Oplossingen Practicumvragen: Zenuwstelsel en Zintuigen(18/01/2006) A Cellen van het zenuwstelsel 1.NEURON: overzicht Z1 1 kern 2 nucleool 3 dendriet 4 axon 5 perikaryon 6 Nissl-stof 7 axonheuvel Z2
C
2.NEURON: detail Z3
RER axonheuvel
Z4
D
Z5
perikaryon: kern(+nucleool), mitochondriën, GA, RER en GER, tubuli en filamenten dendriet: RER, mitochondriën, tubuli en filamenten axon: GER, mitochondriën, tubuli en filamenten, secretievesikels
Z6
kern (nucleool), RER, GA, mitochondriën
Z7
neurotransmitters: doorgeven van prikkel
Z8
(secundaire) lysosomen: talrijk aanwezig wegens hoge turn-over van het massief oppervlak aan celmembraan in een neuron bevatten lipofuscine=ouderdomspigment
Z9
C
Z10
neurotubuli en neurofilamenten: transport en steun
3.MYELINE Z11
axonen: niet gemyeliniseerd perifeer zenuwstelsel veel BW collageen
Z12
1 endoneurium 2 perineurium 3 epineurium endoneurium=lamina basalis van de Schwanncel en reticuline- en collageenvezels met hun bindweefselcellen
in peri- en epineurium bevinden zich de grotere bloedvaten, het endoneurium capillairen Z13
myelineschede zie cursus ontstaan: PNS: Schwanncellen 1 Schwanncel omgeeft 1 axon kern perifeer CNS: oligodendrocyten 1 oligodendrocyt omgeeft verschillende axonen kern centraal
Z14
C
Z15
Foto Z9: Schmidt – Lantermann lijnen(metabolisme onderhouden) Foto Z10: paranodale regio (zakvormige verdikkingen aan weerszijden van een knoop van Ranvier) blootstelling van de myelinelamellen aan het cytoplasma voor onderhoud van de membranen
Z16
D
Z17
A B C D
endoneurium perineurium endoneurium epineurium
4. SYNAPS Z18
1 kern van Schwanncel (2x) 2 synaptisch eindknopje van het axon (2x) 3 mitochondriën in eindknopje van het axon 4 synaptische blaasjes of vesikels 5 presynaptische membraan 6 synaptische spleet 7 postsynaptische membraan 8 synaptische plooien of microplicae 9 mitochondriën in spiervezel 10 myofibrillen
Z19
A
Z20
D
Z21
B
5. GLIACELLEN Z22
kern, nucleool, steuncellen, mantelcellen of satellietcellen of kapselcellen of amphicyten, metabole, Schwanncellen, myelinehuls, blauw, overlangs, fibrocyten, kapsel
Z23
vorming van cerebrospinaal vocht steuncellen:ependymcellen op basaalmembraan bij pl. chorioidea(nt bij aflijning ventr.) apicaal: microvilli basaal: uitlopers in de ruggemergholte vinden we ook deze cellen
Z24
1 grote chromatinerijke kern 2 goed ontwikkeld Golgi-apparaat 3 uitgebreid RER 4 mitochondriën 5 talrijke gemyeliniseerde axonen in de buurt FUNCTIE: myelinisatie van de nabijgelegen axonen
Z25
myelinisatie gliafilamenten deze bestaan uit G.F.A.P. (Glial Fibrillary Acidic Protein) langstralige of vezelige kortstralige of protoplasmatische
Z26
immuunkleuring of immunohistometische kleurtechniek rechts bevinden zich de Schwanncellen oligodendrocyten: CNS Schwanncellen: PNS
Z27
1E2C3A4B5D6F
B Cerebrum Z28
I. plexiforme (=moleculaire) laag II buitenste korrel laag III buitenste pyramidale laag
IV. Binnenste korrellaag V. Binnenste pyramidale laag VI. Polyforme cellaag
Z29
ook gliacellen en bloedvaten pijl: bloedvat
Z30
neuropilema:ruimte tussen perikaryon van neuron en gliacel gevuld met uitlopers van neuronen en gliacellen(pg 19 cursus) (eosinofiele kleuring)
Z31
C
Z32
de membrana gliae limitans superficialis is opgebouwd uit astrocyten of macrogliacellen de voetjes scheidt deze membraan van de hersenvliezen
Z33
van buiten naar binnen : dura mater, arachroidea, pia mater dura mater of pachymeninx leptomeninx subarachnoidale ruimte cerebrospinaal vocht plexus chorioideus (ependymcellen):
