Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Antropologie (zoals bedoeld in artikel 7.12b, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) Dit document bevat de regels die voortvloeien uit, en complementair zijn aan de Onderwijs en Examenregeling (OER) en de praktische uitvoering van verantwoordelijkheden van de examencommissie. Andere documenten die een kader vormen waarbinnen de examencommissie haar taken uitvoert zijn het ‘Kader Toetsbeleid’, ‘Toetsbeleid Sociale Wetenschappen’ en ‘Taken Examencommissies Sociale Wetenschappen’. De ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ zijn opgesteld door de examencommissie op basis van de ‘UvA-Model Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’.
1.
Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op de toetsen en examens van de bacheloropleiding Culturele Antropologie & Ontwikkelingssociologie en de masters Culturele Antropologie & Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen, Contemporary Asian Studies en Medische Antropologie & Sociologie, hierna te noemen: de opleiding. Artikel 1.2 Algemeen 1. De in de voor de betreffende opleiding geldende OER omschreven begrippen zijn tevens van toepassing op deze regeling. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. 2. In het geval dat een bepaling in deze regeling in strijd is met een bepaling uit de voor de betreffende opleiding geldende OER geldt de bepaling uit de OER. Artikel 1.3 Maatstaven De examencommissie hanteert een aantal algemene maatstaven bij haar beslissingen aangaande studentverzoekschriften of bij behandeling van fraude- en plagiaatmeldingen. Deze zijn: - het streven om tijdverlies voor de student bij de voorbereiding van een toets zo veel mogelijk te beperken; - bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen; - mildheid ten opzichte van de student die door omstandigheden buiten haar of zijn schuld in de voortgang van haar of zijn studie vertraging heeft ondervonden; - bij een marginale studievoortgang en onvoldoende afstudeerperspectief de student bewegen haar of zijn opleiding af te breken; - het naleven van de door docent in de cursushandleiding geformuleerde regels (waaronder de inspanningsverplichting); - student dient verantwoord studeergedrag te vertonen, zoals het nakomen van afspraken, aanwezigheid bij onderwijs en het benutten van toets- en feedbackmogelijkheden. - dat bij bewezen fraude of plagiaat de commissie een sanctie treft zoals voorgeschreven binnen de kaders van de ‘Fraude en plagiaatregeling studenten UvA’. - dat bij een aangepaste toetsvoorziening de kwaliteitseisen (moeilijkheidsgraad en de leerdoelen) van de toetsing dezelfde blijven.
1
2.
De examencommissie
Artikel 2.1 Samenstelling van de examencommissie 1. De examencommissie bestaat uit een voorzitter, en 3 leden van wie één plaatsvervangende voorzitter is. 2. De voorzitter is belast met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. De voorzitter wordt daarin bijgestaan door een ambtelijk secretaris. De leden van de examencommissie worden benoemd door de decaan, op voordracht van de onderwijsdirecteur in samenspraak met de opleidingsdirecteur, de voorzitter van de afdeling en de voorzitter van de examencommissie. 3. De examencommissie heeft een extern lid die beoordeelt of het geheel van toetsen en tentamens voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen, beoordeelt of het toetsprogramma als geheel adequaat is ingericht om het niveau van eindkwalificaties te realiseren, adviseert en draagt bij aan de evaluatie/implementatie van het door de commissie geformuleerde toetsbeleid, kan deel uitmaken van een commissie die afstudeerwerk van de opleiding aan een herbeoordeling onderwerpt en stelt op verzoek van de examencommissie vast of een individuele student voldoet aan de eindkwalificaties van de opleiding. 