Titel
1A_Anatomie en biomedisch
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3 1.4 1.5
Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.GM1-12 De gezonde mens in beweging: Anatomie en biomedisch Anatomic and Biomedical Knowlegde 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
SH Struijs (tel. 088-4815121) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
19 maal per blok
1140 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Loketonderwijs
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles
niet verplicht
6 maal per blok
720 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Werkcollege
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 93
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
1A_Biomedische kennis (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
1A_Kennis van anatomie (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het thema van blok 1A en 1B is de gezonde mens in beweging. Binnen dit thema wordt in twee keer tien weken de basis gelegd voor begrip van en inzicht in het normale functioneren van de gezonde bewegende mens. Na deze eerste twee blokken kan je medische termen en modellen uit de fysiologie en anatomie begrijpen en gebruiken. Daarnaast worden de methoden om de gezonde mens in kaart te brengen geoefend en geanalyseerd. Naast de biomedische kennis worden ook theorieën uit de psychologie, de filosofie en de communicatiewetenschappen geïntroduceerd. Je werpt een eerste blik op de latere uitoefening van de het beroep waartoe deze studie opleidt: fysiotherapeut. Daarbij hoort ook de inleiding tot evidence based practice, van logisch naar klinisch redeneren en methodisch handelen. Ook EHBO komt in de blokken 1A en 1B aan bod. De cursussen behorende bij de gezonde mens in beweging zijn voorwaardescheppend voor het ontwikkelen van de competenties als fysiotherapeut.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes: Anatomie • De student kan het normale bewegingspatroon van de gehele bewegingsketen en van individuele gewrichten van bekken en bovenbeen beschrijven. • De student kan de functie(s) van spieren van bekken en bovenbeen beschrijven. • De student kan de ligging en het verloop van de speciële structuren in het bekken en het bovenbeen beschrijven. • De student kent de ligging van organen in de buik-en borstregio. • De student kan verklaren in hoeverre de houding van een proefpersoon van invloed is op de lengte van spieren van de regio bekken bovenbeen. Fysiologie / Biomedisch Weten: De student:
kan de verschillende organisatieniveaus (moleculair-, cel-, weefsel-, orgaan- en systeemniveau) van levensprocessen van de mens benoemen, en de bestanddelen van deze organisatieniveaus beschrijven onderkent de betekenis van het begrip homeostase onderkent verschillen in de samenstelling van lichaamsvloeistoffen en –compartimenten en de betekenis daarvan op cel-, weefsel- en organismeniveau kan het begrip fitheid omschrijven kent de betekenis van antropometrie en kan de relatie tussen antropometrie, (inspannings)fysiologie en trainingsleer beschrijven kan de bouw en functie van dwarsgestreept spierweefsel beschrijven kan fysiologische principes en effecten beschrijven van oefening en training gericht op vergroting van lokale spierkracht en spier(uithoudings)vermogen kan de bouw en functie van de bind- of steunweefselsoorten beschrijven is bekend met de normale groei en veroudering van bind- en steunweefsel kan aanpassing- en herstelprocessen beschrijven bij regressie en schade op cel- en weefselniveau, in het bijzonder van spier-, bind- en steunweefsels
Begrijpen De student:
kan de fysiologische regelsystemen (nerveus, endocrien en paracrien) beschrijven en binnen die regelsystemen de principes en betekenis van terugkoppeling, vooruitkoppeling en vicieuze cirkels voor de levensprocessen van de mens uitleggen kan de functie en dynamiek van lichaamsvloeistoffen bij homeostase, schade en afweerreacties uitleggen, in het bijzonder in relatie tot spier-, bind- en steunweefsels kan uitleggen wat (elektrische) prikkelvorming is en uiteenzetten wat de invloed is op het functioneren van de skeletspieren kan de werking en energievoorziening van een (dwarsgestreepte) spier tijdens verschillende activiteiten en soorten inspanning (van statische kracht tot langdurig dynamisch bewegen) verklaren kan uitleggen en verklaren wat de verschillen zijn tussen de drie typen spiervezels in aansturing, energievoorziening en functie kan beredeneren welke interne en externe factoren van invloed zijn op onderhoud, belastbaarheid en herstel van spier-, bind- en steunweefsels of -structuren, en de consequenties voor belastbaarheid en herstel uitleggen in de verschillende levensfasen van de mens kan de rol en verschijnselen van het ontstekingsproces uitleggen, en de verschillen tussen inflammatoire en non-inflammatoire ontstekingsreacties en -verschijnselen uitleggen kan klachten en verschijnselen (symptomen), en herstelmaatregelen bij mensen met (acuut) overbelaste of
