Technische vragen Groninger Belang
1. Blz. 27 ruimtelijke ontwikkeling en wonen, hier zien we grote verschillen. Die blijken voort te vloeien door ontwikkeling blauwe stad. De afschrijvingspost provincie is hoog (€ 1,1 miljoen). Is er enig perspectief op lagere kostenpost voor 2015? Antwoord: De negatieve afwijking wordt met name veroorzaakt door de afschrijving Blauwestad. Onlangs is de geactualiseerde grondexploitatie Blauwestad (Grex) in uw Staten behandeld. Deze Grex vormt de basis voor onze toekomstige verwachtingen met betrekking tot de Blauwestad. 2. Blz. 112 Waarom zit er een verschil van 40% (€ 763.811) tussen de begroting na wijziging en de rekening in de apparaatskosten? Antwoord: Ten opzichte van de bijgestelde begroting zijn de aan de productgroepen (onderdeel van de programma's) en investeringsprojecten verdeelde apparaatskosten € 4.922.239 lager. Daarnaast heeft er een verschuiving plaatsgevonden in de toerekening als gevolg van een wijziging in de inzet van personeel. Dit is de verklaring voor de diverse verschillen in de toerekening van apparaatskosten. Het verschil van € 763.811 waar in de vraag naar wordt gerefereerd heeft betrekking op het thema water en staat op blz. 118 in plaats van blz. 112. Overigens is in de inleiding op de toelichting afwijking realisatie ten opzichte van de bijgestelde raming hebben wij aangegeven dat de afwijkingen in apparaatskosten in deel 4 worden toegelicht. In deel 4, onderdeel 3.3. verdeling en omvang apparaatskosten (blz. 337 e.v.), zijn de totale apparaatskosten toegelicht. 3. Blz. 131 Waarom zijn de lasten van toezicht en handhaving veel hoger dan 2013? (nr. 5502) Antwoord: Uit het overzicht op bladzijde 131 blijkt dat het omgekeerde het geval is. De totale lasten van toezicht en handhaving (5502) zijn in 2013 hoger dan in 2014. Als gevolg van de overdracht van de taken aan de ODG zijn de lasten in 2014 lager. De bijdrage aan de ODG is onder productgroep Vergunningverlening (5501) verantwoord. Hier ziet u een toename van de lasten ten opzichte van 2013. 4. Blz. 138 apparaatkosten wederom een verschil hoe kan dit? Antwoord: Zie beantwoording vraag 2. 5. Blz. 219 Is de storting n.a.v. herberekening loyalis eenmalig of structureel onder productgroep 1101? Antwoord: De storting naar aanleiding van de herberekening betreft een éénmalige inhaalslag. Normaliter wordt op basis van een begroting een prognose afgegeven. De begroting wordt opgesteld conform de door Loyalis gegeven uitgangspunten. 6. Kosten beleidsontwikkeling (Wonen en Leefbaarheid) zijn ruim € 7,5 miljoen hoger dan geraamd. Bijna het dubbele van 2013. Graag toelichting. Antwoord: De kosten voor de productgroep 9101 Ruimtelijke ontwikkeling zijn € 7,5 miljoen hoger dan geraamd. De productgroep bestaat uit meerdere producten, waaronder algemeen en beleidsontwikkeling. Op het onderdeel algemeen is een afwijking ontstaan van € 7,6 miljoen. In de toelichting op pagina 27 wordt dit nader toegelicht. De afwijking op het onderdeel beleidsontwikkeling betreft €0,1 miljoen.
1
7. Blz. 382 De kosten regieprogramma's (Ondernemend Groningen, thema Bedrijvigheid) zitten op een vergelijkbaar niveau als 2013. Toch was hier ongeveer het dubbele voor begroot. Graag toelichting. Antwoord: Op bladzijde 51 van de jaarrekening zijn de afwijkingen nader toegelicht. Dit heeft met name betrekking op de (gesubsidieerde) projecten vanuit de middelen voor meefinanciering en RSP. Jaarlijks wordt een inschatting gemaakt van de verwachte uitgaven. De werkelijke besteding is met name afhankelijk van de projectuitvoerders. Wanneer de bijdragen niet worden opgevraagd door de projectuitvoerders, leidt dit niet tot een besteding en ontstaat er een afwijking. Wij proberen hier zo goed mogelijk op te anticiperen door de begroting gedurende het jaar bij te stellen. 8. Blz. 386 (re)constructie wegen en fietspaden: ruim € 32 miljoen begroot, slechts ruim € 20 miljoen besteed. Graag toelichting. Antwoord: Voor de beantwoording van deze vraag willen wij u verwijzen naar blz. 80 en 81, de analyse van de lasten van het thema Mobiliteit en Infrastructuur. Onder productgroep 3101 hebben wij een uitgebreide toelichting van dit verschil opgenomen. 9. Blz. 387 Kosten Interlokaal openbaar vervoer: € 5,7 miljoen minder besteed dan begroot. Graag toelichting. Antwoord: Voor een toelichting verwijzen wij naar blz. 83 van de jaarrekening. 10. Blz. 389 Natuurontwikkeling: minder dan de helft besteed van de begroting. Graag toelichting. Antwoord: Voor een toelichting verwijzen wij naar blz. 107 van de jaarrekening. 11. Blz. 409 Mutatie reserves € 125 miljoen, € 63 miljoen begroot. Graag toelichting. Antwoord: Voor een toelichting verwijzen wij naar de blz. 253 tot en met 255 van de jaarrekening. 12. Blz. 323 Stads en Dorpsvernieuwing (SDV) , Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). U stelt dat projecten later worden afgerond. Welke streefdatum hanteert u. Antwoord: Voor de toegekende SDV- en ISV-subsidies hanteerden wij de voorwaarde dat binnen een jaar na de toekenning met het project moest zijn begonnen. Behalve voor bodemsanering waren de SDVen ISV-projecten veelal gekoppeld aan woningbouw. Veel projecten zijn echter gestagneerd, door de slechte woningmarktomstandigheden. Met de desbetreffende gemeenten zijn afspraken gemaakt over de afronding van het project dan wel over de indiening van alternatieve projecten. Voor een ISV-subsidie, die in het kader van het ISV-III wordt verleend, hanteren wij de voorwaarde dat een jaar na de toekenning het project moet zijn afgerond. 13. Blz. 324 subsidieregeling Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden, € 288.208 minder uitgegeven dan begroot vanwege ontbreken aanvragen. Welke inzet pleegt u om deze mogelijkheden onder de aandacht te brengen. Wat was het resultaat in 2013 en wat zijn de verwachtingen voor 2015? Antwoord: Er is geen sprake van ontbreken van aanvragen. Het betalingsritme volgt de verantwoording van de diverse lopende projecten. In 2014 is € 288.000 minder uitbetaald dan begroot. Dat geld wordt toegevoegd aan de reserve en in 2015 betaald of later, alles afhankelijk van de daadwerkelijke realisatie van de projecten en de eindafrekeningen daarvan. In het jaar 2013 is meer betaald dan voor dat jaar begroot. De daarvoor verplichte middelen maakten deel uit van de reserve en zijn 2
daarom onttrokken aan de reserve. Voor het jaar 2015 gaan wij er van uit dat de begroting 2015 conform wordt gerealiseerd. 14. Blz. 24. Voor ‘versnellingsagenda 2.0’ waren geen baten en lasten gereserveerd in de begroting. Is hierop personele inzet gepleegd en waar werd deze vanuit gefinancierd. Is dit vanuit reguliere apparaatskosten? Antwoord: Het project ; Versnellingsagenda 2.0 kent een looptijd tot eind 2014 en is onlangs verlengd tot eind 2015. Personele inzet wordt gefinancierd uit reguliere apparaatskosten. 15. Blz. 326 Actieplan fiets 2012-2015. Een forse overheveling naar 2015. Is voorzien in complete realisatie van het plan in 2015 en wordt deze doelstelling gehaald. Graag enige toelichting. Antwoord: Zoals op bladzijde 326 is aangegeven is het voorstel gemeld bij de Integrale Bijstelling 2014. Bij de IB 2014 hebben wij in het kader van de overboekingen melding gemaakt van ruimte voor herbestemming. De betreffende tekst hebben wij voor uw gemak hieronder weergegeven. "Op basis van onze Voordracht 1/2012 heeft u de geactualiseerde Beleidsnota Fiets vastgesteld. Op basis van deze beleidsnota hebben wij het Actieplan Fiets 2012-2015 opgesteld dat uw Staten in uw vergadering van 6 februari 2013 voor kennisgeving hebben aangenomen. In dit Actieplan Fiets hebben wij laten zien welke activiteiten wij in de periode 2012 tot en met 2015 willen uitvoeren. Een deel van deze projecten/acties is inmiddels uitgevoerd en een deel is in voorbereiding. Op onderdelen vraagt ons Actieplan om een actualisatie. Dit komt deels doordat een aantal projecten/acties goedkoper zijn uitgevallen, deels ook omdat wij de uitvoering van een aantal projecten op basis van voortschrijdend inzicht hebben heroverwogen. Wij zullen ons op korte termijn buigen over deze actualisatie waarin de herbestemming van een deel van de beschikbare middelen tot uitdrukking komt. Wij zullen u hierover informeren. Om de lopende activiteiten/projecten alsook de uitkomst van de actualisatieslag te kunnen uitvoeren is het nodig dat de middelen die in 2014 niet worden aangewend worden overgeboekt naar 2015. Ten tijde van de IB 2014 werd dit bedrag ingeschat op groot € 870.000." De toegezegde informatie kunt u binnen afzienbare termijn van ons tegemoet zien. 16. Blz. 327 U begroot ‘Ruim’ bij programma karakteristiek Groningen zo stelt u zelf. Waarom kiest u niet voor realistisch begroten? Antwoord: Wij proberen zo goed mogelijk te begroten, echter om in te spelen op de kansen op de grondmarkt moeten wij voldoende liquide middelen beschikbaar hebben. Deze kansen zijn lastig te voorspellen. Hierbij kan gedacht worden aan de koop van complete landerijen. Dergelijke kansen kunnen zich eens in een generatie voordoen. Missen wij een dergelijke kans dan komt de grond soms 40 jaar niet beschikbaar voor aankoop, vandaar dat wij voldoende ruimte moeten hebben in de begroting om deze aankopen te doen. 17. Blz. 328. Door vorming veiligheidsregio en OGD zijn vanwege de provincie “minder nieuwe programma-activiteiten ontwikkeld” die kennelijk wel waren voorzien. Begrijpen we goed dat de VRG of OGD hier binnen hun begroting geen activiteiten tegenover hebben gesteld zodat per saldo geld voor veiligheid niet voor veiligheid is gebruikt? Antwoord: Er zijn wel activiteiten ontplooid door VRG en ODG op het gebied van externe veiligheid. De omvang hiervan is grosso modo gelijk gebleven, echter de kosten van deze activiteiten zijn niet ten laste van het programma Externe Veiligheid gebracht. De daardoor resterende middelen zijn voor externe veiligheid beschikbaar gebleven. In 2015 zal, in overleg met onder andere de gemeenten, worden bepaald aan welke activiteiten deze middelen zullen worden besteed.
3
18. U wilt met gemeenten afspreken hoe de middelen moeten worden besteed. Gaat u daarbij uit van cofinanciering of financiert u zelf? Antwoord: Het gaat hier puur om de besteding van de overgebleven middelen van het programma Externe Veiligheid. Er is geen sprake van cofinanciering of eigen financiering. 19. Blz. 329. Delfsail. Welk bedrag in de overboeking van circa € 490.000 is bestemd voor Delfsail Antwoord: De overboeking van ca. € 490.000 bestaat uit: - € 400.000 reservering voor Delfsail 2016 - € 30.000 reservering voor ‘andere grote evenementen 2015’ (is al uitgegeven aan o.a. Werkman 2015 / viering 250 jaar Stadskanaal 400 jaar Semslinie in 2015) - € 30.000 reservering voor de landelijke viering van de bevrijding in 2016 (Groningen is gastprovincie) - € 28.804,56 restant incidentele subsidies 2014 (is al uitgegeven aan evenementen die plaatsvinden in 2015) 20. Blz. 332 U schrijft in de toelichting: De baten voor het op afstand bedienen van bruggen valt € 247.917 lager uit dan begroot. Het gestelde bedrag is echter € 262.137. Hoe verklaart u het verschil Antwoord: Het bedrag in de toelichting ad € 247.917 is abusievelijk verkeerd opgenomen en had € 262.137 moeten zijn. 21. Blz. 338 Bij het afsluiten van het boekjaar 2014 is gebleken dat een bedrag van ca. € 1 miljoen aan apparaatskosten niet meer geactiveerd kan worden, maar waarvan de lasten in het betreffende boekjaar ineens genomen moeten worden. Dit met betrekking tot de vaarweg Lemmer Delfzijl. Waarom is dit een niet eerder voorzien? Is hierover niets opgenomen in het treasury beleid? Antwoord: Door de overdracht van de vaarweg Lemmer-Delfzijl naar het Rijk per 1 januari 2014 is de situatie ontstaan dat over de kosten van de reeds in uitvoering zijnde investeringswerken op deze vaarweg geen afschrijvingssystematiek meer mogelijk is. De objecten op deze vaarweg zijn immers geen eigendom meer van de provincie, waardoor op basis van de regelgeving (BBV) deze kosten niet meer geactiveerd mogen worden, maar ineens ten laste van de exploitatie gebracht dienen te worden. In de beleidsbrief 2015, die in uw Staten is behandeld op 29 april 2015, wordt hierop dieper ingegaan. Overigens heeft dit onderwerp geen relatie met het treasurybeleid. Bijlage 4 Jaarrekeningcontrole 22. Nog te betalen posten uit voorgaande jaren (blz. 15): geschat op € 1.107.000. U zegt dat u een project bent gestart om achterstanden in te lopen. Wat is daarbij uw ambitie, welke streefdatum wordt daarbij gehanteerd. Antwoord: De ambitie is om de achterstanden in te lopen. Ons voornemen is om dit in 2015 af te ronden. 23. Cijfers verbonden partijen 2014 nog niet bekend (Seaports, NOM, Waterbedrijf). Zijn hierover in de diverse Gemeenschappelijke Regelingen geen harde deadlines gesteld? Zo niet; heeft u ambitie ze te maken. Zo ja; waarom worden de afspraken niet nagekomen. Antwoord: Het BBV schrijft ons voor dat in de paragraaf Verbonden partijen bij de jaarrekening bepaalde financiële informatie over verbonden partijen wordt vermeld. In de jaarrekening 2014 is voor het overgrote deel van onze verbonden partijen de cijfers over het boekjaar 2014 opgenomen. Voor een aantal verbonden partijen waren de cijfers over 2014 bij het opstellen van de provinciale jaarrekening 2014 nog niet bekend. Voor rechtspersonen zoals een stichting, BV of NV gelden 4
immers de verslaggevingsvoorschriften van het Burgerlijk Wetboek (BW2, titel 9). Deze voorschriften stellen dat de jaarrekening voor 1 juli na afloop van een boekjaar vastgesteld moet zijn. Daarom ontbreken dan ook de cijfers van enkele rechtspersonen in onze paragraaf verbonden partijen. Wij streven er naar om te voldoen aan de voor ons geldende wet- en regelgeving, zoals het BBV. Wij zullen daarom verkennen of het mogelijk is deze (concept) cijfers eerder beschikbaar te hebben waardoor opname in onze paragraaf verbonden partijen mogelijk wordt. 24. Beheersorganisatie Wij begrijpen dat subsidievoorschotten worden verstrekt zonder autorisatie van de administrateur. U zegt dat u maatregelen treft. Waar moeten we daarbij aan denken en wanneer is implementatie gereed? Antwoord: Naar aanleiding van de bevinding van de accountant is het proces besproken met de betreffende medewerkers die een rol in het proces hebben. De subsidievoorschotten zijn wel eerst beoordeeld, maar in een paar gevallen niet voorzien van een handtekening door de administrateur. 25. Rechtmatigheidsbeheer Een sterke stijging van de rechtmatigheidfouten bij inkoop en aanbesteding. Wat is uw verklaring daarvoor? Is hier ook sprake van onvermijdbare fouten, bijvoorbeeld door langer lopende verplichtingen. Antwoord: Wij zijn van mening dat geen sprake is van een sterke stijging van rechtmatigheidfouten. In een zestal gevallen is niet voldaan aan het interne inkoop- en aanbestedingsbeleid of aan de Europese aanbestedingsregel. Van de totale financiële omvang van alle inkoop en aanbesteding is 1,76% als onrechtmatig betiteld (was in 2013: 0,46%). Net zo als in 2013 blijven wij ruim onder de goedkeuringstolerantie voor fouten die onze accountant bij de controle op de Jaarrekening 2014 heeft gehanteerd. Er zijn geen onvermijdbare fouten gemaakt. De fouten c.q. onrechtmatigheden zijn veroorzaakt doordat de verkeerde aanbestedingsvorm is gekozen.