4. Het extern lid woont minimaal eenmaal en maximaal tweemaal per jaar een vergadering van de examencommissie bij, waarbij de maximale tijdsinvestering 20 uur op jaarbasis is (inclusief voorbereiding, beoordeling en rapportages). Artikel 2.2 Taken examencommissie 1. De taken van de examencommissie zijn geregeld in de wet. Hiertoe behoort het vaststellen van regels over de uitvoering van de taken en bevoegdheden en het nemen van maatregelen met betrekking tot: - het borgen van de kwaliteit van toetsen en het examen; - het op objectieve en deskundige wijze vaststellen of een student voldoet aan de voorwaarden die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad; - het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER om de uitslag van de toetsen te beoordelen en vast te stellen; - het verlenen van vrijstellingen voor het afleggen van een of meer toetsen; - het treffen van maatregelen in geval van fraude; - het aanwijzen van examinatoren voor het afnemen van toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan; - het uitreiken van het getuigschrift, met daaraan toegevoegd het diplomasupplement, ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd; - het verlenen van toestemming aan een student om een vrij onderwijsprogramma te volgen, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad; - het uitreiken van een verklaring van behaalde onderwijseenheden aan degene die meer dan één onderwijseenheid met goed gevolg heeft afgelegd maar aan wie niet een getuigschrift kan worden uitgereikt; - het jaarlijks opstellen van een verslag van haar werkzaamheden; - toelating tot de masteropleiding. 2. De examencommissie delegeert de uitvoering van de volgende taken: - afhandeling standaard toelatingsverzoeken master (admissions office GSSS) - afhandeling niet-standaard toelatingsverzoeken master (toelatingscommissie), met inachtneming van de OER van desbetreffende opleiding, artikel A2.4 en hoofdstuk 3 van deel B. - de facto aanwijzing vakcoördinatoren/examinatoren (opleidingsdirecteur) - roostering tentamens (opleidingscoördinator) - de controle of aan de programmavereisten is voldaan (onderwijsadministratie)
2
-
bewaken uniform beoordelingsproces bij beoordeling toetsen door meerdere docenten (vakcoördinator) vaststellen scriptiehandleiding (scriptiecoördinator) vaststellen veldwerkhandleiding (veldwerkcoördinator) vaststellen stagehandleiding (stagecoördinator) bewaking in- en uitstroom talent-/honoursprogramma (talentcoördinator); vaststellen handleiding Bachelor presentatie en mondeling (PME coördinator).
Artikel 2.3 Beslistermijn examencommissie Ten aanzien van een vrijstellingsverzoek beslist de examencommissie binnen 20 werkdagen na ontvangst van het verzoek. Voor andersoortige verzoeken beslist de examencommissie binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek. Artikel 2.4 Vergaderfrequentie examencommissie De examencommissie vergadert minimaal 8 keer per jaar.
3. 1.
2.
3.
4.
Examinatoren De examencommissie wijst examinatoren aan voor het afnemen van toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. De examencommissie kan deskundigen van buiten de instelling aanwijzen tot examinatoren. Examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Wetenschappelijke staf verbonden aan de afdelingen van Sociale Wetenschappen is per definitie aangewezen als examinator. De examencommissie belast de opleidingsdirecteur met de feitelijke bemensing van het curriculum (zie ook art. 2.2.2). Naaste familieleden van de student, of andere personen die in zodanige relatie tot de student staan dat van hen geen oordeel behoort te worden gevergd, komen niet in aanmerking voor de functie examinator van desbetreffende student.
Toetsing
Artikel 4.1 Data en tijdstippen tentamens 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op data en tijdstippen die voor aanvang van het betreffende onderwijs onder verantwoordelijkheid van de examencommissie worden vastgesteld en bekendgemaakt via https://rooster.uva.nl/ 2. Bij het vaststellen van data en tijdstippen van tentamens wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens die tot dezelfde opleiding behoren samenvallen. 3. Wijziging van vastgestelde data, tijdstippen of de vorm van toetsing vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht. De examinator beslist hiertoe na overleg met de examencommissie. 4. De voorgeschreven tijd voor het maken van een tentamen mag in alle redelijkheid nooit langer dan drie uur zijn. 5. Een ASW student die te maken heeft met overlappende tentamens kan aanspraak maken op een speciale tentamenvoorziening mits hij of zij aan de in OER, artikel B.5.5 geformuleerde condities voldoet en mits hij of zij dit uiterlijk zes weken voor het betreffende tentamen meldt bij de ambtelijk secretaris van de examencommissie ASW. De onderwijsadministratie van de opleiding zal op verzoek van de ambtelijk secretaris van de examencommissie van ASW bij de docent van het overlappende onderdeel de tentamenopdrachten opvragen. De opleiding ASW zorgt voor een aaneensluitende tentamenroostering van de twee tentamens (in duur ten minste overeenkomend met de