beschadigde spieren beredeneren kent het verschil tussen ontsteking en infectie, kan de gevolgen van een infectie benoemen en afweerprocessen beschrijven
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 42 Toetsduur (uren): 5 Zelfstudie (uren): 93 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1A_Massage en TGW
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3 1.4 1.5
Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.GM2-13 Therapeutisch handelen bij de gezonde mens: Massage en TGW Massage Therapy and TGW 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon 1.10 Voertaal 1.7
Nee
I Schoneveld (tel. 0884815295) (
[email protected]) Nederlands
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Casuïstiek
verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Hoorcollege
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles
verplicht
14 maal per blok
1680 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 94
1.12 Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
1A_Massage (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
1A_TGW (VT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het thema van blok 1A en 1B is de Gezonde mens. Binnen dit thema wordt in twee keer tien weken de basis gelegd voor begrip van en inzicht in het normale functioneren van de gezonde en bewegende mens. Na deze eerste twee blokken kan je medische termen en modellen uit de fysiologie en anataomie begrijpen en gebruiken. Daarnaast worden de methoden om de gezonde mens in kaart te brengen geoefend en geanayseerd. Naast de biomedische kennis worden ook theorieën uit de psychologie, de filosofie en de communicatiewetenschappen geïntroducteerd. Je werpt een eerste blik op de latere uitoefening van de het beroep waartoe deze studie opleidt: fysiotherapeut. Daarbij hoort ook de inleiding tot evidence based practice, van logisch naar klinisch redeneren en methodisch handelen. Ook EHBO komt in de blokken 1A en 1B aan bod. De cursussen behorende bij 'de Gezonde Mens' zijn voorwaardescheppend voor het ontwikkelen van de competenties als fysiotherapeut.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes (Massage) Weten De student: kent de meetinstrumenten: goniometer,VAS/NRS, palpatoire meting en de PSK vragenlijst die toegepast worden binnen de massagetherapie kent de principes van doseren (doseringsvariabelen) kent de anatomie van de huid en van de spieren (origo, insertie, verloop,functie) van de onderste extremiteit welke tijdens de massageles worden behandeld kent de pathologische aandoeningen van de spieren en pezen van de onderste extremiteit, welke tijdens de massageles bij de casuïstiek worden behandeld kan een voorbeeld geven van de plaats van massagetherapie binnen het fysiotherapeutisch handelen Begrijpen De student: kent het belang van het klinisch redeneren om tot een verantwoorde keuze te kunnen komen met betrekking tot het wel of niet toepassen van massagetherapie Toepassen/kunnen De student: kan preventieve maatregelen in acht nemen bij het toepassen van massagetherapie. Onder preventieve maatregelen vallen richtlijnen over patiëntvoorlichting, hygiëne en houdingen (zowel de werkhouding van de fysiotherapeut als de uitgangshouding van de patiënt) is in staat om in het kader van professioneel fysiotherapeutisch handelende eigen grenzen en de grenzen van anderen te herkennen, te benoemen en te respecteren ten aanzien van aanraking en bejegening tijdens massagetherapie kan de meetinstrumenten: goniometer, VAS/NRS, palpatoire meting en de PSK vragenlijst binnen de massagetherapie adequaat inzetten kan door middel van inspectie en een onderbouwde keuze maken voor massagetherapie met als doelstellingen :ontspanning, pijnvermindering, doorbloedingsverbetering, detoniseren en toniseren kan massagetechnieken demonstreren op de onderste extremiteit waarvan de musculatuur een bolvormige structuur heeft, zoals de m. hamstrings, m. quadriceps, m. gastrocnemius en de m. tibialis anterior die wordt gedefinieerd als een platte spier kan middels massagetechnieken doseringsvariabelen toepassen op huid en musculatuur van de onderste extremiteit kan aan de hand van casuïstiek een massagebehandeling uitvoeren en de keuzes onderbouwen Learning outcomes (TGW) De student: 1. is in staat om de eigen grenzen en die van anderen te (her)kennen, benoemen en te respecteren ten aanzien van aanraking en bejegening 2. kan basale communicatieve vaardigheden op adequate wijze inzetten tijdens een intakegesprek 3. kan op een professionele wijze feedback geven aan en ontvangen van medestudenten 4. kan bij een gezonde cliënt een gezondheidsintake afnemen 5. kan in niet-complexe situaties patiënten adviseren en instrueren bij een gezondheidsintake
