Van
: Bureau RVS
Aan
: DVC Oost-Utrecht/Utrecht/West-Utrecht
Datum
: Augustus 2014
Onderwerp
: Evaluatie Nazorg ex-gedetineerden regio Utrecht
MEMO
Hierbij treft u de evaluatie nazorg ex-gedetineerden met diverse adviezen voor de toekomst. Een uitgebreidere versie van de evaluatie met bijlagen treft u aan op de website van bureau RVS.
Samenvatting Nazorg draagt bij aan succesvolle re-integratie van ex-gedetineerden en hierdoor wordt de kans op recidive van criminaliteit kleiner. Nazorg gebeurt door procesondersteuners en informatiemakelaars. Uit de evaluatie is gebleken dat nazorgtaken in de regio Utrecht in het algemeen steeds beter worden uitgevoerd; in Oost-Utrecht (in het bijzonder Eemland-Zuid, Binnensticht en Heuvelrug) en Utrecht-stad is de meeste vooruitgang geboekt. Zo ziet de helft van de respondenten een verbeterde leefsituatie van gedetineerden, een daling van de recidive en betere informatie-uitwisseling tussen gemeenten en penitentiaire inrichtingen. Ook vaak genoemd: meer werkafspraken met gemeentelijke diensten en externe organisaties en regie op lastige cases. Deze evaluatie beschrijft de huidige situatie rond de nazorg ex-gedetineerden, inclusief ontwikkelpunten. De evaluatie besluit dan ook met diverse adviezen op inhoudelijk en organisatorisch vlak en over hoe in te spelen op de komende ontwikkelingen.
1. Achtergrond: opdracht tot evaluatie in 2014 en onderzoeksverantwoording Op 4 maart 2013 hebben de DVC’s in West-Utrecht/Utrecht/Oost-Utrecht besloten te participeren in lokale nazorg aan ex-gedetineerden met regionale coördinatie, een uniforme systematiek en ICTsysteem van werken en een financieringssystematiek. Afspraak was dit in 2014 te evalueren1. De evaluatie is uitgevoerd door bureau RVS met ondersteuning van bureau Alpha. Voor de evaluatie zijn 4 plenaire sessies gehouden met de medewerkers nazorg en ketenmanager VHRU, 57 digitale vragenlijsten van personen uit het brede nazorgnetwerk, relevante documenten en uitstroomgegevens geanalyseerd alsmede een tiental interviews gevoerd met leidinggevenden en andere sleutelfiguren. In deze evaluatie gaan we achtereenvolgens nader in op de huidige organisatie van de nazorg, de (resultaten van de) taakuitvoering, de regionale coördinatie, de gemeentelijke verantwoordelijkheid en de in- en externe samenwerking.
2. Doel van de nazorg: via verbeterde re-integratie verminderen recidive (meer veiligheid) Voorbeeldcasus: een dertiger, pleger van huiselijk geweld, komt na een half jaar detentie vrij. Informatie vanuit gemeenten en PI, aangevuld door de politie geeft een zorgelijk beeld: persoon is voorheen langdurig gedetineerd geweest, zwervend bestaan; geen woning noch arbeid; alcoholverslaving en schulden; oud GGZ-dossier; heeft ID; dreiging van agressie naar familieleden die angstig zijn. Nazorg om recidive te voorkomen is nodig. Gemeente, GGD, maatschappelijk werk, opvang, Victas, VHRU, politie en OM zijn betrokken. Jaarlijks keren ruim 1800 personen in de provincie Utrecht terug uit detentie: de helft naar Utrecht-stad en de rest ongeveer gelijk verdeeld over West-Utrecht en Oost-Utrecht (uitstroomcijfers zie bijlage 1). Landelijk onderzoek laat hoge recidivecijfers zien in deze doelgroep: 50% komt binnen 2 jaar en 70% binnen 6 jaar opnieuw in aanraking met Justitie (Wartna, 2011). De kans op recidive is kleiner als bij re-
1 Omdat Utrecht-stad de nazorg in 2013 al heeft geëvalueerd, ligt de nadruk hier m.n. op Oost- en West-Utrecht.
1
integratie na detentie enkele basale voorwaarden zijn ingevuld. In het Samenwerkingsmodel Nazorg exgedetineerden hebben ministerie van V&J en de VNG in 2009 afgesproken dat gemeenten op 5 leefgebieden voorzien in nazorg. Dit zijn: ID-bewijs, huisvesting, inkomen & werk, schulden en zorg. Nazorg is een gemeentelijke taak vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor maatschappelijke opvang, OGGZ, verslavingszorg, huisvesting en niet in de laatste plaats sociale veiligheid.
