderzoek.htm 42 Parsons, T. (1964) The School Class as a Social system: some of its Functions in American Society., in: Parsons, T. (Ed.), Social Structure and Personality, Free Press of Glencoe, Collier-Macmillan ltd, London. 43 Rosanvallon P. (1995), La Nouvelle Question Sociale. Repenser l’Etat-providence, Seuil, Paris. Cantillon B. (Ed.) (1999), De Welvaartstaat in de Kering, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen. 44 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor – Eindrapport (2003), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 93p 45 Bron: Stad Gent, dienst Bevolking – Bureau voor informatieverwerking Gent + berekeningen door DPM- ABIS 46 NIS, fiscale statistieken – Verwerking door DPM- ABIS Stad Gent 47 Kansarmoedeatlas Gent, Editie 2002, Sociaal Impulsfonds, Dienst Informatietechnologie en GIS – Stad Gent, in samenwerking met C-Luma bvba 48 Nota vanuit dienst buurtwerk voor omgevingsanalyse (2006), Stad Gent- Dienst Buurtwerk 49 Nota vanuit dienst buurtwerk voor omgevingsanalyse (2006), Stad Gent- Dienst Buurtwerk 50 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 51 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 52 Nota vanuit gebiedsgerichte werking over het stadsprogramma: Prioriteiten van elke wijk of deelgemeente per thema, Stad Gent, 2006, 7p
Gent: cijfers & trends
21
Hoofdstuk 3
Dynamiek en verankering Globalisering en een kenniseconomie stellen landen, regio’s en steden voor uitdagingen. Werknemers, het menselijk kapitaal, spelen met hun opleidingsniveau daarin een centrale rol. Onderwijs komt dan ook eerst aan bod. Bedrijven vestigen zich ook graag in regio’s waar een potentieel aan werknemers beschikbaar is. Een regio die bekendstaat als een centrum van kennis, cultuur en ontspanning, die openstaat voor nieuwe ideeën en diversiteit aanvaardt, die zorg draagt voor haar bewoners, werkt als een magneet op mensen die over talenten en ideeën beschikken. Daarom bekijken we de mensen en de zorg die ze nodig hebben, naast de troeven van Gent zoals het cultuur- en vrije tijdsaanbod. Zo wordt de stedelijke omgeving niet enkel in economische termen beschreven maar kan je kennis, educatie, cultuur en recreatie als een hefboom in de stad zien.
3 1 Onderwijs wordt belangrijker; nog steeds vallen er jongeren uit de boot Aantrekkingskracht van het onderwijs
17 De school enrolment rate (inschrijvings graad) is de verhouding van het aantal jongeren dat school loopt in een secun daire school in de stad tegenover het aantal jongeren dat in de stad woont en naar het secundair onderwijs gaat. Indien die verhouding tussen beide groter is dan 1 (of 100%), dan kan dit een indicatie zijn dat de stad een centrumfunctie vervult op het vlak van secundair onderwijs.
Gent mag zich qua onderwijsaanbod overtuigend ‘stad van kennis’ noemen: zowel voor het secundair als het hoger onderwijs heeft Gent een centrumfunctie. Getuige daarvan zijn de studentenaantallen. De Hogeschool Gent telt in Vlaanderen het meest inschrijvingen van alle hogescholen. De Universiteit Gent moet enkel de KU Leuven laten voorgaan. Gent telt 56.000 studenten waarvan 27.000 aan de universiteit. Gent is ook een scholierenstad. De kracht zit in de diversiteit van het aanbod: de veelheid aan studierichtingen, zowel algemeen, technisch, beroeps- als kunstonderwijs. De inschrijvingsgraad (de ‘school enrolment rate’) meet de aantrekkingskracht van het secundair onderwijs in een stad17. Deze indicator daalt, maar minder sterk dan in Antwerpen. Inschrijvingsgraad53
15
Gent Antwerpen
1997–1998 2005–2006 173 136 166 118
Dynamiek en innovatieve kracht Een aantal projecten en initiatieven54 getuigen van een innovatieve dynamiek in het Gentse onderwijs. Het Studieadviespunt Gent (Stap) is een netoverschrijdende informatiedienst van de Gentse Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) en de stad Gent, op initiatief en met de steun van het Vlaamse Departement Onderwijs. Het is een zeer gunstig geëvalueerd tijdelijk project waarvoor een structurele inbedding gezocht wordt. Met de proeftuinen wil onderwijsminister Frank Vandenbroucke vernieuwingen op beperkte schaal uitproberen, om ze later eventueel uitgebreider toe te passen. Voor Gent werd een project goedgekeurd rond meervoudige intelligentie. De methodescholen als alternatieve onderwijsvorm zijn in Gent sterk aanwezig: 9 van de 41 Vlaamse freinetbasisscholen en 2 van de 3 jenaplanscholen zijn in Gent te vinden. Binnen het secundair onderwijs is het freinetatheneum De Wingerd enig in zijn soort.
Kwaliteit van onderwijs55 Volgens internationaal onderzoek behoort het Vlaamse onderwijs tot het beste ter wereld56. De scholingsgraad van de jongere bevolking is hoog. Europa schuift als doelstelling naar voor dat tegen 2010 minstens 85% van de 22-jarigen minimaal een diploma hoger secundair onderwijs moet bezitten. Het Vlaamse Gewest haalde in 2004 reeds 84%.
Omgevingsanalyse
22
Binnen de EU15 zit het Vlaamse Gewest echter in de middenmoot: onze bevolking telt nog heel wat laaggeschoolden maar aan de andere kant is de groep met een diploma hoger onderwijs groter dan het Europees gemiddelde.
Ongelijke kansen en schoolse vertraging In de late jaren negentig57 wordt het empirische bewijs geleverd dat de sekseongelijkheid in de deelname aan het hoger onderwijs verdwijnt, maar de sociale ongelijkheden vrijwel ongewijzigd blijven. Naarmate een diploma steeds belangrijker wordt op de arbeidsmarkt is dit een schokkend gegeven. De deelname aan het hoger onderwijs ligt voor de lagere sociale categorieën (16%) lager dan bij de hogere sociale categorieën (59%). Het lager en secundair onderwijs slagen er niet in om deze ongelijke verdeling van kansen te corrigeren. Volgens een OESO-rapport58 bekleedt het Vlaamse onderwijs de weinig benijdenswaardige positie van de regio met de grootste verschillen tussen autochtonen en migrantenkinderen.
18 GOK staat voor Gelijke OnderwijsKansen. GOK-leerlingen worden gedefinieerd omdat scholen extra middelen krijgen om die groepen van leerlingen extra ondersteuning te kunnen bieden. De criteria zijn: (1) het gezin leeft van een vervangingsinkomen, (2) de moeder heeft ten hoogst een diploma/getuigschrift van volledig secundair onderwijs, (3) het gezin behoort tot de trekkende bevolking, (4) het kind is geplaatst in het kader van een maatregel bijzondere jeugdzorg. Een vijfde criterium is leerlingen met als thuistaal niet het Nederlands (TNN). De oude definitie (OD – decreet 2002) telt leerlingen die aan één van de vier zogeheten SES-indicatoren (Sociaal-Economische Status) voldoen. TNN-leerlingen worden geteld als GOK-leerling als ze aan minstens één van de SES indicatoren voldoen. De nieuwe definitie (ND-decreet 2005) beschouwt leerlingen als GOK-leerlingen indien ze aan één van de vijf criteria voldoen.
Vanaf 2000 worden op bovenlokaal niveau maatregelen genomen: het onderwijsvoorrangsbeleid is een feit en decreten rond gelijke onderwijskansen (2002) zijn opgemaakt. De zorgverbreding doet zijn intrede. Leerlingen worden via een indicatorensysteem als GOK-leerling18 getypeerd en komen dan in aanmerking voor extra aandacht en middelen. Over heel Vlaanderen worden Lokale Overlegplatforms (LOPs) opgericht die lokaal en netoverschrijdend organisatorische onderwijsmateries (zoals het inschrijvingsbeleid) coördineren voor het basis- en secundair onderwijs, en daarbij alle scholen betrekken. Het actiegebied van het LOP Gent valt samen met het grondgebied Gent. Het aantal GOK-leerlingen is tussen 2002 en 2005 gestegen en het leerlingenaantal gedaald. De combinatie van die twee evoluties maakt dat het aandeel van GOK-leerlingen toenam. In Gent is dit aandeel nog sterker toegenomen dan het Vlaamse gemiddelde. 35% van de geweigerde inschrijvingen in het kleuteronderwijs treedt op bij ouders van allochtone herkomst, terwijl het aandeel kleuters dat Nederlands niet als thuistaal heeft, in het Gentse basisonderwijs 30% bedraagt.59 Het lijkt erop dat een deel van de allochtone ouders bij de aanmelding van hun kinderen voor een eerste inschrijving systematisch te laat komt en voor de gesloten deur van een reeds volle kleuterschool staat. Een indicator in de stadsmonitor is de kwaliteit van de samenwerking rond gelijke kansen in het basisonderwijs. Gent scoort 2,9 op een schaal van 1 tot 4 (3 = eerder hoog) en positioneert zich tussen de andere centrumsteden eerder sterk qua samenwerking.
19 20 dagen is de gehanteerde norm vanuit de registratie van het deeltijds onderwijs.
Spijbelen in het voltijds secundair onderwijs (minstens 30 halve dagen ongewettigd afwezig) neemt toe in de centrumsteden. Ook Gent kent een stijgende trend. Binnen het deeltijds onderwijs (minstens 20 halve dagen ongewettigd afgewezig19) is spijbelen zelfs schering en inslag én de tendens is ook hier stijgend. In het schooljaar 2005–2006 was Gent de enige centrumstad waar het deeltijds onderwijs kampte met meer dan 50% spijbelaars (Antwerpen: 43%). Spijbelgedrag (voltijds secundair)60
16
Gent Antwerpen
2000–2000 2005–2006 0,7% 1,3% 0,7% 1,9%
Schoolse vertraging is de vertraging die een leerling oploopt ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten. In het vijfde jaar van het lager onderwijs heeft ruim een kwart vertraging opgelopen. Enige nuance is niettemin nodig61. Zo vinden we de meeste zesjarigen nog steeds terug in het eerste leerjaar van het gewoon lager onderwijs, maar hun aandeel is voortdurend afgenomen. Meer en meer zesjarigen starten in het buitengewoon lager onderwijs en een groeiende groep blijft een jaartje extra in het kleuteronderwijs.
Gent: cijfers & trends
23
Net zoals Antwerpen kampt Gent in het lager onderwijs met een vertraging die merkelijk hoger ligt dan in de centrumsteden.62 In 2005–2006 treedt voor het eerst sinds lang een lichte daling op. In het secundair onderwijs is er dan weer geen duidelijke stijgende of dalende trend te zien in Gent en de meeste centrumsteden. 63 In het eerste jaar van de tweede graad van het algemeen secundair heeft 15% van de leerlingen een schoolse vertraging opgelopen. In Antwerpen ligt dat aandeel op 23%. Bij de overgang naar het secundair onderwijs is 2% erin geslaagd om de achterstand uit het lager onderwijs weer in te halen. Steeds meer leerlingen met vertraging maken op het einde van het vijfde leerjaar namelijk gebruik van de mogelijkheid om het zesde jaar over te slaan en rechtstreeks naar het eerste leerjaar B te gaan. De deelname aan het hoger onderwijs64 wordt in sterke mate beïnvloed door het opleidingsniveau van de ouders. Van de tien leerlingen waarvan de moeder een diploma hoger onderwijs bezit, beginnen er negen aan het hoger onderwijs. Bij de leerlingen waarvan de moeder middengeschoold is, start nog ruim twee derde in een hogere opleiding. Laaggeschoolde moeders hebben slechts iets meer dan vier kansen op tien dat ze hun kinderen in het hoger onderwijs zien beginnen. Het opleidingsniveau van de moeder is nog crucialer voor jongens dan voor meisjes. Daarnaast speelt ook de tewerkstellingsituatie van de ouders een grote rol. De hoogste kans op het aanvatten van hoger onderwijs vinden we bij de kinderen van werkende moeders, de laagste bij kinderen van moeders die een ziekte- of invaliditeitsuitkering ontvangen. Jongens stromen systematisch minder door naar het hoger onderwijs. De Stadsmonitor 2006 levert materiaal over het aandeel van de niet-studerende bevolking dat leeractiviteiten onderneemt. In alle centrumsteden geldt een duidelijk verband tussen permanente vorming en leeftijd, opleiding en geslacht. Vooral mannen, inwoners onder de 55 jaar en hoger opgeleiden nemen hieraan deel. In het geval van zelfstudie zijn persoonlijke of sociale redenen de belangrijkste motivatie. Bij opleidingen buiten het reguliere onderwijssysteem (avondcursussen, VDABcursussen, seminaries, conferenties …) ligt de motivatie even vaak bij het (huidige of toekomstige) werk als bij persoonlijke redenen. In Gent heeft 49% van de niet-studerende bevolking leeractiviteiten ondernomen, wat gemiddeld is voor de centrumsteden. Algemeen nemen deze leeractiviteiten in meer dan de helft van de gevallen niet meer dan vijf volle dagen per jaar in beslag. Samenvattend
kunnen we stellen dat onderwijs alsmaar belangrijker wordt op de arbeidsmarkt. De kenniseconomie en de globalisering versterken het belang van menselijk kapitaal en flexibele werknemers. Onderwijs zit verankerd in Gent en Gent vervult duidelijk een centrumfunctie voor secundair en hoger onderwijs.
Het onderwijs slaagt er niet in om ongelijke kansen weg te nemen, ook niet in Gent. De deelname aan het hoger onderwijs is ongelijk, waarbij kinderen van niet-werkende of niet-hooggeschoolde ouders minder vaak hoger onderwijs aanvatten. Allochtone en sociaal-economisch kansarme leerlingen hebben vaker schoolse vertraging, zowel in het lager als in het secundair onderwijs. Ook spijbelgedrag in het secundair onderwijs blijft een probleem in Gent.
Onderwijs functioneert niet enkel als economische hefboom maar is ook belangrijk als initiator voor innovatie. Getuige hiervan zijn verschillende innovatieve projecten en initiatieven in de Gentse onderwijswereld.
Omgevingsanalyse
24
3 2 De stedelijke arbeidsparadox blijft behouden: veel jobs en veel werklozen Zowat alle steden kampen met de arbeidsmarktparadox65: veel banen met tegelijk veel werklozen en inactieven. Ondanks het grote aanbod aan jobs in de stad vinden heel wat laaggeschoolden en inactieven geen werk. Veel hooggeschoolden werken in de stad (bv. in de informatica- en communicatiesector) maar wonen er niet. Binnen steden neemt de ongelijkheid toe. Dat uit zich ook in het naast elkaar bestaan van rijke stadsdelen en verpauperde wijken. Steden zijn dus tegelijk centra voor jobcreatie en gebieden van probleemaccumulatie. En Gent? Achterstelling en kansarmoede komen overwegend in steden voor. De belangrijkste oorzaak is niet zozeer de grote aantrekkingskracht van steden voor deze groepen, maar vooral de stadsvlucht van meer kansrijke groepen. Een stad kent een typisch migratiepatroon en dat blijkt leeftijdsgebonden. Stedelijke zones trekken studenten en jongeren aan, terwijl randstedelijke en landelijke zones dan weer aantrekkelijk zijn voor de net iets oudere groep van jonge dertigers. Deze selectieve migratie heeft duidelijk gevolgen op de arbeidsmarkt. Grofweg kan men stellen dat mensen in de stad komen wonen wanneer ze naar een plaats op de arbeidsmarkt op zoek zijn, en de stad verlaten eens zij een stabiele job (en kinderen) hebben. Dit leidt tot pendelstromen. Bovendien groeit het aantal banen in de stad sterker dan het aantal werkende inwoners, terwijl het omgekeerde zich voordoet in de forenzenwoonzone. Op Vlaams niveau66 werden (kansen)groepen67 gedetecteerd die bijzondere aandacht verdienen en nog steeds ondervertegenwoordigd zijn. De voorbije jaren gaat het overwegend goed met de vrouwelijke arbeidsdeelname, waardoor de genderkloof verder verkleint. Voor ouderen, kortgeschoolden, allochtonen en gehandicapten blijft de situatie echter zorgwekkend. Ook spelen er een aantal werkloosheidsvallen waardoor laaggekwalificeerde jobs met onaantrekkelijke arbeidsomstandigheden of met een loon dat nauwelijks de uitkering overstijgt, niet gemakkelijk ingevuld geraken. Bovendien is de Vlaamse arbeidsmarkt nog steeds erg diplomagericht, zodat laaggeschoolden, zeker in de stad waar er evengoed een groep hooggeschoolde werklozen is, vaker buitenspel staan.
Werkgelegenheid in Gent Gent telde in 2005 ruim 127.000 werknemers. Het jobaanbod is groter dan de Gentse beroepsbevolking (113.546), wat wijst op een grote groep werknemers die wordt aangetrokken om in Gent te komen werken, zonder er te wonen – ook joboverschot genoemd. 20 Het Steunpunt WSE (Werk en Sociale Economie), het voormalig Steunpunt WAV heeft voor de meeste statistieken cijfers over 2005; voor enkele ratio’s zijn de meest recente cijfers nog deze van 2003.
Gent had in 200320 een werkgelegenheidsgraad van 103,668, wat betekent dat er 103,6 jobs zijn per 100 inwoners op arbeidsleeftijd. Dit is de hoogste werkgelegenheidsgraad van het hele arrondissement (74,2). Voor Vlaanderen bedraagt de werkgelegenheidsgraad 63,7. Werkgelegenheid omvat echter verschillende aspecten. Zo is er naast de jobcreatie in nieuwe ondernemingen (Gent, 2005: 1.709), ook de realiteit van het verdwijnen van 1.181 ondernemingen. De werkzaamheidsgraad is de verhouding van de werkende bevolking tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd (18–64 jaar). Deze graad duidt aan hoeveel inwoners van de 100 op beroepsactieve leeftijd een job hebben. De Gentse werkzaamheidsgraad is lager dan de Vlaamse, maar hoger dan de Antwerpse. Sinds 1997 is een stijgend verloop merkbaar.
Gent: cijfers & trends
25
17
Werkzaamheidsgraad 200569 Vlaanderen Gent Antwerpen
67,8 65,6 60,7
En dan is er nog de activiteitsgraad. Die meet de verhouding tussen de beroepsbevolking (wie zich aanbiedt op de arbeidsmarkt als werkende of werkzoekende) en de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Tussen 1999 en 2003 wil een steeds groter aandeel mensen in Vlaanderen werken. Gent komt zelfs nog boven de Vlaamse score uit, wat betekent dat er zich veel Gentenaars aanbieden op de arbeidsmarkt.
18
Activiteitsgraad 200570 Gent Vlaanderen Antwerpen
76,1 74,0 72,2
Als we alle (VDAB) vacatures bekijken in het eerste kwartaal van 2006 dan situeren er zich 3.024 in Gent op een totaal van 5.353 voor de hele regio. Gent is dus goed voor 57% van alle ontvangen vacatures. Verder geven ook de niet-ingevulde (VDAB) werkaanbiedingen een zicht op de werkgelegenheid; al zijn ze steeds een onderschatting van de vacaturemarkt. Werkgevers gebruiken immers ook andere kanalen dan de VDAB. In maart 2006 waren er 1.930 openstaande vacatures in Gent. Van die vacatures zijn er 45% voor een laaggeschoold profiel bestemd.
Werkloosheid in Gent In maart 200771 telde Gent 11.553 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ). Dit cijfer daalde tussen 1996 en 2002 om daarna te stijgen tot 15.057 in 2005. In 2006 en 2007 zette zich opnieuw een daling in.
21 Voor de werkloosheidsgraad worden de officiële statistieken van het Steunpunt WSE gebruikt die tot 2005 zijn beschreven.
De werkloosheidsgraad toont het aantal werkzoekenden in verhouding tot de beroepsbevolking (het deel van de bevolking dat zich aanbiedt op de arbeidsmarkt). De Gentse werkloosheidsgraad21 volgt de evolutie voor heel Vlaanderen en voor de regio. Gezien de daling van het aantal werkzoekenden in 2006 en 2007, zal in de (nog niet vrijgegeven officiële) statistieken voor die jaren een daling van de werkloosheidsgraad te zien zijn.
19
Werkloosheidsgraad 200572 Antwerpen Gent Gentse regio Vlaanderen
16,0 13,9 11,0 8,3
Werkloosheid is structureel aanwezig in een stedelijke context. Een derde van de Gentse werkzoekenden is dat al langer dan twee jaar. Ouderen, laaggeschoolden, allochtonen en mensen met een handicap blijven de risicogroepen.
20 Kortom,
Profiel werkzoekende 200673 Laaggeschoold Jonger dan 25 jaar Niet-Europese afkomst (waarvan 71% Turks-Maghrebijns)
46% 21% 29%
welke indicator ook gebruikt wordt om de werkgelegenheid in Gent te meten, er wordt gewerkt in Gent en, meer nog, er is nog steeds werk te vinden in Gent, ook voor laaggeschoolden. Maar er zijn evengoed nog elfduizend werklozen. Die arbeids marktparadox is dan ook in Gent een blijvend gegeven. Het aantrekken van nieuwe bedrijven en de uitbreiding van bestaande bedrijven heeft die paradox niet opgeheven. Zonder een sociale correctie en specifieke jobcreatie voor laaggeschoolden vindt een deel van stadsbevolking geen plaats op de arbeidsmarkt.
Omgevingsanalyse
26
3 3 Kennisbedrijven en de haven zijn essentiële spelers in de Gentse economie. Onder de Vlaamse centrumsteden valt de omvang van Antwerpen en Gent duidelijk op: zowel het aantal banen als het aantal werkende inwoners ligt in deze twee steden veel hoger dan in de overige centrumsteden. Antwerpen en Gent zijn samen goed voor een vijfde van alle jobs in het Vlaamse Gewest.