5
Technische vragen PVV
Wonen en Leefbaarheid: 1. P. 21 In de krimpregio Oost-Groningen is men nog in de voorbereidende fase en moet een MKBA leiden tot een regionaal afgestemd wonen leefbaarheidsplan. Wat zijn de oorzaken van de vertraging? Antwoord: Er is geen sprake van vertraging, maar van voortschrijdend inzicht. De gemeenten in de regio Oost-Groningen hebben al voor de zomer van 2013 een Regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan vastgesteld. Een jaar later hebben gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot andere colleges en daarmee tot een veranderde samenstelling van de stuurgroep. Zowel de beide wethouders die opnieuw zitting hebben in de stuurgroep als de vijf nieuwe wethouders zijn – met hun colleges– van mening dat de afspraken uit 2013 onvoldoende stevig zijn om de krimpproblematiek waar de regio mee te kampen heeft het hoofd te bieden. De regio heeft daarom samen met ons besloten om te kijken op welke punten nieuwe, steviger en/of aanvullende afspraken kunnen worden gemaakt. 2. P.29 Programmabaten Productgroep 9101; Omdat de kosten lager zijn uitgevallen, zijn ook de baten navenant lager (zijn immers voor de provinciale begroting aan elkaar gelijk). € 3.363.010. Kunt u dit verder toelichten? Vooral wat de verbanden zijn tussen verschillende posten en hoe u tot dit bedrag komt? Waarom deze post bijvoorbeeld lager dan de exploitatie van Blauwe Stad op € 3.734.872 uitkomt? Is er een verband tussen deze bedragen en zo ja, waardoor komt dit verschil? Antwoord: Op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) moeten de lasten en baten met betrekking tot de grondexploitatie Blauwestad via de exploitatie worden verantwoord. Het saldo op de gerealiseerde lasten en baten wordt als mutatie onderhanden werk naar de balans overgeboekt. Hierdoor zijn voor de exploitatie de lasten en baten weer gelijk aan elkaar.Ten opzichte van de raming is de afwijking voor zowel de lasten als baten € 3.895.130. Zie ook de bladzijden 323 en 330 van de jaarrekening. In de toelichting op bladzijde 27 moeten de verklaringen betreffende de lagere lasten van 2 onderdelen bij elkaar worden opgeteld. De toelichting met betrekking tot de lagere kosten ad. € 3.734.872 en de toelichting met betrekking tot de lagere rente lasten ad. € 160.258. In totaal € 3.895.130. In de toelichting op bladzijde 29 betreffende de lagere baten moeten ook 2 onderdelen bij elkaar worden opgeteld. De lagere baten als gevolg van het achterblijven van de verkoop van kavels ad. € 264.120 en de lagere baten als gevolg van de lagere kosten ad. € 3.363.010. In totaal € 3.627.130. Deze telling leidt niet tot het te verklaren verschil van € 3.895.130. Het verschil tussen beide bedragen is € 268.000 en dit bedrag had bij het bedrag van € 3.363.010 meegenomen moeten worden. In onderstaande tabel zijn de juiste bedragen opgenomen.
Kosten Blauwestad Rente Totaal lasten Verkoop kavels/grond Saldo lasten-baten verkoop kavels -> onderhandenwerk naar balans Totaal baten
6
begroting 6.608.000 1.673.000 8.281.000
rekening 2.873.128 1.512.742 4.385.870
verschil 3.734.872 160.258 3.895.130
783.000 7.498.000 8.281.000
518.880 3.866.990 4.385.870
264.120 3.631.010 3.895.130
Karakteristiek Groningen: 3. P.96 Samen met LTO en de Natuur en Milieufederatie Groningen is een Groninger Verdienmodel voor de melkveehouderij ontwikkeld. Dit model is sinds de zomer operationeel. Hoe worden de resultaten dit verdienmodel gemonitord? Antwoord: Melkveehouders die hun bedrijf fors willen uitbreiden moeten laten zien dat zij duurzamer gaan werken en produceren. Een bedrijf wordt getoetst aan de hand van een groot aantal maatstaven. Tot op heden zijn er nog geen aanvragen binnengekomen, waardoor er van monitoring nog geen sprake is. In 2015 gaan wij het model evalueren. Ondernemend Groningen. Bedrijvigheid. 4. P.33 Productgroep 7106; subsidies en arbeidsplaatsen: Over 2014 is (nog) niet bekend hoeveel extra arbeidsplaatsen er door de subsidies zijn bijgekomen. Gaat dit nog wel gemeten worden en zo ja, op welke wijze? Voor 2015 gaat men uit van 100 extra arbeidsplaatsen; waarop is deze aanname gebaseerd (onderzoek, ervaringen uit het verleden, etc.)? Antwoord: Deze metingen worden gedaan in het kader van de eindevaluatie van de Europese subsidieprogramma's over de periode 2007-2014. Naar verwachting zijn deze cijfers in het tweede kwartaal van 2016 bekend. De nu gepresenteerde 100 arbeidsplaatsen is een inschatting op basis van ervaringscijfers. 5. P.35 Er is € 200.000 per jaar (2014 en 2015) beschikbaar gesteld voor participatiemogelijkheden voor jongeren op de arbeidsmarkt. Dit is bestemd voor de Werkschool 2.0, GOA Publiek en Vouchers. Vanwege vertraging is er nog maar 25.000 besteed aan de Werkschool 2.0. De overige € 175.000 wordt overgeheveld naar 2015 en 2016. Wat is de reden van vertraging? Zijn er geen middelen nodig voor GOA Publiek en Vouchers in 2014? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In november 2014 bent u per brief over de invulling van de motie 'bestrijding jeugdwerkloosheid' geïnformeerd. Met het project 'De Werkschool 2.0 Route Arbeid' geven we een vervolg aan een eerder door ons gefinancierde pilot. De looptijd van dit vervolgproject is van 2014-2016. Er is derhalve geen sprake van vertraging. In 2014 wordt echter maar een beperkt deel (€ 25.000) van de kosten gemaakt. Het overige budget (€ 275.000) wordt besteed in 2015 en 2016. Voor het project GOA- publiek zijn er in 2014 geen middelen uit het budget jongerenparticipatie nodig. Het project wordt in 2014 namelijk uit de versnellingsagenda 2.0 gefinancierd. In 2015 komt er € 75.000 ten laste van het budget jongerenparticipatie. Voor de inzet van 'vouchers' (resterende € 25.000) sluiten we aan bij het project 'Noorderbaanbattle 2 van de gemeente Groningen. Voor dit project kunnen werkgevers vouchers ontvangen om schoolverlaters of werkzoekende jongeren, die geen zicht hebben op een reguliere baan, een werk(leer)plek aan te bieden. Dit project is in maart 2015 gestart en had derhalve geen financiering voor 2014 nodig. 6. P.37 Extra middelen provinciale meefinanciering. Er is in de IB2014 aangegeven dat de verwachte bestedingen van de Provinciale Meefinanciering in 2014 € 14.499.111 bedragen. Dit blijkt echter maar € 4.945.158 te zijn. Waar zit dit verschil en hoe kan het dat dit een dergelijk enorm verschil is? Antwoord: De verwachte uitgaven van het krediet provinciale meefinanciering zijn gebaseerd op de bestedingsritmes die door projecteigenaren worden aangeleverd. De daadwerkelijke uitgaven zijn gebaseerd op aangevraagde voorschotverzoeken en eindafrekeningen van projecten. Veel projecten hebben in dit jaar minder besteed dan verwacht, en hierdoor is dit verschil ontstaan. Het is echter de verwachting dat bijna alle projecten, zij het met enige vertraging in 2015 hun eindafrekening indienen, waarmee dit verschil weer wordt opgeheven.
7
7. P.40 Gaswinning. Spoor 3 verbetering van de leefbaarheid. Dit spoor is weer onderverdeeld in drie sporen waaronder sociale cohesie. Deze is al in uitvoering gebracht. In wat voor vorm is dit in uitvoering gebracht en hoeveel middelen zijn hiervoor ingezet? Antwoord: Vanuit het bestuursakkoord Herstel op vertrouwen - Vertrouwen op herstel is € 35 miljoen beschikbaar gesteld aan de Dialoogtafel voor het verbeteren van de leefbaarheid in het aardbevingsgebied. De Dialoogtafel heeft deze € 35 miljoen verdeeld over drie sporen, te weten: 1. Herstructurering 2. Regionale programma’s 3. Loket leefbaarheid (Sociale cohesie) Naast genoemde middelen van de Dialoogtafel is in het bestuursakkoord ook een bedrag van € 25 miljoen beschikbaar gesteld via het leefbaarheid en duurzaamheidsprogramma van de NAM. De Dialoogtafel en NAM participeren in het loket leefbaarheid van waaruit initiatieven ten behoeve de sociale cohesie in de 9 aardbevingsgemeenten ondersteund worden tot een maximum bedrag van € 10.000 per initiatief. Het loket heeft vanuit de Dialoogtafel jaarlijks de beschikking over € 1 miljoen voor de looptijd van 2014 t/m 2018. Vanuit zijn leefbaarheid en duurzaamheidsprogramma draagt de NAM jaarlijks € 1 miljoen bij voor de looptijd 2014-2018. Het loket is sinds 1 januari 2014 open en in de eerste ronde zijn reeds 108 aanvragen ingediend voor een bedrag van ongeveer € 775.000. Het loket beoordeelt de aanvragen in subsidierondes. Op de website van de Dialoogtafel staan de criteria om in aanmerking te komen voor een bijdrage van het project. 8. P.41 Mobiliteitscentrum Aldel. Gezamenlijk met meerdere overheden wordt er € 2.500.000 uitgetrokken voor het mobiliteitscentrum en scholing. Eind 2015 moet dit project te zijn afgerond. Wat is de doelstelling en het te verwachten resultaat? Hoeveel (procent) van de 600 werknemers kan dan weer aan de slag zijn? Antwoord: In februari 2014 bent u per brief geïnformeerd over de stand van zaken rond Aldel. Wij hebben € 750.000 uitgetrokken voor de invulling van het opgestelde actieplan: 'Investeren in perspectief'. In het actieplan is de volgende doelstelling opgenomen: Het doel van het mobiliteitscentrum is om zoveel mogelijk medewerkers van Aldel en toeleveranciers naar werk te bemiddelen. Ondanks de krimpende arbeidsmarkt, de geringe veerkracht en de gemiddelde leeftijd en opleiding van de deelnemers, streeft het mobiliteitscentrum naar een plaatsingspercentage van 50% tot 65% binnen 1,5 jaar. Daarnaast is de doelstelling dat: • alle deelnemers een competentieprofiel, een scholingsprognose en loopbaanplan hebben; • alle deelnemers één of meer workshops volgen om optimaal voorbereid te zijn op de arbeidsmarkt; • werkgevers in het gebied pro actief zijn benaderd, specifiek voor de deelnemers van het mobiliteitscentrum; • samen met werkgevers stages en werkervaringsplaatsen worden georganiseerd; • de mogelijkheden over de grens intensief worden onderzocht. Het project moet uiterlijk eind 2015 zijn afgerond. Dan zal meer bekend zijn over het resultaat. Schoon/Veilig Groningen. Water. 9. P.113-114 Klimaatadaptie: GS stellen dat de provincie ‘klimaatbestendig’ moet worden ingericht. In het kader van de waterhuishouding, van welke stijging van de water/zeespiegel GS de komende jaren uitgaan. Antwoord: De waterschappen gaan uit van de KNMI cijfers 2014. Voor 2050 gaat men uit van een zeespiegelrijzing van 20-40 cm. Voor 2085 gaat men uit van 45-85 cm zeespiegelrijzing. Wij volgen deze inschatting.
