groep delta stedenbouw n v
ILGATLAAN 9
T +32 11 28 49 72
WWW.GROEPDELTA.COM
B-3500 HASSELT
F +32 11-28 11 85
[email protected]
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN B.P.A. ‘’Lanklaar“ Ontwerp B.P.A.
LOCATIE Provincie: Limburg Arrondissement: Maaseik Stad: Dilsen-Stokkem
Opgesteld door groep De stedenbouwkundige,
delta stedenbouw n v , Ilgatlaan 9 te 3500 Hasselt.
Gezien en voorlopig goedgekeurd door de gemeenteraad in vergadering van 16/01/2003 De secretaris, De Burgemeester,
Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat onderhavig document ter inzage van het publiek op het gemeentehuis werd neergelegd van vrijdag 17/01/2003 tot dinsdag 18/02/2003. De secretaris, De Burgemeester,
Gezien en definitief aangenomen door de gemeenteraad in vergadering van De secretaris, De Burgemeester,
O_9829_vschr_05.doc
/
/
07/01/2003
groep delta stedenbouw n v
ILGATLAAN 9
T +32 11 28 49 72
WWW.GROEPDELTA.COM
B-3500 HASSELT
F +32 11-28 11 85
[email protected]
STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN B.P.A. ‘’Lanklaar“ Ontwerp B.P.A.
LOCATIE Provincie: Limburg Arrondissement: Maaseik Stad: Dilsen-Stokkem
OPDRACHTGEVER Stadsbestuur van Dilsen-Stokkem Europalaan 25 3650 Dilsen-Stokkem
DE DOCUMENTEN VAN DIT B.P.A. BESTAAN UIT 5 NIET TE SCHEIDEN DELEN: • plan bestaande toestand • bestemmingsplan • memorie van toelichting • stedenbouwkundige voorschriften • onteigeningsplan en onteigeningstabel
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
3
INHOUDSTAFEL
DEEL 1: 1.1 1.2 1.3
ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN BOUWVOORSCHRIFTEN VOORSCHRIFTEN VOOR DE BUITENRUIMTE
Art. 1: Art. 2: Art. 3: Art. 4: Art. 5:
DEEL 2: 2.1
Grens van het bijzonder plan van aanleg Bouwvergunningen Oprichting van openbare nutsvoorzieningen Bouwovertredingen Terminologie
SPECIFIEKE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN WONEN
Art. 6:
2.2
BEDRIJFSACTIVITEITEN
Art. 7: Art. 8: Art. 9: Art. 10: Art. 11: Art. 12: Art. 13: Art. 14:
2.3
Zone voor secundaire waterwegen Reservezone voor verbreding secundaire waterweg Reservezone ingericht i.f.v. uitbouw watergebonden bedrijfsactiviteiten
ZONE VOOR VERKEERSDOELEINDEN EN VERBLIJFSFUNCTIE
Art. 24: Art. 25: Art. 26:
2.7
Zone voor ecologische natuurverbinding Zone voor natuurontwikkeling
ZONE VOOR WATERWEGEN
Art. 21: Art. 22: Art. 23:
2.6
Zone voor representatieve voortuinen Zone voor voortuinen met geïntegreerd parkeren Zone voor binnenplaatsen en achtertuinen Bufferzone
ZONE VOOR OPEN RUIMTE
Art. 19: Art. 20:
2.5
Zone voor lokale bedrijfsactiviteiten Zone voor lokale bedrijfsactiviteiten met een representatief karakter Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten met representatief karakter Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten met representatief karakter Transportzone Zone voor werken aan het water / groen
GROENVOORZIENINGEN
Art. 15: Art. 16: Art. 17: Art. 18:
2.4
Zone voor open bebouwing
Zone voor wegenis Zone voor industriële wegenis Zone voor industriële ontsluitingsstraten
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN
Art. 27:
Zone met specifieke voorschriften
O_9829_vschr_05.doc
4
4 4 5 6 6 6 6 6
9 9 9
10 11 11 12 12 13 13 14 14
16 16 16 17 17
18 18 18
19 19 19 19
21 21 21 21
22 22
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
4
DEEL 1: ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.1
BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN Bij verschillende bestemmingen is er een onderscheid te maken tussen hoofd- en nevenbestemmingen. Het onderscheid tussen beiden is dat de nevenbestemming een duidelijk beperkt karakter heeft en in rechtstreeks verband dient te zijn met de gerealiseerde hoofdbestemming. De nuttige vloeroppervlakten en/of de omvang van het gebouwde volume voor nevenactiviteiten bedraagt maximum 10% van deze van de hoofdactiviteit. De meest beperkende van deze voorwaarden is bepalend. Bij het indienen van de bouwaanvraag zijn duidelijk de gegevens te vermelden van de oppervlakten en de concrete beschrijving van de hoofd- en nevenbestemmingen en activiteiten.
1.2
BOUWVOORSCHRIFTEN Ieder bouwproject zal rekening houden met de reeds gerealiseerde ontwikkelingen in het gebied en de ruimere omgeving zodat stedenbouwkundige samenhang tussen de verschillende projecten in globaliteit is verzekerd. Het inplantingsplan en het gabarietenplan van de omliggende gebouwen evenals het inrichtingsplan met materiaalgebruik en aanplantingen van de aangrenzende buitenruimten zijn bij elke betekenisvolle bouwaanvraag te voegen als toetsteen voor de onderlinge ruimtelijke samenhang. Ieder project zal gekenmerkt zijn door een streven naar het realiseren van een kwalitatieve architecturale en eigentijdse vormgeving. Dit is van toepassing voor zowel de gebouwen als voor de inrichting van de buitenruimten. Ieder bouwproject is mede beeldbepalend voor de kwalitatieve invulling in het gebied en dit vanuit alle gezichtspunten. Alle gevel- en dakvlakken zijn op een gelijkwaardige architecturale en esthetische wijze te behandelen. Ieder gebouwd volume is in zijn vormgeving en materiaalgebruik gekenmerkt door: • een esthetisch- en architecturaal uitzicht, • een harmonische integratie in de omgeving, • een harmonieuze keuze van materialen en kleuren.
Overgangsbebouwing Waar nieuwe gebouwen naast bestaande andere gebouwen met een andere bouwhoogte/dakvorm zullen komen moet de architectuur zodanig opgevat worden dat een harmonisch geheel bekomen wordt. De aansluiting mag geen der partijen nadeel opleveren. De afwerking moet, na overleg en akkoord van de betrokkenen, volledig uitgevoerd worden voor alle bouwdelen en met dezelfde (of aangepaste) materialen van het gebouw/bouwdeel waar ze bijhoren. De laatste bouwer is verantwoordelijk voor de afwerking van die delen, die open en onafgewerkt zouden blijven, als gevolg van een eventuele afwijking van het bestaande gevelprofiel. Het geheel moet een harmonische overgang en een geïntegreerd resultaat tot gevolg hebben.
Verbouwingswerken Aan de bestaande gebouwen die niet beantwoorden aan de voorschriften van het B.P.A. “Lanklaar” mogen onderhouds-, herstellings- en verbouwingswerken worden uitgevoerd voor zover ze beperkt blijven tot de bestaande omvang binnen de afwijkende bestemmingszone, kaderen in de omgeving, en de verdere realisatie van het B.P.A. niet in gevaar brengen. Bij afbraak en wederopbouw moet de nieuwbouw beantwoorden aan de bijhorende stedenbouwkundige bouwvoorschriften van de bestemmingszone van het B.P.A. “Lanklaar”
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
1.3
5
VOORSCHRIFTEN VOOR DE BUITENRUIMTE De inrichting van de buitenruimten is een integraal deel van ieder betekenisvol bouwdossier. De inrichting is in de vorm van een volledig uitgewerkt dossier bij de bouwaanvraag voor het bouwproject te voegen.
Parkeervoorzieningen Het parkeren binnen de grenzen van het B.P.A. is tot een strikt minimum te beperken. Alleen parkeren is toegelaten i.f.v.: • kort parkeren voor de aanwezige bedrijvigheid, • parkeren van dienstvoertuigen, voertuigen van bezoekers en bewoners. Bij de specifieke voorschriften zijn er meer gedetailleerde principes vermeld i.v.m. het parkeren.