3
som van de reguliere geplande tentamentijd) en garandeert dat de student in een begrensde ruimte onder toezicht van een surveillant staat en niet beschikt over middelen, die het mogelijk maken over tentamenvragen en/of antwoorden te communiceren met derden. Wanneer een ASW-student de eerste tentamenkans niet heeft benut, kan hij of zij geen aanspraak maken op deze regeling. Artikel 4.2 Vakaanmelding en aanwezigheid tentamens 1. Iedere student die zich op de juiste wijze heeft aangemeld voor deelname aan een onderwijseenheid en hiervoor is toegelaten, is voor dat onderdeel tevens aangemeld voor eventueel bij dat onderdeel behorende tentamens en, indien aan de orde, voor het hertentamen. Indien de vakaanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden kan deelname aan het tentamen worden geweigerd. 2. Een toets van een cursus waarvoor de student niet is aangemeld valt buiten de beoordeling. Er wordt in SIS geen eindcijfer ingevoerd. 3. De student wordt geacht aanwezig te zijn op tentamens behorend bij de cursussen waarvoor de student zich heeft aangemeld. Wanneer een student niet aanwezig kan zijn tijdens een tentamen, dient de student zich tijdig af te melden bij de docent. 4. Indien de student niet verschijnt op het tentamen van de cursus waarvoor de student heeft aangemeld, kan dit door de examinator worden geregistreerd als een onbenutte tentamenmogelijkheid, met consequenties voor het kunnen toepassen van eventuele regelingen m.b.t. extra toetskansen. Ook kan de student worden uitgesloten van deelname aan dat tentamen in het lopende studiejaar. Artikel 4.3 Orde tijdens tentamens/Surveillanceprotocol 1. De examinator draagt er zorg voor dat ten behoeve van de schriftelijke tentaminering voldoende surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het afnemen van het tentamen in goede orde verloopt. Tijdens het tentamen is in principe ten minste één examinator aanwezig. Hiervan kan worden afgeweken in het geval van individuele tentamenvoorzieningen ten behoeve van een student met een functiebeperking of extra individuele tentamenmogelijkheden. Bij meer dan 50 deelnemende studenten dienen minimaal twee surveillanten aanwezig te zijn. 2. De student is verplicht zich te legitimeren met een geldig bewijs van inschrijving (collegekaart) of een geldig identiteitsbewijs, voorzien van een goed gelijkende pasfoto. Indien de student zich niet kan legitimeren kan de toegang tot het tentamen worden ontzegd. 3. Aanwijzingen van de examencommissie, c.q. de examinator of surveillant, die voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen gegeven worden, dienen door de student te worden opgevolgd. Volgt de student een of meer aanwijzingen niet op, dan kan de student door de examencommissie c.q. examinator worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. 4. De duur van een tentamen is zodanig dat de student redelijkerwijs voldoende tijd heeft om de vragen te beantwoorden. 5. Laatkomers worden tot een tentamen toegelaten tot ten hoogste 30 minuten na de aanvang van het tentamen. Indien een student door overmacht niet binnen deze tijdslimiet aanwezig kan zijn beslist de examinator, of de student alsnog tot het tentamen wordt toegelaten. 6. Studenten mogen de zaal waar het tentamen wordt afgenomen niet verlaten binnen 30 minuten na aanvang van het tentamen. 7. Nadat deelnemers de zaal hebben verlaten, worden geen laatkomers meer tot het tentamen toegelaten. 8. Een student die tijdens het tentamen in het bezit blijkt te zijn van een mobiele telefoon of andere elektronische apparatuur die niet uitgeschakeld is, kan worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. Ook kunnen sancties op grond van de ‘Fraude- en plagiaatregeling studenten UvA’ worden opgelegd.