De Gentse economie in synthese74 Gent heeft een rijke economische geschiedenis. Reeds in de 17de eeuw was Gent een belangrijk economisch knooppunt. Na de terugval van de textielsector in de 20ste eeuw, ontwikkelde zich dankzij de uitbouw van de Gentse zeehaven medio jaren ’60 een gediversifieerde economie met volgende pijlers: 1 Haven en industrie Gent heeft een industrieel verleden. Ook vandaag vertegenwoordigt de industrie een kwart van de tewerkstelling in Gent, wat meer is dan het gemiddelde van de centrumsteden. Het merendeel van de industriële activiteiten situeert zich in de Gentse haven. 2 Logistiek Het ‘Foreign Direct Investment Magazine’ verkoos Vlaanderen tot Europese topregio in transport en het ‘European Distribution Report’ plaatst ons land op de eerste plaats inzake vestigingsfactoren voor transport en distributie. Gent vormt een belangrijke schakel in dit geheel, met als grootste troeven de aanwezigheid van de haven, de gunstige geografische ligging en de vlotte achterlandverbindingen. 3 Commerciële en niet-commerciële diensten De tertiaire en quartaire sector zijn samen goed voor drie vierden van de tewerkstelling in Gent. Zorg, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs en overheidsdiensten hebben daarin een belangrijk aandeel. Commercieel zijn er de financiële diensten, verzekeringen, diensten aan bedrijven, maar ook (detail)handel en reparatie, transport, opslag en communicatie en de horeca. 4 Kenniseconomie met nadruk op biotechnologie, bio-energie en ICT Gedurende de laatste tien jaar kwam de Vlaamse biotechnologie tot volle expansie en is vandaag de drijvende kracht achter een belangrijke industriële activiteit. De werkgelegenheid groeit sinds 1985 met 39% per jaar. Sinds kort speelt de Haven van Gent een rol in de opkomende kennisindustrie, rond bio-energie. Het gaat om een uniek privaat-publiek partnerschap gelinkt aan negen onderzoeksgroepen van de universiteit. In Gent zijn 360 bedrijven actief in softwareontwikkeling en 210 bedrijven zijn gespecialiseerd in IT-consulting. Daarnaast levert een 60-tal bedrijven IT-diensten en zijn een 70-tal bedrijven werkzaam in de telecommunicatie. 5 Retail en horeca Het belang van detailhandel en horeca voor de Gentse economie is niet te onderschatten. Gent telt 5.400 handels- en horecazaken, wat neerkomt op 35% van alle bedrijven in Gent, goed voor 6% van de Gentse werkgelegenheid.
Gent: cijfers & trends
27
Enkele essentiële spelers Wat opvalt in dit korte overzicht is de centrale plaats van de Haven van Gent en de aanwezigheid van kennisbedrijven. De havenbedrijven dragen bij tot het creëren van jobs. Volgens een rapport van de Nationale Bank van België (2004), dat de (in)directe werkgelegenheid van zeehavens in beeld brengt (1995–2002), daalde de directe werkgelegenheid maar steeg de indirecte. De totale werkgelegenheid voor Belgische zeehavens in voltijdse equivalenten nam toe van 210.000 naar 213.000, een gemiddelde jaarlijkse stijging van 0,2%. De haven van Gent was in 2002 goed voor 28% van de werkgelegenheid in de havens. In 200475zorgde de haven voor 28.424 voltijdse equivalenten directe tewerkstelling en 37.572 indirect, een toename van 3,3% in vergelijking met een jaar eerder. Voor de kennisintensieve dienstensectoren bestaan er classificaties die de kennisintensiteit weergeven. De kennisintensieve diensten (hightech, financiële en marktdiensten) zorgden eind 2003 voor een job bij 8% van de beroepsactieve bevolking in het Vlaamse Gewest. Het aantal arbeidsplaatsen steeg sinds juni 1995 met 22,3%. Dat is meer dan het dubbele van de aangroei van de totale bezoldigde tewerkstelling (fig.3.26)76. De regio’s Antwerpen, Gent en de Gentse Rand en vooral Halle-Vilvoorde vormen een kopgroep met een tewerkstellingsgraad in deze sectoren tussen 11% en 15%. Waar Antwerpen en Gent en de Gentse Rand een toename met ongeveer een vijfde wisten te realiseren, is dat voor Halle-Vilvoorde zelfs +58%. De biohightechbedrijven groeperen hun activiteiten rond de wetenschappelijke centra met concentraties in Gent, Leuven en Mechelen. Gelet op haar lange traditie in zowel de academische (Universiteit Gent) als de industriële wereld (Innogenetics en Bayer BioScience), wordt de stad Gent beschouwd als het centrum van de Vlaamse Biotech. De hoogtechnologische en medium-hoogtechnologische sectoren creëren algemeen naar verhouding behoorlijk veel arbeidsplaatsen. Tussen 30 juni 1995 en 31 december 200377 was er een aangroei met 27,9%. Dit is bijna drie maal meer dan de aangroei van de totale bezoldigde tewerkstelling (10,6%). Ondanks die opmerkelijke toename moet men deze sectoren nu ook weer niet overschatten: hun arbeidsplaatsen maakten in 2003 4,3% uit van de bevolking op beroepsactieve leeftijd. (fig.3.25) De drie Antwerpse regio’s en ook Gent en de Gentse Rand zijn gebieden waar deze sectoren niet alleen sterk vertegenwoordigd zijn (tussen 6 en 8% van de bevolking op beroepsactieve leeftijd), maar bovendien voor een sterke jobcreatie zorgden (+40% à 60%).
Omgevingsanalyse
28
Aantrekking van kennisbedrijven Nieuwe kennisbedrijven vestigen zich zoveel mogelijk in elkaars nabijheid. Hun doorgedreven specialisatie dwingt hen immers tot een verregaande samenwerking. Zo ontstaat een cluster van kleinere ondernemingen met een uiterst verfijnde arbeidsdeling waarin concurrentie en samenwerking op complexe wijze samengaan. Cruciale factoren bij de keuze van een vestigingsplaats zijn de aanwezigheid van een aanbod van kandidaat werknemers, potentiële ondernemers en financiers, onderwijsinstellingen, culturele tradities, een hoge omgevingskwaliteit en goede contacten met de bestaande bedrijvennetwerken. De immateriële factoren spelen een steeds grotere rol: kennis, organisatievermogen en bereikbaarheid. Toch blijken ook vooral eerder onverwachte factoren mee te spelen zoals de kwaliteit van het wonen en van de stedelijke voorzieningen, en vooral ook het subjectieve beeld (het ‘imago’) dat investeerders en werknemers hiervan hebben.
21 Bron: VRIND 2006
22 Bron: VRIND 2006
Gent: cijfers & trends
29
De economische slagkracht78 De economische slagkracht van een stad of een regio is een manier om de zwakke en sterke punten op economisch vlak in kaart te brengen. Dergelijke zelfanalyse is essentieel om nieuwe bedrijven aan te trekken. Hiervoor gebruikt men een tiental financiële parameters22, zoals de toegevoegde waarde, de rendabiliteit, de solvabiliteit van de bedrijven … Bij de analyse worden de prestaties toegewezen aan de maatschappelijke zetel van de onderneming. Deze indicator focust dan ook eerder op de beslissingsmacht dan op de reële productieplaats. Elk van de dertien steden heeft een eigen economisch profiel. Dat maakt meteen duidelijk dat de economische uitdagingen voor elke stad ook anders liggen. De Gentse bedrijven scoren goed op de arbeidsproductiviteit, maar matig op het vlak van investeringen en schuldgraad.
22 Op de grafiek hier worden de steden gepositioneerd ten opzichte van vier variabelen: de bruto toegevoegde waarde per werknemer, de investeringsratio, de nettorendabiliteit van het eigen vermogen en de schuldgraad.
23 Bron: VRIND 2006
Samenvattend, de haven en de kennisintensieve bedrijven zijn belangrijke spelers voor de Gentse economie en hebben een belangrijk aandeel in de jobaangroei. Drie kwart van de tewerkstelling in Gent vindt echter plaats in de tertiaire en quartaire sector. De Gentse bedrijven scoren goed op arbeidsproductiviteit en minder op vlak van investeringen en schuldgraad.
30
Omgevingsanalyse
3 4 Een groot maar niet altijd toereikend zorg- en welzijnsaanbod Gent vervult een centrumfunctie in de gezondheidszorg. Met zeven ziekenhuissites, drie psychiatrische instellingen en een dertigtal rust- en verzorgingstehuizen is Gent samen met Antwerpen het belangrijkste zorgcentrum in Vlaanderen79. 23 Deze centra integreren het preventieve en curatieve, wat een belangrijk middel is om de nood aan zorg te verminderen. Verder zijn ze een middel om de drempel voor de eerstelijnszorg te verminderen door het forfait-systeem waarbij de cliënt kosteloos gezondheidszorg kan vinden. 24 Tegenover 7.559 kinderen tussen 0 en 3 jaar wonend in Gent staan 3.166 plaatsen of een verhouding van ongeveer 1 plaats per 2,4 kinderen. Anderzijds wordt een plaats in de dagopvang gemiddeld gebruikt door 1,14 kinderen, wat maakt dat er voor ongeveer 3.610 kinderen plaats is in de huidige kinderopvangvoorzieningen in Gent. Uitgaande, op Vlaams niveau, van een regelmatig gebruik van de kinderopvang door 56% van de kinderen wordt vastgesteld dat er potentieel nood is voor ongeveer 4.210 kinderen. Dit zou een reëel tekort zijn van ongeveer 600 plaatsen in Gent. Bovendien kan erkend worden dat het gebruik van opvang in de grote steden vermoedelijk hoger ligt dan het gemiddelde van 55,7% in Vlaanderen. 25 Uitgaande van een gemiddeld gebruik van buitenschoolse opvang door 44,6% van de kinderen tussen 2,5 en 12 jaar in Vlaanderen, zou dit voor Gent (met een schoolpopulatie van 26.000 kinderen) betekenen dat ongeveer 11.600 kinderen in Gent regelmatig gebruik maken van buitenschoolse opvang. Op het huidig ogenblik staat daar een aanbod van ongeveer 4.000 plaatsen buitenschoolse opvang op schooldagen en 1.500 plaatsen opvang op woensdag tegenover. Van elke plaats in de buitenschoolse opvang wordt door gemiddeld 2,15 kinderen gebruik gemaakt. Het totaal aantal kinderen dat een opvangplaats heeft op schooldagen komt daarmee op ongeveer 8.600 kinderen. In verhouding tot de potentiële vraag dus een tekort van om en bij de 3.000 plaatsen.
Daarnaast beschikt Gent ook over maar liefst vijf actieve wijkgezondheidcentra en twee centra in ontwikkeling23 in de 19de-eeuwse gordel. Ondanks het grote zorgaanbod vallen er nog steeds socio-economisch zwakkere groepen uit de boot en zijn er nog steeds drempels die de toegang tot zorg belemmeren. Zo blijkt er een duidelijk verschil in de gezondheidstoestand van bewoners in achtergestelde en niet-achtergestelde wijken in grote steden in België80. Het aantal plaatsen in de voorschoolse kinderopvang (voor baby’s en kleuters) blijft in Gent sinds 2001 stabiel op 29 plaatsen per 100 kinderen.81 Op de vraag of dit volstaat, komen uiteenlopende antwoorden. Volgens Kind en Gezin82 zou er een licht tekort aan plaatsen zijn, maar volgens het Lokaal Overleg Kinderopvang Gent83 kampt Gent met een reëel tekort van ongeveer 600 plaatsen voor 0 tot 3-jarigen24. Voor die kinderen is er dus geen opvang. Anders is het gesteld met de buitenschoolse kinderopvang (voor kleuters en lagereschoolkinderen). Daar is er naar schatting een potentiële vraag naar 3.000 extra plaatsen25 voor kinderen die nu opvang vinden op school. De 450 sociale actoren die in Gent actief zijn, stellen vrij algemeen dat er aan álle zorgvormen een tekort is. Knelpunten binnen het welzijnsaanbod blijken niettemin allerlei woonvormen die gecombineerd worden met zorg: onthaaltehuizen, begeleid wonen voor personen met een handicap, woonvormen voor zorgbehoevende ouderen, beschut wonen voor ex-psychiatrische patiënten … Algemeen hoort men de vraag naar het vergroten van de bekendheid van de aangeboden diensten84 en een betere afstemming van deze diensten op elkaar. Samenvattend: ondanks het grote aanbod overstijgt de vraag nog vaak het zorg- en welzijnsaanbod. Men vraagt ook verdere afstemming van de diensten op elkaar en het verder wegwerken van drempels die de toegang tot de zorg beperken.
Gent: cijfers & trends
31
3 5 Een ruim aanbod voor sport en recreatie en de behoefte eraan eveneens. Sportaanbod en infrastructuur Het stedelijk sportaanbod is groot met onder meer sportkampen en cursussen. Verder zijn er 558 sportclubs geregistreerd in Gent, waarvan 332 erkende. De stedelijke accommodatie van de acht stedelijke sporthallen is van hoog kwalitatief niveau, maar er dringen zich renovaties op. De sporthallen worden vooral gebruikt voor basketbal, volleybal, badminton en turnen. De vraag naar uitbreiding komt vooral uit de hoek van de balsporten85. De vijf stedelijke zwembaden staan open voor zowel school- als individueel zwemmen. Maar dit aanbod blijkt onvoldoende om de vraag van clubs, individuelen, scholen en cursisten tegemoet te komen. De stedelijke accommodatie wordt aangevuld door privé-sportruimtes, hogescholen en de universiteit. Stilaan stellen steeds meer scholen hun sportinfrastructuur ter beschikking buiten de schooluren. De scholen bieden daarmee een oplossing voor het gebrek aan kleine sportinfrastructuur en aan een volwaardig sportaanbod in heel wat stadswijken.
Deelname en tevredenheid De helft van de Gentenaars doet regelmatig actief aan sport86. Een kwart sport zelden of nooit.
24
Sportactief 200687 wekelijks meermaals per week dagelijks
18% 22% 12%
28% is lid van een sportvereniging en 41% heeft een sportevenement bezocht in het afgelopen jaar. 72% van de Gentenaars is (eerder of zeer) tevreden met de sportvoorzieningen. In Antwerpen is dat slechts iets meer dan de helft. In 2005 telden de acht stedelijke sporthallen 962.666 gebruikers en de stedelijke zwembaden 658.189 waarvan 48% kinderen in schoolverband88. Het aantal sporters in het private aanbod kennen we niet. Evenmin is er weinig bekend over het profiel van de sporters. We kunnen echter veronderstellen dat er in Gent net zoals elders nog steeds participatiedrempels zijn naar opleidingsniveau, etniciteit en mobiliteit.
Recreatie en vrije tijdsbesteding Als we denken aan recreatie in Gent dan denken we onmiddellijk aan de uitgebreide infrastructuur van het Sport- en Recreatiepark Blaarmeersen. Het aantal recreanten in de Blaarmeersen werd voor 2005 geschat op 146.137. Een kwart van de Gentenaars noemt sport (wandelen, fietsen en andere sporten) als belangrijkste vrijetijdsactiviteit89. Lezen (11%) en vrienden of familie bezoeken, ontvangen, tijd voor het gezin (8%) komen op de tweede en derde plaats. Bijna de helft van de respondenten (46%) zegt regelmatig te wandelen of te fietsen en 21% beoefent regelmatig andere sporten buiten clubverband. Daarnaast zijn ook uitgaan op café of restaurant, reizen en uitstapjes, en toneel, film en evenementen belangrijke activiteiten. Gemiddeld kijkt de Gentenaar 3,5 uur per dag naar de televisie en besteedt 1,9 uur voor de computer (in de vrije tijd). In 2002 bedroeg dit 2,7 uur tv en 1,6 uur computer. Tussen de 25 en 40 jaar kijkt men het minst naar de televisie. De tijd die men in zijn vrije tijd voor de computer besteedt, daalt met de leeftijd. In de 19de-eeuwse gordel kijkt men meest televisie, maar het computergebruik is vrij gelijklopend in alle stadsdelen90.
Omgevingsanalyse
32
Ongeveer de helft van de Gentenaars is lid van één of meer verenigingen. Het meest populair zijn sportclubs, natuurverenigingen, culturele en socio-culturele verenigingen. Hoger opgeleiden zijn vaker lid van een vereniging91. Een kwart van de respondenten zegt regelmatig deel te nemen aan activiteiten van culturele verenigingen en ook van sportverenigingen, andere verenigingen kennen een lagere deelname. De 10–17 jarigen zijn het actiefst in het verenigingsleven (71%), gevolgd door de 65-plussers (56%). De participatie in het verenigingsleven is het kleinst in de 19de-eeuwse gordel92. 94% was in 2005 tevreden over het aanbod aan restaurants en eetcafés in Gent, en 84% over het aanbod aan uitgaansgelegenheden. Dit is een lichte verbetering tegenover het jaar voordien93. Over het aanbod aan recreatievoorzieningen was men iets minder tevreden: 15% vond het aanbod onvoldoende94. Samenvattend
gebeurt er dus heel wat op sportief vlak in Gent. De Gentenaars zijn erg tevreden over het horeca-aanbod en iets minder tevreden over het sport- en recreatieaanbod waar de vraag vaak groter is dan het aanbod. Er wordt veel deelgenomen aan verenigingen en activiteiten maar ook in Gent mag men veronderstellen dat er een groot verschil is naargelang opleidingsniveau, etniciteit en mobiliteit.
3 6 Een cultuurstad op zoek naar een integraal cultuurbeleid Gent is een stad van kennis en cultuur. Naast haar centrumfunctie op onderwijsvlak, heeft Gent in kunst en cultuur een vooraanstaande positie opgebouwd, in Vlaanderen, in België én internationaal. Ook de Gentenaar zelf is best te spreken over het culturele aanbod: bijna negen op tien inwoners van Gent is er tevreden over95.
Samenwerking Het Gentse cultuurlandschap is een archipel van actoren waarin overleg en onderlinge samenwerking geen overbodige luxe zijn. Enkele voorbeelden: • het communicatie-overleg tussen de stedelijke diensten en particuliere cultuuractoren • het archievenoverleg • het overleg tussen de publiekswervers van musea • het sociaal-artistieke overlegplatform Maar ook informeel overleg en projectmatige of ad-hocsamenwerking kenmerken de Gentse cultuursector. Een voorbeeld is het sociaal-artistieke project ‘MoscouBernadette’: een samenwerking tussen de Dienst Kunsten, het S.M.A.K. en Vzw Nucleo. In een onderzoek96 rond cultuurparticipatie geeft 54% van de ondervraagden aan dat een leerkracht hen op 16-jarige leeftijd stimuleerde om aan cultuur te doen. Dat toont aan dat investeren in sectoroverschrijdende samenwerking belangrijk is. WOCK – Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst – is zo’n structurele samenwerking tussen de Departementen Cultuur en Onderwijs, met als aandachtspunten: • een betere afstemming tussen cultuur en onderwijs • een betere doorstroming van onderwijs naar cultuur • het duidelijk(er) definiëren van de culturele missie van onderwijs. Het recent opgestarte Cultuurcentrum Gent vormt een overlegplatform waar men het aanbod beter kan afstemmen en spreiden en een complementair, vraaggestuurd aanbod stimuleert. Cultuur heeft ook nadrukkelijk een plaats bedongen in een aantal stadsontwikkelingsprojecten. Sprekende voorbeelden zijn het filiaal van de Stedelijke Openbare Bibliotheek en de werking van De Vieze Gasten in de Brugse Poort, De Expeditie als culturele poot op de ACEC-site en de Zwarte Doos op de Trefil-Arbed-site. Als centrumstad in een grootstedelijk gebied telt Gent heel wat culturele actoren waarvan de werking en subsidiëring grotendeels afhangen van de Vlaamse wet- en regelgeving. Ideaal zou zijn dat ook deze actoren betrokken worden bij het opzetten en uitvoeren van een ‘integraal’ lokaal cultuurbeleid, maar tot nu toe is er geen over-
Gent: cijfers & trends
33
leg tussen de stedelijke en Vlaamse overheid. Met het provinciale bestuursniveau is er wel een beperkt overleg over een complementair cultuurbeleid. Door een actieve politiek van aantrekken van culturele actoren wist Gent haar positie als stad van ‘kennis ván cultuur’ nog te versterken. Zo vonden twee Vlaamse steunpunten voor de kunsten – het Initiatief Beeldende Kunsten en het Initiatief Audiovisuele Kunsten – en vier van de tien landelijke organisaties voor amateurkunsten onderdak in Gent. Ook het Vlaams Reproductiefonds, Kunst aan Huis en de Vlaamse Kunstcollectie kregen de voorbije jaren in Gent een huisvesting aangeboden.
Erfgoed en musea De Gentse erfgoedsector is in Vlaanderen een voortrekker en een voorbeeld van een integraal erfgoedbeleid97. Gent is een van de eerste Vlaamse steden met een eigen erfgoedcel en bouwt sinds kort aan een eigen stadsmuseum, het STAM. Van de vijftien musea die Gent rijk is, kregen vier stedelijke musea in het kader van het Vlaamse Erfgoeddecreet een ‘landelijke erkenning’: • het Museum voor Schone Kunsten • het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst • het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel • het Design museum Gent. Ook het Museum Dr. Guislain van de Broeders van Liefde geniet een dergelijke erkenning. Het Huis van Alijn en De Wereld van Kina – die beheerd worden door het Departement Onderwijs – zijn binnen datzelfde decreet erkend op regionaal niveau. Kunsthal Sint-Pietersabdij toont de geschiedenis van de abdij en afficheert cultuurhistorische tentoonstellingen op nationaal en internationaal niveau. Verder telt Gent een aantal stedelijke instellingen die deelcollecties bezitten zonder museale exploitatie, zoals het Gravensteen (collectie wapens), de Sint-Baafsabdij (architectuur-archeologie), het Belfort (historische klokken) en De School van Toen (Departement Onderwijs). Ook de universiteit beheert een aantal gespecialiseerde museale collecties. De erfgoedsector kampt wel nog met enkele infrastructuurproblemen. De belangrijkste zijn het ontbreken van een gemeenschappelijk erfgoeddepot (Vlaanderen dreigt met intrekking van de erkenning) en de verdere afwerking van het Design museum Gent. Van de stadsmusea zijn het Design museum Gent en het S.M.A.K. de grootste publiektrekkers, gevolgd door Het Huis van Alijn en Kunsthal Sint-Pietersabdij98. In 2006 worden 1.351.420 bezoekers van de Gentse bezienswaardigheden geteld. In 2004 liepen er twaalf tentoonstellingen per 10.000 inwoners. Dat is een gemiddelde score in vergelijking met de andere centrumsteden.99
Omgevingsanalyse
34
De professionele kunstensector Gent is een ware creatiestad op het vlak van de podiumkunsten. Per 10.000 inwoners telt Gent het hoogste aantal podiumvoorstellingen van Vlaanderen. Ook de culturele infrastructuur wordt in Gent het meest intensief gebruikt100.Maar er dreigt een keerzijde: weinig nieuwe spelers stromen door naar erkenning en subsidiëring op Vlaams niveau. Dat is althans het beeld dat naar voren komt uit de recente erkenningsrondes van het Kunstendecreet en het Muziekdecreet. Stedelijke projectsubsidies vullen die leemte op. In het seizoen 2001–2002 waren de Vlaamse Opera, het Kunstencentrum Vooruit en het Publiekstheater – thans NTGent – de grootste publiekstrekkers, met elk meer dan 50.000 bezoekers. De grote theaters trokken in 2004 samen 397.713 bezoekers. Volgens de Stadsmonitor 2006 woonde drie kwart van de Gentenaars het afgelopen jaar een podiumvoorstelling bij. In 2004 bezocht ruim de helft een concert of toneelvoorstelling en slechts een kwart een dansvoorstelling. Vooral hoger opgeleiden gaan naar podiumvoorstellingen. Met onder andere het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Kunsthal Sint-Pietersabdij, het Caermersklooster, de Witte Zaal, het Centrum voor Jonge Kunst en een levendig galerieëncircuit beschikt Gent over een ruim aanbod aan professionele presentatieplatformen voor beeldende kunsten. De voorbije vijf jaar101 werd een atelierbeleid voor beeldende kunstenaars uitgebouwd dat inmiddels model staat in Vlaanderen. Desondanks is er nog steeds vraag naar meer toon- en werkplekken. Naar schatting zijn er in Gent zo’n driehonderd ateliers te kort.102 Voor film en letteren kan Gent terugvallen op het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent, het Poëziecentrum en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Het ontbreekt de stad wel nog aan een uitgesproken beleid voor audiovisuele kunsten en aan een geïntegreerd letterenbeleid. Het afgelopen jaar trok 56% van de Gentenaars naar de bioscoop, een daling van zo’n 8% tegenover 2004. De totale ticketverkoop is de voorbije tien jaar vrijwel constant gebleven. Een belangrijke stedelijke speler in de letteren is de Stedelijke Openbare Bibliotheek. Met zijn veertien filialen is de openbare bibliotheek de meest bezochte Gentse culturele instelling. De voorbije twintig jaar verdrievoudigde het aantal leners van 26.006 tot 83.857. Geen enkele andere Vlaamse bibliotheek doet beter. Per duizend inwoners hebben 428 Gentenaars een bibliotheekkaart. Enkel in Hasselt en Kortrijk ligt dat cijfer nog hoger. De helft van de Gentenaars heeft het afgelopen jaar een bibliotheek bezocht, bijna één op vijf doet dit meer dan twaalf keer per jaar103. Het lijkt er echter wel op dat er steeds minder boeken ontleend worden uit de Gentse bibliotheek, die een alsmaar groter multimediaal aanbod heeft.