Groenaanleg De niet door bebouwing en verharding ingenomen oppervlakten zijn als groenzones in te richten. Alle ingrepen (wegenaanleg, bebouwing) dienen uit te gaan van een fundamenteel respect voor de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden. Bij iedere betekenisvolle bouwaanvraag is een gedetailleerd uitgewerkt beplantingsplan te voegen. Hierbij is rekening te houden met de aanwezige aanplantingen op het terrein en de aanpalende terreinen zodat de ruimtelijk samenhang tussen de aanplantingen van de verschillende projecten steeds in hun globaliteit is verzekerd. De volgende principes zijn te hanteren: • Gebruik van streekeigen soorten voor de aanplanting van hoogstammige bomen, hagen, struiken en bosgoed is bepalend. • Waar mogelijk is rekening te houden met de component “water”. • Aanplanten van bomen, struiken en/of hagen op of tegen de perceelsgrenzen van de diverse percelen. • Het gebruik van groendaken is aanbevolen op platte en licht hellende daken. De groenvoorziening heeft ook een architecturale functie zoals het inkleden van de gebouwde volumes in het landschap waardoor het perspectief veraangenaamd en er een betere volume verdeling ontstaat. Het in te dienen beplantingsplan of groeninrichtingsplan zal getoest worden aan de voorschriften en dient binnen de 2 jaar na het verlenen van de bouwvergunning te zijn uitgevoerd. De aanplantingen dienen in goede staat te worden behouden en moeten volgens hun normale habitus kunnen ontwikkelen. Als overgangsregel bij bestaande vestigingen dient de groeninrichting te worden aangepast aan de bestemmingsvoorschriften van de zone binnen de 2 jaar na goedkeuring van het B.P.A.
Aansluitingen op het rioleringsstelsel Er is een volledig gescheiden systeem voor de afvoer van oppervlakte- en afvalwater te realiseren in het gebied. De aansluiting op het gescheiden rioleringssysteem van het openbaar domein zal gebeuren via afzonderlijke toezichtsputjes voor regen- en afvalwater, met minimale binnenafmetingen van 40 x 40 cm. Dit om een eenvoudige en snelle controle van de lozingen mogelijk te maken. Het bufferen van het oppervlaktewater in het gebied is verplicht zodat er slechts een maximale lozing van 2l/sec/ha oppervlakte gebeurt. De te bufferen capaciteit is minimaal 350m³/ha verharde oppervlakte. Deze buffers zijn te integreren in het ontwerp van de groenaanleg. Deze gegevens zijn duidelijk in het bundel van de bouwaanvraag te vermelden. Gelet op de locatie nabij het beschermde gebied voor de waterwinning mag het oppervlaktewater van de verharde zones niet infiltreren in de bodem.
Publiciteit De bestaande wetten en reglementen van het K.B van 14/12/1959, gewijzigd bij K.B. van 28/06/1963 en 27/02/1964, zijn van toepassing.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
Art. 1:
6
Grens van het bijzonder plan van aanleg De grens duidt het gedeelte van het grondgebied aan, onderworpen aan de stedenbouwkundige voorschriften van het bijhorende plan. De vigerende reglementering en besluiten blijven van toepassing voor zover zij niet door onderhavige voorschriften gewijzigd worden.
Art. 2:
Bouwvergunningen Een toelating tot bouwen zal slechts verleend worden op percelen die rechtstreeks palen aan een openbare weg, een rechtmatig aangelegde toegang hebben tot een openbare weg of gesitueerd zijn binnen een zone waarvan de aansluiting op de openbare weg gegarandeerd wordt. Iedere bouwaanvraag zal vergezeld zijn van een inplantingsplan waarop de bestaande toestand in een straal van 30 meter is opgenomen en vergezeld van een beplantingsplan/inrichtingsplan van de resterende open ruimte, die gerealiseerd dient te zijn 2 jaar na het afleveren van de bouwvergunning. Speciale aandacht zal gaan naar de ruimtelijke inpassing en de aansluiting met bebouwing in de directe omgeving. Binnen het groeninrichtingsplan wordt voor 80% gebruik gemaakt van standplaatsgeschikte, streekeigen beplanting.
Art. 3:
Oprichting van openbare nutsvoorzieningen De oprichting van openbare nutsvoorzieningen, o.a. elektriciteitscabines, verdeelkasten, telefooncellen, buswachthokjes en publieke infopanelen, enz wordt daar waar mogelijk geïntegreerd binnen een bouwvolume. Indien dit onmogelijk is wordt de oprichting enkel toegelaten, mits voorafgaandelijk advies van de stedenbouwkundige ambtenaar, ook in niet specifieke bouwzones zoals wegenis, pleinen, etc… Ruimtelijk en vormelijke inpassing dient optimaal te worden nagestreefd zodat ze niet als hinderlijke objecten worden ervaren maar een geïntegreerd onderdeel uitmaken van het geheel. Het geïntegreerd zijn van deze voorzieningen dient aangetoond te worden met een inplantingsplan op schaal 1/100.
Art. 4:
Bouwovertredingen Bouwvergunningen kunnen slechts afgeleverd worden nadat op het perceel- of geheel van percelen behorende tot dezelfde uitbating en/of activiteit aangetoond kan worden dat de reeds bestaande gebouwen behoorlijk vergund zijn (door een goedgekeurde bouwaanvraag, door een goedgekeurde regularisatie of aangetoond kan worden dat de bebouwing van voor de stedenbouwwet dateert).
Art. 5:
Terminologie Bebouwingsindex: de verhouding van het geheel van de bebouwde en/of overdekte terreinoppervlakte op de totale terreinoppervlakte van het perceel, of desgevallend alle percelen die deel uitmaken van een totaalproject. Bebouwde terreinoppervlakte: de oppervlakte van de projectie van alle bouwvolumes op het maaiveld van het betreffende perceel, binnen de betreffende bestemmingszone. Beplantingsplan: plan op schaal 1/100 waar de soorten beplanting en verharding van het totale betreffende perceel wordt aangegeven in relatie tot het gebouwd volume en de belendende percelen. Bijgebouwen: binnen het bedrijventerrein betreft het vrijstaande opgerichte gebouwen t.b.v. de bestemming bv. Benzinepompen, portierslounge, constructies ifv het laden en lossen, controleposten en ondersteunende functies die per volume niet meer dan 60 m² bebouwde terreinoppervlakte bedragen. Binnen de zone voor achtertuinen en binnenplaatsen betreft het vrijstaande gebouwen zoals garage, serre, tuinbergingen die samen niet meer dat 40 m² bebouwde terreinoppervlakte bedragen. Bouwhoogte: hoogte van het bouwwerk gemeten vanaf het bestaand maaiveld of stoep, tot aan de bovenkant van de geveldakrand (deksteen, kroonlijst of dergelijke). Bouwlaag: indeling van aaneensluitende volwaardige vertrekken boven elkaar in een gebouw, vertrekkende vanaf het maaiveld; bouwlagen ondergebracht in de dakconstructie niet ingerekend. De 1ste bouwlaag stemt overeen met de gelijkvloerse vertrekken. De 2de bouwlaag stemt overeen met de vertrekken op de 1ste verdieping, enz…. Een volwaardige bouwlaag wordt genoemd een bouwlaag met een minimale vrije hoogte van 2,40 m.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
7