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 32 Toetsduur (uren): 14 Zelfstudie (uren): 94 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Anatomie en anatomie in vivo
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3 1.4 1.5
Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.GM3-12 De gezonde mens in beweging: Anatomie en anatomie in vivo Anatomy and Anatomy in Vivo 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
SH Struijs (tel. 088-4815121) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidsles
niet verplicht
6 maal per blok
720 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Werkcollege
niet verplicht
5 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 105
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
1B_Anatomie in vivo (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
1B_Kennis van anatomie (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het thema van blok 1A en 1B is de gezonde mens in beweging. Binnen dit thema wordt in twee keer tien weken de basis gelegd voor begrip van en inzicht in het normale functioneren van de gezonde bewegende mens. Na deze eerste twee blokken kan je medische termen en modellen uit de fysiologie en anatomie begrijpen en gebruiken. Daarnaast worden de methoden om de gezonde mens in kaart te brengen geoefend en geanalyseerd. Naast de biomedische kennis worden ook theorieën uit de psychologie, de filosofie en de communicatiewetenschappen geïntroducteerd. Je werpt een eerste blik op de latere uitoefening van de het beroep waartoe deze studie opleidt: fysiotherapeut. Daarbij hoort ook de inleiding tot evidence based practice, van logisch naar klinisch redeneren en methodisch handelen. Ook EHBO komt in de blokken 1A en 1B aan bod. De cursussen behorende bij 'de Gezonde Mens in beweging' zijn voorwaardescheppend voor het ontwikkelen van de competenties als fysiotherapeut.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes: • De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten en spieren van de onderste extremiteit. • De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten van het bekken en de lumbale wervelkolom. • De student kan de ligging en het verloop van de vaatstructuren van de onderste extremiteit beschrijven. • De student herkent met behulp van inspectie en palpatietechnieken de anatomische structuren van het bekken en het bovenbeen. • De student kan de anatomische nomenclatuur toepassen. • De student kan een afwijkend bewegingspatroon in de regio bekken / bovenbeen signaleren, beschrijven en analyseren. • De student is in staat om spieren van de regio bekken/bovenbeen op lengte te brengen. • De student herkent met behulp van inspectie en palpatietechnieken de anatomische structuren van het onderbeen en de voet. • De student kan een afwijkend bewegingspatroon van de onderste extremiteit signaleren, beschrijven en analyseren. • De student is in staat om spieren van het onderbeen en de voet op lengte te brengen. • De student kan verklaren in hoeverre de houding van een persoon van invloed is op de lengte van spieren van het onderbeen en de voet. o De student kent de 7 stappen van een houdings- en bewegingsanalyse. o De student kan de bewegingsterminologie van het menselijk lichaam per gewricht benoemen. o De student weet waar het Algemeen LichaamsZwaartepunt (ALZ) zit van een menselijk lichaam in een anatomische stand. o De student kan de gangcyclus onderverdelen in subfasen die behoren bij de standfase en zwaaifase en weet de duur van deze subfasen. o De student kan beschrijven in welke (sub-) fasen van de gangcyclus een menselijk lichaam zich bevindt. o De student kan de principes van de tekenmethode, om een (deel-) zwaartepunt te bepalen, uitleggen. o De student begrijpt hoe (lichaams-) gewicht, formaat van het steunvlak, de afstand van het LichaamsZwaartePunt (LZP) tot het steunvlak en de projectie van het LZP tot de rand van het steunvlak invloed hebben op de stabiliteit. o De student kan de baan van het ALZ van een lichaam wat in beweging is beschrijven en uitleggen.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 25 Toetsduur (uren): 10 Zelfstudie (uren): 105 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur.
Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Biomedisch
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.GM4-12 De gezonde mens in beweging: biomedisch Biomedical Knowledge 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
10 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Loketonderwijs
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidsles
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
WCO (Practicum)
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 119
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
1B_ Biomedische kennis (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
1
100
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar 2
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het thema van blok 1A en 1B is de gezonde mens in beweging. Binnen dit thema wordt in twee keer tien weken de basis gelegd voor begrip van en inzicht in het normale functioneren van de gezonde bewegende mens. Na deze eerste twee blokken kan je medische termen en modellen uit de fysiologie en anatomie begrijpen en gebruiken. Daarnaast worden de methoden om de gezonde mens in kaart te brengen geoefend en geanalyseerd. Naast de biomedische kennis worden ook theorieën uit de psychologie, de filosofie en de communicatiewetenschappen geïntroducteerd. Je werpt een eerste blik op de latere uitoefening van de het beroep waartoe deze studie opleidt: fysiotherapeut. Daarbij hoort ook de inleiding tot evidence based practice, van logisch naar klinisch redeneren en methodisch handelen. Ook EHBO komt in de blokken 1A en 1B aan bod. De cursussen behorende bij de gezonde mens in beweging zijn voorwaardescheppend voor het ontwikkelen van de competenties als fysiotherapeut.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome:
De student kan de bouw en functie van het hart en de bloedsomloop, transport van zuurstof en kooldioxide, alsmede de energiebronnen van de mens beschrijven. De student kan voor de bewegende mens vitale verstoringen (in de homeostase) van bloedsomloop, gas- en stofwisseling benoemen. De student kan de fysiologische principes en effecten van verschillende vormen van training van het (aerobe en anaerobe) uithoudingsvermogen beschrijven. De student onderkent de (embryonale) ontwikkeling van het zenuwstelsel, kan het zenuwstelsel functioneelanatomisch onderverdelen, de functie van grote structuren of neuronale circuits beschrijven en deze globaal lokaliseren. De student is bekend met modellen van het zenuwstelsel voor de motorische ontwikkeling en het bewegen van de mens. De student kan de (functie van) sensoren voor het bewegingsapparaat beschrijven en onderkent de (functionele) verschillen in de verbindingen voor de somatosensoriek met en in het zenuwstelsel. De student kan de bouw en samenstellende weefsels en compartimenten van gewrichten benoemen, en onderkent de functies ervan. De student kan de oorzaken en ontstaansmechanismen benoemen van schade, herstel en/of aanpassingen op cel-, weefsel- en systeemniveau (pathogenese). De student kan (elektrische) prikkelvorming, prikkelgeleiding en prikkeloverdracht uitleggen en uiteenzetten hoe dit van invloed is op het functioneren van het hart en het zenuwstelsel. De student kan de verschillende functies van het (grote structuren en neuronale circuits van) centraal zenuwstelsel als communicatie- en regelcentra voor het menselijk functioneren uitleggen De student kan de betekenis van somatosensoriek bij het besturen van het menselijk bewegen (inclusief tonusregulatie, houding en reflexen) uitleggen. De student kan uitleggen hoe fysiotherapeutische behandelprincipes gebaseerd kunnen zijn op verschillende modellen van het zenuwstelsel. De student kan de dynamiek van bloedsomloop, gaswisseling of energieverbruik uitleggen tijdens rust, normale activiteiten en inspanning onder normale omstandigheden, en onder bijzondere omstandigheden zoals hoogte of bij toepassing van warmte- en koudebehandelingen. De student kan de functie en dynamiek van (de samenstelling van) lichaamsvloeistoffen/compartimenten bij de homeostase van bloedsomloop en gaswisseling uitleggen. De student kan de bouw en functies uitleggen van huid, onderhuids (vet)weefsel en het losmazig bindweefselcontinuüm van het lichaam. De student kan beredeneren welke (interne en externe) factoren van invloed zijn op de belastbaarheid van gewrichten, inclusief de rol van groei en normale veroudering. De student kan aanpassing- en herstelprocessen beredeneren bij regressie en schade van gewrichten uitleggen. De student kan de rol en verschijnselen van inflammatoire en non-inflammatoire ontstekingsreacties in verband brengen met pathogenese, belastbaarheid en herstel van gewrichten. De student kan kenmerken, klachten en verschijnselen (symptomen) van mensen met klachten van het bewegingsapparaat koppelen aan de pathogenese. De student kan vitale verstoringen van de homeostase van de bloedsomloop koppelen aan kenmerken, klachten en verschijnselen (symptomen) van (hart)patiënten.