De niet-professionele kunstensector
26 Amateurkunsten wordt in de stadsmonitor gedefinieerd als elke kunstvorm die in het kader van het sociaal-culturele gebeuren aan iedere burger de kans biedt om zich via kunstbeoefening en kunstbeleving te ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens te ontwikkelen op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden. Volgende kunstdisciplines worden daarbij vernoemd: theater, dans, beeldende kunst, beeldexpressie (foto, dia, film, video, computerkunst), letteren, popmuziek, vocale muziek, instrumentale muziek en volks- en jazzmuziek.
Ook op het vlak van de niet-professionele kunst- en cultuurbeoefening is Gent een vruchtbare stad. Meer dan vierhonderd verenigingen en organisaties zijn actief in de meest uiteenlopende genres. In 2005 telde Gent 12,9 amateurgezelschappen per 10.000 inwoners26. Enkel Leuven scoort hoger104. Vanuit de vaststelling dat binnen de amateurkunsten de focus vooral op theater lag, werd in de periode 2000–2006 ook gewerkt aan de ondersteuning van de andere kunstvormen. Toch blijft het koorleven nog steeds buiten beeld. Ook dans komt nauwelijks aan bod, evenals letteren en beeldende kunsten, behalve dan op het tweejaarlijkse ‘Kunstsalon van Gent’. Ook de (Vlaamse) ‘Week van de Amateurkunsten’ blijft in Gent een doodgeboren kind. Het ‘Festival van het Amateurtoneel’ van de Stad Gent zelf werkt dan weer wel.
Gent: cijfers & trends
35
Cultuur, onderwijs en vorming Naast een stad van ‘kennis en cultuur’ wil Gent ook een stad zijn van ‘kennis ván cultuur’. In het reguliere kunstonderwijs beschikt Gent over een nagenoeg compleet aanbod aan kunst- en cultuureducatie, gaande van deeltijds kunstonderwijs en kunstsecundair onderwijs tot hoger en universitair onderwijs. Gent huisvest ook drie van de vier posthogeschoolopleidingen in de kunsten: • het Hoger Instituut voor Schone Kunsten • de Operastudio Vlaanderen • het Orpheus Instituut
27 Het gaat om volgende activiteiten: a) Dansen zoals jazzballet, moderne dans, klassieke dans of volksdans b) Toneel (zelf spelen) c) Fotografie, film, video of computerkunst (geen foto’s of filmpjes van op vakantie of van familiefeesten) d) Schilderen, tekenen of grafisch werk e) Beeldhouwen, boetseren, keramiek of pottenbakken f) Muziekinstrument bespelen g) Zingen h) Creatief schrijven (bvb. poëzie, proza, kortverhalen, …) i) Creatief werken met textiel zoals borduren, haken, patchwork, naaien en weven j) Creatief werken met bloemen en planten, zoals bloemschikken k) Zijn er nog andere kunstzinnige hobby’s die u beoefend hebt de voorbije 12 maanden en die niet in voorafgaande lijst vermeld werden?
Daarnaast is er nog een uitgebreid aanbod aan niet-formele educatie. De volks hogeschool Vorming Plus Gent-Eeklo, de landelijke vormingsinstelling voor actieve kunsteducatie WISPER en Amarant zijn binnen deze werkvorm drie spelers op Vlaams niveau. Een eenduidig overzicht van alle vormingsinitiatieven binnen het sociaal-culturele werkveld ontbreekt nog, maar een zwakte is de geringe aandacht voor andere culturen. Drie kwart van de Gentenaars oefende in 2004 zelf een kunstzinnige activiteit27 uit en meer dan de helft van de inwoners deed dit meer dan zeven keer per jaar105. De populairste kunstzinnige hobby’s zijn ‘creatief met bloemen en planten’ en ‘film en fotografie’. Dergelijke workshops en cursussen worden ook buiten het hierboven geschetste circuit georganiseerd.
Omgevingsanalyse
36
Cultuur en toerisme Gent heeft als cultuurstad ook heel wat toeristische troeven. Het rijke bouwkundige en culturele erfgoed getuigen van de prominente rol die Gent gespeeld heeft in de geschiedenis van Vlaanderen. Het historische centrum en de aanwezigheid van water, de culturele activiteiten en de winkelstraten lokken veel bezoekers en toeristen naar Gent.
28 Enkel bezoekerscijfers van het Lam Gods worden geregistreerd. Schattingen van bezoekersaantallen van de kathedraal zelf wordt 3 tot 4 keer zo hoog geschat, wat maakt dat de Sint-Baafskathedraal de grootste trekpleister van de stad zou zijn. 29 De groep Belgen lijkt te dalen sinds 2001. Inhoudelijk kan dit als een status-quo beschouwd worden: 2000 was immers een uitzonderlijk jaar wegens de Keizer Karelherdenkingen.
Het aantal bezoekers van de belangrijkste attracties blijft sinds 1999 schommelen rond de 1.300.000 per jaar. De grootste trekpleisters zijn het Gravensteen, het Lam Gods in de Sint-Baafskathedraal28 en de Sint-Niklaaskerk. Ook het Design museum Gent doet het de jongste jaren opmerkelijk goed106. In 2006 ontving het toeristisch infokantoor 339.940 bezoekers, waarvan er 155.928 een vraag stelden. De grootste groep daarvan zijn Belgen29, gevolgd door inwoners van de buurlanden. Spanjaarden komen sinds 2004 op de vierde plaats. Ook aanzienlijk veel Amerikanen en Japanners komen informatie vragen107. Het aantal overnachtingen is sinds 2001 ongeveer stabiel en komt in 2005 uit op 609.854. 83% daarvan zijn hotelovernachtingen. 75% gebeurt in het kader van vakantie of ontspanning, slechts 4% voor congressen of seminaries en 21% voor andere beroepsdoeleinden108. Het aantal dagtrips naar Gent werd in 2000 geraamd op 1,7 miljoen. Het watertoerisme lijkt de jongste jaren te stijgen109.
Samenvattend
mogen we stellen dat Gent een vooraanstaande cultuurstad is, zowel in Vlaanderen als in Europa. Naast het cultuurhistorisch erfgoed, dat een voortrekkersrol speelt en een voorbeeld is van een integraal beleid, is ook de kunstensector sterk uitgebouwd. Gent is een creatiestad en een kweekvijver voor nieuw talent. Het sociaal-cultureel werkveld is rijk aan initiatieven en wordt door de stad op gedifferentieerde manier ondersteund. Niet alleen ‘kennis en cultuur’ maar ook ‘kennis ván cultuur’ staan in Gent voorop, getuige daarvan het uitgebreide aanbod aan opleidingen in de kunsten cultuursector. Bovendien beschikt Gent als cultuurstad, met een gezellige sfeer en een goed horeca-aanbod, ook over sterke toeristische troeven.
3 7 Dynamiek en verankering Wat voorafging bekeken door de bril van ‘dynamiek en verankering’ Innovatie en creatie zorgen voor een dynamiek die echter slechts rendeert wanneer deze dynamiek ook verankerd wordt in het lokale en groter maatschappelijke kader. Dit geldt voor alle domeinen, zowel economie, onderwijs, zorg, sport als cultuur.
Economie 30 Vlaamse Gemeenschap, 2006, Vlaamse Regionale Indicatoren.
31 European Cultural parliament, (2006) Culture, the heart of a knowledge-based economy – the strategic use of culture in the European project.
Innovatie is de motor van economische groei. Voor een succesvolle, innovatiegedreven economie zijn technologie, talent, creativiteit en attractiviteit30 nodig. De kenniseconomie gaat hand in hand met het human capital-denken en vergt investeringen in mensen. Hierbij zijn onderwijs en opleiding onontbeerlijk. Voor het injecteren van creatieve ontwikkelingen in het economisch kader is ook het strategisch gebruik van cultuur nodig31. De haven en de kennisbedrijven zijn cruciaal als aantrekkingspolen maar onvoldoende zonder goed uitgebouwde regionale centrumstedelijke functies: een ruim zorgaanbod, sport- en recreatiemogelijkheden, cultuur en een zo optimaal mogelijke combinatie van werken, wonen en leven.
Onderwijs Onderwijs is een goed verankerd apparaat op een hoog internationaal niveau. Het biedt op microniveau een antwoord op het recht op individuele ontplooiing en op macroniveau is er de rechtstreekse toeleiding tot de arbeidsmarkt en de continue instroom van kennis in economische processen. Toch zijn er nog aandachtspunten. Zo vinden niet alle groepen na hun opleiding aansluiting op de arbeidsmarkt. Ook stromen innovatieve economische ontwikkelingen niet altijd even snel door naar het onderwijssysteem. Daarnaast duiden de slaagcijfers, de schoolse vertraging, de ongekwalificeerde uitstroom en het spijbelgedrag
Gent: cijfers & trends
37
erop dat er een grote groep jongeren uit de onderwijsboot valt en finaal tussen de mazen van een diplomagericht arbeidsmarktnet glipt. De sociale ongelijke verdeling van kansen wordt tijdens een schoolloopbaan niet voldoende gecorrigeerd. Een dergelijk verankerd domein heeft ook een aantal minpunten zoals de onwrikbaarheid van de netten, het moeizame groeien naar netoverschrijdende samenwerking (ondanks decretale afspraken tot samenwerking) en scherp gestelde grenzen waartegen het cultuurbeleid en het sportbeleid botsen (ook al omvat onderwijs cultuur- en sportelementen in haar programma).
Zorg en welzijn Zorg en welzijn is een lappendeken van eilandjes. De decretaal opgelegde opdracht van het Lokaal Sociaal Beleid doet een gooi naar diagnose, coördinatie en afstemming. Het domein wordt nog sterk door zuilen gedirigeerd en mist soms een integrale aanpak of aansluiting op verschillende levensfasen. Enerzijds is er een goed uitgebouwde welvaartstaat die zorg draagt voor de mensen. Anderzijds slaagt een structurele groep mensen er niet in de snelle vooruitgang bij te benen. Zij vergen een permanente steun nodig om deel uit te kunnen blijven maken van de maatschappij. Die groep wordt binnen het domein economie gevormd door de werklozen. Ook Gent kampt met deze ‘arbeidsmarktparadox‘, ondanks het hoge aantal jobs blijft de stad met een belangrijke groep werklozen kampen. In het domein onderwijs zijn het vooral de allochtonen. Hun instroom in het kleuteronderwijs verloopt moeizaam, ze zijn oververtegenwoordigd in het buitengewoon onderwijs en nagenoeg compleet afwezig in het hoger onderwijs. De demografische evolutie – met de babyboomgeneratie die de pensioenleeftijd nadert – zal de nood aan rust- en verzorgingstehuizen vergroten. De trend van tweeverdienerschap creëert een hogere vraag naar kinderopvang.
Vrije tijd De vrije tijd hangt in eerste instantie af van de tijd die naar werken gaat. Wanneer veel tijd gaat naar tv-kijken en de computer, verkleint de marge om aan sport of cultuur te doen. Toch doet nog een vierde van de Gentenaars aan sport. Ruim de helft van de Gentenaars is actief in het verenigingsleven. De cultuur in Gent omvat een rijk erfgoed, vaak bezochte musea, een diverse podiumkunstensector, verschillende presentatieplatformen voor de beeldende kunsten, heel wat initiatieven rond film en letteren én een nagenoeg compleet aanbod aan kunst en cultuureducatie.
Afstemming: de rode draad Tot slot is afstemming een notie die als een rode draad door deze thema’s loopt. De nood aan afstemming om, naast het bestaan van structurele werkloosheid, werklozen toe te leiden naar openstaande vacatures voor laagopgeleiden. De nood aan afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt. De nood aan afstemming van vraag op aanbod, zowel binnen het lokale cultuurbeleid als binnen het lokale sportbeleid en het lokale sociaal beleid, met aandacht voor doelgroepen en rekening houdend met de grenzen van de infrastructuur. Niet te vergeten is er ook de nood om het eigen domein te overstijgen en af te stemmen op andere domeinen. Innovatief denken en dynamisch handelen zijn nodig om deze afstemming te realiseren: enerzijds door goedlopende processen te verankeren en anderzijds door knelpunten creatief op te lossen. Eindnoten 53 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 54 Stad Gent, Departement Onderwijs en Opvoeding, 2006, antwoord op een vraag: ‘educatie als hefboom voor vernieuwing’, intern maildocument. 55 Hirtt, N., 2006, Culturele handicap, slechte integratie of sociale segregatie? PISA 2003 en de slechte resultaten van migrantenleerlingen in België.
Omgevingsanalyse
38
56 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2006, Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) 2006. / Dergelijke uitspraken zijn veelal gerelateerd aan outputindicatoren. Prestaties van leerlingen worden gemeten. 57 Tan, B., 1998, Blijvende Sociale Ongelijkheden in het Vlaamse Onderwijs, Tijdschrift voor Sociologie, Vol. 19(2), pp.169–206. 58 OECD (2005). Education at a Glance. OECD Indicators. 2005. Parijs: OECD in: VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 59 Verhaeghe, J.P., 2005, Evolutie in aantallen GOK-leerlingen in het Gentse basisonderwijs in de periode 2002– 2005 – beknopte omgevingsanalyse Gent basisonderwijs 2005. 60 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 61 Van Landeghem, G. & Van Damme, J., 2004, Geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs: Evolutie van 1989–1990 tot 2001–2002, Leuven, Steunpunt Loopbanen doorheen Onderwijs naar Arbeidsmarkt (LOA), rapport nr. 16. 62 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 63 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 64 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 65 Bron voor deze stelling: Stad Gent, Departement Werk en Economie, 2005, Stijgende werkloosheidscijfers … Wat stelt Gent ertegenover? Commissie Heven, Economie en Werkgelegenheid, 13 april 2005, cijfers komen uit de website van steunpunt Werk, Arbeid en Vorming (WAV) en/of www.lokalestatistieken.be en/of de vlaamse stadsmonitor voor duurzame en leefbare steden (www.thuisindestad.be/stadsmonitor.) 66 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 67 De Rynck F., Boudry L., Cabus P. et al, (2003), Witboek stedenbeleid: De eeuw van de stad. Over stadsrepublieken en rastersteden, Brugge: Die Keure, 238p 68 Steunpunt WAV, 2003 Werkgelegenheidsgraad per gemeente (http://www.steunpuntwav.be/view/nl/18767) 69 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 70 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 71 De cijferreeks rond NWWZ wordt opgebouwd rond het maartcijfer van elk jaar. Maart wordt, eerder dan bijvoorbeeld juni, als een ‘stabiele’ maand beschouwd, d.w.z. niet onderhevig aan bijvoorbeeld de instroom van net afgestudeerden. / Bron: VDAB, verwerkt in Cognos Powerplay Cubes, intranet stad Gent. 72 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 73 Bron: VDAB, verwerkt door dataplanning en monitoring, Stad Gent 74 Stad Gent, 2006, De Gentse Kantorenmarkt. En Stad Gent, 2006, Socio-Economisch profiel van Gent. 75 Nationale Bank van België, Het economisch belang van de Belgische havens: Vlaamse zeehavens en Luikse havencomplex, jaarverslag 2004 (2006). 76 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 77 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 78 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 79 De Gentse kantorenmarkt 2006, Stad Gent – Dienst economie, 82p 80 Legiest E. Willems S., De Maeseneer J. (2004) Gezondheid in grote steden, Universiteit Gent, Université Libre de Bruxelles in opdracht van cel grootstedenbeleid, 250p 81 Vlaamse Gemeenschap, 2006, de stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, www.thuisindestad.be/stadsmonitor 82 Kind en Gezin, 2002, Omzendbrief ‘Witte Vlekkenberekening van het opvangtekort per gemeente in Vlaanderen’, in: Lokaal Overleg Kinderopvang Gent, 2005, Beleidsplan Kinderopvang Gent 2005–2007. 83 Lokaal Overleg Kinderopvang Gent, 2005, Beleidsplan Kinderopvang Gent 2005–2007. 84 Klantentevredenheids- en behoeftenonderzoek bij Stad Gent en OCMW Gent, 2004, IBM Business Consulting Services, Stad Gent en OCMW Gent 85 Jaarverslag Sportdienst Gent 2005 86 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 87 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 88 Stadsmonografie Gent 2003 (2003), Administratie Planning en Statistiek, D/2003/3241/121, 209p + cijfers over sportclubs en gebruikers infrastructuur vanuit sportdienst Stad Gent
Gent: cijfers & trends
39
89 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 90 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 91 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 92 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 93 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p en Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 94 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p 95 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 96 Lievens J. & Waege H. (red.) (2005) Cultuurparticipatie in breedbeeld. Eerste analyses van de survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003–2004’., Antwerpen: Uitgeverij De Boeck. 97 Cultuur als dwarsligger. Cultuurbeleidsplan Stad Gent 2002–2007 (2002) Stad Gent, 227p 98 Cijfers bezoekers van grote Gentse musea voor 2004 en 2005 vanuit Dienst Cultuur Stad Gent 99 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p 100 Lauweryssen en Colpaert, EHSAL, in VRIND 101 VZW NUCLEO in opdracht van en in samenwerking met Stad Gent 102 Behoeftenonderzoek kunstateliers in Gent door Nucleo VZW 103 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p 104 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 105 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p 106 Cijfers over bezoekers toeristische attracties in Gent, Dienst toerisme 107 Cijfers bezoekers toeristisch infokantoor, Dienst toerisme 108 NIS (http://statbel.fgov.be/figures/home_nl.asp) 109 Gent, bruisende cultuurstad. Beleidsplan toerisme 2003–2006, Stad Gent, 87p
40
© Caroline Vincart
Omgevingsanalyse
Gent: cijfers & trends
41
Hoofdstuk 4
Fysieke en sociale vernieuwing De fysieke en sociale vernieuwing in de stad kunnen niet los van elkaar gezien worden. Wanneer de economie, vrije tijd en cultuur in beweging zijn, wijzigen ze dagelijkse leven van de stedeling en leiden ze sociale veranderingen. Op lange termijn kunnen deze ontwikkelingen zelfs aanleiding geven tot fysieke veranderingen, met bijvoorbeeld gewijzigde verkeersstromen, een nieuw ruimtegebruik en een andere leefomgeving. Omgekeerd zorgt de fysieke vernieuwing zelf ook weer voor sociale veranderingen. Kunnen we een balans opmaken van de leefbaarheid van de buurten, de mobiliteit in en rond de stad, het veiligheidsgevoel, de veranderende wensen inzake huisvesting, de evoluties in de ruimtelijke ordening en de invloed van het milieu op onze gezondheid?
4 1 Milieu en gezondheid: voorzichtig naar een positieve balans Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, mentaal en sociaal wel bevinden en niet enkel de afwezigheid van ziekte of gebrek. De menselijke gezondheid is afhankelijk van onder meer persoonlijke risicofactoren, een gezonde levenswijze en de leefomgeving. De mate waarin het leefmilieu onze gezondheid beïnvloedt, is nog onduidelijk. Maar gezondheidsverlies kan gedeeltelijk het gevolg zijn van de verontreiniging van lucht, water of bodem of van hinderelementen. Hoe zit het met de milieufactoren die de gezondheid van de Gentenaar kunnen beïnvloeden?
32 Om tot een volledige realisatie te komen, zijn er (in verhouding eerder) grote financiële impulsen nodig om de resterende lozingen op het grondgebied Gent te saneren.
Over het milieu in relatie tot de gezondheid van de Gentenaar kan voorzichtig een positieve balans worden opgemaakt. Zo kampte Gent in een recent verleden nog met een overwegend slechte oppervlaktewaterkwaliteit. De voorbije jaren is er wel een gunstige evolutie dankzij de doorgedreven aanleg van rioleringen en de verdere uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur. Momenteel is 94% van de Gentenaars aangesloten op de riolering en het huishoudelijk afvalwater van 60% van de Gentenaars110 wordt gezuiverd in een rioolwaterzuiverinsinstallatie. Het plaatje wordt nog rooskleuriger wanneer binnenkort ook de stadsrand zal aangesloten zijn op een zuiveringsinstallatie32. Het putwater blijft vaak van onvoldoende kwaliteit, maar vormt ook een kleiner risico: slechts enkele straten in de randgemeenten zijn nog niet voorzien van een drinkwaterleiding. De bodem in Gent draagt een zware erfenis uit het industriële verleden en telt een hoog aantal potentieel en reëel verontreinigde sites. Begin 2006 was 14% van het Gentse grondgebied opgenomen in het register van verontreinigde gronden111 en de inventarisatie is nog steeds niet afgerond. Met de kwaliteit van de lucht gaat het dan weer geleidelijk beter. Vooral de Kanaalzone boekt vooruitgang, meer nog dan het stadscentrum. In 2005 werd aan het meetpunt in Sint-Kruiswinkel op 65% van de dagen een goede luchtkwaliteit vastgesteld, tegenover 59% in de Baudelostraat. Minder hoopgevend is de toename van het fijn stof112. Die wordt vooral veroorzaakt door het personenverkeer en goederentransport. De knelpunten met verhoogde emissies situeren zich dan ook rond belangrijke verkeersknooppunten. Een groene omgeving en buurtgroen bevorderen de gezondheid van volwassenen en kinderen, vooral wanneer zij daarin een eigen spelomgeving kunnen creëren113. In 2005 beschikte 98% van de Gentse bevolking in een straal van 500 m over een stuk openbaar groen dat een zekere belevingswaarde heeft en groter is dan 200 m². Dat is een toename met ruim 3% in vergelijking met 2002114. Een stuk openbaar groen van minstens 1 ha is veel schaarser: slechts één op drie Gentenaars woont op minder dan 400 meter van dergelijk buurt- of wijkgroen. De remedie is niet eenvoudig want om alle Gentenaars binnen wandelafstand te laten genieten van een groter stuk groen, is minstens 150 ha bijkomend park vereist. In dichtbebouwde wijken is extra openbaar woongroen kleiner dan 1 ha vaak de enige oplossing. Vooral de Rooigembuurt, de rand van de Brugse Poort, de omgeving van de Wondelgemstraat, Tolhuis en Ledeberg-cen-
Omgevingsanalyse
42
trum hebben een hoge nood aan openbaar groen. Het privaat woongroen is in deze dichtbebouwde gebieden ook kleiner. Naast de naakte cijfers is er ook de beleving van de Gentenaar115. Van de Gentse respondenten kampt 14% permanent of regelmatig met een persoonlijk gezondheidsprobleem, 19% af en toe. Van deze personen is 12% van mening dat hun ziekte of handicap zeker te maken heeft met milieufactoren of hinder, 20% denkt dat er misschien een verband is. Volgens de helft is geen link met milieufactoren.