3. Huidige situatie (kern van de evaluatie) Organisatie nazorg in regio Utrecht Lokale nazorg geclusterd georganiseerd De nazorg is namens 22 gemeenten georganiseerd in 2 regionale coördinatiepunten nazorg (RCN-en) voor Oost-Utrecht en West-Utrecht/Stad voor 7 clusters2 van gemeenten. Deze gemeenten bundelen capaciteit, de benodigde kennis en ervaring en werken samen voor een meer doelmatige en doeltreffende uitvoering van de nazorgtaken. Kwaliteit en continuïteit kunnen zo beter gewaarborgd worden en ook voor ketenpartners als penitentiaire inrichtingen is een RCN gunstig. In Oost- en WestUtrecht bedienen 3 procesondersteuners meerdere clusters. Zij worden inhoudelijk aangestuurd door 6 informatiemakelaars; de coördinatie van de nazorg is voor hen een deeltaak. In Utrecht-stad voeren 2 procesondersteuners de nazorgtaken uit (1 ervan voert tevens enkele informatiemakelaartaken uit), aangestuurd door een stedelijk coördinator (in deeltaak). De ketenmanager van het Veiligheidshuis Regio Utrecht (VHRU) is als regionaal coördinator voor al deze medewerkers vraagbaak als het om nazorg gaat. Hij zorgt samen met hen voor een goede aansluiting met het VHRU waar een deel van de groep ex-gedetineerden door de ketenpartners wordt aangepakt. De medewerkers van West-Utrecht en Stad werken (deels) ook vanuit het VHRU. Financiering van procesondersteuners, werkplekken en ICT is verdisconteerd in de totale gemeentelijke bijdrage aan regionale veiligheidsvoorzieningen. Werkgeverschap procesondersteuners beter organiseren Amersfoort en Utrecht hebben procesondersteuners in vaste dienst; de Amersfoortse medewerker werkt voor alle Eemlandgemeenten. Gemeenten in West- Utrecht, Binnensticht en Heuvelrug geven aan te worstelen met het werkgeverschap van de procesondersteuners. Respondenten noemen dat dit beter geregeld zou moeten worden. Enerzijds vanuit oogpunt van risicospreiding voor werkgevers (ook in Amersfoort is dit aspect nog niet geregeld), anderzijds vanuit goed werkgeverschap voor de medewerkers. Ten derde vinden respondenten vanuit oogpunt van continuïteit en kwaliteit meer geclusterd werkgeverschap raadzaam; het versnipperde werkgeverschap staat verdere doorontwikkeling van de nazorg in de weg. Er zijn hierin verschillende opties verkend: alle procesondersteuners positioneren bij één regionale beheerorganisatie dan wel hen positioneren bij één beheerorganisatie per district dan wel allen apart bij een grote gemeente in hun clusters. Voor optie 1 is vooralsnog geen draagvlak; de opties 2 en 3 worden in goed ambtelijk overleg uitgewerkt. Procesondersteuners voeren de basistaken uit; informatiemakelaars coördineren de complexe cases Procesondersteuners wisselen informatie uit met de Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) en stemmen de n.oodzakelijke acties binnen PI’s en gemeentelijke en overige diensten af. Zij ontvangen, verwerken en versturen vanaf dag 1 van de detentiemelding via het registratiesysteem DPAN, mail en telefoon informatie op de 5 leefgebieden ID-bewijs, huisvesting, inkomen & werk, schulden en zorg tussen binnen (informatie die gedetineerde in de PI verstrekt) en diverse organisaties buiten. Naast de diverse gemeentelijke diensten in hun eigen cluster raadplegen zij ook organisaties op het vlak van hulp (bv. GGZ), drang (bv. reclassering) en dwang (bv. OM/politie). De procesondersteuners handelen de casussen zoveel mogelijk zelfstandig af in samenwerking met de verantwoordelijke gemeentelijke afdelingen en externe organisaties. De lastige, meer complexe casuïstiek dragen zij over aan de informatiemakelaar of coördinator nazorg die ook de contacten heeft in het Veiligheidshuis (bijv. via casusoverleggen voor kopstukken en veelplegers) of rechtstreeks aan de ketenmanager VHRU.. Resultaten taakuitvoering Meerwaarde van nazorg wordt positief beoordeeld Uit de evaluatie is gebleken dat nazorgtaken in het algemeen steeds beter worden uitgevoerd, m.n. in Oost-Utrecht (in het bijzonder Eemland-Zuid, Binnensticht en Heuvelrug) en Utrecht -stad.
2 Clusters = voormalige politiedistricten Eemland Noord, Eemland Zuid, Binnensticht en Heuvelrug in district Oost-Utrecht; Lekstroom en Rijn & Venen in district West-Utrecht en ten slotte district Utrecht-stad. Vier gemeenten verrichten de nazorg in eigen beheer; dit valt buiten het bestek van deze evaluatie. Zie bijlage 1.
2
Leidinggevenden ervaren dat er meer regie is op de lastige casussen. Structurele informatieuitwisseling tussen de casemanagers in de penitentiaire inrichtingen en gemeenten is tot stand gebracht. Er zijn meer werkafspraken met gemeentelijke diensten en externe organisaties gerealiseerd. Ruim de helft van de ondervraagde netwerkpartners ziet in vergelijking met 2 jaar geleden een verbeterde leefsituatie van ex-gedetineerden. En ruwweg de helft meent een recidivedaling te zien door betere nazorg3. Hoewel dit geen harde cijfers zijn, is het wel een duidelijke indicatie voor effectiviteit. Immers, maatschappelijke kosten veroorzaakt door veelplegers of andere personen die na detentie terugvallen in een crimineel leefpatroon kunnen volgens prof. Vollaard (2010) al snel duizenden4 euro’s per persoon per maand belopen. Investeren in nazorg is dus investeren in veiligheid. Door tussenkomst van procesondersteuners weten gemeentelijke diensten steeds vaker op tijd de uitkering van een gedetineerde tijdelijk op te schorten en weet ook een wijkagent zonodig dat een gedetineerde in zijn wijk terugkeert. Echter, structurele managementinformatie is niet beschikbaar en ook kwaliteitscontrole voor de nazorg is er niet. Leidinggevenden wensen meer zicht op de voortgang en kwaliteit. Het gezamenlijke ICT-systeem voor verantwoordingsinformatie