limburg 170 Bijlage bij cultureel maandblad Z u i d e r l u c h t | april 2009
De scheiding van Nederland en België leidde in 1839 tot de geboorte van een tweeling: de twee Limburgen. 170 jaar jaar later lonken de twee provincies weer naar elkaar. Hoe gedroomd is het gemeenschappelijk verleden?
2 Met smeltende boter tussen de benen 4 De Maas: monument van eigenwijsheid 6 Op de Boulevard of Broken Dreams 8 In de hokjes van Exactitudes 10 De zin van de beide Limburgen 12 Shoppen in de buitengewesten 14 Genk en Heerlen komen bovengronds 16 Een liefde die blijft broeien
3 5 8 11
Columns Willy Claes Palazzo, hink-stap-sprong naar renaissance Ad van Iterson Joep Leerssen Joost Zwagerman over exile on main st. Nieuw licht op schilderijen Jacob Jordaens Stijn Meuris Frans Timmermans De naakte waarheid omtrent de Diana tapijten Guido Wevers Cover Hans Lemmen
1
www.zuiderlucht.eu
cultureel maandblad
april 2009
Met smeltendE boter Bij elk jubileum van de scheiding der Limburgen staat er wel een gouverneur op die belooft de banden aan te halen. De huidige bewindslieden geloven heilig dat Oost- en West-Limburg een ‘Europese kwaliteitszone’ kunnen vormen. “Als er indertijd een referendum was gehouden, hadden de Nederlandse Limburgers voor België gekozen.”
door Emile Hollman
G
renzen, zegt gouverneur Steve Stevaert van Belgisch Limburg, zijn littekens uit een ver verleden. Ze verarmen het denken en remmen nieuwe ontwikkelingen af. Dus weg met alle administratieve en bureaucratische obstakels die een Limburgse superregio in de weg staan. Desnoods moet er maar een knelpuntenbank komen waar burgers hun grensoverschrijdende ergernissen kunnen voordragen voor een oplossing. In een tijd waarin grenzen slechten een populaire bezigheid is, komt de vraag op hoe ze ook alweer zijn ontstaan. Ik ben een verwende aap, zegt historicus Geert Verbeet uit Maastricht. Sinds hij in 1978 promoveerde op de scheiding der Limburgen wordt hij veelvuldig uitgenodigd om te komen vertellen hoe het ook al weer zat. Toen de Europese grootmachten in 1839 op de conferentietafel twee Limburgen uittekenden, was van een eenheid nauwelijks sprake. De kaart van 1794 toonde een uitgestrekte lappendeken van gebieden die geografisch en staatkundig los van elkaar stonden. Er was geen saamhorigheidsgevoel. Mensen waren sterk gericht op eigen stad of dorp. “Maar áls er toen een referendum was gehouden, dan hadden de Nederlands Limburgers voor België gekozen”, zegt Verbeet. Tot 1795 ressorteerde een gebied dat grofweg beide Limburgen en een groot deel van Wallonië besloeg, onder de Prins Bisschop van Luik. In die zin was er toch een samenhang”, zegt Verbeet. “De invloed van de kerk was groot. In 1830 telde het overwegend agrarisch gebied op de kop af 371 priesters die weliswaar gerekruteerd waren op het platteland maar die hun opleiding kregen in de grote stad Luik. Die priesters mag je gerust zien als cultuurdragers; ze richtten zangkoortjes op en verspreidden het woord. Natuurlijk verkondigden ze het evangelie en oefenden sociale controle uit maar sommigen ontpopten zich tot dichters en geschiedkundigen.” “Met het opdoeken van het ancien régime, eind achttiende eeuw, verdwenen ook de gilden”, schetst Monique Dickhaut van het Museum aan het Vrijthof, voorheen het Spaans Gouvernement. “Die gilden hadden een soort zelfregulerend vermogen. Ze leidden mensen op en keurden hun waar. Dat viel allemaal weg. Toen Petrus Regout rond 1830 in Maastricht begon met de fabricage van aardewerk en glas moesten de ambachtslui uit het buitenland komen. De negentiende eeuw was eigenlijk een
2
Spotprent uit 1830: Koning Willem l wijst naar een bol kaas en vraagt zijn zoon Willem Frederik: “Hebben die brave zuiderlingen er niet al vijftien jaar van gegeten?” Waarop de kroonprins: “Mijn beste vader, ik vrees dat ze uw laatste korst nooit zullen verteren!”
groot vacuüm op dat vlak.” Het culturele leven in Limburg kwam pas echt op stoom in Roermond met de benoeming van architect Pierre Cuypers in 1851. Op het gebied van de beeldende kunsten was het wachten op de komst van vooral Robert Graafland (geboren 1875) met in zijn kielzog Henri Jonas (1878), Edmond Belfroid (1893) Charles Eyck (1897) en Joep Nicolas (1897).
T
oen in 1830 in Brussel het oproer kraaide, de Franstaligen wilden niet dat hun cultuur het zou afleggen tegen de schrale Nederlandse, kozen de (huidige) Limburgen overwegend voor de opstandige Belgen. Alleen Maastricht bleef trouw aan de koning. In 1839 volgde de definitieve
www.zuiderlucht.eu
splitsing die grote gevolgen zou hebben voor met name de steden. Zo verloor Luik met de scheiding zijn centrumfunctie. En Hasselt kwam, net als Maastricht, in een uithoek van het rijk te liggen. Verbeet: “In het noorden was men al lang blij dat het katholieke zuiden was opgesplitst.” Verbeet vindt dat destijds de verkeerde beslissing is genomen. “De Limburgen hadden één moeten blijven en hetzij bij België hetzij bij Nederland gevoegd moeten worden.” Het had de slagkracht waar gouverneur Stevaert op doelt in elk geval vergroot. Maar aan de onderhandelingstafel vreesden de Pruisen dat de Belgische legers als marionetten van de Fransen zouden optrekken als het gebied niet werd gesplitst. Zo kwam er een bufferzone die
cultureel maandblad
april 2009
tussen de benen
Über-Limburg door Stijn Meuris
KIJK
’We moeten tonen dat we niet meer als Eburonen in het bos leven’ Nederlands Limburg zou worden. Het curieuze is dat beide Limburgen werden gescheiden in twee nagenoeg gelijke delen van elk 168.000 inwoners. Zo werd Maaseik op de conferentietafel opeens Belgisch verklaard en Thorn, even verderop, Nederlands. Alle inwoners kregen de mogelijkheid om de Belgische nationaliteit aan te nemen en te verhuizen. Er werd nauwelijks gebruik van gemaakt. Niet dat er trouwens veel enthousiasme was voor de wijze waarop Den Haag het zuiden bestuurde. In 1892 werd slechts 0,27 procent van de rijksbegroting in Limburg besteed. Opvallend genoeg waren het vooral Luikse industriëlen die de mogelijkheden van Zuid-Limburg als eersten ontdekten. De aardewerkfabrieken Societé Céramique en de zinkwitindustrie in Eijsden maar ook de eerste particuliere mijnen werden met Waals geld gesticht. Pas toen het tot Den Haag doordrong dat er zwart goud in de grond zat, kwam er werkelijk belangstelling voor het zuidoosten. Vanaf de Eerste Wereldoorlog groeiden beide Limburgen verder uiteen. Toen de Nederlanders in 1925 begonnen met de aanleg van het Julianakanaal waren de Belgen not amused. De kolen zouden vanaf nu versneld worden afgevoerd, niet naar Luik maar via Born, Wessem en Nederweert
3
naar de haven in Rotterdam. Door de aanleg van het Albertkanaal, creëerden de Belgen zelf een oost-west verbinding tussen Luik en de haven in Antwerpen. De ene provincie keek naar Brussel, de andere naar Den Haag. “Op kleinschalig niveau is er altijd wel samenwerking gezocht”, zegt historicus Verbeet. Hij noemt de schuttersfeesten, bedevaarten, heiligdomsvaarten. Peter van Nissen, hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, meent dat er zich pas een regionaal bewustzijn ontwikkelde aan het begin van de twintigste eeuw. Maar dat moeten we niet overdrijven. “De saamhorigheid is in de afgelopen decennia nooit groter geworden. De provincies hebben te maken met nationale regelgeving en de Limburgers kijken toch naar de vaderlandse televisiezenders en verwachten de weerberichten uit respectievelijk Ukkel en de Bilt.”
D
at de politiek, de media, de universiteiten en de culturele instellingen nu naar samenwerking over de grens streven, wijt Geert Verbeet aan de verhoudingen binnen Europa waarin het belang van sterke regio’s is toegenomen. “We moeten tonen dat we niet meer als Eburonen in het bos leven”, heet dat op zijn Stevaerts. “Het lijkt een open deur van jewelste maar een grens heeft natuurlijk grotere consequenties naarmate die langer bestaat”, zegt Verbeet. “We mogen misschien alweer zijn vergeten dat decennia lang iedereen aan de grens grondig werd gecontroleerd. Dat er douanerechten golden op boter, kousen, tabak, wat al niet. Hilarisch zijn de verhalen over boter smokkelende vrouwen die door douaniers even bij de verwarming werden geposteerd totdat de smeltende boter langs hun benen op het zeil van het douanekantoor lekte.” Verbeet spreekt van een moedig streven en een lofwaardig initiatief van de gouverneurs Stevaert en Frissen. “Het verder terugdringen van de grenzen zal leiden tot meer economische en sociale eenheid.” Peter Nissen is het met hem eens, maar werpt de vraag van de haalbaarheid op. “Als je naar de geschiedenis van Nederlands Limburg kijkt, zie je dat men in de verschillende delen toch een ander kant uitkeek: in Maastricht naar Luik, in Heerlen en Kerkrade naar Aken, in Weert naar Eindhoven, en in Mook en Gennep naar Nijmegen. Maar de beide provincies Limburg hebben veel moois te bieden: afwisselende landschappen, woonkwaliteit, een veelzijdig cultureel aanbod. Als zij dat gezamenlijk aanbieden, wordt het wellicht beter zichtbaar.”