4
9. Indien zich voor, tijdens of na het afnemen van het tentamen bijzonderheden hebben voorgedaan bedoeld in de leden 3 en 8 maken de surveillanten na afloop van het tentamen een rapport op waarin een beschrijving wordt gegeven van het voorval. Het rapport wordt verzonden aan de voorzitter van de examencommissie. 10. Toiletbezoek is uitsluitend toegestaan onder begeleiding van een surveillant en uitsluitend nadat gsm en/of andere apparatuur is ingeleverd. 11. Op tafel mogen zich uitsluitend de tentamenopgaven en door de surveillanten uitgedeeld antwoord- en kladpapier bevinden, alsmede pennen, potlood en gum. Ander materiaal, waaronder etuis, mogen niet op tafel liggen tenzij de examinator daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven. 12. Bij inlevering van het tentamen toont elke student de collegekaart en zet een handtekening op de deelnemerslijst. Artikel 4.4 Digitale en mondelinge toetsvormen 1. Indien een toets digitaal wordt afgenomen is een zodanige alternatieve voorziening voorhanden dat in het geval van een (technische) storing de betreffende toets alsnog dezelfde dag kan worden afgenomen. Ook kan bij zwaarwegende omstandigheden de toets worden uitgesloten van beoordeling en weging voor het eindcijfer. De examinator beslist hiertoe na overleg met de examencommissie. 2. Het mondelinge tentamen wordt afgenomen in het bijzijn van een tweede examinator/medebeoordelaar, tenzij door de examencommissie in een bijzonder geval anders is bepaald. 3. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt dan wel door de examencommissie anders is bepaald. Studenten kunnen de examinator verzoeken een derde, niet belanghebbende persoon, het tentamen bij te laten wonen. 4. In het afsluitende ‘Bachelor presentatie en mondeling’ wordt gebruik gemaakt van een beoordelingsformulier. Artikel 4.5 Beoordeling en feedback 1. Met betrekking tot cijfers geldt hetgeen is bepaald in de OER, artikel A.4.6 en B.5.8 (ba)/B.5.6 (ma) . 2. Elke toets omvat het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van een tevoren schriftelijk vastgelegd, en eventueel naar aanleiding van de correctie bijgesteld antwoordmodel. Bijstelling van de beoordelingsvoet naar aanleiding van de correctie is alleen mogelijk na overleg met de examencommissie. 4. Ingeval bij de beoordeling van een toets meer dan één examinator is betrokken, ziet in opdracht van de examencommissie de vakcoördinator erop toe, dat alle examinatoren beoordelen aan de hand van dezelfde beoordelingscriteria. 5. De wijze van beoordeling is zodanig dat de student kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. Beoordelingscriteria zijn vooraf en achteraf beschikbaar, antwoordmodellen voor schriftelijke tentamens zijn voor de student achteraf ter inzage beschikbaar. 6. Indien bij praktische oefeningen door meerdere studenten een bijdrage wordt geleverd aan één gezamenlijk werkstuk, hanteert de examencommissie de volgende richtlijnen: a. het werkstuk maakt een individuele beoordeling van de studenten mogelijk. b. een docent kan naar aanleiding van een ingediend werkstuk, een nader onderzoek instellen naar de individuele inbreng en op basis daarvan studenten een verschillende beoordeling toekennen c. overige richtlijnen, o.a. voor de wijze van samenwerking, worden door de docent in de cursushandleiding of op Blackboard vermeld.
5
7. Docenten worden geacht feedback te geven bij elke toets die een substantiële bijdrage aan het eindcijfer vormt. Feedback kan mondeling of schriftelijk worden gegeven en kan individueel of collectief worden aangeboden. 8. Feedback wordt in beginsel alleen gegeven bij de eerste toetskans en niet na een herkansing of reparatie. De docent kan daar eventueel wel op eigen gezag toe overgaan. 9. Als een docent actieve deelname aan onderwijs gebruikt als beoordelingscriterium geldt als voorwaarde dat dit ten minste aan één te toetsen leerdoel is gekoppeld, dat het cijfer niet minder dan 10% en niet meer dan 20% meeweegt voor het eindcijfer en dat in de cursushandleiding helder is geformuleerd welke kwalitatieve en/of kwantitatieve criteria gehanteerd worden bij het vaststellen van het cijfer. Artikel 4.6 Cursushandleiding en cursusdossier 1. Met betrekking tot de inhoud van de cursushandleiding geldt hetgeen is bepaald in de OER, artikel B.5.4 (ba) en B.5.3 (ma). In aanvulling op de OER geldt het volgende: 2. De cursusbeschrijving in de online studiegids maakt deel uit van de cursushandleiding. Eventuele correcties daarop worden opgenomen in de cursushandleiding. 