2005. Nr. : 05.157. Dnst. : BOWO Planschadeverzoek de heer Van Groen. Leiden, 6 december 2005. Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bestaat voor een belanghebbende die schade lijdt of zal lijden ten gevolge van onder andere de bepalingen van een bestemmingsplan of een besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid een verzoek tot vergoeding van die schade aan de Gemeenteraad te richten. De schade komt voor vergoeding in aanmerking als deze redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de belanghebbende behoort te blijven en de schadevergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd. De gemeenteraad kent op het verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Op 24 februari 2005 is een verzoek tot planschade ingediend door dhr. H.D.W. van Groen, Vromade 19-21, 2411LG te Bodegraven. Het verzoek om vergoeding van planschade is een gevolg van het verlenen van een vrijstelling op 1 maart 1985, anticiperend op het nieuwe bestemmingsplan Stevenshof, ten behoeve van het winkelcentrum en bovenwoningen “Stevensbloem”. Dhr. H.D.W. van Groen heeft aangegeven dat hij sinds 1968 een drogisterij in Voorschoten heeft geëxploiteerd De gewijzigde planologische situatie is aanleiding voor verzoeker om planschadevergoeding te vragen. De realisatie van het winkelcentrum “Stevensbloem” op relatief korte afstand van zijn drogisterij heeft tot schade aanleiding gegeven in de vorm van een verminderde omzet. Nadien is hij uit het pand gezet door de eigenaar daarvan in verband met huurschuld. Daarnaast stelt hij dat de democratie en de rechtstaat schade hebben geleden als gevolg van de politieke – en ambtelijke corruptie. Conform de verordening tot regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 WRO is het verzoek op 3 maart 2005 om advies aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) voorgelegd. Na het horen van zowel de verzoeker als de gemeente heeft de Stichting op het verzoek op 25 oktober advies uitgebracht. Uit door de gemeente overlegde stukken is de SAOZ gebleken dat voor de gronden waar het winkelcentrum is gelegen de bestemmingsplannen “Plan in hoofdzaak gemeente Voorschoten” en “Herziening plan in hoofdzaak gemeente Voorschoten” golden. Het noordoostelijk deel van de onderhavige gronden was bestemd voor landbouw, tuinbouw en veeteelt. Op deze gronden mochten vrijstaande woningen, schuren en stallingen worden gerealiseerd ten behoeve van een agrarisch bedrijf. De overige gronden waren
bestemd voor uitoefening van akkerbouw – en/of veeteeltbedrijf en mochten worden bebouwd met vrijstaande bedrijfswoningen, landarbeiderswoningen, schuren, garages en andere bedrijfsgebouwen uitsluitend ten dienste van en in verband staande met de uitoefening van het agrarisch bedrijf. Op 5 januari 1981 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Stevenshof” vastgesteld, dat op 14 april 1982 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd en op 11 juni 1987 door een Koninklijk Besluit onherroepelijk is geworden. Als gevolg van dit bestemmingsplan hebben de onderhavige gronden onder meer de bestemming “Centrumvoorzieningen en woondoeleinden” gekregen. Op 12 juli 1984 is een verzoek om een bouwvergunning voor de bouw van een winkelcentrum met bovenwoningen ingekomen bij de gemeente Leiden. Ten tijde van de inkomst van het verzoek is het bestemmingsplan “Stevenshof” in verband met de ingestelde beroepschriften bij de Kroon nog niet onherroepelijk, maar het bouwplan is verder niet in strijd met het bestemmingsplan “Stevenshof”. Op 1 maart 1985 hebben burgemeester en wethouders vervolgens een bouwvergunning en een vrijstelling ex artikel 19 WRO verleend, anticiperend op het nieuwe bestemmingsplan, ten behoeve van het winkelcentrum en bovenwoningen. Met betrekking tot het ingediende verzoek komt de SAOZ tot de conclusie dat waar voorheen op onderhavige gronden enkel gebouwen konden worden opgericht ten behoeve van de agrarische bestemming als gevolg van de vrijstelling ex artikel 19 WRO op deze gronden een winkelcentrum met bovenwoningen is gesitueerd. Een dergelijke ontwikkeling kan onder omstandigheden in principe leiden tot nadeel voor ondernemers in de omgeving, namelijk in de gevallen dat sprake is van een “duurzame ontwrichting” van de distributie c.q. planologische verhoudingen. Daarvan is de SAOZ in onderhavig geval niet gebleken. Bij een beoordeling van een verzoek om vergoeding van geleden inkomensschade in het kader van een verzoek om vergoeding ex artikel 49 WRO is het gebruikelijk de omzetten/inkomsten van de periode waarin de schade zich voor