www.zuiderlucht.eu
, als nu Hans Teeuwen en Theo Maassen óók nog eens Limburgers waren geweest, dan had ik het verrekt spijtig gevonden dat er niet zoiets bestond als een Groothertogdom Limburg. Maar nee, die komen dan uit Brabant. Jammer toch. Het waren waardige afstammelingen geweest van wat zonder meer de rijkste, de warmste, de gekste, zeg maar gerust de beste Verenigde Provincie aller provinciën zou zijn geweest. Maar goed, je hoort me niet klagen. Ook zonder Hans en Theo is het een bijzonder leuk gebied om in te wonen en te werken. Zelfs nu ze vooralsnog niet samen horen, hebben beide Limburgen dat je ne sais quoi dat de andere deelstaatjes niet hebben. Maar het blijft toch altijd dat tikkeltje spijtig dat die grens er tussendoor loopt, Schengen-verdrag of niet. D’r zijn immers die landen nog, weet je. Toegegeven, d’r zijn ergere landen. Tsjaad, Bangladesh, Benin. Duitsland ook. Dus qua host countries voor de beide Limburgen vallen België en Nederland geweldig mee. Ik bedoel, het hadden ook geweldig vervelende landen kunnen zijn waar we destijds aan toegewezen werden. Of hele corrupte, stoute, ongezellige landen. Ja, België is een beetje corrupt (plus onprofessioneel, slechtgerund, beetje viezig, slechts in beperkte mate ambitieus, bijna armlastig en al helemaal wetteloos), maar het compenseert dat door reuze gezellig te zijn en zeker niet vervelend. En Nederland is ietwat stout, maar toch al weer veel minder dan in de jaren zeventig, vind ik. Nee, we hadden het slechter kunnen treffen op dat vlak. De beide Limburgen mogen dan uiteengerukte weeskinderen zijn, ze hebben tenminste lieve pleegouders gekregen.
en toch trekt de toenadering. Het gevoel is
nooit geheel afwezig geweest: de zachte indruk dat er meer had ingezeten. Je mag zo naar het schijnt niet denken in een era waarin we één groot gezamenlijk Europa dienen na te streven, maar toch sluimert al honderdzeventig jaar de vraag: hoe zou het zijn mocht dat ene über-Limburg er zijn? Ik zal het u zeggen. Het zou hetzelfde zijn als nu. Op links en rechts een klein verschilletje na. Laat nu net die verschilletjes de zaak spannend maken. Zo zou het Groothertogdom Limburg naast een Groothertog (de keuze zou gaan tussen Steve Stevaert en André Rieu) een rivier hebben. De Maas. Die ligt er nu ook wel, maar een grensrivier is geen échte stroom. Een rivier van enige importantie dient midden in de natie te vloeien, en precies dat zou in de virtuele visie van een mega-Limburg het geval zijn. De Maas als levensader, aorta en tevens slokdarm van een welvarend autonoom gebied. Met op beide oevers dus Limburgers, zo’n twee miljoen in totaal. Kijk, dat tikt toch al aan, zelfs in een Europa met superstaten. Het Groothertogdom Limburg laat, om maar iets te zeggen, Luxemburg al helemaal achter zich. Qua aantal inwoners, en al helemaal qua rivier. Ik vermoed zowaar dat zelfs Denemarken dient uit te kijken, mocht het ooit zover komen. Ja, ik voel het alreeds. Dat Groot-Limburg zou binnen de kortste keren méér willen. Meer rivieren en meer speelruimte. En voor je ‘t weet wordt het Ruhrgebied stormenderhand ingenomen, en zo richting Rijn. Kortom, laat het maar mooi zijn zoals het is. Het is mooi, het is wat het is. Stijn Meuris is journalist, programmamaker en zanger van de Vlaamstalige band Monza.
cultureel maandblad
april 2009
Messentrekkers
door Joep Leerssen
limburg
grenst meer aan België en Duitsland dan dat het vastzit aan Nederland. Het is vermoedelijk de Nederlandse provincie die het meest profijt heeft gehad van Benelux, Euregio en EEG/EG/EU. Ik weet nog hoe de douane me op sigaretten controleerde als ik door Biesland naar Kanne fietste, en hoe mijn vader, die bij de belastingen in Maastricht werkte, het had over de Stop van Ternaaien en de problemen rondom de binnenscheepvaart aldaar. Voor de hedendaagse Maastrichtse wandelaar in de Voerstreek lijkt dat een andere wereld. Inmiddels heb ik heimwee naar het Ternaaien van mijn kindertijd. Achter de ENCI lag een soort wildwestnegorij, met twee cafés waar ik angstig-gefascineerd langsfietste. Het ene heette WEES WELKOM en het andere, vlak daarnaast, BIJ ONS. Dat het bordelen waren begreep ik nog niet, mijn vader noemde het ‘cafés voor messentrekkers’. Ternaaien was een uithoek, tussen Pietersberg en Kanaal, tegen de canyon van het Albertkanaal; rond die tijd kwam net de taalgrens tot stand met enig gesteggel rondom Jekerdorpen. Zoals ik later besefte vormden de twee bordelen de meest noordelijke uithoek van het Frans taalgebied in Europa: Ternaaien was als een vlieg gevangen in een web van grenzen.
nu willen
de beide Limburgen de grens die hen scheidt wegpoetsen. Het is in principe een uitstekend idee. Het is onnatuurlijk dat de gebieden met de rug naar elkaar toegekeerd staan omdat er tegen hun zin 170 jaar geleden een malle grens is getrokken. Dat korset knelt en is nergens goed voor; het moet los. Waarom heb ik dan van die gemengde gevoelens, heimwee naar Ternaaien? Omdat een verstandig, zakelijk beleid verkocht wordt met foute argumenten. Dat de Limburgen aan samenwerking moeten doen is evident, maar vloeit voort uit de foutheid van de grens die hen scheidt. Het komt niet voort uit de Bronsgroene Identiteit van de beide naamgenoten. De beide Limburgen hebben maar luttele decennia, van 1815 tot 1830, een geheel gevormd. En de naam Limburg was van Vaals en Sint Truiden tot de Mokerhei even vreemd als Liechtenstein of Andorra. Natuurlijk zijn er gemeenschappelijkheden. Beide provincies hebben Rijnlands-katholieke tradities. Beide hebben een traditie van marginaliteit; beide combineren de elementen van landelijkheid en mijnbouw: Bokrijk en Parkstad. In beide gewesten is er weinig burgerzin, olijk cliëntelisme en een Schweikiaanse houding van spottende afstandelijkheid. Die uit zich soms in landelijke schertspolitici zoals José-Happart en Geert Wilders. Je zou de verhalen van Don Camillo en Peppone moeiteloos naar de gemiddelde Limburgse dorpspolitiek kunnen vertalen, aan beide oevers van de Maas. Maar zijn die gemeenschappelijkheden het ankerpunt van een echte gezamenlijke identiteit? Ik heb mijn twijfels. De interne verdeeldheid binnen de Limburgse gewesten is groter dan hun gevoel van gezamenlijkheid. Dat zeg ik niet om te pesten want dat geldt voor de meesten van ons. Montaigne zei al dat elk van ons een lappenpop is, bestaande uit onsamenhangende flarden, vol tegenstrijdigheden en innerlijke verdeeldheid. Maar dat moet je niet willen overschreeuwen met een op-deborst-kloppend Wij-Limburgers-gevoel. Mijn Limburggevoel is juist die Ternaaiense gewaarwording dat je nergens geheel bij hoort. Joep Leerssen is hoogleraar moderne Europese literatuur aan de Universiteit van Amsterdam.
4
een stromend mon De Grensmaas gaat op de schop. Cultuurlandschap wijkt voor door ingenieurs ontworpen wildernis. Eén garantie voor echtheid blijft: de rivier. “De biotoop van de mens is niet de natuur, maar het cultuurlandschap.”
door Paul van der Steen
W
aar ik nu woon, is de grens dagelijks werk geworden. Als kind was het nog iets magisch. Tijdens vakanties of dagjes uit bleef het gezin in Nederland. Duitsland en België waren nog onbereikbare, exotische oorden. Als kleuter maakte ik mijn eigen voorstelling van scheidslijnen tussen landen: een oneindige hoeveelheid kasteeltorens met kantelen ertussen, een soort Europese uitvoering van de Chinese Muur. Mijn eerste grensoverschrijding – het zal een dagje Kleef zijn geweest – liep dan ook uit op een flinke teleurstelling. Slagbomen, een wezenloos hok en wat nukkige mannen in uniform. Meer was het niet. De kaartjesverkoop en het toegangshek bij de plaatselijke voetbalhoofdklasser oogden imposanter. Wat ik mij niet realiseerde was dat mijn gedroomde grens alleen al in Limburg een vermogen aan bakstenen zou kosten. Om nog maar niet te spreken over de onoverkomelijke bouwproblemen die het zou opleveren op de plekken waar de Maas de overgang tussen Nederland en België markeert. De Maas is bepalend geweest voor de bijna Chileense vorm van Nederlands Limburg, een langgerekte sliert grond tussen Nijmegen en Luik met als hoofdstad Maastricht, een soort Gibraltar, gelegen op de Belgische rivieroever. Het gevolg is een hardnekkige noord-zuid-oriëntatie, nog versterkt door de later aangelegde spoorwegen en snelwegen A2 en A73. De oost-west-assen zijn voornamelijk lijnen voor economische uitwisseling. Cultureel gezien bestaat Nederlands-Limburg uit drie delen die goeddeels langs elkaar heen leven: Noord-, Midden- en ZuidLimburg. De mooiste noord-zuidas is tegelijkertijd de meest verstilde: de Maas. Op het stuk rivier dat Nederland van België scheidt, de Grensmaas, is het economisch waterverkeer verbannen naar Julianakanaal en Zuidwillemsvaart. Op de Grensmaas dobberen hooguit wat kano’s en dan nog alleen in de warme helft van het jaar. Het zijn de tijden dat de rivier soms niet meer dan een lieflijk stroompje is, gemakkelijk doorwaadbaar, zonder risico op een natte broek. Het najaar zorgt voor de mooiste momenten, wanneer de nog warme Maas de confrontatie aangaat met koude nachten en ‘s ochtends het rood en roze van de zonsopkomst hun best doen om door de boven het water hangende mist heen te breken. Bij langdurige neerslag wordt de Maas
www.zuiderlucht.eu
het watermonster dat in 1993 en 1995 voor het laatst huishield. Juist door die verschillende verschijningsvormen en de duizend en een andere hoedanigheden die hierboven onbeschreven blijven, leven de beide Limburgen een beetje met de rug naar hun Maas toe. Bezoekers van buiten laten het Grensmaasgebied ook links liggen. Nederlands Zuid-Limburg is synoniem voor heuvels en de praal van Maastricht. In Belgisch-Limburg verspreiden de massa’s zich in de bossen, door de Haspengouw en steden als Tongeren en Hasselt. Al zijn ze in de shopping village van Maasmechelen dichtbij de rivier, het landschap krijgen ze niet te zien
cultureel maandblad
april 2009
ument van eigenwijsheid
‘Natuur op zijn Nederlands. Alleen de plannen voor een rotonde ontbreken nog.’ verholen woede de schaduwzijden van de nieuw gecreëerde wildernis beschreven. Natuurbouw is ook een technologische tendens, onderstreept hij, “vaak gestimuleerd door vage economische overwegingen, die zich tot een steeds machtiger lobby ontwikkelt.” Het cultuurlandschap ontbeert die lobby, zegt Van Toorn. “Het wordt, althans in Nederland, alleen door een kleine groep kunstenaars en intellectuelen verdedigd tegen een zorgeloos soort postmodern denken waarin de geschiedenis een grabbelton is waar men achteloos uit weggooit wat niet modieus is. (...) De natuurbouw als technologie kan zeer goed overweg met de technologie van de verstedelijking en de grote infrastructurele werken voor wegenbouw, spoorverbindingen, luchtvaart en dijkverbetering. Ze kan bewogen spreken over de biotoop van de otter, de bever en de zwarte ooievaar in gebieden die aan alle kanten zijn omgeven door beton en asfalt. In extreme gevallen gaat ze zover dat ze in het dichtbevolkte Nederland met zijn beperkte ruimte graag een biotoop zou herscheppen voor de wolf en de oeros, alsof eeuwen van menselijke bewoning moeten worden uitgewist. Ze lijkt te vergeten dat de biotoop van de mens niet de natuur is, maar het cultuurlandschap.”