3. De docent maakt de cursushandleiding conform het format-cursushandleiding verspreid door de opleidingscoördinator. 4. Docenten verstrekken voor het begin van een cursus de cursushandleiding aan de opleidingscoördinator en in de bacheloropleiding tevens aan de jaarcoördinator. 5. De docent draagt zorg voor plaatsing van de cursushandleiding op de Blackboardcourse vóór de start van de cursus. Als de cursus geen gebruik van Blackboard maakt, draagt de docent zorg voor het uitdelen van de cursushandleiding bij de eerste bijeenkomst. 6. De cursushandleiding maakt deel uit van het cursusdossier. Het cursusdossier bevat minimaal de volgende documenten: a. Cursushandleiding, inclusief beoordelingscriteria* b. Toets(en) en toetsinstructies* c. Antwoordmodel(len) (zo relevant), inclusief weging en cesuurbepaling* d. Gemaakte toetsopdrachten e. Studentevaluaties f. Docentevaluatie(s) 7. Documenten gemarkeerd met * worden na verzoek van de examencommissie door de docent ingeleverd bij de examencommissie. 8. Gemaakte tentamens/opdrachten dient de docent te bewaren gedurende minimaal 2 jaar na de tentamendatum. Deze documenten kunnen bij de Education Desk Social Sciences worden ingeleverd ter archivering. 9. De examencommissie ziet toe op de inhoudelijke vereisten van het cursusdossier. Zij kan deze gebruiken bij de periodieke controle van de toetsing van de curriculumonderdelen. Artikel 4.7 Toetsen 1. Met betrekking tot toetsing geldt hetgeen is bepaald in de OER, hoofdstuk A.4 en hoofdstuk B.5 en hetgeen is vastgelegd in het rapport ‘Toetsbeleid Sociale Wetenschappen’ (2013). In aanvulling op de OER geldt het volgende: 2. De docent of vakcoördinator (bij meerdere betrokken docenten) draagt bij het construeren van een toets zorg voor validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en werkbaarheid van de toets. 3. De opleidingsdirecteur draagt zorg voor een overzicht dat de eindtermen van de opleiding relateert aan (de leerdoelen van) de curriculumonderdelen en stelt deze beschikbaar aan de examencommissie en de docenten van de opleiding. De examencommissie toetst de eindtermen en de relatie met de leerdoelen periodiek, minimaal eens per accreditatieperiode. 4. De docent of vakcoördinator stelt de specifieke leerdoelen en hun relatie tot de eindtermen van de opleiding en de werk- en toetsvormen van het curriculumonderdeel vast aan de hand van het in lid 3 genoemde overzicht.
6
5. Collegestof maakt deel uit van een tentamen behorend bij een cursus, tenzij de cursushandleiding anders vermeldt. 6. Toetsing van onderwijsonderdelen kan niet uitsluitend plaatsvinden aan de hand van meerkeuzevragen. 7. Eisen die aan stages en scripties worden gesteld, zijn in afzonderlijke handleidingen vastgelegd. Deze handleidingen worden door de examencommissie vastgesteld, gehoord de opleidingscommissie. 8. De examencommissie geeft aan voor welke cursussen/tentamens antwoordmodellen beschikbaar zijn. Antwoordmodellen gelden alleen voor tentamens, voor overige toetsen volstaan concrete beoordelingscriteria. 9. De docent of vakcoördinator stelt het antwoordmodel/de beoordelingscriteria vast. 10. Antwoordmodellen bevatten modelantwoorden, weging van becijfering per vraag en cesuurbepaling. Voor schriftelijke tentamens worden zij als volgt ingevuld: a. Meerkeuzevragen: correct(e) antwoord(en) weergeven; b. Reproducerende vragen: elementen noemen die kunnen/moeten worden genoemd; c. Open/essay-vragen: in ieder geval de beoordelingscriteria die ook voor schriftelijke opdrachten gelden; als het kan ook inhoudelijk door elementen aan te geven die bijdragen aan een positieve score. 11. Alle toetsen die minimaal 30% van het eindcijfer bepalen worden vooraf door een collega bekeken (peer-review). Bij cursussen met meer dan één docent geschiedt dat door de codocent(en). Bij cursussen met één docent dient een collega-examinator te worden ingeschakeld. Artikel 4.8 Herkansing 1. Met betrekking tot herkansingen geldt hetgeen is bepaald in hoofdstuk B.5 van de OER. In aanvulling op de OER geldt het volgende: 2. Wanneer de student door overmacht een tentamenmogelijkheid niet kan bijwonen, kan de student de examencommissie om een extra tentamenkans verzoeken. De student dient aan te tonen dat er sprake is van overmacht. Alvorens een beslissing te nemen, kan de examencommissie bij de studieadviseur en de docent informatie inwinnen. 