heeft gedaan te vergelijken met die van een gelijke periode in de drie jaar die hieraan vooraf zijn gegaan. Daar de heer Van Groen zijn verzoek om vergoeding van de gederfde inkomsten als gevolg van de realisatie van het winkelcentrum “Stevensbloem” niet door middel van financiële gegevens over de drie voorafgaande jaren en de schadejaren heeft onderbouwd en deze gegevens volgens eigen opgave ook niet kan aanleveren, zijn wij genoodzaakt de gemeente te adviseren zijn verzoek op basis van onvoldoende informatie af te wijzen. Met betrekking tot de gestelde schade voor de democratie en de rechtstaat door politiekeen ambtelijke corruptie merken wij het volgende op. Dergelijke schade, wat daar verder ook van zij, kan niet als schade in de zin van artikel 49 WRO worden aangemerkt en komt derhalve niet op de voet van artikel 49 WRO voor vergoeding in aanmerking. Op grond van het vorenstaande adviseert de SAOZ om het planschadeverzoek af te wijzen
Wij stellen uw Raad voor het hierna in ontwerp afgedrukte besluit te nemen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester, P.I.M. v.d. WIJNGAART. H.J.J. LENFERINK. De Raad van de gemeente Leiden; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders (raadsvoorstel nummer 05.0157 van 2005), mede gezien het advies van de commissies. B E S L U I T: 1. de overwegingen en het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het verzoek van de heer H.D.W. van Groen, Vromade 19-21 te Bodegraven, over te nemen en het verzoek af te wijzen; 2. betrokkene in kennis te stellen van dit besluit. Gedaan ter openbare vergadering van 31 januari 2006 de Griffier,
de Voorzitter,
BW051411 Dit raadsvoorstel is ongewijzigd vastgesteld in de vergadering van 31 januari 2006
B&W-nr.: 05.1411 d.d. 06-12-2005
Onderwerp
Planschadeverzoek dhr. Van Groen
BESLUITEN Behoudens advies van de commissie ROWR 1. De Raad voor te stellen om: a) De overwegingen en het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) inzake het verzoek van dhr. H.D.W. van Groen, Vromade 19-21, 2411LG te Bodegraven over te nemen en op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dit verzoek daarmee af te wijzen; b) Betrokkenen in kennis te stellen van dit besluit. 2.
Dit besluit voor te leggen aan de Commissie Ruimte en Grond.
Samenvatting Het College heeft op …… besloten de raad voor te stellen het verzoek van dhr. H.D.W. van Groen, inzake de vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening die hij meent te hebben geleden als gevolg van de realisatie van het winkelcentrum “Stevensbloem”, af te wijzen. Basis hiervoor zijn de conclusies en het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken van 25 oktober 2005, dat in opdracht van het college is uitgevoerd.
RAADSAANBIEDINGSFORMUL I ER
Aan de Raad REG.NR: 05.1411 Voorstel van Telefoon
: Ruud Braamskamp
B&W
: 5814
Email
:
[email protected]
Portefeuillehoude : Dr. R. Hillebrand r(s) Datum B&W : 06-12-2005
Titel: Planschade verzoek artikel 49 WRO/ H.D.W. van Groen.
Voorstel: 1. Besluit de overwegingen en het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening over te nemen en het verzoek van dhr. H.D.W. van Groen, Vromade 1921 te Bodegraven om planschade af te wijzen. Korte inhoud document : 1. Betrokkene heeft te Voorschoten een drogisterij geëxploiteerd en meent schade te hebben geleden als gevolg van de realisatie van winkelcentrum “Stevensbloem” in de Stevenshof op relatief korte afstand van zijn winkel. Ook heeft de rechtstaat schade geleden als gevolg van de politieke – en ambtelijke corruptie. 2. De Stichting SAOZ heeft in haar advies geconstateerd dat er met toepassing van artikel 19 WRO een wijziging van de bestemming heeft plaatsgevonden en dit in principe kan leiden tot nadeel voor de ondernemers in de omgeving wanneer er sprake is van “duurzame ontwrichting “van de distributie c.q. planologische verhoudingen, maar dat de SAOZ daarvan in het onderhavige geval niet is gebleken. 3. Bij beoordeling van inkomensschade is het gebruikelijk de omzetten/inkomsten van de periode waarin de schade zich heeft voorgedaan te vergelijken met die van een gelijke periode in de drie jaar die daaraan zijn voorafgegaan. Dhr. Van Groen heeft zijn verzoek niet met financiële gegevens onderbouwd en kan deze gegevens volgens eigen opgave ook niet aanleveren. De SAOZ adviseert zijn verzoek op basis van onvoldoende informatie af te wijzen.
Soort onderwerp: (I/M/B)
Besluitvorming
Deadline behandeling n.v.t. raad
Financiële consequenties
n.v.t.
Commissie: RG Griffie: par.
d.d. 19-01-2006 d.d.
Gemeenteraad
Naam:
d.d. 31-01-2006
Tst 516 Emailadres: