Docentenhandleiding Appendix voor KCV
1
Inhoud 1
Inleiding
3
2
Werken en mythologische verwijzingen
3
Zaal Rafaël I Nr. 3 Portret van een jonge man met een appel Nr. 17 Studie voor Pythagoras en zijn leerlingen Nr. 19 Augustus voorkomt het verbranden van Vergilius’ ‘Aeneas’ Nr. 20 Zittende muze Nr. 22 De Apollo van Belvedère Nr. 42 De sibille van Cumae Nr. 46 Studie van twee vrouwelijke figuren: Hebe en Proserpina Nr. 47 Putto met de attributen van Vulcanus Nr. 49 Rafaël School : Venus vraagt Juno en Ceres om raad Nrs. 50 & 51 Het huwelijk van Alexander en Roxane
3 3 5 6 6 6 7 7 7 8
Zaal Rafaël II Nr. 57 Giulio Romano: Venus en Adonis Nr. 59 Giulio Romano: Psyche naast de graanhopen Nr. 60 Giulio Romano: Venus en Amor ontvangen bloemenkransen Nr. 63 Giulio Romano: Zittende herder met een wolf en een hond Nr. 67 Giulio Romano: Diana en twee nimfen onder een pergola Nr. 69 Giulio Romano: Neptunus op zijn wagen getrokken door zeepaarden Nr. 75 Giovanni Penni: Juno op haar pauwenwagen Nr. 85 Perino del Vaga: Studieblad met Apollo en andere mythologische figuren Nr. 88 Baldassare Peruzzi: Europa en de stier
8 9 9 9 9 10 10 10 10
2
1
Inleiding
In de tentoonstelling Rafaël zijn vele verwijzingen terug te vinden naar verhalen uit de Griekse en Romeinse mythologie. De kijkwijzer bij Rafaël richt zich echter op de meest algemene doelgroep: CKV- en Kunstleerlingen. Hij spitst zich daarom toe op de tekentechnieken van Rafaël. Maar voor leerlingen KCV is het natuurlijk ook interessant om de mythologische verwijzingen in het werk van Rafaël te kunnen herkennen. Daarom volgt hieronder een overzicht van werken van Rafaël met de bijbehorende mythologische verwijzingen en verhalen. U kunt, zo u wilt, uw leerlingen deze van te voren vertellen in de voorbereidende les, of meegeven tijdens hun bezoek en/of er zelf nog een opdracht aan verbinden voor binnen uw lessen. De hierna volgende werken zijn genummerd volgens de looproute door de tentoonstelling. De geboden informatie komt uit de catalogus bij de tentoonstelling.
2
Werken en mythologische verwijzingen
Zaal Rafaël I Nr. 3
Portret van een jonge man met een appel (Francesco Maria della Rovere?)
De jonge man – de aangewezen opvolger van de Hertog van Urbino – heeft een appel in zijn hand. Sommige kenners denken dat de appel staat voor de ‘twistappel’ van Paris uit de Griekse mythologie. Het hertogdom van Urbino bevond zich in een moeilijke politieke situatie, waarbij de nieuwe hertog heel voorzichtig moest opereren. Dit is het verhaal van Paris en de twistappel: De godin van de ruzie, Eris, wierp de appel onder de gasten op een bruiloft. Ze had op de appel geschreven: "voor de schoonste". De godinnen Hera, Pallas Athene en Aphrodite maakten aanspraak op deze titel en er brak een ruzie uit. De onmogelijke taak om tussen hen te kiezen werd toegewezen aan Paris. Hera beloofde hem macht als hij voor haar koos, Athene beloofde hem wijsheid en Aphrodite de mooiste vrouw ter wereld. Paris oordeelde daarop dat Aphrodite de schoonste was. Toen Paris de mooiste vrouw – Helena – ontvoerde, leidde dit vervolgens tot de Trojaanse Oorlog. De moraal van dit verhaal is dat een kleine en futiele ruzie enorme gevolgen kan hebben. Nr. 17