V
Maaslandschap bij de grensovergang Maastricht - Smeermaas. foto Zuiderlucht
omdat de toegangsweg tot het merkendorp in het landschap verzonken ligt en als een buis de kooplustigen aan- en afvoert.
A
lleen bij Stein en Maaseik verbinden bruggen de beide oevers. Voor het overige zijn het veren die de beide Limburgen verenigen, in de zomermaanden een paar extra voor de fietsers. Dan kan onder meer worden overgestoken van het schitterende dorp Geulle aan de Maas naar Uikhoven. Dat heeft ook zijn charmes, maar draagt tegelijkertijd de sporen van het Belgische beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, of beter:
5
de afwezigheid daarvan. Het vorig najaar gestarte Grensmaasproject verstoort de komende tien jaar de rust. Aan de Nederlandse kant tenminste, want alle mooie woorden over trans-Limburgse eenheid ten spijt is een gezamenlijke aanpak geen haalbare kaart. Ten bate van de veiligheid “en het herstel van de oude glorie van de rivier” wordt gewerkt, meldt de website van de Grensmaas. De Maas moet weer meer ruimte krijgen voor zijn grillen. Een decennium lang zand- en grindwinning voor droge voeten én nieuwe natuur. Schrijver Willem van Toorn, kind van het rivierenlandschap, heeft met nauwelijks
www.zuiderlucht.eu
an Toorns beschrijving is vrijwel volledig van toepassing op de Grensmaasplannen, het zwaar bevochten compromis tussen grindwinning, hoogwaterbescherming en tevoorschijn toveren van groen. Wie nu gaat kijken bij Itteren waant zich bij het nieuwste snelwegproject of de aanleg van een razendsnelle treinverbinding. Binnen het Chili-vormige Nederlands Limburg ligt straks een Chili-vormige strook nieuwe natuur. Vijfendertig kilometer tussen Maastricht en Roosteren met een maximale breedte van hooguit een paar kilometer. De onvermijdelijke grote grazers zullen opduiken en krijgen hun biotoop. Dorpen worden eilanden in die biotoop. Soms doorsneden door groene sluizen die de dieren van de ene naar de andere kant van het dorp moeten gaan brengen - zoals in Itteren. Natuur op zijn Nederlands. Alleen de plannen voor een rotonde ontbreken nog. Toch is de Grensmaas een geval apart, veranderlijker dan andere Maasgedeelten, de Rijn, de Waal en de IJssel. Tussen alle tekentafelwildernis zal ze haar eigengereidheid behouden en levert ze de beste garantie voor een uniek gebied: een grens monumentaler dan welke torens en kantelen ook, een grens die de twee Limburgen scheidt en verbindt - naar eigen believen.
cultureel maandblad
april 2009
Langs de Boulevard of Br De drukbereden N78 verbindt Tongeren met Maaseik en Venlo. De route is van oudsher een ontmoetingsplek van Belgische en Nederlandse Limburgers, op zoek naar een klassiek bankstel, goedkope benzine, een tweede hands auto, of bier en vertier. “Lady S leest je hand, en als je extra betaalt helpt ze ook je meest nabije toekomst naar een hoogtepunt.”
De N78, de Boulevard of Broken Dreams, parallel aan de Nederlands-Belgische grens. foto’s PI Picture Improvement
door Emile Hollman
Z
e heeft al een poos staan keuvelen over de tijd dat de grenzen nog bewaakt werden. Dat er met de meeste douaniers niet te spotten viel. Op mijn achteloze vraag of ze vaak in Nederland komt, antwoordt ze snel en spontaan. Zelden eigenlijk. Ze schrikt van zichzelf en legt haar hand op haar mond: “U gaat dit toch niet in de gazet schrijven?” Een leven lang heeft dit vriendelijke, bijna marmeren mevrouwtje dat een kwartier geleden nog zo ijverig de ramen stond te lappen in het Belgisch grensdorp Kessenich gewoond. Pal aan de Venloseweg, zoals de Rijksweg N78 daar heet. Nooit bezocht ze Weert of Roermond, een half uurtje verderop. “Ik heb niks tegen Hollenders hoor”, verontschuldigt ze zich. “Helemaal niet. Maar het is gewoon niet eigen, snapt u?” Vlot verandert ze van gespreksonderwerp: de uitgebrande discotheek
6
die al tien jaar ligt te verkommeren voor haar deur zonder dat iemand zich er ook maar iets van aantrekt. Ik snap het heel goed. Een jaar nadat in 1989 het boek Het Belgisch labyrint van Geert van Istendael was verschenen, vond ik een kleine annonce in een Nederlandse krant waarin een boerderijtje te huur werd aangeboden in Dilsen. Voor het eerst van mijn leven draaide ik bij Maasmechelen de N78 op in de richting van Maaseik om er een kijkje te nemen. Van het ene op het andere moment had ik het geordende Nederland verlaten voor een langgerekte weg bezaaid met supermarkten, cafés, winkels, bordelen, neonreclames, drankhallen, autohandelaren, lappen landbouwgrond en protserige bungalows, de ene nog lelijker dan de andere. Je reinste Amerika, buitenland in elk geval. Ik kon toen nog niet vermoeden dat ik de volgende zeven jaar dagelijks via deze weg dit buitenland zou betreden. Net als het marmeren mevrouwtje bleek in Dilsen ook mijn nieuwe buurman hooguit
www.zuiderlucht.eu
één keer per jaar de grens over te steken. Om in Maastricht geld op zijn spaarrekening te storten. Het boek van Van Istendael was verplichte kost om iets te leren over mijn nieuwe woonland. Ik wilde begrijpen hoe mensen kunnen wonen langs een langgerekt, aan weerszijden bebouwd lint tussen Tongeren en Kessenich waar dag in dag uit auto’s met absurde snelheden langs de meest bizarre bouwsels razen. “Ik dicht de Belg geen koene bouwkundige fantasie toe”, schreef Van Istendael. “Vaak bouwt hij na wat zijn broer of buur al gebouwd hebben.” Dat was een begin. En dan maakte hij gewag van de koterij. In de eerste editie van zijn boek ging het nog om een typisch Belgisch verschijnsel, in de herziene versie gold deze reeds als metafoor voor tout België. Hij omschreef het fenomeen als volgt: “Je bouwt een groot, dik, blakend huis zoals het hoort. Daarachter bouw je een washok, een bijkeuken, een bergplaats, een hoenderhok
cultureel maandblad
april 2009
oken Dreams
Pakje pudding
door Frans Timmermans
het moet eind jaren zestig zijn geweest. Wij
‘Het is gewoon niet eigen, snapt u’ en een duiventil, je breekt een muur uit om een kinderkamer in te richten, enzovoort tot achter aan in de tuin. Het is chaotisch, praktisch, bescheiden, gerieflijk en met de behoeften van de bewoners mee gegroeid.” Maar, mocht Van Istendael kiezen tussen deze koterij en een moestuin met een hoop prei, oude planken, een appelboom en een kippenhok of, zoals in Nederland, een plantsoen waarin als het lente wordt op 30 april alle tulpen tegelijk opengaan, geef hem dan maar de koterij en de prei. Het kostte veel minder dan zeven jaren om mij dit gevoelen eigen te maken. Toen kon ik met recht zeggen dat ik in een land had gewoond waarin alles, maar dan ook alles, anders was dan waar ik vandaan kwam. Al was dat nog zo dichtbij.
W
ie iets van dat buitenland wil proeven, hoeft zich maar op de N78 te begeven. De Maas mag dan de papieren grens zijn, de echte grens ga je over op de N78, van oorsprong een 44 kilometer lang stuk verbindingsweg tussen Maastricht en Venlo dat in 1812 op last van Napoleon door lokale boeren en Spaanse krijgsgevangenen werd aangelegd. De Franse keizer wilde dat zijn troepen vanuit Parijs snel richting Hamburg op konden trekken. Aanvankelijk ging het om een kiezelweg zoals de Rijksweg in Veldwezelt nog steeds wordt genoemd. De baan ging achter de paar dorpskernen die er toen waren door. Het eerste huis dat bijvoorbeeld in Rekem langs de weg werd gebouwd,
Wolk en regen, rotondekunst op de Boulevard of Broken Dreams.
7
dateert van 1824. De zogenaamde lintbebouwing, zo typisch voor Vlaanderen, kwam pas tot bloei na de Tweede Wereldoorlog toen men ontdekte dat je handel het best zichtbaar is vanaf een doorgaande weg. Een beruchte weg is het eveneens, ook wel dodenweg genoemd. Mijn eerste bezoek vanuit Nederland reed er destijds zijn auto aan gort. Onschatbaar veel levens zijn er gelaten op en langs de route, maar van een vierbaans racecircuit is tegenwoordig geen sprake meer. Door het verlagen van de maximum snelheid, wegversmallingen, rotondes, verkeerslichten en flitspalen is het aantal ongelukken afgenomen en de reistijd tussen Maastricht en Maaseik fiks toegenomen. “Wat niet wegneemt dat wanneer je broer aan de overkant van de weg woont, je het echt wel uit je hoofd laat om je kinderen hun neefjes aan de overkant te laten bezoeken”, schetst gedeputeerde Sylvain Sleypen van Belgisch-Limburg het beeld van een veel te drukke weg waarvan de sfeer wordt bepaald door “beton, onpersoonlijke bouwsels, verkeer en handel.” De bakker en de slager zijn vertrokken en hebben ruimte gemaakt voor meubelzaken en vooral veel horeca. Weinig authentieke kroegjes nog, maar grand cafés die het moeten hebben van de benzinetoeristen. Ook het aantal bordelen is sterk afgenomen. De Blue Lagoon met zijn rode lichtjes en Moulin Rouge met zijn blauwe lichten zijn met het sluiten van de mijnen en het aanpakken van de koppelbazen verdwenen. Toch kun je langs de Rijksweg nog steeds een Amerikaanse limousine van een meter of tien huren, een Harley Davidson kopen of een kasteel aanschaffen voor minder dan zeven ton. Je kunt je vergapen aan de bouwstijlen waarvan je geen vermoeden had, een ambachtelijk bereid Italiaans ijsje kopen of je voor een foxtrot vervoegen in Zum Holzackerbaum - dat overigens te koop staat. In Maasmechelen leest Lady S je hand in een ommezien, en als je extra betaalt, helpt ze ook je meest onmiddellijke toekomst naar een hoogtepunt. Het is allemaal binnen handbereik op deze Boulevard of Broken Dreams. Daar waar de autoweg vanuit Nederland over de N78 gaat, ligt een rotonde die door kunstenaar Luk van der Hallen (1955) uit Leut van een bedrieglijk simpel beeld is voorzien: een wolk die gescheiden is van zijn regenbui. Talloze keren heeft hij het langsrazende verkeer in ogenschouw genomen en zichzelf afgevraagd waar al die mensen toch naar toe gaan. Ze komen er samen maar weten niets van elkaars bestemming. “Ik heb het absurde van die situatie willen benadrukken door de wolk achter zijn regen aan te sturen. Ze zijn op zoek naar elkaar maar kunnen niet samenkomen.” Op dat moment realiseer ik me dat ik aan mijn zeven Belgische jaren niet één vriendschap heb overgehouden.