De student kan de rol van (biologische en neurale) regelsystemen uitleggen in relatie tot het totale (bewegend) functioneren van de mens en diens leer-,aanpassings- en herstelvermogen op in- en uitwendige prikkels.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 18 Toetsduur (uren): 3 Zelfstudie (uren): 119 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Therapeutisch handelen& trainingsleer
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode
GFY-1.GM5-13 Therapeutisch handelen bij de gezonde mens: Kennis en trainingsleer Therapeutic Interventions and Exercise Therapy 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.2 Cursusnaam 1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon PB Ceelaert (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Casuïstiek
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Hoorcollege
niet verplicht
16 maal per blok
960 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidsles
niet verplicht
17 maal per blok
2040 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Werkcollege
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
BFO
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 73
1.12 Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
1B_Kennis van het therap. handelen (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
1B_Trainingsleer (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Plaats in beroep en opleiding In deze blokken, die de kern van het (domein) Fundament Fysiotherapie vormen, staan fitheid en bewegen van de gezonde mens centraal. Daarbij richten we ons vooral op normale lichaamsvorm en beweging (anatomie en kinesiologie), het functioneren van het meercellig organisme (fysiologie), en op het onderhouden en verbeteren van motoriek, spierfunctie en uithoudingsvermogen (trainingsleer en motorisch leren). Dat wil niet zeggen dat ‘verstoringen’ niet aan bod komen, maar deze zullen vooral belicht worden vanuit normale aanpassing en herstel op de diverse bijbehorende ‘stressoren’. Ook de pathologie (ziekteleer) waarmee in blok 1B een begin wordt gemaakt, richt zich naast ontstaanswijzen vooral op voorkomen en kenmerken van grote ziektecategorieën met hun ‘normaal’ te verwachten beloop. Wel al aan bod komt het leren verklaren van bijbehorende verschijnselen, en hun plaats in het fysiotherapeutisch denkproces (klinisch redeneren). Voor dit laatste worden in een aparte blokoverstijgende leerlijn de elementen aangedragen om dit vanaf blok C verder te kunnen ontwikkelen in de specifieke fysiotherapeutische casuïstiek van de domeinen Musculo-Skeletale Aandoeningen, Respiratoire Cardiovasculaire Aandoeningen en Centaal Neurologische Aandoeningen. Hiermee wordt de biomedische basis gelegd waarop in het verdere onderwijs kan worden teruggegrepen, waarbij wel oog zal worden gehouden op het biopsychosociale model dat als uitgangspunt bij de opleiding tot fysiotherapeut dient, en dat als visie op het vak dan ook in deze eerste blokken al aan bod zal komen. Bij het fysiologieonderwijs is in grote lijnen gekozen voor een benadering van ‘klein naar groot’ waarbij in dit blok het functioneren van cellen en weefsels centraal staat, met uitstapjes naar het moleculair niveau waar nodig en toepassing op organismeniveau waar mogelijk. Ruggengraat vormen daarbij de colleges over lichamelijke organisatieniveaus, biologische regelsystemen en (homeostase van) lichaamsvloeistoffen en –compartimenten. In blok B is de aandacht meer gericht op orgaansystemen. De aandacht voor het moleculaire niveau wordt gevraagd doordatde kennis van het menselijk genoom en de daarop gebaseerde homeostaseprocessen zichtoenemend vertalen in de internationale biomedische literatuur. Omdat de professional van de toekomst zich daarmee zelf up to date moet kunnen houden, wordt tevens voorzien in het leren lezen van Engelstalige vakliteratuur m.b.v. multimedia mediatheekopdrachten over de meeste fysiologieleerstof. Andere hiervoor benodigde professionele vaardigheden worden ontwikkeld in een aparte blokoverstijgende leerlijn (LOEP) en tijdens de PGO- of projectvormen. Op celniveau wordt vanuit prikkelvorming, contractie en collageenvorming dieper ingegaan op spierweefsel, bindweefsels, en hun rol in structuren als de dwarsgestreepte spieren (pezen, banden en botten). Het ontstekingsproces staat centraal bij de bespreking van herstel van weefselschade, waarbij wel al het onderscheid wordt uitgewerkt tussen de ontstekingsreactie als gevolg van fysisch/chemische schade, normale veroudering en (versterkt) cel-/weefselverval als gevolg van infecties en andere specifieke (en/of meer gegeneraliseerde) afweerprocessen Centraal in blok B staat het thema uithoudingsvermogen centraal binnen de lessen trainingsleer. De lessen zijn gericht op het beoordelen