8
Bestuur. Overige bestuursorganen. 10. P.216 De operationele kosten van de dialoogtafel zijn jaarlijks geraamd op € 620.000- voor het jaar 2015 is de begroting vastgesteld op € 695.000, - Is dit éénmalig of structureel? Wat is de reden van deze (éénmalige) verhoging? Antwoord: De extra kosten voor 2015 zijn éénmalig. Van 2016 tot en met 2018 valt de begroting weer terug naar het oorspronkelijke niveau van € 620.000. In het najaar van 2014 hebben de drie betalende organisaties voor de Dialoogtafel (NAM, provincie en EZ) besloten om gezamenlijk € 75.000 beschikbaar te stellen voor ondersteuning van Tafelleden, die niet zelf over voldoende middelen beschikken om adequaat in hun ondersteuning te kunnen voorzien. Het gaat in dit geval om de ondersteuning van de Groninger Bodembeweging. Om elke vorm van belangenverstrengeling te vermijden is verzocht om dit bedrag toe te voegen aan de begroting van de Dialoogtafel onder verantwoordelijkheid van de onafhankelijk voorzitters. Deze nieuwe aanvullende post is in de begroting voor 2015 verwerkt, waardoor het totaal voor de Tafel uitkomt op € 695.000. Voor de goede orde, de ondersteuning is belegd bij en wordt aangestuurd door de GBB zelf. Bestuurlijke samenwerking. 11. P.224 Bezuiniging Deregulering. Bij de doelstelling is aangegeven dat informatievoorziening over subsidies verbeterd moet worden. Vervolgens staat aangegeven bij gerealiseerd dat de informatievoorziening op de website is verbeterd. Op welke manier heeft dit plaatsgevonden? Zijn er cijfers bekend over hoe dit door subsidieaanvragers wordt ervaren? Wordt er de komende jaren/periode ook gemeten wat de effecten zijn van de verbetering in de informatievoorziening en worden er daar nog (extra) acties in ondernomen? Antwoord: De website is anders ingericht, waardoor sneller het onderdeel subsidies gevonden kan worden. Bovendien is een alfabetisch overzicht van geldende subsidies toegevoegd. Daarnaast is minder relevante achtergrondinformatie weggelaten, waardoor het geheel duidelijker wordt voor degene die op de website zoekt. Ook plaatsen we nu jaarlijks een overzicht op de website met éénmalig verleende subsidies. Verder zijn we bezig met het digitaliseren van aanvraagformulieren, te beginnen met de meest gebruikte formulieren. Sinds het voorjaar van 2014 is de provinciale website ‘responsive’: de site past zich automatisch aan de afmeting van het scherm van de bezoeker (desktop, smartphone, tablet) aan. Hierdoor zijn alle onderdelen van onze website nog beter toegankelijk inclusief de informatie over onze subsidies. Er zijn (nog) geen cijfers bekend over hoe de specifieke groep ‘subsidieaanvragers’ de verbeteringen ervaren. In de komende periode zal dit gemeten worden. We weten wel door onze jaarlijkse provinciemonitor naar de waardering van onze communicatiemiddelen, dat onze website zeer goed wordt beoordeeld. 87% Van de bezoekers van de website heeft de gezochte informatie goed kunnen vinden. Wel zijn we een onderzoek gestart naar onze zogenaamde toptaken. Dit onderzoek – onder bezoekers van onze site – moet ons meer inzicht geven in de belangrijkste redenen waarom mensen op onze site komen. In 2015 gaan we de website verbeteren op basis van deze onderzoeksresultaten. Onze verwachting is dat subsidies daar onderdeel van uit gaan maken. Communicatie. 12. P.233 Bij de prestatie-indicatoren staat aangegeven dat in 2014 80% zich goed geïnformeerd voelt over datgene dat de provincie doet. Vervolgens staat er dat 65% spontaan een onderwerp kan noemen waar de provincie bij betrokken is. Hoe kan dit verschil ontstaan? Of als je geen onderwerp kunt noemen hoe weet je dan dat je wel voldoende geïnformeerd bent? Antwoord: De vraag over goed geïnformeerd voelen, zegt iets over of onze inwoners vinden dat ze voldoende informatie van en over de provincie krijgen. Dit betekent nog niet dat ze ook daadwerkelijk goed geïnformeerd zijn. De informatie wordt niet door iedereen omgezet in directe kennis. Dit wordt getoetst met de vraag om een provinciaal onderwerp te noemen. Uit de resultaten blijkt dan ook dat ondanks dat men vindt voldoende informatie te krijgen dat 15% van de ondervraagden dit niet kan omzetten in kennis hebben van de provincie. 9
Bedrijfsvoering. 13. P.289 De gemiddelde leeftijd van de werknemers bij de provincie is vanaf 2008 tot 2014 structureel gestegen. Van 46,5 in 2008 tot 48,8 in 2014. Hoe wordt er omgegaan met behoud van kennis binnen de organisatie en hoe wordt op termijn een onvermijdelijke uitstroom van (pensioengerechtigde) werknemers opgevangen als er structureel blijkbaar geen jonge werknemers in dienst genomen worden? Antwoord: De afgelopen jaren heeft de focus gelegen op het realiseren van de Taakstelling Formatiereductie. Het vertrekpunt bij deze realisatie was het voorkomen van gedwongen ontslag door het herplaatsen en geschikt maken van medewerkers. De taakstelling is per 2015 in kwantitatieve zin gerealiseerd. De komende periode (2016-2020) zal er een grote uitstroom zijn als gevolg van natuurlijk verloop. De organisatie zal hier middels nieuw HR beleid op in gaan spelen, met als uitgangspunt enerzijds kwalitatief personeel aan te trekken en anderzijds te blijven investeren in het eigen personeel. Dit willen wij de komende jaren realiseren aan de hand van de volgende activiteiten: • • • • • • •
Blijven investeren in opleidingstrajecten; Opzetten verbeterd introductieprogramma (leergang) nieuwe medewerkers; Kwaliteit wordt per 2016 weer leidend bij Werving en Selectie; Intensiveren mobiliteit van medewerkers tussen DUO, Stad Groningen en Provincie Groningen; Opstarten Traineetraject; Bieden van werkervaringsplekken en stageplekken; Investeren in arbeidsmarkt communicatie.
14. Zijn er ook flexwerkers/gedetacheerden in dienst van de provincie en vallen die onder de FTE in de beschikbare ruimte? Zo ja, wat is het percentage flexwerkers/gedetacheerden? Zo nee, vindt er een verschuiving plaats van vaste medewerkers naar flexwerkers die onder een andere “post/noemer” vallen? Antwoord: Niet alle beschikbare formatie is ingevuld. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Indien een functie lastig in te vullen is kan er voor gekozen worden om met de middelen die gekoppeld zijn aan de formatie in te huren. In de vraagstelling worden flexwerkers en gedetacheerden genoemd. Onder flexwerkers kunnen medewerkers worden bedoeld met een tijdelijk contract. Deze medewerkers zitten doorgaans op vaste formatie. Derhalve vallen ze niet onder de vrije ruimte binnen de apparaatskosten. In sommige gevallen wordt onder flexwerkers medewerkers verstaan die middels een payroll constructie worden ingehuurd. Kosten die daar aan verbonden zijn worden wel bekostigd uit de middelen die gekoppeld zijn aan de vrije formatie. Medewerkers die bij de provincie zijn gedetacheerd worden eveneens bekostigd uit de middelen die gekoppeld zijn aan de vrije formatie. Ditzelfde geldt voor andere tijdelijke constructies zoals inhuur. Voor deze groepen kan gesteld worden dat ze ten laste komen van de beschikbare ruimte in de formatie. Per 31-12-2014 bedroeg het aantal flexwerkers (met een tijdelijk contract) 20 FTE. Ten opzichte van het concern (aantal FTE 768) is dat 2,6%. Het aantal payrollers bedroeg 34. Dat is ten opzichte van het concern is da 4,3% (aantal medewerkers 785). Het aantal, bij de provincie, gedetacheerden medewerkers was, per 31-12-2014, 51. Ten opzichte van het concern is dat 6,9%.
