Hoezo, een netwerk?
5842 BW.indd 1
3/6/2007 3:41:24 PM
5842 BW.indd 2
3/6/2007 3:41:37 PM
Hoezo, Onderzoek naar de aandacht voor sociale netwerken
een netwerk? in de verstandelijk gehandicaptenzorg
Erica Brettschneider Jean Pierre Wilken
5842 BW.indd 3
3/6/2007 3:41:38 PM
Deze publicatie maakt deel uit van een reeks die wordt uitgegeven onder auspiciën van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht. Het Kenniscentrum is een bundeling van een aantal lectoraten op het gebied van zorg en welzijn, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, ondersteuning en dienstverlening, arbeid, recht en veiligheid. Het doel van het Kenniscentrum is om kennis te ontwikkelen, te bundelen en over te dragen ten behoeve van onderwijs en praktijk.
Hoezo, een netwerk? Onderzoek naar de aandacht voor sociale netwerken in de verstandelijk gehandicaptenzorg Erica Brettschneider en Jean Pierre Wilken ISBN 978 90 6665 842 4 NUR 875 © 2007 B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam/Kenniscentrum Sociale Innovatie Hogeschool Utrecht Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot Uitgeverij SWP (Postbus 257, 1000 AG Amsterdam) te wenden.
5842 BW.indd 4
3/6/2007 3:41:39 PM
Inhoud
Voorwoord
7
1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek 1.2 Context 1.3 Het begrip sociaal netwerk 1.4 Methodieken 1.5 Probleemstelling 1.6 Vraagstelling 1.7 Doelstelling 1.8 Uitvoering
9 9 10 12 13 14 15 16 17
2 Onderzoeksresultaten 2.1 Visieaspecten 2.2 Werkwijzen 2.3 Onderdelen van sociale netwerkbenaderingen 2.4 De rol van de professional 2.5 Succesfactoren 2.6 Knelpunten
19 19 21 22 26 27 31
3 Conclusies
39
4 Aanbevelingen 4.1 Beleid 4.2 Competenties 4.3 Aanbevelingen met betrekking tot vervolgonderzoek
43 44 47 52
Literatuur
55
Verantwoording
59
5842 BW.indd 5
3/6/2007 3:41:40 PM
5842 BW.indd 6
3/6/2007 3:41:40 PM
Voorwoord
Het thema ‘sociale netwerken’ is een van de onderdelen van het onderzoeksprogramma van het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning. Het lectoraat, onderdeel van het Kenniscentrum Sociale Innovatie (voorheen: Expertisecentrum Maatschappelijke Reïntegratie en Sociaal Beleid) van de Hogeschool Utrecht, beoogt kennis te verzamelen, te ontwikkelen en te verspreiden ten behoeve van onderwijs en praktijk. Zij werkt daartoe nauw samen met praktijkinstellingen, kenniscentra en koepelorganisaties. Op het terrein van de verstandelijk gehandicaptenzorg is er een convenant met de Vereniging Gehandicaptenzorg Utrecht (VGU). Samen met de VGU is het programma ‘Vermaatschappelijking van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking in de Provincie Utrecht’ ontwikkeld, waar het project ‘sociale netwerkbenaderingen’ een onderdeel van is. Hierbij zijn ook de provincie Utrecht, de Federatie van Ouderverenigingen, het Provinciaal Patiënten/Consumenten Platform Utrecht en het Provinciaal Gehandicaptenplatform Utrecht betrokken. Sociale netwerken zijn van vitaal belang voor iedereen. Maar voor mensen met een verstandelijke beperking en hun naaste familieleden weegt dit belang nog extra. Een stevig sociaal netwerk biedt niet alleen steun, maar is tevens van belang om zinvolle sociale rollen te vervullen. Professionals kunnen een goede bijdrage leveren om sociale netwerken te ondersteunen en te versterken. Hiervoor zijn een aantal benaderingen mogelijk. Deze benaderingen worden beschreven in een aparte publicatie (Brettschneider e.a., 2007). In dit onderzoeksrapport wordt verslag gedaan van de stand van zaken bij zorgaanbieders in de provincie Utrecht. Kort samengevat is de conclusie dat er nog (te) weinig systematisch aandacht
Voorwoord
5842 BW.indd 7
7
3/6/2007 3:41:41 PM
besteed wordt aan sociale netwerken. Kortom, er is nog veel werk aan de winkel om de kwaliteit op dit punt te verbeteren. We hopen met deze publicatie (en de andere publicaties van dit onderzoek) een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van sociale netwerken in Utrecht en elders in het land. Onze dank gaat uit naar de organisaties die aan dit onderzoek meegewerkt hebben: Abrona, Altrecht/Wier, Amerpoort Asvz Groep, Arkemeyde, Humanitas DMH, MEE Utrecht, Philadelphia Zorg Midden Nederland, Reinaerde en de Zonnehuizen VeldheimStenia. Zij hebben tijd vrij gemaakt om medewerkers te laten interviewen en ons een kijkje in de keuken gunnen. Daarnaast willen we de studenten bedanken die als student-onderzoeker een belangrijke bijdrage hebben geleverd: Saadia Chibani (SW), Leonie Wolterink (SPH) en Mariska van Zanten (SW), alsmede hun begeleidend docent Janneke van der Mei.
Jean Pierre Wilken Lector Participatie, Zorg en Ondersteuning Erica Brettschneider Projectleider Deelproject Sociale Netwerkontwikkeling
8
5842 BW.indd 8
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:41 PM
1 Inleiding
1.1 Aanleiding tot het onderzoek Voor u ligt het resultaat van het onderzoek naar de stand van zaken op het gebied van sociale netwerkontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking bij acht bij de Vereniging Gehandicaptenzorg Utrecht aangesloten organisaties, alsmede bij MEE Utrecht. Het fenomeen sociale netwerkontwikkeling heeft de laatste jaren een sterke opmars doorgemaakt. Het begrip houdt in: het werken aan en uitbreiden van sociale contacten door mensen met een verstandelijke beperking, begeleid door professionals en/of mensen uit hun omgeving. Door de sterke tendens die er heerst om kwaliteit van bestaan en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking te waarborgen en te vergroten, zien we een verschuiving van het wonen in gesloten afdelingen ergens in een bos, naar wonen midden in de samenleving. Het gevaar dat dit met zich meebrengt, is dreigende vereenzaming en terechtkomen in een sociaal isolement. Doordat de contacten ‘op de groep’ niet meer aanwezig zijn, moeten mensen zelf actie ondernemen voor het leggen van contacten. Dit valt velen met een verstandelijke beperking zwaar. Dit onderzoek concentreert zich voornamelijk op datgene wat professionals en organisaties doen om sociale integratie te bevorderen. Dit vanuit de gelijkwaardige positie van mensen met een verstandelijke beperking in de samenleving. Het gaat erom dat ze hun autonomie vergroten waardoor ze meer zelf beslissen, keuzes maken en meer controle hebben over hun eigen dagelijkse leven. Het wonen in een gewone omgeving biedt geen garantie voor het ontwikkelen van vriendschappen en relaties buiten die van de
1 Inleiding
5842 BW.indd 9
9
3/6/2007 3:41:41 PM
medebewoners. Het sociale netwerk is echter soms klein en dan vormen ondersteuners, al dan niet professioneel, vaak als enige het sociale netwerk.
1.2 Context Het onderzoek richt zich op het ondersteunen van mensen met (ernstige) beperkingen waaronder inbegrepen ondersteuning van hun sociaal netwerk, bij het leven in en deelnemen aan de (lokale) samenleving. Wanneer dit vraagstuk maatschappelijk wordt bekeken, ontstaat er een beeld met daarin grote veranderingen. Zoals eerder al geschetst, vindt er een verschuiving plaats van het aanbieden van zorg op een instelling buiten de samenleving naar het aanbieden van zorg midden in de samenleving. Dit fenomeen staat bekend als vermaatschappelijking. Onder vermaatschappelijking verstaan we een waaier aan veranderingen, met als kern de zorg zoveel mogelijk in de samenleving te laten plaatsvinden. De achterliggende gedachte hierbij is dat een mens in de eerste plaats burger is en op de tweede plaats client. Vermaatschappelijking is een beweging waarbij personen met een verstandelijke beperking op een meer gelijkwaardige manier medeburger zijn. Dit veronderstelt een proces met sociale integratie als eindpunt om kwaliteit van leven mogelijk te maken (Wilken, 2005). Principes als integratie en participatie staan centraal. Zorg in de samenleving wordt internationaal ook wel aangeduid met het begrip community care. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg omschrijft community care als: het ondersteunen van mensen met een beperking – inclusief hun sociale netwerk – bij het leven in en deelnemen aan de (lokale) samenleving. Drie strategieën worden genoemd om dit doel te bereiken: 1. De zorgsector zodanig veranderen dat flexibele ondersteuning wordt geboden op plaatsen waar mensen met een beperking die wensen. 2. Mensen met een handicap instrumenten in handen geven waarmee ze meer invloed krijgen op hun eigen leven.
10
5842 BW.indd 10
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:41 PM
3. De samenleving actief en medeverantwoordelijk maken voor het zorgen voor en ondersteunen van mensen met een (ernstige) beperking. Er is dus bij vermaatschappelijking sprake van een proces dat tijd en inspanning vergt. Het veronderstelt een proces met als eindpunt sociale integratie, dat als middel dient om een goede kwaliteit van leven mogelijk te maken. Het bevorderen van sociale integratie is een middel om een gelijkwaardige positie van mensen met een beperking in de samenleving te versterken. Met ondersteuning dienen zij hun eigen sociale positie op te kunnen bouwen. Het wonen in een gewone omgeving biedt geen garantie voor het ontwikkelen van vriendschappen en relaties buiten die van de medebewoners. Daarom is het belangrijk hier aandacht aan te besteden om zo een sociaal isolement te voorkomen. In Zeg het ons! (2003) wordt aanbevolen het natuurlijke netwerk te benutten en uit te bouwen. Helaas zijn hulp- en dienstverleners, maar ook direct betrokkenen, over het algemeen onvoldoende competent om sociale netwerken systematisch te kunnen uitbreiden en ondersteunen. Een goed en stevig sociaal netwerk is van belang om stappen in de samenleving mogelijk te maken. Voor mensen met een verstandelijke beperking kan dit nog eens bemoeilijkt worden door gevoelens van schaamte. Sociale netwerkontwikkeling verplaatst zich echter naar de samenleving en ontmoet een groot aantal maatschappelijke krachten die op deze aanpak inwerken. Te denken valt aan financiële en wettelijke kaders, maar ook aan de lokale overheid, welzijnsorganisaties en cliëntenorganisaties. Hiermee moeten ondersteuners van cliënten rekening houden. Het is de kunst deze instanties zo goed mogelijk te benutten in allerlei vormen van samenwerking.
1 Inleiding
5842 BW.indd 11
11
3/6/2007 3:41:43 PM
1.3 Het begrip sociaal netwerk Smit en Van Gennep (1999) omschrijven het sociale netwerk van een persoon als volgt: de mensen die belangrijk zijn voor die persoon, evenals de mensen die samen met die persoon activiteiten verrichten. Baars e.a. (1990) benadrukken daarbij de duurzaamheid van die relaties en de vervulling van een aantal ondersteuningsbehoeften. Deze auteurs geven aan dat de functie van het sociale netwerk ligt in het vervullen van een aantal alledaagse bestaansbehoeften. Hendrix (1997) en Smit en Van Gennep (1999) beschrijven in dezelfde lijn een aantal ondersteuningsbehoeften die vervuld kunnen worden door een gezond sociaal netwerk. De functies van een sociaal netwerk zijn: • Affectieve ondersteuning: iemand liefde geven, waardering, emotionele ondersteuning. • Cognitieve ondersteuning: informatie geven over alledaagse zaken, helpen dingen te begrijpen. • Materiële ondersteuning: van huisvesting en voeding tot allerlei praktische hulp in situaties van alledag. • Sociale ondersteuning: sociaal contact, een sociale identiteit verkrijgen (‘erbij kunnen horen’) door lid te zijn van sociale netwerken, aansluiting vinden bij anderen. • Praktische ondersteuning: begeleiding bij dergelijke handelingen. • Persoonlijke belangenbehartiging en ondersteuning in het opkomen voor de eigen belangen. • Maatschappelijke ondersteuning in het proces naar maatschappelijke participatie. De beschrijving van Smit en Van Gennep (1999) is speciaal ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking. Een totaalbeeld van een (gezond) sociaal netwerk kan volgens hen verkregen worden aan de hand van de volgende kenmerken: • omvang; • structuur; • dichtheid.