Studie voor Pythagoras met zijn leerlingen in De School van Athene
In het fresco De School van Athene zijn de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van de antieke filosofie bijeengebracht, waarbij Plato en Aristoteles, de twee bekendste en invloedrijkste filosofen uit de geschiedenis, een centrale plaats innemen. Het fresco wordt beschouwd als het sleutelwerk van de schilderkunst uit de hoogrenaissance. Er zijn slechts enkele voortekeningen van De school van Athene bewaard gebleven. Ze stammen alle uit de laatste fase van de voorbereiding, waarin Rafaël kon voortborduren op een eerder gemaakt totaalontwerp voor de compositie, dat niet bewaard is gebleven. Op basis daarvan werkte de schilder de afzonderlijke groepen aan de hand van
3
modelstudies in detail uit. Eén daarvan is de schets voor de groep van Pythagoras met zijn leerlingen linksonder in het fresco. De Griekse filosoof Pythagoras schrijft zijn inzichten over de wiskundige en muzikale verhoudingen in zijn boek. Hieronder het artikel van Wikipedia over Pythagoras:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pythagoras Pythagoras werd geboren op Samos, een van de toen welvarende Griekse eilanden in de Egeïsche Zee. Hij kreeg er van jongs af aan een goede opvoeding en opleiding. Volgens de overlevering heeft hij veel reizen gemaakt naar Egypte en het Oosten. Hij streefde harmonie en reinheid van de ziel na, wat volgens hem bevorderd kon worden door onder andere de kennis van getalverhoudingen. Deze verhoudingen beheersen volgens zijn leer het heelal, zoals ze bijvoorbeeld ook terug te vinden zijn in de muziek. Pythagoras ontdekte ook de muzikale boventonenreeks met de verhoudingen van diverse intervallen, door een gespannen snaar op verschillende punten af te klemmen. Hij was een zeer geoefend lyra-speler. Omstreeks 530 v.Chr. stichtte Pythagoras in Croton een school, die ook in andere Zuid-Italiaanse steden afdelingen vestigde. Bij zijn volgelingen gold een volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen, een houding die in de Griekse wereld uitzonderlijk was. Pythagoras en zijn aanhangers hebben een belangrijke invloed uitgeoefend op het openbare en het politieke leven, maar zijn daarbij ook op krachtig verzet gestuit; tegen het eind van zijn leven moest Pythagoras Croton verlaten en enkele decennia later vond een algehele opstand tegen zijn aanhangers plaats.
Filosofie en religie Aristoteles vatte de leer van Pythagoras en zijn opvolgers aldus samen:
de dingen zijn getallen de gehele hemel is harmonie en getal
Pythagoras was overtuigd van de onsterfelijkheid van de ziel en onderwees de reïncarnatie. Dat is ook de reden waarom hij geen vlees at; lange tijd werden vegetariërs ook wel pythagoreeërs genoemd. Pythagoras' religieuze voorstellingen waren waarschijnlijk van Oosterse, Indische oorsprong. Hij geloofde in zielsverhuizing. Pythagoras combineerde voor het eerst wiskunde met theologie. Deze combinatie zullen we later tegenkomen bij Plato, maar ook bij de middeleeuwse theologen, bij Baruch Spinoza en bij Leibniz en later tot zelfs bij Kant. Pythagoras heeft steeds een grote invloed op het denken uitgeoefend.