www.zuiderlucht.eu
woonden in Brussel en gingen om de paar weken naar de familie in Heerlen. De snelweg was nog niet klaar, dus binnendoor via Tienen, Sint Truiden en Tongeren. Om vlak voor Maastricht op een grenspaal te stuiten. Mijn vader kende die grens goed, had er jaren zijn werk verricht als Maastrichtse marechaussee. Altijd werd er een praatje gemaakt met eerst de Belgische en dan de Nederlandse douaniers. Eén keer ging het mis. Vlak voor kerst, de auto afgeladen vol, werd mijn vader de vraag gesteld of hij iets had aan te geven. “Een pakje pudding”, was het grappig bedoelde antwoord. De douanier had zo zijn eigen gevoel voor humor. Wij konden tot de laatste zakdoek de hele auto uitladen. Nachtwerk. Waar mijn vriend Steve Stevaert zo makkelijk praat over Oost- en West-Limburg als een tweeling, heb ik uit mijn kinderjaren een andere ervaring meegebracht. Niet alleen die grenspaal op de Tongerseweg stond tussen de beide Limburgen in, het was ook gewoon Nederland versus België. We genoten veel meer van elkaars verschillen, dan dat we overeenkomsten zagen. Tegelijkertijd wisten we meer van elkaar dan nu. Heel vaak zagen we dezelfde programma’s op elkaars karige televisiezenders. Met de komst van de commerciële zenders is het aantal Nederlanders die afstemmen op de VRT sterk afgenomen en het aantal Vlamingen die afstemmen op de Nederlandse zenders evenzeer. Alleen het eclatante succes van Mega Mindy, Piet Piraat en Samson kan, via het culturele spectrum van mijn jongste kinderen, de drempel verlagen.
de grenspalen
zijn verdwenen, de economische vervlechting is groter dan ooit. Het over en weer bezoeken, al is het maar het outlet center van Maasmechelen of de horeca van Maastricht, neemt een steeds hogere vlucht. En tegelijkertijd hebben Oost- en Westlimburgers volstrekt gescheiden belevingswerelden. Voor de toekomst van onze beide provincies is het van wezenlijk belang dat wij samen een comfortabel nestje bouwen als hart van Europa. Samen de vervlechting met Noord-Brabant en delen van Noordrijnland-Westfalen tot stand brengen. Dat is een economische, politieke en sociale noodzakelijkheid. En tegelijkertijd staat het ver af van de meeste mensen in beide Limburgen. Volgens mij is dit ook de reden dat Steve Stevaert voor het beeld van de twee kamers van het Limburgse hart heeft gekozen. Om mensen te helpen inzien dat er niet alleen fysieke en politieke grenzen moeten worden geslecht, maar dat de belangrijkste barrière die moet worden opgeruimd juist tussen mensen zit die te weinig weten van elkaars belevingswereld. Hier valt met behulp van cultuur en andere minder voor de hand liggende instrumenten nog een wereld te winnen. Misschien is het een gedachte om bij de plannenmakerij voor Maastricht als culturele hoofdstad ook het slechten van de barrière van onbekendheid met elkaars leefwereld tot hoofddoelstelling te maken. Door elkaar beter te kennen, zullen we ook beter onze gemeenschappelijke belangen onder ogen zien. Frans Timmermans is staatssecretaris Europese Zaken.
cultureel maandblad
april 2009
In de hokjes van
8
www.zuiderlucht.eu
cultureel maandblad
april 2009
Exactitudes In 1994 begonnen Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek met het fotograferen van dress codes bij (vooral) jongeren in hun woonplaats Rotterdam. Vier jaar later volgden andere steden, inmiddels gaan hun fotoreeksen in het ijzeren format van 3 x 4 de hele wereld over. Vorige maand fotografeerden ze in Maastricht en Hasselt. “We zien dit als een uitbreiding van ons oeuvre.”
‘Jézus, wat zijn ze identiek’ rijkdom van hun woonplaats veel minder manifest is. Uyttenbroek: “Zijn ze er wel in Maastricht, die andere culturen?” Versluis: “Dit zijn toch wel lastige steden. Er zijn veel locale groepen, ook qua kleding, maar die moet je kijkenderwijs ontdekken. Je herkent ze wel, maar moet ze kunnen koppelen aan bepaalde types kleding. Het duurt even voor je het ziet.”
I
Ellie Uyttenbroek en Ari Versluis in hun geïmproviseerde studio tijdens het Maastrichtse carnaval. foto Zuiderlucht
door Wido Smeets
V
an de grote grijze massa neemt Exactitudes geen notie, zegt Ellie Uyttenbroek. “Het gaat ons om mensen die zich onderscheiden door zich bewust anders te kleden.” In het Palazzo Incontro in Rome, op een steenworp van de befaamde modestraat Via Condotti, is tot 26 april de expositie Uguali, differente te zien, een overzicht van alle Exactitudes tot nu toe. Hetzelfde en toch anders: beter kan deze fotografische speurtocht naar dress codes bij subculturen niet worden omschreven. Vanaf het begin van hun samenwerking presenteren styliste Ellie Uyttenbroek (1965) en fotgraaf Ari Versluis (1961), bedenkers van Exactitudes, hun foto’s in een vast grid van twaalf, 3 x 4. Door de oogharen gezien lijken de geportretteerden in stijl en uitdossing sterk op elkaar. Bij nader inzien zijn het onmiskenbaar individuen: zoek de verschillen. Hun stijlvastheid is inmiddels hun handelsmerk, weet Ari Versluis. “In het begin vonden sommigen dat in hokjes stoppen een zwakte. Nu ligt daar onze kracht.” Niet alleen
9
in Rome wordt het Exactitudes-format op waarde geschat, de expositie was eerder te zien in Parijs, Berlijn, Londen, Buenos Aires, Toronto en MexicoCity. In 1994 werkten Versluis en Uyttenbroek voor het eerst samen in een project. Het was een opdracht van de PTT om vier Rotterdamse subculturen in beeld te brengen waar de media niet echt hun vinger op konden leggen. Uyttenbroek: “Een van de vier subculturen waren de gabbers, zeg maar de harde techno scene, met hun kale koppen en pastelkleurige trainingspakken. Toen de negatieven op de lichtbak lagen, dacht ik: ‘Jézus, wat zijn ze identiek!’ Op de lichtbak zijn we ermee gaan schuiven. Zo hadden we onze eerste serie. Binnen dat kader zijn we doorgegaan. We merkten dat je geen veertig foto’s nodig hebt. Twaalf is genoeg om te laten zien dat het om een groep gaat.” Wat ze ook ontdekten: in de opstelling van 3 x 4 passen die twaalf foto’s precies op een A4tje. Versluis met een vette lach: “Er zitten echt geen grote gedachten achter, zoals een gulden snede of zoiets.” En dan waren er nog de praktische bezwaren. “Veertig foto’s, dat is sló-pend…” Sinds 1998 werken Versluis en Uyttenbroek ook buiten Rotterdam. Zoals afgelopen maand in Maastricht en Hasselt, waar de multiculturele
www.zuiderlucht.eu
n Maastricht en Hasselt was Exactitudes (een samentrekking van exact en attitude, met een knipoog naar de uitspraak ‘L’exactitude n’est pas la vérité’ van Henri Matisse) op pad om Limburgers in beeld te brengen, zowel aan de Nederlandse als de Belgische kant van de grens. Gaandeweg definieerden ze doelgroepen als carnavalsvierders, duivenmelkers, mannen met hoeden, jeneverdrinkers, nonnen op leeftijd, Hasseltse discogangers en Maastrichtse chic. “Chique is in de mode”, zegt Uyttenbroek, ze zag het bevestigd tijdens de Maastrichtse carnavalsoptocht. Ze pakt er een foto bij van twee dames die van platte schoentjes tot paraplu gehuld gaan in burberry, de Britse laat-19e eeuws modestijl met kameelkleuren en ruiten. Ontegenzeglijk upper middle class, en hip tot in Maastricht, in elk geval tijdens carnaval. De werkwijze van Uyttenbroek en Versluis is meestal dezelfde. Ze richten ergens een provisorische studio in, definiëren de te fotograferen groepen en plukken uitgesproken representanten letterlijk van de straat. Tijdens de Maastrichtse carnavalsoptocht maakten ze een fotoreeks van ‘fluffies’: in donzige pakken (lange ritssluiting aan de voorkant) gehulde eenlingen, opvallend genoeg allemaal mannen, die zo een dier met een hoge aaibaarheidsfactor verbeelden. (Zie de foto op de linkerpagina.) Maar ‘fluffies’ zijn even universeel als burberrydames; de Limburger in beeld brengen, als afwijkend van de randstedeling, gaat nog wel lukken, zegt Versluis. “Het karakteristieke van de Limburgse geest lukt ook nog wel, maar het gaat ons er vooral om een universeel beeld te pakken te krijgen.” De verschillen tussen de twee Limburgen in beeld te brengen, is gewoon niet hun ding. Uyttenbroek: “Het gáát gewoon niet, maar het is ook totaal niet interessant. Het kan leuk zijn als je echt gaat typecasten, maar dan ben je typetjes aan het maken. Zo werken we niet. We zien dit project, net als alle andere, als een uitbreiding van ons oeuvre.”
Het ‘Limburgproject’ van Exactitudes verschijnt binnenkort in boekvorm. www.exactitudes.com
cultureel maandblad
april 2009
De zin van de beide Limbur Enkele van de oudste bronnen van het Nederlands zijn terug te voeren naar de streek rond Bilzen, tegen de grens van de beide Limburgen. Een machtig kasteel en een rijk klooster staan garant voor een hele reeks taalschatten, zoals de tweede zin van het Nederlands. Die ooit aan een zwerftocht begon vanuit Munsterbilzen via Neer naar Brussel, en tenslotte net niet werd geveild bij Sotheby’s in Londen.