12
5842 BW.indd 12
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:43 PM
De omvang is de hoeveelheid mensen die deel uitmaakt van het persoonlijke netwerk. Naast de hoeveelheid is ook de structuur een belangrijk kenmerk. Het beschrijft de sociale rollen van de leden van het sociale netwerk, de gevarieerdheid en de mate van intimiteit. Het kenmerk dichtheid omvat de mate waarin netwerkleden elkaar onderling kennen en de duur, frequentie, aard en gewicht van de contacten. Daarnaast zijn de volgende structurele eigenschappen van belang: initiatief, bereikbaarheid, soort activiteit en wensen. In de praktijk blijkt de uitleg van het begrip sociale netwerk op een aantal essentiële vlakken te verschillen. De gevarieerdheid in de uitleg van het begrip wordt voornamelijk zichtbaar in het onderscheid dat gemaakt wordt tussen het wel of niet behoren van de cliëntcontacten en de professionele contacten tot het sociale netwerk van de cliënt. Zo valt voor de ene professional het cliëntencontact wel onder het begrip sociale netwerk, omdat hier wordt voorzien in een behoefte, en voor de ander valt dat er niet onder vanwege het feit dat dit een noodgedwongen vorm van contact is. Hetzelfde geldt voor de professionele contacten: de een vindt dat de professional een onderdeel is van het sociale netwerk, omdat hij een bewuste functie heeft binnen dit netwerk, maar de ander vindt dat vanuit professioneel oogpunt de professional zichzelf niet tot het netwerk van de cliënt mag rekenen. Het onderscheid tussen wie wel of niet tot een sociaal netwerk behoort, wordt bepaald door hoe de functie c.q. behoefte (vriendschappelijk of professional) en de relatie (bewuste keuze of noodgedwongen) gezien wordt door de persoon die de definitie van sociaal netwerk omschrijft.
1.4 Methodieken Er bestaan methodieken voor mensen met een verstandelijke beperking, professionals en mensen uit de eigen omgeving om contacten uit te breiden en/of te vernieuwen. Deze staan bekend on-
1 Inleiding
5842 BW.indd 13
13
3/6/2007 3:41:43 PM
der de noemer ‘sociale netwerkbenaderingen’. Deze benaderingen richten zich op ondersteuning van deelname aan de samenleving. Sociale netwerkbenaderingen maken deel uit van strategieën die passen in vermaatschappelijking van de zorg en ondersteuning van cliënten in de samenleving. Zij zijn relatief nieuw in Nederland. Er is nog weinig onderzoek verricht naar hoe hiermee in de praktijk gewerkt wordt en naar de effecten en resultaten. Voorbeelden van methodieken zijn de Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse van Baars e.a. (1990), de werkwijze die beschreven wordt door Smit en Van Gennip (1999) en Natuurlijk een Netwerk van de Federatie van Ouderverenigingen (Van de Lustgraaf, 2004). Een beschrijving van deze en andere werkwijzen is te vinden in de publicatie Een net werk(t)! van Brettschneider (2007). Dit onderzoek heeft zich gericht op de vraag hoe methodieken op het gebied van sociale netwerkontwikkeling in de praktijk worden gebruikt door de verschillende lidinstellingen van de VGU en welke methodiek in de praktijk goed blijkt te werken, voor zover dit vast te stellen is.
1.5 Probleemstelling Vermaatschappelijking van de zorg houdt in dat er steeds meer zorg geboden wordt in en door de samenleving. Dat betekent dat het sociale netwerk een meer prominente rol zal gaan spelen. Mensen met een verstandelijke beperking die in de lokale samenleving gaan wonen, werken en recreëren, dreigen echter bij gebrek aan een netwerk in een isolement te raken. Een van de manieren om dit proces van vermaatschappelijking beter te doen slagen, is het versterken en uitbreiden van hun netwerk. De aanwezigheid van een sociaal netwerk van enige omvang en betekenis is ook een belangrijke voorwaarde voor de kwaliteit van leven. Bij mensen met een verstandelijke beperking is het gevaar aanwezig dat zij vereenzamen of in een sociaal isolement raken. Diverse studies verwijzen naar de eenzaamheidsproblematiek van deze doelgroep. Onderzoek bij de doelgroep zelf (Zomerplaag, 2003) spreekt over problemen van verveling en eenzaamheid. Uit een voorstudie die
14
5842 BW.indd 14
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:44 PM
we verrichtten in 2004 blijkt onder andere dat de omvang van netwerken van cliënten onderling sterk verschilt en dat cliënten die in de wijk wonen vaak minimaal contact hebben met de buren (Brettschneider & Visser, 2004). Door de verschuiving naar wonen in de samenleving komt deze verschraling en verwaarlozing van het sociale netwerk sterker naar voren. Professionals zien een grote en actieve rol weggelegd voor het sociale netwerk als het gaat om wensen van cliënten. Realisatie van deze wensen vraagt echter vaak om uitbreiding of versterking van het netwerk. De aandacht voor de kwaliteit van het sociale netwerk leek echter beperkt. We wilden verdere bevestiging van dit probleem in een breder onderzoek. Daarnaast wilden we weten hoe dit probleem op te lossen is.
1.6 Vraagstelling De onderzoeksvraagstellingen luidden: 1. Wat wordt er momenteel bij de VGU-organisaties in de praktijk gedaan aan sociale netwerkontwikkeling? 2. Van welke werkwijzen/methoden wordt er in de praktijk gebruik gemaakt door de VGU-organisaties en hoe is de inbedding in deze VGU-organisaties? 3. Welke werkwijzen lenen zich voor verdere ontwikkeling ter ondersteuning van het proces van vermaatschappelijking? 4. Wat levert het gebruik van deze werkwijzen in verschillende contexten en met verschillende doelgroepen op? 5. Wat zijn gewenste competenties voor professionals op het gebied van sociale netwerken? Deze vraagstellingen zijn uitgewerkt in een aantal vragen waarop met behulp van interviews en documentenonderzoek antwoorden gezocht zijn. Deze vragen waren onder andere: • Welke methodiek wordt binnen de organisatie gebruikt als basis voor netwerkontwikkeling? • Hoe wordt de gebruikte methodiek ervaren bij uitbreiding/ versterking van het sociale netwerk?
1 Inleiding
5842 BW.indd 15
15
3/6/2007 3:41:44 PM
• Wat heeft binnen de gebruikte methodiek een positieve invloed gehad op het behalen van de resultaten? • Welke acties zijn ondernomen zonder resultaat? Wat zijn de mogelijke belemmerende factoren van de toegepaste methode daarbij geweest? • Zijn er doelen waarvan, naar aanleiding van opgedane ervaring, gesteld kan worden dat ze niet haalbaar zijn met de gebruikte methodiek? • Zijn er acties/strategieën in het plan van aanpak die beter geschrapt of aangepast kunnen worden? Zo ja: welke en hoe? • Welke (maatschappelijke) krachten zijn van invloed op de praktijk van sociale netwerkontwikkeling? • Wat is de rol en/of positie van de werker bij sociale netwerkbenaderingen? • Welke professionele competenties zijn nodig om sociale netwerkbenaderingen te kunnen hanteren? Aanvullend werd er gekeken naar de competenties waarover een professional dient te beschikken als voorwaarde om te kunnen werken aan sociale netwerkontwikkeling.
1.7 Doelstelling Het onderzoek beoogde de stand van zaken met betrekking tot sociaal netwerkbenaderingen binnen de VGU-organisaties te beschrijven. Het gaat dan om de mate waarin er aandacht is voor het sociale netwerk, de mate waarin specifieke sociale netwerkmethodieken gebruikt worden en de ervaringen hiermee. Daarnaast was het belangrijk om de professionele competenties te benoemen die nodig zijn om sociale netwerkbenaderingen te kunnen hanteren. Dit laatste is zowel voor de praktijk van belang als voor de opleidingen.
16
5842 BW.indd 16
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:44 PM
1.8 Uitvoering Het onderzoek werd uitgevoerd in de periode 2004-2005. Bij negen verschillende instellingen werden veertig respondenten geïnterviewd. Het merendeel vervult de functie van woonbegeleider, coach of ambulant begeleider. Daarnaast hebben we gesprekken gevoerd met locatiemanagers, teamleiders, vrijwilligerscoördinatoren en een aantal scholingsmedewerkers en gedragskundigen. Naast de interviews werden beleidsdocumenten van de instellingen bestudeerd. Het onderzoek richtte zich dus uitsluitend op professionals en is dus ook vanuit dit eenzijdige perspectief uitgevoerd. In een vervolgonderzoek willen we de perspectieven van cliënten en familieleden in beeld brengen.
1 Inleiding
5842 BW.indd 17
17
3/6/2007 3:41:45 PM
5842 BW.indd 18
3/6/2007 3:41:45 PM
2 Onderzoeksresultaten
2.1 Visieaspecten Bij vrijwel alle organisaties is de aandacht voor het sociale netwerk van de cliënt in de visie vervat. Alle organisaties beogen het zelfstandig leven van de cliënt te ondersteunen. ‘Je bent er om de leefwereld van de cliënt zo optimaal mogelijk te maken, daar hoort familie bij.’ Aandacht voor het sociale netwerk is bij de ene organisatie de centrale focus, maar bij de ander alleen als de cliënt een vraag op dit gebied heeft. Bij sommige instellingen draait het om de handhaving van het bestaande netwerk, maar bij de meeste instellingen ligt de nadruk meer op ontwikkeling. Het merendeel van de professionals noemt als uitgangspunt dat cliënten, ongeacht hun beperking, in staat zijn om te kunnen aangeven wat ze zelf willen. Daarbij wordt door andere professionals opgemerkt dat de cliënt niet altijd de signalen vanuit de omgeving begrijpt. Een uitgangsprincipe van het merendeel van de professionals is dat zij geen onderdeel uitmaken van het sociale systeem van de cliënt. Als reden wordt aangegeven dat de professional een professionele relatie heeft met de cliënt en dat dit inhoudt dat hij slechts een instrument is in het begeleidingsproces van de cliënt. Het is opvallend dat er een opvatting over professioneel handelen is die een zekere afstand met zich meebrengt en zeker niet leidt tot een zodanige persoonlijke betrokkenheid dat men zich als deel beschouwt van het sociale netwerk. Ten aanzien van de autonomie van de cliënt worden er door de benaderde organisaties verschillende visies gehanteerd. Termen
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 19
19
3/6/2007 3:41:45 PM
als ‘vraaggericht werken en volwaardig burgerschap’ zijn regelmatig naar voren gekomen. Dit betekent voor de organisatie dat zij gehoor wil geven aan de wensen en behoeften van de cliënt. Alle respondenten zeggen niets te doen zonder samenspraak of inspraak van de cliënt. De vraag met betrekking tot sociale netwerkontwikkeling dient, hetzij direct, hetzij indirect, vanuit de cliënt zelf te komen. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat het vraaggericht werken niet al te letterlijk genomen dient te worden. Er wordt naar de cliënt als totaal individu gekeken en er worden meerdere bronnen gebruikt om te bepalen wat hij nodig heeft om goed te kunnen functioneren. Soms is er sprake van bescherming. Niet elk contact wat de cliënt aangaat, komt hem ten goede, zo is de ervaring. Een aantal professionals is van mening dat sommige contacten worden aangegaan vanuit sociaal wenselijk gedrag, maar vragen zich af of de cliënt er echt gelukkiger van wordt. Veel professionals zijn van mening dat ten aanzien van sociale netwerkontwikkeling het belangrijk is om familieleden en/of vertegenwoordigers te betrekken bij het proces. Gezamenlijk met de betrokkenen worden de wensen in kaart gebracht. De prevalerende visie hierbij is voortdurend in gesprek te blijven met de cliënt en direct betrokkenen. Familieleden en/of vertegenwoordigers worden gezien als de enige continue factor, als het gaat om contacten, in het leven van de cliënt. Door in gesprek te blijven met de cliënt en zijn vertegenwoordigers, kristalliseren vragen rondom sociale netwerkontwikkeling zich uit. De vermaatschappelijking van de zorg als kader wordt door een aantal professionals ervaren als een breed en vaag begrip. Er wordt vanuit dit begrip gestreefd naar gelijkheid en deelname aan de samenleving. Sommige professionals vragen zich af of dit mogelijk is, aangezien de samenleving denkt vanuit het plaatsen van mensen in bepaalde categorieën (‘hokjes denken’). Er moet opgepast worden voor idealisering van de situatie van de cliënt. Het kan niet de bedoeling zijn, volgens sommige professionals, dat ‘integratie’ in wijken ten koste gaat van het welzijn van de cliënt. De professionals willen de situatie van de cliënt niet forceren hoewel er vanuit het beleid van de overheid verwacht wordt dat cliënten
20
5842 BW.indd 20
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:45 PM
integreren in de wijk. Niet alle cliënten zijn echter in staat om in de wijk te gaan wonen. Wat voor de ene cliënt mogelijk is, geldt niet voor de ander. Een meerderheid van de organisaties meent dat sociale netwerkontwikkeling van belang is voor de cliënt: namelijk om zelfstandig te kunnen leven met eigen sociale contacten. Eén organisatie is hierbij van mening dat de fysieke integratie en functionele integratie (Van Gennep & Van Steman, 2001) als eerste verwezenlijkt moeten worden alvorens sociale integratie te kunnen realiseren. Bij drie organisaties noemen professionals de piramide van Maslov als model om toe te werken naar een zo groot mogelijk vorm van zelfrealisatie. Gekoppeld aan deze visie zeggen zij een nabije professional te willen zijn, die staat voor het samen oplopen met de ander, het bieden van steun bij de stappen die iemand wil maken. Zij laten zich hierbij inspireren door de presentiebenadering (Baart, 2004). De visie van een groot aantal professionals is gericht op het aansluiten bij de mogelijkheden van de cliënt en niet bij zijn beperkingen. De cliënt wordt gestimuleerd in wat hij kan. Hierdoor komt de cliënt in ontwikkeling binnen zijn eigen mogelijkheden door gezamenlijk als organisatie en ouders te kijken naar de droom van de cliënt met een handicap en niet naar zijn defecten. Wat wil de cliënt en hoe kan dat vervolgens bereikt worden? Daar hoort vaak een netwerk bij en dient aangesloten te worden bij de mogelijkheden vanuit de samenleving, om zo de positieve kanten te benutten.