10
Technische vragen Partij voor de Dieren
1. Blz. 23 Wat houdt het kookboek voor gemeenten in? Wat wordt bedoeld met de kleinschalige ingrepen in het landelijk gebied? Kan er een voorbeeld gegeven worden? Antwoord: Medio 2014 hebben wij de wens geuit om een werkboek/ kookboek te laten ontwikkelen dat gemeenten en particulieren kan ondersteunen bij het omgaan met kleine ingrepen in het landelijk gebied. Wij hebben hiervoor inspiratie opgedaan tijdens de jaarlijkse excursie van het bouwheerschap. Het gaat om zaken zoals erfafscheidingen, aanbrengen verlichting, plaatsing gebouwde voorzieningen, situering paardenbakken, schuilhutten en erfbeplanting. Het werkboek wordt nadrukkelijk geen bindend beleidsdocument, maar moet gaan fungeren als bron van inspiratie met beeldende en toepasbare voorbeelden. Voordat we zijn gestart, hebben wij de gemeenten geconsulteerd over het idee en het resultaat was positief. Bij het opstellen van het kookboek hebben de gemeenten actief onderwerpen aangedragen voor opname in het werkboek. 2. Op blz. 33 wordt gesproken over uitgegeven bedrijventerreinen. Wordt hier voornamelijk gebruik gemaakt van bestaand bedrijventerrein (leegstaande gebouwen) of toch nieuwbouw? Antwoord: Bij uitgifte van bedrijventerreinen gaat het om uitgifte van bestaande bedrijfskavels. Planologisch zijn deze al bestemd met de functie bedrijventerrein. De uitgifte zegt niets over de mate van bebouwing. De kavels kunnen nog maagdelijk onbebouwd zijn of al enige jaren in gebruik en bebouwd. 3. Op blz. 47 staat dat Energy Park Veendam mogelijk anders uitgevoerd gaat worden en ook op een ander bedrijventerrein. Wat is de status - dus wat wordt er anders en gaat het Energy Park verhuizen naar bedrijventerrein Dallen II? Zo ja, waarom? Antwoord: Het Energypark in Veendam zou eerst worden gerealiseerd op en bij de oude Avebe-locatie. Hier zou mogelijkerwijze als onderdeel ook een biovergister komen. Om diverse redenen zijn de plannen gewijzigd. Realisatie vindt nu plaats op de Dallen 2, maar dan zonder biovergister en met een zonnepark. 4. Op blz. 78 wordt gesproken over waterstofbussen. Zijn er al uitkomsten bekend m.b.t. de pilot? Wat zijn de kosten van zo'n bus in verhouding tot reguliere bussen? Antwoord: De Pilot zelf is nog niet gestart. De Pilot kan pas worden gestart nadat inzichtelijk is gemaakt welke kosten uiteindelijk met de uitvoering van de Pilot zullen zijn gemoeid en met alle deelnemende partijen overeenstemming is bereikt over de verdeling van de kosten. De verwachting is dat het inzicht in de kosten pas na deze zomer bekend zal zijn. De volgende fase in het proces is dan het maken van afspraken over de verdeling van de kosten. Wij verwachten daar in het najaar de resultaten van. Wij zullen u hierover op dat moment informeren. Indien het tot overeenstemming over de kostenverdeling komt, duurt het nog minimaal een jaar om de betreffende bussen te laten maken en zal het pas op zijn vroegst bij de ingang van de dienstregeling december 2016 mogelijk zijn om te starten met de Pilot: het laten rijden van twee waterstofbussen. 5. Op blz. 85 wordt gesproken over de borging van dierenwelzijn. Wat voor middelen worden er gebruikt om dat welzijn te borgen? Antwoord: Dierenwelzijn is voornamelijk een taak van Rijk en gemeenten. Wij zien op het punt van dierenwelzijn met name een rol voor ons weggelegd in de uitvoering van de Flora- en Faunawet. Daarnaast is het voorkomen van aanrijdingen met wild een provinciale aangelegenheid voor zover 11
het wegen betreft in beheer van de provincie. Dierenwelzijn is één van de aandachtspunten bij afwegingen binnen de eerder genoemde onderdelen. Op deze manier proberen wij het welzijn van dieren te borgen in de keuzes die wij maken. 6. Blz. 107 Wat is de reden dat er minder is uitgegeven voor Natura 2000 gebieden? Antwoord: Voor de uitvoering van maatregelen zijn wij afhankelijk van de vaststellingsprocedures van het Rijk voor de Natura2000 beheerplannen, die soms vertraging oplopen. Pas na de definitieve vaststelling kunnen wij beginnen met de uitvoering. Lauwersmeer Voor het Lauwersmeer is het plan grotendeels gereed. Na het doorlopen van een zorgvuldige inspraakprocedure kan het Rijk haar handtekening zet onder het plan. Waddenzee Het beheerplan ligt ter inzage, na vaststelling kunnen de maatregelen worden uitgevoerd. Een van de belangrijkste maatregelen op Groningens grondgebied waar hard aan is gewerkt, is het kwelderbeheer. Voor de periode 2015-2020 is geregeld dat maximaal € 972.000 beschikbaar is aan beheervergoedingen. Zuidlaardermeer In het Zuidlaardermeer ligt de uitvoering van maatregelen op schema. 7. Blz. 126 betreft de sanering van een terrein in Stadskanaal. Aannemer is voor de rechter gedaagd. Om welk terrein gaat het precies en om wat voor soort vervuiling? Antwoord: Het gaat hier om het voormalige gasfabrieksterrein Stadskanaal. Er is hier sprake van overschrijdingen van de interventiewaarde voor PAK (poly aromatische koolwaterstoffen), minerale olie en BTEX (benzeen, tolueen, ethyleen en xyleen). 8. Op Blz. 223 wordt gesproken over 40-50% snellere procedures (Snelloket Ruimtelijke ontwikkeling). Dit gebeurt o.a. door geen vergunning, maar vrijstelling te verlenen. Hoe vindt de borging van de kwaliteit van de ontwikkelingen plaats? Antwoord: De toets van ruimtelijke plannen via het Snelloket is niet anders dan de toets van andere ruimtelijke plannen. Alle plannen worden getoetst aan de omgevingsverordening van de provincie Groningen. Bij deze toets worden zo nodig ook de interne adviseurs/specialisten (waaronder die voor landschap, ruimtelijke kwaliteit en natuur) betrokken. Daarmee wordt de door ons beoogde kwaliteit van de ontwikkelingen geborgd. NB. De passage “dit gebeurt o.a. door geen vergunning, maar vrijstelling te verlenen” is op blz. 223 van het Geïntegreerde Programma en Productenrekening 2014, onterecht aan het Snelloket gekoppeld. De passage hoort bij het tweede streepje gedachtestreepje onder “Bezuiniging Deregulering/Beleid en doelen op termijn/Activiteiten/resultaten in het planjaar 2014/Gerealiseerd/Juridische procedures”, namelijk het deel dat over De ‘blauwe’ afdelingen gaat. 9. Op blz. 423 wordt gesproken over twee lijsten met spoedlocaties voor bodemsanering. Eén van voor 2012 en één van na 2012. Kunnen wij beide lijsten inzien/krijgen? Waarom zijn er zoveel spoedsaneringen verwijderd na aanvullend onderzoek? (Blz. 424 als voorbeeld: op de lijst van voor 2012 7 ecologisch risicovolle terreinen en na 2012 nog 2). Antwoord: Er wordt niet gesproken over ‘spoedsaneringen’, maar over locaties met een bodemverontreiniging waar mogelijk sprake is van een potentiële spoedeisende situatie (met onaanvaardbare risico’s voor mens, verspreiding naar grondwater of ecologie). Deze locaties
12
waren nog niet beschikt in de zin van de Wet bodembescherming. Alleen waar sprake is van een ernstige en spoedeisende situatie wordt in de beschikking een saneringstijdstip vastgesteld. In de verantwoording MJP 2010-2014 is aangegeven dat na aanvullend onderzoek meerdere locaties, waar mogelijk sprake was van spoed, zijn afgevallen en niet meer als spoedeisend worden bestempeld (ernstig/niet spoedeisend). Het moment van saneren vindt dan plaats op een ‘natuurlijk’ moment bij een evt. functieverandering of verkoop. De reden waarom na aanvullend onderzoek er veel locaties zijn afgevallen is omdat in de voorbereiding van de zoektocht naar mogelijke spoedlocaties, we bij de screening voorzichtig en conservatief te werk zijn gegaan om niet de kans te lopen evt. spoedlocaties mis te lopen. Er wordt in de tekst melding gemaakt dat er in oktober 2014 nog 36 spoedlocaties zijn. Dit is echter een foute optelsom en dat moet 34 zijn. De uiteenzetting van het aantal humaan (12), verspreiding (20) en ecologische locaties (2) geeft de som van 34 locaties. Als bijlage bij de technische vragen en antwoorden zijn de lijsten van 2011 en 2014 opgenomen. 10. Blz. 429 vertelt ons dat het jaarverslag Toezicht en Handhaving 2014 met name als het gaat om de WABO en de Wet Bodembescherming niet consistent en volledig is. Wat is er met die conclusie gedaan om dat te verbeteren? Antwoord: Wij zijn met de ODG in overleg om de monitoring en rapportage te verbeteren. Het gebruik van een producten en diensten catalogus (PDC) en een eigen zaaksysteem door de ODG zal naar verwachting voor een betere monitoring en rapportage zorgen.