wordt eind 2014 verwacht. Verbetering in werkproces door betere autorisatie in systemen mogelijk De verschillende opdrachtgevende gemeenten hebben hun procesondersteuners niet geautoriseerd. Hierdoor kunnen zij niet zelf rechtstreeks de gemeentelijke basisregistratiesystemen raadplegen. Gevolg van dit tijdverlies is dat kortgestraften regelmatig al weer buiten staan, voordat de PI adequate gemeentegegevens in het re-integratieplan heeft kunnen meenemen. Snelheid is belangrijk, omdat uit justitiecijfers blijkt dat 50% van de gedetineerden binnen 4 weken terugkeert en 70% binnen 3 maanden (WODC, 2011). In Utrecht-stad slagen de medewerkers nazorg er door autorisatie al steeds beter in uit te stijgen boven het niveau van enkel gegevensuitwisseling. Gestuurd door informatiemakelaars: steeds meer werkafspraken met partners effectief In 3 clusters in Oost-Utrecht en in Utrecht-stad zijn met veel belangrijke partners inmiddels werkafspraken effectief. In West-Utrecht en Eemland-Noord zijn o.m. door veel verloop beperkter afspraken gemaakt. In bredere zin vragen netwerkpartners om (nog) meer initiatief van de medewerkers nazorg. Het maken van deze werkafspraken is een kerntaak van informatiemakelaars, naast de coördinatie van complexe nazorgcasussen. De informatiemakelaars zijn druk doende meer werkafspraken te realiseren, bijv. ook in het kader van de decentralisaties en wijzigingen in het gevangeniswezen. Zorgpunt over de naleving van gemaakte afspraken betreft de afdelingen Werk & Inkomen (‘wisselend’). Verder is naleving in zowel Oost-Utrecht als Utrecht-stad redelijk tot goed te noemen. Een integraal overzicht van alle afspraken per gemeente is op aanvraag beschikbaar. Oost-Utrecht voert ook risicotaxatie uit, Utrecht stad in specifieke situaties extra betrokkenheid nazorg In 3 clusters in Oost-Utrecht voeren de procesondersteuners bovenop de basisnazorgtaken een risicotaxatie uit met o.a. politie-informatie. Zo kunnen ex-gedetineerden met een hoog of laag recidiverisico en ‘niet-kunners’ van ‘niet-willers’ worden onderscheiden. Dit gebeurt nog niet systematisch (op uiteenlopende wijzen met uiteenlopende informatie). Risicotaxatie is wel belangrijk om te kunnen bepalen voor welke categorie ex-gedetineerden (meer) intensieve inzet nodig is, op welke criminogene risicofactoren (en hoe) die inzet het beste gericht kan worden. Recidive kan zo nog beter worden voorkomen. In Eemland-Noord en West-Utrecht is alle tijd nodig voor het halen van het basale niveau op de vijf leefgebieden. Hier zijn de nazorgtaken nog meer in ontwikkeling (mede door verloop in formatie en organisatie). In Utrecht-stad wordt vanuit veel aanpakken direct met nazorg samengewerkt: bij de meeste gedetineerden die in het VHRU worden besproken (kopstukken, zeer actieve veelplegers en top-X-ers) en bij terugkeer van bepaalde ex-gedetineerden waarover de Justitiële Informatiedienst de burgemeester voortijdig informeert om bijv. risico op verstoringen van openbare orde (maatschappelijke onrust) tijdig in te schatten en zo nodig maatregelen te treffen.5
3 Van de 36 personen in het netwerk die menen hierop zicht te hebben, zien 21 personen (58%) een daling van de recidive. Dit is ‘ruwweg de helft’, nu 21 van 57 respondenten ‘weet niet/nvt’ scoren en slechts 5 mensen een stijging menen te zien. 4 Vollaard (2010) becijferde dat dit voor de meest ernstige categorie (zeer actieve veelplegers) kan oplopen tot zo’n € 15.000 per persoon per maand. 5 Op grond van de zog. BIJ-regeling (bv. voor bepaalde zedendelinquenten) en de BIOS-pilot (straatrovers en overvallers).
3
Kwetsbaar werkproces bij ziekte of vertrek van procesondersteuners; geen uniform werkproces Ervaringen (m.n. in West-Utrecht) hebben laten zien dat de huidige organisatie kwetsbaar is bij ziekte of vertrek van een procesondersteuner. In Oost-Utrecht is onderlinge vervanging inmiddels geregeld en ook in Utrecht-stad en West-Utrecht zijn er afspraken over het opvangen van de administratieve verwerking van detentiemeldingen om oplopende werkvoorraden te voorkomen. Maar in geen enkel cluster in de regio kan een vervanger nu rekenen op een goede, volledige lokale werkbeschrijving. In 2013-2014 is onder regionale coördinatie gewerkt aan één systematiek van werken. Flinke onderlinge verschillen in werkwijze tussen de districten staan het vastleggen van één werkwijze in een Regionaal Handboek Nazorg vooralsnog in de weg. Andere resultaten van de taakuitvoering: o Afspraken met gemeentelijke diensten specifiek voor de groep van in- en uitstromende gedetineerden (bv. opschorten uitkeringen) zijn steeds meer doorgevoerd; die aparte afspraken zijn erg nodig en belangrijk, vindt 81% van de respondenten; o Agenderen van het onderwerp nazorg: volgens 65% lukt het de meeste nazorg medewerkers om het onderwerp goed op de agenda te krijgen; o Sterke positie in het netwerk: volgens 66% hebben de medewerkers nazorg van netwerkpartners een sterke positie en krijgen ze daardoor veel voor elkaar (via persoonlijke contacten). Regionale coördinatie van de nazorg Verschillende startpositie, visie en werkwijze RCN-en In 2013 besloten de DVC’s tot lokale nazorg met regionale coördinatie en één uniforme systematiek en ICT-systeem van werken. De ketenmanager VHRU heeft zijn regionale coördinatierol gaandeweg moeten beperken. De verschillen in startpositie, visie en werkwijze van de RCN’s bleken groter dan gedacht. Die brachten bovendien verschillende behoeften met zich mee. De brede afstemmingssessies hebben beperkt geleid tot overdracht van expertise. De informatiemakelaars die de eigen winkel op uiteenlopende wijze aansturen, spreken overigens wel expliciet de wens uit om regionaal af te stemmen. Bij