2.2 Werkwijzen Er is bij geen van de organisaties een specifieke methodiek sociale netwerkontwikkeling aangetroffen. Wel worden er delen van methoden gebruikt en bepaalde instrumenten ingezet. Het aantal gebruikte methoden en de aanwezige kennis is beperkt in vergelijking met de in Nederland beschikbare methodieken. Naarmate de organisatie meer gefocust is op sociale netwerkontwikkeling
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 21
21
3/6/2007 3:41:46 PM
en werkzaam is in ambulante vormen van zorg, wordt er systematischer aandacht besteed aan sociale netwerkontwikkeling. Wordt er vooral behandeld, dan is sociale netwerkontwikkeling geen issue. Organisaties die zich meer richten op de doelgroep ‘jeugd’ werken veel met competentiegerichte aanpakken die integraal aandacht besteden aan sociale netwerkontwikkeling. Soms worden onderdelen (instrumenten) van een werkwijze gebruikt, soms valt het meer onder een strategie, zoals het erbij betrekken van familie vanaf het eerste contact met de organisatie, het inzetten van vrijwilligers als aanvulling op het natuurlijk netwerk of bij het ontbreken daarvan. Over het algemeen is er wel ruimte voor de professional om in de uitvoering van bijvoorbeeld een persoonlijk ontwikkelingsplan te werken aan instandhouding en/of uitbreiding van het sociale netwerk van de cliënt. Er wordt echter op verschillende wijzen invulling aan gegeven. Waar meer op een natuurlijke wijze sprake is van het benutten en uitbouwen van sociale netwerken, is het brede terrein van dagbesteding (vrije tijd en werk).
2.3 Onderdelen van sociale netwerkbenaderingen Zoals opgemerkt, wordt er bij de meeste instellingen wel gebruik gemaakt van methoden of strategieën die een onderdeel kunnen vormen van een sociale netwerkbenadering. We zetten ze hieronder op een rijtje. Werken vanuit een persoonlijk ontwikkelingsplan Werken met een POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) wordt het meest genoemd als werkwijze. Binnen de onderzochte organisaties worden hiervoor verschillende benamingen gebruikt. Zo wordt ook wel de term ‘persoonlijke planmethodiek’ gebruikt, of ‘ondersteuningsplan’. De essentie van deze werkwijze is dat de cliënt centraal staat, zodat aansluiting wordt gezocht bij zijn vraag en mogelijkheden. Er wordt in deze werkwijze uitgegaan van de eigen ideeën en wensen van de cliënt. In een dergelijk ontwikkelingsplan wordt gekeken naar de levensgeschiedenis van de cliënt, op welke scholen hij gezeten heeft en bij welke clubs hij aangeslo-
22
5842 BW.indd 22
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:46 PM
ten is geweest. Daarna wordt gekeken naar het hier en nu. Welke contacten heeft de cliënt aan deze activiteiten overgehouden? Vervolgens komt de toekomst aan bod. Wat zijn de wensen op verschillende levensdomeinen, inclusief wat er moet gebeuren aan de instandhouding en/of uitbreiding van het sociale netwerk van de cliënt? Dit staat ook wel bekend als Persoonlijke Toekomst Planning. Daarnaast kristalliseren zich ook vragen uit rondom sociale netwerkontwikkeling gedurende het proces van professional en cliënt. Bovendien leren cliënten ook sociale vaardigheden in de omgang met zowel professionals als andere betrokkenen. Spelenderwijs wordt gewerkt aan het uitbreiden van sociale vaardigheden, het meer weerbaar maken van de cliënt en uiteindelijk aan het uitbreiden en/of in stand houden van het sociale netwerk van de cliënt. Betrekken van familie De meest gehanteerde vorm van sociale netwerkbenadering is het erbij betrekken van ouders en/of belangenbehartigers. In veel instellingen wordt bij netwerkontwikkeling uitgegaan van het familienetwerk. Dit is het uitgangspunt en van daaruit worden nieuwe contacten aangegaan. In een aantal instellingen worden om de zoveel tijd familieberaden georganiseerd. Bij MEE wordt geëxperimenteerd met family group of netwerkconferenties. Er zal in veel gevallen ook een beroep worden gedaan op dit netwerk om tot uitbreiding te komen. Bij een enkele organisatie wordt gebruik gemaakt van ‘Natuurlijk een Netwerk’, een betrekkelijk nieuwe werkwijze van de Federatie van Ouderverenigingen die ouders een concrete stap voor stap uitgewerkte aanpak biedt (Van de Lustgraaf, 2004). MEE Utrecht heeft inmiddels deze methodiek ook in haar pakket opgenomen. Sociale kaart Als middel om het netwerk van de cliënt in kaart te brengen, wordt wel gebruik gemaakt van de sociale kaart of netwerkkaart. De bestaande contacten worden veelal weergegeven in een cirkel, een sociale kaart. Dit kan volgens het model van Smit en Van Gennep (2002). Dit model geeft een cirkel weer waarbinnen de cliënt centraal staat met daaromheen verschillende andere cirkels. De bin-
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 23
23
3/6/2007 3:41:46 PM
nenste cirkel is de cliënt zelf. Daaromheen een cirkel met de intimi van de cliënt. Daarna komen de vrienden en kennissen. Vervolgens komt de cirkel met contacten die verbonden zijn aan activiteiten en dan de contacten waar de cliënt zelf niet voor heeft gekozen. De buitenste ring bestaat uit professionele/betaalde contacten. De methodiek bestaat eruit dat met de gegevens uit deze analyse wordt gewerkt van binnen naar buiten. Uitgangspunt hierbij is dus het bestaande netwerk. De familiecontacten die er zijn, worden ingezet om weer andere contacten aan te gaan. Op deze wijze wordt er gewerkt aan netwerkuitbreiding. Op het moment dat een cliënt echt niemand heeft, wordt er begonnen in de buitenste cirkel. Op deze manier wordt getracht contacten op te bouwen en op te laten schuiven naar de binnenste cirkel, de cliënt zelf. Levensboek Een ander middel om de gegevens van de cliënt in kaart te brengen, is het bijhouden van een levensboek van elke cliënt met daarin informatie als persoonlijke gegevens, bestaande contacten, maar ook gegevens over de ouders. Ook kunnen er foto’s in worden opgenomen. Binnen deze werkwijze wordt in enkele instellingen ook gekeken naar zowel het netwerk van de cliënt en het netwerk van de ouders, als naar de gemeenschappelijke netwerken. Hoewel hierdoor overzicht ontstaat en het voor de cliënt herkenning geeft, worden hier in de meeste gevallen geen concrete netwerkactiviteiten aan gekoppeld. Vrijetijdsbesteding Een strategie die bij meerdere instellingen naar voren komt, is het koppelen van vrijetijdsbesteding aan het aangaan van contacten. Het uitgangspunt van netwerkontwikkeling is in deze werkwijze het zoeken naar gezamenlijke interesses. Die gezamenlijke interesses bieden een aanknopingspunt voor het opbouwen van het netwerk. De activiteit staat hierbij centraal en is dus het middel dat gebruikt wordt om tot opbouw te komen van het netwerk rondom de cliënt. Deze werkwijze wordt gebruikt omdat ‘het aangaan van contacten’ voor de cliënt te abstract kan zijn. Een activiteit is daarbij een middel om het aangaan van contacten meer concreet te maken. Bovendien gaat iedereen contacten aan door
24
5842 BW.indd 24
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:47 PM
gezamenlijke interesses te zoeken. Cliënten houden volgens respondenten van sportieve activiteiten (voetbal, zwemmen, fitness, wandelen), vaak bij een reguliere sportclub met een G-groep. Niet alleen als deelnemer, maar ook in de rol van supporter of vrijwilliger. Ook muziek wordt vaak genoemd, zowel de actieve (koor, harmonie) als de passieve vormen (muziek luisteren). Vrijwillige inzet Ook het inzetten van vrijwilligers is bij de onderzochte organisaties een veelgebruikte strategie. Dit ligt in lijn met de werkwijze om via activiteiten en gezamenlijke interesses het netwerk van de cliënt uit te breiden. Er worden activiteiten gepland met vrijwilligers, waarbij uitgegaan wordt van gezamenlijke interesses. Dit kunnen regelmatig voorkomende activiteiten zijn of eenmalige. Vrijwilligers kunnen meegaan naar activiteiten, ze kunnen zelf met de cliënt activiteiten ondernemen of bijvoorbeeld mee op vakantie gaan. Bij vier instellingen is tevens een vrijwilligerscoördinator aanwezig om het opbouwen van netwerken via vrijwilligers te sturen en te coachen. Daarnaast werken bijna alle organisaties samen met plaatselijke vrijwilligerscentrales. Op het moment dat de vraag er is, kan een vacature worden uitgeschreven voor een dergelijke vrijwilligerscentrale. Kerken blijken in het algemeen een ‘goede leverancier’ van vrijwilligers. Dagbesteding Veel cliënten uit de verschillende instellingen gaan naar een vorm van dagbesteding, naar een werkplek, bijvoorbeeld de sociale werkplaats. Op sommige instellingen wordt dagbesteding uitbesteed aan bedrijven in de omgeving. Men probeert dagbesteding te zoeken in de buurt waar de mensen wonen. Dit om contacten in de wijk op te bouwen. Door samenwerking met collega organisaties kan een breder aanbod dichter bij de leefomgeving van de cliënt gecreëerd worden. Daarnaast zijn er cliënten die overdag naar school gaan, zowel binnen de instelling als daarbuiten in het speciaal onderwijs. Het hebben van dagbesteding kan tevens een aanknopingspunt zijn voor sociale netwerkontwikkeling (zie ook Dankers, 2005).
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 25
25
3/6/2007 3:41:47 PM
Cursussen/trainingen Het is bij de respondenten een gedeelde constatering dat veel cliënten de noodzakelijke sociale vaardigheden om contact te leggen en te onderhouden onvoldoende beheersen. Een veel voorkomende werkwijze is het aanbieden van cursussen en/of trainingen aan cliënten. Vaak gebeurt dit op het gebied van sociale vaardigheden. Het gaat erom de cliënt toe te rusten contacten aan te gaan en contact te kunnen onderhouden. Er wordt hen geleerd op te komen voor zichzelf en er worden bepaalde thema’s behandeld, bijvoorbeeld ‘Wie ben ik?’ Een voorbeeld van een dergelijke training die gebruikt wordt, is de Goldsteintraining. Institutionele netwerken Er zijn instellingen die door hun nabije ligging met elkaar samenwerken. Een aantal gezamenlijke functies wordt verdeeld over de verschillende instellingen. Op deze manier krijgen cliënten de mogelijkheid om bezoeken te brengen aan een andere instelling om op die manier in aanraking te komen met cliënten van een andere instelling. Samenwerking met consulenten van MEE biedt een mogelijkheid om nieuwe contactmogelijkheden aan te boren. Consulenten hebben veel informatie over allerlei mogelijkheden op het gebied van werk, dagbesteding en cursussen. Zij zijn een belangrijk middel voor netwerkuitbreiding.