Getallenleer Befaamd is de getallenleer van de oude Pythagoreeërs: zij namen aan dat de dingen getallen zijn of erop lijken, of ook wel dat de elementen van de dingen ook die van het getal zijn. Het idee dat "mooie" getalverhoudingen iets harmonisch opleveren kon Pythagoras aantonen met een aangestreken snaar. Wanneer je een snaar aanstrijkt en daarna de snaar halveert hoor je twee tonen die heel goed samen klinken. Wij zeggen nu dat deze tonen een octaaf verschillen. De lengteverhouding 2:3 geeft een kwint, 3:4 geeft een kwart. Ook dan zijn de tonen 'consonant'. Op basis van gehele verhoudingen is de reine stemming voor een toonladder gedefinieerd: de pythagoreaanse stemming. De toonladder van Pythagoras ziet er als volgt uit:
de tonen
A
G
F
E
de constructie 2/3 3/4 27/32 8/9
1
9/8
81/64
4/3
snaarlengtes
3/2 27/16 243/128 2
toonafstanden
E
1
D
C
B
9/8 81/64 4/3
9/8 9/8
256/243 9/8 9/8
9/8
256/243
4
Voor de Pythagoreeërs corresponderen getallen niet alleen met muzikale fenomenen, maar ook met begrippen en dergelijke: 4 is gerechtigheid (2 × 2, gelijk maal gelijk), 5 is huwelijk (eerste verbinding van even (dat wil zeggen vrouwelijk) met oneven (dat wil zeggen mannelijk)). Het volmaakte getal is 10 (1 + 2 + 3 + 4), tetraktus genoemd: deze is bron en oorsprong van alle dingen en bevat bijvoorbeeld alle getallen nodig om de voornaamste toonverhoudingen te definiëren. De elementen van het getal zijn het 'bepaalde' en het 'onbepaalde', termen die ook met andere gepaarde tegendelen (oneven-even, mannelijk-vrouwelijk, goedkwaad) op één lijn gesteld werden. De oorspronkelijke getallenleer van Pythagoras en de zijnen was derhalve geen wetenschappelijke wiskunde, maar eerder een toepassing, een soort metafysica van het getal; op den duur is echter ook in de school van Pythagoras, net als op andere plaatsen in de Griekse wereld, wiskunde op wetenschappelijke wijze beoefend. Pythagoras stelde zich de getallen voor in bepaalde gedaanten. "Hij sprak van vierkante en kubusvormige getallen, van langwerpige, driehoekige en piramidevormige getallen, enzovoort. Uit de getallenvormen werden dan de bewuste figuren opgebouwd. Blijkbaar vatte hij de wereld op als bestaande uit atomen, terwijl de lichamen dan waren samengesteld uit moleculen, die weer waren opgebouwd uit in verschillende vormen gerangschikte atomen. Op deze wijze trachtte hij de wiskunde te maken tot de grondslag voor zowel de natuurkunde als voor de esthetica." (Russell, 1948) En ook voor de ethiek, zou je kunnen zeggen. Pythagoras hechtte weinig waarde aan empirisch onderzoek. Wanneer er tussen de verschijnselen eenmaal wiskundige relaties waren ontdekt, trok het denken zich terug in de sfeer van het ideële. Het denken is superieur aan de zintuiglijke waarneming. Het zuivere weten is gericht op het onstoffelijke, en bevrijdt de ziel uit de banden van de zinnelijkheid.
Stelling van Pythagoras Zie Stelling van Pythagoras voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De stelling van Pythagoras is waarschijnlijk de bekendste stelling in de wiskunde. 'Zijn' stelling was overigens alleen maar nieuw voor de Grieken. In Babylonië was het resultaat al veel langer bekend. De stelling zegt iets over de relatie tussen de rechthoekszijden en de schuine zijde (hypotenusa) van alle rechthoekige driehoeken. In de rechthoekige driehoek ABC zijn de zijden a en b de rechthoekszijden. De zijde c noemen we de schuine zijde of hypotenusa. De stelling van Pythagoras luidt: "In een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de lengte van de hypotenusa (schuine zijde) gelijk aan de som van de kwadraten van de lengtes van de rechthoekszijden." Anders geformuleerd:
Verdere wiskunde Een andere belangrijke wiskundige stelling waarvan de ontdekking aan Pythagoras wordt toegeschreven is de stelling dat in een driehoek de som van de drie hoeken altijd gelijk is aan 180°.