Bouwlijn: lijn waarop een gevel van een gebouw (hoofdvolume en/of aanhorigheid) dient opgericht te worden. Deze lijn valt niet noodzakelijkerwijze samen met de uiterste grens van de bestemmingszone die op het plan kunnen aangegeven zijn, wel met een op plan eventueel aangeduide verplichte bouwlijn. De grens van de bestemmingszone vormt wel de uiterste bouwlijn waarop een bouwvolume kan worden opgericht. Bouwvolume: de totaliteit van een samenhangende eenheid in volumes die een architecturaal geheel vormen en in hoogte, breedte en lengte een gedefinieerd geheel vormt. Brandweg: doorgangsruimte die doorgang van de brandweer mogelijk maakt als tevens het blussen van de aanliggende gebouwen. Bruto-vloeroppervlakte: Oppervlakte van alle bovengrondse bouwlagen van een gebouw, eventuele vloeren onder het dak meegerekend voor zover er een vrije hoogte van 2,00 m aanwezig is. Dakrand: bovenafwerking van een gevel waar deze de dakvlakken snijdt (deksteen, kroonlijst, goot, enz…) Halfopen bebouwing: de bouwwijze waarbij de mandelige zijgevel van max. 2 aaneensluitende gebouwen opgericht is op de perceelsgrenzen en waarvan de vrijstaande zijgevels worden afgewerkt als kopgevels. Harmonisch (zoals harmonische samenhang, op harmonieuze wijze aansluiten op,….): dit houdt in dat gebouwen voor de meeste elementen die hun voorkomen bepalen (inplanting, hoogtes, voorgevelbreedte, dakvorm, materiaalgebruik, en andere kenmerken) aangepast aan elkaar en op de wijze waarop dat die elementen voorkomen in de omgeving of een ruimtelijk verband aangaan tot een welgeordend en aangenaam geheel, wat niet uitsluit dat er op een verantwoorde en bewust doordachte manier aparte accenten kunnen gelegd worden. Hoofdvolume: deel van een gebouw dat, in vergelijking met andere gebouwen, de grootste oppervlakte van een perceel inneemt of dat zich door zijn maatschappelijke functie als dusdanig manifesteert ten opzichte van het openbaar domein. Hoogstammige bomen: zijn bomen met een stamomtrek van 30 cm of meer op een hoogte van 1 m die in hun groei een hoogte van meer dan 8 meter krijgen. Gabariet: dit zijn de contouren die gevormd worden van het volume met de lucht. Hierbij zijn vooral de ruimtelijke aansluitingen en de verhouding van de volumes onderling sterk bepalend. Instandhoudingwerken: zijn werken en werkzaamheden die de Vlaamse Regering als onderhoudswerken aanmerkt met het voorkomen van verval, de dringende instandhouding en het onderhoud van het betreffend volume. Kantoren: gebouw of gedeelte van gebouw dat gebruikt wordt voor dienstverlenende of administratieve activiteiten. Kantoorruimten behorende bij en ten behoeve van een bedrijf worden als onderdeel van deze functie beschouwd. Kleine verbouwingswerken: zijn werken en werkzaamheden die mogelijk met constructieve ingrepen zonder dat er echter aan het buitengabariet iets wijzigt en minstens 80% van het bestaande bouwvolume blijft behouden; vb. veranderen van raamopeningen, poorten en deuren, vernieuwen van daken, interne verbouwing. Kroonlijst: vooruitspringende afwerking van de gevelrand of de uiterste horizontale afwerking van de gevelrand in het gevelvlak waar tevens de overgang naar de verschillende dakvlakken gebeurt. Laad- en loszone: zone waarbinnen het laden en/of het lossen van goederen plaatsvindt Landschap: het landschap is de resultante van de dynamische wisselwerking tussen de fysische omstandigheden (het abiotisch en biotisch milieu) en de menselijke activiteiten. Laterale perceelsgrens: de zijdelingse grens tussen twee percelen dwars op de straat gesitueerd die duidelijk de eigendommen van twee verschillende eigenaars scheidt. Lokale bedrijfsactiviteiten: de zone voor lokale bedrijfsactiviteiten is een zone voor lichte industrie, uitgeoefend op een lokaal niveau (vb. schrijnwerkerij, garagist carrosserie, stucadoor, drukkerij, sanitaire en centrale verwarming, metaalwerken, bouwondernemingen, voedingswaren) en door middel van de tewerkstelling en de soort van producten een sterke binding heeft met de lokale gemeenschap.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
8
Maaiveld: het gemiddelde peil van de stoep, of het voetpad, of het bestaande grondpeil gelegen aan de voorzijde van het perceel. Nevenbestemming: is een bestemming die slechts in ondergeschikte mate toelaatbaar is naast de hoofdbestemming. Het totaal van de mogelijke nevenbestemmingen mag nooit meer dan 30% van de betreffende bestemmingszone bedragen. Opslag: het opslaan of stockeren van goederen. Overslag: overgang van een vervoerswijze op een andere voor een zelfde object. Reclame: elk commercieel publiciteitsmiddel adt niet als uithangsbord kan worden beschouwd. Regionale bedrijfsactiviteiten: zijn economische activiteiten die de schaal van hun omgeving overschrijden en zich ingevolge hun specialisme of productieproces richten op de regio, Vlaanderen of de naburige regio’s. Residentieel wonen: vrijstaande of met twee geschakelde wooneenheden in een sterk groengegeven waarbij max. 50% van de perceelsoppervlakte is bebouwd en waar specifieke aandacht is besteed aan een landschappelijke inpassing. De privacy binnen iedere wooneenheid is voor 100% verzekerd. Rooilijn: de grenslijn tussen private eigendommen en het openbaar domein. Streekeigen beplanting: beplanting welk overeenkomt met de natuurlijke flora uit de streek. Uiterste bouwlijn: uiterste (buitenste) lijn waarop een gevel van een gebouw kan opgericht worden. Verdiep: indeling van aaneensluitende volwaardige vertrekken boven elkaar in een gebouw, vertrekkende vanaf de bovenkant van de gelijkvloerse bouwlaag. Verharding: alle materialen voor bodembedekking en alle behandelingswijzen van de bodem die het grondoppervlak hard en minder waterdoorlatend maken en dit karakter garanderen onder alle omstandigheden. Vloerindex (V/T): de verhouding van de bruto-vloeroppervlakte van een gebouw op de totale terreinoppervlakte van een perceel, of desgevallen alle percelen die deel uitmaken van een totaalproject. Voorgevel: de gevel of geheel van gevels die gericht zijn naar het openbaar domein waarlangs het terrein ontsloten wordt. De gevel waarmee het gebouw zich presenteert naar het openbaar domein, publieke ruimte of de geclusterde parkeerzones. Watergebonden bedrijvigheid: zijn bedrijfsactiviteiten die water van de waterweg noodzaken in hun productieproces of die de waterweg gebruiken voor de afvoer of aanvoer van producten die een onderdeel vormen in het productieproces. Een transport van minstens 60.000 ton/jaar per 5 ha bedrijventerrein dient binnen deze bestemmingszones te zijn verzekerd. Eerstelijns watergebonden bedrijfsactiviteiten: het betreft bedrijfsactiviteiten die gesitueerd is met een rechtstreekse aansluiting op de waterweg Tweedelijns watergebonden bedrijfsactiviteiten: zijn bedrijfsactiviteiten die niet rechtstreeks dienen te zijn gesitueerd aansluitend aan een waterweg; het betreft bedrijfsactiviteiten die zich op geringe afstand van de waterweg bevinden en die beroep kunnen doen op een overslaginstallatie aan de waterweg.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
DEEL 2:
SPECIFIEKE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
2.1
WONEN
Art. 6:
Zone voor open bebouwing
6.1.
9
Bestemmingsvoorschriften Deze zone is bestemd voor het oprichten van individuele wooneenheden met een sterk residentieel karakter in open bebouwing. Hoofdbestemming: wonen in de vorm van één- of meergezinswoningen. Nevenbestemming: kleinhandel, diensten, kantoren en/of vrije beroepen zijn enkel toegelaten op het gelijkvloers en voor zover de hoofdbestemming gerealiseerd is. Slechts één nevenbestemming per perceel is toegelaten. Ten allen tijde moet het woonkarakter gewaarborgd blijven en mag er geen afbreuk gedaan worden aan de woonkwaliteit van de directe omgeving.
6.2. 6.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting De inplanting dient te gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het plan. afstand van 3,0 meter t.o.v. de laterale perceelsgrens is verplicht.
Een minimale
Overdekt parkeren dient geïntegreerd te worden in het hoofdvolume of mag in een losstaand volume worden ingepast op voorwaarde dat het volume naar materialen en vormgeving een architectonisch samenhangend geheel vormt met het hoofdvolume. Een garage kan geplaatst worden op de laterale perceelsgrens indien de belendende eigenaar hier zijn schriftelijk akkoord geeft.