4 2 Geluidshinder spant de kroon 33 Naast geluids-, geur-, stof-, rook, licht- en visuele hinder, kan hinder kan ook ontstaan door wegenwerken in de vorm van de afstand en tijd die nodig is om om te rijden. Over deze vorm van hinder hebben we echter geen cijfers.
Milieuhinder of –verstoring kan verschillende vormen aannemen. Er is geluids-, geur-, stof‑, rook- en lichthinder, maar bijvoorbeeld ook visuele hinder33 door graffiti, wildplakken, sluikstorten, zwerfvuil of hondenpoep. Al deze vormen van hinder bezorgen ons een onaangenaam zintuiglijk gevoel en hebben zowel objectieve kenmerken, zoals frequentie en duur, als subjectieve eigenschappen, zoals de graad van betrokkenheid bij de bron. Alle vormen van hinder zijn een bedreiging voor de levenskwaliteit. Ze veroorzaken vaak een mentaal gevoel van onbehagen en kunnen in extreme gevallen ook fysieke schade opleveren. Grootstedelijke gebieden scoren voor alle soorten hinder veruit het slechtst in Vlaanderen116. Hinder heeft vele vormen en oorzaken. De meeste voorkomende vorm van hinder voor de Gentenaar is geluidshinder: twee op drie inwoners heeft er last van.
25
Hinder Geluid Geur Stof Licht
65% 40% 39% 12%
Leefbaarheidsonderzoek117 in 2005: percentage van respondenten met ‘een beetje tot veel hinder door …’
De sector mobiliteit wordt gezien als de belangrijkste bron van hinder, in al zijn vormen. Geluidshinder door horeca en buren wordt meer gemeld in de centrale stadsdelen, terwijl er in het noordoosten van Gent meer hinder is door bedrijvigheid. Mensen die duidelijk hinder ervaren, hebben doorgaans ook een minder positieve inschatting van de leefbaarheid. Vooral geluidshinder is daarbij belangrijk. Als reactie op de hinder nemen velen maatregelen door de woning zo goed mogelijk af te sluiten. Vooral tegen geluidshinder worden stappen ondernomen: 7% heeft reeds een klacht ingediend voor geluidshinder. Ondanks het strenge afvalbeleid van de stad, leidt ook sluitstorten regelmatig tot milieuhinder en milieuklachten. Een andere, vaak voorkomende klacht bij de milieudienst is geurhinder 118 119.
4 3 Woningtevredenheid bepaalt doorgaans de tevredenheid over de buurt Drie kwart van de Gentenaars is tevreden over de eigen woonbuurt. Over deelaspecten van de woonomgeving is de tevredenheid kleiner dan over de buurt in zijn geheel. Onder meer rust en groen zijn belangrijke factoren in de tevredenheid over de leefkwaliteit van de woonomgeving.
26
Tevredenheid Over de buurt in zijn geheel Over deelaspecten van de woonomgeving: • De visuele kwaliteit van de gebouwen • De aanwezigheid van groen • De staat van straten en voetpaden • Veilig kunnen spelen
Leefbaarheidsonderzoek in 2005120: percentage van respondenten dat ‘tevreden is met …’
77% 55% 49% 44% 37%
Gent: cijfers & trends
43
Gentenaren die tevreden zijn over de buurt schrijven dit voornamelijk toe aan de goede ligging of bereikbaarheid en aan de goede staat van hun woning. Ontevredenheid komt vooral voort uit een lelijke of niet onderhouden omgeving, maar ook andere elementen spelen mee: te weinig groen, slechte contacten met de buren, tekort aan speel- en ontmoetingsmogelijkheden, gebrek aan tuin, verkeersdrukte … Het verkeer is volgens de respondenten het meest storende element in de buurt. Ook lawaai, zwerfvuil en sluikstorten, onvoldoende parkeerplaatsen en hondenpoep storen in vrij grote mate. De tevredenheid is het kleinst in de 19de-eeuwse gordel en het grootst in de perifere stadsdelen. Sinds de meting in 2002 is vooral vooruitgang geboekt in het stadscentrum en de 19de-eeuwse gordel.
4 4 Fiets en openbaar vervoer winnen voorzichtig terrein Toegenomen vraag naar vervoer Sedert een aantal decennia zorgen een hoger activiteitenniveau en een verdere verspreiding van functies zoals wonen, werken en ontspannen voor een toenemende vraag naar vervoer. Wegens het comfort, de beschikbaarheid en de beperkte alternatieven wordt daarbij meest gebruikgemaakt van de auto. Daardoor ontstaan op steeds meer plaatsen verkeersopstoppingen, zoekt men vaker sluiproutes en wordt de draagkracht van de infrastructuur en de omgeving overschreden, wat weegt op de veiligheid en leefbaarheid.
34 In de stad Gent en zeker in de kernstad wordt aanzienlijk meer te voet gegaan en openbaar vervoer gebruikt dan in de randgemeenten: zo gebeurt 22,6% van de verplaatsingen van de inwoners van de Gentse ‘kernstad’ (postnummer 9000) te voet, tegenover maar 9,0% in de randgemeenten. Voor het openbaar vervoer spreken we van respectievelijk 8,9% en 3,9%. Omgekeerd bedraagt het autogebruik (als chauffeur en als passagier) door de inwoners van de randgemeenten 72,4%, in de kernstad 54,0%. De Gentse deelgemeenten nemen hier een tussenpositie in. Een en ander is uiteraard het gevolg van het verschil in dichtheid tussen kernstad en rand en het verschil in openbaarvervoervoorzieningen. Op de tram naar Evergem na, zijn er niet echt hoogwaardige gemeentegrensoverschrijdende openbaarvervoerverbindingen. Dit is een sterke uitdaging voor de toekomst, die ook wordt verwoord in het Pegasusplan van De Lijn (2002). 35 Zowel in de enquête van de stadsmonitor in 2004 als in enquête van het leefbaarheids onderzoek in 2005. 36 In de socio-economische enquête van 2001 bedraagt deze groep 30%, in het verplaatsingsonderzoek uit hetzelfde jaar 20%. In het leefbaarheidsonderzoek van 2002 heeft 19% van de respondenten geen auto in het gezin, tegenover 10,5% in 2005, wat een opmerkelijke toename van het autobezit impliceert. 37 In het leefbaarheidsonderzoek van 2005 bedraagt deze groep 49%, maar het cijfer is niet vergelijkbaar met dat van de stads monitor van 2004.
Een ruimer aanbod aan vervoersalternatieven en meer motivatie bij de gebruikers kunnen het tij doen keren. Sinds het Mobiliteitsplan Gent Binnenstad (1997) wordt het doorgaand verkeer geweerd uit het hart van de stad en is er meer ruimte voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. Nadien versterkte het globale Mobiliteits plan (2003) de vervoersalternatieven, terwijl lokale verkeersleefbaarheidsplannen de leefbaarheid van de buurten moeten verhogen. Op een aantal assen is ingegrepen in het sluipverkeer. In veel woongebieden, in alle schoolomgevingen en in het gebied binnen de P-route werd een snelheidsbeperking tot 30 km per uur ingesteld. Over het gebruik van de verschillende vervoersmiddelen zijn helaas geen recente cijfers beschikbaar. Uit noodzaak fungeert de verplaatsingsstudie uit 2000 als basis materiaal, aangevuld met cijfers met een mindere validiteit.
Koning auto In het stadsgewest Gent nemen de autobestuurders 52% van het gemiddelde aantal afgelegde kilometers voor hun rekening. 42% van alle verplaatsingen gebeurt als autobestuurder. Er zijn wel grote verschillen in de keuze van vervoerswijze naargelang het gaat om verplaatsingen in de kernstad of bijvoorbeeld in de randgemeenten121 34. De groep autobestuurders bestaat vooral uit 25- tot 44-jarigen. Ook in de vrije tijd gebruikt ongeveer de helft van de Gentenaars meestal de wagen om zich te verplaatsen35. Bovendien zit bij veel verplaatsingen de bestuurder alleen in de wagen en blijft het carpoolen beperkt122. Afhankelijk van het gebruikte bronnenmateriaal zou 10 tot 20% van de gezinnen niet over een auto beschikken. En het ziet ernaar uit dat het autobezit per huishouden verder toeneemt36. In de stadsmonitor zien we wel een lichte daling van het autogebruik: in 2004 nam 57% van de respondenten meestal de auto (als bestuurder of passagier), de moto of de bromfiets voor verplaatsingen naar het werk of school. In 2006 was dit cijfer gedaald tot 53%123 37. Een sturend parkeerregime (met ondergronds parkeren, betalend parkeren of blauwe zone) beperkt het woon-werkverkeer per auto en ontmoedigt bezoekers om met de auto te komen. Momenteel zijn er gratis Park & Ride-parkings in Gentbrugge en Oostakker en er zijn er nog meer gepland aan The Loop en in Wondelgem, Gentbrugge (Moscou) en Mariakerke. Om het gebruik van deze parkings te verhogen, is een betere verbinding met het openbaar vervoer nodig.
Omgevingsanalyse
44
Het gebruik van bewonerskaarten is sterk toegenomen. Toch zijn er in sommige zones ’s avonds nog parkeerproblemen voor inwoners. In de stadsmonitor van 2006 geeft een derde van de Gentenaars aan dat ze hun wagen niet zo gemakkelijk kunnen parkeren op minder van 200 meter van hun woning.
Alternatieve vervoersmodi Het openbaar vervoer beschikt over een uitgebreid netwerk van trams, bussen en trolleybussen en zorgt voor een sterke gebiedsdekking. Daarnaast vervullen de stations Gent-Sint-Pieters en Gent-Dampoort een belangrijke verbindingsfunctie. Het station Gent-Sint-Pieters telt zelfs het meest op- en afstappen van heel Vlaanderen124. Toch kampt het openbaar vervoer nog steeds met een moeilijke marktpositie, vooral buiten het gebied van de R40. De oorzaken hiervan zijn een moeilijke doorstroming, een lage beschikbaarheid (vooral in de meer afgelegen woon- en werkzones), het uitblijven van goede verbindingen tussen de bestaande lijnen (vooral naar de randgemeenten) en het ontbreken van een goed functionerende Park & Ride-infrastructuur125. Het aantal passagiers van De Lijn is sinds 1991 meer dan verdubbeld, waarbij de tram de grootste vooruitgang boekte. Sinds 2003 is de toename van het aantal passagiers minder groot126. Volgens de stadsmonitor is het gebruik van openbaar vervoer tussen 2004 en 2006 licht gestegen.
38 20% van de respondenten van het ver plaatsingsonderzoek in 2001 verplaatsen zich met het openbaar vervoer voor het woon-werk/schoolverkeer, terwijl we in het leefbaarheidsonderzoek een cijfer vinden van 19,4% in 2002 en van 23,2 in 2005. 39 In de socio-economische enquête bedroeg dit aandeel nog 36%, terwijl in het verplaatsingsonderzoek van 2001 26% gevonden werd. In het leefbaarheidsonderzoek in 2002 vond men een vergelijkbare waarde, namelijk 23%. Dit lijkt erop te wijzen dat het aandeel huishoudens met een fiets is toegenomen. 40 Daarbij dient wel de kanttekening te worden gemaakt dat studenten niet worden inbegrepen in de enquêtecijfers; enquêtes worden enkel afgenomen bij de gedomicilieerde inwoners van een stad. De talrijke kotstudenten die fietsers bij uitstek zijn, worden daardoor niet mee opgenomen in de statistieken, hoewel zij het stadsbeeld sterk mee bepalen.
Een vijfde van de Gentenaars stapt in 2006 op het openbaar vervoer in de vrije tijd127. Bijna een vierde kiest meestal voor het openbaar vervoer voor de werk- en schoolverplaatsingen38. Hierin is Gent koploper van de Vlaamse steden. Slechts een tiende gebruikt nooit het openbaar vervoer en slechts 5,5% klaagt over onvoldoende openbaar vervoer in de buurt128. De fiets is vooral in de kernstad het snelste en meest efficiënte vervoermiddel, waarvoor ook al jarenlang een fietsbeleid gevoerd wordt. In 2005 had 9% van de Gentse gezinnen geen fiets in huis39. 14% van de Gentenaars gebruikt meestal de fiets voor verplaatsingen van en naar het werk of school. Dat was ook al in 2004 het geval. In 2006 haalt 20% van de Gentenaars de fiets meestal van stal in de vrije tijd, tegenover 17% in 2004.129. Volgende de stadsmonitor is er dus slechts een beperkte toename van het fietsgebruik. Algemeen ligt het fietsgebruik in Gent iets lager dan in Vlaanderen40. In de stadskern gaat 29% van de respondenten met de fiets en 16% te voet, in de 19deeeuwse gordel verkiest ruim 20% het openbaar vervoer. Het aantal fietsverplaatsingen zit wel in de lift: fietstellingen in de ochtendspits geven aan dat het aantal fietsers in 2005 gestegen is ten opzichte van 2003, terwijl het aantal autoverplaatsingen verminderd is 130. Het Gentse voetgangersgebied is 35 ha groot en daarmee het grootste van ons land. In 2000 gebeurde bijna 14% van de verplaatsingen van de inwoners van het stadsgewest te voet. In de kernstad loopt dit cijfer op 20%131. Voor werk- of schoolverplaatsingen gaat 6% van de Gentenaars meestal te voet, voor verplaatsingen in de vrije tijd zo’n 12%. Vrouwen, alleenstaanden en 55-plussers gaan vaker te voet132.
Gent: cijfers & trends
45
Samenvattend
zien we dat er, ondanks de toegenomen vraag naar vervoer en het grotere autobezit, indicaties zijn voor een licht verhoogd gebruik van alternatieve vervoersmiddelen zoals de fiets en het openbaar vervoer. Rekening houdend met de noodzakelijke bereikbaarheid van de sociale, economische en culturele knooppunten in de stad, is dat een hoopgevende ontwikkeling in het licht van de leefbaarheid in de stad en in de buurten.
4 5 De Gentenaar voelt zich veilig in de stad Beleving van veiligheid
41 In deze rubriek worden de cijfers uit het tabellenrapport van de veiligheidsmonitor 2006 gebruikt; vergelijkingen met andere (centrum)steden worden daarin niet gemaakt, maar wel in de rapporten rond de veiligheidsmonitor 2004. 42 Ook in het leefbaarheidsonderzoek zien we een toename van het veiligheidsgevoel in 2005 ten opzichte van 2002. 35% van de Gentenaren voelt zich altijd veilig in de buurt in 2005, 47% meestal, 13% soms wel, soms niet en 3,5% meestal niet of nooit. Terwijl in 2002 73% van de respondenten zich altijd of meestal veilig voelden in de buurt, was dit in 2005 83%.
Volgens de Veiligheidsmonitor 2006133 beweert iets minder dan één op tien Gentenaars zich altijd of vaak onveilig te voelen. Dit is een sterke daling ten opzichte van 2000 en 2002, toen zich ongeveer één op zeven Gentenaars altijd of vaak onveilig voelde. Tezelfdertijd is het aandeel respondenten dat zich zelden of nooit onveilig voelt sinds 2004 gestegen naar 66%. Daarmee is Gent de grootste stijger tussen de grootsteden41 134. Leefbaarheid en (de perceptie van) veiligheid gaan hand in hand. De bovenstaande trend wordt dan ook bevestigd door het Gentse leefbaarheidsonderzoek van 200542 en door een aantal specifieke cijfers. Zo schatten de Gentenaars in 2006 dat ze 16% kans lopen op inbraak en 17% op diefstal. Dat cijfer ligt lager dan in 2002 en eveneens lager dan in de peilingen door andere overheden. Ook het typische ‘mijdingsgedrag’ gaat de goede kant uit: Gentenaars vermijden weliswaar dat de kinderen ergens naartoe gaan (29%), doen niet open voor onbekenden (21%), laten het na om bij duisternis weg te gaan (16%) en ontwijken bepaalde plaatsen in de stad (13%), maar ze doen dat minder vaak dan de inwoners van andere grootsteden.
Aantal misdrijven In de veiligheidsmonitor 2004 zegt een vijfde van de Gentenaars tijdens het afgelopen jaar het slachtoffer te zijn geweest van een misdrijf. Goederendelicten Autobeschadiging, diefstal van de wagen of van voorwerpen in de wagen komen het vaakst voor. Een kwart van de gezinnen heeft dit al meegemaakt. Vernielingen komen op de tweede plaats, gevolgd door fietsdiefstallen. Bij een tiende van de huishoudens werd een fiets gestolen, wat vergelijkbaar is met andere grootsteden. Woninginbraken staan met 4,5% op de vierde plaats. Ook uit het leefbaarheidsonderzoek blijkt dat heel wat huishoudens al het slachtoffer waren van beschadigingen en fietsdiefstallen. In beide gevallen gaat het om 25% van de respondenten. Persoonsdelicten In de lijst van inbreuken tegen de persoon staan bedreigingen met lichamelijk geweld met 48% op de eerste plaats. Daarna volgen de vluchtmisdrijven (17%), de diefstallen zonder geweld, zoals gauwdiefstallen (11%) en de lichamelijke geweldsdelicten (8%). De voorbije jaren blijft het aantal inbreuken tegen de persoon opmerkelijk constant135.
Omgevingsanalyse
46
43 Een vernieuwd politielandschap gaat gepaard met de overgang naar een nieuw registratiesysteem, met de nodige kinder ziektes; voorzichtigheid is geboden bij deze gegevens en de interpretatie ervan.
Het totaal aantal geregistreerde feiten is van 37.658 in 2003 toegenomen tot 51.001 in 2005. Belangrijk evenwel is de toename van het aantal niet-strafbare feiten van 23% tot 40%. Het aantal strafbare feiten blijft daarentegen stabiel. Als men uit deze groep strafbare feiten de verkeersinbreuken wegfiltert43 136 is in de politiezone Gent het aantal tussen 2005 en 2006 toegenomen met 3,7%. Deze stijging is gelijklopend op arrondissementeel niveau en heeft te maken met een toename van gauwdiefstallen, diefstallen met geweld of afpersing, inbraken in woningen en autocriminaliteit. Algemeen heeft de 19de-eeuwse gordel van Gent het meest af te rekenen met criminaliteit. De criminaliteitsgraad, die aangeeft hoeveel criminele feiten er per maand gepleegd werden per 1.000 inwoners, schommelt nogal: van 9,2 in 1998, gevolgd door stijgingen en dalingen, tot 12,2 in 2003. In dat jaar heeft Antwerpen een criminaliteitsgraad van 13,5137. De criminaliteitsgraad voor handtasdiefstallen en woninginbraken blijft ongeveer stabiel, terwijl er een opmerkelijke daling is van de criminaliteitsgraad voor autodiefstallen138.
Contact met de politie Bijna de helft van de Gentenaars vindt dat er iets gedaan wordt aan de criminaliteit in hun buurt139. Ongeveer een kwart vindt dat de politie een oogje in het zeil houdt. De wijkagent is voor de helft van de Gentenaars wel een nobele onbekende en een derde vindt dat niet kunnen en zou graag meer contact hebben met de wijkagent. Opvallend is dat de globale tevredenheid over het contact met de politie (67 tot 80% van de Gentenaars) lager ligt dan de algemene tevredenheid wanneer men als slachtoffer met de politiediensten in contact kwam (77 tot 85%).
Verkeersonveiligheid Als het over de leefbaarheid van de buurt gaat, is het belangrijkste thema in alle wijken wel hetzelfde: de verkeersveiligheid.
44 Het totaal aantal ongevallen in Gent vertoont na een daling in de jaren ’90 terug een hoger niveau sinds 2000 en het aantal blijft lichtjes stijgen. In 2003 telden we 1.678 ongevallen. Het aantal ongevallen op autosnelwegen steeg gestaag van 98 in 1991 tot 192 in 1997 om dan terug gestaag te dalen tot 149 in 2003. Voor de ongevallen op gewest- en provinciewegen zien we een gestage daling (met uitzondering van de extreem hoge waarde in 2002) sinds 1991 (764 ongevallen) tot 213 ongevallen in 2003. Het aantal ongevallen op andere wegen lijkt in 2003 dan weer uitzonderlijk hoog.
Het totaal aantal ongevallen vertoont de voorbije jaren opnieuw een lichte stijging. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan meer ongevallen op andere wegen dan autosnelwegen en gewest- en provinciale wegen44. Het aantal slachtoffers per 100 ongevallen schommelt sterk140. In 2005 daalt evenwel het aantal doden van 11 in 2003 naar 6 in 2005141. Het aantal verkeersongevallen met lichamelijke letsels is sinds 2003 stabiel. In 2005 werd een speciale cel opgericht om politioneel op te treden in de sterk uitgebreide zone 30. De cel beschikt over 41 flitspalen met 9 onbemande camera’s. Het aantal snelheidsovertredingen daalde van 14.856 in 2005 naar 13.623 in 2006. Samenvattend kunnen we stellen dat Gent door zijn inwoners alsmaar meer gepercipieerd wordt als een veilige stad, hoewel de beschikbare cijfers geen dalende trend in slachtofferschap tonen.
4 6 Er is nood aan een groter aanbod geschikte, kwaliteitsvolle en betaalbare woningen Een gezonde en geschikte woning tegen een betaalbare prijs, waar men aangepast aan de specifieke woonwensen ongestoord kan wonen, zonder tijdsbeperking en met inspraak in de woonsituatie, is een grondrecht. Toch blijft dit voor veel mensen problematisch.