procesondersteuners is veel behoefte aan een werkprocesbeschrijving (Regionaal Handboek Nazorg). Het maken van regionale afspraken met regionaal werkende partners is nog ‘work in progress’. Wel zijn er lokaal steeds meer werkafspraken gemaakt die ook vaker en beter worden nageleefd. Een cluster in Oost-Utrecht (Eemland Noord) en de 2 clusters in West-Utrecht maken daarin met hun (nieuwe) informatiemakelaars in de komende periode nog een verdere inhaalsslag. Er is overeenstemming tussen ketenmanager en medewerkers nazorg over de scope van de regionale coördinatie. Een mooi resultaat van de regionale coördinatie is dat gekozen is voor één gezamenlijk ICT-systeem voor registratie- en verantwoordingsinformatie (naar verwachting eind 2014 gereed). Een ander resultaat is een collectieve subsidieaanvraag van de RCN-en (zogeheten Van der Staaij-gelden). Gemeentelijke beleidsverantwoordelijkheid, maar “wie is hem nu eigenlijk’’? De gemeente is zoals gezegd beleidsverantwoordelijk voor de nazorg gelet op de taken maatschappelijke opvang, OGGZ, verslavingszorg en huisvesting. Bovendien is nazorg zeer relevant voor het gemeentelijk beleid op sociale veiligheid; dáár wordt immers de pijn van de recidive van criminaliteit direct gevoeld. Een lokale visie of beleid op nazorg ex-gedetineerden met duidelijkheid over de lokale wensen en (on)mogelijkheden voor ex-gedetineerden (voorzieningen of aanbod qua huisvesting, dagbesteding, arbeidstoegeleidingstrajecten etc.) ontbreekt vaak, sinds het doelgroepenbeleid is afgeschaft. Nazorg is een complex taakveld: zorg, huisvesting, sociale veiligheid, werk & inkomen, burgerzaken e.d., met de bijbehorende gemeentelijke afdelingen en bestuurders en verschillende externe organisaties. Budget- en beleidsverantwoordelijkheid zijn niet in een hand: budget bij de wethouder en beleid bij de burgemeester. Dit complexe schaakveld met diffuse verantwoordelijkheden vergt veel handigheid, overtuigingskracht en netwerkvaardigheid van de medewerkers nazorg. Doorzettingsmacht, mandaat of ‘projectmacht’ hebben zij niet. Het kost de medewerkers nazorg ook veel tijd om zich intern op de kaart te zetten en een netwerk te onderhouden. De informatiemakelaars sturen veelal op het niveau van werkproces; zij ontwikkelen en adviseren in sommige gevallen ook over nazorgbeleid. Zij worden momenteel veelal aangestuurd door een of meer gemeentelijke functionaris(sen) die nogal eens op afstand staan van het onderwerp nazorg. Daarnaast hebben deze vaak ook weinig zicht op uitvoering van de nazorgtaken. De beperkte inbedding van nazorg in sommige gemeenten is ook zichtbaar in de worsteling van gemeenten in West- en Oost-Utrecht met de 4
verantwoordelijkheid van het werkgeverschap van procesondersteuners; die voelen zich daardoor te weinig gesteund in hun taken (en dit vergroot het risico op uitval). Huisvesting is belangrijk knelpunt bij een geslaagde re-integratie van ex-gedetineerden Huisvesting (te weinig aanbod) komt in de meeste gemeenten naar voren als het meest pregnante knelpunt, hoewel soms (bv. Binnensticht en Heuvelrug, en gemeenten als Stichtse Vecht en Woerden) woningen voor de doelgroep worden gereserveerd of zijn gerealiseerd, bv. door inkoop bij St. Exodus. Medewerkers nazorg steken hier relatief veel tijd in. Woonruimte is essentieel om recidive (bijv. ook via wonen onder voorwaarden) te helpen voorkomen. Huisvesting is extra complex en tijdrovend bij moeilijk plaatsbare ex-gedetineerden. Een ander knelpunt voor gemeenten (en PI-en) is dat de juiste vrijlatingsdatum niet altijd op tijd bekend is en een gedetineerde opeens al vrijkomt6. Dit kan de geloofwaardigheid van medewerkers nazorg bij gemeentelijke diensten en externe organisaties aantasten; afspraken worden opeens ‘rechts ingehaald’. Samenwerking: onbekendheid nazorg binnen gemeenten & toenadering tot gevangenissen Binnen gemeenten Hoewel de samenwerking rondom de doelgroep ex-gedetineerden toeneemt, worden medewerkers nazorg nu nog regelmatig belemmerd7 doordat gemeentelijke diensten nazorg niet goed op het netvlies hebben. Vooral de informatiemakelaars zijn hierdoor genoodzaakt de blik relatief veel naar binnen (gemeenten) te richten, zodat ze (met wisselend succes) deze doelgroep top of mind kunnen houden en werkafspraken kunnen realiseren. Buiten gemeenten Penitentiaire inrichtingen hebben behoefte aan een helder beeld van lokale beleidsprioriteiten om hierop hun detentie- en re-integratieplan per gedetineerde te kunnen aanpassen. Zij menen nu dat stijlverschillen tussen informatiemakelaars meer bepalend zijn. Op uitvoerend niveau (tussen procesondersteuners en maatschappelijk werkers in de PI-en) is het contact doorgaans goed. Meer direct contact in de communicatie is wel gewenst. Dit is opgepakt: in Oost-Utrecht komt een pilot waarbij procesondersteuners deels vanuit de PI Nieuwegein gaan werken, terwijl in West-Utrecht een procesondersteuner met werkervaring in de PI is gestart. Forse aanpassingen in het gevangeniswezen vragen van gemeenten om vroegtijdige afstemming. Het streven van de Dienst Justitiële Inrichtingen naar vroegtijdiger en meer verbinding met de hulpverleners ‘buiten’ maakt dit nodig en mogelijk; de PI-en gaan als het ware meer open. Gedetineerden die zich goed gedragen mogen daarbij in re-integratiecentra (RIC’s)8’ vroegtijdig binnen de muren al zelf zaken voor buiten regelen. Dit maakt het nodig dat procesondersteuners hun positie opnieuw bepalen, ook om dubbel werk te voorkomen. In Utrecht-stad maar ook in andere gemeenten zoals Veenendaal en Utrechtse Heuvelrug is de aansluiting op sociale wijk-, buurt- en interventieteams in het kader van de decentralisaties een nieuwe positieve ontwikkeling.