13
Technische vragen Groenlinks
Programma Wonen en Leefbaarheid 1. Op pag. 28 wordt gesteld dat er bij productgroep 9201 Wonen in totaal € 6,4 miljoen minder is uitgegeven dan begroot. Hoe kan het dat voor deze productgroep zo weinig is uitgegeven / gedeclareerd? Is er wel zicht op dat in 2015 wel meer projecten op dit terrein tot uitvoer komen? Antwoord: De onderschrijding van in totaal € 6,4 miljoen in het jaar 2014 wordt voor het grootste deel verklaard door ontwikkelingen bij de begrotingsposten voor particuliere woningverbetering en voor declaraties uit de programma's ISV 3 (€ 4.378.197) en achterblijvende declaraties uit de programma's SDV, ISV1 en ISV2 (€ 1.584.740). Ter verklaring van de onderschrijding van de € 4,3 miljoen melden wij de volgende drie oorzaken. 1. Voor de particuliere woningverbetering hebben wij in het verleden een bedrag van € 1 miljoen overgemaakt naar de SVn om leningen van te verstrekken. Dit bedrag hebben we ten onrechte als last genomen en die onjuistheid hebben we in 2014 gecorrigeerd. Voor 2014 betekent die correctie een onverwachte bate van € 1 miljoen. 2. Er is in totaal € 3 miljoen beschikbaar voor de leningen. In 2014 is geen gebruik gemaakt van de overige € 2 miljoen en dat betekent een onderbesteding van € 2 miljoen. Samen met het eerste punt een onderbesteding van € 3 miljoen. 3. Voorts hebben wij bij de Integrale Bijstelling aangenomen dat we voor € 2.070.000 aan betalingen zouden verrichten aan ISV3 projecten. Die inschatting is te hoog geweest want er is in totaal daadwerkelijk € 692.803 betaald. De rest wordt in 2015 of later afgerekend. Wij zijn hiervoor afhankelijk van de afronding van de projecten en financiële declaraties door de gemeenten. Ter verklaring van de onderbesteding van de € 1.584.740 noemen wij ook hier de afhankelijkheid van de afronding van projecten door gemeenten. Overigens blijven de financiële middelen hiervoor beschikbaar. Over het jaar 2015 melden wij u dat wij er van uit gaan dat de begroting 2015 wordt gerealiseerd. Ondernemend Groningen 2. Pag. 33 Het aantal toeristische overnachtingen is fors gedaald. Heeft deze daling zich doorgezet in 2014 en kan een nadere specificatie worden gegeven per gebied/soort accommodatie. Antwoord: Het aantal toeristische overnachtingen, exclusief overnachtingen op vaste standplaatsen, is in 2014 toegenomen. Toelichting: Voor 2014 is de monitoringsvraag verfijnd: de ontwikkeling van het aantal toeristische overnachtingen van Nederlanders in Groningen is weergegeven (i.t.t. 2013: de som van de toeristische en vaste standplaatsovernachtingen). De reden hiervoor is dat de ontwikkeling van het aantal overnachtingen is gebaseerd op een steekproef bij een jaarlijks wisselende groep personen. Het is gebleken dat de groep personen met een vaste standplaats in Groningen grote invloed kan hebben op de steekproef, omdat deze groep relatief vaker en langer op vakantie gaat. Voor de ontwikkeling in jaren is het zuiverder om uit te gaan van toeristische vakanties (bron: NBTC NIPO research). Tijdens toeristische vakanties hebben Nederlanders in 2014 circa 1.334.000 keer overnacht in Groningen. Dit is een stijging van 1,4% t.o.v. 2013 (CVO, 2014). Groningen steekt wat dit betreft gunstig af ten opzichte van Nederland als geheel: het aantal toeristische overnachtingen in Nederland is met 9,2% gedaald (van 71.861.000 toeristische overnachtingen naar ca. 66.417.000). Ook in Noord-Holland en Limburg was sprake van een toename; de rest van de provincies noteerden een daling.
14
In onderstaande tabel is naast het aantal toeristische overnachtingen van Nederlanders in Groningen en Nederland als totaal (2012-2014), ook de ontwikkeling van de toeristische overnachtingen ten opzichte van het voorgaande jaar weergegeven. (de ontwikkeling van) Toeristische overnachtingen van Nederlanders (t.o.v. voorgaande jaar) 2012 2013 ('13 tov 2014 ('14 tov '12*) '13) Groningen 1.247.000 1.315.000 (+5,5%) 1.334.000 (+1,4%) Nederland 68.682.000 71.861.000 (+4,6%) 66.417.000 (-9,2%) Bron: CVO, 2014 Er kan geen nadere specificatie worden gegeven per gebied/soort accommodatie. In 2013 is overgestapt op een beperktere monitoring dan voorheen. Tot en met 2012 werd in opdracht van de noordelijke provincies onderzoek gedaan door ETFI/Stenden (Toerisme Monitor). In verband met een beperktere monitoringsvraag is besloten om in 2013 over te stappen op het gebruik maken van beschikbare landelijke cijfers (o.a. Continu vakantie Onderzoek en Continu VrijeTijdsonderzoek (NBTC NIPO). De provincie bundelt de belangrijkste cijfers in het rapport ‘Kerncijfers Recreatie en Toerisme-Groningen’. 3. pag 45 productgroep 7103. Overleg tussen 3O's wordt niet gecontinueerd. Waar ontbreekt het bestuurlijk draagvlak voor dit overleg, welke van de overlegpartners betreft dit? Antwoord: Vanaf 2011 hebben we een onafhankelijke partij gevraagd een aantal werkzaamheden te verrichten in het kader van het Breed Overleg Jeugd (BOJ). Dit betrof bijvoorbeeld de voorbereiding, organisatie, agenda, adviezen etc. Binnen het BOJ werden de diverse bestuurlijke overleggen op het gebied van Zorg- Onderwijs en Arbeidsmarkt samengevoegd tot één marathonoverleg verdeeld over drie blokken en een themablok, die in het teken stond van de drie decentralisaties. Deelnemers waren de kerngemeenten, onderwijsinstellingen en RMC's (Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie vroegtijdig schoolverlaten). Er bleek geen bereidheid te zijn om de werkzaamheden van de onafhankelijke partij over te nemen, dan wel deze gezamenlijk te financieren. Diverse bestuurders stuurden bovendien steeds vaker een ambtelijke afvaardiging, waardoor het overleg meer een ambtelijk karakter kreeg in plaats van bestuurlijk. Er is niet per definitie een partij aan te wijzen, maar meer het verloop van het overleg in de tijd. 4. Pag 47 productgroep 7108 herstructurering bedrijventerreinen. Het lijkt erop alsof dit alleen binnen de stad Groningen nog loopt. Zijn er nog initiatieven/gesprekken gaande met overige gemeenten of worden er pogingen ondernomen dit weer op te pakken? Antwoord: In 2014 is begonnen met herstructureringsprojecten in Veendam (Industrieweg en Meihuizenweg), Oude Pekela (AA-stroom) en Scheemda (Eextahaven). Voor 2015 staan op de planning Mercurius Business Park Stadskanaal en Industrieweg Zuidbroek. 5. Pag 48 productgroep 7109 kan er meer inzicht worden gegeven in de 18 begeleide / doorgeleide aanvragen? Antwoord: In totaal hebben we 18 aanvragen begeleid/doorgeleid die passen onder productgroep 7109. Het gaat om 3 REP-decentraal projecten; 1 REP-centraal project; 2 kredietunies; HA Campus en 11 RIG-projecten. Programma Bereikbaarheid 6. Op pag. 67 staat dat de Fietsroutes plus naar Winsum en Ten Boer vertraging hebben opgelopen. Eerder werd op pag. 61 gemeld dat de verkenningsfase voor de fietsroute Plus naar Leek vertraging had opgelopen. Hoe komt het dat er bij alle drie Fietsroutes Plus die op dit moment in beeld zijn, vertraging wordt opgelopen? Worden er maatregelen getroffen om verdere vertraging te voorkomen?