6.2.2.
Bouwvolume Bouwhoogte 2Z): het hoofdvolume zal bestaan uit 2 volwaardige bouwlagen met een verplichte kroonlijsthoogte tussen de 5,50 meter en 6,5 meter.
Bouwdiepte De bouwdiepte wordt op max. 17,0 meter ten opzichte van de voorgevel genomen. De voorgevelbreedte wordt gerelateerd aan de perceelsbreedte en kan max. 2/3 van de perceelsbreedte zijn bij percelen tot een breedte van 30,0 meter, met een minimum voorgevelbreedte van 6,0 meter. Voor grotere percelen blijft de voorgevel beperkt tot 20 meter.
Bouwvorm Residentiële open bebouwing in 2 bouwlagen, met een hellend dak tussen de 30° en 45°, waar slaapvertrekken onder het dak worden toegelaten indien er sprake is van een volwaardige leefruimte. Dakkapellen en dakvensters worden toegelaten in zoverre ze een architecturaal geïntegreerd geheel vormen met de gevelopbouw.
6.2.3.
Materialen Alle buitengevels en overige zichtbare delen van het gebouw dienen uitgevoerd te worden in een welgevormde gevelsteen als hoofdmateriaal. Gemotiveerd kunnen crepie of andere duurzame gevelmaterialen worden toegelaten mits de kleurschakering afgestemd wordt, op voorwaarde dat het gaat om max. 2 soorten per bouwblok en max. 30% van het totale geveloppervlak wordt ingenomen. De dakbedekking, het buitenschrijnwerk, en beglazing dienen in harmonie gekozen te worden met het hoofdmateriaal.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
2.2
10
BEDRIJFSACTIVITEITEN
Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten Algemene bebouwingsvoorschriften Inplanting De bouwvolumes dienen gesitueerd te zijn binnen de grafisch aangeduide zone op minstens 8,0 meter van de Boslaan, op minstens 5,0 meter van de bufferzones, de laterale en achterperceelsgrens (i.f.v. het verzekeren van een brandweerbereikbaarheid als brandweg en het voorkomen van overslaande vlammen) of op één van de beide laterale perceelsgrenzen mits ondertekende goedkeuring van de belendende eigenaar en het gebruik van een brandwerende wand op de perceelsgrens met een brandweerstand van minstens 2 uur. Binnen de grafisch aangeduide zone mogen één of meerdere volumes ingeplant worden. De volumes dienen binnen het eigendomsperceel als één samenhangend en harmonisch geheel te worden beschouwd. Max. 80% van de terreinoppervlakte mag bebouwd worden. Max. 40% van de terreinoppervlakte mag verhard worden in functie van het realiseren van landschappelijk geïntegreerd parkeren of als landschappelijk geïntegreerde laad- en loszone worden ingericht. Minstens 10% van de terreinoppervlakte dient onverhard te blijven en aangeplant met een streekeigen beplanting. De niet-bebouwde delen van de zone dienen landschappelijk te worden ingericht conform een bij de bouwvergunning gevoegd inrichtingsplan dat binnen een termijn van 2 jaar na het in gebruik nemen van het bouwvolume of de uitgevoerde infrastructuur gerealiseerd dient te zijn.
Bouwvolume Bouwdiepte Het bouwvolume dient een geïntegreerd en architectonisch verantwoord geheel te vormen in harmonie met de reeds bestaande constructies op het betreffende en belendende perceel. De onderlinge samenhang in kleur, detaillering, materiaalgebruik en hoogte wordt binnen ieder bouwperceel op elkaar afgestemd.
Bouwhoogte Binnen de bestemmingszone zijn halconstructies of gebouwen met een maximale kroonlijsthoogte van 10,0 meter toegelaten.
Bouwvorm De dakvorm is plat tot licht hellend met een dakhelling tussen de 0° en 35°, en wordt binnen ieder bouwperceel teruggebracht tot maximaal 2 dakvormen.
Materialen Alle buitengevels en overige zichtbare delen van het gebouw zullen uitgevoerd worden in duurzame materialen voor het vervaardigen van halconstructies. De materiaalkeuze en kleurschakering van de gevels dienen een samenhangend en geïntegreerd geheel te vormen met de materialen van de bestaande of geprojecteerde gebouwen in de omgeving.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
Art. 7: 7.1.
11
Zone voor lokale bedrijfsactiviteiten Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: lokale bedrijfsactiviteiten met ondersteunende functies en bijhorende toonzaalfunctie van max. 300m², administratieve diensten, overdekte opslag. Detailhandel is niet toegelaten. Nevenbestemming: opslag ontsluitingsinfrastructuur.
7.2. 7.2.1.
in
openlucht,
conciërgewoning,
parkeerplaatsen
en
interne
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepaling: opslag in openlucht wordt enkel toegelaten in zones die visueel volledig gebufferd zijn door bebouwing of een groenscherm van inheemse beplanting hebben van 3,0 meter breedte en minstens 1,0 meter hoger is dan de opgeslagen materialen.
7.2.2.
Bouwvolume Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten.
7.2.3.
Materialen Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten.
Art. 8: 8.1.
Zone voor lokale bedrijfsactiviteiten met een representatief karakter Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: lokale bedrijfsactiviteiten met ondersteunende functies en bijhorende toonzaalfunctie tot max. 60% van het bruto grondoppervlakte, administratieve diensten, overdekte opslag. Handelsfuncties gekoppeld aan lokale bedrijvigheid (vb. toonzaalfunctie voor sanitair, buitenschrijnwerk, elektrische toestellen e.d., ) worden tot een maximale oppervlakte van 500m² toegelaten. Nevenbestemming: conciërgewoning.
8.2. 8.2.1.
parkeerplaatsen,
interne
ontsluitingsinfrastructuur,
los-
en
laadzone,
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan Art. 7: Zone voor lokale bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepaling: binnen deze zone wordt aan de kant van de Boslaan iedere toegang tot de achterliggende gebouwen vermeden.
8.2.2.
Bouwvolume Idem aan Art. 7: Zone voor lokale bedrijfsactiviteiten.
8.2.3.
Materialen Minstens 40 % van de zichtbare gevels dient in welgevormde baksteen te worden opgetrokken en kan aangevuld worden met natuursteen, kunstmatige stenen, bepleistering of andere esthetisch verantwoorde industriële gevelmaterialen en aan de omgeving aangepaste materialen. De verschillende onderdelen dienen een harmonisch geheel te vormen.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
Art. 9: 9.1.
12
Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: regionale bedrijfsactiviteiten in functie van productie en assemblage, overdekte opslag en overslag, en aan de bedrijfsactiviteit gekoppelde ondersteunende functies en watergebonden bedrijvigheid. Opslag van minerale grondstoffen in openlucht wordt niet toegelaten Nevenbestemming: conciërgewoning.
9.2. 9.2.1.
interne
ontsluitingsinfrastructuur,
parkeerplaatsen,
los-
en
laadzone,
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: De bouwvolumes dienen gesitueerd te zijn binnen de grafisch aangeduide zones, aansluitend op de bouwvolumes gesitueerd in de belendende bestemmingszone (zone voor regionale bedrijfsactiviteiten met een representatief karakter ) waar ze een architectonisch en ruimtelijk samenhangend geheel mee vormen. Max. 10% van de terreinoppervlakte mag ingevuld worden met opslag in openlucht, op voorwaarde dat deze ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in hun directe omgeving en visueel gebufferd is ten opzichte van de belendende percelen en het openbaar domein. Bufferbekkens voor het opvangen van het hemelwater binnen het betreffende bouwperceel dienen binnen het eigendomsperceel te worden voorzien. Door het aanbrengen van een groendak of ondergrondse watertanks kan de oppervlakte van de bufferbekkens sterk ingeperkt worden.
9.2.2.
Bouwvolume Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: Binnen de zone worden halconstructies of gebouwen met een maximum kroonlijsthoogte van 12 meter toegelaten.
9.2.3.
Materialen Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten.