4. Adviezen voor de toekomst Vanuit de evaluatie volgen enkele adviezen op organisatorisch en inhoudelijk vlak en op gebied van anticiperen op komende ontwikkelingen. Samenvattend advies gelet op de organisatie, meerwaarde en regionale coördinatie: • Gelet op de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor nazorg en op de overwegend positieve resultaten van de uitgevoerde nazorgtaken, de werkwijze van lokale nazorg met regionale coördinatie in de RCN-en ook na 1 januari 2015 voort te zetten; de procesondersteuners nazorg toekomstbestendig te positioneren en de gemeenten Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater in overweging te geven ook deel te nemen in het RCN-West. • Hierbij de onderstaande adviezen uit deze memo in aanmerking te nemen.
6 Door bijv. vrijlating direct na zitting (na aftrek voorarresttijd); of indienen schorsingsverzoek; of zeker bij preventief gehechten is vrijlating afhankelijk van moment van voorgeleiding aan rechter-commissaris. 7 Een ruime minderheid (37%) is het eens met de stelling hierover in de vragenlijst. 8 In penitentiaire inrichtingen worden RIC’s (re-integratiecentra) geopend van waaruit gedetineerden met behulp van vrijwilligers via internet vroegtijdig zaken kunnen regelen voor hun terugkeer.
5
Advies Proces: 1. Stel binnen de districten West-Utrecht en Oost-Utrecht een bestuursovereenkomst vast waarin deelnemende gemeenten afspraken maken over samenwerking bij nazorg en in het bijzonder het toekomstbestendig positioneren van het werkgeverschap van de procesondersteuner incl. risicospreiding (zie bijlage voor een concept-bestuursovereenkomst). Verken verdere clustering van het werkgeverschap ten behoeve van betere continuïteit, kwaliteit en doorontwikkeling van de nazorg. Betrek in dit verband het effectief organiseren van lokale en regionale nazorgtaken bij de lopende verkenning naar de Toekomst regiovoorzieningen door de heer Sanders; 2. Maak met de medewerkers nazorg op papier (kwaliteits)afspraken over de gewenste resultaten op de 5 leefgebieden. Vraag hen om een aanzet. Zorg ook voor bestuurlijk commitment en verantwoording door voortgangsrapportages. Geef informatiemakelaars (per gemeente) een duidelijk(er) aanspreekpunt c.q. opdrachtgever, zowel ambtelijk als bestuurlijk (bv. afdelingshoofd Veiligheid en bestuurlijk de burgemeester). Zorg voor een gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid voor nazorg in het college. Bed de nazorg goed in in de gemeentelijke organisatie. Spreek een gemeentelijke escalatieroute af voor een effectievere afhandeling bij stagnatie; 3. Richt de regionale coördinatie van de nazorg meer op regionaal of bovenlokaal spelende knelpunten met externe organisaties, intervisie, gezamenlijke projecten en werkafspraken met regionale partners; speel gezamenlijk in op nieuwe ontwikkelingen als elektronische detentie en RIC’s (pak het momentum: juist nu liggen er voor afspraken met partners goede kansen door het behoorlijk samen optrekken van de Utrechtse gemeenten bij de decentralisaties);. Advies Inhoud: 4. Autoriseer procesondersteuners nazorg waar mogelijk voor gemeentelijke basisregistratiesystemen; 5. Voer, voor zover nog niet het geval, risicotaxaties in voor de ex-gedetineerden door medewerkers nazorg. Bepaal hierbij de gewenste screeningsmethode en stem met de PI af wie op welke factoren screent. Overweeg daarnaast focus aan te brengen in nazorg aan de groep gedetineerden op basis van prioriteiten uit het IVP en/of de regionale veiligheidsstrategie. 6. Leer van elkaar. Stem tussen de clusters onderling meer af op welke wijze uitkomsten van de screening leidt tot differentiatie van de doelgroep. Maak daarbij gebruik van de evidence based Risk-Need-Responsivity-principes van Andrews & Bonta (2009, 2012), Menger (2013). Gebruik de uitkomsten als input voor het maken van regionale afspraken met politie; 7. Zorg dat gemeenten - samen met woningcorporaties - beter aan de wettelijke Wmo-opdracht kunnen voldoen om te zorgen voor huisvesting voor burgers die dat niet zelf kunnen; 8. Bepleit landelijk (via VNG) verbeterde afspraken over de communicatie van “einde detentiedatum”, bv. via koppeling van JUST-ID aan registratiesysteem DPAN, opdat de juiste vrijlatingsdatum van gedetineerden tijdig(er) bij gemeenten bekend wordt; 9. Ondersteun regionale uitruil van moeilijk plaatsbare ex-gedetineerden in speciale gevallen; Advies inspelen op toekomstige ontwikkelingen: 10. Sociale wijkteams krijgen ook te maken met ex-gedetineerde inwoners; Zorg voor goede samenwerking en afspraken tussen sociaal domein en openbare orde en veiligheid; 11. Speel in op de veranderingen bij PI-en die vragen om herpositionering van procesondersteuners, zowel ten opzichte van de PI-en als binnen de gemeentelijke organisatie. Speel ook in op de pilots rond elektronische detentie. Zorg op verschillende manieren voor toename van direct contact van gemeenten met de PI-en: vermeng het werkproces (ook fysiek) ‘binnen’ en ‘buiten’ de PI; Zorg dat ook informatie over lokale beleidsprioriteiten- en accenten snel tussen gemeente en PI kan worden uitgewisseld, bv. door gedeeltelijke stationering procesondersteuners in de PI-en; Stuur dit proces regionaal dan wel districtelijk gecoördineerd met mandaat (niet door alle informatiemakelaars afzonderlijk) en stem dit goed af met PI-en. 12. Zorg ook voor regionale coördinatie van een goede besteding van de Van der Staaijsubsidiegelden voor nazorg, mocht de gezamenlijke aanvraag van de RCN-en worden gehonoreerd; 13. Zorg dat nazorg goed aansluit op de regionale ontwikkelingen naar een top X en ondersteun bestuurlijk in ieder geval gerichte nazorg op personen op een top-X.