en verbeteren van het algeheel uithoudingsvermogen van een cliënt. TGW ondersteunt dit met het uitbouwen van communicatie- en adviesvaardigheden. De fysiologie ondersteunt de trainingsleer door te starten met relatie en het evenwicht tussen biologische en nietbiologische ‘regelsystemen’, en brengt dat met motivatie, leertheorieën en gedragsverandering in verband met bewegen. Daarmee wordt het leren trainen van spierfunctie uit blok A voortgezet in het leren beïnvloeden van motoriek (motorisch leren) en bewegingsgedrag in ruimere zin. Vanuit de fysiologie en anatomie wordt dit onderwijs weer ‘gevolgd’ en gericht ondersteund met resp. ontstaan en achtergronden van het functioneren van het zenuwstelsel en haar perifere sensoren 2en het functioneren van het hartvaatstelsel en de zuurstofvoorziening. De (onder)huid vormt als ‘sensor’ en haar rol bij de thermoregulatie hierbij een brugfunctie, en brengt ons via haar bindweefselcomponenten bij de (patho)fysiologie van nog een andere complexe structuur, namelijk het synoviale gewricht en de direct omliggende weefsels. Verder komen vanuit anatomisch/-kinesiologisch perspectief in aanvulling op blok A de gehele onderste extremiteit, en bewegingsanalyse van daarop aansluitende dagelijkse activiteiten aan bod. Het anatomie en fysiologie onderwijs wordt nader aanschouwelijk gemaakt met practica (hart en zenuwstelsel), een bezoek aan de snijzaal van de Geneeskundefaculteit en de multimedia mediatheekopdrachten. In dit blok B komt naast de tot dan toe onderwezen behandelvormen massage en oefentherapie de derde klassieke peiler onder het beroep fysiotherapeut aan bod namelijk de fysiotechniek, beginnend met het gebruik van warmte en koude (PGO in wk 3 en 4 en VT in wk 6 en 7). Dit wordt in perspectief gezet met een overzicht van (historische) ontwikkelingen en invloeden in het huidige beroep vanuit diverse internationale stromingen, die samen met eerder onderwijs over verschillen in ziekteperceptie en in blok A over de levensfasen van de mens, modellen FT en plaats van de beroepsvereniging KNGF de diversiteit in het beroep, werkveld en patiënt aan de orde stellen. In de leerlijn klinisch redeneren tot slot wordt de (tot dan toe) opgedane kennis geïntegreerd en in het fysiotherapeutisch proces geplaatst
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes TGW
De student: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
kan benoemen wat verschillen zijn per levensfase van de mens in de fysieke, cognitieve en sociale ontwikkeling weet welke onderwerpen bevraagd moeten worden bij de intake van een gezonde patiënt weet wat in de interactie de kenmerken en functies zijn van: non verbaal gedrag, samenvatten, gevoelsreflecties, feedback en de verschillende typen vraagsoorten kent de stappen van ‘instructie geven’ bij het aanleren van een huiswerkopdracht kan benoemen welk professioneel gedrag, afgeleid uit de beroepscode, verwacht wordt als stagiaire fysiotherapie weet wat er onder ziekteperceptie wordt verstaan kan een aantal persoonlijke voorbeelden geven van de vorming van zijn eigen culturele identiteit kan tenminste 5 elementen benoemen die van toepassing zijn op de professionele cultuur van de fysiotherapeut in een specifieke beroepssetting kan uitleggen wat het common sense model of Self- Regulation van Leventhal voor praktische consequenties heeft voor het fysiotherapeutisch handelen kan uitleggen wat verschillende leertheorieën, zoals die van Kolb en modellen van gedragsverandering zoals die van Verhulst voor betekenis hebben binnen het fysiotherapeutisch handelen
Learning outcomes motorisch leren Weten De student kan: 1. motorisch leren definiëren 2. de positie van motorisch leren binnen het geheel van het beïnvloeden van het bewegend functioneren van patiënten beschrijven 3. de aspecten ‘instructie’, ‘organisatie’ en ‘feedback’ in het kader van motorisch leren beschrijven 4. de in de literatuur meest gehanteerde terminologie op het gebied van motorisch leren uitleggen Begrijpen De student kan: 1. onderscheid maken bij het beïnvloeden van het bewegen tussen ‘prestatie’ (‘performance’), en ‘leren’ (learning - retention) 2. het praktisch handelen als (student-)fysiotherapeut bij het beïnvloeden van het bewegend functioneren van patiënten beargumenteren aan de hand van evidentie op het gebied van motorisch leren 3. beschrijven op welke wijze een motorisch leerresultaat geëvalueerd wordt (wat: retention en transfer / hoe: meetcriteria snelheid en accuratesse) 4. reflecteren op het eigen motorisch leerproces, daarin de rol van instructie, organisatie en feedback op dat eigen leerproces benoemen als mede fasen van het motorisch leren en persoonlijke factoren (motivatie, leerstijl) Toepassen/kunnen De student kan 1. vaardigheden tonen die nodig zijn om bij een gezond persoon of groepen van gezonde personen