15
Antwoord: Wij zijn op pagina 67 ingegaan op de oorzaken van de vertraging. Voor de Fietsroute naar Winsum hebben wij aangegeven dat vanwege de raakvlakken met maatregelen op het zuidelijk deel van de N361 en spoorwegveiligheid enige vertraging is opgetreden in de planuitwerkingsfase. Die raakvlakken vragen een zorgvuldige weging van de in het geding zijnde belangen. Voor de Fietsroute Plus naar Ten Boer hebben wij gemeld dat de uitwerking van het voorkeursalternatief complexer is gebleken dan van te voren gedacht. Voor beide fietsprojecten heeft dit gevolgen gehad voor de inzet van onze medewerkers binnen de onderscheiden projectorganisaties. Die inzet is niet onbeperkt en heeft er zoals gemeld in geresulteerd dat wat later is gestart met de verkenningsfase voor de Fietsroute Plus naar Leek. Op basis van de huidige inzichten voorzien wij in de verdere uitwerking van deze Fietsroutes geen noemenswaardige vertragingen. 7. Op pag. 67 wordt verder gesteld dat er vanuit de Regio Groningen-Assen momenteel geen financiële middelen beschikbaar zijn voor de Fietsroutes Plus. Wat is daar de oorzaak van en levert dit financiële problemen op voor de drie genoemde projecten? Antwoord: In het vastgestelde meerjarenuitvoeringsprogramma van de Regio Assen Groningen is er om budgettaire redenen geen ruimte om bij te dragen in de aanlegkosten van Fietsroutes Plus. Wij hebben er echter vertrouwen in dat wij voor de drie genoemde projecten er in zullen slagen ook zonder een bijdrage van de RGA tot een sluitende financiering te komen. Programma Karakteristiek Groningen 8. Op pag. 90 wordt gesteld dat de ontwikkelingen rond het verbinden van grote laagveenmoerassen rond de stad Groningen nagenoeg stil liggen door een reorganisatie bij Regiopark (onderdeel Regio Groningen-Assen). Wat houdt de reorganisatie bij Regiopark precies in (wordt dat opgeheven?) en wat betekent dit voor het realiseren van een ecologische verbinding tussen belangrijke natuurgebieden ten zuiden van de stad Groningen? Wordt die verbinding nog wel gerealiseerd? Antwoord: Vanwege een reorganisatie bij het regiopark Groningen-Assen is ook een actualisatie van het programma uitgevoerd. Hierbij moest sterk ingekrompen worden op de groene doelen en hiermee de financiering van groene projecten. Dit proces heeft tot een vertraging van 1 jaar geleid voor de groene projecten. 9. Bij het programma Landelijk Gebied (PLG) staat op pag. 93 dat in 2014 het aantal ha. verdroogde natuur met 465 ha is afgenomen. Op pag. 95 staat dat het budget voor verdrogingsbestrijding in 2014 op nul is gesteld. Hoe is het gelukt om 465 ha. natuur te vernatten zonder dat er budget voor beschikbaar was? Het lijkt wel een wonder! Antwoord: Met de inrichting van de EHS is ook gewenste peil ingesteld en daarmee de betreffende verdroging opgeheven. 10. Op pag. 101 staat bij de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) dat er een verplichting loopt voor Marketing Groningen tot eind 2015. Ik zie niet direct wat Marketing Groningen met de PAS te maken heeft. Is hier een fout gemaakt? Graag uitleg. Antwoord: Er is geen relatie tussen Aanpak Stikstof/Natura 2000 en Marketing Groningen. Betreffende zin hoort niet thuis bij het onderwerp, het is niet duidelijk hoe deze tekstfout in de rekening is geslopen. 11. Op pag. 107 blijkt dat er in 2014 bij de Productgroepen Water en Natuurontwikkeling veel minder is uitgegeven dan begroot, € 1,1 miljoen resp. € 6 miljoen. Wat is de reden dat er in 2014 zo weinig is uitgegeven op deze onderdelen en is er zicht op dat er in 2015 wel meer vaart komt in projecten op deze terreinen?
16
Antwoord: In de praktijk lopen de betalingen vaak achter bij de begroting omdat wij afhankelijk zijn het declaratiegedrag van derden zoals aannemers en externe partners. Dit wil echter niet zeggen dat er geen vaart zit in de projecten. Met de oprichting van de gezamenlijke uitvoeringsdienst voor het landelijk gebied voor Groningen en Drenthe, genaamd Prolander zijn wij de komende jaren in staat voortvarend de uitvoeringsprojecten in het landelijk gebied op te starten. Schoon/veilig Groningen 12. Pag 123, productgroep 5003. AIs er binnen de provinciale organisatie een omslag merkbaar naar bewustwording van duurzame ontwikkelingen bij beleidsuitvoering en welke vervolgstappen worden genomen om dit nader te borgen. Antwoord: Binnen de provinciale organisatie wordt expliciet aan de borging van duurzame ontwikkelingen gewerkt door het geven van cursussen en het organiseren van lezingen hierover, afdelingen te begeleiden bij het maken van duurzame beleidskeuzes aan de hand van matrixen, en het inzetten van duurzaamheids-ambassadeurs (dit zijn personen uit alle afdelingen die duurzaamheid uitdragen). 13. Pag 129 productgroep 5502 er is ingesproken op diverse Duitse Mar procedures. Graag ontvangen wij een specificatie van de procedures. Daarnaast de vraag hoeveel MER procedures vanuit onze provincie zijn voorgelegd aan onze Duitse buren. Antwoord: Er is in 2014 één m.e.r.-procedure vanuit de provincie Groningen voorgelegd aan de Duitse buren, te weten de helikopterlandingsplaats Eemshaven. Het specificeren van de Duitse procedures waarop wij als provincie hebben ingesproken is een dusdanig tijdrovende klus, dat beantwoording op de korte termijn niet een volledig antwoord op zou leveren. Wij stellen dan ook voor om de volledige specificatie in een aparte notitie separaat aan te leveren voor de behandeling van de jaarrekening in PS op 27 mei 2015. Energiek Groningen 14. Op pag. 146 staat bij het project Stimuleren rijden op groen gas dat er een subsidieregeling is opgezet om het rijden op Compressed Natural Gas (CNG) te stimuleren. Nu is CNG gewoon aardgas dat is samengeperst en daar is weinig groens aan, zeker gezien de aardbevingsproblematiek in Groningen als gevolg van de winning van aardgas. Hoe kan het dat gewoon aardgas ineens als groen gas wordt betiteld? Past deze subsidieregeling dan wel binnen dit project? Antwoord: Groengas is biogas dat door bewerking dezelfde eigenschappen en kwaliteit heeft als aardgas (CNG), maar de oorsprong van beide gassen is wezenlijk anders. Biogas wordt geproduceerd uit onder meer slib, afval van stortplaatsen, tuinafval, resten groente en fruit, en dierlijke restproducten zoals koeienmest. Het uit biogas geproduceerde Groengas is hiermee een duurzaam alternatief voor aardgas. Onderzoek toont aan dat het gebruik van Groengas voor mobiliteitsdoeleinden de meeste milieuwinst realiseert en concrete effecten heeft op de luchtkwaliteit (sterk verminderde fijnstof en NOx concentraties). Omdat de samenstelling van aardgas en Groengas gelijk is (ze verschillen chemisch niet van elkaar) wordt Groengas ingevoed op het nationale en regionale leidingnet. Distributie vindt dus plaats via het normale aardgasnetwerk. Daardoor kunnen voertuigen met CNG-motoren zonder problemen op Groengas rijden. Net als groene stroom wordt Groengas gecertificeerd geleverd. Vertogas controleert of het gas voldoet aan de gestelde eisen voor zo’n certificaat. Zo weet u zeker dat het Groengas dat u afneemt aan de pomp ook echt groen is. In de provincie Groningen zijn alle gas-tankstations afgedekt met Groengas-certificaten. De voornaamste Groengasexploitanten in de provincie Groningen zijn de bedrijven CNG Net en Orangegas. CNG Net heeft de certificaten afgedekt met productie van Groengas van de VAGRON, dus compleet Gronings. Orangegas heeft certificaten van landelijke productielocaties maar is druk bezig deze te koppelen aan de productie van Groengas bij de Suikerunie.
17
Met de Subsidieregeling Rijden op Groengas stimuleren we de aanschaf van CNG-voertuigen. Omdat alle gas-tankstations in de provincie Groningen zijn afgedekt met Groengas-certificaten, kun je dus spreken van rijden op Groengas. Bestuur 15. Pag 225, samenwerking Niedersachsen. Samen met het rijk wordt gewerkt aan het GROS. Welke knelpunten zijn in kaart gebracht en worden met het rijk en Niedersachsen concreet aangepakt? Antwoord: Op de GROS lijst staan knelpunten als arbeidsmarkt (bv diploma-erkenning), interreg (gezamenlijk lobby/inzet), gezondheidszorg (informatie uitwisseling geschorste medici, preventie, antibioticaresistentie), grensoverschrijdende infrastructuur (spoorlijn Eemshaven), grenseffectentoets, energie (gezamenlijke positionering), veiligheid, rampenbestrijding en Natura 2000 (bijv. rondom EemsDollardEstuarium). Afspraken worden gemonitord. Circa 2x per jaar worden de afspraken ge-update. Wij zijn daarbij betrokken.
18
Rectificatie Op pagina 358 van het boekwerk van de geïntegreerde Programma- en Productenrekening 2014 is abusievelijk een tabel niet juist weergegeven. Hieronder is deze tabel opnieuw opgenomen. Onze excuses hiervoor.