2.4 De rol van de professional De rol van de professional in de uitvoering van deze werkwijzen verschilt per organisatie. Bij geen enkele organisatie zijn er medewerkers die specifiek ‘het werken met sociale netwerken’ als aparte taak hebben. Bij de consulenten van MEE is dit nog het meest expliciet beschreven. Bij de zorgaanbieders is het sociale netwerk dikwijls een expliciet aandachtsgebied van maatschappelijk werkenden. Deze functiedifferentiatie brengt met zich mee dat andere medewerkers het niet of minder tot hun taak rekenen. Bij enkele instellingen wordt genoemd dat contacten met de familie (mede) onderhouden moeten worden door degene die het persoonlijk begeleiderschap vervult. Bij de meeste instellingen is
26
5842 BW.indd 26
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:47 PM
dit persoonlijk begeleiderschap echter verbonden met de functie van groepsleider. Dit houdt in dat één groepsleider verantwoordelijk is voor een aantal cliënten. Door de combinatie van groepsgerichte en individuele taken is er echter vaak weinig tijd voor het sociale netwerk buiten de bewonersgroep om.
2.5 Succesfactoren Uit het onderzoek komt een aantal factoren naar voren die bij kunnen dragen aan sociale netwerkontwikkeling. Cliëntfactoren • In het algemeen brengt de aandacht voor ontwikkeling en ontplooiing van de cliënt met zich mee dat er aandacht is voor sociale netwerkontwikkeling. • De motivatie van de cliënt. Indien de cliënt een duidelijke behoefte heeft aan sociale contacten en medeverantwoordelijk wordt gemaakt in zijn proces van sociale netwerkontwikkeling, kunnen er betere resultaten geboekt worden. Er is gebleken dat wanneer de cliënt in een vroeg stadium betrokken wordt bij het maken van keuzes ten aanzien van sociale netwerkontwikkeling dit een succesfactor is. • De ontwikkeling van sociale vaardigheden. De cliënt leert zelf contacten leggen. Een voorbeeld hiervan is het volgen van een training sociale vaardigheden waardoor de eigen capaciteiten van de cliënt vergroot worden. • De deelname van een cliënt aan activiteiten in de samenleving kan het sociale netwerk van de cliënt vergroten. Sociale netwerkfactoren Een actief steunend netwerk is de beste voorwaarde voor uitbreiding van het netwerk. Vaak zijn ouders of andere familieleden de drijvende kurk van het natuurlijke netwerk. Als zij (eventueel ondersteund door ouderverenigingen, MEE of medewerkers van een zorgaanbieder) actief werken aan een netwerk dat past bij hun verwant, is dit een belangrijke succesfactor.
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 27
27
3/6/2007 3:41:48 PM
Professionele factoren • Een actieve inzet om contact te maken met het bestaande sociale netwerk, om wensen, behoeften en mogelijkheden te inventariseren en, waar wenselijk, om netwerken te verstevigen en uit te breiden. • Een aantal professionals ervaart in de dagelijkse bezigheden positieve aanknopingspunten om de mensen rondom het sociale netwerk van de cliënt te stimuleren. Het is daarbij noodzakelijk dat gezamenlijk met alle betrokkenen de eerste stap wordt gezet, zodat er op deze manier iets kan veranderen voor de leefomgeving van de cliënt. Het is de ervaring van een aantal respondenten dat er soms maar een klein duwtje nodig is om deze ontwikkeling te stimuleren. Hierbij kan geconcludeerd worden dat een goed begin het halve werk is. • Door sommige professionals wordt als succesfactor het bewust aansluiten op de vraag van de cliënt genoemd. Sommige clienten voelen zich prettig bij activiteiten die gericht zijn op de doelgroep waartoe zij behoren. Een ander deel van de cliënten voelt zich juist prettig bij het deelnemen aan activiteiten midden in de samenleving. Kortom, de succesfactor zit hem in het aansluiten op de vraag van de cliënt. Zowel het verantwoordelijk stellen van de professional voor het netwerk van de cliënt, als het bewust maken van de vaak negatieve denkwijze rondom de mogelijkheden van netwerkontwikkeling bij de client wordt als een belangrijke succesfactor gezien. • De aanwezigheid van specifieke kennis met betrekking tot sociale netwerkontwikkeling biedt houvast en ruggensteun als het gaat om het bevorderen van sociale netwerkontwikkeling. • Een succesfactor is als professionals actief dagbestedingvoorzieningen, verenigingen, clubs, kerken en dergelijke gebruiken als plaatsen voor netwerkontwikkeling. • Hetzelfde geldt voor het op een optimale manier inzetten van vrijwilligers. We zijn nagegaan welke competenties door de respondenten belangrijk gevonden worden in het kader van sociale netwerkontwikkeling. Men noemt dan vaak competenties die met houdin-
28
5842 BW.indd 28
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:49 PM
gaspecten te maken hebben, zoals geduld, sociaal vaardig zijn, flexibiliteit en het kunnen reflecteren op eigen normativiteit. De competenties die genoemd worden voor sociale netwerkontwikkeling gaan altijd gepaard met genoemde houdingsaspecten. Het een is de humus voor het ander. De visie van één van de instellingen is het werken aan zogenoemd teambreed coachen van de client. Teambreed coachen wil aan de ene kant zeggen dat gegevens rondom een cliënt beschikbaar blijven wanneer een professional wegvalt. Aan de andere kant betekent het hoe meer inzichten en capaciteiten beschikbaar zijn binnen een team, des te beter dit voor de cliënt en zijn vragen kan uitpakken. Het gevolg hiervan kan zijn dat op den duur afhankelijk makende zorg vermindert, waardoor de autonomie van de cliënt vergroot wordt. Een deel van de professionals vindt het belangrijk dat het management deze visie operationaliseert door het bieden van ondersteunende randvoorwaarden om sociale netwerkontwikkeling uitvoerbaar te maken. Factoren bij vrijwillige inzet Factoren die bijdragen aan het succes van vrijwillige inzet zijn onder andere: • De aanwezigheid van een vrijwilligerscoördinator. De kracht van netwerkontwikkeling zit hem onder meer in de waardering die uitgesproken wordt voor een vrijwilligerscoördinator die gespecialiseerd is op het gebied van sociale netwerkontwikkeling voor cliënten binnen de organisatie en daar teams op aanspreekt. Daarnaast houdt zo’n coördinator zich ook bezig met het organiseren van activiteiten en het zoeken naar vrijwilligers voor de cliënten. • Een eigen bestand van vrijwilligers. • Een vrijwilligerscentrale in de omgeving. De aanwezigheid van een vrijwilligerscentrale wordt als positief genoemd als het gaat om de werving van vrijwilligers en de promotie van sociale netwerkontwikkeling. • Een organisatie die voldoende geld beschikbaar stelt voor affiches en ander promotiemateriaal. Het is een middel om de uitvoering van netwerkontwikkeling mogelijk en succesvol te maken.
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 29
29
3/6/2007 3:41:49 PM
• De rol van de professional ten aanzien van de vrijwilliger. Het gaat erom in hoeverre de professional stuurt in het onderhouden van de relatie met de vrijwilliger. Een succesfactor is aandacht voor de vrijwilligers, om het contact met hen warm te houden en hen te betrekken bij de organisatie. De betrokkenheid van de vrijwilligers bij een cliënt wordt gekoesterd door de vrijwilliger in het zonnetje te zetten en extra aandacht te geven. Het contact tussen een cliënt en een vrijwilliger met dezelfde interesses kan een positieve aanvulling zijn voor het netwerk van de cliënt. Organisatorische factoren • Het proces van systematische aandacht voor sociale netwerken wordt vereenvoudigd wanneer dit binnen het beleid van een organisatie al is ingebed. Een succesfactor hierbij is het creëren van ruimte als essentieel onderdeel, om de visie rondom sociale netwerkontwikkeling nog verder met elkaar te ontwikkelen. • Samenwerken met andere zorgaanbieders kan leiden tot meer mogelijkheden voor sociale participatie. Een voorbeeld is dat op wijkniveau, in de (toekomstige) woonomgeving van een cliënt, contacten gelegd worden met andere zorgaanbieders. Door dit samenwerkingsverband kunnen activiteiten in gezamenlijkheid aangepakt worden. Voorbeelden hiervan zijn om samen activiteiten aan te bieden in het buurthuis of het uitbrengen van een gemeenschappelijk blad met daarin een overzicht van alle activiteiten. • Daar waar afstemmingsoverleg open van sfeer is en gericht is kennisontwikkeling, wordt dit als succesfactor ervaren. Men leert elkaar en elkaars organisaties beter kennen en verwijzen is makkelijker. • Een kracht om te komen tot sociale netwerkontwikkeling zit in de mogelijkheden om kennis op te doen binnen een organisatie door cursussen en trainingen. • Een belangrijk instrument is de kwaliteitszorg. Een enkeling brengt naar voren dat evaluatie duidelijk maakt dat dit prestatiegebied niet continu aandacht krijgt. Een maatregel kan zijn om medewerkers hierin meer te trainen.
30
5842 BW.indd 30
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:49 PM
• Binnen een van de instellingen is een succesfactor de oprichting van een klankbordgroep. Hierin zitten medewerkers, familieleden, buurtbewoners en de cliënten zelf. Thema’s worden behandeld als ‘Hoe je profileren in de wijk’ en ‘Contacten met bedrijven’. Een van de resultaten is dat dit initiatief werkplekken heeft opgeleverd. Als goede voorbeelden waarin aandacht voor netwerken centraal staat, zijn genoemd: MEE als dienstverlenende organisatie, wijkgericht werken in Leidse Rijn en Pollen in Flevoland, het Familie Buur Project van MEE en Wegwijs in Utrecht en de Ontmoetingsgroep IJsselstein (50+ groep in het Dienstencentrum). In het laatstgenoemde project blijkt na drie jaar dat cliënten meedoen aan reguliere activiteiten en op verjaardagen van bewoners komen.
2.6 Knelpunten Cliëntfactoren • Een langdurig verblijf in een instelling, waarbij het sociale netwerk al geruime tijd beperkt is totprofessionals en medebewoners, heeft tot gevolg dat de cliënt vreemd staat tegenover nieuwe mogelijkheden om zijn sociale netwerk buiten de instelling uit te breiden. • Als drempel in het aangaan van nieuwe contacten door de client speelt de angst mee dat anderen hem niet begrijpen. Sommige cliënten zijn bang dat er misverstanden zullen ontstaan. • Er zit vaak ook veel verschil in wat de cliënt kan (praktisch) en wat de cliënt aankan (sociaal-emotioneel). De cliënten kunnen daardoor tussen wal en schip komen te vallen. Bij speciale G-teams voelen ze zich niet thuis (‘Ik ben immers toch niet gek’), maar een gewone club is vaak te hoog gegrepen, vooral op sociaal-emotioneel gebied. Grote groepen worden vaak als eng ervaren. Een deel van de cliënten heeft moeite met het bezoeken van een sportschool omdat dit te massaal is en er te veel prikkels zijn.