6
Bijlage 1
Uitstroomcijfers uit detentie per gemeente 2011 aantal %
Regio Utrecht
2012 aantal %
2013 aantal %
1 2
Amersfoort Baarn
232 34
12% 2%
239 27
13% 1%
244 28
13% 2%
3 4
Bunnik Bunschoten
5 15
0% 1%
6 11
0% 1%
1 3
0% 0%
5 6
De Bilt De Ronde Venen
23 29
1% 2%
26 27
1% 1%
20 25
1% 1%
7 8
Eemnes Houten
5 23
0% 1%
8 15
0% 1%
3 14
0% 1%
9 10
IJsselstein * Leusden
39 4
2% 0%
35 5
2% 0%
39 10
2% 1%
11 12
Lopik * Montfoort *
6 7
0% 0%
5 3
0% 0%
5 6
0% 0%
13 14
Nieuwegein Oudewater *
93 3
5% 0%
99 8
5% 0%
118 2
6% 0%
15 16
Renswoude Rhenen
3 11
0% 1%
1 16
0% 1%
5 25
0% 1%
17 18
Soest Stichtse Vecht
38 53
2% 3%
39 51
2% 3%
36 54
2% 3%
19 20
Utrecht Utrechtse Heuvelrug
976 49
52% 3%
968 39
52% 2%
922 27
50% 1%
21 22
Veenendaal Vianen
76 19
4% 1%
61 16
3% 1%
76 11
4% 1%
23 24
Wijk bij Duurstede Woerden
12 39
1% 2%
12 41
1% 2%
9 31
0% 2%
25 26
Woudenberg Zeist
1 96
0% 5%
2 101
0% 5%
7 124
0% 7%
1845
100%
Totaal 1891 100% 1861 100% • Deze gemeenten hebben de nazorg in eigen beheer
Indeling districten, clusters nazorg en gemeenten in de regio Utrecht Oost-Utrecht: Eemland –Noord: Bunschoten, Soest, Eemnes, Baarn Eemland –Zuid: Amersfoort, Leusden, Woudenberg Binnensticht: De Bilt, Bunnik, Zeist Heuvelrug: Veenendaal, Renswoude, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede, Rhenen West-Utrecht: Lekstroom: Rijn en Venen:
Houten, Vianen, Nieuwegein Woerden, Stichtse Vecht, De Ronde Venen
Overige bijlagen 2-8 op aanvraag/website bureau RVS Midden Nederland: 2. Concept-bestuursovereenkomst procesondersteuner nazorg (voorbeeld Binnensticht-Heuvelrug); 3. Beleidsverantwoordelijkheid en taken gemeente voor nazorg; 4. Onderzoeksverantwoording; 5. Belangrijkste verbeterpunten (uit vragenlijst netwerkpartners nazorg); 6. Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen; 7. Verloop regionale coördinatie; 8. Doelgroepgerichte werkafspraken nazorg per gemeente.