Art. 10:
Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten met representatief karakter
10.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: idem aan Art. 9: Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten met als bijkomend gegeven dat deze zone in hoofdzaak bestemd is voor interne ontsluitingsinfrastructuur, parkeren, toegangen, los- en laadzone, conciërgewoning, alleenstaande constructies ondersteunend aan de inrichting van de hoofdbestemming zoals informatiepanelen, portiershuis, slagbomen, afsluitingen.
10.2. 10.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan Art. 9: Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: Minstens 15% van de terreinoppervlakte dient onverhard te blijven en aangeplant met een streekeigen beplanting. Buitenopslag is niet toegelaten. De inrichting van deze zone dient naar concept als één geheel opgevat te worden. De ontsluiting van de zone dient te gebeuren via maximum twee toegangen per eigendomsperceel van elk max. 6 meter breedte.
10.2.2.
Bouwvolume Idem aan Art. 9: Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten. Bestaande vergunde constructies binnen deze zone mogen verbouwd en uitgebreid worden op voorwaarde dat ze ruimtelijk en landschappelijk geïntegreerd worden binnen de landschappelijke aanleg conform een bij de bouwvergunning gevoegd inrichtingsplan.
10.2.3.
Materialen Idem aan Art. 9: Zone voor regionale bedrijfsactiviteiten.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
Art. 11:
Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten
11.1.
Bestemmingsvoorschriften
13
Hoofdbestemming: eerste- en tweedelijns watergebonden bedrijfsactiviteiten in functie van productie en assemblage, opslag en overslag en aan de bedrijfsactiviteit gekoppelde ondersteunende functies (zoals logistiek, distributie en kantoren). Nevenbestemming: interne ontsluitingsinfrastructuur, parkeren, bestaande vergunde bedrijfsactiviteiten en conciërgewoning.
11.2. 11.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: Buitenopslag is enkel toegelaten binnen een oppervlakte van max. 50% van de bestemmingszones en dit enkel dit op voorwaarde dat de opslag visueel volledig gebufferd visueel gebufferd is ten opzichte van de belendende bedrijfsactiviteiten en de openbare wegenis. De buffering kan gebeuren door bebouwing of door een groenscherm van inheemse beplanting van 3,0 meter breedte en minstens 1,0 meter hoger dan de opgeslagen materialen.. Bufferbekkens voor het opvangen van het hemelwater binnen het betreffende bouwperceel dienen binnen het eigendomsperceel te worden voorzien. Door het aanbrengen van een groendak of ondergrondse watertanks kan de oppervlakte van de bufferbekkens sterk ingeperkt worden. De bestaande vergunde bedrijfsactiviteiten zonder watergebonden bedrijvigheid krijgen in functie van het verzekeren van hun bedrijfsactiviteit naar de toekomst de mogelijkheid om binnen hun eigendomsperceel max. 25% van hun huidige bouwvolume uit te breiden op voorwaarde dat na de uitbreiding max.80% van de oppervlakte op het eigendomsperceel is bebouwd.
11.2.2.
Bouwvolume Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: Binnen de zone worden halconstructies of gebouwen met een maximum kroonlijsthoogte van 12 meter toegelaten. Constructies ter ondersteuning van de watergebondenheid (kranen, rolbruggen, los- en laadconstructies, silo’s, etc…) mogen max. 30 meter hoog zijn en dienen ruimtelijk een geïntegreerd onderdeel te vormen met de vergunde en geprojecteerde bouwvolumes.
11.2.3.
Materialen Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten.
Art. 12:
Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten met representatief karakter
12.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: idem aan Art. 11: Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten met als bijkomend gegeven dat deze zone is hoofdzaak bestemd is voor de interne ontsluitingsinfrastructuur, parkeren, toegangverlening tot het bedrijfspand en/of de zone voor bedrijfsactiviteiten, los- en laadzone, conciërgewoning, alleenstaande constructies ondersteunend aan de inrichting van de hoofdbestemming zoals informatiepanelen, portiershuis, slagbomen, afsluitingen.
12.2. 12.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan Art. 11: Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten met bijkomende bepalingen: De ontsluiting van de zone dient te gebeuren via maximum twee toegangen per eigendomsperceel van elk max. 6 meter breedte. De inrichting van deze zone dient naar concept als één geheel opgevat te worden. Buitenopslag is niet toegelaten.
12.2.2.
Bouwvolume Idem aan Art. 11: Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
14
Bestaande vergunde constructies binnen deze zone mogen verbouwd en uitgebreid worden op voorwaarde dat ze ruimtelijk en landschappelijk geïntegreerd worden binnen de landschappelijke aanleg conform een bij de bouwvergunning gevoegd inrichtingsplan.
12.2.3.
Materialen Idem aan Art. 11: Zone voor watergebonden bedrijfsactiviteiten.
Art. 13:
Transportzone
13.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: service en administratieve functies ondersteunend aan de regionale en lokale bedrijfsactiviteiten (oa. benzinestation, bankfiliaal, tankcleaning, overnachtings- en horecaacommodatie voor truckers, car wash, wegrestaurant, etc...). Nevenbestemming: conciërgewoning, opslag.
13.2. 13.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: Buitenopslag is enkel toegelaten in zones waar ze visueel onttrokken worden van het openbaar domein. Max. 70% van de bestemmingszone mag bebouwd worden. Min. 20% van de bestemmingszone dient onverhard te blijven en landschappelijk te worden ingericht conform een bijgevoegd inrichtingsplan waaruit de ruimtelijke en landschappelijke verweving met de belendende bestemmingszones wordt aangegeven.
13.2.2.
Bouwvolume Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen:
13.2.3.
Materialen Idem aan de Algemene voorschriften voor bedrijfsactiviteiten mits bijkomende bepalingen: Alle buitengevels zichtbaar vanaf de zijde van de Boslaan en Siemenslaan worden in duurzame materialen met een sterk representatief karakter uitgevoerd.
Art. 14:
Zone voor werken aan het water / groen
14.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: bedrijfsactiviteiten in functie van productie en assemblage, overdekte opslag en overslag en aan de bedrijfsactiviteit gekoppelde ondersteunende functies. Kantoorfuncties al dan niet in relatie tot de bedrijfsactiviteiten. Wonen op verdiep in de vorm van geïntegreerde conciërge- of directeurswoningen in relatie met het water of de belendende natuur. Nevenbestemming: interne ontsluitingsinfrastructuur, parkeerplaatsen, los- en laadzone.
14.2. 14.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Een eerste bouwlaag: het bouwvolume mag de volledige oppervlakte van de bestemmingszone innemen. De gevellengte aan de zijde van de Zuid-Willemsvaart dient minimaal 85% van de toegelaten bebouwingslengte te bedragen. Aan de zijde van de gemeentegrens met Maasmechelen of aan de zijde van de Vulexplas dient de gevellengte teruggebracht tot max. 70% van de bebouwingslengte om een landschappelijke verwevenheid te bewerkstelligen. De niet bebouwde oppervlakte binnen de bestemmingszone op maaiveld dient zicht ruimtelijk en landschappelijk aan te sluiten op de belendende bestemmingszones.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
15
Een tweede bouwlaag: binnen deze bestemmingszone op niveau mag max. 40% van de totale oppervlakte gebouwd worden. De resterende oppervlakte van het bebouwd volume op maaiveld dient als een landschappelijk aangelegde daktuin te worden ingericht (max. 70 % van deze oppervlakte mag verhard worden, minstens 30% van de deze oppervlakte dient landschappelijk te worden aangelegd). Een derde bouwlaag: binnen deze bestemmingszone op niveau mag max. 20% van de totale oppervlakte gebouwd worden. De resterende oppervlakte van het onderliggende bouwvolume dient als een landschappelijk aangelegde daktuin te worden ingericht (max. 30% van deze oppervlakte mag verhard worden, minstens 70% van deze oppervlakte dient landschappelijk te worden aangelegd).
14.2.2.