Nr. 19
Augustus voorkomt het verbranden van Vergilius’ Aeneis
Op de tekening is te zien hoe keizer Augustus voorkomt dat Vergilius’ belangrijke epische gedicht Aeneis verbrand zou worden en voorgoed verloren zou zijn gegaan. Volgens Servius, de laat Romeinse auteur van een commentaar op Vergilius’ werk, zou de dichter op zijn sterfbed zijn vriend L. Varius Rufus gevraagd hebben het onvoltooide
5
– en volgens de dichter zelf ‘onvolmaakte’ – manuscript te verbranden. Augustus zou dit niet alleen verhinderd hebben, maar zou er ook voor gezorgd hebben dat het werd gepubliceerd. Zie ook nr. 42. Nr. 20
Zittende muze
Van de vier universitaire faculteiten die de thema’s van de muurschilderingen in de Stanza della Segnatura bepalen, staat hier de poëzie centraal. (Een van de andere muurschilderingen is De School van Athene, waarin de filosofie centraal staat. De andere twee thema’s zijn theologie en rechtsgeleerdheid). In deze wand zit een raam dat uitkijkt op de Mons Vaticanus, waar ooit een aan de god Apollo gewijd heiligdom zou zijn geweest. Rafaël maakte handig gebruik van deze onderbreking van de wand door erboven de berg Parnassus te laten oprijzen. Rond de musicerende god Apollo op de top scharen zich de negen muzen in een losse cirkel. Ze worden omringd door de grootste lyrische dichters uit de geschiedenis, aan wie de muzen goddelijke gaven en ingevingen voor hun werken schenken. De tekening houdt verband met de muze links van Apollo, gekleed in een wit gewaad. Het gaat hier om Clio, de muze van de geschiedschrijving, die conform de traditie de bazuin van de roem als attribuut vasthoudt. Nr. 22
De Apollo van Belvedere
Tekening toont de beroemde Apollo van Belvedere, een in de tweede eeuw na Christus gemaakte marmeren kopie van een verdwenen hellenistisch bronzen standbeeld. Het standbeeld werd in 1489 opgegraven op een stuk grond van de latere paus Julius II. De paus liet het beeld in 1508 naar het Vaticaan transporteren en in 1511 in de beeldentuin van het Belvedere plaatsen. De tekening toont de toestand van het beeld nog voor de restauratie door Giovanni Angelo Montorsoli in 1522-33, die de linkerhand met de aanzet van de onderarm toevoegde, de rechterhand opnieuw uitvoerde en de boomstomp ter ondersteuning daarvan verhoogde. Rafaël maakte zich antieke sculpturen zoals deze zozeer eigen dat het klassieke ideaal ook in zijn modelstudies goed zichtbaar werd. Nr. 42
De sibille van Cumae
Sibillen zijn door de goden geïnspireerde waarzegsters uit de klassieke oudheid. Hun woorden leken soms aan te sluiten bij de christelijke leer. Ze werden gezien als voorloopsters van de oudtestamentische profeten. De sibille van Cumae was de profetes die Aeneas vertelde hoe hij in de onderwereld moest komen. Ovidius vertelt in zijn Metamorfosen hoe de sibille aan Apollo evenveel jaren vraagt als er zandkorrels in een zandhoop zitten, maar ze vergat daarbij ook de eeuwige jeugd te vragen. Apollo wilde haar die
6
eeuwige jeugd ook nog wel geven, maar alleen in ruil voor haar kuisheid, en die weigerde zij op te geven. Zevenhonderd jaar leefde zij al, zei zij tot Aeneas, driehonderd had ze nog voor de boeg, haar lichaam zou krimpen tot een nietig hoopje, tot alleen haar stem nog over was. (Salomon Kroonenberg, Waarom de hel naar zwavel stinkt. Mythologie en geologie van de onderwereld. Atlas, 2011) Nr. 46
Studie van twee vrouwelijke figuren: Hebe en Proserpina