7
Bijlage 2
Concept- Bestuurovereenkomst
Werkgeverschap Procesondersteuner Nazorg ex-gedetineerden
September 2014
Voorbeeld Binnensticht-Heuvelrug (nog aan te passen aan deelnemende gemeenten)
Ondergetekenden, De gemeenten De Bilt, Bunnik, Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal en Wijk bij Duurstede en Zeist, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door hun burgemeesters of door gemachtigde wethouders, hierna te noemen “de gemeenten”, Overwegende dat, • •
•
in het kader van het integrale veiligheidsbeleid en in het bijzonder de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de nazorg aan ex-gedetineerden een bovengemeentelijke rol is ontstaan; adequate deelname aan het Regionaal Coördinatiepunt Nazorg ex-gedetineerden Oost-Utrecht door het aanstellen van een procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden door en voor de clusters Heuvelrug en Binnensticht - naast de informatiemakelaars - voor de partijen van belang is; het noodzakelijk is om afspraken tussen partijen vast te leggen over de kosten en verantwoordelijkheden om onduidelijkheden te voorkomen en risico’s te beperken;
verklaren het volgende te zijn overeengekomen: Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze Overeenkomst wordt verstaan onder: • Partijen: de deelnemende gemeenten. • Veiligheidshuis: samenwerkingsverband van partners in de veiligheids- en zorgketen. • Veiligheidscollege Oost-Utrecht: bestuurlijk overleg van de voormalige politiedistricten Heuvelrug, Binnensticht en Eemland Noord en -Zuid mede ter voorbereiding op het Regionaal VeiligheidsCollege van de Politie-eenheid Midden-Nederland. • Afdelingsmanager: de afdelingmanager van de afdeling xx van de gemeente p.m. • Procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden: de persoon die de informatie uitwisselt over en acties uitvoert in samenwerking met de gemeentelijke diensten en externe partners in de veiligheids- en zorgketen, met betrekking tot de nazorg van ex-gedetineerden • Informatiemakelaar: de persoon die de belangen van de deelnemende gemeenten in het Veiligheidshuis Regio Utrecht behartigt en die het dagelijks aanspreekpunt is voor de Procesondersteuner nazorg. • Bureau Regionale veiligheidsstrategie (verder bureau RVS): het uitvoeringsorgaan van de regionale veiligheidsstrategie faciliteert de financieel-administratieve afwikkeling van het Regionaal coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden; het bureau int de overeengekomen nazorgbijdragen van gemeenten en verstrekt deze aan de werkgevende gemeente. • Voortgangsrapportage: jaarlijks te leveren schriftelijk document waarin is opgenomen welke werkzaamheden zijn verricht, wat het effect van die werkzaamheden was en hoe het functioneren is beoordeeld. Artikel 2. Onderwerp van de Overeenkomst 2.1. Partijen dragen de gemeente p.m. op een arbeidsovereenkomst aan te gaan met de beoogd procesondersteuner. 2.2. De arbeidsovereenkomst is gelet op de meerjarig gebleken geschiktheid van de huidige procesondersteuner voor onbepaalde tijd. Bij een nieuwe procesondersteuner geldt dat de arbeidsovereenkomst in beginsel één jaar duurt en dat bij gebleken geschiktheid de mogelijkheid bestaat om het dienstverband te verlengen voor onbepaalde tijd. 8
2.3.
2.4.
2.5. 2.6. 2.7. 2.8.
2.9.
De taken en werkzaamheden van de beoogde procesondersteuner zijn neergelegd in de bij deze Overeenkomst als bijlage 1 toegevoegde profielschets. Voor zover deze profielschets afwijkt van de bepalingen van de in lid 1 genoemde Overeenkomst, prevaleert de Overeenkomst. Het Veiligheidscollege Oost-Utrecht kan deze taken en werkzaamheden wijzigen. De gemeente p.m. treedt op als formeel werkgever voor de aangestelde procesondersteuner. De procesondersteuner wordt formeel en financieel ondergebracht bij de afdeling XXX van de gemeente p.m. voor de werkzaamheden voor 20 uur per week in schaal 8 ten behoeve van alle partijen. De inhoudelijke aansturing van de procesondersteuner in de dagelijkse werkzaamheden berust in beginsel bij de informatiemakelaars van het cluster Binnensticht resp. Heuvelrug. De afdelingsmanager van deze afdeling voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken, gehoord de informatiemakelaars en de contactpersonen van andere gemeenten. De werkplek van de procesondersteuner nazorg bevindt zich in beginsel te xxxx. Het rechtspositiereglement van de gemeente p.m. is op de procesondersteuner van toepassing. De gemeente p.m. draagt zorg voor correcte uitvoering van de in lid 1 genoemde Overeenkomst en houdt daarbij rekening met de bevindingen van het veiligheidscollege Oost-Utrecht. De jaarlijkse kosten van de procesondersteuner die ten laste komen van de werkgever, worden gedragen door de partijen, naar rato van de justitiële uitstroomcijfers van (ex)gedetineerden per gemeente over een gemiddelde van 3 jaar. Partijen zullen steeds tijdig alle voor een behoorlijke uitvoering van deze Overeenkomst noodzakelijke gegevens en inlichtingen verschaffen en alle medewerking verlenen.