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 31
31
3/6/2007 3:41:49 PM
• Een andere factor die van invloed is op het aangaan van contacten door de cliënt, is het ontbreken van sociale vaardigheden. Vooral het inzicht hoe contacten aan te gaan, ontbreekt vaak. Het contact onderling tussen cliënten kan tevens moeizaam verlopen, omdat het moeilijk is voor veel mensen met een beperking om met andermans beperkingen rekening te houden. • Daarnaast is sociale netwerkontwikkeling afhankelijk van de aard, het karakter en de persoonlijke situatie van de cliënt. Hoe sociaal de cliënt zelf is ingesteld speelt een belangrijke rol, maar ook problemen, zoals hechtingsproblematiek of problemen in het autistische spectrum kunnen een bepalende factor zijn. Bij een bepaalde groep cliënten is er een combinatie van verstandelijke beperkingen, psychiatrische problematiek en gedragsproblemen die hen belemmert in sociale contacten. • Een knelpunt kan het gebrek aan inzicht van de cliënt zijn in de voordelen van een sociaal netwerk, maar ook in de gevolgen die het heeft wanneer je het sociale netwerk verwaarloost. • De angst van een deel van de professionals is dat de cliënt dreigt te worden overvraagd. Sommige cliënten komen door deze contacten meteen veel problemen tegen, wat veel stress kan opleveren. Bepaalde contacten zijn negatief voor de ontwikkeling van de cliënt en kan deze in de weg staan. Een deel van de cliënten laat zich door ‘foute’ vrienden verleiden tot verkeerde zaken, zoals blowen. Het gebeurt ook wel dat clienten bevriend raken met mensen die niet werkelijk voor de cliënt komen, maar alleen willen profiteren van de materiële aspecten van de cliënt (geld, woning). • Een cliënt kan ook te veel geobsedeerd raken door het uitbreiden van zijn sociale netwerk. Een voorbeeld hiervan is de obsessie voor het hebben van een relatie. Er wordt bijvoorbeeld alles op alles gezet om een vriendin te krijgen. • Vervoer kan een knelpunt van praktische aard zijn. Cliënten leren om zelfstandig met het openbaar vervoer te gaan, is niet voor iedereen haalbaar. Door het vervoerprobleem wordt de ontwikkeling van het sociale netwerk in sommige gevallen vertraagd.
32
5842 BW.indd 32
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:50 PM
• Daarnaast kunnen financiën (onder andere uitkering en indicatiestelling) een knelpunt zijn. Respondenten melden veelvuldig dat er pure armoede is onder cliënten. Daardoor is er vaak heel weinig geld voor sociale activiteiten. Bovendien kunnen schulden die afgelost moeten worden een rol spelen. Sociale netwerkfactoren • De afwezigheid van een natuurlijk sociaal netwerk. • Afwijzing van het sociale netwerk. Het kan voorkomen dat de professional bepaalde mogelijkheden ziet en dat de vertegenwoordigers van de cliënt zeggen dat ze dat niet willen. Een mogelijke factor kan schaamte zijn voor de beperking van de cliënt of angst voor verandering of negatieve gevolgen. Professionele factoren Op het niveau van de professional komen uit het onderzoek de volgende knelpunten naar voren: • De professional ziet de zorg en de begeleiding van de cliënt als zijn taak, maar beseft niet altijd dat het opbouwen van het sociale netwerk rond de cliënt hier ook bij hoort. • Er wordt onderkend dat er over het algemeen weinig bewust en systematisch met sociale netwerken omgegaan wordt. Het merendeel van de geïnterviewden noemt de noodzaak van bewustwording van medewerkers om daadwerkelijk een start te maken met dit taakgebied. Binnen een aantal instellingen is hiervoor al beleid in ontwikkeling. Een voorbeeld is dat in het aanmeldingsformulier ‘sociale netwerkontwikkeling’ als standaard aandachtsgebied opgenomen is, zodat de professional in een vroeg stadium zich bewust wordt van zijn taak hierin. In vier organisaties wordt intervisie ingezet en als professionaliseringsinstrument succesvol ervaren. Hierdoor komt bijvoorbeeld aan het licht dat er te weinig aan netwerkopbouw gedaan wordt. • Verschillende professionals weten in hun werksituatie niet hoe ze dienen om te gaan met het bouwen aan sociale netwerken. Door sommige professionals wordt een drempel ervaren om daadwerkelijk met sociale netwerkontwikkeling aan de slag te gaan.
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 33
33
3/6/2007 3:41:50 PM
• Professionals geven aan dat ze over het algemeen onvoldoende kennis hebben van de mogelijkheden die er zijn om te werken aan het sociale netwerk. Methodieken voor sociale netwerkontwikkeling zijn niet bekend. • Er is niet voldoende tijd om te werken aan sociale netwerkontwikkeling. Anderzijds wordt ook opgemerkt dat de beschikbare tijd niet altijd even effectief benut wordt en het ook een kwestie is van prioriteiten. • Na het volgen van de cursussen die betrekking hebben op sociale netwerken en/of integratie is het knelpunt dat de opgedane kennis niet in praktijk wordt gebracht. Enerzijds wordt er door een deel van deze cursisten gedacht ‘dit was de cursus, die hebben we ook weer gehad en we gaan weer over tot de orde van de dag’. Implementatie van het geleerde vindt daarna nauwelijks plaats. Anderzijds wordt er bij een deel van de instellingen zoveel scholing aan de professionals aangeboden dat deze het gevoel hebben dat ze overspoeld worden door het vele aanbod waardoor het zich eigen maken van de stof bemoeilijkt wordt. Men beschikt niet over een integraal kader waardoor men nieuw opgedane kennis hierin niet kan integreren. • Een aantal professionals is een belangrijk onderdeel van het sociale netwerk • van de cliënt. Zo ontnemen zij de ruimte aan anderen om deel uit te gaan maken van het netwerk of hun plaats over te nemen. Vaak heeft dit te maken met bezorgdheid of is er een afhankelijkheidsrelatie ontstaan. De cliënt uit geen behoefte aan andere contacten omdat hij immers de relatie met de professional heeft. • Een wezenlijk knelpunt vinden veel respondenten het te veel leunen van de cliënt op de professional. Een voorbeeld hiervan is dat wanneer de cliënt niets te doen heeft, hij aan de professional vraagt om samen een activiteit te doen. Gebleken is dat cliënten bij activiteiten buitenshuis voornamelijk meegaan voor de gezelligheid die de begeleiding heeft te bieden, dan dat zij alleen gaan. De professional geeft in dit voorbeeld de cliënt het gevoel van gezelligheid en van veiligheid. Hij houdt tijdens deze activiteiten ook vaak het gesprek gaande en stuurt het gesprek wanneer dat nodig is. Hierdoor
34
5842 BW.indd 34
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:50 PM
wordt de cliënt niet gestimuleerd zelf nieuwe contacten aan te gaan. Factoren bij vrijwillige inzet Mogelijke knelpunten bij de inzet van vrijwilligers: • Het is in veel gevallen moeilijk om een ‘passende’ vrijwilliger te vinden voor de cliënt. Er zijn vrijwilligers die denken dat het een leuke doelgroep is om mee te werken en dan blijkt het tegen te vallen. De meeste vrijwilligers werken liever voor mensen met lichtere vormen van beperking. • Verwachtingen worden niet goed afgestemd. In een aantal gevallen wordt te veel verwacht, bijvoorbeeld dat de vrijwilliger iedere week langskomt. Daarnaast zijn er cliënten die te veel vragen van vrijwilligers, maar zelf maar weinig aan ze teruggeven. Het omgekeerde kan ook voorkomen. De vrijwilliger heeft te hoge verwachtingen van het contact. De vrijwilliger komt dan meer om te nemen dan om te geven. • Het onderhouden van het contact tussen professionals en vrijwilligers is belangrijk. Een belangrijk aandachtspunt is het in evenwicht houden van de balans tussen geven en nemen. Begeleiders reageren door werkdruk vaak niet altijd even gastvrij. Ook is gebleken bij een aantal organisaties dat vrijwilligers de koffie zelf moeten betalen. Men laat na ze te waarderen en ze bij het reilen en zeilen te betrekken, bijvoorbeeld door ze met kerst een attentie te geven en ze uit te nodigen voor feesten. • Een tegenwerkende kracht is de juridisering van de zorg. De organisatie blijft verantwoordelijk voor de cliënt als hij met een vrijwilliger meegaat. Door de toenemende aanwezigheid van regels en wetgeving wordt het zowel voor de professional als voor de vrijwilliger moeilijker gemaakt om met een zekere ongedwongenheid in het contact te staan met de cliënt. Organisatorische factoren • De mate van prioriteit met betrekking tot sociale netwerkontwikkeling is terug te vinden in de houding van de organi-
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 35
35
3/6/2007 3:41:50 PM
•
•
•
•
•
•
36
5842 BW.indd 36
satie. Wanneer de doelstelling van de instelling het effectief behandelen van de cliënt is, dan heeft die prioriteit. Dit kan zijn weerslag hebben op de houding van de professionals ten aanzien van sociale netwerkontwikkeling. Het werken aan het sociale netwerk is dan niet het uitgangspunt. Bij instellingen waar sociale netwerkontwikkeling een speerpunt is in het beleid wordt het beleid te weinig geïmplementeerd en getoetst in de praktijk. De cliënt wordt zonder voldoende overleg en voorbereiding uit het oorspronkelijke netwerk van het instituut gehaald en ‘geplaatst’ in een andere omgeving. De banden met zijn vertrouwde omgeving worden doorgesneden of afstanden worden moeilijker overbrugbaar. Er wordt onvoldoende aandacht gegeven aan het opbouwen van een netwerk in de nieuwe omgeving. Wanneer er sprake is van kortdurende hulpverlening, is het voor de cliënten vaak moeilijk sociale contacten op te bouwen, en voor professionals biedt dit weinig gelegenheid aandacht te geven aan het sociale netwerk. Te weinig samenwerking met maatschappelijk relevante situaties. Grote zorgaanbieders zijn geneigd eerder activiteiten en voorzieningen zelf te organiseren dan samenwerking te zoeken met andere organisaties, zoals welzijnsinstellingen, sportverenigingen en scholen. Hierdoor worden deze organisaties ook niet gestimuleerd om ruimte te maken voor de doelgroep. Gebrek aan informatie binnen de instelling over de mogelijkheden en voorzieningen die er binnen of buiten de instelling beschikbaar zijn voor sociale netwerkontwikkeling. Een voorbeeld is dat het voor sommige professionals niet duidelijk is wat de functie is van het vrijwilligersbureau binnen hun eigen organisatie bij het opbouwen van een sociaal netwerk rondom de cliënt. Ook de mogelijkheden die MEE heeft zijn vaak onvoldoende bekend. Een ander knelpunt kan het grote personeelsverloop zijn. Het komt voor dat als een personeelslid weggaat, er soms ook belangrijke informatie verloren gaat, zeker als het dossier onvoldoende informatie bevat. Bij het wegvallen van een persoon-
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:51 PM
lijk begeleider kunnen de contacten met het sociale netwerk en de ontwikkeling van de cliënt vastlopen. • Op dit moment is het sociale netwerk en de kwaliteit ervan bij een aantal cliënten afhankelijk van de persoonlijke begeleider die hij op dat moment heeft. Maatschappelijke factoren • Cliënten worden vaak door de maatschappij niet als volwaardig burger gezien. • Stigmatisering en discriminatie vormen maatschappelijke krachten die van invloed zijn op sociale netwerkontwikkeling. • Een knelpunt is dat de buitenwereld nog niet voldoende vertrouwd is met mensen met een beperking waardoor er nog veel onwetendheid en onbegrip heerst. In een aantal gevallen is gebleken dat de buurt onbekend is met de persoon en zijn beperking. Misverstanden kunnen voorkomen worden als deze buurtbewoners weten wat de beperkingen inhouden en wat voor mogelijke gevolgen deze kunnen hebben. • Het vinden van vrijwilligers wordt tegenwoordig steeds moeilijker.
2 Onderzoeksresultaten
5842 BW.indd 37
37
3/6/2007 3:41:51 PM
5842 BW.indd 38
3/6/2007 3:41:51 PM
3 Conclusies
We geven onze bevindingen weer met betrekking tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat wordt er momenteel bij de VGU-organisaties in de praktijk gedaan aan sociale netwerkontwikkeling? 2. Van welke werkwijzen/methoden wordt er in de praktijk gebruik gemaakt door de VGU-organisaties en hoe is de inbedding in deze organisaties? 3. Welke werkwijzen lenen zich voor verdere ontwikkeling ter ondersteuning van het proces van vermaatschappelijking? 4. Wat levert het gebruik van deze werkwijzen in verschillende contexten en met verschillende doelgroepen op? 5. Wat zijn gewenste competenties voor professionals op het gebied van sociale netwerken? We beantwoorden eerst in samengevatte vorm deze vragen en gaan dan op een aantal aspecten nader in, waarbij we tevens suggesties geven voor verbetering van de huidige praktijk. 1. Wat wordt er momenteel in de praktijk gedaan aan sociale netwerkontwikkeling? Er kan geconcludeerd worden dat er in de praktijk weinig systematisch aandacht is voor sociale netwerken. Over het algemeen kan gesteld worden dat er in de provincie Utrecht (nog) geen ‘good practice’ is rond sociale netwerkbenaderingen. 2. Van welke werkwijzen en methoden wordt er in de praktijk gebruik gemaakt en hoe is de inbedding in de organisatie? Er zijn een aantal werkwijzen en strategieën die zich direct richten op het sociale netwerk, of die indirect een bijdrage leveren aan netwerkontwikkeling. Deze zijn onder andere:
3 Conclusies
5842 BW.indd 39
39
3/6/2007 3:41:51 PM
• • • • • • • •
samenwerken met de familie van de cliënt; sociale kaart of netwerkkaart; levensboek; koppelen van sociale contacten aan vrijetijdsbesteding op basis van gemeenschappelijke interesses; inzet van vrijwilligers; vormen van dagbesteding als plekken voor netwerkvorming en netwerkcontacten; cursussen en trainingen waar aan sociale vaardigheidsontwikkeling gedaan wordt; samenwerking tussen instellingen op lokaal niveau waardoor meer mogelijkheden voor dagbesteding en sociale contacten ontstaan.