De voormalige Landcommanderij Alden Biesen anno 2009. foto Zuiderlucht
door Paul van der Steen
staat gegrift: Hebban olla vogula nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uu(uat) unbida(n) uu(e) nu
gezamenlijke historie. Dat is een verkooppraatje. Hier wordt een klef wij-gevoel opgeroepen, waar politici beducht voor zouden moeten zijn.”
O
p het moment dat de twee Limburgen hun eerste officiële schreden zetten naar een nieuwe eenwording, plaatste Spinozapremie-winnaar Joep Leerssen in NRC Handelsblad vraagtekens bij deze verbroedering. De Amsterdamse hoogleraar moderne Europese letterkunde, opgegroeid in Maastricht en Mheer, vond dat er wat al te gemakkelijk verwezen werd naar gemeenschappelijkheden. “Dat ene Limburg heeft feitelijk bestaan van 1815 tot 1830. Voor wie het heel ruim neemt van 1795 tot 1839. Dat is een hele tijd geleden. Beide gewesten delen wel de gewaarwording van marginaliteit. Beide Limburgen zijn in de beeldvorming een beetje het sukkeltje van hun land. Elke poging om dat te doorbreken is heel verstandig. Maar laat ze niet aankomen met een verhaal over een culturele gemeenschap met een lange,
10
Tussen alle interprovinciale marketing en politieke fraseologie is één gemeenschappelijkheid onomstreden: de taal. Minder bekend is een andere overeenkomst: dat nogal wat oerbronnen van die taal uit deze streek stammen. Ze worden wel eens aangeduid als Limburgs, maar dat is je reinste geschiedvervalsing. Die benaming dateert van eeuwen later. Wanneer Nederlands precies Nederlands werd, zal wel altijd discussiestof blijven opleveren. Taal verandert permanent. Nieuwe talen ontstaan langs de weg der geleidelijkheid uit hun voorgangers. Bij de oorsprong van het Nederlands denken de meesten van ons waarschijnlijk aan dat ene zinnetje dat sinds de middelbare school in veel geheugens
www.zuiderlucht.eu
Oftewel: Hebben alle vogels nesten begonnen / behalve ik en jij / waarop wachten wij dan nu. Het zinnetje werd opgeschreven door een poëtische, West-Vlaamse monnik in een klooster in Rochester, Engeland, omstreeks 1100. De tweede zin van het Nederlands geniet veel minder bekendheid. Op een vrij gebleven halve bladzijde in een negende-eeuws evangelarium zet iemand de namen van de zusters van het SintAmorsklooster van Munsterbilzen en de paters die ter ondersteuning buiten de muren van deze gemeenschap wonen: Algardis, Gerdrudis, Hadevvic, Imma, Mahilt en Beatrix, maar ook Winricvs en Arnoldvs. Daaronder de mededeling:
cultureel maandblad
april 2009
rgen
Schuren
‘Tesi samanunga vvas edele. Unde scona & omnivm virtutum pleniter plena’. De tweede zin uit het Nederlands, opgetekend in de marge van negende-eeuws evangelarium in het Sint-Amorsklooster van Munsterbilzen.
door Guido Wevers
“wie sjoen os Limburg is, zoe is ut nergens”, Tesi samanunga vvas edele. Unde scona En daaronder: & omnivm virtutum pleniter plena Vertaald in hedendaagse taal levert de combinatie van het Oud-Nederlandse en Latijnse zinnetje op: Deze gemeenschap was edel en schoon. En volledig vervuld van alle deugden. Normen en waarden anno 1130 dus. Zoals veel kerkelijke bezittingen verspreid raakten rond die tijd, zo verdween ook het evangelarium uit Munsterbilzen na de Franse bezetting rond 1800. Het boek dook weer op bij een pastoor in het Midden-Limburgse Neer. Na zijn dood in 1842 werd het evangelarium, dat ook een uniek driekoningenspel bevat, verkocht aan de paters Bollandisten in Brussel. Die wilden hun kostbare bezit afgelopen december te koop aanbieden op een veiling bij Sotheby’s in Londen, maar de overste van de jezuïetenorde kwam op dat voornemen terug. Waarom is niet duidelijk. De orde loopt in elk geval een geschatte opbrengst van tussen de drie en de vier miljoen euro mis.
O
p de Markt van Bilzen, in de kelder van het oude stadhuis, huist sinds tien jaar een taalmuseum. Het museum is een goed bewaard geheim. Vraag voorbijgangers ernaar of zelfs de middenstanders rondom het plein en ze halen de schouders op. Het inrichten van een of meer ruimtes tot museum in de iets verderop gelegen, druk bezochte Landcommanderij van Alden Biesen ligt meer voor de hand, maar Bilzen houdt de spaarzame toeristen liever in het hart van het stadje. In het museum wordt met veel taal over taal verteld. Noodgedwongen, want de bronnen van het Nederlands mochten ooit in Bilzen te vinden zijn, inmiddels is dat niet meer het geval. Dus verhalen dichtbedrukte panelen over het Tesi samanunga-zinnetje en andere vroege bronnen van het Nederlands, zoals de Wachtendonkse psalmen. Deze Oudnederlandse vertaling tussen de regels van een boek met Latijnse psalmen, waarschijnlijk neergeschreven in de negende of tiende eeuw, werd ‘ontdekt’ door de humanist Justus Lipsius in een boek van de Luiker kanunnik Arnold Wachtendonck. Zowel het origineel, afkomstig uit het klooster in Munsterbilzen, als het afschrift van de hand van Lipsius ging verloren. Slechts een zesde van de oorspronkelijke tekst is via kopieën behouden gebleven. De oudste bij naam bekende dichter in de Nederlandse literatuur, Henric van Veldeke, moet afkomstig zijn geweest uit de streek tussen Maastricht en Tongeren. Ongeveer een halve eeuw nadat Tesi
11
samanunga aan het papier werd toevertrouwd, dichtte hij zijn Sente Servas, de legende van de lokaal sterk vereerde heilige Sint-Servaas in het Middelnederlands. Tot de vondst van deze tekstfragmenten werd Veldeke overigens voor een Duitse minnezanger gehouden. Dat hij aan Duitse hoven ook in zijn eigen moedertaal had geschreven, deed veel van nationalisme en regionalisme vervulde negentiendeeeuwers goed. De Hoogduitsers kregen “een aerdig nypertjen op den neus”. In de decennia die volgden claimden de beide Limburgen hun Veldeke met herdenkingen, boeken, standbeelden en vernoemingen. Bij de oprichting in 1926 tooide de Limburgse dialect- en heemkundevereniging zich met de naam van de dichter. Wanneer een sterk verhoogduitste versie van Floyris ende Blantseflur uit het begin van de dertiende eeuw buiten beschouwing wordt gelaten, is de eerstvolgende Middelnederlandse tekst na Sente Servas een Limburgse vertaling van de Franse ridderroman Aiol et Mirabel, de avonturen van een neefje van koning Lodewijk de Vrome. Het origineel telt bijna elfduizend verzen. Van de vertaling zijn 24 fragmenten met in totaal 750 verzen teruggevonden. Een deel ervan bleek te zijn hergebruikt als rugversterking van documenten van later datum. De Limburgse Aiol wordt gedateerd tussen 1220 en 1240. De gebruikte taal duidt op een schrijver uit de streek rond Venlo. Dat wil niet zeggen dat de tekst ook daar is neergeschreven. De ontstaansgeschiedenis blijft een punt van discussie, maar nogal wat geleerden gaan uit van de Landcommanderij van Alden Biesen.
A
ls centrum van wereldlijke macht bracht Alden Biesen ook de oudst bekende ambtelijke tekst uit deze periode voort: een goederenregister dat loopt van 1280 tot 1344. Voor taalkundigen is het een rijke bron, omdat op grond van deze middeleeuwse boekhouding van inkomsten en uitgaven tal van persoonsnamen en plaatsaanduidingen herleid kunnen worden. Misschien nog interessanter is dat minstens twintig verschillende ‘schrijvers’ aan het register werkten. Ze schreven in hun eigen dialect en vaak - tot grote vreugde van latere wetenschappers - lieten ze hun naam en plaats van herkomst achter. Het goederenregister van Alden Biesen is meteen ook zo’n beetje de enige ambtelijke tekst in het Middelnederlands van Limburgse komaf. De streek bezat rijke landbouwgronden, maar de echte welvaart ontstond in die jaren in de steden van Vlaanderen en het opkomende Holland. Daar moest bestuurd worden en werd van alles en nog wat op schrift vastgelegd. De toekomstige Limburgen konden alvast gaan wennen aan hun marginaliteit.
www.zuiderlucht.eu
neurie ik terwijl ik mijn gast mee het theater in neem. De oude grap die ik hem vertel, is afgezaagd, uitgedund als gelooid leer. Toch werkt ze weer. “We presenteren u vanavond een band uit America!” En jawel hoor, mijn gast genoot van Rowwen Hèze. Zoals hij die middag genoot van zijn tocht door klein America - een kerkdorpje bij Horst, de thuisbasis van Rowen Hèze. Ik had hem meegenomen voor een rit van Lanaken naar Maaseik. We hadden ook van Hasselt naar Lommel kunnen rijden, het zou op hetzelfde neergekomen zijn. Van tankstation naar tankstation, langs supermarkten voor bouwmaterialen, plastic palmbomen of aardewerkpotten. Met een beetje fantasie waan je je ergens ver weg in Amerika. Kleiner uiteraard, veel kleiner, maar van een zelfde treurnis. Een lelijkheid die op een zomerdag mooi kan zijn. Mijn schoonzussen, en zij niet alleen, bevestigden dat beeld nog eens. Dallas heeft aan die kant van Maas zijn sporen nagelaten. De kleurspoeling in hun kapsels is meegegaan met de tijd. Sex and the City is ook hier populair. In Genk en Waterschei bezochten we de ziekenhuizen. Daar worden bedden verschoond, kussens opgeklopt, het eten bezorgd in een Nederlands dat gekleurd is door mediterrane tongvallen. Een litteken loopt door dit Limburg. Roze en rubberachtig aanvoelend. Bij verandering van het weer gaat het jeuken, voelt het branderig aan, dat litteken, slaat het vuur uit. Meestal is het gevoelloos.
toch lijkt het Vlaamse America zich
naadloos te verbinden met wat ooit Italië was, maar nu hoofdzakelijk islamitisch is. Die zwoele zomerdag waren we in het Toscane tussen Riemst en Tongeren, op groepjes Afrikaners gestoten. Hele aardbeienvelden worden daar leeggeplukt door schichtig om zich heenkijkende zwarte mensen. Aardbeienvelden bieden geen dekking. Een zondag in het zuiden schettert Rowwen Hèze over de radio. Aan de twee kanten van de Maas duikt er een ander Limburg op. Niet overal vult de zondag zich met blaasmuziek. Ooit waren ze één, directe familie zelfs, maar na de scheiding groeiden ze uit elkaar. Ze namen de gewoontes van hun nieuwe families over en gedroegen zich ernaar. En toch, toch bleef er iets schuren. Les extrèmes se touchent, of is er meer? Is er meer tussen die twee kanten van de Maas? Guido Wevers is directeur van het Theater aan het Vrijthof en artistiek leider Maastricht Culturele Hoofdstad 2018.
cultureel maandblad
april 2009
Shoppen in het hart van de bui Don’t despair, you’re almost there. Diep in de Rocky Mountains staan borden met deze tekst. Ideetje voor de route naar het outlet center in Maasmechelen? De bewegwijzering voert je langs een onbestemde weg met winkelboulevards en parkeerterreinen. Tot aan de horizon de geveltjes van Maasmechelen Village opdoemen, op de achtergrond de oude mijnschachten: de ‘reconversie’ in één oogopslag.