Artikel 3. Rol veiligheidscollege Oost-Utrecht 3.1. Het Veiligheidscollege is belast met het toezicht op de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst. 3.2. Indien binnen het kader van deze Overeenkomst zich omstandigheden voordoen waarin deze Overeenkomst niet voorziet, beslist het Veiligheidscollege. 3.3. Het Veiligheidscollege c.q. de individuele portefeuillehouder per gemeente is betreffende het terrein van deze Overeenkomst gemandateerd. 3.4. Het Veiligheidscollege ontvangt een keer per jaar een voortgangsrapportage op basis van de inhoud over de werkzaamheden van de procesondersteuner (geïntegreerd met de jaarrapportage van de Informatiemakelaars en het Veiligheidshuis Regio Utrecht) en kan de afdelingsmanager aanspreken op het functioneren van de Procesondersteuner. Artikel 4. Duur van de Overeenkomst Deze Overeenkomst treedt in werking op xx 201x en geldt voor onbepaalde tijd. Artikel 5. Ontbindende voorwaarden 5.1. Indien gedurende de duur van deze Overeenkomst één of meerdere partijen worden betrokken bij een gemeentelijke herindeling informeert de betreffende gemeente/ informeren de betreffende gemeenten de andere partijen over de ontstane situatie en de te verwachten consequenties voor de Overeenkomst. De kosten van uittreden worden bij de uittredende gemeente in rekening gebracht. 5.2. De Overeenkomst eindigt wanneer het Veiligheidscollege, na hierover inhoudelijk te zijn geadviseerd, besluit dat deze Overeenkomst ontbonden dient te worden. 5.3. Indien besloten wordt tot ontbindingen van deze Overeenkomst, dienen alle colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten het besluit van het Veiligheidscollege te bekrachtigen door middel van een officieel collegebesluit over de ontbinding van de Overeenkomst. 5.4. Indien besloten wordt tot ontbinding van de Overeenkomst dient een redelijke termijn van tenminste één jaar in acht te worden genomen en zijn de gezamenlijke gemeenten verantwoordelijk en aansprakelijk voor de correcte arbeidsrechtelijke en financiële afhandeling hiervan, inclusief eventuele meerkosten. 5.5. Indien één van de gemeenten besluit eenzijdig deze Overeenkomst op te zeggen dan dient dit schriftelijk kenbaar te worden gemaakt en dient een redelijke termijn in acht te worden genomen van tenminste één jaar waarin de uittredende gemeente de overige gemeenten financieel compenseert voor de (te maken) kosten van het in dienst hebben van de Procesondersteuner. Gedurende dit jaar wordt een nieuwe verdeelsleutel opgesteld voor de overblijvende gemeenten. 5.6. De gevolgen van de beëindiging worden schriftelijk vastgelegd. Artikel 6. Vergoedingen en betalingen 6.1. Partijen betalen de geraamde in artikel 2 lid 8 genoemde kosten door tussenkomst van bureau RVS bij voorschot aan de gemeente p.m. Bureau RVS stuurt hiertoe jaarlijks in januari een factuur voor dat jaar aan de gemeenten. Er wordt afgerekend op de feitelijke kosten. Deze afrekening wordt voor 31 december gefactureerd in verband met het afsluiten van het boekjaar. 6.2. Jaarlijks worden de kosten op basis van de indexering en wijzigingen in de CAO bijgesteld. 6.3. Overheadkosten en kosten als gevolg van secundaire arbeidsvoorwaarden maken onderdeel uit van de totale vergoeding. 6.4. De gemeente p.m. draagt zorg voor bedrijfsgeneeskundige begeleiding, inclusief de kosten voor begeleiding met betrekking tot arbeidsomstandigheden. 9
6.5.
In het geval van ontstaan van langdurige arbeidsongeschiktheid of indien om welke reden dan ook de functie voor langere tijd niet vervuld kan worden, treden de partijen in overleg om over de ontstane situatie afspraken te maken met betrekking tot vervanging. Over de te realiseren oplossing wordt besloten door het Veiligheidscollege. De kosten hiervoor worden conform de verdeelsleutel verrekend met de partijen.
Artikel 7. Aansprakelijkheid 7.1. De gemeente die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar (financiële) verplichtingen tegenover de andere gemeente(n) is aansprakelijk voor de vergoeding van de hierdoor geleden c.q. te lijden schade. 7.2. Van een toerekenbare tekortkoming zal slechts sprake zijn nadat de tekortkomende partij in gebreke is gesteld. De ingebrekestelling zal schriftelijk geschieden, waarbij de wederpartij een redelijke termijn zal worden gegund om alsnog haar verplichtingen na te komen. Artikel 8. Slotbepalingen 8.1. In geval partijen mogelijke geschillen in het kader van deze Overeenkomst in redelijk overleg niet kunnen oplossen, is de bevoegde rechter te Utrecht bevoegd om te beslissen over deze overeenkomst. 8.2. Door ondertekening van deze Overeenkomst vervallen alle eventueel eerder door partijen gemaakte mondelinge, dan wel schriftelijke afspraken omtrent de hierbij overeengekomen dienstverlening.
Deze Overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Bestuursovereenkomst Procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden’. Aldus overeengekomen en in enkelvoud getekend:
te… op….. Gemeente De Bilt rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Bunnik rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Renswoude, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Rhenen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Utrechtse Heuvelrug, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Veenendaal, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Wijk bij Duurstede rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Zeist rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, 10
Bijlage : profielschets functie procesondersteuner Veiligheid heeft hoge prioriteit binnen de gemeenten. Eén van de uitgangspunten voor dit beleid is dat op grond van een goed lokaal georganiseerde nazorg voor ex-gedetineerden, de kans op recidive wordt verkleind en het maatschappelijk functioneren en dus het welbevinden van de ex-gedetineerden wordt vergroot. Als procesondersteuner en medewerker coördinatiepunt nazorg ben je primair verantwoordelijk voor de afstemming tussen de penitentiaire inrichtingen en de lokale partners op het gebied van zorg, huisvesting, werk, inkomen, schulden en het verstrekken van een identiteitsbewijs. Daarnaast draagt de medewerker zorg voor de administratieve afhandeling van de meldingen, signaleert knelpunten en initieert voorstellen tot het verbeteren van de nazorg. Werkzaamheden procesondersteuner • • • • • • • • •
Registratie en verwerking van alle binnenkomende meldingen vanuit de penitentiaire inrichting. Verricht zelfstandig complexe administratieve taken en ziet toe op de tijdige aanlevering en de volledigheid van stukken; Stelt samen met de lokale partners en de partners binnen de penitentiaire inrichting een risicoprofiel op. Op grond van de risicoprofiel worden Interventies uitgezet binnen de verschillende afdelingen van de gemeenten en lokale partners conform de werkafspraken; Bewaakt de voortgang van administratieve procedures; Bewaakt de voortgang van de gemaakte werkafspraken met de verschillende partners ten aanzien van de afstemming tussen de penitentiaire inrichtingen en de lokale partners; Aanleveren van management gegevens, deze vastleggen en inzichtelijk maken. Signaleert knel- en verbeterpunten, verzamelt proactief informatie en genereert gevraagd of ongevraagd managementinformatie; Het ontwikkelen en vormgeven van een registratiesysteem.
11