Bouwvolume Binnen de zone wordt een gelaagdheid in volume en functie vooropgesteld. Elk bouwvolume kan maximaal uit drie bouwlagen bestaan. De eerste bouwlaag is verplicht te bouwen. Een eerste verplichte bouwlaag bestaat uit één volume van max. 2 bouwlagen voor productie, assemblage en opslag. De maximale kroonlijsthoogte is 10 meter, gemeten boven het maaiveld t.o.v. de belendende ontsluitingsweg. Het dak dient van het type ‘plat dak’ te zijn, met een geïntegreerde daktuin indien boven de vastgestelde kroonlijsthoogte van 10 meter een bijkomend bouwvolume voor kantoren of wonen wordt voorzien. Binnen de eerste 15 meter van de rand van het bouwvolume van de eerste laag worden over dezelfde vastgestelde kroonlijsthoogte van 10 meter 3 bouwlagen toegelaten indien een functie invulling van kantoren of ondersteunende dienstverlening wordt geïntegreerd. Een tweede bouwlaag is gesitueerd tussen de 10 en 17 meter boven het maaiveld, gemeten t.o.v. de belendende ontsluitingsweg. Binnen deze zone zijn max. 2 bijkomende bouwlagen toegelaten i.f.v. de invulling van kantoren, administratieve of dienstverlenende functies of conciërge - directeurswoningen. Een derde bouwlaag is gesitueerd tussen de 17 en 20 meter boven het maaiveld, gemeten t.o.v. de belendende ontsluitingsweg. Binnen deze bestemmingszone op niveau is max. 1 bijkomende bouwlaag toegelaten i.f.v. de invulling van conciërge - directeurswoningen.
14.2.3.
Materialen Alle buitengevels en overige zichtbare delen van het gebouw zullen uitgevoerd worden in duurzame materialen. De materiaalkeuze en kleurschakering van de gevels over de drie lagen heen dienen een samenhangend en geïntegreerd geheel te vormen met de bestaande of geprojecteerde gebouwen in de omgeving. Voor het bouwvolume gesitueerd in de 1ste bouwlaag dient men langsheen de ontsluitingswegen massieve materialen te gebruiken. Voor het bouwvolume gesitueerd in de 2de bouwlaag, dat doorloopt in de eerste bouwlaag wordt naar een contrast gestreefd door gebruik van minder zware materialen zoals staal, metalen, hout, bepleistering en glas als gevelmaterialen. Voor het bouwvolume gesitueerd in de 3de bouwlaag wordt enkel staal, metaal en glas als gevelmaterialen toegelaten. Binnen deze zone kan voor max. 20% natuursteen worden toegelaten indien een architectonisch verband met gebruikte gevelmaterialen in de onderliggende lagen kan worden aangetoond.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
2.3
GROENVOORZIENINGEN
Art. 15:
Zone voor representatieve voortuinen
15.1.
Bestemmingsvoorschriften
16
Binnen deze zone is het oprichten van eender welke constructie verboden. In de zone wordt de aanleg van (streekeigen) beplanting vooropgesteld. Max. 40% van de bestemmingsoppervlakte mag verhard worden. landschappelijke inpassing van parkeerplaatsen mogelijk.
Binnen deze zone is de
Afsluitingen op de vrijblijvende perceelsgrenzen dienen voor min. 40% van hun uitvoeringslengte te bestaan uit een streekeigen beplanting. Deze streekeigen beplanting dient een landschappelijke en ruimtelijke overgang te bewerkstelligen tussen de verschillende voortuinen onderling zodat een ruimtelijk samenhangend voortuingebied langsheen de Boslaan (N75) over de perceelsgrenzen heen ontstaat.
Art. 16:
Zone voor voortuinen met geïntegreerd parkeren
16.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: deze zone is uitsluitend bestemd voor parkeren in functie van toegangverlening tot de zone voor lokale bedrijfsactiviteiten en lokale bedrijfsactiviteiten met een representatief karakter. Nevenbestemming: alleenstaande constructies ondersteunend aan de inrichting van de hoofdbestemming zoals informatiepanelen, logo, portiershuisje, afsluitingen, slagbomen, enz…
16.2.
Bebouwingsvoorschriften Bestaande vergunde constructies binnen deze bestemmingszone mogen behouden, verbouwd en uitgebreid worden op voorwaarde dat ze een landschappelijk geïntegreerd onderdeel vormen van het bij de bouwvergunning gevoegde beplantingsplan en de materiaalkeuze in harmonie is gebracht met het hoofdvolume in de belendende bestemmingszone. Met uitzondering van de bouw van een portiershuisje van max. 10 m² vloeroppervlakte, één bouwlaag hoog en met een plat dak, is het bouwen van nieuwe bijgebouwen binnen deze zone niet toegestaan. Max. 70% van de bestemmingsoppervlakte mag verhard worden, waarvan max. 60% bestemd is voor parkeerplaatsen. De inrichting van deze zone dient naar concept als één geheel opgevat te worden. De ontsluiting van de zone dient te gebeuren via max. 2 toegangen per eigendomsperceel van ieder max. 6 meter breedte.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
17
Art. 17:
Zone voor binnenplaatsen en achtertuinen
17.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: de zone is uitsluitend bestemd voor privé- of gemeenschappelijke tuinen. Nevenbestemming: hoofdbestemming.
17.2. 17.2.1.
alleenstaande
constructies
ondersteunend
aan
de
inrichting
van
de
Bebouwingsvoorschriften Inplanting In deze zone kunnen bijgebouwen worden opgericht indien ze nergens op minder dan 6.0 meter achter de achtergevellijn van de gebouwen worden opgericht. De afstand tot de laterale perceelsgrens wordt op minstens 2 meter vastgesteld. Uitzonderlijk mogen de bijgebouwen op de perceelsgrens geplaatst worden indien ze langs alle zijden worden afgewerkt in dezelfde gevelmaterialen van het hoofdvolume of indien ze gekoppeld worden aan een bijgebouw op het belendende perceel, dat eveneens op de perceelsgrens geplaatst is en voor zover de eigenaar van betreffende perceel zijn schriftelijke goedkeuring hiervoor geeft.
17.2.2.
Bouwvolume De dakvorm van de bijgebouwen is vrij, met een max. bouwhoogte van 3,00 m indien een plat dak gehanteerd wordt en een max nokhoogte die gerelateerd is aan de dakhelling van het hoofdvolume indien een andere dakvorm aangewend wordt. De max. oppervlakte die deze bijgebouwen mogen innemen is 40 m². Max. 25% van de bestemmingsoppervlakte mag worden verhard.
17.2.3.
Materialen De materiaalkeuze voor deze gebouwen dient afgeleid te zijn van deze van het hoofdvolume. Afsluitingen op gemeenschappelijke perceelsscheidingen kunnen uitgevoerd worden in het verlengde van de mandelige muur, in hetzelfde metselwerk als het hoofdvolume, in een haagbeplanting van streekeigen soorten of in afsluitingen geïntegreerd in een groenstructuur. Metselwerk in dezelfde gevelsteen als het hoofdgebouw met een max. hoogte van 2,20 m boven het maaiveld is toegelaten in de eerste 10 meter achter het hoofdvolume voorzover het een geïntegreerd onderdeel is.
Art. 18:
Bufferzone
18.1.
Bestemmingsvoorschriften Binnen deze zone dient een groenscherm te worden aangebracht dat een ruimtelijke en visuele afscherming bewerkstelligt tussen de belendende bestemmingen. De inrichting dient te gebeuren met een streekeigen beplanting waarbij de voorkeur gaat naar een gemengd bosaanplanting bestaande uit min. 50% boomvormende soorten van diverse grootteorde en uit 50% struikvormende soorten, waarvan 10% naaldbomen en/of bladhoudende struiken. In deze zone is geen enkele vorm van verharding, bebouwing of afsluiting toegelaten. Het aanleggen van een grondwal is niet toegestaan. De buffer moet binnen een termijn van 2 jaar, na ingebruikname van het bouwvergunningsplichtige bouwsel aangelegd zijn, conform het bij de bouwvergunning gevoegde beplantingsplan en door de betreffende eigenaars. Bezinkingsbekken, -grachten en ondergrondse zinkputten (incl. bijhorend rioleringsstelsel) voor het opvangen van het hemelwater worden toegelaten binnen de bufferzones op max. 30%van de bestemmingsoppervlakte voor zover er binnen de bufferzone een oppervlakte van min. 70% opgaand groen is gegarandeerd en de schermfunctie is verzekerd. Nog aan te planten bufferzones kunnen in aanmerking komen voor compenserende beplanting volgens de bepalingen van het bosdecreet.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
2.4
ZONE VOOR OPEN RUIMTE
Art. 19:
Zone voor ecologische natuurverbinding
19.1.