Bij MEE Utrecht is men begonnen met de sociale netwerkbenadering volgens de methodiek van ‘Natuurlijk een Netwerk’ van de Federatie van Ouderverenigingen. Deze methodiek verenigt een aantal van de genoemde losse werkwijzen. De methodiek start bij het bestaande ‘natuurlijke’ netwerk van de cliënt. Hoewel zij primair bedoeld is voor familieleden, kunnen de instrumenten ook door professionals gebruikt worden. De Family Group conferenties, waarmee MEE Utrecht is gestart, sluiten eveneens aan bij het uitgangspunt om te starten bij het natuurlijk netwerk. Beide werkwijzen verhogen de kracht en het oplossingsvermogen van cliënt en netwerk, ieder op eigen wijze. Voor een beschrijving van deze en andere methodieken verwijzen we naar een aparte publicatie (Brettschneider, 2007). 3. Welke werkwijzen lenen zich voor verdere ontwikkeling ter ondersteuning van het proces van vermaatschappelijking? Er kunnen twee vormen van sociale netwerkbenadering onderscheiden worden. Zij onderscheiden zich door de context waar de cliënt zich bevindt, namelijk de context van het instituut of de context van de samenleving. In beide gevallen is aandacht voor het sociale netwerk belangrijk, maar de vorm kan verschillend zijn. Door het proces van vermaatschappelijking verhuizen de meest redzame cliënten naar woonvormen in de samenleving. De meest kwetsbare mensen blijven aangewezen op een veilige, vertrouwde
40
5842 BW.indd 40
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:52 PM
omgeving. Voor hen kan het beschermde instellingsterrein een goede niche vormen. In beide gevallen dient een gelijkwaardige samenwerking met het natuurlijk netwerk van de cliënt een kerningrediënt van de zorg te zijn. Werkwijzen die daar een bijdrage aan kunnen leveren zijn onder andere de actieve samenwerking met ouderorganisaties, de betrokken inzet van vrijwilligers, het gebruik maken van de sociale kaart en het levensboek. Op en vanuit het instellingterrein kan actief gewerkt worden aan het ‘binnenhalen’ van de samenleving, de zogenoemde ‘omgekeerde integratie’. Hierbij kan het sociale netwerk van de cliënt een belangrijke rol spelen. Zij kunnen helpen bruggen te slaan met de samenleving. In de samenleving zijn bruikbare werkwijzen onder andere het gezamenlijk met andere organisaties creëren van mogelijkheden voor dagbesteding en buurtcontacten, het inzetten van vrijwilligers die in de buurt wonen en het bevorderen van sociale contacten op basis van gemeenschappelijke interesses in vrijetijdsactiviteiten. 4. Wat levert het gebruik van deze werkwijzen in verschillende contexten en met verschillende doelgroepen op? Gezien de gefragmenteerde vormen waarin aan sociale netwerken aandacht gegeven wordt, is er onvoldoende informatie over de effecten van deze werkwijzen. Deze vraag kunnen we momenteel dus niet beantwoorden. 5. Wat zijn gewenste competenties voor professionals op het gebied van sociale netwerken? Uit het onderzoek komt naar voren dat er feitelijk veel competenties nodig zijn om adequaat met sociale netwerken aan de gang te kunnen gaan. Deze competenties zijn in te delen op basis van de drie segmenten van opleidingsprofielen: werken met cliënten en hun omgeving, werken binnen de organisatorische context en werken aan innovatie van de beroepspraktijk. Binnen het eerste segment is allereerst het uitgangspunt van belang dat het werken in nauwe samenwerking met cliënt en netwerk vanzelfsprekend is. Het contact dient bewust opgezocht te
3 Conclusies
5842 BW.indd 41
41
3/6/2007 3:41:52 PM
worden. Met gebruikmaking van communicatieve en relationele vaardigheden dient samenwerking opgebouwd te worden. Vervolgens dient de professional te beschikken over een aantal werkwijzen en methoden om vragen en behoeften te verhelderen en de omvang en structuur van het netwerk in beeld te krijgen. Dan dienen de juiste strategieën gekozen te worden om tegemoet te komen aan de wensen en behoeften. Binnen het tweede segment, het werken binnen de organisatorische context, is het van belang dat het werken met het sociale netwerk deel uitmaakt van het takenpakket van professionals en de basisfuncties van teams. De organisatie als geheel dient ‘sociaal competent’ te zijn, dat wil zeggen gericht te zijn op de samenleving als context voor zorg en dienstverlening en daarbinnen op sociale netwerken als onderdeel van die samenleving. Het derde segment, de innovatie van de beroepspraktijk, behelst de competenties van professionals om sociale netwerkbenaderingen te integreren in die praktijk. Bij organisaties waar aandacht voor het sociale netwerk niet vanzelfsprekend is, vraagt dit om het creëren van de juiste cultuur en randvoorwaarden, kortom: innovatief vermogen.
42
5842 BW.indd 42
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:52 PM
4 Aanbevelingen
Uit het onderzoek wordt duidelijk dat er nog veel aan sociale netwerken gedaan kan worden. Om het werken met sociale netwerken een ‘natuurlijk’ onderdeel te laten zijn van het aanbod van de organisatie en het takenpakket van professionals kunnen een aantal activiteiten ondernomen worden. Het gaat om activiteiten op het niveau van de organisatie en op het niveau van de medewerkers. Hieronder geven we aanbevelingen voor deze acties. Apart gaan we in op de rol van de opleidingen en het competentieprofiel ten aanzien van sociale netwerken. Een discussievraag is of het werken met sociale netwerken deel uit moet maken van het takenpakket van iedere medewerker. We willen deze vraag genuanceerd beantwoorden. In het algemeen vinden we dat er bij iedere medewerker op ieder niveau een vanzelfsprekende aandacht moet zijn voor het sociale netwerk en dat deze als ‘natuurlijke’ partner bij de zorg betrokken moet zijn. In die zin behoort aandacht voor het sociale netwerk tot het takenpakket van iedere medewerker. Aan de andere kant is er een aantal taken dat meer kennis vergt. Deze hebben betrekking op het maken van sociale netwerkanalyses en het toepassen van specifieke netwerkmethodieken. Het is de moeite waard om binnen de organisatie enkele ‘aanjagers’ aan te stellen, die speciaal belast zijn met de taak sociale netwerken een plek te geven in de zorg of die als kwartiermakers kunnen fungeren in wijken en buurten waar cliënten wonen. Daarnaast kan deze professional meer op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen en trends rondom sociale netwerkontwikkeling en vermaatschappelijking.
4 Aanbevelingen
5842 BW.indd 43
43
3/6/2007 3:41:52 PM
4.1 Beleid Bij de meeste organisaties is de aandacht voor sociale netwerken wel ergens in het beleid opgenomen. Dat is echter geen garantie dat dit ook in praktijk gebracht wordt. De organisatie kan in het beleid een aantal middelen inzetten om dit te verbeteren. Zo kan het werken met sociale netwerken onderdeel zijn van het kwaliteitsbeleid. Kwaliteitszorg kan als instrument gebruikt worden om prestaties op dit terrein te doen toenemen. Gerichte bij- en nascholing kan een bijdrage leveren om medewerkers kennis en vaardigheden bij te brengen. Binnen intervisie en supervisie kan het werken met het sociale netwerk een vast onderdeel zijn. Teamleiders zouden het werken met het sociale netwerk permanent in het vizier kunnen houden. De invoering van het landelijk competentieprofiel ‘Naar herkenbare competenties’ is een instrument om personeelbeleid voor de toekomst vorm te geven en scholingsbeleid te ontwikkelen (Van Arensbergen & Liefhebber, 2005). Als een van de kernopgaven wordt hierin omschreven: De beroepskracht staat voor de opgave een beroep te doen op familie, direct betrokkenen (mantelzorg) en anderen (bijvoorbeeld vrijwilligers of buurtbewoners). Deze kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van de cliënt om zo de zelfstandigheid en zelfredzaamheid te vergroten in plaats van vraagstukken binnen het professionele circuit op te lossen. De beroepskracht staat voor de opgave telkens af te wegen in hoeverre hij een appel kan doen op mensen om ze bij de cliënt te betrekken. De beroepskracht moet aftasten in hoeverre mensen in staat zijn een actieve rol op zich te nemen. Het actief versterken van het sociale netwerk wordt in dit profiel toegekend aan het takenpakket van een medewerker op niveau C, dat wil zeggen iemand die zelfstandig werkt met individuele cliënten en hun systeem, en hierbij begeleidende, coördinerende en coachende taken heeft. Helaas is in het competentieprofiel het werken met het sociale netwerk niet geëxpliciteerd, wat een gemiste kans is. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ‘sociaal
44
5842 BW.indd 44
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:53 PM
netwerk’ een gedifferentieerd begrip is. Een cliënt kan meerdere sociale netwerken hebben. Deze kunnen gekoppeld zijn aan de plaatsen waar iemand woont, werkt, naar school gaat of vrije tijdsbesteding heeft. Deze competenties zijn niet vanzelfsprekend aanwezig. Uit het onderzoek blijkt dat veel medewerkers niet op de hoogte zijn van methoden die ontwikkeld zijn in het kader van sociale netwerkbenaderingen. Of ze hebben er wel eens over gelezen, maar hebben behoefte aan training in de praktische vaardigheden om deze te kunnen toepassen. Bij- en nascholing zijn dan ook belangrijk. Daarnaast is duidelijk dat in de initiële opleidingen, zoals SPH, onvoldoende scholing in sociale netwerkbenaderingen opgenomen is. Op dit punt dient het onderwijs dus verbeterd te worden. De Hogeschool Utrecht heeft inmiddels een specialisatieprogramma VGz (minor) ontwikkeld waarin sociale netwerkbenaderingen opgenomen zijn. Dit programma wordt sinds het studiejaar 20062007 aangeboden. Wij bevelen aan dat binnen het beleid van instellingen in alle taakfunctieomschrijvingen wordt opgenomen dat er altijd aandacht is voor het sociale netwerk en dat waar er een natuurlijk steunend netwerk aanwezig is, hiermee samengewerkt wordt. Dit geldt dus voor medewerkers op alle functieniveaus. Specifiek voor niveau C dient in de taakfunctieomschrijving met behulp van bovenstaande competenties, aanvullend opgenomen te worden dat deze: • actief de samenwerking zoekt en opbouwt met het sociale netwerk; • de functionele verbanden tussen de cliënt en diens netwerk in beeld brengt; • vragen en behoeften van het sociale netwerk onderzoekt en vaststelt; • mogelijkheden en beperkingen van het sociale netwerk onderzoekt en vaststelt (in relatie tot de cliënt en het netwerk zelf); • zo nodig actief werkt aan ondersteuning en versterking van het sociale netwerk. Aparte aandacht verdient het beleid ten aanzien van vrijwilligers. Uit het onderzoek blijkt dat het van belang is dat er een goed vrij-
4 Aanbevelingen
5842 BW.indd 45
45
3/6/2007 3:41:53 PM
willigersbeleid binnen de organisatie gevoerd wordt. Vrijwilligers zijn een belangrijk onderdeel van het netwerk van de organisatie en van de cliënt. Zij vormen vaak een schakel tussen hulpverlening en samenleving. Centraal hierin staat het onderhouden van een goede relatie met de vrijwilliger. Waardering en betrokkenheid zijn sleutelbegrippen. Waardering kan op vele manieren tot uitdrukking gebracht worden, bijvoorbeeld in voortgangsgesprekken met een coördinator of door een geldelijke beloning of kerstpakket. Betrokkenheid kan gestalte krijgen door een vrijwilliger te betrekken bij cliëntbesprekingen en uit te nodigen voor bijvoorbeeld een nieuwjaarsreceptie of een feest. Voor het omzetten van visie en beleid naar de praktijk, dienen gericht middelen ingezet te worden voor sociale netwerkbenaderingen. Middelen kunnen zich vertalen in personeel dat tot taak heeft met het sociale netwerk te werken in een scholingsbudget of in vervoersmogelijkheden voor cliënten. Het werken met sociale netwerken hoeft per saldo geen geld te kosten, er kan zelfs geld bespaard worden. Het uitgangspunt is immers dat naarmate een cliënt betere maatschappelijke ondersteuning krijgt, hij minder afhankelijk wordt van professionele inzet. Een manier om op een meer effectieve wijze te werken, is door een duidelijk overzicht te hebben van informatie met betrekking tot de cliënt en zijn sociale netwerk. Dit kan bijvoorbeeld door de informatie met betrekking tot een cliënt te verzamelen en te bundelen in een map of in een elektronisch dossier. In het dossier dient goede informatie over het netwerk aanwezig te zijn, bijvoorbeeld een sociale kaart. Goede informatievoorziening is ook van belang voor samenwerking en afstemming. In zorgplanning dient de plaats van het sociale netwerk altijd zichtbaar te zijn. Een zorgplan zonder inbreng van het sociale netwerk is geen goed zorgplan. Als er geen sociaal netwerk is, dienen in het plan doelen en activiteiten opgenomen te zijn die erop gericht zijn een natuurlijk netwerk op te bouwen. Sociale netwerkontwikkeling dient ingebed te zijn in vermaatschappelijking. De instelling en haar medewerkers dienen gefocust
46
5842 BW.indd 46
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:53 PM
te zijn op de natuurlijke leefomgevingen van de cliënt. Professionals moeten de mogelijkheden kennen van omgevingen waar de cliënt woont en werkt, om deze optimaal te benutten voor sociale netwerkontwikkeling. Er kan veel meer geïnvesteerd worden in kwartiermaken, het gastvrij maken van de woonomgeving. Naast de grote hoeveelheid ‘pushactiviteiten’ die al ondernomen worden (zoals stimuleren, attent maken op, meegaan naar en oefenen van vaardigheden) kunnen er meer ‘pullacties’ ondernomen worden. We bedoelen hiermee het naar je toe trekken van mensen in de buurt. Actief vrijwilligersbeleid is een van de componenten. Maar je kunt de buurt ook naar je toe halen door ruimte ter beschikking te stellen voor buurtactiviteiten. Of de sportvereniging gebruik laten maken van de gymzaal of het sportveld. Of samen met de wijkvereniging een buurtfeest organiseren. Of door buurtactiviteiten te sponsoren. In het kader van werk en dagbesteding liggen ook veel kansen voor integratie. Een voorbeeld is de groenploeg van ASVZ Amerpoort in de wijk Vathorst in Amersfoort. Door een actieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de groenvoorziening in de buurt, ontstaan er positieve contacten met de wijkbewoners. Een ander voorbeeld is de bemensing van buurtwinkels in dorpen waar deze dreigen te verdwijnen.