3. Een studentverzoek aan de examencommissie om een extra tentamenkans wordt slechts in uitzonderlijke gevallen gehonoreerd. Honorering wordt overwogen wanneer aan de volgende condities is voldaan. Ten eerste heeft de student aantoonbaar en serieus aan één van de twee kansen meegedaan. Ten tweede is er sprake van een overmachtssituatie (een ernstig ongeval, plotselinge ziekte of sterfgeval in de directe omgeving [partner, familie in de eerste of tweede graad], dan wel ziekenhuisopname of ernstige ziekte van de student, waarbij de student de examencommissie een schriftelijk bewijsstuk moet overhandigen, bijvoorbeeld een doktersverklaring of een overlijdensbericht). Tot slot kan in het besluit worden meegewogen of student zich tijdig heeft afgemeld bij docent en/of studieadviseur. 4. Indien de masterscriptie na de gestelde deadline wordt ingeleverd, wordt dit als een herkansing beschouwd en vervalt voor de student de mogelijkheid cum laude af te studeren, tenzij een overmachtssituatie (zie het voorgaande lid) de vertraging heeft veroorzaakt. Artikel 4.9 Fraude en Plagiaat 1. Met betrekking tot fraude en plagiaat geldt hetgeen is bepaald in de OER, artikel A.4.13. In aanvulling op de OER geldt het volgende: 2. Bij geconstateerde fraude of plagiaat van een uitwisselingsstudent informeert de examencommissie de contactpersoon van de student in het International Office van de Sociale Wetenschappen over de getroffen sanctie. De contactpersoon informeert de thuisuniversiteit, indien dit is afgesproken in het partnercontract. 3. De scriptie en/of andere afstudeerwerken wordt door de eerste begeleider in Ephorus digitaal gecontroleerd op fraude en plagiaat.
7
4. Het, zonder voorafgaande expliciete toestemming van de docent, opnieuw indienen van (stukken uit) een eerder ingediende toetsopdracht geldt als plagiaat. 5. Indien toetsopdrachten/onderwijseenheden op elkaar voortbouwen (bijvoorbeeld bij het verplicht herschrijven van een eerdere opdracht), kan op lid 4 een uitzondering worden gemaakt. 6. Elke geschreven toetsopdracht wordt door student in Ephorus ingediend en door docent op plagiaat gecontroleerd. 7. Elke bij de opleiding ingeschreven student ontvangt jaarlijks een informatieve e-mail over de regeling ‘Fraude en Plagiaat Studenten UvA’ en wordt geacht hier kennis van te nemen. Artikel 4.10 Ethische toets en veldwerk 1. Indien de docent, scriptiebegeleider, scriptiecoördinator of fieldwork coördinator twijfels heeft ten aanzien van de ethische aanvaardbaarheid van een onderzoeksvoorstel, uitgevoerd onderzoek of het handelen van een student binnen de opleiding, informeert de docent de examencommissie, die de melding onderzoekt. Daarbij beslist de examencommissie conform de door Sociale Wetenschappen opgestelde notities ‘Richtlijn Ethische toets’ en ‘Richtlijn Buitenlandse Onderzoeksstages en Veldwerk’. 2. Het is een student niet toegestaan tijdens de studie voor studieactiviteiten af te reizen naar een gebied dat door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gecategoriseerd als ‘afzien van niet-essentiële reizen’ (‘negatief reisadvies’). Indien de student toch wil afreizen, dient de student hiertoe een verzoek bij de examencommissie in te dienen. Daarbij beslist de examencommissie conform de door Sociale Wetenschappen opgestelde notitie ‘Richtlijn Ethische toets’ en ‘Richtlijn Buitenlandse Onderzoeksstages en Veldwerk’. Artikel 4.11 Scriptie 1. De bachelorscriptie wordt beoordeeld door de begeleider en een tweede beoordelaar (de examinatoren). Het eindcijfer wordt bepaald door de begeleider in overleg met de tweede beoordelaar. Master CA: de afsluitende masterscriptie wordt beoordeeld door de begeleider, een tweede en een derde beoordelaar (de examinatoren). Het eindcijfer wordt bepaald door de begeleider, de tweede en de derde beoordelaar. Master CAS: The quality of the final Master’s thesis is assessed by the Master’s thesis supervisor, a second reader and a third reader (the examiners). The final mark is determined by the supervisor together with the second and third reader. Master MAS: The quality of the final Master’s thesis is assessed by the Master’s thesis supervisor and a second reader (the examiners). The final mark is determined by the supervisor together with the second reader. 2. De beoordeling van de scriptie vindt plaats aan de hand van een vooraf vastgesteld beoordelingsformulier. 3. Overige bepalingen met betrekking tot de scriptie zijn opgenomen in de scriptiehandleiding. Deze handleiding is te vinden via de website van de opleiding. Bachelor: te verkrijgen bij de opleidingscoördinator Master CA: http://student.uva.nl/mcsa/az/item/thesis.html Master CAS: http://student.uva.nl/mcas/az/item/thesis.html Master MAS: http://student.uva.nl/mmas/az/item/thesis.html
5.