Knelpunten In Gent is er nood aan een groter aanbod geschikte, kwaliteitsvolle en betaalbare woningen. Tal van knelpunten worden gesignaleerd, zoals: het aanbod aan woningen is onvoldoende afgestemd op de afname van de gemiddelde gezinsgrootte, er is nood aan buitenruimte en er zijn niet genoeg woonalternatieven voor ouderen. Daarnaast zijn er in Gent veel zonevreemde woningen en is er een te hoge woningdichtheid in de 19de-eeuwse gordel.
Gent: cijfers & trends
47
Sinds enkele jaren is er een enorme druk op de woningmarkt, waar de lokale overheid slechts beperkt vat op heeft142. Naast spectaculaire prijsstijgingen op de private woningmarkt, zien we ook een inkrimping van de private huurmarkt. Het is echter moeilijk om de verschillende trends inzake wonen in kaart te brengen wegens een gebrek aan relevante, betrouwbare cijfers. Vooral over de kwaliteit en de betaalbaarheid van woningen is er een groot datagebrek.
Sociale huisvesting Gent telt momenteel zo’n 15.000 sociale woningen, waarvan er ongeveer 900 gerenoveerd en dus niet verhuurd worden. De eigenaars van deze woningen zijn erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, het OCMW en de stad. Deze sociale wooneenheden vormen ongeveer 12% van het Gentse woonbestand. Sociale huurders vormden in 2001 29% van de huurders. Gent scoort het hoogst van de Belgische grote steden in het aandeel huishoudens dat een sociale woning huurt143. De sector kampt met vele knelpunten, zoals de beschikbare middelen, de procedures bij de realisatie van nieuwe projecten, de leefbaarheid en de transparantie en toegankelijkheid voor kandidaat-bewoners. Ondanks het grote aanbod aan sociale huisvesting, blijkt de vraag nog groter. Naar schatting zouden er bovenop het huidige aanbod nog 6.900 extra sociale woningen bij moeten komen. In 2003 waren er 8.417 dossiers van kandidaat-huurders, waarvan er nu 5.078 in Gent wonen. De kandidaat-huurders zoeken hoofdzakelijk een woning in Gent-centrum en in de 19de-eeuwse gordel en vragen vaak naar ruime éénsgezinswoningen of woongelegenheden met voldoende kamers, gecombineerd met een buitenruimte144. 45 Deze cijfers, afkomstig uit de stadsmonitor, hebben wel slechts betrekking op het merendeel van de verhuurde sociale woningen. De sociale woningen die verhuurd worden door het OCMW en de stad Gent, 10 à 20% van het sociaal woonpatrimonium, zijn hierin niet opgenomen. 46 In het leefbaarheidsonderzoek vinden we in 2002 en 2005 72% eigenaars en 24% huurders. 47 In de socio-economische enquête 2001 vinden we dat 55% van de huishoudens een tuin heeft. In het leefbaarheidsonderzoek bedraagt dit 67% in 2002 en 2005. Er is een merkbare afname van de beschikking over een eigen tuin bij sociale huurders in 2005 ten opzichte van 2002 in het leefbaar heidsonderzoek. 8% van de respondenten van het leefbaarheidsonderzoek van 2005 beschikt niet over een buitenruimte (koer/ balkon/tuin). 62% van de huishoudens in het leefbaarheidsonderzoek in 2005 en in 2002 beschikken over een garage, tegenover 43% in de socio-economische enquête van 2001 De verschillen tussen beide onderzoeken kunnen te wijten zijn aan enerzijds de selectiviteit van de steekproef van het leefbaarheidsonderzoek ten opzichte van de bijna volledige populatie van de socioeconomische enquête en anderzijds aan het verschil tussen de wettelijke en reële situatie en mogelijke onderrapportering in de socio-economische enquête. Bron: Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p.
Volgens de stadsmonitor duurt het in 2006 meestal 1 jaar en 1 maand vooraleer een kandidaat-huurder een sociale woning kan betrekken45. In 2001 bedroeg de wachttijd nog 2,5 jaar145. Hiermee scoort Gent het best van alle Vlaamse centrumsteden146. Recent zou de wachttijd evenwel weer oplopen. Ook de veldwerkers voelen de wachttijden anders aan dan de cijfers aangeven. Zij spreken van eerder 2,5 jaar voor een studio of appartement en vier à vijf jaar voor een eengezinswoning.
Kwaliteit van de woning Bijna twee derde van de huishoudens woonde in 2001147 in een eengezinswoning, ongeveer één derde in een appartement of studio. Het aandeel appartementen is het grootst in de stadskern. Het aandeel eigenaars is gestegen van 48% in 1991 naar 53% in 2001. De perifere stadsdelen hebben een groter aandeel eigenaars dan de kern van de stad. Ongeveer 45% van de woningen wordt verhuurd46. In Gent en andere grootsteden zien we veel oude woningen. Tenzij ze gerenoveerd werden, weerspiegelen deze woningen nog zeer duidelijk de lagere comfortnormen van de periode waarin ze gebouwd werden. Naargelang het om arbeiders- dan wel burgerhuizen gaat, zijn deze comfortnormen wel verschillend. 37% van de woningen in Gent werd gebouwd vóór de Tweede Wereldoorlog. In de 19de-eeuwse gordel loopt dit op tot 60% van de woningen. Aan de andere kant is ook 16% van de woningen minder dan 20 jaar oud. Die woningen treffen we vaker aan in de perifere stadsdelen. In 2001 acht 78% van de huishoudens zijn woning in goede staat, zonder dat herstellingen nodig zijn aan de elektrische installatie, binnen- of buitenmuren, ramen, dakgoot of dak148. Nog steeds beschikt 6% van de woningen niet over een badkamer met stromend warm water en een wc. In 2001 had 63% van de woningen minstens een middelmatig comfort (badkamer, wc en centrale verwarming). Tien jaar eerder was dat nog 49%. Dit past binnen de algemene trend van comforttoename. Verder beschikt 55% van de huishoudens over een tuin en 43% over een garage47. Daartegenover typeert een schatting door deskundigen 16.000 Gentse woningen of 15% als ‘slechte woningen’. Dit is het hoogste aandeel in Vlaanderen. Zelfs in absolute cijfers telt Gent meer ‘slechte woningen’ dan Antwerpen, dat een dubbel zo groot woonpatrimonium heeft. Bovendien wordt verwacht dat zonder doortasten-
Omgevingsanalyse
48
48 Slechte woningen is een begrip zoals gedefinieerd in de studie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AROHM en de Cellen Huisvesting van de provinciale afdelingen van AHROM; Bron: Dienst Stedenbeleid en internationale betrekkingen – Stad Gent (2005), Grootstedenbeleid 2005–2007 Bijzonder programma huisvesting – Omgevingsanalyse. Gent 19p 49 Het gaat om een selecte steekproef: met een beperkt budget werden die straten geselecteerd waar de kans op ‘slechte’ woningen het grootst was. 50 Screenings werden uitgevoerd in de wijken Brugse Poort, Rabot en Sint-Amandsberg. 51 Deze woningen die in aanmerking komen voor ongeschikt- of onbewoonbaar verklaring hebben meer dan 18 punten op de score voor de Vlaamse wooncode. De meest voorkomende problemen zijn risico op co-intoxicatie, onveilige gasleidingen, vochtproblemen in dak en/of muren, vochtproblemen in vloer en/of kelder en problemen met de elektrische installatie.
de renovatie- en vervangingsinitiatieven het aantal slechte woningen snel verder zal toenemen48. Vooral in de stadsgordel is de woonkwaliteit laag. Dit blijkt tevens uit een gerichte en selecte49 screening van 75 tot 80% van de woonentiteiten in een aantal straten in de 19de-eeuwse gordel50. In de Brugse Poort komt in principe 71% in aanmerking voor een ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring51, in de wijk Rabot 62%. Bij vergelijkbare screenings werd 62% van de woningen aangeduid als mogelijks ongeschikt of onbewoonbaar. Vermoedelijk is dit cijfer extrapoleerbaar naar andere wijken in de 19de-eeuwse gordel. Er is in Gent een fundamenteel gebrek aan data over de kwaliteit van de woning. Tot nu toe zijn alle gegevens gebaseerd op de mening van de bewoners, die vaak de kwaliteit van de woning moeilijk kunnen inschatten. Op federaal en Vlaams niveau is er een verhoogde aandacht en onderzoek rond wonen. Het is nog wachten op onderzoek waarbij experts de kwaliteit van de woning op lokaal niveau vaststellen.
Subjectieve beleving van de woning De algemene tevredenheid van de Gentenaars met hun woning is bijzonder groot: 89% van de respondenten in het leefbaarheidsonderzoek143 is tevreden of zeer tevreden met zijn woning. De tevredenheid over de verschillende deelaspecten van de woning ligt iets lager.
27
Tevredenheid grootte van de woning graad van comfort kwaliteit van de woning verhouding prijs-kwaliteit het uitzicht, model en vorm geluidsisolatie tov buren
80% 78% 77% 70% 70% 56%
Leefbaarheidsonderzoek150, percentage respondenten dat ‘tevreden is met …’
De index voor de kwaliteit van de woning veranderde niet significant tussen 2002 en 2005. Enkel in het noordoosten en zuidwesten is er een significante verbetering van de gepercipieerde woonkwaliteit. De kwaliteit van de woning scoort beter dan de woonomgeving, buurtbinding, sociale relaties, veiligheid, voorzieningen in de buurt en relatie tot de stad. Al deze elementen van leefbaarheid bepalen mee de mate waarin men tevreden is over het wonen in de buurt en zijn een onderdeel van het woonbeleid.
Betaalbaar wonen? Ook op gebied van de betaalbaarheid is er een fundamenteel datagebrek voor Gent. Er zijn geen Gentse cijfers over de kwaliteit en de prijzen op de private huurmarkt. Er zijn wel enige gegevens bekend over de koopmarkt. In Gent worden vooral kleine en middelgrote woningen verhandeld en relatief minder bouwgronden, appartementen en grote woningen. In 2004 werden 243 percelen bouwgrond verkocht, 972 appartementen, 2.261 kleine en middelgrote woningen en 194 grote woningen151. De betaalbaarheid van koopwoningen is fors gedaald: de gemiddelde verkoopprijs van kleine en middelgrote woningen en appartementen is de afgelopen twaalf jaar gestegen van 37.000 euro tot 101.000 euro (+173%). Het minimale huishoudinko© Caroline Vincart
Gent: cijfers & trends
52 Voor de berekening mag het maandelijks af te betalen bedrag op de hypotheeklening niet meer dan 35% van het maandinkomen bedragen. Door het beperkte aantal verkochte woningen en de wisselende kwaliteit moet toch met enige omzichtigheid de verkoopsprijzen van de jaren vergeleken worden.
49
men dat nodig is om een lening te kunnen aangaan voor het volledige aankoopbedrag is in dezelfde periode gestegen van 14.500 euro tot 28.000 euro (+93%). Tussen 2000 en 2004 is het aandeel huishoudens dat een kleine of middelgrote woning of appartement kan betalen gedaald van 43% naar 25%52. Hierdoor situeert Gent zich in de middenmoot van de centrumsteden qua betaalbaarheid. Bovendien merken we dat de prijs van goedkope huur- en koopwoningen veel sneller stijgt dan de kwaliteit ervan152. Woonkosten, waaronder ook de energiekosten, vormen een steeds belangrijker uitgavenpost in het huishoudbudget. De grote groep kwetsbare bewoners met een klein inkomen of vervangingsinkomen, evenals de groepen met specifieke behoeften, zoals ouderen en personen met een handicap, vinden in grote steden zoals Gent vaak geen aansluiting op de woning markt en hebben nood aan een gedegen woonbeleid en soms aan opvang- en zorginitiatieven.
4 7 Stadvernieuwingsprojecten zorgen voor een nieuwe dynamiek Om delen van de stad fysiek en sociaal te vernieuwen, maakt Gent gebruik van verschillende fondsen: • het federaal Grootstedenbeleid • het Europese doelstelling 2-programma • het Vlaams Stedenfonds • het Federaal Grootstedenbeleid Huisvesting • het Vlaams Stadsvernieuwingsfonds • twee Europese interreg-projecten • het Federaal Impulsfonds voor Migranten • het Veiligheidscontract • het Mercuriusfonds • subsidies via de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Er wordt geïnvesteerd in strategische stadsvernieuwingsprojecten die zorgen voor een fysieke en sociale vernieuwing en zo een buurt, wijk of stadsdeel een nieuwe dynamiek kunnen geven. Op de Trefil Arbedsite en in de Nieuwe voorhaven worden oude industriële sites gesaneerd, heropgefrist en ingevuld met een mengeling van voornamelijk bedrijvigheid, wonen en groen. In de Brugse Poort en Rabot wordt de dichte bebouwing doorbroken door nieuwe buurtparken en buurtpleinen. Huisvestingsprojecten en een uitbreiding van de infrastructuur moeten er een betere sociale en multifunctionele mix realiseren. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen voor een nieuw stadsvernieuwingsproject in Ledeberg. Al deze fysieke ingrepen kunnen particulieren ook aanzetten tot eigen initiatieven. Verder wordt gewerkt aan een uitbreiding van onder meer het lokale cultuur-, sporten jeugdaanbod, investering in gebiedsgerichte werking, een propere leefomgeving, culturele wijkinfrastructuur, sociale cohesie en samenlevingsopbouw.
4 8 De ruimtelijke structuur volgt de maatschappelijke ontwikkelingen Menselijke activiteiten zoals wonen, economische bedrijvigheid en vrijetijdsbesteding zijn erg veranderlijk onder invloed van de heersende maatschappelijke trends. Ze vragen om bijkomende ruimte, maar een stad zoals Gent kan zich daar maar geleidelijk op afstemmen. De ruimtelijke structuur heeft immers een veel trager veranderingsritme en een beperkte aanpasbaarheid.
Kenmerken van de ruimtelijke structuur van Gent De binnenstad is het historisch-cultureel handels- en dienstencentrum met niet alleen regionale, maar ook internationale functies en bepaalt sterk het beeld van Gent. De stedelijke ruimte vormt een aaneengesloten bebouwing rond de binnenstad, strekt zich uit tot in de Kanaalzone en is via steenwegen vergroeid met de rand stedelijke kernen Lochristi, Destelbergen, Merelbeke, Melle, De Pinte, Sint-MartensLatem en Evergem. De interne structuur van deze stedelijke ruimte is naar karakter
50
Omgevingsanalyse en naar functioneren evenwel erg verschillend en weerspiegelt sterk de maatschappelijke ontwikkeling. De stadsring R40 omringt de historische Kuip en fungeert als ringvormige verkeersader met vooral grootschalige residentiële, commerciële en kantoorontwikkelingen. De 19de-eeuwse arbeiderswijken zijn dicht bebouwd en verweven met grooten kleinschalige industriële complexen. Ze bevinden zich binnen en buiten de voormalige stadswallen die nu grotendeels het tracé van de stadsring vormen. De stadsrand waaiert uit over een ruim gebied en heeft een meer residentieel karakter, gekenmerkt door een minder dichte bebouwing. De stationsomgeving Gent-Sint-Pieters is multifunctioneler, met in het zuiden grootschalige onderwijsfaciliteiten. Langs het kanaal Gent-Terneuzen en de R4-Oost Kennedylaan bepalen de grote havengebonden bedrijven en maritieme infrastructuur het beeld en de ruimte. De internationale wegverbindingen E40, E17/B401 en R4 zijn bepalend voor de nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het zuiden van de stad, zoals Flanders Expo, het Universitair Ziekenhuis, het wetenschapspark Ardoyen en de kantoorontwikkelingen in Merelbeke. De omgeving waar deze verbindingen kruisen, is sterk gericht op gespecialiseerde productie, maar ook op logistieke en andere diensten. Door deze ontwikkelingen zijn de randstedelijke kernen Sint-Denijs-Westrem, Zwijnaarde en Merelbeke opgenomen in de stedelijke ruimte. De steenwegen naar Antwerpen, Brussel en Kortrijk zijn belangrijke invalswegen naar het centrum en vormen met hun concentratie aan grootschalige kleinhandelszaken economische aders voor de gehele stedelijke ruimte en omliggende woonomgeving. Deze lintvormige ontwikkeling stopt niet aan de gemeentegrenzen en kenmerkt ook de ruimtelijke structuur van Lochristi, Melle en Sint-Martens-Latem. De valleien zijn zowel vanuit natuurlijk, recreatief als landschappelijk oogpunt bepalende elementen. De Kalevallei met de Vinderhoutsebossen en de Moervaart liggen voornamelijk in open gebied. Leie- en Scheldevallei daarentegen zijn sterk versneden door bebouwing, infrastructuren en intensieve recreatie. Ze liggen voor een belangrijk deel ingesloten tussen bebouwde gebieden. De kernen Drongen en Heusden worden door de valleien van de stedelijke ruimte afgescheiden. In het westen geeft de confrontatie tussen stedelijke ruimte en vallei een scherpe stedelijke rand. De uitbreidingen rond de kernen van de perifeer gelegen dorpen lijken sterk op deze stadsrand. De verkavelingen in Oostakker doen deze kern aansluiten bij de stadsrand. In het noorden bepalen de straatdorpen Wittewalle (Oostakker), Desteldonk, Mendonk en Sint Kruis-Winkel met hun lintvormige ontwikkeling de ruimtelijke structuur van de Moervaartvallei en van de omgevende landbouw- en serregebieden. De grote dekzandrug Stekene-Maldegem in het noorden ligt nog deels binnen de gemeentegrens. Het gesloten karakter van deze zandrug wordt versterkt door de aanwezige boscomplexen. De kasteelparken, de aansluitende boscomplexen en verspreide residentiële bebouwing karakteriseren samen met de landbouwactiviteiten de ruimtelijke structuur van de zuidelijke open ruimte tussen Sint-Martens-Latem, Sint-Denijs-Westrem, De Pinte en Zwijnaarde.
Gent: cijfers & trends
28
Synthese van de bestaande ruimtelijke structuur van Gent
51
Omgevingsanalyse
52
Maatschappelijke invloed op de ruimte Sommige maatschappelijke trends hebben een sterke impact op de ruimtelijke structuur van Gent. Meer vraag naar woningen De bevolkingsgroei, gezinsverdunning en fiscale overheidsingrepen inzake vastgoed, zoals meeneembare registratierechten, zijn zichtbaar in het actuele ruimtegebruik153: Slechts 27% van de vergunde bijkomende woningen in de periode 2002–2005 zijn eengezins-woningen. De overige zijn appartementen en studio’s. Deze bijkomende woningen worden vooral opgetrokken in het grootstedelijk gebied, maar dit aandeel neemt gestadig af, van 95% in 2002–2003 tot 70% in 2005. Het aantal stedenbouwkundige aanvragen voor meergezinsgebouwen was hoog in 2005. Gebouwen die voordien geen woonfunctie hadden (industrie, handel, horeca, overheid) worden steeds meer omgebouwd tot woningen. Dat was in 2005 het geval voor 34 gebouwen. Verkavelingen worden verder ingevuld of aangepast aan de nieuwe leefstijlen. In 2005 waren er 48 aanvragen tot wijziging van de verkavelingsvergunning. Het aantal nieuwe verkavelingen bleef laag met 24 aanvragen. Tussen 2002 en 2005 groeide het woongebied in de bestemmingsplannen aan met 62 ha, wat ruimte biedt voor circa 2.155 bijkomende woningen. Gezien de vraag naar gronden en gebouwen zal deze ruimte snel ingevuld worden. Onder meer door de verdere uitbouw van de kleinhandelsfunctie en de toeristischerecreatieve infrastructuur blijft de druk op de woonfunctie in de binnenstad wel bestaan. De latente vraag naar zo’n 25.000m² bijkomende ruimte voor binnenstedelijke shopping markeert dezelfde trend. Vooral in de stadsvernieuwingswijken, maar ook in andere 19de-eeuwse en vroeg 20ste-eeuwse wijken en in de stadsrand vinden groot- en kleinschalige renovaties plaats. Zo werden in 2005 742 eengezinswoningen verbouwd. De grootschalige vernieuwing betreft hoofdzakelijk de nieuwbouw van meergezinsgebouwen op voormalige industriële sites of verlaten kantoorlocaties, nog onbebouwde percelen of verloederde gehelen. Opvallend is de vernieuwing in de zogenaamde ‘poortstraten’. Meer vraag naar ruimte voor economische activiteiten De economische centrumfunctie van Gent gaat gepaard met een grote vraag naar ruimte voor economische activiteiten. Overheidsingrepen zoals de ontwikkeling van bedrijventerreinen zullen de ruimtelijke structuur ongetwijfeld wijzigen. In 2005 werden voor nieuwbouw 45 stedenbouwkundige aanvragen voor industriële gebouwen ingediend, 13 voor handel, horeca en diensten en 12 voor kantoorgebouwen. Voor verbouwingen waren er 138 stedenbouwkundige aanvragen voor handel, horeca of diensten, 30 voor industrie en 18 voor kantoren154. Tussen 2002 en 2005 is zo’n 67 ha bestemd als nieuw bedrijventerrein. Op die vier jaar tijd zijn 10 ha nieuwe bedrijventerreinen klaargemaakt voor uitgifte. De Antwerpse- Brusselse- en Kortrijksesteenweg zijn zich steeds verder aan het ontwikkelen als economische dragers voor Gent en zijn randgemeenten. Dit veroorzaakt een toenemende druk op de verkeersfunctie en de leefbaarheid van de omgevende buurten155. In het zeehavengebied wordt de economische ruimte de voorbije jaren steeds intensiever gebruikt, zoals in het Skaldenpark en op de terreinen rond het Mercatordok. Ook worden meer en meer terreinen bouwrijp gemaakt, onder meer aan de MoervaartZuid, het Kluizendok en de Langerbruggekaai156. De groei van de kennistechnologie zorgt voor een verdere invulling en verdichting van de bestaande economische terreinen langsheen de E40 en E17, zoals de site van het Universitair Ziekenhuis, het wetenschapspark Ardoyen en de kantoorontwikkelingen
Gent: cijfers & trends
53
tussen Gent en Merelbeke. Ook nieuwe terreinen worden bouwrijp gemaakt, zoals het Eilandje in Zwijnaarde, Reyvissche en de Ottergemsesteenweg. Meer vraag naar ruimte voor recreatie en vrijetijdsbeleving Meer vraag naar vrije tijd, naar meer recreatie buitenshuis en een grotere aandacht naar leef- en woonkwaliteit hebben ook hun uitlopers in het stadsweefstel157. Enerzijds vergroten ze de vraag naar extra ruimte, zoals bijvoorbeeld een speelbos, bijkomende verdichting van Blaarmeersen, nieuwe sportinfrastructuur, fiets- en wandelpaden, (wandel)bossen, natuurgebieden, … Anderzijds vragen ze ook een andere invulling van de directe woonomgeving: meer private buitenruimte, meer bruikbare (groene) ruimte, private en openbare parken, … In 2005 zijn de meeste voorbereidingen genomen om het aantal inwoners dat over 10 m² openbaar recreatief groen beschikt te verhogen: 42%-45% tegenover 33% in 2002. Met de nieuwe of geplande parken (Brugse Poort, FNO-park, Sint-Baafskouter, Groene Velden, Malmar …) is ook de uitvoering van deze taakstelling op snelheid gekomen. De beschermde groenoppervlakte is tussen 2002 en 2005 minstens met 175 ha of 14% toegenomen ten opzichte van de 1.281 ha groenbestemmingen uit het gewestplan. Dit betekent niet dat deze groene bestemmingen al gerealiseerd zijn, maar wel dat bij realisatie de ruimtelijke structuur grondig zal wijzigen. In de periode 2002–2005 zijn de waardevolle en minder waardevolle vegetaties met 1,2% gedaald. Deze lichte vermindering kan in grootte-orde op stadsniveau als een status-quo worden beschouwd. 53 Via het gewestelijk ruimtelijk uitvoerings plan ‘afbakening zeehavengebied Gent’, 2005 en gewestelijk ruimtelijk uitvoerings plan ‘afbakening grootstedelijk gebied Gent’, 2005.