- een nieuwe motorische vaardigheid aan te leren - een gekende motorische vaardigheid te verbeteren 2. een transfer vaardigheid bedenken op basis van een gekende motorische vaardigheid en de training van die motorische transfer vaardigheid uitvoeren 3. het resultaat van het motorisch leerproces op valide en betrouwbare wijze te meten 4. het resultaat van de evaluatieve metingen van een motorische vaardigheidstraining te interpreteren / te relateren aan performance of retentie en te relateren aan het gevolgde c.q. uitgelokte leerproces
Learning outcomes klinisch redeneren Weten: De student: 1. kan aangeven wat onder methodisch handelen (MH) wordt verstaan 2. kan de 4 basiselementen (doelgericht, bewust, systematisch, procesmatig) van MH aangeven 3. kent het begrip klinisch redeneren 4. weet wat onder hypothese wordt verstaan 5. kent verschillende strategieën (hypothetico-deductief, algoritme, patroonherkenning, verzamelmethode) die binnen het fysiotherapeutisch handelen kunnen worden toegepast 6. kent de begrippen non patiënt identified problems en patiënt identified problems 7. kent de definitie van gezondheid volgens de World Health Organization (WHO) 8. kent de 'International Classification of Functioning, Disability and Health' (ICF) codering 9. kent de begrippen biomedisch - resp. biopsychosociaal model 10. kent het belang van klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen) Begrijpen: De student:
1. kan de 4 basiselementen (doelgericht, bewust, systematisch, procesmatig) van MH uitleggen 2. kan de stappen (anamnese, lichamelijk onderzoek, fysiotherapeutische diagnose, behandelplan, behandeling) van het fysiotherapeutisch handelingsproces uitleggen 3. kan uitleggen waar en welke z.g. bezinningsmomenten tussen de verschillende stappen van fysiotherapeutisch handelingsproces te onderscheiden zijn 4. kan het onderscheid tussen de begrippen medische-, verwijs- en fysiotherapeutische diagnose uitleggen 5. kan het doel en de inhoud van de fysiotherapeutische diagnose uitleggen 6. kan de begrippen biomedisch resp. biopsychosociaal model uitleggen 7. kan uitleggen wat het kenmerk is van (en de verschillen tussen) de verschillende strategieën ((hypothetico-deductief, algoritme, patroonherkenning, verzamelmethode) 8. kan gedurende het onderzoek en therapie een hypothese herkennen en begrijpt dat onderzoeksgegevens en hypothese consistent moeten zijn vanuit de onderzoeksgegevens 9. student kan uitleggen wat met klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen wordt bedoeld en wat het
belang daarvan is
Learning outcomes – Blok 1B: Fysiotechniek Weten De student kan: 1. het doel en de toepassing van thermotherapie benoemen 2. indicaties en contra-indicaties voor de behandelde fysiotechnische applicaties noemen Begrijpen De student kan: 1. op basis van de fysiologische gevolgen van fysiotechnische applicaties, de toepasbaarheid binnen een totale fysiotherapeutische behandeling uitleggen 2. uitleggen waarom in bepaalde situaties een bepaalde fysiotechnische applicatie niet mag worden toegepast Toepassen/kunnen De student kan 1. op vlotte en veilige wijze thermotherapie (zowel warmte als koude) toepassen op een klasgenoot die als simulatiepatiënt een casus speelt 2. de patiënt het doel en de werking van fysiotechnische applicaties uitleggen 3. het effect van zijn fysiotechnische applicaties controleren De student kan antropometrische gegevens verzamelen bij een gezond persoon gericht op fitheid, en de resultaten koppelen aan doelstellingen met betrekking tot training(sleer). De student kan in een oefentherapeutische setting instructie geven aan een gezond persoon De student kan een taakanalyse maken van activiteiten op zowel het niveau van algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) als van sportief bewegen. De student kan na analyse van een activiteit (doeltaak) een onderbouwde keuze maken voor een specifieke (functionele) test voor de parameters spierkracht/-(uithoudings)vermogen en lenigheid, en deze adequaat toepassen in een oefen- of trainingsadvies bij een gezonde persoon De student kan een trainingsplan opstellen en motiveren ter vergroting van spierkracht en spier(uithoudings)vermogen voor een gezond persoon. De student kan een training geven ter verbetering van spierkracht/vermogen waarbij specifieke prikkelparameters worden toegepast, effectmeting van de training(en) uitgevoerd, en de opzet en resultaten uitgelegd. De student kan de rol en verschijnselen van het ontstekingsproces benoemen en instructie geven over belastbaarheid &nbs p;en herstel van spier-, bind- en steunweefsel(structuren). De student kan hygiëne(maatregelen) uitleggen en toepassen binnen een fysiotherapeutische setting.