Maasmechelen Village: een lager pretparkgehalte dan Roermond. foto’s Louk Voncken
door Annemarie Staaks
H
oe anders verloopt de route naar het Roermondse Designer Outlet, de evenknie in Nederlands Limburg. Een mast met de logo’s van Nike en Ralph Lauren, twee grote trekkers, torent boven alles uit. Van welke kant je ook komt, je kunt het winkeldorp niet missen. De ligging is ideaal. Pal aan de N280, de aansluiting met Duitsland en vijf minuten van de A73 die (mits de tunnels open zijn) noord met zuid verbindt, waar nog zo’n shopping paradise ligt, het pas geopende Retailpark. Het Designer Outlet, gebouwd op een voormalig kazerneterrein, ligt op vijf minuten lopen van het Roermondse stadscentrum. Hier is geen reden tot wanhoop: alle wegen in en rond de stad leiden naar het winkelparadijs. En het openbaar vervoer is uitgerust met speciale shopbussen die een rondje maken langs het outlet center, het Retailpark en de
12
binnenstad. Met het Designer Outlet Roermond en Maasmechelen Village hebben de twee Limburgen twee publiekstrekkers op minder dan vijftig kilometer van elkaar. Beiden danken hun bestaansrecht aan de grensligging. Het outlet center in Roermond trekt ieder jaar drie miljoen mensen, Maasmechelen is goed voor twee miljoen bezoekers. McArthurGlenn en Chic Outlet Shopping, de respectieve moederbedrijven van de twee outlets, kozen voor Roermond en Maasmechelen vanwege het interessante afzetgebied. Landsgrenzen vormen daarbij geen belemmering, integendeel. Roermond en Maasmechelen, kleine steden in de periferie, krijgen zo een internationale centrumfunctie binnen de euregio. De winkeldorpen waar restanten merkkleding met fikse kortingen worden verkocht, zijn kant-en-klaarformules. Met hun typische Disneylandarchitectuur, de cleane straatjes en de keurig geknipte buxussen zien ze er vrijwel hetzelfde uit.
www.zuiderlucht.eu
Achter de fopgevels gaat echter een op de regio toegespitste strategie schuil. De merken bepalen het beleid. Shopmanager Fanny Schmitz van Burberry in Roermond: “Wij horen wekelijks vanuit Londen wat we binnen krijgen en hoe we de artikelen moeten presenteren. Dan gaat het over rekken en planken, heel precies.” Met bijna 25 miljoen mensen binnen een cirkel van maximaal anderhalf uur reistijd ligt Designer Outlet Roermond in het hart van de dichtstbevolkte euregio. Zestig procent van de bezoekers is Duits, op zondagen ligt dat percentage nog hoger. De winkeltijdenwet in hun moederland laat nog geen koopzondagen toe, waardoor de oosterburen massaal naar Roermond trekken. Daar worden ze warm onthaald met de vertrouwde geur van bockworsten, het geluid van een carrousel en de gezellige lichtjes van een wafelkraam. Bij binnenkomst is rechts de Mc Donalds, links de frietkraam; de kinderen kunnen in de speelhoek terecht. Ouders in sportieve jacks en gemakkelijk
cultureel maandblad
april 2009
tengewesten
’n Lang sjroet door Ad van Iterson
de schotse
‘Marlies Dekkers past beter bij een carpaccio dan bij een bockworst.’ schoeisel staan met servetjes klaar bij de druppelende ijsjes van hun kinderen en houden met de andere hand de hond in bedwang. Roermond gaat voor het dagjeuit-gevoel. In Maasmechelen Village ligt het pretparkgehalte een stuk minder hoog. Zeventig procent van de bezoekers is Belg en het is er dan ook, zoals Nederlandse winkeliers zouden zeggen, typisch Belgisch. Subtieler, eleganter en verfijnder, maar ook klassieker, afstandelijker en pretentieuzer. Bij de entree geen carrousel, maar moderne kunst. Rechts bij binnenkomst ligt een hippe brasserie met club sandwiches en carpaccio op de menukaart. En, het is er opvallend stil, geen muzak op de parkeerplaats, geen kermisgeluiden. Die rust zie je terug in de winkels. Belgen staan erom bekend: hun winkelpresentatie is stijlvol en ruimtelijk. Je kunt door de gangpaden lopen zonder te struikelen, de kleding hangt op kleur en er is werk gemaakt van de etalages. Maar de consument is kritisch. Een mevrouw uit Bilzen: “De winkels zien er misschien mooier uit, maar de collecties zijn ouder, en het is hier duurder dan in Roermond. Deze trui zag ik daar vorige week voor vijftig euro minder.” Het is zondag en er zijn veel jonge stellen, de meeste smaakvol gekleed. Zij komen niet voor het dagjeuit-gevoel, maar om hun garderobe aan te vullen met die ene tas, trui of sjaal. Dat lukt niet altijd. Een artistiek ogende voorbijganger is teleurgesteld: “Leuk hoor, allemaal die merken, maar ik had spannendere collecties verwacht. Het gaat toch om kleding die in de reguliere winkels overblijft?” Het bestaansrecht in beide outletcentra is hetzelfde: er moet gekocht worden. Met merken als Joop!, Jil Sander en Hugo Boss speelt Designer Outlet Roermond in op de Duitse klant. Ook kom je er merken als het Duitse Hallhuber tegen, in Nederland onbekend. Nadine Schaepkens, shopmanager: “Hallhuber is in Duitsland een sterk groeiend concern en veel klanten komen naar Roermond voor koopjes van hun vertrouwde merk.” Vergeleken met Maasmechelen heeft Roermond opvallend veel sport- en outdoorwinkels. In de grote Nike-winkel wemelt het van de mensen. Manager Kitty Prins: “Sport is populair, van jong tot oud. Of je nu een casual of een klassiek type bent, Nike is gewoon een merk dat iedereen aanspreekt.” Maar laten we eerlijk zijn, ook de sportievelingen komen voor de designers. Armani, D & G en Polo Ralph Lauren, het zijn namen die tot de verbeelding spreken. Dat geldt zeker voor de Polen, Russen en Aziaten die voor zaken in Düsseldorf of Londen verblijven en een tussenstop maken in Roermond. Bij Burberry zijn de nouveau riche uit het voormalige Oostblok en het verre Oosten goed vertegenwoordigd. “Vooral Aziaten zijn echte Burberry-freaks”, vertelt de manager. Het bekende Burberry-ruitje betekent status, iets dat
13
voor consumenten met pas verworven rijkdom nog betekenis heeft. De big spenders komen voor de bling bling, en voor de rest is er de deutsche Gründlichkeit. Een Nettetaler is blij met het outlet center. “Hier slaag ik altijd. Ik kom om te kopen, niet om zomaar wat rond te kijken.”
W
aar Roermond zich met grote designers en Duitse merken profileert, bestaat het aanbod in Maasmechelen voor een groot deel uit grote Belgische labels zoals Chine, Mer du Nord, River Woods en Scapa Sports. Het zijn klassiekers met een vast publiek. Ze komen voor een favoriet merk en dat brengt gegarandeerd geld in het laatje. Ook bij Levi’s. “Mensen komen hier gericht naar toe om te kopen. Ja, ze rijden niet voor niets zo ver.” Maasmechelen haalt het designergehalte van Roermond misschien niet, maar navraag bij het winkelpersoneel leert dat ook hier veel Aziaten en Russen komen. De manager van de Scapa Store vult aan: “En Arabieren. Het is wel gek, gesluierde mensen die zo veel geld aan merkkleding uitgeven, vooral voor hun kinderen.” Twee outlet centers in één regio: het blijkt te werken. Maasmechelen Village en Designer Outlet Roermond doen goede zaken. Beide mikken op een ander publiek, waarbij vooral Roermond over de (oost)grenzen heen kijkt. Een koers die de stad geen windeieren heeft gelegd. Maasmechelen profileert zich met typische Belgische kwaliteiten en trekt daarmee een zuidelijker publiek aan, minder massaal en commercieel misschien, maar wel elegant. Binnenkort opent lingerieontwerpster Marlies Dekkers er een winkel. De vrouw die Nederland uit de HEMA-onderbroek hielp en in de sensuele string, past inderdaad beter bij een carpaccio dan bij een bockworst.