De tekening is gemaakt ter voorbereiding op één van de bekendste werken uit het atelier van Rafaël: de plafondschildering van de villa van Agostino Chigi in Rome, beter bekend onder zijn latere naam de Villa Farnesina. Chigi was een steenrijke bankier uit Siena voor wie Rafaël al eerder opdrachten had uitgevoerd. In 1518 beschilderde hij het plafond met episoden uit het laat antieke sprookje van de god Amor en de sterfelijke Psyche. Na diverse beproevingen verleent Jupiter Psyche onsterfelijkheid en kunnen de geliefden trouwen. Het wel vaker uitgebeelde sprookje had in deze villa een extra lading omdat Chigi hem bewoonde met een jonge vrouw van eenvoudige afkomst. De directe aanleiding voor deze decoratieronde was hun huwelijk in 1518. De tekening laat twee Olympische godinnen zien: voorstudies voor figuren op het fresco van het Huwelijksfeest van Amor en Psyche. We zien de rug van Hebe, godin van de jeugd en de onsterfelijke echtgenote van Hercules, en tegenover haar Proserpina, godin van het voorjaar en echtgenote van Pluto. Op het uiteindelijke fresco zitten de beide godinnen naast hun echtgenoten. Zie ook de nrs. 49 en 59 Nr. 47
Putto met de attributen van Vulcanus
Alhoewel stevig van proporties kan de kleine engel, de putto, zijn vracht amper vasthouden. Het gaat om een hamer en vermoedelijk een kruk, attributen van de kreupele Vulcanus, god van het vuur en tevens smid. De tekening is een studie voor de putto in de lunet links van Mercurius die Psyche naar de Olympus leidt (op het plafond van de Villa Farnesina, zie nr. 46). Het plafond bevat veertien van die lunetten, meestal met één, een enkele keer met twee putti. Steevast hebben ze attributen bij zich van de Olympische goden die zich verzameld hebben in de centrale plafond fresco’s: de Godenraad of het Huwelijksfeest. Tot voor kort stond dit blad te boek als ‘Rafaël School’, maar onlangs is het toegeschreven aan Rafaël zelf. De driedimensionale kwaliteit van de figuur (het volume) en het prachtig weergegeven zonlicht zijn daarvoor belangrijke argumenten. Nr. 49
Rafaël School : Venus vraagt Juno en Ceres om raad
Venus is nijdig op haar zoon Amor vanwege diens liefde voor de sterfelijke Psyche en vraagt Juno (Grieks: Hera) en Ceres (Grieks: Demeter) om raad. Zij proberen de woede van de godin te sussen. Dit is een tekening voor een gravure naar deze voorstelling. Dat
7
blijkt onder meer uit het feit dat de driehoekige voorstelling op het plafond hier is uitgebreid tot een rechthoek. Zie ook nrs. 46 en 59 Nrs. 50 & 51 Het huwelijk van Alexander en Roxane Alexander de Grote (356 – 323 v. Christus), koning van Macedonië en geniaal veldheer, kiest hier Roxane tot zijn echtgenote. Zij was de dochter van de hoofdman va Sogdiana, de laatste van de provincies van het Perzische Rijk die Alexander innam. Volgens de klassieke auteur Plutarchus was het ‘de enige passie, die Alexander, de meest gematigde van alle mensen, ooit overkwam’. In deze schetsen grijpt Rafaël terug op een beroemd, verloren gegaan meesterwerk van hetzelfde onderwerp door de antieke schilder Aetion. Dit werk is bekend door een beschrijving van de dichter Lucianus. Rafaël is de eerste kunstenaar die dit werk ‘herschept’ en zijn versie is vaak nagevolgd. Lucianus beschrijft hoe Alexander, vergezeld van Hephaistos (Latijn: Vulcanus) en Hymen (de god van het huwelijk), zijn bruid tegemoet gaat. Roxane zit op het bruidsbed en een putto trekt de bruidsluier van haar hoofd, terwijl een ander haar sandalen uitdoet. Een derde putto trekt Alexander richting Roxane. Ook het spel met Alexanders wapentuig wordt genoemd, en dat Hephaiston op Hymen leunt. Het is zonneklaar dat Rafaël de tekst zeer zorgvuldig gelezen en nagevolgd heeft.