4.2 Competenties Zoals reeds gezegd, komt uit het onderzoek naar voren dat er feitelijk veel competenties nodig zijn om adequaat met sociale netwerken aan de gang te kunnen gaan. Deze competenties zijn in te delen op basis van de drie segmenten van opleidingsprofielen: werken met cliënten en hun omgeving, werken binnen de organisatorische context en werken aan innovatie van de beroepspraktijk. 4.2.1 Werken met cliënten en hun omgeving Aan het competent werken met sociale netwerken gaat echter vooraf dat de professional zich allereerst bewust moet zijn van het feit dat het opbouwen en in stand houden van een sociaal netwerk van de cliënt een belangrijk onderdeel is van zijn takenpakket. Een mogelijkheid hierbij is dat de bewustwording niet alleen
4 Aanbevelingen
5842 BW.indd 47
47
3/6/2007 3:41:53 PM
plaatsvindt aan de aanbodzijde (de professional werkende vanuit een organisatie), maar dat ook de vraagzijde (de cliënt en zijn vertegenwoordigers) hierin betrokken wordt. Vanuit de FvO wordt al regelmatig gewezen op het belang van participatie van het sociale netwerk. Op deze wijze wordt de aanbodzijde in beweging gebracht door de vraag die vanuit de cliënt komt. Daarnaast is het van groot belang dat alle betrokken partijen gemotiveerd zijn en de wil er is om sociale netwerkontwikkeling te doen slagen. Competenties op het gebied van sociale netwerkontwikkeling kennen een grote mate van vervlechting met competenties die als basiscompetenties van werkers aanwezig dienen te zijn. Zoals de eerder beschreven basiscompetenties zijn deze de humus voor de competenties die nodig zijn om succesvol aan sociale netwerken te werken. In dat licht dienen dan ook de genoemde competenties gezien te worden. In het eerder genoemde landelijk competentieprofiel wordt over de competenties ten aanzien van sociale netwerkontwikkeling het volgende gezegd: De beroepskracht motiveert en activeert de cliënt om zelf contacten te leggen en te onderhouden om zo zijn redzaamheid en zijn maatschappelijke participatie te vergroten. Hij voert gesprekken met relaties en de sociale omgeving van de cliënt, betrekt hen bij beslissingen en stimuleert hen om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de cliënt. Daarbij aansluitend kunnen we de volgende concrete competenties formuleren: Niveau van de cliënt en zijn netwerk 1. Inventariseren van de behoeften van de cliënt en samen nagaan hoe aan deze behoeften voldaan kan worden. 2. Stimuleren van creativiteit en positief gedrag. 3. Stimuleren tot het leggen van contacten. 4. Werken aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden. 5. Motiveren van de sociale omgeving van de cliënt om actief mee
48
5842 BW.indd 48
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:54 PM
te denken en een actieve bijdrage te leveren aan het creëren van een optimale situatie en ontwikkeling van de cliënt. 6. Bekend zijn met sociale netwerkstrategieën en hieruit een bij de cliënt passende keuze maken. 7. In staat zijn een duurzame samenwerking op te zetten en te onderhouden met cliënten, ouders en verwanten. 8. Maken van een sociale netwerkanalyse. 9. Ontwikkelen van een plan om het sociale netwerk te ondersteunen en te versterken. 10. Enthousiasmeren en adequaat ondersteunen van vrijwilligers en netwerkleden. Niveau van de omgeving 1. Geven van voorlichting over de doelgroep om de beeldvorming in de samenleving positief te beïnvloeden. 2. Beschikken over kennis van kwartiermakersstrategieën. 3. Outreachend en maatschappelijk ondernemend kunnen werken. 4. Nieuwe mensen en organisaties weten te benaderen met als doel een rol te vervullen rondom de cliënt om zo de afhankelijkheid van de beroepskracht te verminderen en de zelfstandigheid te vergroten. 5. Begeleiden en adviseren van de sociale omgeving hoe deze zo optimaal mogelijk kan bijdragen aan ondersteuning en ontwikkeling van de cliënt. 6. Bewaken van de continuïteit van de contacten. 7. Werken aan bewustwording van het team en, waar nodig, ontwikkelen van bijdragen aan beleid, implementatie en uitvoering voor en met het team waar het sociale netwerkontwikkeling betreft. 8. Om kunnen gaan met keuzes en dilemma’s, daar waar de wensen en behoeften van de sociale omgeving kunnen afwijken van de wensen en behoeften van de cliënt en er vooroordelen van derden ten aanzien van mensen met een verstandelijke beperking aan de orde zijn. Volgens een aantal professionals moet de professional zelf een echte netwerker zijn. Hij dient ook zijn eigen netwerk in te zet-
4 Aanbevelingen
5842 BW.indd 49
49
3/6/2007 3:41:54 PM
ten als dat de cliënt ten goede komt. Andere professionals menen echter dat privé en werk strikt gescheiden dient te worden. Een professional moet mensen kunnen prikkelen, gerichte informatie kunnen geven en daarin betrouwbaar zijn. Daarbij is het van belang dat de professional kan uitdragen dat familieleden en andere betrokkenen net zoveel hebben te betekenen in het proces als de professional zelf. Hij moet een samenwerking met ouders kunnen opzetten en met hen de verantwoordelijkheid kunnen delen rondom het welzijn van de cliënt. Binnen dit proces dient de professional ervoor te zorgen dat er een balans is tussen geven en nemen. De professional dient zonodig een regisserende functie te kunnen vervullen. Hij moet actief en creatief zijn in het zoeken naar oplossingen en daarnaast een begeleidende, coachende en adviserende rol hebben. De professional dient ook contacten te onderhouden over de zaken die goed gaan, dus niet alleen anderen inschakelen wanneer er problemen zijn. Een andere competentie heeft betrekking op het ondersteunen van de ontwikkeling van de cliënt om zijn rol binnen een sociaal netwerk goed te kunnen vervullen. De professional dient in staat te zijn de cliënt sociale vaardigheden bij te brengen. 4.2.2 Competenties ten aanzien van het werken binnen en vanuit een organisatie De professional behoort in staat te zijn te communiceren binnen het team over de doelstelling, zodat het einddoel helder en duidelijk is, evenals de stappen die ondernomen moeten worden ten aanzien van sociale netwerkontwikkeling. De professional moet in staat zijn een beroep te doen op professionele hulp rondom netwerkontwikkeling. Als er knelpunten zijn, moet de professional kunnen en durven doorverwijzen naar collega’s wanneer dat nodig is.
50
5842 BW.indd 50
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:54 PM
De professional moet inzien dat het gedrag van cliënten, zowel bij zichtbare als bij onzichtbare beperkingen, een belangrijke factor kan zijn in de netwerkontwikkeling, zowel in positieve als in negatieve zin. Ook hier is het zaak mogelijkheden en talenten te mobiliseren en beperkingen te verminderen. Binnen de organisatie dienen er professionals te zijn die kunnen opereren in verschillende kaders van wet- en regelgeving. Actueel is het nieuwe beleidskader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De WMO is op 1 januari 2007 ingegaan. Het beleidsstreven is om de zelfredzaamheid van burgers te stimuleren, hen toe te rusten om maatschappelijk te participeren en hiervoor voorwaarden te scheppen op lokaal niveau. Dit nieuwe beleid verwacht veel van de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en van professionele organisaties. Zij zullen daarom een grotere rol gaan spelen bij sociale netwerkontwikkeling. Wanneer ondersteuning vanuit deze partners niet lukt, kan de burger een beroep doen op aanvullende zorg vanuit de WMO. Het is de taak van de lokale overheid om het algemeen beleid te richten op zelfredzaamheid, participatie en een leefbare woonomgeving. Hoe beter zij hierin slagen, des te minder er een beroep dient te worden gedaan op geindiceerde AWBZ- en WMO-zorg. Het proces van vermaatschappelijking zal leiden tot ‘deprofessionalisering’ van de zorg. De beroepskracht komt in een andere positie terecht, waardoor hij op een grotere afstand kan komen te staan van de persoon met een verstandelijke beperking. Het sociale netwerk zal echter een meer prominente rol gaan spelen. Het netwerk, inclusief de persoon met een handicap zelf, voert taken uit die voorheen door de beroepskracht werden uitgevoerd. Gevolg is dat de zorg steeds meer aan dient te sluiten op de wensen en behoeften van de zorgvrager zelf en diens vertegenwoordigers. Evaluatie en kwaliteit zullen hierin ook een belangrijke plaats innemen. 4.2.3 Competenties ten aanzien van het werken aan professionalisering Verwacht wordt dat de professional bewust kan nadenken over mogelijkheden over het ontwikkelen van een netwerk van de cli-
4 Aanbevelingen
5842 BW.indd 51
51
3/6/2007 3:41:54 PM
ent, over de eigen grenzen heen. De professional dient zich bewust te zijn van de noodzaak van een sociaal netwerk en van het feit dat een belangrijk onderdeel van het werk met cliënten het sociale netwerk van de cliënt is (bewust zijn van taak/functie). Hij moet zich bewust zijn van zijn handelen en dat ook kunnen verantwoorden. Verder wordt er van de professional daadkracht en zelfstandig optreden verwacht ten aanzien van sociale netwerkontwikkeling. Een competentie voor de professional is ook om het denk- en bewustwordingsproces in gang te zetten bij andere medewerkers. Vanuit het landelijke competentieprofiel gaat het dan om medewerkers op niveau A en B. Het betreft werken aan visievorming zodat een cultuuromslag gemaakt kan worden van een zorgende, naar binnen gerichte cultuur, naar een ondersteunende, naar buiten gerichte cultuur (Wilken, 2006; Wilken, 2007) In dit proces zal de professional voortdurend in beweging moeten blijven en anticiperen op de dynamiek van veranderingsprocessen. Daarbij is de professional zelf onderdeel van dit proces en zal hij voortdurend dienen te reflecteren op zijn eigen rol. Een belangrijk aspect is ook om het werken aan professionalisering geen individueel proces te laten zijn, maar dit te zien in de context van teamontwikkeling. Externe begeleiding en coaching kunnen hierbij nuttig zijn. Het werken als netwerker in een sociaal-maatschappelijke context roept voortdurend vragen op die de professional uitdagen om te blijven werken aan innovatie van het beroep.