DesignerOutlet Roermond.
www.zuiderlucht.eu
komiek Billy Connolly heeft zich ooit uitgeleefd op de contouren van de Britse eilanden. Engeland, Schotland en Wales lieten hem denken aan een vrijster die met wapperende rokken wegholde voor het dartele keffertje Ierland dat haar in de kuiten dreigde te bijten. Gedenkwaardig, hoe Connolly haar paniek verwoordde: met prachtig stijgende en vallende oh’s in de tongval van Glasgow, een hoofdstad van de urbane humor. De beide provincies Limburg lijken op de Britse eilanden, qua kustlijn. Nederlands-Limburg is, zoals wij in Maastricht zeggen, een lang sjroet – een te hoog opgeschoten kalkoen, met veel loshangend vlees. De vorm van deze provincie kent in absurde grilligheid slechts zijn meerdere in Engeland-Schotland-Wales. Belgisch-Limburg zit daar beneden als een wollige bol te wachten, net als het ronde Ierland. Daarmee houdt de vergelijking op. Belgisch-Limburg bijt niet. Het is een brave provincie, met de geur van dennenbomen en de kleur van paarse heide. Haar bewoners gaan niet voluit. Welke taal bezigen zij? Mijn oren zeggen me dat ze Standaard-Vlaams spreken, maar met een zangerig accent. Zij zijn de enige Vlamingen die in Noord-Nederland worden verstaan. Voorbeeldige Belgen, net als de bewoners van de Oostkantons, die zuiver Duits spreken maar zich Belg noemen, Sire. Waarom zouden de Belgische Limburgers contact willen zoeken met de smalle strook aan de andere kant van de Grensmaas? Vanwege de culturele overeenstemming?
geen nederlandse provincie zo
versplinterd als Nederlands-Limburg. Van Eijsden tot de Mookerhei, zo gaat het carnavalsliedje. Maar tussen Maastricht en Venlo bestaat er al nul empathie en synergie. De Belgisch-Limburgers hebben geen belangstelling, behalve in de vrijdagochtendvis op de Maastrichtse Markt. Begrijpelijk. Omgekeerd interesseren de Nederlands-Limburgers zich evenmin voor de Kempen. Maastricht is gericht op Luik, Heerlen op Aken, Venlo op... Kaldenkirchen? De romantiek van culturele toenadering tussen beide Limburgen is een hobby van de parmantige leraar Nederlands of de regiojournalist. De argumenten moeten worden gezocht in het roemrijke verleden. “Verleden altijd roemrijk.” Het lemma zou niet misstaan in Gustave Flauberts Woordenboek van pasklare ideeën. Het geval wil dat de twee provincies een decenniaatje of wat (1795-1814) door de ‘verlichte’ Fransen bij elkaar in de hoek zijn gezet. Een grap die door Willem I nog een paar jaar is gecontinueerd. W.F. Hermans heeft zich eens laten ontvallen dat de Franse tijd het beste is dat de Lage Landen, aanslibsel van de Maas, is overkomen. Eveneens een grapje en, anders dan Connolly, niet leuk. Toch lijkt de opmerking hier en daar serieus te worden genomen. Het departement van de Nedermaas! Van Achel tot Vaals, van Afferden tot Zichen waren we één cultuurnatie! Dat waren nog eens tijden! Waarom zouden die, in het nieuwe Europa van de regio’s, niet kunnen terugkomen? Daarom niet! Groot-Limburg is een onzinnig geheel, even onzinnig als Nederlands-Limburg. De regio Aken-Luik-Maastricht is een laboratorium waar we wél spannende experimenten kunnen ondernemen. Staatkundig hebben deze steden nooit één dak gekend. Dat gedroomd verleden bestaat niet. Maar er is altijd echte interactie geweest. Botsing en hartstocht. Zulke grensoverschijdende regio’s verdienen culturele investering. Ad van Iterson is schrijver, columnist en docent aan de Universiteit van Maastricht.
cultureel maandblad
april 2009
Genk en Heerlen komen boven Van mijnberg naar mijnberg is het 35 kilometer tussen Heerlen en Genk. Op de top van de een zie je, bij helder weer, de ander liggen: gelijkvormige relicten van twee voormalige mijnsteden die zich aan de hand van kunst en cultuur ontworstelen aan een zwart verleden. “Dit succes hoort bij het opgroeien als stad.”
door Wido Smeets
B
ijna wekelijks rijdt Eddie Guldolf tijdens zijn middagpauze naar Winterslag, het voormalige mijncomplex net buiten Genk. Op de parkeerplaats verorbert hij zijn lunchpakket en geniet van het uitzicht: de nieuwbouw van de Media en Design Academie en het nieuwe theater op C-Mine - zoals het mijncomplex inmiddels heet. “Ge weet niet wat ge ziet, zo rap als het gaat”, zegt Guldolf, theaterprogrammeur bij het Cultuurcentrum Genk die C-Mine als toekomstige werkplek heeft. In 2010 verhuist het Cultuurcentrum naar het nieuwe theater, pal naast de fiere mijntorens van Winterslag, landmarks die tot in de verre omgeving te zien zijn. C-Mine is het culturele sluitstuk van drie decennia ‘reconversie’, de omschakeling naar een nieuwe sociaal-economische werkelijkheid in Genk. In die nieuwe realiteit schrijft de voormalige mijnstad Genk cultuur met een hoofdletter. En C-Mine moet het paradepaardje worden waar verleden en toekomst elkaar een hand geven. Niet alleen door de nieuwbouw van academie en theater. In het hoofdgebouw hebben zich al een megabioscoop, een fitnesscentrum en een restaurant gevestigd. In de voormalige paardenstallen van de mijn heeft keramist Piet Stockmans zijn werkplaats en in het hoofdgebouw, pal naast de entree, zit de befaamde tassenontwerper Michaël Verheyden met atelier en showroom. Verder komen er nog een Transformation Factory, een kenniscentrum over design, en een bezoekerscentrum waar mensen zich kunnen verdiepen in de mijnhistorie van het gebied. Waar 35 kilometer verderop Heerlen onder het motto ‘van zwart naar groen’ het mijnverleden van zich afschudde en inzette op de transformatie tot Parkstad, koestert Genk steeds nadrukkelijker zijn mijnverleden. De restauratie en invulling van het Winterslag-complex laten zien hoe een jonge, relatief kleine stad (65.000 inwoners) zich een cultureel profiel aanmeet. Een omslag die rond 2000 begon met de renovatie van Casino Modern, bij de ex-mijn Waterschei, dat onderdak biedt aan De Queeste (theater), Artisit (beeldende kunst voor psychiatrisch patiënten), Personal Moutains ( jazz) en Flacc (werkplaats voor kunstenaars). Eddie Guldolf wacht me op in hotel Carbon,
14
onder een plafond van ambachtelijk gebakken tegels. Het hotel, ontworpen door de Genkse architect Peter Cornoedus, hoort een jaar na opening tot de top-vijf van designhotels in Europa. Zo’n concept zou tien jaar geleden ondenkbaar zijn geweest, zegt Guldolf: “Dit succes hoort bij het opgroeien van Genk als stad.” Net als de nieuwe stadsbibliotheek van de Franse architect Claude Vasconi in het nieuwe stadscentrum. “In verhouding tot het inwoneraantal is het de best beklante bibliotheek van België. Het gebouw is in korte tijd uitgegroeid tot favoriete hangplek voor jongeren. Ze komen er bijeen om te kletsen, te lezen en muziek te luisteren.” Aan de overkant heeft kunstenaar Pieter Vermeersch door een fluorgele verticale striping het grauwgrijze stadhuis boven zichzelf uitgetild. Zoals het goede kunst betaamt, is niet iedereen er mee in zijn sas. “Gelukkig is het slechts tijdelijk”, luidde de reactie van schepen Vera Withofs van Cultuur. Midden op het Stadsplein prijkt de Zuil van Genk van de Italiaanse kunstenaar Luciano Fabro, eveneens een punt van debat in het stadje waar tot voor kort alleen de verrichtingen van voetbalclub Racing Genk de gemoederen in beweging kregen.
V
rijwel tegelijk met Genk is ook Heerlen begonnen aan een ‘culturele lente’, na decennia van economische miserie en gesneefde ambities. De katalysator was een bijeenkomst in de schouwburg in juli 2003, herinnert Ben van Melick zich. Het plan Oranje Nassau Park zou de verloedering en verpaupering achter het NSstation een halt toe moeten roepen. Van Melick: “Met veel misbaar maakte kunstenaar Michel Huisman kiezel van dat plan. Verbouwereerd keken zowel plannenmakers als publiek om zich heen. Wat nu? Huisman strooide wat met ideeën, waarna NS Vastgoed hem vroeg die verder uit te werken.” Van Melick (neerlandicus, criticus en permanent aanjager van debat over kunst en cultuur) was een jaar later ook van de partij toen in het Royal Theater de plannen van Huisman voor het stationsgebied werden gelanceerd. “Het was een wervelende show met veel applaus.” Er was ook kritiek, verwoord in een door grafisch ontwerper Piet Gerards geïnitieerd manifest, maar die bleek niet goed te vallen. Van Melick “De publicatie werd volstrekt genegeerd door de politiek, die zich door Huisman had laten begeesteren. Wie tegen Huisman is, is tegen Heerlen, dat was zo’n
www.zuiderlucht.eu
Van linksboven met de klok mee: Schacht Nulland bij Kerkrade, de nieuwe de draf- en renbaan bij Landgraaf, de huidige Pinkpop-ocatie.
beetje het klimaat.” In dezelfde periode stond het voormalige warenhuis van Schunck, in de volksmond het Glaspaleis, in de steigers. De invulling tot cultuurtempel hield de Heerlenaren minder bezig dan de overschrijding van het bouwbudget.
cultureel maandblad
april 2009
gronds
Dietse cultuur door Willy Claes
een onlangs
‘Heerlenaren kunnen nog niet goed met kritiek overweg.’ curator Wolfgang Becker al dat het Glaspaleis alleen kans van slagen maakt als het zich met één gezicht presenteert. Dat moet er nu van komen.”
O
ok in Genk was de culturele lente geen vanzelfsprekende zaak. Waar Heerlen niet meer herinnerd wenste te worden aan het mijnverleden en de meeste relicten uit die periode uit de weg ruimde, liet Genk het aanvankelijk “op Vlaamse wijze aanslepen”, zegt Guldolf. “Tegelijkertijd heeft de stad op een heel verantwoorde manier de heropbouw ingezet. Eerst met een herindustrialisatie, versterking van de sociale netwerken en verbetering van de infrastructuur.” De investeringen in kunst en cultuur zijn het sluitstuk van die aanpak. Van het afzetten tegen het mijnverleden is in Genk geen sprake, volgens Guldolf. “Drie jaar geleden hadden we een grote expositie over Barbara, de patroonheilige van de mijnwerkers, een combinatie van oude kunst, volkskunst en hedendaagse kunst. Vertrekpunt was dat Babara van oorsprong een Turkse was. Het gaat erom dat je integer omgaat met die wonde - wat het mijnverleden ook hier is.” Zoals de producties van theatergezelschap De Queeste, meestal op locatie, met thema’s uit de recente stadshistorie. “Er komen mensen op af die nooit een theater bezoeken. Sommigen zitten na afloop te huilen.” In Heerlen constateert Ben van Melick dat in de jaren tachtig de basis werd gelegd voor de culturele opleving van nu, met (voorlopers van) festivals als Cultura Nova en Booch! “Er gebeurde veel op het gebied van moderniteit, de blik was ook toen al naar buiten gericht. Iemand als Nic Tummers, architectuurcriticus is daar eigenlijk altijd mee bezig geweest. In dat opzicht is Stijn Huijts niet in een zwembad zonder water gesprongen.”