De grotere valleigebieden in Gent-Kalevallei, Moervaartvallei, Leie- en Scheldevallei hebben door recente herbestemmingen53 een grotere bescherming gekregen. Daardoor zijn ze niet alleen als structuurbepalend element bevestigd maar zullen ze voor de stedeling ook een grotere rol spelen als onderdeel van de stedelijke ruimte. Concreet blijkt dat het aandeel inwoners dat binnen 400 meter loopafstand woont van openbaar buurtgroen gestegen is van 75% in 2004 naar 87% in 2006158. Ook het aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende groen is in de buurt is toegenomen: van 67% tot 73%.
4 9 Conclusie De behoefte aan ruimte om te wonen, gecombineerd met een bevolkingsgroei en verdere gezinsverdunning, zet de Gentse fysieke ruimte onder druk. Daarbij leidt de stedelijke economische centrumfunctie tot een vraag naar bijkomende bedrijventerreinen. Dit zorgt niet alleen voor extra druk op de ruimte maar ook op de verkeersfunctie en de leefbaarheid van de omgevende (woon)buurten. Inzake leefkwaliteit hechten de bewoners een grote waarde aan groen en rust. Sociale veranderingen zoals een hoger stedelijk activiteitenniveau en een verspreiding van de functies wonen, werken en ontspannen leiden tot een toenemende vraag naar vervoer, die om redenen van comfort vaak door de auto wordt ingevuld. Gevolgen hiervan zijn een toename van verzadigingspunten in het verkeer en het gebruik van sluipwegen, waardoor de draagkracht van de infrastructuur wordt overschreden, wat op zich weer weegt op de veiligheid en de leefbaarheid. Valide lokale cijfers zijn voor dit domein evenwel schaars. Vanuit milieu-oogpunt kampen stedelijke gebieden met een aantal kenmerken die vaak wegen op de leefbaarheid. Voor Gent is dit een geschiedenis van slechte opper vlaktewaterkwaliteit, een hoog aantal potentieel verontreinigde sites, een verhoogde aanwezigheid van fijn stof, het probleem van sluikstorten en allerlei vormen van hinder. Sommige aspecten kunnen een bedreiging zijn voor de gezondheid, maar daarover bestaan op lokaal vlak geen cijfers. Positief is wel de erkenning van de problemen en de aanpak ervan, ook al valt niet alles cijfermatig in kaart te brengen. Voor sommige subdomeinen werpt dit reeds vruchten af en is er een evolutie naar een positieve balans.
Omgevingsanalyse
54
Stadsvernieuwingsprojecten zijn uitermate geschikt om sociale en fysieke vernieuwing te realiseren. Deze projecten worden mogelijk gemaakt door de gebundelde inzet van verschillende fondsen die de leefbaarheid van de stad verhogen. Maar op korte en middellange termijn zijn er minpunten. Zo weegt de realisatie van dergelijke grootschalige projecten tijdelijk op de leefbaarheid van de buurt. Daarbij komt dat deze projecten elkaar opvolgen in de tijd, zodat fysieke en sociale vernieuwing een erg geleidelijk proces is. Positief zijn evenwel de integrale aanpak, het relatief ‘directe’ resultaat voor de buurt en de ‘zichtbare’ sociale en fysieke vernieuwing. Eindnoten 110 Milieubeleidsplan Stad Gent 2005–2009 (2005) Stad Gent Milieudienst, Ecolas NV-Pantarein, 201p 111 Barometer voor duurzame ontwikkeling, editie 2004 (2004), Stad Gent, 55p 112 Milieubeleidsplan Stad Gent 2005–2009 (2005) Stad Gent Milieudienst, Ecolas NV-Pantarein, 201p 113 Gezondheidsraad, Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek. (2004) Natuur en gezondheid: Invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden. Deel 1 van een tweeluik: Verkenning van de stand der wetenschap. Den Haag. 114 Barometer voor duurzame ontwikkeling, editie 2004 (2004), Stad Gent, 55p + update milieu-indicatoren 2005 115 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 116 Algemene Omgevingsanalyse voor Vlaanderen 2004–2009, Bijdrage Vlaamse Administratie aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse regering, (2004), Brussel, 328p 117 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 118 Milieubeleidsplan Stad Gent 2005–2009 (2005) Stad Gent Milieudienst, Ecolas NV-Pantarein, 201p 119 Milieuklachten 2004–2005 in overzicht input Departement Milieu, Groen en Gezondheid voor omgevingsanalyse (2006), Gent, 13p 120 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 121 Nuyts E., Zwerts E. (2001) Onderzoek verplaatsingsgedrag stadgewest Gent (januari 2000-januari 2001): 3A Analyse Personen Vragenlijst, Provinciale Hogeschool Limburg – Vlaamse Gemeenschap, 214p 122 Nuyts E., Zwerts E. (2001) Onderzoek verplaatsingsgedrag stadgewest Gent (januari 2000-januari 2001): 3A Analyse Personen Vragenlijst, Provinciale Hogeschool Limburg – Vlaamse Gemeenschap, 214p 123 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 124 Stadsmonografie Gent 2003 (2003), Administratie Planning en Statistiek, D/2003/3241/121, 209p 125 Ruimtelijk structuurplan Gent (2002) Stad Gent – Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 344p 126 Overzichtstabellen passagiers van De Lijn voor tram, trolley, bus en totaal 1991–2005 127 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 128 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 129 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 130 nota over fietstellingen 2006 (2006) Dienst Mobiliteit Stad Gent, 10p 131 Nuyts E., Zwerts E. (2001) Onderzoek verplaatsingsgedrag stadgewest Gent (januari 2000-januari 2001): 3A Analyse Personen Vragenlijst, Provinciale Hogeschool Limburg – Vlaamse Gemeenschap, 214p 132 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p en Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 133 Tabellenrapport van de veiligheidsmonitor 2006 Stad Gent (2007) Lokale Politie Gent, 72p. 134 De resultaten van de veiligheidsmonitor 2004, Stad Gent (2005) Lokale Politie Gent, 21p + 58p tabellen 135 De resultaten van de veiligheidsmonitor 2004, Stad Gent (2005) Lokale Politie Gent, 21p + 58p tabellen. En de resultaten van de veiligheidsmonitor 2000 en 2002 136 Lokale Politie Gent (2007), Maatregelen 2007 ter beheersing van de criminaliteit, (presentatievorm). 137 www.lokalestatistieken.be (ander informatie over criminaliteitsgraad in de stadsmonitor) 138 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 139 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 140 www.lokalestatistieken.be
Gent: cijfers & trends
55
141 Nota vanuit politie n.a.v. omgevingsanalyse (2006) Politie Gent, 6p 142 Dienst Stedenbeleid en internationale betrekkingen – Stad Gent (2005), Grootstedenbeleid 2005–2007 Bijzonder programma huisvesting – Omgevingsanalyse. Gent 19p 143 Tabellen Socio-economische enquête 2001 (2006) aangeleverd door NIS, verwerking door ABIS, Stad Gent. 144 Dienst Stedenbeleid en internationale betrekkingen – Stad Gent (2005), Grootstedenbeleid 2005–2007 Bijzonder programma huisvesting – Omgevingsanalyse. Gent 19p 145 Dienst Stedenbeleid en internationale betrekkingen – Stad Gent (2005), Grootstedenbeleid 2005–2007 Bijzonder programma huisvesting – Omgevingsanalyse. Gent 19p 146 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p 147 Tabellen Socio-economische enquête 2001 (2006) aangeleverd door NIS, verwerking door ABIS, Stad Gent. 148 Tabellen Socio-economische enquête 2001 (2006) aangeleverd door NIS, verwerking door ABIS, Stad Gent. 149 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 149 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 151 www.lokalestatistieken.be 152 Startnota Omgevingsanalyse Lokaal Sociaal Beleid Gent, (2005) Stad Gent – OCMW Gent – Welzijnsoverleg Regio Gent, 60p 153 Nota ‘Markante cijfergegevens over bouwen in Gent’, dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, oktober 2006 en Jaarverslag 2002/2005 uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Gent, juni 2006. 154 Jaarverslag 2002/2005 uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Gent, juni 2006. 155 Voorstudie voor ruimtelijke uitvoeringsplannen voor drie Gentse hoofdsteenwegen, Stad Gent, november 2006. 156 Ontwerp van strategisch plan voor de Gentse kanaalzone, juli 2006. 157 Jaarverslag 2002/2005 uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Gent, juni 2006 158 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p
56
Omgevingsanalyse
Gent: cijfers & trends
57
Hoofdstuk 5
Stedelijk burgerschap Een goed stedelijk beleid wordt aangestuurd door het stadsbestuur, maar speelt zich niet af boven de hoofden van de bevolking. Het concept burgerschap duidt het belang aan van de Gentenaar als speler in het stedelijke beleid. Bij burgerschap gaat het om tweerichtingsverkeer, waarbij zowel de burger als de overheid hun verantwoordelijkheid opnemen. Ook van het maatschappelijke middenveld wordt een verantwoordelijke, actieve betrokkenheid verwacht. Nochtans vindt de overgrote meerderheid van de Vlamingen de rol van de overheid veel belangrijker dan de eigen inzet als burger als het erop aankomt de rechten van de mensen in een democratie te vrijwaren. De oproep om zich als burger actief en verantwoordelijk op te stellen tegenover de overheid vindt vooral gehoor bij hooggeschoolden, de mannelijke bevolking, degenen die ooit lid zijn geweest van een of meer verenigingen en degenen die al vertrouwen stellen in de overheid159. Van vier dimensies van ‘goed burgerschap’ vindt de gemiddelde Vlaming de plichten de belangrijkste, actief politiek burgerschap staat helemaal onderaan: • de plichten: het gehoorzamen aan wetten en verplichtingen nakomen • wereldburgerschap: bewust producten kiezen en mensen helpen in de rest van de wereld • verdraagzaamheid: respect, verdraagzaamheid, loyauteit • actief politiek burgerschap: stemmen, activiteiten van de overheid opvolgen en actief zijn in sociale of politieke verenigingen Voor Gent zijn er over deze eerste drie dimensies geen gegevens op stedelijk niveau beschikbaar. Omdat actief (politiek) burgerschap in het stedelijke beleid als steeds belangrijker wordt gezien, wordt in dit hoofdstuk daarop de klemtoon gelegd.
5 1 Op de goede weg maar een bredere en diepere participatie is geboden Vragen aan de mensen om te participeren, veronderstelt een goed functionerende communicatie van de lokale overheid naar haar bewoners. Gentenaars moeten dus eerst goed geïnformeerd worden zodat de vraag naar participatie hen ook daadwerkelijk bereikt.
Informatie en voorlichting De Stad beschikt over verschillende kanalen om de burgers te informeren. Maandelijks wordt het Stadsmagazine bedeeld in alle brievenbussen in Gent. In het Stadsmagazine worden diverse initiatieven van het stadsbestuur op een vlotte en aantrekkelijke manier belicht. Op basis van de persmededelingen van de Stad verschijnt wekelijks ook TAM TAM: een dubbele pagina in de donderdageditie van het advertentieblad De Streekkrant. Via de Stadstelevisie Gent, een informatief magazine op de Oost-Vlaamse televisie AVS, wil het stadsbestuur de bevolking in de stad en provincie informeren over de uitgebreide dienstverlening, de infrastructuur, het beleid en de stedelijke initiatieven. Verder is er ook heel wat informatie beschikbaar op de stedelijke website, via Gentinfo en meer recent via de infokiosken. De website van de stad wordt frequent gebruikt om informatie op te zoeken. In 2005 waren er 52.165.987 paginaopvragingen op de site, of 68.996.031 hits wanneer ook de homepage wordt meegeteld. Met het aantal hits op de stedelijk website stond Gent in 2001 op de 4de plaats van 65 steden in de 15-EU landen die deelnemen aan de urban audit160. En het aantal hits op de website blijft verder stijgen. De informatie over de Gentse Feesten, de woonsite en het stadsplan worden het vaakst geraadpleegd. Via de digitale infokiosken is ook heel wat informatie beschikbaar voor wie in de stad rondloopt. Sinds 2005 kan men op 20 plaatsen in de stad, zowel in het centrum als in de perifere stadsdelen, dag en nacht allerlei informatie opzoeken, onder meer over vervoer en verkeer, hotels en restaurants, stadsdiensten, het stadsplan en de Gentse
Omgevingsanalyse
58
evenementenkalender. Deze informatie kan ook worden afgedrukt en men kan gratis een e-mail versturen naar een zelfgekozen e-mailadres. Sinds 2003 functioneert Gentinfo als centraal aanspreekpunt voor de Gentenaar, waarmee men de bewoners correct en tijdig informeert over beslissingen van het stadsbestuur, over het stadsleven in het algemeen en bij crisissituaties. In 2005 werd er 63.093 keer contact opgenomen met Gentinfo. In 97% van de gevallen gaat het om een wegwijsvraag, in 3% om een melding (een probleem signaleren) en in een minderheid van 0,2% om een suggestie.
54 De twee cijfers (64% tevreden over mate van geïnformeerd zijn in de stadsmonitor 2006 en 48% in het leefbaarheidsonderzoek 2005) zijn erg verschillend. Toch kunnen we ze niet zomaar vergelijken, dus over een evolutie spreken kan niet, onder meer omdat de vraagstelling niet identiek is en de gebruikte methodologie rond steek proeftrekking en -grootte verschillend is.
Uit het onderzoek ‘De Gentenaars en samenspraak in hun stad’ uit 2002 komt naar voor dat de meningen over informatieverstrekking erg verdeeld zijn: sommigen vinden die heel belangrijk, anderen onbelangrijk161. De helft van de Gentenaars (48%) vindt in 2005162 dat er voldoende communicatie en goede informatie is van het stadsbestuur naar de burger, 12% vindt die onvoldoende54. Wie in het centrum woont, is gemiddeld positiever. Uit de stadsmonitor 2006163 blijkt dan weer dat 64% van de Gentenaars zich in het algemeen voldoende geïnformeerd voelt door de stad, een toename met 5 procentpunten sinds 2004. Gent scoort hiermee wel eerder laag in vergelijking met andere Vlaamse steden, waar dikwijls 80% zich goed geïnformeerd voelt. Naargelang het domein voelen meer of minder Gentenaars zich voldoende geïnformeerd: • activiteiten • voorzieningen • nieuwe ingrepen en plannen • beslissingen van het stadsbestuur
79% 71% 65% 46%
Over deze gebieden voelen mannen en vrouwen zich even goed geïnformeerd. Hoe ouder en hoe lager geschoold, hoe meer men vindt dat men voldoende informatie krijgt.
Inspraak voor bewoners Elk stedelijk beleid is gebaseerd op de representatieve democratie: de burger participeert door zich bij de verkiezingen via zijn stem te laten vertegenwoordigen door een politieke delegatie die mee het beleid bepaalt. Voor een vernieuwend stedelijk beleid is het noodzakelijk meer te investeren in een participatieve democratie: naast een vertegenwoordiging en informatie zijn ook andere vormen van participatie nodig. Het is belangrijk om de bevolking, binnen de gestelde ambtelijke grenzen, te betrekken bij beslissingen op stadsniveau en bij beslissingen over de onmiddellijke leefomgeving. Hierbij rijzen twee vragen: willen wel álle Gentenaars participeren en welke mogelijkheden krijgen ze hiervoor. Mogelijkheid en bereidheid tot participeren Gent heeft een zekere inspraaktraditie. Aan de in 2004 opgestarte Gebiedsgerichte werking gaat een lange voorgeschiedenis vooraf. De Actie Samenspraak begon in 2001 en kadert binnen een niet aflatende zoektocht naar een zo efficiënt mogelijke organisatie van de stad en een zo effectief mogelijke dialoog met de Gentenaar. Binnen het stadsbestuur wordt ook al lang gewerkt met stedelijke adviesraden die knelpunten aankaarten en voorstellen formuleren. In 2004 waren er 17 adviesraden of commissies actief, ofwel in een beleidsdomein (zoals wonen of cultuur) of domeinoverstijgend voor een specifieke groep (jeugd, personen met handicap). Tevens waren er 20 hoorzittingen in 2005 en 25 burgerpeilingen. De voorbije jaren werden verschillende nieuwe overlegstructuren en instrumenten opgezet zoals het overlegplatform Agora, stadsgesprekken, lokaal sociaal beleid, de nieuwe website met aandacht voor e-democratie en Gebiedsgerichte werking. Gebiedsgerichte werking is een specifieke vorm van participatie op wijkniveau en beoogt enerzijds een versterking van de communicatie en actieve participatie van de bevolking in de wijken en anderzijds een betere afstemming tussen de diensten onderling en met externe actoren. Het doel is bij te dragen tot een geïntegreerde beleidsvisie en werking en een beleid dat meer gericht is op duurzame ontwikkeling. Dit
Gent: cijfers & trends
59
gebeurt via een geïntegreerd wijkprogramma, dat opgemaakt wordt in samenspraak met het bestuur, de stadsdiensten en zoveel mogelijk wijkactoren. Gebiedsgerichte werking gaat onder meer het gesprek aan met bewonersgroepen en verenigingen. In de wijken en stadsdelen wordt regelmatig samengewerkt met groepen die een mix zijn van bewoners en andere betrokken actoren (commercieel en overheid). Op die manier wordt een netwerk van wijkactoren opgebouwd, dat cruciaal is om voeling te houden met wat leeft in de wijken. De contacten, vragen en suggesties van bewoners en andere betrokken actoren stijgen merkbaar164. De medewerkers van Gebiedsgerichte werking stellen vast dat etnisch-culturele minderheden en kansarmen soms moeilijk bereikt worden. Daarom worden extra inspanningen gedaan op het vlak van vorming voor medewerkers en concrete acties in de wijken. Momenteel zijn de wijkprogramma’s opgesteld en besproken door een thema commissie van de gemeenteraad. Recentelijk werd gestart met het vrijmaken van wijkbudgetten: een deel van de stadsbegroting wordt geheroriënteerd naar de wijken, waarbij de bewoners binnen de door de overheid afgesproken kaders over het budget beschikken en beslissen. Ook moet het mogelijk zijn om op termijn de bewoners nauwer te betrekken bij de opmaak en de besluitvorming van de begroting, weliswaar via een doordachte en professionele aanpak. Ondanks de inspanningen van de Stad voor een meer participatief beleid, blijft het dus zoeken naar een nog bredere en diepere participatie. Uit het onderzoek over samenspraak in 2002165 blijkt dat een overweldigende meerder heid van 70% van de Gentenaars inspraak en het meepraten over de buurt en de stad (heel) belangrijk vindt. Dit betekent echter niet dat men daarom ook bereid is tijd daarvoor vrij te maken. Voor de buurt wil bijna een derde van de Gentenaars tijd vrijmaken, voor de stad slechts één op vijf. Tevens zijn de meningen over de mate van inspraakmogelijkheden erg verdeeld zijn. Sommigen vinden onvoldoende inspraakmogelijkheden een heel onbelangrijk probleem, anderen een heel belangrijk probleem166. Uit de bevraging van de stadsmonitor in 2006167 blijkt dat 42% van de Gentenaars vindt dat het stadsbestuur hen voldoende consulteert. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de 34% die werd opgetekend in 2004. Gent scoort daarmee nu gemiddeld ten opzichte van de andere centrumsteden. In Gent vindt 49% van de respondenten dat het stadsbestuur voldoende inspanningen doet om de wensen van de inwoners te kennen. Eveneens 49% voelt zich voldoende betrokken bij de veranderingen in de buurt. Hoe lager opgeleid en hoe ouder, hoe meer men vindt dat het stadsbestuur voldoende inspanningen doet om de wensen van de inwoners te leren kennen168. Concrete participatie Naast wat mensen ervan vinden, zijn er ook cijfers over het effectieve gebruik van de inspraakkanalen. Een derde van de Gentenaars nam in 2002169 deel aan minstens één vorm van samenspraak: lidmaatschap van een bewonersgroep, zitting in een adviesof overlegorgaan, deelnemen aan een overlegmoment met ambtenaren en politici of ingaan op een vraag van de stad naar zijn mening. Ongeveer een vierde neemt deel aan een overlegmoment of hoorzitting en eenzelfde aandeel gaat in op de vraag naar hun mening door stad Gent. Bij de deelnemers aan deze vormen van samenspraak zien we vaker hoog opgeleiden en mensen met een hoog inkomen, die openstaan en ruimdenkend zijn en zich niet bedreigd voelen. Zij vinden meer dan de anderen dat het slecht is gesteld met hun invloed op de inrichting van de wijk. De participanten zijn overwegend tussen 55 en 64 jaar en tussen 35 en 44 jaar. Jonger dan 24 jaar of boven de 65 jaar zijn de deelnemers aan deze vormen van samenspraak meestal niet. Voor de deelname aan deze vormen van samenspraak is het niet relevant waar iemand woont (bv. in de stadskern of 19de-eeuwse gordel).
