Vraag 33 Wat wou je me vragen? Over het interview
Waarom stel je vragen? Omdat je iets wilt weten, is het antwoord dat het meest voor de hand ligt. Vragen stellen en luisteren naar iemand horen onlosmakelijk bij elkaar. Als je aandachtig luistert, weet je welke vragen je kunt stellen in een gesprek. Tegelijkertijd moet je beseffen wat het doel is van een vraag: wat wil je met je vraag bereiken? Goede vragen zijn een noodzakelijk deel van een vlot gesprek. Je wilt toch niet op je bek gaan?
1 Ben jij open of gesloten? 2 Voor de curieuzeneuzen onder ons 3 Waar is die microfoon?
1 Ben jij open of gesloten? Opdracht 1 1
Bekijk een fragment uit een interview met Ann Wauters in Phara. Schrijf drie vragen op die je hoort.
– Wat had je daar vanmiddag mee te delen? – Waarom ben je nu wel weer kandidaat? – Waarom deed je dat dan als dat zo zwaar was? – En nu? – Is dat waar je stiekem van droomt: in Polen dat ticket afdwingen voor de Olympische Spelen omdat het nog niet op je palmares staat? 2
Zijn de antwoorden die Ann Wauters geeft kort of vrij lang? Hoe komt dat, denk je?
–
Ann Wauters geeft vrij lange antwoorden.
– De meeste van de gestelde vragen zijn vraagwoordvragen. Je weet niet op voorhand wat Anns antwoord zal zijn. Dat kan nog alle kanten op. Zeker de waaromvragen kun je ruim interpreteren. Opdracht 2
De programmamakers van Zonde van de Zendtijd zijn vurige voorstanders van het open interview. Kijk maar hoe zij het aanpakken.
Woordverklaring
244 4
Deel 5
, op zijn bek gaan = afgaan en gezichtsverlies lijd
Hun manier van vragen stellen is best ludiek, maar welke nadelen heeft hun open pen interview?
– Het is moeilijk of zelfs niet te controleren waarover de mensen praten. – Als de interviewer niet ingrijpt, kan de geïnterviewde lang uitweiden over een onderwerp dat hij zelf aankaart.
Open vragen geven de geïnterviewde de kans om zijn verhaal te vertellen. Ze zijn bedoeld om de gesprekspartner aan het praten te krijgen.
Opdracht 3 1
Voorbeelden
Hoe komt het dat …? Wat vind je van …? Waarom denk je …? Het zijn vooral vraagwoordvragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe).
Voordeel
Je stuurt de geïnterviewde niet in een bepaalde richting.
Nadeel
De geïnterviewde kan heel wat antwoorden geven die je niet verwacht. Daar heb je minder controle over.
Bekijk een interview met voetballer Romelu Lukaku. Schrijf opnieuw drie vragen op die je hoort.
– Alweer een nieuwe wereld die opengaat. Hoe voelt het? – Nieuwe sfeer, nieuwe omgeving, nog meer pers dan je al gewoon bent. – Hoe kijk je daarnaar, want het is niet gemakkelijk, hé? – En het voetbal zelf: is het leuk, de groep? – Kennen ze jou ook allemaal? Er zijn een aantal gasten die in het buitenland spelen die jou misschien nog bijna niet hebben zien spelen. – Je hebt de stap gezet nu, de nationale ploeg, en dan spelen morgen. Weet je het al? Ga je mogen spelen? – Al tevreden met één minuut of wil je graag starten morgen? 2
De antwoorden van Lukaku zijn vrij kort. Dat heeft te maken met de vraagvormen die de interviewer gebruikt. Welke vragen komen telkens terug?
(onzichtbare vragen), ja-neevragen, meerkeuzevragen
Gesloten vragen zijn doelgericht. De geïnterviewde kan maar een paar mogelijke antwoorden geven. Het zijn vaak ja-neevragen of meerkeuzevragen. Voorbeelden
Heb jij je les gestudeerd? Weet jij wie dat is? Wat is de stelling van Pythagoras? Ga je mee sporten of blijf je liever thuis?
Voordeel
Je krijgt een eenvoudig antwoord.
Nadeel
De geïnterviewde kan heel korte antwoorden geven waardoor je weinig informatie krijgt.
Woordverklaring ludiek = speels, lichtvoetig
Vraag 33 - Wat wou je me vragen?
245 24
2 Voor de curieuzeneuzen onder ons Opdracht 4
Bekijk een fragment uit Alles kan beter waarin sportjournalist Eddy Demarez voetballer Bob Peeters interviewt. Hoe verloopt het vragen stellen? Wat loopt hier fout?