door ependymcellen vocht uit capillairen CSV produceren(plex. chorioidea) villi arachnoidale veneuze sinussen en dura mater resorberen(veneuze sinussen) Z34
A
Z35
D (ionen, geen EW)
Z36
vertrikels afgelijnd door ependymcellen A – verschillend van ependymcellen van de plexus chorioidea
C Cerebellum & Medulla spinalis Z37
cortex
moleculaire laag Purkinje laag korrellaag
merg WFH p.376 Z38
Purkinje cellen: dendrieten naar moleculaire laag: naar buiten axonen (door korrellaag)naar witte substantia: naar binnen morfologische kenmerken: axon, axonheuvel, perikarya, kern, nucleool, dendriet
Z39
A
Z40
canalis centralis afgelijnd door ependymcellen cerebrospinaal vocht
Z41
ruggenmerg
Z42
B
Z43
motorische neuronen in grijze stof ventrale neurontype: multipolaire voorhoornneuronen
Z44
B
grijze stof: centraal witte stof: buiten verschillend met cerebellum en cerebrum WFH p.373
D Oog en retina 1. CORNEA Z45
1 2 3 4
meerlagig niet verhoornd plaveiselepitheel substantia propria = stroma membraan van Descemet mesotheel
Z46
A diepste laag met microville resorberen extracell. matrix (pompfunctie)
Z47
E
2. OOGROKKEN Z48
1 binnenste oogrok of retina 2 middenste oogrok of tunica uvea 3 buitenste oogrok of tunica fibrosa
Z49
E
Z50
E
Z51
A1 B3 C2 D1 E3
Z52
C
3. IRIS EN CORPUS CILIARE Z53
1 M.sphincter pupillae 2 M.dilatator pupillae 3 M.ciliaris
Z54
E
Z55
C
Z56
accomodatie
Z57
A1 B2 C2 D1
Z58
lamina vasculosa
4. IRIDOCORNEALE HOEK Z59
iridocorneale hoek 6 ruimten van Fontana = trabeculair netwerk 7 kanaal van Schlemm = sinus venosus sclerae 8 voorste oogkamer 6 en 7 zijn afgelijnd door endotheel zij regelen van de oogdruk
Z60
D
Z61
E
5. RETINA
acute glaucoom
Z62
zie inleidingsles practicum
Z63
zie inleidingsles practicum ora serrata
Z64
1 zenuwvezels en bloedvaten (A. + V. centralis retinae) 2 ganglioncellen 3 bipolaire cellen (e.a.) 4 kernen van de staafjes – en kegeltjescellen 5 staaf- en kegelvormige uitlopers van de staafjes- en kegeltjescellen 6 lamina choriocapillaris
Z65
bescherming tegen U.V.- stralen
Z66
A
Z67
E
Z68
1)opeenvolgende platte zakken bevat rhodopsine als kleurstof in een staafje, 2)middensegment: mitochondriën en endoplasmatisch reticulum, 3)verbindend cilium verbindt beide segmenten
Z69
A allebei B staafje C allebei D allebei E allebei F allebei G kegeltje H kegeltje (scherp zien)
6. LENS Z70 E 7. TRAANKLIER Z71
E : sereuze acinu>traankanaaltjes>sacculus lacrimalis>ductus nasolacrimalis>meatus inferior van de neusholte
8. OOGLID Z72 tarsusklier of klier van Meibomius (olie-achtige stof) verdamping van traanvocht tegengaan Z73
1 2 3 4 5 6 7
F:corpus ciliare H: chorioidea G: lens D: iris A: sclera I: zonula van Zinn E: cornea
8 B: iridocorneale hoek 9 C: retina
E Oor en cochlea 1. BUITENOOR Z74
elastisch kraakbeen orceïnekleuring
Z75
cerumenklieren cerumen maceratie(week worden) van de uitwendige gehoorgang tegengaan
2. MIDDENOOR Z76
middenoor(cavum tympani) buiten: trommelvlies binnen: ovaal en rond venster
Z77
1 hamer of malleus 2 aambeeld of incus 3 stijgbeugel of stapes
Z78
B
Z79
C
Z80
C
Z81
C
Z82
tuba auditiva of tuba pharyngotympanica elastisch kraakbeen mucosa: pseudomeerlagig trilhaarepitheel (respiratoir epitheel) + slijmbekercellen
Z83
gelijkschakelen van luchtdruk tussen het middenoor en de omgeving
Z84
C
Z85
B
3. BINNENOOR Z86
A
Z87
os petrosum (os temporale)
Z88
modiolus helicotrema
Z89
1 vestibulum 2 a anterieur semicirculair kanaal 3 a posterieur semicirculair kanaal 4 a laterale semicirculair kanaal Het vestibulum telt 5 openingen + 1 foramen ovale (niet foramen rotondum) De 3 semicirculaire kanalen staan loodrecht ten opzichte van elkaar geörienteerd.