19
Bijlage bij vraag 9 van de Partij voor de Dieren Lijst 2011 Locatiecode
Locatienaam
Plaatsnaam
GR000300015 GR000700001 GR000700141 GR000900001 GR001000015 GR001000024 GR001000056 GR001000062 GR001000109 GR001000158 GR001500040 GR001700002 GR001800002 GR001800021 GR002200028 GR002201238 GR002400005 GR002400797 GR003700001 GR003700090 GR003700100 GR003700101 GR003700122 GR003700142 GR003700244 GR003900011 GR003900064 GR004700018 GR004700085 GR004700480 GR004700517 GR004700535 GR004700634 GR004700774 GR004700841 GR004800017 GR004800068 GR005200001 GR005200006 GR005200048 GR005200061 GR005200345 GR005200353 GR005200355 GR005300138 GR005600042 GR005600051 GR076500085 GR076500097 GR076500337 GR165100008 GR165100101 GR166100015 GR166100020 GR198700061
AM, Langerijp stortlocatie BE, Verbindingsweg, Veelerveen GR-016-001 BE, Schoollaan 24A TR, WO Bouwerschapweg, naast nr. 54 DL, Eemskanaal - Oosterhornhaven Ged.maar Hagerstraat (GJ 057B) DL, Koperweg 16-20, GR-026-056 DL, AKZO-CHEMIEPARK DL, Deltaweg 2 DL, Oosterwierum 25 GT, DO Provincialeweg 59, GR-041-040 HN, Onnerpolder, GR-046-002 HR,FLEBO; M. Veningastraat 48, GR-051-002 HR, Parkstraat 121 (Hendo) LK, LK Industriepark 6, GR002200028 LK, Oldebertweg 64 BORGWEG 29 ZEERIJP LM, Schoolstraat 16 SL, SK Ceresmeer Stadskanaal SL, SK Ceresstraat 11, GR-101-090 SL, MK Sluisstraat 122, GR-101-0100 SL, MK Aweg 16-17 SL, SK Electronicaweg 1, GR-101-001 SL, SK Gasselterstraat 22 SL, SK Ceresstraat 9 SA, Toekomstkade 2, GR-091-011 SA, MID Hoofdweg 246, GR-091-064 VM, 9648, Raadhuisstraat 38 - 40, vml. Voordenhout VM, 9644, Zuidwending (GJ 109), vml. stortplaats d VM, 9641, Spoorweg 11, DSM Meststoffen, GR00470048 VM, 9645, Beneden Oosterdiep 179, AUTOBEDRIJF BOLT VM, 9641, Spoorweg 10, vml. WeDeKa, Stichting Mobi VM, 9641, Boven Oosterdiep 71, Mulder Autoservice VM, 9648, Poststraat 9 VM, 9641, Beneden Westerdiep 5 stort Schaalbergeweg (GJ 210) VE, Ter Apelkanaal Oost 102-103, garage WN, WN, MEIDOORNLAAN EN NAPELS WEST (GJ 171) WN, WN, VM GASFAB WINSCHOTEN WN, St. Vitusstraat (Noord-Ned) WN, WN, ZUIDERVEEN 50-52 WN, WN, M J van Olmstraat 14 WN, WN, Hoogstraat 46 WN, WN, Sint vitusholt 175 Wm, Bo, Stationsweg 2 ZN, Jellemaweg 46 NS-EMPLACEMENT ZUIDHORN PK, Kerklaan 18 OUDE PEKELA Pekelwerk 21-29 te Nieuwe Pekela PK, de Helling 18 ED, UN Hoofdstraat-West 92, GR-031-008 ED, UT NS-EMPLACEMENT USQUERT RD, FN Hoofdweg 172, GR-086-015 RD, NB Hoofdweg 14, GR-086-020 ME, Hereweg 266
APPINGEDAM VEELERVEEN BLIJHAM WOLTERSUM MEEDHUIZEN FARMSUM FARMSUM FARMSUM FARMSUM FARMSUM DOEZUM NOORDLAREN Hoogezand SAPPEMEER LEEK TOLBERT Zeerijp MIDDELSTUM STADSKANAAL STADSKANAAL MUSSELKANAAL MUSSELKANAAL STADSKANAAL STADSKANAAL STADSKANAAL Scheemda MIDWOLDA Wildervank Veendam Veendam Veendam Veendam Veendam Wildervank Veendam TER APELKANAAL TER APELKANAAL Winschoten WINSCHOTEN WINSCHOTEN WINSCHOTEN WINSCHOTEN WINSCHOTEN WINSCHOTEN BAFLO ZUIDHORN ZUIDHORN OUDE PEKELA NIEUWE PEKELA OUDE PEKELA UITHUIZEN USQUERT FINSTERWOLDE NIEUW BEERTA MEEDEN
20
Risico_Humaan Risico_Verspr
Potentieel Humaan Humaan
Risico_Ecol Ecologisch Potentieel Ecologisch
Potentieel Humaan Potentieel Humaan
Potentieel Ecologisch Potentieel Verspreiding Potentieel Ecologisch Potentieel Ecologisch Verspreiding Ecologisch Potentieel Ecologisch Verspreiding
Humaan Potentieel Ecologisch
Humaan Humaan
Humaan Humaan Potentieel Humaan Humaan Humaan
Potentieel Humaan
Potentieel Verspreiding Verspreiding Potentieel Verspreiding Potentieel Verspreiding Verspreiding Verspreiding Ecologisch Potentieel Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Potentieel Verspreiding Verspreiding Verspreiding Potentieel Verspreiding Verspreiding Potentieel Verspreiding Verspreiding
Potentieel Humaan Potentieel Humaan Potentieel Humaan
Humaan
Potentieel Humaan Potentieel Humaan Potentieel Humaan
Potentieel Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Ecologisch Ecologisch Potentieel Verspreiding Potentieel verspreiding Potentieel verspreiding Potentieel verspreiding Ecologisch Potentieel Verspreiding Ecologisch Potentieel Verspreiding Verspreiding Potentieel verspreiding Potentieel Verspreiding Ecologisch
Potentieel Humaan Potentieel Humaan Potentieel Verspreiding
Lijst 2014 Locatiecode GR001800221 GR003701750 GR001000062 GR004700535 GR001500020 GR004700480 GR004800068 GR002200028 GR005200006 GR001000056 GR003700101 GR003700142 GR001000015 GR003700001 GR003700122 GR000300015 GR165100101 GR003900011 GR001800002 GR004800017 GR001700002 GR001800021 GR002400005 GR076500085 GR004700018 GR005200345 GR005200048 GR005200052 GR005200001 GR003700128 GR165100008 GR003700100 GR003900341 GR005300058
Locatienaam HR, Middenstraat 17-21a SL, Oosterstraat 45 DL, AKZO-CHEMIEPARK VM, 9641, Spoorweg 10, vml. WeDeKa, Stichting Mobi GT, OP Provincialeweg 68, GR-041-020 VM, 9641, Spoorweg 11, DSM Meststoffen, GR00470048 VE, Ter Apelkanaal Oost 102-103, garage LK, LK Industriepark 6, GR002200028 WN, WN, VM GASFAB WINSCHOTEN DL, Koperweg 16-20, GR-026-056 SL, MK Aweg 16-17 SL, SK Gasselterstraat 22 DL, Eemskanaal - Oosterhornhaven SL, SK Ceresmeer Stadskanaal SL, SK Electronicaweg 1, GR-101-001 AM, Langerijp stortlocatie ED, UT NS-EMPLACEMENT USQUERT SA, Toekomstkade 2, GR-091-011 HR,FLEBO; M. Veningastraat 48, GR-051-002 stort Schaalbergeweg (GJ 210) HN, Onnerpolder, GR-046-002 HR, Parkstraat 121 (Hendo) BORGWEG 29 ZEERIJP PK, Kerklaan 18 OUDE PEKELA VM, 9648, Raadhuisstraat 38 - 40, vml. Voordenhout WN, WN, M J van Olmstraat 14 WN, St. Vitusstraat (Noord-Ned) WN, Marktstraat 10 WN, WN, MEIDOORNLAAN EN NAPELS WEST (GJ 171) SL.GASFABRIEK progammatische aanpak ED, UN Hoofdstraat-West 92, GR-031-008 SL, MK Sluisstraat 122, GR-101-0100 SA, Hoofdstraat 93 Nieuwolda WM, Eenrumerweg 2
21
Plaatsnaam Sappemeer Stadskanaal Farmsum Veendam Opende Veendam Ter Apelkanaal Leek Winschoten Farmsum Musselkanaal Stadskanaal Meedhuizen Stadskanaal Stadskanaal Appingedam Usquert Scheemda Hoogezand Ter Apelkanaal Noordlaren Sappemeer Zeerijp Oude Pekela Wildervank Winschoten Winschoten Winschoten Winschoten Stadskanaal Uithuizen Musselkanaal Nieuwolda Baflo
Risico_Humaan Risico_Verspr Verspreiding Humaan Humaan Verspreiding Humaan Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Humaan Verspreiding Verspreiding Verspreiding Humaan Verspreiding
Risico_Ecol
Ecologisch
Ecologisch Ecologisch Ecologisch Ecologisch
Humaan Verspreiding Verspreiding Ecologisch Humaan
Humaan Humaan Humaan
Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding Ecologisch Verspreiding Verspreiding Verspreiding Verspreiding
Humaan Humaan