Demarez probeert zo veel mogelijk door te vragen in een beperkte tijd, maar onderbreekt daardoor Bob Peeters voortdurend. Peeters kan zijn antwoorden niet afmaken.
Als je dieper op een vraag wilt ingaan, dan stel je een doorvraagvraag. Het toont dat je geïnteresseerd bent in het onderwerp en op die manier krijg je veel meer informatie. Voorbeelden Voordeel Nadeel
Kun je een voorbeeld geven? Wat bedoel je precies? Wat zijn de gevolgen van wat je nu zegt? Kun je dat toelichten? Je kunt dieper op een antwoord ingaan en bijkomende gegevens verzamelen. Als je niet oplet, wijk je af van het oorspronkelijke onderwerp en dan kan het gesprek alle kanten opgaan.
3 Waar is die microfoon? Opdracht 5
Met alle kennis over vragen die je nu vergaard hebt, bereid je een interview voor over het leven als piloot. Verzin verschillende vragen en verdeel de rollen: piloot of interviewer. Bijzonder beroep Voor veel jongens is het een kinderdroom: piloot worden. Ook voor Frederick. Hij wilde het zo graag dat hij inmiddels de wereld rond vliegt met een Boeing 777. Zijn kinderdroom werd werkelijkheid. De 29-jarige Frederick heeft er al 5.100 vlieguren op zitten. Momenteel werkt hij bij zijn tweede werkgever, een luchtvaartmaatschappij in het Midden-Oosten. Hoewel hij met een Boeing 777 vliegt, zijn acrobatische toestellen zijn favoriet. ‘Ze hebben één of twee zitplaatsen en je kunt er loopings of rolls mee uitvoeren, wat erg plezierig is,’ legt hij uit. Een droom die werkelijkheid wordt Als kleine jongen hield hij er niet over op: hij wilde vliegen. Zijn ouders dachten dat het er wel uit zou groeien, maar niets was minder waar. Frederick koos een wiskundige richting op de secundaire school en toen hij bijna achttien was, kon hij eindelijk de eerste stappen zetten om zijn droom waar te maken. Zijn volharding gaf zijn ouders de motivatie om zijn opleiding te sponsoren, want in de meeste landen is het een privéstudie.
Woordverklaring
246 6
Deel 5
vergaren = verzamelen
Om als leerling-piloot aan de slag te kunnen, moet je eerst toelatingsexamens afleggen. Daarna krijg je zowel theorie als praktijk. Als je slaagt voor de vele examens, krijg je een brevet als Commercieel Piloot (CPL). Daarmee kun je gaan solliciteren bij één of meer maatschappijen. Frederick vertelt: ‘Alle maatschappijen houden ingangsexamens (theoretisch, Human Resource & simulator). Als je slaagt, kun je bij hen aan de slag. Dat houdt meestal in dat je een typerating moet beginnen. Dat is een brevet dat je moet behalen om met een specifiek toestel te mogen vliegen, bijvoorbeeld typerating voor Boeing 737, 767 of 777. Ieder vliegtuig is anders, alle procedures zijn verschillend, zowel in normale omstandigheden als in noodsituaties. De typerating duurt meestal zo’n twee maanden en je bestudeert theorie en praktijk in de simulator.’ ‘Daarna mag je vliegen met instructors. Na een aantal bijkomende examens word je Junior First Officer, en na 1500 vlieguren kun je een examen afleggen om een Airline Transport Pilot Licence te halen, dat je nodig hebt om Commander/Captain te worden.’ De opleiding duurt in totaal zo’n drie jaar. Een dag in het leven van een piloot Frederick moet altijd vroeg opstaan of juist heel laat nog gaan werken. ‘We worden twee uur en vijftien minuten voor het vertrekuur van de vlucht door onze chauffeur opgehaald en naar het hoofdgebouw gebracht. Daar moeten we door de immigratie: eerst moeten we door een dubbele deur waar we moeten badgen en daarna worden we met onze badge ingeschreven via een computer. Als onze aanwezigheid bevestigd is, kan de computer onze luggage tag afdrukken, en dan kan onze bagage op de band. Ook als piloot ga je door de röntgenscanner en zul je van top tot teen gecontroleerd worden, net als de passagiers. Eens voorbij de controles ga je naar Dispatch, waar je je documenten ophaalt.’ Veiligheid Ieder halfjaar moet Frederick een test doen in de simulator, zowel theoretisch als praktisch. ‘Je wordt geconfronteerd met situaties waar heel veel misloopt, zoals een motor die in brand vliegt of een noodlanding in een bergdal. Je moet daar gepast en met de nodige correct uitgevoerde procedures op reageren. Als dat lukt, mag je weer zes maanden aan het werk. Zo niet, dan krijg je één herkansing. Lukt het dan nog niet… dan loopt het niet zo goed af. Maar aangezien je verantwoordelijk bent voor een heel aantal levens, snap ik dat perfect. Iedereen wil veilig reizen.’ Daarnaast zijn er nog jaarlijkse en tweejaarlijkse cursussen brandveiligheid, Crew Resource Management, theorie en meer, allemaal verplicht. Leuk en minder leuk Eén van de leuke kanten is natuurlijk dat Frederick veel landen kan bezoeken. ‘En het plezier om zo’n groot toestel aan de grond te zetten blijft groot, ook al heb ik het al honderden keren gedaan.’ Er zijn ook minder leuke kanten. Zo kent hij geen normale werkweek. ‘Soms hebben we een werkdag van vijftien uur, bijvoorbeeld met een Amerika-vlucht. Dat valt niet altijd gemakkelijk te combineren met een sociaal leven en vaak moet ik uitnodigingen afslaan omdat ik moet rusten voor de volgende vlucht. Onlangs had ik een Amerika-vlucht met pick-up om middernacht. Niet eenvoudig om dan in de namiddag te gaan slapen.’ Naar: www. schrijfmeisje.nl
Oriënteren – Een interview is zakelijk, dus je gebruikt formele/informele taal. – Het doel van je interview is ontspannen / informeren / ontroeren / overtuigen. – Lees de tekst grondig.
Vraag 33 - Wat wou je me vragen?
247 24
Voorbereiden Maak een T-schema met allerlei vragen waarop je in de tekst een antwoord krijgt. Wissel de vorm van de vragen voldoende af en zorg dat je kunt doorvragen als de piloot kort antwoordt.
Bijzonder beroep: piloot – Was het een jongsdroom om piloot
– Ja
te worden? (ja-neevraag, gesloten vraag) – Dus volgde je een middelbare op-
– In de secundaire school volgde ik een
leiding met veel wiskunde… (open
wiskundige richting omdat ik wist dat
vraag, onzichtbare vraag)
je dat vak heel hard nodig had als je wilde slagen in de pilotenopleiding.
– Kun je iets vertellen over de pilo-
tenopleiding? (open vraag)
– Dure opleiding, theoretisch en
praktisch gedeelte …
– Met welk vliegtuig vlieg je momenteel? – Boeing 777
(vraagwoordvraag, gesloten vraag)
Uitvoeren Breng je interview voor de klas. Reflecteren Voor je van start gaat, bekijk je deze checklist.
Checklist Taal Je spreekt duidelijk. Je hebt een vriendelijke, uitnodigende klank in je stem. Je spreekt Standaardnederlands. Je spreekt levendig door je tempo af te wisselen. Je gebruikt korte, duidelijke zinnen/vragen. Je varieert je woordkeuze.
248 8
Deel 5
Inhoud Je verzorgt je inleiding en je slot van het interview. Je hebt een tiental vragen voorbereid. Je gebruikt een correcte aanspreking. Je luistert aandachtig naar de geïnterviewde. Je vraagt om verduidelijking als dat nodig is door een doorvraag te stellen. Je bedankt de geïnterviewde voor zijn tijd. Lichaamstaal Je luistert op een actieve manier: knikken, nee schudden, hummen … Je gedraagt je beleefd: geen handen in je zakken, geen kauwgum in je mond, niet frunniken … Succes met het interview en veel plezier! Evaluatie Goed
Slecht
Inleiding + slot
2
0
Gesproken taal (articulatie, volume, Standaardnederlands)
2
0
Lichaamstaal (verzorgd, rustig …)
2
0
Duur (5 minuten)
2
0
Voorbereide vragen of gegeven antwoorden
2
0
Totaal
/10
Wat moet je kennen? Je weet wat open en gesloten vragen en doorvraagvragen zijn en je kent hun vooren nadelen. Je kent verschillende vraagsoorten: ja-neevraag, meerkeuzevraag, vraagwoordvraag en onzichtbare vraag.
Wat moet je kunnen? Je kunt voorbeelden van de verschillende vraagsoorten geven. Je kunt vraagsoorten herkennen in een interview. Je kunt verklaren waarom iemand bepaalde vraagsoorten hanteert. Je kunt zelf de gepaste vraag stellen.
Woordverklaring ng s in een onrustige bewegi frunniken = met je vinger ergens aan zitten, friemelen
Vraag 33 - Wat wou je me vragen?
249 24