Examens
Artikel 5.1 Aanvragen examen, examendatum en diploma-uitreiking 1. Voor de student die is aangemeld voor een van de onderstaande onderwijseenheden, vraagt de onderwijsadministratie in SIS het diploma aan met als examendatum de laatste
8
2. 3.
4.
5.
6.
werkdag van het semester. Nadat de diploma aanvraag is ingediend wordt de student hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. Bachelor: Bachelor presentatie en mondeling (731300060Y) Master CA: Master Thesis Cultural and Social Anthropology (7314A0006SY) Master CAS: Thesis Seminar Contemporary Asian Studies (738400092Y) Master MAS: Thesis Seminar MAS (739400000Y) Tot zes weken na de diploma aanvraag kan de student verzoeken de diploma aanvraag met uiterlijk één jaar uit te stellen. Nadat de onderwijsadministratie heeft geconstateerd dat aan alle programmaverplichtingen is voldaan, wordt de in SIS ingediende diploma aanvraag definitief vastgelegd. De datum die op het tentamenbriefje/beoordelingsformulier wordt gezet, is de datum van de laatste verrichting van de student. In het geval van een eindgesprek de datum van het eindgesprek, in het geval van inleveren scriptie de inleverdatum. De examendatum op het diploma wordt de eerstvolgende examendatum na de tentamendatum van de laatste verrichting. De onderwijsadministratie organiseert de diploma-uitreiking. De data van de diplomauitreikingen worden jaarlijks door de examencommissie vastgesteld. Een student kan alleen aan een gewenste uitreiking meedoen, wanneer aan alle verplichtingen is voldaan. De afstudeerprocedure is door de opleiding gepubliceerd op de website: - Bachelor Culturele Antropologie: http://student.uva.nl/ca/az/item/diplomaaanvragen.html - Master Culturele Antropologie en Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen:
http://student.uva.nl/mcsa/az/item/graduation-csa.html -
Master Contemporary Asian Studies en Master Medische Antropologie & Sociologie: http://student.uva.nl/mmas/az/item/graduation-cas-mas-ids-resmas.html
Artikel 5.2 Judicia 1. Voor toekenning van het predicaat cum laude geldt het volgende: - Het gewogen gemiddelde dient zonder afronding ten minste 8,0 te zijn; - Geen examenonderdeel heeft een judicium lager dan 7,0; - In de bachelor wordt het gewogen gemiddelde berekend over de verplichte onderwijseenheden van het tweede en derde studiejaar; - Het judicium voor ‘Bachelor presentatie en mondeling’ is ten minste een 8,0; - De studieduur waarbinnen de bacheloropleiding dient te zijn afgerond is 4 jaar na het eerste moment van inschrijving; - Het judicium voor de masterscriptie is ten minste een 8,0; - De studieduur waarbinnen de masteropleiding dient te zijn afgerond is 12 maanden na het eerste moment van inschrijving; - Indien de masterscriptie na de gestelde deadline wordt ingeleverd vervalt voor de student de mogelijkheid cum laude af te studeren, tenzij een overmachtssituatie de vertraging heeft veroorzaakt. 2. Voor de administratieve afhandeling van cum laude geldt het volgende: - De onderwijsadministratie informeert de examencommissie wanneer de afstudeerder (bijna) aan de gestelde criteria voldoet; - De examencommissie beslist of het judicium wordt toegekend. 3. De student ontvangt een honourscertificaat bij het getuigschrift van het examen indien: - de omvang van het talentprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het bachelorprogramma van 180 EC bedraagt; - de onderwijseenheden van de eigen opleiding evenals de onderwijseenheden van het talentprogramma zijn afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,5; - de opleiding, inclusief het honoursprogramma, is afgerond binnen de nominale tijd (3 jaar);
9
-
12 EC bestaat uit onderwijs buiten het eigen vakgebied of uit interdisciplinair onderwijs. 4. De student ontvangt een judicium ‘met genoegen’ als aantekening op het diplomasupplement dat hoort bij het getuigschrift van het examen indien: - de omvang van het talentprogramma minimaal 30 EC naast de reguliere omvang van het bachelorprogramma van 180 EC bedraagt; - de onderwijseenheden van de eigen opleiding evenals de onderwijseenheden van het talentprogramma zijn afgerond met minimaal een gewogen gemiddelde van een 7,0; - de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd plus één studiejaar (4 jaar). 5. Indien de student het talentprogramma heeft afgerond, maar niet aan de gestelde vereisten voldoet beslist de examencommissie over toekenning van een honourscertificaat dan wel een aantekening ‘met genoegen’.