4.3 Aanbevelingen met betrekking tot vervolgonderzoek Gedurende de uitvoering van dit onderzoek kwamen een aantal punten naar voren die vragen om verdere verdieping. We doen dan ook enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
52
5842 BW.indd 52
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:54 PM
a) Een belangrijke omissie in dit onderzoek was dat het perspectief van cliënten zelf en hun netwerkleden niet onderzocht is. In een vervolgonderzoek willen we dan ook dit perspectief verder in beeld brengen. Bijzondere aandacht kan uitgaan naar de rol van mantelzorgers en vrijwilligers. Vragen zijn onder andere: Hoe kijken zij aan tegen de rol en functie van sociale netwerken? Hoe zien zij de samenwerking met zorgaanbieders en dienstverlenende organisaties, zoals MEE? Welke rol verwachten zij van professionals? Welke behoeften zijn er aan ondersteuning van het netwerk? b) Uit het onderzoek bleek dat er in de provincie Utrecht feitelijk nergens een praktijk aangetroffen is die beschouwd kan worden als een good practice op het gebied van sociale netwerkbenaderingen. Het is daarom aan te bevelen om enkele good practices te ontwikkelen in combinatie met evaluatieonderzoek. Als basis voor de good practices kunnen de aanbevelingen uit dit rapport genomen worden. Zo kunnen we nagaan of de genoemde competenties en randvoorwaarden daadwerkelijk bijdragen aan succesvolle netwerkontwikkeling in de praktijk. Daarnaast kan op die manier onderzocht worden of naast de genoemde randvoorwaarden, andere voorwaarden een rol spelen in het proces tot succesvolle netwerkontwikkeling. c) Het is interessant om verschillende methodieken nader te onderzoeken op hun effectiviteit. Dit geldt bijvoorbeeld voor Natuurlijk een Netwerk (Van de Lustgraaf, 2004), de MSNA (Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse) (Baars e.a., 1990) en diverse uit het buitenland afkomstige methoden, zoals onder andere PLAN (Planned Lifetime Advocacy Network) en de sociale netwerkbenadering opgezet vanuit de methodiek van Personal Future Planning (O’Brien & O’Brien,1993). d) Door de vermaatschappelijking van de zorg wordt steeds meer een beroep gedaan op individuele burgers, lokale netwerken en op algemene maatschappelijke voorzieningen, bijvoorbeeld sportverenigingen. Door de komst van de WMO leidt dit pro-
4 Aanbevelingen
5842 BW.indd 53
53
3/6/2007 3:41:55 PM
ces tot intensivering van de rol van burgers. Een idee voor vervolgonderzoek is daarom de vraag wat bijdraagt tot inclusie van burgers met een verstandelijke handicap. Wat vinden andere burgers en verenigingen van het feit dat er steeds meer een beroep op hen wordt gedaan om mensen met beperkingen in hun verband op te nemen? Wat ervaren zij als dilemma’s, drempels en knelpunten? Wat zou kunnen helpen om de mogelijkheden voor inclusie en participatie te vergroten? Een andere vraag die hiermee samenhangt, is wat voor invloed de structuur van een buurt of wijk heeft. Is bijvoorbeeld het wonen in een grote stad of juist in een klein dorp van invloed op het slagen van sociale netwerkontwikkeling. Over het algemeen lijkt het uitbreiden en in stand houden van het sociale netwerk in een dorp gemakkelijker dan in een grote stad. Een vraag voor vervolgonderzoek zou kunnen zijn wat de reden is dat sociale netwerkontwikkeling in de ene plaats wel lukt en in de andere plaats niet. Een mogelijke deelvraag hierbij is welk verband er is tussen het niveau van de cliënt, zijn zelfredzaamheid op het gebied van sociale contacten en omgevingsfactoren.
54
5842 BW.indd 54
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:55 PM
Literatuur
Arensbergen Ch. van & Liefhebber S. (2005). Landelijk competentieprofiel beroepskrachten primair proces gehandicaptenzorg. Utrecht: NIZW Beroepsontwikkeling. Baars H., Uffing J. & Dekkers G. (1990). Sociale netwerkstrategieën in de sociale psychiatrie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Baart A. (2004). Introductie in de presentietheorie. Den Bosch/ Utrecht: Stichting Actioma/Katholieke Theologische Universiteit. Besten Ch. & Vulpen, A van (2006). Competent begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking. Baarn: Nelissen. Brettschneider E. & Visser H. (2003). De maatschappij in … Eerste ervaringen van vier projecten in het kader van vermaatschappelijking. Utrecht: Expertisecentrum Maatschappelijke Zorg & Sociaal Beleid Hogeschool van Utrecht. Brettschneider E. e.a. (2007). Een net werk (t)! Methodieken voor het werken met sociale netwerken. Amsterdam/Utrecht: SWP/ Kenniscentrum Sociale Innovatie - Hogeschool Utrecht. Dankers T. (2005). ‘Ik ga naar m’n werk.’ Mogelijkheden voor arbeidsintegratie van mensen met een verstandelijke handicap in de provincie Utrecht. Utrecht: Expertisecentrum Maatschappelijke Zorg en Sociaal Beleid, Hogeschool Utrecht. Ellenkamp J. & Calis W. (2005). Een vriend is een brug naar een grotere wereld. Utrecht: NIZW/Princenhofgroep. Gennep, A. van & Steman G. (2001). Beperkte burgers: over volwaardig burgerschap voor mensen met verstandelijke beperkingen. Utrecht: NIZW. Hendrix H. (1997). Bouwen aan netwerken. Leer- en werkboek voor het bevorderen van sociale steun in de hulpverlening. Baarn: Nelissen.
Literatuur
5842 BW.indd 55
55
3/6/2007 3:41:55 PM
Kal D. (2001). Kwartiermaken; werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Meppel: Boom. Kal D. & Vesseur J. (2003). Dat het gewoon is dat we er zijn. Amsterdam: IGPB. Krober H. & Dongen J. van (1998). Mensen met een handicap en hun omgeving. Baarn: Nelissen. Lustgraaf M. van de (2004). Natuurlijk, een netwerk! Van A naar Beter in 10 stappen. Werkmap. Utrecht: Federatie van Ouderverenigingen. Mur L. & Groot M. de (2003). Community support en hulpverlenen. Baarn: Nelissen. O’Brien J. & O’Brien C.L. (1993). Unlikely alliances, friendships and people with developmental disabilities. In: Friendships and Community Connections between people with and without developmental disabilities. Baltimore: Paul H. Brookes Publishing Co. Pagee R. van (2003). Eigen Kracht, Family Group Conference in Nederland. Van model naar uitvoering. Amsterdam: SWP. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2002). Community care. Samen leven in de samenleving. Zoetermeer: RVZ. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2002). Beleidsontwikkeling verstandelijk gehandicaptenzorg. Achtergrondstudie uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het advies Samen leven in de samenleving. Zoetermeer: RVZ. Smit B. & Gennip A. van (2002). Netwerken van mensen met een verstandelijke handicap. Werken aan sociale relaties: praktijk en theorie. Utrecht: NIZW. Vereijken A. (2004). Een steunend sociaal netwerk. Nijmegen: MEE Gelderse Poort. Wilken J.P. (2005). Gemeenschapszorg; community care als concept voor een leefbaarder samenleving voor iedereen. Interne publicatie Expertisecentrum Maatschappelijke Zorg & Sociaal Beleid, Hogeschool Utrecht. Wilken J.P. (2005). Op weg naar een zorgzame samenleving. Voorwaarden voor vermaatschappelijking en participatie. SPH, 10, nr. 63, 4-7. Wilken J.P. (2006). Van Zorgcultuur naar Steuncultuur. Utrecht: Expertisecentrum Maatschappelijke Zorg en Sociaal Beleid, Hogeschool Utrecht.
56
5842 BW.indd 56
Hoezo, een netwerk?
3/6/2007 3:41:56 PM
Wilken J.P. (2007). Zorg en ondersteuning in de samenleving; Voorwaarden voor succesvolle vermaatschappelijking van de gehandicaptenzorg. Amsterdam/Utrecht: SWP/Kenniscentrum Sociale Innovatie - Hogeschool Utrecht. Zomerplaag, J. (2003). Zeg het ons! Mensen met een verstandelijke beperking over de kwaliteit van hun bestaan. Eindrapportage. Utrecht: NIZW/Onderling Sterk.
Literatuur
5842 BW.indd 57
57
3/6/2007 3:41:56 PM
5842 BW.indd 58
3/6/2007 3:41:56 PM
Verantwoording
Deze publicatie komt voort uit het deelprogramma ‘Sociale Netwerken’ binnen het programma ‘Maatschappelijke participatie van kwetsbare burgers’ van het lectoraat Maatschappelijke Reïntegratie & Community Support. Sinds 1 januari 2007 draagt het lectoraat als naam ‘Participatie, Zorg en Ondersteuning’. In dit project is samengewerkt met de Vereniging Gehandicaptenzorg Utrecht en haar lidinstellingen, met MEE Utrecht, de Provincie Utrecht, de Federatie van Ouderverenigingen en het PPCP Utrecht. Senior-onderzoeker Erica Brettschneider Student-onderzoekers Saadia Chibani (SW) Leonie Wolterink (SPH) Mariska van Zanten (SW) Begeleidingscommissie Mw. L. de Pooter (voorzitter sinds medio 2004); namens de VGU De heer J. Wesseling (voorzitter tot medio 2004); namens de VGU Mw. J. Passchier; namens de VGU Dhr. P. van Vliet; namens het Platform Managers van de VGU (tot juni 2005) Mw. H. de Goede; namens het Platform Managers van de VGU (vanaf juni 2005) Mw. H. Hoeijmakers; namens MEE Utrecht Mw. V. Verhoeven; namens de provincie Utrecht (vanaf september 2005)
Verantwoording
5842 BW.indd 59
59
3/6/2007 3:41:56 PM
Mw. M. Sluijs; namens de provincie Utrecht (tot september 2005) Mw. L. Ermstrang; namens de Federatie van Ouderverenigingen, mede namens het Provinciaal Patiënten/Consumenten Platform Utrecht en het Provinciaal Gehandicaptenplatform Utrecht (vanaf juni 2005) Dhr. J. Fousert; namens de Federatie van Ouderverenigingen, mede namens het Provinciaal Patiënten/Consumenten Platform Utrecht en het Provinciaal Gehandicaptenplatform Utrecht (tot juni 2005) Kenniscentrum Sociale Innovatie Hogeschool Utrecht Postbus 85397, 3508 AJ Utrecht Heidelberglaan 7, 3584 CS Utrecht Tel. (030) 252 9600 www.hu.nl
5842 BW.indd 60
3/6/2007 3:41:56 PM
5842 BW.indd 61
3/6/2007 3:41:57 PM
Colofon
Hoezo, een netwerk? Onderzoek naar de aandacht voor sociale netwerken in de verstandelijk gehandicaptenzorg Erica Brettschneider en Jean Pierre Wilken ISBN 978 90 6665 842 4 NUR 875
Bureauredacteur Lisette Blokland Corrector Jan Tils Afbeelding omslag © Darla Hallmark (BigStockPhoto.com) Vormgeving Uitgeverij SWP Uitgever Paul Roosenstein
Voor informatie over overige uitgaven van Uitgeverij SWP: Postbus 257, 1000 AG Amsterdam Telefoon: (020) 330 72 00 Fax: (020) 330 80 40 E-mail:
[email protected] Internet: www.swpbook.com
5842 BW.indd 62
3/6/2007 3:41:57 PM
5842 BW.indd 63
3/6/2007 3:41:57 PM
5842 BW.indd 64
3/6/2007 3:41:57 PM