60
Omgevingsanalyse Uit een onderzoek van de UGent in 2006170 blijkt dat 45% van de kiesgerechtigde Gentenaars op een van de volgende manieren participeert aan het stadsbeleid: • informatie verzamelen • antwoorden op een vraag naar de mening van de Gentenaar • deelname aan een overlegmoment of hoorzitting • deelname aan een bewonersgroep • zitting in een participatieorgaan • het beoefenen van een politieke functie
30% 21% 15% 7% 2% 0,3%
In de stadsmonitor 2006 scoort Gent met 23% middelmatig op actieve betrokkenheid van de burger ten opzichte van de andere centrumsteden. Antwerpen haalt 24%. Uit een onderzoek van Universiteit Gent blijkt echter dat de politieke participatiegraad in 2005 in Gent heel wat hoger is dan in Brugge en vooral in Antwerpen: 43,6% tegenover 36,0% en 31,3%. Bovendien blijkt de politieke participatie nog toe te nemen.171
Participatie en output: prioritaire thema’s volgens de Gentenaar Uit een survey die jaarlijks werd uitgevoerd tussen 2000 en 2005172 bij kiesgerechtigde Gentenaren blijkt dat de tevredenheid over het globale stadsbeleid er in die periode lichtjes maar gestaag op vooruitgegaan is: van 6,05 tot 6,7 op een elfpuntenschaal. Wanneer we de tevredenheid nagaan over specifieke aspecten van het beleid zien we als toppers de bibliotheek, toerisme, brandweer en monumentenzorg. Ook cultuurbeleid, onderwijs, openbaar vervoer en sportinfrastructuur scoren goed. Achteraan bengelen facetten zoals parkeerbeleid, openbare werken, stadsfinanciën en het migrantenbeleid. Over de aanpak door de stad van de buurt zijn de meningen van de respondenten uit het leefbaarheidsonderzoek in 2005 heel wat minder positief. Een kwart van de respondenten gaat niet akkoord met de stelling dat de stad voldoende rekening houdt met de mening van de bewoners in haar aanpak van de buurt. Op de vraag of de stad voldoende aandacht heeft voor problemen in de buurt is 28% is neutraal, 17% niet akkoord en 32% antwoordt ‘weet niet’. Tegenover 2002 zien we niettemin een duidelijk positieve evolutie in de houding van de respondenten ten aanzien van de aanpak van de buurten door de stad. De positieve evolutie is het sterkst in het centrum van de stad. Het is duidelijk dat afhankelijk van welke bron en welke mensen werden bevraagd, er andere prioritaire thema’s voor de burgers naar voor komen. Gebiedsgerichte werking inventariseerde als thema’s: • verkeersveiligheid en ontsluiting van gebieden: in 10 wijken • speelruimte en groen vermeerderen, opwaarderen en toegankelijk maken: in 9 wijken • samenleven en verenigingsleven: in 8 wijken • infrastructuur voor vrije tijd: in 7 wijken • de heraanleg van wegen, fietspaden en trottoirs, onderhoud trottoirs: in 7 wijken • wonen en stadsvernieuwing: in 6 wijken. Uit een behoeftenonderzoek door de Dienst Welzijn, het OCMW Gent en het Lokaal Sociaal beleid komen dan weer andere thema’s als belangrijkste naar voor175: gezondheid, wonen en inkomen.
Gent: cijfers & trends
61
5 2 Conclusie Met betrekking tot stedelijk burgerschap wordt vanuit de databeschikbaarheid voor Gent enkel de deeldimensie actief politiek burgerschap naar voor geschoven. Informatie en participatie staan hoog op de agenda van het Gentse stadsbestuur én van de Gentenaar. Tussen de Gentenaars die zich goed geïnformeerd voelen en zij die zich onvoldoende geïnformeerd voelen, ligt een grote groep Gentenaars die geen uitgesproken mening heeft. Essentieel is dat 12% van de Gentenaars aangeeft onvoldoende geïnformeerd te zijn. Vanuit de aanbodzijde blijft de stad dan ook zoeken naar nieuwe vormen van communicatie, zoals Gentinfo en de infokiosken. Aan de vraagzijde tonen de cijfers dat er een verschil is tussen inspraak willen en er daadwerkelijk ook tijd willen voor vrijmaken. Vanuit de aanbodzijde wordt met Gebiedsgerichte werking een belangrijke investering gedaan om de participatie op buurtniveau verder te verbreden en verdiepen. De ervaringen daar geven aan dat dit inspraakinitiatief nu reeds geleid heeft tot meer bewonersgroepen en een groter engagement en participatie van bewoners, met evenwel de beperking dat etnisch-culturele minderheden en kansarmen vaak nauwelijks bereikt worden. Op de vraag welke beleidsthema’s prioritair zijn voor de inwoners komen in de diverse onderzoeken andere onderwerpen naar voor. Naar inhoud is dus voorlopig geen eenduidige conclusie mogelijk. Eindnoten 159 Carton A. en Pauwels G. (2004) Burgerschap in Vlaanderen anno 2004. Vlaanderen Gepeild: De perceptie van de rol van de burger en de overheid in de weegschaal gelegd. Administratie Planning en statistiek, 42p 160 ‘Cities and the Lisbon Agenda’. Urban Audit. Europese commissie. December 2005 161 Lesaffer P., Verlet D., Reynaert H. (2002) De Gentenaars en samenspraak in hun stad. Stad Gent-Universiteit Gent, 195p. 162 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 163 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, 2004, Editie Gent (2004) Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 423p + Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 164 Nota over gebiedsgerichte werking n.a.v. omgevingsanalyse (2006) Gebiedsgerichte werking, 10p 165 Lesaffer P., Verlet D., Reynaert H. (2002) De Gentenaars en samenspraak in hun stad. Stad Gent-Universiteit Gent, 195p 166 Lesaffer P., Verlet D., Reynaert H. (2002) De Gentenaars en samenspraak in hun stad. Stad Gent-Universiteit Gent, 195p. 167 Stadsmonitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Editie 2006 – Preview – Beperkte selectie, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Ugent – Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde Hogeschool Gent, 126p 168 Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van Gent aan de hand van een leefbaarheidsmonitor, 2e editie (2006), Stad Gent – Werkgroep duurzame ontwikkeling, Brussel, 135p 169 Lesaffer P., Verlet D., Reynaert H. (2002) De Gentenaars en samenspraak in hun stad. Stad Gent-Universiteit Gent, 195p 170 Verlet D., Reynaert H., Devos C. (2006) Tevredenheid, vertrouwen, veiligheidsgevoel en participatie in Gent in 2000–2005. Een korte toelichting bij een grootschalige enquête bij kiesgerechtigden in Gent. Vakgroep Politiek Wetenschappen, Universiteit Gent. 171 ‘Burgers in Vlaamse Grootsteden’ (2005) red. Dries Verlet, Herwig Reynaert en Carl Devos, Uitgeverij Vanden Broele, 2005, 136 pag. 172 Lesaffer P., Verlet D., Reynaert H. (2002) De Gentenaars en samenspraak in hun stad. Stad Gent-Universiteit Gent, 195p. 173 Klantentevredenheids- en behoeftenonderzoek bij Stad Gent en OCMW Gent (2005), Stad Gent en OCMW Gent – IBM Consulting Services.
DEEL 2
Interne omgevingsanalyse
Gent: cijfers & trends
63
Hoofdstuk 6
Bestuurlijke kwaliteit en kracht De onmiddellijke nabijheid van de stad en haar bewoners spoort de stedelijke organisatie aan om alert te zijn voor de maatschappelijke noden en ontwikkelingen. Prikkels en opdrachten komen er ook van de hogere overheden, belangengroepen en andere steden. Het is een dubbele beweging: van het stadsbestuur wordt tegelijk méér én minder verwacht, terwijl haar ‘monopoliepositie’ stelselmatig afbrokkelt. Voor die uitdaging staat het stadsbestuur al een tijdje. Getuige daarvan de recente en talrijke hervormingsbewegingen binnen de organisatie. De Stad zoekt naar een gepaste en dynamische positie en organisatiemodel, zodat zij krachtig genoeg is om haar diensten en producten optimaal te plannen, ontwikkelen en leveren. In dit deel van de omgevingsanalyse proberen we die ontwikkeling en zoektocht te vatten in de term bestuurskracht. We nemen daarbij de vrijheid om deze term een bredere inhoud te geven dan doorgaans in de literatuur wordt gehanteerd. Inhoudelijk laten we ons inspireren door de omschrijving die we terugvinden in de studie ‘Een monitoringsysteem voor lokale bestuurskracht’176. Daarin staat bestuurskracht voor de verhouding tussen capaciteit en opdracht: ‘Bestuurskracht is het hebben en aanwenden van capaciteit door een overheidsorganisatie (i.c. een gemeente), ten behoeve van de bestuurlijke keten, in relatie tot een bepaalde opdracht volgens bepaalde criteria.’ Toch is van meet af aan duidelijk dat deze bestuurskracht moeilijk in kaart te brengen is. De organisatie beschikt wel over tal van data en specifieke managementinformatiesystemen, maar voor een adequaat beeld is meer nodig: een samenhangende en kwaliteitsvolle indicatorenset, een monitoringsysteem en een visie voor het systematisch monitoren en interpreteren van bestuurskracht. Voorlopig ontbreken die. Toch zoomen we hier aan de hand van zes thema’s in op enkele belangrijke capaciteiten van het Gentse bestuur. Het afsluitende zevende deel gaat dieper in op de nieuwe opdracht die het stadsbestuur zich stelt.
6 1 Het stadsbestuur evolueert van een louter uitvoerende naar een meer toekomstgeoriënteerde en regisserende organisatie De steeds complexer wordende en veeleisender stedelijke samenleving vraagt van de stedelijke organisatie een grote investering in planning en coördinatie. Daarbovenop winnen samenwerking en netwerking aan belang. De klassieke stadsgrenzen versmelten met netwerken, waardoor de sturende rol en de ‘monopoliepositie’ van het stadsbestuur minder eenduidig worden. Het Witboek spreekt over de ‘rasterstad’ en ziet de rol van het stadsbestuur meer evolueren naar die van ‘netwerkmanager’. De lokale overheid kan niet (langer) alles alleen op zich nemen. De stedelijke organisatie schaart zich dan ook formeel en feitelijk achter de uitgangspunten van de bestuurlijke vernieuwing en governance die het laatste decennium algemene opgang vinden in Europa en Vlaanderen. Dat betekent dat het stadsbestuur van een louter uitvoerende organisatie evolueert naar een meer strategisch plannende en regisserende organisatie. De stad organiseert zich op die ontwikkelingen. Recente antwoorden zijn onder meer: • de invoering van een nieuwe departementale structuur met meer aandacht voor planning en integratie • de aanstelling van een nieuw managementteam • een geactualiseerde personeelsformatie en functieomschrijvingen • de introductie van de projectwerking en opvolging (PRINS) • de gebiedsgerichte werking • programmaregisseurs • stedelijke vernieuwing • de experimenten met de Balanced Score Card • het uitwerken van een strategisch plan op stadsniveau Deze hervormingen professionaliseren het management en willen de regiefunctie van de stadsorganisatie optimaliseren. Volgens het Visitatierapport toont de stad met deze hervormingen een grote ambitie177:
64
Omgevingsanalyse ‘De hervormingen steunen op een strategie: er is een beeld van waar het met de organisatie op hoofdlijnen naartoe moet. De commissie kon vaststellen dat de politieke en ambtelijke leiding achter deze hoofdlijnen staat en daar ook intens bij betrokken is.’ De Vlaamse Visitatiecommissie formuleerde bij deze hervormingen wel twee aandachtspunten178: • de druk van de hervormingen weegt zwaar op de organisatie en leidinggevenden en het is de vraag of de organisatie wel voldoende capaciteit in huis heeft voor al deze hervormingen • wat is de impact van de financiële sanering van de voorbije jaren op de hervormingen, inclusief de plannings- en coördinatiecapaciteit?
6 2 Het stadsbestuur professionaliseert: meer en beter opgeleide ambtenaren De voorbije jaren is het traditionele model van personeelsorganisatie en -beleid geëvolueerd naar een moderne en meer op management gerichte personeelsstructuur en humanresourcesmanagament. Minder hiërarchisch, meer people management. De invoering van de krachtlijnen Kelchtermans in het midden van de jaren negentig was een sleutelmoment in het personeelsbeleid, de politiehervorming van enkele jaren later was een volgende mijlpaal, en ook de nakende hervorming van de brandweer zal een nieuw tijdperk inluiden. De Vlaamse lokale sector (gemeentes, OCMW, provincie …) telde in 2004 ongeveer 170.000 personeelsleden of 7% van de totale werkgelegenheid. Dat is meer dan een verdubbeling sinds 1982. De voorbije jaren tekent er zich wel een stabiliserende trend af. Door de politiehervorming zijn de arbeidsplaatsen in de gemeentes vanaf 2000 met 10% afgenomen. In 2003 telt Gent 18 ambtenaren per 1.000 inwoners. Dat is een pak meer dan het Vlaamse gemiddelde van 8 en de 15 van Antwerpen. Toch weerspiegelt het verschil tussen de twee grootsteden zich niet in de efficiëntiegraad van beide besturen. Mogelijke verklaringen voor het verschil met Antwerpen zijn het lagere aandeel van (semi-)gemeentelijke vzw’s in Gent en het relatief oudere ambtenarenkorps. De gemiddelde leeftijd van de Gentse ambtenaar is 44 jaar en lijkt nog toe te nemen. De deelname aan vorming is in 2005 met 23,5% gestegen ten opzichte van 2004. Vooral de interne opleidingen zijn verantwoordelijk voor deze stijging. De opleidingen die recht geven op een diploma of getuigschrift en die een link hebben met de functie bij de stad Gent zijn op een jaar tijd met 40% toegenomen, van 43% in 2004 naar 60% in 2005. De stad Gent spendeert 0,78% van de personeelskost aan vorming – de overheadkost, bijvoorbeeld voor het onderhoud van de vormingslokalen, niet meegerekend. In de literatuur wordt vaak 1% van de personeelskost als norm gehanteerd. In 2000 is 1,4% van de ambtenaren allochtoon. Volgens een telling door de stedelijke integratiedienst is dat cijfer in 2006 opgelopen tot 3,6%179. De aanwezigheid van allochtone medewerkers ligt in vergelijking met hun inwonersaantal te laag. De Stad is afhankelijk van het aantal spontane sollicitaties door allochtonen. Een tweede
Gent: cijfers & trends
65
belangrijke belemmerende factor is het taalexamen georganiseerd door de federale overheidsdienst SELOR. Dit examen is vaak te moeilijk in functie van de vereisten van de job en wordt bovenop te weinig georganiseerd. Een laatste aandachtspunt zijn de steeds hogere diplomavoorwaarden voor aanwerving. De huidige ruitstructuur van de graden A (11%) tot en met E (14%), met als zwaartepunt niveau C (43%) evolueert naar een groter aandeel van de niveaus A tot en met C, met opnieuw een relatief grotere stijging voor het niveau C. Het opleidingsniveau van de ambtenaren zit dus duidelijk in de lift.
6 3 De stadsfinanciën staan onder druk Gent zit in de middenmoot van de steden met een gunstige welvaartsindex. Voor de stadsfinanciën is dat positief nieuws. Toch is de organisatie financieel kwetsbaar. Dat heeft te maken met de beperkingen van de organieke regeling van het lokale bestuursniveau in België. Andere bepalende factoren zijn de socio-economische conjunctuur, de dynamische centrumpositie van de stad en de interne financiële organisatie van het stadsbestuur. Het grote dynamisme van de Stad verplicht haar tot een goede financiële meerjaren planning en opvolging en dit gesteund door de strategische keuzes voor de komende jaren. Dat houdt in dat de Stad haar uitgavenritme aanpast aan die keuzes en permanent nieuwe inkomsten zoekt, bijvoorbeeld via fondsen of Publiek Private Samen werking. Om een beeld te schetsen van de stadsfinanciën, baseren we ons op gegevens van de Stad Gent en VRIND 2006.
Ontvangsten180
29
55 http://users.skynet.be/kortrijkwatcher/2006/ 01/een-echte-prestatie.htm
De gemeenteontvangsten bestaan uit drie hoofdgroepen: prestatie-, schuld- en overdrachtsontvangsten. Prestatieontvangsten van een gemeente zijn ontvangsten uit de goederen en diensten die door de stad geleverd worden aan individuele burgers of firma’s55. De schuldontvangsten zijn vooral inkomsten uit dividenden van intercommunales en interesten uit beleggingen. Overdrachtsontvangsten omvatten fondsen, belastingen en toelagen. Fondsen zijn niet gefinancierd door de eigen gemeentebevolking maar door een hogere overheid. De belastingen bestaan uit twee groepen: de eigen belastingen die autonoom door de gemeente worden vastgesteld en geïnd en de aanvullende belastingen die door een hogere overheid worden geïnd maar waarbij de gemeente beslist over het belastingstarief.
Omgevingsanalyse
66
Gewoneontvangsten1 Vlaanderen Gent / A’pen 30
Stijging2
Overdrachtsontvangsten3
1.200 2.300
40% 20%
Fondsen4 83% 89%
260 940
(1) in euro per inwoner (afgerond bedrag, 2003) (2) stijging sinds 1995 (afgerond bedrag, 2003) (3) aandeel in de gewone ontvangsten (2003). Overdrachtsontvangsten = belastingen + toelagen + fondsen (4) in euro per inwoner (2003)
Totale ontvangsten Het totaal van de gewone ontvangsten per inwoner ligt in Gent gevoelig hoger dan gemiddeld in de Vlaamse steden en gemeenten. Dat is ook het geval in Antwerpen. In de periode 1995–2003 bedraagt het stijgingsritme van de ontvangsten in beide steden wel maar de helft van het Vlaamse gemiddelde. Overdrachtsontvangsten Het aandeel van de fondsen, belastingen en toelagen in de totale inkomsten ligt in Gent en Antwerpen iets hoger dan gemiddeld in Vlaanderen. Vooral in de fondsen is het verschil opmerkelijk. Binnen de fondsen overheersen het Gemeente- en het Stedenfonds, die beide gefinancierd worden uit de Vlaamse begroting. Het Gemeentefonds geeft per inwoner meer middelen aan de grootsteden Gent en Antwerpen, als ook aan de centrumsteden, omdat daar de centrumfuncties geconcentreerd zijn.181
Vlaanderen Gent 31
Aandeel van de belastingAPB2 OV3 Gemeentebelastingen4 ontvangsten1 49% 7,2% < 1.300 550 28,48% 6,9% 1.450 710 (1) aandeel van de belastingontvangsten in de totale gewone ontvangsten (2005) (2) aanslagvoet voor de aanvullende personenbelasting (2005) (3) opcentiemen op de onroerende voorheffing (2005) (4) gemeentebelastingen per inwoner, in euro (2003)
Belastingen Terwijl de belastingsontvangsten in Vlaanderen bijna goed zijn voor de helft van de totale gewone gemeenteontvangsten, vertegenwoordigen ze in Gent maar iets meer dan een kwart. Hiermee doet Gent het slechter dan de vier andere grote steden Antwerpen, Brugge, Leuven en Oostende.182 Bovendien zijn de fiscale ontvangsten in Gent in 2005 minder snel gestegen dan de andere ontvangsten. Aanvullende belastingen De Gentse aanslagvoet voor de aanvullende personenbelasting ligt lager dan gemiddeld in Vlaanderen en is de laagste van de vijf grootste Vlaamse steden. De grootsteden en het platteland zijn fiscaal het ‘armst’ wat de personenbelasting betreft. De onroerende voorheffing bedraagt in Gent 1.450 opcentiemen. In de periode 1994– 2000 bedroeg dit nog 1.175. Sedert 2001 is het aantal opcentiemen verhoogd, onder meer om het effect van diverse vrijstellingen, verleend door de Vlaamse overheid, te compenseren. Daarmee zit Gent in de middenmoot van de dertien centrumsteden. Het zijn vooral de West-Vlaamse steden die hogere tarieven hebben. Antwerpen hanteert een tarief van 1.350. Het tarief voor de opcentiemen op de onroerende voorheffing ligt in de grootsteden het hoogst. Gent183 Waarde 1% APB per inwoner Waarde 100 opcentiemen OV per inwoner Objectief belastingsvermogen184 32
2001 28,86 25,90
2002 30,29 22,02
2003 32,00 24,38
2004 26,50 24,49
2005 32,77 25,32
2006* 32,12 24,48
27,38
26,15
28,19
25,49
29,04
28,30
Cijfers van de Stad Gent, Dienst Belastingen, interne nota, 2006 (*) op basis van raming OV (N.B. De jaren 2001 tot 2005 zijn rekeningcijfers, 2006 is het cijfer begroting 2006 na wijziging)
Gent: cijfers & trends
56 http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/omschrijving30108.htm
67
Het objectieve belastingsvermogen is het gemiddelde van de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Het weerspiegelt bijgevolg het vermogen van een gemeente om via deze twee aanvullende belastingen inkomsten te verwerven56. In de periode 2001–2006 schommelt de aanvullende belasting op de personenbelasting, terwijl de onroerende voorheffing vrij constant blijft – met als uitschieter 2002. Deze twee bewegingen vertalen zich naar het objectieve belastingsvermogen. Dat Gent met haar objectieve belastingsvermogen in het arrondissement toch een fraaie positie bekleedt, is te danken aan de onroerende voorheffing, die de lage opbrengst uit aanvullende personenbelasting compenseert. Ook de welvaartsindex, die het gemiddelde inkomen per inwoner van een gemeente of stad vergelijkt met dat over het hele land, geeft een indicatie van de mate waarin een gemeente inkomsten kan verwerven. De welvaartsindex van België bedraagt 100,0. Het gemiddelde van de centrumsteden ligt op 105,81. Gent ligt daar met haar 107,6 netjes boven. In de rangschikking van de centrumsteden volgens de welvaartsindex, deelt Gent met Brugge de 6de plaats.185 Eigen gemeentebelastingen De Gentenaar betaalde in 2003 710 euro gemeentebelastingen. Dat is meer dan de 620 euro van de Antwerpenaar. Het Vlaamse gemiddelde bedroeg 550 euro. In de periode 1995–2003 steeg het Vlaamse BBP (nominaal) met 35%. In diezelfde periode stegen de belastingen per inwoner in Vlaanderen gemiddeld met 4% per jaar of een totaal van 39%.186 In Gent zijn de belastingen in die periode minder snel gestegen. Slechts 4,54% van de stedelijke opbrengsten komt van de eigenlijke lokale belastingen. Daarin levert het bedrijfsleven de grootste bijdrage. Maar amper 8%187 van de ondernemingen in Gent betaalt de lokale bedrijfsbelasting. 26,80% van de lokale bedrijfsfiscaliteit wordt slechts door twee bedrijven betaald. Dat is duidelijk niet de voordeligste situatie voor de stedelijke financiën. De nieuwe databank Lokavest van de stad is een bijkomende tool voor een effectievere inning en ondersteunt een strategisch lokaal fiscaal beleid.