6. 1.
2.
7.
Vrijstellingen en studentverzoekschriften Een vrijstelling voor een onderwijseenheid houdt in dat de student geacht wordt voor het desbetreffende onderwijseenheid te zijn geslaagd, zonder toekenning van een cijfer. Een verzoek voor een vrijstelling voor een onderwijseenheid wordt ingediend bij de examencommissie. Student kan een verzoekschrift aan de examencommissie indienen via het online Verzoekformulier. Bachelor en master NL-talig: http://student.uva.nl/ca/az/item/examencommissie.html Masters ENG-talig: http://student.uva.nl/mcsa/az/item/examinations-board-cas-csamas.html
Archivering en Bewaartermijnen
1. Toetsopgaven en uitwerkingen, waaronder begrepen werkstukken en andere schriftelijke materialen waarvoor een (deel)cijfer is toegekend en eindresultaten, alsmede Bachelorscripties of –eindwerkstukken en Masterscripties, getuigschriften en diplomasupplementen worden bewaard overeenkomstig de perioden genoemd in de ‘Handreiking archivering onderwijsadministraties’. 2. Studenten leveren hun scriptie in digitale vorm aan bij het onderwijssecretariaat ten behoeve van archivering. Zonder beschikking over een digitale versie van de scriptie zal er geen diplomasupplement worden uitgereikt. 3. De op verzoek van de examencommissie digitaal aangeleverde onderdelen van het cursusdossier ten behoeve van de toetscontrole worden gearchiveerd door de ambtelijk secretaris van de examencommissie. De overige onderdelen worden door de onderwijsadministratie gearchiveerd. Bachelorscripties of –eindwerkstukken en Masterscripties worden minstens zeven jaar bewaard. Scripties worden ingeleverd bij de onderwijsadministratie en opgenomen in UvA Scripties Online, het online scriptie archief, beheerd door de bibliotheek. De student en/of begeleider kan verzoeken om de scriptie niet op te nemen in UvA Scripties Online, in dat geval wordt de scriptie gearchiveerd door de onderwijsadministratie. Tentamenuitslagen (diplomasupplementen, brondocumenten) worden minstens dertig jaar bewaard.
8
Hardheidsclausule
10
In gevallen waar de bepalingen van deze regeling onredelijk en onbillijk uitwerken voor de student, kan de examencommissie een uitzonderingsregeling treffen.
9.
Beroepsprocedure
Indien een student zich niet kan verenigen met een besluit van een examinator of de examencommissie staat de mogelijkheid open om binnen zes weken hiertegen beroep aan te tekenen bij het College van beroep voor de examens. De beroepsprocedure is te vinden op: http://www.uva.nl/over-de-uva/organisatie/juridische-zaken/college-van-beroep-voor-deexamens/college-van-beroep-voor-de-examens.html.
10.
Wijziging
Deze regeling wordt niet gewijzigd tijdens het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
11.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. Vastgesteld door de examencommissie voor de opleiding bachelor Culturele Antropologie & Ontwikkelingssociologie, de masters Culturele Antropologie & Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen, Contemporary Asian Studies en Medische Antropologie & Sociologie van de Universiteit van Amsterdam, op 22 juni 2015.
11