Zaal Rafaël II Nr. 57
Giulio Romano: Venus en Adonis
Een van Rafaëls prominente opdrachtgevers was kardinaal Bibbiena. Hij was nauw bevriend met Rafaël en wilde hem zelfs met zijn nicht laten trouwen. Onder Rafaëls leiding vond de decoratie plaats van twee ruimtes in de privé-vertrekken van kardinaal Bibbiena in het Vaticaans paleis. De kleine badkamer werd naar het voorbeeld van antieke decoraties in het Domus Aurea en de Thermen van Titus (net opgegraven in die tijd) beschilderd met grotesken: fantastische gestalten samengesteld uit menselijke en dierlijke vormen. Voor deze intieme, niet publiekelijk toegankelijke plaats koos de kardinaal erotische voorstellingen (!), die betrekking hebben op de liefde en de godin Venus. Ze tonen aan dat zelfs kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders in deze tijd ruimdenkend waren. De aanleiding voor dit thema was waarschijnlijk een beeld van Venus dat in een nis zou worden geplaatst, maar uiteindelijk te groot bleek. Deze tekening is een voorstudie voor de afbeelding op de noordelijke wand van de kamer, waarin te zien is hoe Venus en Adonis na de jacht uitrusten in de schaduw van een populier. Geheel conform het verhaal van Ovidius’ Metamorfosen heeft Venus zich uitgestrekt in het gras en haar hoofd aan de borst van haar geliefde gevlijd: …die populierboom daarginds, zeer van pas, met zijn schaduw ons aanlokt. Rustbed de zode ons zij. Het lust mij met u daar te rusten!" Nedergevleid op den grond, op het gras zij geleund en hemzelven en op deze jongelings schoot zich steunend het hoofd, achterover, Spreekt zij als volgt, nu en dan het verhaal onderbrekend met kussen:…
8
Nr. 59
Giulio Romano: Psyche naast de graanhopen
De plafondschilderingen van Rafaëls leerling Giulio Romano in het Palazzo del Te – het paleis van de Hertog van Mantua – illustreren episodes uit het antieke sprookje Psyche en Amor. Psyche, de dochter van een koningspaar, wekt met haar schoonheid de jaloezie van Venus, die haar zoon Amor verzoekt Psyche te vervullen van liefde voor de meest beklagenswaardige mens. Amor wordt echter zelf verliefd op het mooie meisje en bezoekt haar vervolgens elke avond. Als de vertoornde Venus hoort van de relatie geeft zij Psyche vier onmogelijke opdrachten, die ze echter met bovennatuurlijke hulp tot een goed einde weet te brengen. Na het doorstaan van deze beproevingen mogen de twee geliefden ten slotte trouwen en wordt Psyche met onsterfelijkheid beloond. In deze pentekening legde Giulio een van de beproevingen van Psyche vast. Ze zit huilend naast hopen korrels van verschillende graansoorten die ze op bevel van Venus moet sorteren. Mieren zullen het vertwijfelde meisje uiteindelijk hierbij helpen. Het is hierbij interessant te wijzen op de overeenkomst met het Assepoestersprookje. Nr. 60
Giulio Romano: Venus en Amor ontvangen bloemenkransen
Deze tekening laat de aard zien van degenen die onder de constellatie van de Noorderkroon (Corona Borealis) zijn geboren en daarbij als ascendant het sterrenbeeld Maagd hebben. Deze mensen zouden vooral uit zijn op ‘zinnelijk vermaak’, houden zich bezig met bloemen en bloemkransen, doen aan tuinieren en zijn dol op geuren en parfums. Een aantal van deze liefhebberijen is hier uitgebeeld. Zo zien we rechts hoe Venus en Amor – allebei wel uit op ‘zinnelijk vermaak’ – bloemkransen krijgen overhandigd en links wordt gewerkt in de boomgaard. Op de voorgrond is een slapende jonge vrouw weergegeven. Het zou Ariadne kunnen zijn, dochter van koning Minos. Zij droeg tijdens haar huwelijk een door Hephaistos gemaakte krans, die als Noorderkroon later aan de hemel zou worden geplaatst. Nr. 63
Giulio Romano: Zittende herder met een wolf en een hond
De tekening is de uitbeelding van Aesopus’ fabel Over de herder en de wolf. Een herder raakt bevriend met een wolf en vertrouwt hem zelfs op een gegeven moment. Echter, de wolf weet op listige wijze de herder over te halen zijn hond weg te doen en hém de kudde toe te vertrouwen. Vervolgens richt de wolf een slachting aan onder de kudde. De moraal van het verhaal: hoedt u voor vleierige bedriegers. Nr. 67
Giulio Romano: Diana en twee nimfen onder een pergola
Diana, de godin van de jacht, is herkenbaar aan de maansikkel op haar hoofd. Ze zit naast het waterreservoir met een nimf aan haar voeten. Een tweede nimf steekt haar hoofd tussen de twee laatste hermen (standbeelden) door. Diana wijst haar nimfen op een jager en zijn hond, die in de verte een haas achtervolgen.