Media & Design Academie op C-Mine bij Genk, hotel Carbon in Genk en
Inmiddels is Schunck Glaspaleis alweer vier jaar onderweg, na een valse start nu onder leiding van Stijn Huijts. Van Melick: “Het is een zegen dat Huijts er is. Hij heeft de knelpunten gezien, ik hoop dat hij ze kan oplossen. Bij de openingsexpositie Breaking Glass in 2005 zei
15
Het stelt Van Melick gerust dat Huijts bij zijn programmering in Schunck Glaspaleis kwaliteit als criterium hanteert. Maar, zegt hij, ook kritiek is een onderdeel van kwaliteit, en daar is Heerlen wat minder goed in. “Dat zagen al bij het plan Huisman, en bij de nieuwjaarsrede van theaterdirecteur Bas Schoonderwoerd. Nic Tummers ging daar na afloop enorm over te keer. Hij stond daarin niet alleen, maar was wel de enige die het hardop zei. Heerlenaren kunnen nog niet goed met kritiek overweg. Alles groeit en bloeit, maar niet elke bloem heeft de exotica die je ervan verwacht.”
www.zuiderlucht.eu
gepubliceerde studie opent met een verrassende en ontgoochelende vaststelling: “In de grensstreken van ons land ervaart men, ondanks de voortschrijdende eenwording, nog dagelijks de barrières welke de grens nog steeds opwerpt. Het heeft er veel van weg dat grensoverschrijdende samenwerking en samenleving moeilijker worden naarmate het Europese integratieproces zich ontwikkelt en de ambities en verwachtingen over de mogelijkheden daarvan toenemen.” Het noodlot van grensgebieden is velerlei. Er is het negatieve, scheidende effect van iedere politieke grens. Er is het pijnlijk nadeel van de perifere ligging. Ook het gebrek aan politiek gewicht dient vermeld, hetgeen zich overigens lange tijd heeft laten gevoelen zowel in Nederlands als Belgisch Limburg. Aldus kan het niet betwist worden dat de nationale grenzen de regionale ontwikkeling van de Maasgewesten sterk hebben afgeremd. Achter het fenomeen grens schuilt dikwijls de koppige, blinde weerstand van nationaal egoïsme en eigengereidheid. Als er vandaag heel wat redenen tot fierheid en genoegdoening in Hasselt en Maastricht kunnen geformuleerd worden, dan moet de verklaring hiervoor veelal in interne dan wel in nationale dynamiek gezocht worden. En nochtans, aan beide kanten van de Maas wonen Limburgers, waarvan niemand de onderlinge verwantschap, de historische lotsverbondenheid en de actuele gemeenschappelijke belangen en rijke potentialiteiten in twijfel kan trekken. Niemand kan betwisten dat, ondanks eeuwenlange scheiding die tot vervreemding had moeten leiden, er nog steeds minder verschil te noteren valt tussen de Limburgse gewesten aan beide zijden van de Maas dan tussen Limburg en de andere regio’s van de zuidelijke en de noordelijke Nederlanden. Dit kan niet verbazen. De wieg van de Dietse cultuur stond aan de Maas. Slechts in de Bourgondische tijd verschoof het centrum naar Vlaanderen en Brabant, en later nog in de Gouden Eeuw, naar Holland. Terloops, de Limburgers hoeven zich dus zeker niet te schamen over hun gemeenschappelijke culturele achtergrond en hun waardevolle inbreng in de cultuur van de Lage Landen.
de europese
integratie moet Limburg een uitgelezen kans bieden zich te bevestigen en verder te ontwikkelen. De doelstelling van beide gouverneurs tot uitbreiding en verdieping van samenwerking past in het noodzakelijke proces tot uitbouw van een Europese Unie, geroepen om tot één der leidende componenten uit te groeien van een multipolaire, geglobaliseerde wereld. Vanuit dat oogpunt zou elke teloorgang van de Limburgse identiteit een verarming betekenen voor bedoeld Europees éénwordingsproces. Het dient beklemtoond dat er geen tegenstrijdigheid bestaat tussen gehechtheid aan de gemeenschappelijke Limburgse regio en de loyaliteit ten aanzien van de Nederlandse en Belgische staten, laat staan van de Europese natie in wording. Het zou dan ook van een verstandig nationaal en Europees subsidiariteitbeleid getuigen als een grensregio als Limburg vanwege de nationale overheden een faire kans zou krijgen om een alles omvattende grensoverschrijdende strategie te ontwikkelen. Er werden meer dan voldoende eerbiedwaardige wetenschappelijke studies ter zake gepubliceerd. Voor duurzame realisatie is het ogenblik van de politieke besluitvorming en actie aangebroken. Willy Claes, unitarist, was in de jaren zeventig en tachtig minister van economische zaken in België en daarna secretaris-generaal van de NAVO. Tegenwoordig is hij Minister van Staat.
cultureel maandblad
april 2009
’n Oude liefde die blijft broeien Al 170 jaar zijn de twee Limburgen gescheiden. Maar oude liefde blijft broeien, zegt directeur Guido Wevers van het Theater aan het Vrijthof. “Waar het om gaat, is hoe je overeenkomsten en verschillen tastbaar kunt maken. Dat kan in de kunsten. Want kunst kan het niet benoembare benoemen.”
Guido Wevers. foto Theater a/h Vrijthof
door Meyke Houben
H
et heeft lang genoeg geduurd, met de scheiding tussen de twee Limburgen, vinden de gouverneurs aan weerszijden van de Maas, Léon Frissen en Steve Stevaert. Ze verwoordden hun ambities voor een hechtere samenwerking in een manifest, het Limburg Charter. De ondertitel: Oost-West Limburg Best. Het stuk gaat over kansen, prioriteiten, behoeften en kaders. Ambtelijke kost dus. Maar Guido Wevers,
Colofon Deze bijlage is gemaakt naar een idee van Zuiderlucht en werd financieel ondersteund door de provincie Limburg.
Beeldbewerking: PI Picture Improvement. Columns: Willy Claes, Ad van Iterson, Joep Leerssen, Stijn Meuris, Frans Timmermans en Guido Wevers. Coördinatie en eindredactie: Emile Hollman en Wido Smeets Cover: Hans Lemmen www.hanslemmen.nl Foto’s: Wim Pletzers, Ari Versluis & Elly Uittenbroek (Exactitudes), Louk Voncken, Zuiderlucht. Teksten: Emile Hollman, Meyke Houben, Wido Smeets, Annemarie Staaks, Paul van der Steen. Vormgeving: Annebeth Nies/Obi Design Zie ook www.zuiderlucht.eu
16
directeur van het Theater aan het Vrijthof in Maastricht en geboren in het Belgisch-Limburgse Maasmechelen, bekijkt het anders. “Ik moest glimlachen bij het lezen van de stukken”, zegt hij. “Je kunt die teksten namelijk ook lezen als een liefdesbrief. Ooit waren de twee Limburgen geliefden. Maar hun ouders, de koningen, dreven hen uit elkaar toen ze een akkoord bereikten over de splitsing van België en Nederland. De twee geliefden werden gescheiden en ontwikkelden zich elk op hun eigen manier. Maar ergens bleef de oude liefde broeien en af en toe werden er knipoogjes uitgewisseld aan weerszijden van de Maas.” Wevers heeft het amoureuze verhaal als uitgangspunt genomen voor een grote showavond op 7 april in het Theater aan het Vrijthof. Onder de naam Pas de Deux is deze show de aftrap van allerlei festiviteiten die de samenhang tussen de twee provincies een gezicht moeten geven. Wevers: “Pogingen tot een hechtere samenwerking worden vaak ervaren als een ambtelijke constructie. Waar het om gaat, is hoe je de overeenkomsten en de verscheidenheid tussen die twee provincies tastbaar kunt maken. Dat kan in de kunsten. Kunst kan het niet benoembare benoemen. Zonder theoretisch verhaal, maar op het podium, met een poëtische show. De vraag die wij ons op 7 april stellen is: bestaat de liefde nog tussen die twee jongeren, die lang geleden zo bruut uit elkaar zijn gedreven? Wij doen die avond een poging om ze weer samen te brengen. En misschien maken we wel hun coming out mee en zijn we getuige van een hernieuwde liefdesverklaring.” Het wordt hoe dan ook een avond met muziek, spel, show en amusement. Een avond ook die één grote metafoor is voor de liefde. Meer wil Wevers er niet over kwijt: “Het precieze programma moet een verrassing blijven.” Pas de Deux is het eerste grote evenement dat ruchtbaarheid moet geven aan de beoogde samenwerking tussen de beide Limburgen. Op 19 april volgt een officiële bijeenkomst tussen de provinciebesturen en op 23 mei organiseert Belgisch-Limburg een groot volksfeest op de Maas, de natuurlijke grens tussen de twee gebieden, in Meeswijk-Berg. En zo moet er langzaam iets moois groeien tussen de twee provincies. “Niet langer meer staan beiden rug tegen rug, met de Maas als natuurlijke barrière, maar schouder aan schouder, ja zelfs hand in hand”, zo staat het in het Limburg Charter te lezen. Voor Wevers is die samenwerking al langer vanzelfsprekend. “Wij hebben vanuit het theater een uitwisseling met onder andere Luik en Hasselt. Zo zijn we met een bus theaterliefhebbers naar Luik gereden. We hebben er samen met het Luikse publiek een voorstelling gezien, maar ook aan lange tafels boulettes en frites gegeten.
www.zuiderlucht.eu
Aan het eind van de avond zwaaiden de Luikenaren de Maastrichtenaren uit. Binnenkort is er een soortgelijke ontmoeting in Maastricht. Dan komen de Belgen naar hier om een opera te zien en trakteren wij op champagne. Veel samenwerkingsprojecten ontstaan op de vloer, tussen kunstenaars onderling. En intussen hebben we zo veel contacten over de grens dat de oversteekmogelijkheden legio zijn.”
A
ls geboren Vlaming staat Wevers met één been aan de Belgische kant van de Maas en met het andere in Nederland. Ziet hij vooral verschillen of juist overeenkomsten tussen Limburgers aan weerszijde van de landsgrens? Peinzend: “Het is net als met die twee geliefden. Als je lid wordt van een andere familie, ga je ook ander gedrag vertonen.” Hij is huiverig om concrete voorbeelden te noemen. “Ik ben bang om in clichés te vervallen. Maar vooruit, neem Sinterklaas. In Nederland is het grootste plezier tijdens pakjesavond de gedichten en surprises. In België kennen we dat niet, daar vind je ’s ochtends alle cadeaus uitgepakt op tafel. Een geweldig moment, maar mijn gezin begrijpt niet wat daar leuk aan is.” Hoe dan ook, 2009 moet het jaar worden waarin de overeenkomsten de boventoon gaan voeren. Als het aan de bestuurders ligt, spreken we vanaf nu niet meer over Nederlands- en Belgisch-Limburg, maar over Oost-Limburg en West-Limburg. De eerste voorzichtige schreden op het liefdespad zijn gezet. En op 7 april in het Theater aan het Vrijthof wordt de aangekondigde verloving bezegeld met een stevige kus.
Afbeelding: Roel Meertens. www.roelmeertens.nl
cultureel maandblad
april 2009