Bestemmingsvoorschriften
18
Hoofdbestemming: natuurverbinding tussen het Kempisch plateau en de Maasvlakte d.m.v. vlakte met spontane ontwikkeling van kruidachtige vegetaties, oever-verlandingszones en ondiep water.
19.2.
Bebouwingsvoorschriften Constructies die de instandhouding van de ecologische natuurverbinding noodzaken worden toegelaten voor zover ze een geïntegreerd onderdeel vormen van de directe omgeving. Streekeigen beplanting die de migratie van de lokale fauna versterkt wordt over max. 30% van de oppervlakte van de bestemmingszone toegelaten. Het open karakter dient ingevolge de verbindingsfunctie tussen natte gebieden te worden versterkt met een aantal kleine en ondiepe plassen over een oppervlakte van max. 30% van de totale bestemmingszone. Binnen deze zone wordt enkel een vergunning voor aanplantingen, reliëfwijzigingen en kappingen afgeleverd na gunstig advies van de afdeling Aminal Natuur. De beplantingen en veranderingen binnen deze zone zullen de migratie van streekeigen flora, fauna en amfibieën bevorderen. De bestemmingszone zal optimaal ingericht worden in functie van broedende en overwinterende watervogels. De randen van de ecologische natuurverbinding wordt afgeschermd door de aanplanting van inheemse struiken en bomen.
Art. 20:
Zone voor natuurontwikkeling Binnen deze zone blijft de hoofdbestemming afgestemd op natuurdoeleinden. De bepalingen van de bestemming als natuurontwikkelingsgebied binnen het gewestplan (K.B. 03.04.1979) zijn van toepassing. Binnen deze zone zijn tevens de bepalingen van het bosdecreet van toepassing in functie van ontbossing. Plassen in functie van de sanering van het terrein met drijvende eilanden worden toegelaten om de landschappelijke monotomie van de plas te breken en als broedplaats voor vogels te fungeren. Max. 40% van de oppervlakte mag als diepe waterplas (> 3 m) gehermoduleerd worden. Minstens 30% van de oppervlakte dient als ondiep water (< 3m) te worden heringericht in functie van zijn natuurontwikkelingsfunctie. Het creëren van een verlandingsvegetaties dient binnen deze ondiepe waters te worden geïntegreerd. Voor sanering van de betrokken zone zal een MER worden opgemaakt waar de ruimtelijke en fauna en flora eigenschappen en verbanden met de Vulexplas en de omgeving zijn opgenomen. Principes van maximale abiotische variatie en variatie aan levensvormen worden vanuit een MER aangegeven en bij de herinrichting van het gebied verzekerd. Binnen de bestemmingszone wordt de ondergrond zo gehermoduleerd en samengesteld dat een spontane natuurontwikkeling in de hand wordt gewerkt en aanplantingen tot een strikt minimum worden herleidt. Een gevarieerde oeverafwerking door variatie in grondstoffen wordt vanuit de aangelegde plassen in de directe omgeving aangegeven. De beplantingstypen en belevingswaarde voor lokale fauna wordt afgestemd op de reeds gehermoduleerde plassen in de directe omgeving. Het natuurontwikkelingsgebied wordt via ondiepe engte en een onderdoorgang verbonden met de Vulexplas. Een ruimtelijke, ecologische en natuurlijke overgang met de zone voor ecologische natuurverbinding wordt bewerkstelligd.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
2.5
ZONE VOOR WATERWEGEN
Art. 21:
Zone voor secundaire waterwegen
21.1.
Bestemmingsvoorschriften
19
Binnen deze zone wordt de scheepvaart tot min. 1.150 ton verzekert met een diepgang van min. 2,5 meter. Deze waterweg wordt in functie van goederentransport over het water en een opwaardering van de binnenvaart uitgebouwd zonder daarbij de multifunctionaliteit van de waterweg en haar recreatief medegebruik in het gedrang te brengen. Binnen deze zone worden constructies toegelaten die de toegankelijkheid en de aanleg van schepen en toervaart mogelijk maken. De condities voor de uitbouw van de Zuid-Willemsvaart voor pleziervaart, toervaart en beperkte waterrecreatie in de vorm van watersporten dient te worden verzekerd. Aanlegplaatsen voor woonboten wordt binnen de bestemmingszones niet toegelaten.
Art. 22:
Reservezone voor verbreding secundaire waterweg
22.1.
Bestemmingsvoorschriften Deze zone wordt beheerd door de dienst van de scheepvaart. Elke op te richten constructie of bouwvergunning binnen deze zone dient voor advies overgemaakt te worden aan de Dienst van de Scheepvaart. Binnen deze zone kunnen bestaande vergunde constructies instand gehouden worden met een uitdovend karakter. Nieuwe bouwvolumes worden enkel toegelaten na het ondertekeningen van afstand van meerwaarde ten aanzien van de Dienst van de Scheepvaart of haar opvolgende rechtspersoon op het ogenblik dat de gronden worden onteigend in functie van de verbreding van de Zuid-Willemsvaart als secundaire waterweg.
Art. 23:
Reservezone ingericht i.f.v. uitbouw watergebonden bedrijfsactiviteiten
23.1.
Bestemmingsvoorschriften Hoofdbestemming: reservezone voor de verbreding van de secundaire waterweg ingericht als een zone voor lossen en laden, stockage van bulkgoederen en containers, vloeibare producten i.f.v. de watergebonden bedrijvigheid. Nevenbestemming: inpassing van vaste of mobiele overslaginstallaties, binnenvaartterminals. Opslag en het lossen en laden van afval is niet toegelaten.
23.2. 23.2.1.
Bebouwingsvoorschriften Inplanting Binnen de bestemmingszone wordt de aanleg van kaaimuren en de uitrusting van het gebied met containerkranen, transportbanden, pijpleidingen, opslagruimte etc…. toegelaten voor zover een verantwoorde ruimtelijke en landschappelijke inpassing kan worden verzekerd en in zoverre dat binnen de eerste 5,0 meter langsheen de belendende zone voor wegenis een sterke landschappelijke verweving verzekerd wordt door de opmaak van een beplantingsplan. Max. 30% van de bestemmingsoppervlakte mag bebouwd worden met gebouwen en/of constructies i.f.v. de watergebonden bedrijfsactiviteiten. Max. 80% van de bestemmingsoppervlakte mag verhard worden. Min. 15% van de bestemmingsoppervlakte dient aangeplant te worden met een streekeigen beplanting op basis van een bij de bouwvergunning gevoegd beplantingsplan. De landschappelijk en ruimtelijke buffering van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de wegenis dient verzekerd te zijn. Ter ontsluiting van de bestemmingszone wordt maximaal 2 toegangen tot de belendende zone voor wegenis voorzien. D.m.v. een ongelijkvloerse kruising ter hoogte van het verlengde van de Bekaertlaan
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
20
of de herlegde Siemenslaan kan de bestemmingszone bijkomend ontsloten worden op de industriële wegenis.
23.2.2.
Bouwvolume Bouwvolumes i.f.v. watergebonden bedrijvigheid hebben max. 2 bouwlagen en een maximale kroonlijsthoogte van 7 meter. Constructies i.f.v. watergebonden bedrijfsactiviteiten (oa. kranen, transportbanden, pijpleidingen) hebben een max. bouwhoogte van 20,0 meter.
23.2.3.