Z90
A
Z91
vliezig 2 b anterieure semicirculaire ductus 3 b posterieure semicirculaire ductus 4 b laterale semicirculaire ductus 5 utriculus 6 sacculus 7 ductus endolymphaticus 8 sacculus endolymphaticus 9 ductus reuniens 10 ductus cochlearis
Z92
B
Z93
B
Z94
C
Z95
in ampullae: cristae ampullares in utriculus:macula utriculi in sacculus: macula sacculi haarcel type I en type II gelatineuze substantie: glycosaminoglycanen
Z96
A cupula(gelatineuze substantie)
Z97
D otoconia of otolieten of statoconia of gehoorsteentjes (bestaan uit calciumcarbonaat)
Z98
D
Z99
I scala vestibuli met B perilymfe II scala media met A endolymfe III scala tympani met B perilymfe
Z100 D
Z101 organum spirale of orgaan van Corti Z102 1 lamina basilaris ( platte cellen) 2 stria vascularis 3 vestibulaire membraan 4 membrana tectoria 5 ganglion spirale ( bipolaire neuronen) 6 ligamentum spirale 7 lamina spiralis ossea 8 zenuwvezels (aff.) 9 sulcus spiralis internus 10 limbus laminae spiralis (BW) 11 haar- en steuncellen 12 crista spiralis 13 tunnel van Corti of binnenste tunnel Z103 F Z104 A
F Reuk en smaak 1. EXTERO-EN INTERORECEPTIE Z105 Merkelcellen Mechanoreceptoren Z106 Meissnercellen(fijne tast) in dermis van huid van handen, voeten, lippen, tepel D Z107 het lichaampje van Vater-Pacini Met talrijke concentrische lamellen, opgebouwd uit fibroblasten Centraal in het bindweefsel eindigt één myelineloze zenuwvezel drukreceptor Het komt voor in dermis van hand, voeten, cornea, hart, bloedvaten, pancreas, tepel, periost… Z108 Meissner: ongeveer 100µm onder epidermis Vater-Pacini: tot 5mm in dermis(str. reticularis)+hypodermis Z109 Spierspoeltje: controle van contractie van spier (proprioreceptor) 2 types: -kernenzak -kernenketting Z110 D Z111 Golgipeeslichaamjes
2. REUK Z112 reuk-, steun- en basale cellen komen voor in het pseudomeerlagig epitheel. reukkegel: bolvormig topje uit de omgevende cellen waar men cilia olfactoria met microvilli op treft Ze hebben geen normaal axonema(in het proximaal wel) Ze zijn niet echt beweeglijk(nochtans wel kinetociliën). Ze dienen eerder voor opp. vergroting. Z113 glandulae olfactoriae of klieren van Bowman (seromucueze klieren) reukperceptie helpen Z114 E Z115 1. Klier van Bowman 2. mucus. Lamina propia 3. basale cel 4. reukcel (bipolair) 5. steuncellen 6. afvoering van klier van Bowman 7. microvilli op steuncel 8. cilia olfactoria 9. reukkegel 10. dendriet 11. Schwanncel Z116 1. olfactorisch epitheel met lamina basilaris 2. klier van Bowman 3. olfactorische zenuw 4. kern Schwanncel 5. venen 6. capillairen (oranje, RBL) Z117 niet gemyeliniseerde zenuwvezel: fila olfactoria Gliacel: Schwanncel rond één axon 3. SMAAK Z118 smaakknoppen komen voor in: verhemelte, farynx, larynx opening: porus Z119 4 smaaksensaties zoet/zout: punt van de tong zuur: zijkant bitter: achteraan Er is GEEN morfologische verschil tussen de smaakknoppen
Z120 C