Uitgaven Voor de gemeentelijke uitgaven per inwoner in 2001 bekleedt Gent op Europees niveau3 de 11de plaats op 63 deelnemende steden tussen de 100.000 en 250.000 inwoners in 15 EU-landen. Luik staat op de 7de plaats en Brugge op de 27ste. Daarmee behoort Gent tot de groep van de grootste besteders. In vergelijking met het BNP neemt Gent een Europese middenpositie in. Tussen 1995 en 2003 stegen de uitgaven van de gewone dienst in Vlaanderen met 30%, terwijl de inkomsten met 40% toenamen. In Gent zijn de uitgaven minder gestegen (21,82%) maar dat geldt ook voor de inkomsten (20%). In Vlaanderen zijn er per gemeente grote verschillen in de totale uitgaven per inwoner. In 2003 spenderen de grootsteden Antwerpen en Gent spenderen 2.300 euro per inwoner. Het Vlaamse gemiddelde bedraagt 1.100 euro, het gemiddelde voor de centrumsteden 1.300 euro. Algemeen in Vlaanderen vormen de interest en de afbetalingen van de openbare schuld het belangrijkste uitgavendomein, behalve in de centrumsteden, de grootsteden (zoals Gent), het platteland en de grootstedelijke rand. Niettemin betalen de grootsteden per inwoner nog altijd bijna de helft meer dan het Vlaamse gemiddelde.188 Gent en Antwerpen geven in vergelijking met de rest van Vlaanderen het meest uit aan welzijn, gemeentelijke onderwijs, cultuur, jeugd en sport. Deze rangorde bevestigt het stedelijke karakter van de steden. De posten huisvesting en feestelijkheden zijn de enige die jaarlijks procentueel lichtjes aangroeien. De andere posten schommelen meer, maar verhoudingsgewijs liggen deze schommelingen aan de lage kant. Specifiek voor Gent is de administratie de grootste uitgavenpost. De stijging van de personeelsuitgaven is te wijten aan drie evoluties: de lonen verhogen, er treedt meer
Omgevingsanalyse
68
personeel in dienst, dat ook nog eens hoger gekwalificeerd is. De saneringsoperatie in 2003 en 2004 heeft de groei in de loonmassa getemperd. In 2003 bedroeg de gemiddelde Vlaamse schuld per inwoner zo’n 1.400 euro. In Antwerpen nadert de schuld 3.700 euro per inwoner, terwijl die voor Gent 1.800 euro bedraagt. Dit heeft te maken met de overname van de historische schuld van Gent door de hogere overheid, wat voor Antwerpen nooit is gebeurd. In de grootsteden is de schuld tussen 1998 en 2003 met 4% gestegen. Dat ligt duidelijk lager dan het Vlaamse gemiddelde van 14%. De thesaurie (liquide middelen, inclusief vastrentende effecten en beleggingen op ten hoogste een jaar) is in dezelfde periode in de grootsteden met 20% gedaald, terwijl ze op Vlaams niveau met 22% is gestegen.
6 4 Vertrouwen in het stadsbestuur groeit. 57 De stadsmonitor 2006. In 2006 heeft 28,5% van de respondenten ‘noch weinig, noch veel’ geantwoord.
Het vertrouwen van de Gentenaars in het stadsbestuur (politiek en administratie) ligt in 2006 op 52,9% en is sinds de vorige bevraging in 2004 met 2,2% gestegen57. Met dit cijfer zit Gent bij de kop van de steden. De Vlaamse stadsmonitor 2006 ziet in de meeste steden een zwak verband naar opleiding: hoe hoger het diploma, hoe meer vertrouwen. Naar leeftijd spelen er nauwelijks verschillen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 koos de Gentenaar voor (politieke) continuïteit. Ook dit is een indicatie van vertrouwen in het stadsbestuur. De tevredenheid van de Gentenaars over het stadsbeleid steeg van 6,05 punten op een elfpuntenschaal in 2000 tot 6,68 punten in 2005.189 De tevredenheid over het stadsbeleid wordt onder meer bepaald door de ervaring met en de tevredenheid over de dagelijkse werking en de publieke dienstverlening van het stadsbestuur. Voor het peilen naar de kwaliteit en de tevredenheid over de dienstverlening bestaat er in Gent geen overall onderzoek of opvolging. Het stadsbestuur ontwikkelt momenteel wel een geïntegreerd klachtenregistratiesysteem, dat de huidige versnippering van systemen moet bundelen. Niet alleen kan daardoor de burger gemakkelijk een ingang vinden, maar krijgt de stad ook een duidelijker beeld van de omvang, de locatie en aard van de klachten. Voorlopig moeten we het voor het peilen naar de tevredenheid van de burgers (als klant) wel stellen met partiële indicatoren en bronnen. Een belangrijke parameter zijn de jaarverslagen van de ombudsvrouw van Gent:
2001 Aantal ontvangen verzoeken 3704 Onmiddellijke interventie 2985 Aantal opgemaakte: 719 - klachtendossiers 561 - andere dossiers (bv. signalen, info-vragen) 158 De oplossingsgraad van de dossiers bedraagt ongeveer 93% 33
2002 3519 2829 690 483 207
2003 3453 2711 742 520 222
2004 3882 3163 719 505 214
2005 4037 3300 737 531 206
Het aantal verzoeken daalde tot het jaar 2003, om nadien vrij snel te stijgen tot boven het niveau van het jaar 2000. De evolutie in de periode 2000–2005 van het aantal opgemaakte klachtendossiers is minder eenduidig. De laatste jaren lijkt het aantal zich te stabiliseren netjes boven de 500. Een onderzoek van Test-Aankoop geeft aan de tevredenheid over de dienstverlening van het stadsbestuur toegenomen is. Test-Aankoop nam in 2000 en in 2006 de dienst verlening van de gemeenteadministraties onder de loep. Gent maakt deel uit van een steekproef van 159 steden en gemeenten. De onderzoekers stelden vragen over de huwelijksformaliteiten, de elektronische identiteitskaart en een reispas. In Gent werden alle vragen goed beantwoord. Enkel die over het huwelijk kreeg maar een matige score. De website haalde eveneens een goede score. Met die positieve scores hoort Gent bij de 27% beste gemeenten van België. Gent scoort beter dan bijvoorbeeld Antwerpen, Mechelen, Leuven, Hasselt, Genk, Oostende en Sint-Niklaas. De andere Vlaamse centrumsteden zitten in dezelfde groep als Gent.
Gent: cijfers & trends
69
6 5 Een efficiënt stadsbestuur: de beste van de 13 centrumsteden, maar het kan nog beter … Van de dertien Vlaamse centrumsteden presteert Gent het best op de efficiëntie rangschikking voor Vlaanderen en Wallonië190. Met haar 74ste plaats van alle gemeenten doet Gent het merkelijk beter dan de 216de plaats van Antwerpen. In deze studie presteert een gemeente of stad goed wanneer zij het beter doet dan een andere gemeente of stad op het vlak van financieel beleid, mobiliteit, onderwijs, sociale en medische voorzieningen en milieu, rekening houdend met de verschillen in de beschikbare middelen. De gemeente of stad die meer realiseert met minder, presteert dus goed. Deze rangschikking is relatief en moet samen met de andere kwantitatieve en kwalitatieve gegevens uit dit hoofdstuk worden gelezen. Voorts zijn bijvoorbeeld toerisme en intergemeentelijke samenwerking niet in de selectie van kerntaken opgenomen, terwijl die thema’s de rangschikking van de centrumsteden kunnen verbeteren. Bekijken we de positie van Gent op elk van de criteria, dan krijgen we een genuanceerdere rangschikking: Financiën
Mobiliteit
Onderwijs
Plaats 59
Plaats 95
Plaats 40
Sociale voorzieningen Plaats 40
Milieu
totaal
Plaats 280
Plaats 74 op 308 Plaats 1 op 13 centrumsteden
34
6 6 De kwaliteit van de samenwerking groeit en de netwerking verbreedt Voor heel wat beleidsvelden kan het stadsbestuur terugvallen op tal van overlegfora en samenwerkingsverbanden. Naast de wettelijk verplichte, traditionele adviesraden gaat het stadsbestuur coalities aan met tal van andere stedelijke actoren. Die zijn divers van opzet en vorm. Vrij jonge vormen zijn onder meer het Lokaal Sociaal Beleid, AGORA, het kennisnetwerk UGent en stad, het LOP en GSIW. Voor de meeste van deze vormen worden geregeld evaluaties opgemaakt door ondersteunende diensten. Ook met de hogere overheden neemt de samenwerking toe. Vandaag telt Gent een dertigtal overeenkomsten in het kader van subsidiereglementen met de hogere overheden.
Omgevingsanalyse
70
Een belangrijke ontwikkeling is de oprichting in 2006–2007 van de interlokale vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden. Dit initiatief is ontstaan uit het periodiek ambtelijk en bestuurlijk overleg tussen de dertien centrumsteden. De Vlaamse stadsmonitor heeft in 2004 de kwaliteit van de samenwerking gescreend door middel van een webenquête bij de deelnemers aan overlegfora. Deze oefening is in de editie 2006 niet herhaald. Kwaliteit van de samenwerking: score tussen 1 (zeer laag) en 4 (zeer hoog).
35
Thema Gelijke kansen basisonderwijs Vorm: LOP Gelijke kansen secundair onderwijs Vorm: LOP Toeleiding naar de arbeidsmarkt Vorm: lokaal forum werkgelegenheid Kinderopvang Vorm: lokaal overleg kinderopvang Ouderenzorg Thuiszorg Buurtgerichte preventie
Gent 2,9 2,9 2,9 2,1 2,2 2,3 3,0
6 7 De nieuwe reisbestemming van het stadsbestuur: de Stadsmissie 2020 Uit de SWOT-analyses van zowel het College van burgemeester en schepenen als het Managementteam van het najaar 2006 blijkt dat Gent gepercipieerd wordt als een veelzijdige stad: cultuurstad, havenstad, onderwijsstad, sportstad, kennisstad, waterstad, designstad … Tegelijk blijkt dat Gent zich op geen van deze domeinen uitgesproken profileert, maar wel heel wat troeven in huis heeft om zich te kunnen profileren of verder uit te bouwen: de aanwezigheid van de universiteit en de hogescholen, tal van wetenschappelijke instellingen, de haven en diverse, sterke en actieve culturele actoren. Samen met het positieve imago van Gent en de open, progressieve mentaliteit van bewoners en bestuur, zorgt dit potentieel voor een grote aantrekkingskracht.
58 Collegevertoog 310/05/2007, stad Gent
Uitgaand van deze vaststelling hebben het College van burgemeester en schepenen en het Managementteam bij de start van de nieuwe lokale legislatuur 2007–2012 een nieuwe missie en strategie voor de stad Gent voorbereid58. Deze missie geeft weer welke stad Gent wil worden in 2020: ‘Gent, een scheppende stad, die door een doorgedreven bundeling van alle creatieve krachten een voortrekkersrol speelt bij de ontwikkeling van een duurzame, solidaire en open samenleving.’ Deze missie is niet vrijblijvend. Alle beleidsopties in alle beleidsdomeinen dienen in functie te staan van de realisatie van deze missie. Ook de strategie van de stadsorganisatie wordt volledig afgestemd op het eindbeeld van Gent in 2020. Sinds de zomer 2007 bespreekt het College van burgemeester en schepenen dit ontwerp met de gemeenteraad en de lokale stakeholders. Het resultaat van deze consultatieronde zal eind 2007 ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
Een eerste invulling Het in Gent aanwezige potentieel, zowel wat instellingen en organisaties als wat mensen, diversiteit en dynamiek betreft, moet worden benut om over alle sectoren heen en in alle beleidsdomeinen van Gent een scheppende stad te maken. Een scheppende stad is een stad die constant vernieuwt en vernieuwend is, een atelier waar ruimte is voor experimenten en innovatie. Een scheppende stad geeft en heeft de ruimte om te creëren, zowel fysieke als mentale ruimte. De ruimte voor creatie en schepping is er niet enkel voor een elite. Gent wil de ruimte geven aan iedereen, op alle maatschappelijke niveaus. Als voortrekker bij de ontwikkeling van een duurzame samenleving, wil Gent niet wachten op algemene maatrege-
Gent: cijfers & trends
71
len, goede praktijken of regelgeving, maar zelf het voorbeeld geven. Voortrekker zijn betekent naast het voortouw nemen ook risico’s durven nemen. Duurzaamheid is veel meer dan zorgen voor de ecologische kwaliteit van de leefomgeving. Gent is bezorgd over de toekomst van de volgende generaties en wil een stad zijn waarin bewust economische, sociale en ecologische doelstellingen worden nagestreefd. Deze doelstellingen kunnen enkel samen worden bereikt en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Een belangrijke voorwaarde om deze doelstellingen te bereiken is de bestuurlijke kwaliteit. De vier pijlers (ecologische, economische, sociale en institutionele/bestuurlijke) vormen samen de Gentse duurzaamheidsruit.
Vertaald in een beleid Het College en het Managementteam formuleerden vijf hoofdstrategische doelstellingen die het te volgen pad beschrijven om in 2020 de missie te bereiken: • Ten laatste in 2020 is Gent internationaal erkend als centrum voor innovatie en experimenten en is Gent een voortrekker in de evolutie naar een lerende en creatieve samenleving • In 2020 heeft elke Gentenaar, ongeacht geslacht, leeftijd, afkomst, geloofsovertuiging, seksuele voorkeur, handicap of socio-economische situatie, toegang tot alles wat de samenleving te bieden heeft en is voor elke Gentenaar gelijke toegang tot kwaliteitsvol leven, wonen, werken en onderwijs maximaal gegarandeerd. • In 2020 is Gent een Europese centrumstad en een Vlaamse poort op de wereld die zich onderscheidt door een dynamische en gediversifieerde economie met een sterke maritieme groeipijler, gedreven door partnerschappen die mensen, middelen en ideeën samenbrengen. • Tegen 2020 biedt Gent haar inwoners een gezonde en kwaliteitsvolle leefomgeving en heeft Gent een kleinere ecologische voetafdruk. • In 2020 is de inspraak in de besluitvormingsprocessen maximaal georganiseerd. Een belangrijke voorwaarde om dit te bereiken is een op maat gesneden en doelmatige communicatie.
59 missie, visien, strategie, 19.04.2007 dep stafdiensten, ABIS/KFC
Deze vijf hoofdstrategische doelstellingen geven aan welke keuzes er zijn gemaakt om de missie Gent 2020 te realiseren. De verdere uitwerking van deze strategie verloopt via twee lijnen59 • Door de rechtstreekse vertaling van de hoofdstrategische doelstellingen in de strategie van elk departement. Elk departement van de stadsorganisatie heeft een departementaal strategisch plan, bestaande uit strategische doelstellingen, operationele doelstellingen en acties. Elk departement dient de eigen strategische doelstellingen te koppelen aan de hoofdstrategische doelstellingen en ze op basis hiervan te hervertalen. Deze vertaling zorgt voor de inwerking van de hoofdstrategie in het sectorale beleid en de reguliere werking. • Naast deze verticale vertaling per departement, is er ook een horizontale vertaling over de departementen heen. Deze vertaling van de hoofdstrategische doelstellingen in een aantal strategische programma’s zorgt een geïntegreerde uitwerking en opvolging, noodzakelijk voor de realisatie van de missie. Ze is dus beleidsdomeinoverstijgend en voornamelijk projectinitiërend en projectoverkoepelend. ‘De stad is niet af en zal dit wellicht nooit zijn’. Gent beweegt en zal blijven bewegen. Dit geldt evenzeer voor de stedelijke organisatie, die zelf ook deel uitmaakt van die dynamische stad. Dat maakt het kiezen van de richting waar de organisatie naartoe wil en de route, des te belangrijker én uitdagend. Regelmatig een blik werpen op de gps, houdt het stadsbestuur op het juiste pad. Eindnoten 176 ‘Een monitoringsysteem voor Lokale Bestuurskracht: naar de modellering van een Vlaamse design’: Prof dr. Geert Bouckaert en dhr Bart De Peuter, rapport d/2004/10106/035, www.steunpuntbov.be, oktober 2004. pag. 31 – 32. 177 ‘Gent en het Stedenfonds. Tijd voor oogst, maar niet voor berusting.’ Rapport van de Visitatiecommissie. Red prof F De Rynck en prof P. Tops. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. November 2005. Pag. 11
Omgevingsanalyse
72
178 idem. 179 persartikel Nieuwsblad op 08/12/2006. 180 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 181 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 182 Jaarbeeld de gemeentefinanciën 2002 (MVG – ABA) 183 Stad Gent, Dienst Belastingen, interne nota, 2006. 184 Dit cijfer krijgen we door het gemiddelde van de APB en OV. We beschouwen beide belastingen even belangrijk. 185 Bron: Fiscale inkomens – aanslagjaar 2004, inkomens 2003 186 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 187 Verslag directieoverleg departement stafdiensten, stad Gent, 05/12/2006 188 VRIND 2006, Vlaamse regionale indicatoren (2006) Studiedienst van de Vlaamse Regering, Gent, F-Twee Uitgeverij, 435p 189 ‘Tevredenheid, vertrouwen, veiligheidsgevoel en participatie in Gent in 2000–2005’ red Dries Verlet, Herwig Reynaert en Carl Devos, Ugent, presentatie 2006 190 ‘Het palmares van het lokaal beleid in Vlaanderen en België’, Itinera Institute, 1080 Brussel, september 2006
Gent: cijfers & trends
Bijlage 1
73
Stellingen Deel 1 Externe omgevingsanalyse Hoofdstuk 1 Identiteit van Gent 1 1 Gent is een Vlaamse grootstad waarbij de kleinschaligheid en veelzijdigheid als voordeel worden beschouwd 1 2 De stadsvlucht is momenteel gekeerd door middel van een selectieve instroom 1 3 De gezinsomvang is gedaald en vergrijzing wordt verwacht vanaf 2012 Hoofdstuk 2 Diversiteit en sociaal kapitaal 2 1 Gent wordt in toenemende mate een gediversifieerde, multiculturele samenleving 2 2 Sociale betrokkenheid is geen universeel gegeven 2 3 De dualisering van de samenleving zet zich voort 2 4 Wijken verschillen sterk van mekaar Hoofdstuk 3 Dynamiek en verankering 3 1 Onderwijs wordt belangrijker maar nog steeds vallen er jongeren uit de boot 3 2 De stedelijke arbeidsparadox blijft behouden 3 3 Kennisbedrijven en de haven zijn essentiële spelers voor de Gentse economie 3 4 Gent kent een groot maar niet altijd toereikend zorg- en welzijnsaanbod met toenemende aandacht voor afstemming en integraal werken 3 5 Er is een groot aanbod qua recreatie en sport maar de behoefte blijft groot 3 6 Gent is een vooraanstaande cultuurstad op zoek naar een betere afstemming van het aanbod en een kwalitatieve culturele infrastructuur Hoofdstuk 4 Fysieke en sociale vernieuwing 4 1 Milieu en gezondheid: voorzichtig naar een positieve balans 4 2 Hinder heeft vele vormen en oorzaken 4 3 De Gentenaar is doorgaans tevreden over de leefkwaliteit van de omgeving, waarbij rust en groen belangrijke kenmerken zijn 4 4 Decennialange toename van de mobiliteit leidt naast een groot gebruik van koning auto stilaan naar alternatieve vervoersmiddelen 4 5 De Gentenaar voelt zich veilig in de stad 4 6 Er is nood aan een groter aanbod geschikte, kwaliteitsvolle en betaalbare woningen 4 7 Stadvernieuwingsprojecten zorgen voor intensieve fysieke en sociale vernieuwing op specifieke plaatsen in de stad 4 8 De ruimtelijke structuur van Gent wijzigt geleidelijk onder invloed van de vraag naar bijkomende ruimte voor wonen, economische activiteiten en vrijetijdsbeleving Hoofdstuk 5 Stedelijk burgerschap 5 1 Gent is op goede weg naar een meer participatief beleid, maar blijvende aandacht voor bredere en diepere participatie is geboden
Deel 2 interne omgevingsanalyse Hoofdstuk 6 Bestuurlijke capaciteit en organiserend vermogen = Bestuurskracht 6 1 Het stadsbestuur evolueert van een louter uitvoerende naar een meer toekomstgeoriënteerde en regisserende organisatie 6 2 Het stadsbestuur professionaliseert: meer en beter opgeleide ambtenaren 6 3 De stadsfinanciën staan onder druk 6 4 Vertrouwen in het stadsbestuur groeit 6 5 Een efficiënt stadsbestuur: de beste van de 13 centrumsteden, maar het kan nog beter … 6 6 De kwaliteit van de samenwerking groeit en de netwerking verbreedt 6 7 De nieuwe reisbestemming van het stadsbestuur: de Stadsmissie 2020
Omgevingsanalyse
74
Gent: stadsdelen in het leefbaarheidsonderzoek
DSIT gebied Stadsdelen Gent centrum Gent noord-oost Gent rand Gent zuid-west
Gent: cijfers & trends
Bijlage 2
75
In het Leefbaarheidsonderzoek (2003 en 2006) is de stad Gent onderverdeeld in 4 stadsdelen. Dit in een antwoord op de vraag om met het materiaal uit het onderzoek zowel voor de hele stad uitspraken te doen, als voor stadsdelen, om interessante gelijkenissen en verschillen te kunnen blootleggen en aangeven. De keuze voor vier stadsdelen was toen een pragmatische brug tussen inhoudelijke meerwaarde en budgettaire grenzen. In 2006 is, door middel van Europese middelen (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) het zogeheten Doelstelling II gebied mee opgenomen (als onderdeel van het stadsdeel Gent rand). In juni 2003 is vanuit het Gents stedenbeleid ‘Gebiedsgerichte Werking’ opgestart. Een wijkwerking waarbij 25 wijken in 7 stadsdelen zijn afgebakend. Naast de kaart van de stadsdelen uit het Leefbaarheidsonderzoek vind je de kaart van Gent ingedeeld in die 7 stadsdelen. Tenslotte is er een overzichtskaart van de 25 wijken van Gent.
Gent: stadsdelen als groepering van de 25 wijken
situering stadsdelen volgens stad Gent Binnenstad Gent noord-oost Gent noord-west Gent oost Gent west Gent zuid kernstad
Omgevingsanalyse
76
Gent: 25 wijken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Binnenstad Sluizeken – Tolhuis – Ham Macharius – Heirnis Brugse Poort – Rooigem Watersportbaan – Ekkergem Elisabethbegijnhof – Papegaai Rabot – Blaisantvest Wondelgem Bloemekenswijk Muide – Meulestede – Afrikalaan Kanaaldorpen en -zone Oostakker Dampoort Sint Amandsberg Moscou – Vogelhoek Gentbrugge Oude Gentbrugge Ledeberg Zwijnaarde Nieuw Gent – UZ Stationsbuurt Zuid Stationsbuurt Noord Sint Denijs Westrem Mariakerke Drongen
Gent: cijfers & trends
Bijlage 2
77
Actuele inzichten, betrouwbare cijfers, de tendenzen juist geïnterpreteerd. De stafdienst Dataplanning en Monitoring ondersteunt het stadsbestuur en beleidsmakers met onderzoek, statistiek en advies en fungeert als aanspreekpunt voor cijfers en analyses over Gent. Meer weten?
www.gent.be / bestuur / cijfers en trends Dataplanning en Monitoring: 09/266 53 22 of
[email protected]