Materialen De materiaalkeuze voor de bebouwing en/of constructies dient in harmonie te zijn met het materiaalgebruik van de bestaande constructies en dient het watergebonden karakter van de volumes en constructies te benadrukken.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
2.6
21
ZONE VOOR VERKEERSDOELEINDEN EN VERBLIJFSFUNCTIE Algemene gegevens Deze zone is bestemd voor het verkeer en de hieraan noodzakelijke infrastructuur en parkeerfaciliteiten, voetpaden, nutsvoorzieningen, groenaanleg en straatmeubilair. Alle overige constructies zijn verboden, met uitzondering van informatieborden en ondersteunende voorzieningen. De verlichting, de sfeerverlichting, de groenbeplanting, de keuze van materialen (rijweg, voetgangersgebied) dienen hoger vermelde functies te visualiseren bij de aanleg en uitbouw. Met groenelementen zullen de gewenste ruimtelijke functies van het openbaar domein zo optimaal mogelijk onderbouwd worden. De stroken in dit plan aangeduid voor openbare wegen zullen, in zoverre zij nog niet tot de openbare wegen behoren, hierbij ingelijfd worden door afstand of door onteigening. De handelingen en werken strekkende tot de aanleg of de wijziging van verkeerswegen zijn onderworpen aan speciale regels van openbaarmaking.
Art. 24:
Zone voor wegenis Binnen de stroken voorbehouden voor wegenis zal de normale wegcode gerespecteerd worden. De aanleg dient zo te gebeuren dat de aangehaalde bestemmingen gerealiseerd worden. Deze zones zullen ingericht worden i.f.v. de optimale afwikkeling van het autoverkeer. Alle constructies die bijdragen tot de verfraaiing en het functioneren van de straten worden toegelaten. Binnen deze wegen worden de aansluitpunten tot een strikt minimum herleidt.
Art. 25:
Zone voor industriële wegenis De aanleg dient te gebeuren conform de bepalingen in het gemeentelijk mobiliteitsplan. De breedte van de rijweg is max. 7 meter. De belendende zone van 6,50 meter aan weerszijden van de weg worden landschappelijk aangelegd. De zone van 1,50 meter aansluitend aan de particuliere eigendommen worden met een lage beplanting aangelegd.
Art. 26:
Zone voor industriële ontsluitingsstraten De zone zal ingericht worden i.f.v. de afwikkeling van het autoverkeer en het vrachtverkeer. De wegen dienen uitgerust te worden naar de randvoorwaarden van het gemeentelijk mobiliteitsplan.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
2.7
SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN
Art. 27:
Zone met specifieke voorschriften
22
Alvorens binnen deze zone bouw- of milieuvergunningen kunnen worden afgeleverd dienen alle constructies die niet vergund zijn volgens de wettelijke bepalingen binnen de wet op stedenbouw te worden afgebroken of geregulariseerd. Binnen deze zone kunnen de bestaande constructies en infrastructuur behouden blijven en uitgebreid worden i.f.v. de huidige bestemming. Bij sloop van de bestaande constructies en het opheffen van de huidige bestemming (electriciteitscentrale of ontsluitingsinfrastructuur) worden de onderliggende bestemmingsvoorschriften van toepassing.
27.1.
Bestemmingsvoorschriften Binnen de gearceerde zones zijn een hoofdbestemming met een nevenbestemming en een nabestemming van toepassing.
A.
Gearceerde zone A De hoofdbestemming binnen de gearceerde zones A is bestemd als zone voor openbaar nut voor de inpassing van een elektriciteitscentrale met ondersteunende functies. Als nevenbestemming mag max. 30% van de oppervlakte ingenomen worden door lokale bedrijfsactiviteiten. De nabestemming wordt van toepassing bij het opheffen van de huidige bestemming en is zoals aangegeven op de onderliggende bestemmingszones. Het betreft een zone voor werken aan het water/groen, zone voor regionale bedrijfsactiviteiten met representatief karakter en een zone voor regionale bedrijfsactiviteiten. Voor het realiseren van de nabestemming worden de stedenbouwkundige bestemmingsvoorschriften van de onderliggende bestemmingszones van toepassing. De nabestemming hoogwaardige bedrijfsactiviteiten zal pas gerealiseerd kunnen worden nadat volgende randvoorwaarden zijn ingevuld: • De huidige bestemming van de elektriciteitsvoorziening voor de omgeving is geherlocaliseerd of opgeheven. • Nadat de bestaande constructies gesloopt en de gronden gesaneerd zijn.
B.
Gearceerde zone B De hoofdbestemming binnen de gearceerde zone B is zone voor industriële wegenis. De nabestemming wordt van toepassing bij de herinrichting van de N75 als primaire weg type II en wordt zoals aangegeven op de onderliggende bestemmingszones. Het betreft een voor locale bedrijfsactiviteiten met representatief karakter en een zone voor voortuinstroken met geïntegreerd parkeren.
27.2. 27.2.1.
Bebouwingsvoorschriften i.f.v. de hoofd- en nevenbestemming van de gearceerde zone A Inplanting De inplanting dient te gebeuren binnen de grafisch gearceerde zone op het bestemmingsplan. Binnen de bestemming als openbaar nut mag de bebouwde terreinoppervlakte max. 40% van de totale bestemmingszone beslaan. De bouwvolumes worden in een orthogonale structuur ingepast, ondersteunend aan de bestaande constructies. Een ruimtelijke en landschappelijke invulling dient voorop te staan waarbij een visuele buffering ten opzichte van de belendende percelen wordt bewerkstelligd. Bij elke bouwvergunning afgeleverd binnen deze gearceerde bestemmingszone dient een inrichtings- of beplantingsplan te worden toegevoegd dat conform de bouwvergunning binnen de 3 jaar na het afleveren van de bouwvergunning is gerealiseerd.
27.2.2.
Bouwvolume De bruto grondoppervlakte van de verschillende bouwvolumes mag niet meer bedragen dan 40% van de totale bestemmingszone beslaan. De bouwhoogte van de bouwvolumes wordt vastgesteld op max. 10 meter. De bestaande transformatoren en elektriciteitsvelden met bijkomende hoogspanningsmasten en ondersteunende infrastructuur zijn toegelaten zonder beperking in hoogte. Het grondplan van de verschillende bouwvolumes zal steeds conform een orthogonale structuur worden uitgezet die zich inpast binnen de orthogonale structuur reeds aanwezig binnen de bestemmingszone. De dakhelling wordt vastgesteld tussen de 0° en 25°.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003
stedenbouwkundige voorschriften
23
Afsluitingen op de vrijblijvende perceelsgrenzen dienen voor min. 60% van hun uitvoeringslengte te zijn gebufferd met een natuurlijk groenscherm.
27.2.3.
Materialen De gevels van de beperkte bouwvolumes worden in volwaardige gevelmaterialen uitgevoerd die op een harmonische manier aansluiten met de bestaande bebouwing binnen de bestemmingszone. Metselwerk of enig ander industrieel vervaardigd materiaal worden toegelaten indien de ruimtelijke samenhang met de constructies binnen de bestemmingszone verantwoord wordt. Maximaal 3 materialen worden per bouwvolume toegelaten. De dakbedekking, het buitenschrijnwerk, en de beglazing dienen in harmonie gekozen te worden met het hoofdmateriaal. Het kleurgebruik dient hoofdzakelijk het gevolg te zijn van materiaaleigen kleuren. Afsluitingen op gemeenschappelijke perceelscheidingen mogen uitgevoerd worden in de vorm van geplastificeerde draad, staaldraad, al of niet ondersteund door geïmpregneerde of geplastificeerde palen voor zover ze geïntegreerd worden binnen een groenstructuur of in gegalvaniseerd of groen geschilderd hekwerk Lichtbetonplaten, houten of materialen in kunststof worden als erfscheiding niet toegelaten. Een muur in metselwerk wordt enkel toegelaten over een max. hoogte van 2.20 m en indien het een geïntegreerd onderdeel uit maakt in vormgeving en materiaal met een vergund bouwvolume. De ondersteunende infrastructuur worden in harmonie met de bestaande bouwvolumes binnen de bestemmingszone gekozen. De verschillende ondersteunende infrastructuur dient naar aard en kleur op een harmonische manier op elkaar afgestemd te worden.
27.3.
Bebouwingsvoorschriften i.f.v. de hoofd- en nevenbestemming in de gearceerde zone B Voor de gearceerde zone B zijn de bestemmingsvoorschriften van de zone voor industriële wegenis van toepassing tot op het ogenblik van de herrichting van de N75 als primaire weg type II.
O_9829_vschr_05.doc
07/01/2003