9
Nr. 69
Giulio Romano: Neptunus op zijn wagen getrokken door zeepaarden
Neptunus, de god van de zeeën, is op traditionele wijze weergegeven. Hij staat met wapperende haarlokken en een drietand in de hand op zijn schelpwagen met raderen. Deze wordt getrokken door Hippocampi of Zeepaarden, wezens die van voren als een paard zijn, en van achteren als een vis. Het is een voorstudie voor een fresco over het sterrenbeeld Vissen. Nr. 75
Giovanni Penni: Juno op haar pauwenwagen
Dit is het enige bewaard gebleven ontwerp voor een van de fresco’s in de tuinloggia van de Villa Madama – het laatste grote bouwwerk van de architect Rafaël. De Metamorfosen van Ovidius vormden de literaire inspiratiebron voor dit werk en verschillende antieke voorbeelden waren van invloed op de compositie. De pauw is aan Juno (of in het Grieks: Hera) gewijd, volgens de volgende mythe: Als echtgenote van de overspelige Jupiter/Zeus wreekt zij zich o.a. op Io, die tot koe is getransformeerd. Juno laat haar bewaken door de met een groot aantal ogen uitgeruste herder Argos. Deze wordt op bevel van Zeus door Hermes gedood en zijn ogen krijgen plaats in een pauwestaart. Nr. 85
Perino del Vaga: Studieblad met Apollo en andere mythologische figuren
Links bovenaan staan Apollo en koning Admetus. Gedurende het jaar dat Apollo de koeien van de koning hoedt, als boetedoening voor het doden van de Cyclopen, lukt het Mercurius een keer om zijn aandacht af te leiden en er met de koeien vandoor te gaan. De oude herder Battus, getuige van de diefstal, ontvangt zwijggeld van Mercurius. Als hij zich bij de eerste keer toch direct verspreekt, verandert Mercurius hem in een steen. Het verhaal stamt uit de Metamorfosen van Ovidius. Rechts op de achtergrond is heel klein een herder met vee te zien, wellicht de dief Mercurius. Links onderaan is Venus weergegeven met haar linkerhand op de schouder van Amor. Deze heeft een vaas bij zich. De voorover leunende man legt de verbinding naar een tweede voorstelling van Venus en Amor. Nr. 88
Baldassare Peruzzi: Europa en de stier
Europa versiert de hoorns van de stier met bloemen, kort voordat ze door de stier (Jupiter/Zeus) wordt ontvoerd. Het ritmisch bewegende lichaam van Europa wordt weerspiegeld in de sierlijke draaiing van de stier. Peruzzi volgde vrij getrouw het verhaal van Ovidius, die het uiterlijk van de stier als volgt beschrijft: ‘En hij heeft de kleur van sneeuw… Hoog rijst de kop uit de romp, van de schoften omlaag hangen kwabben’. Het is het moment waarop Europa haar angst voor het prachtige dier heeft overwonnen en bloemenkransen rond zijn hoorns vlecht. Daarna gaat ze op de rug van de stier zitten, die haar ontvoert. De stier heeft aan de roof van Europa te danken dat hij als teken van de dierenriem aan de hemel is opgenomen.
10