De student kan inspanningsfysiologische begrippen en principes uit de Engelse taal (ACSM richtlijnen) eigen maken en deze (bio)medische terminologie op juiste wijze in spraak en geschrift te begrijpen en toe te passen (ex blok A en B).
De student kan na analyse van een activiteit (doeltaak) een onderbouwde keuze maken voor een specifieke (functionele) test voor de parameter uithoudingsvermogen en deze vanuit de
trainingsleer adequaat toepassen.
De student kan een trainingplan opstellen voor aeroob en/of anaeroob uithoudingsvermogen bij een gezonde persoon, een training geven waarbij specifieke prikkelparameters worden toegepast, effectmeting van de training(en) wordt uitgevoerd, en de opzet en resultaten wordt uitgelegd.
De student kan bij een gezonde cliënt een intake afnemen gericht op de conditie en de resultaten daarvan met de patiënt bespreken.
De student kan in een oefentherapeutische setting instructie geven aan een gezond persoon
De student kan na analyse van een activiteit (doeltaak) een onderbouwde keuze maken voor een specifieke (functionele) test voor de parameters spierkracht/-(uithoudings)vermogen en lenigheid, en deze adequaat toepassen in een oefen- of trainingsadvies bij een gezonde persoon
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 57 Toetsduur (uren): 10 Zelfstudie (uren): 73 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1C_Kennis OE/LWK & wetenschap 1
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode 1.2 Cursusnaam 1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
GFY-1.MSA1-12 Aandoeningen van de onderste extremiteit en lumbale wervelkolom Disorders of the Lower Extremity & Lumbar Spine 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon JACG Jansen (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
20 maal per blok
1200 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Loketuur
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Snijzaal
verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Vaardigheidsles
niet verplicht
7 maal per blok
840 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Werkcollege
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 94
1.12 Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
1C_Kennis van OE en LWK (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
1C_Reproduceerbaarheidsonderzoek (V)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
2 Inhoudelijke gegevens 2.1 Cursus doel Iedere patiënt heeft zodoende zijn eigen analyse van het probleem, een gezondheidsprofiel. Het is voor ons als therapeut in het bepalen van dit profiel absoluut noodzakelijk dat wij kennis hebben van de lichamelijke stoornissen. Die zijn een onderdeel van het gehele plaatje. Ook is het heel handig om een soort van ‘grotere bakjes’ te maken van profielen die op elkaar lijken. Zo maken wij de complexe situatie die bij iedere patiënt verschilt, hanteerbaar en bespreekbaar. In dit blok zult u hierin worden geoefend. Lichamelijke aandoeningen, zoals meniscusletsel, peesproblemen en rughernia’s, maar ook ‘grotere bakjes’ zoals een motorisch controleprobleem in een flexiepatroon bij rugklachten zullen worden besproken. Er wordt van u verwacht dat u deze stof aan het eind van het blok beheerst. Daarbij mag u echter niet het besef kwijtraken dat dit slechts onderdelen zijn van het grotere geheel.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes: De student kent het begrip rode vlaggen en weet de betekenis hiervan. De student heeft kennis van de context van rode vlag-indicatoren en kan eenvoudig herkenbare contra indicatieve pathologieën herkennen (tumoren, infecties, cauda pathologie, aangeboren afwijkingen stenose, neurologische aandoeningen waaronder Hernia Nucleus Pulposus (HNP) en neurogene claudicatio). De student kent de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richtlijn omtrent de formele procedure van intake na een verwijzing. De student kent de anatomie en kinesiologie van de Lumbale WervelKolom (LWK) en de onderste extremiteit. De student kent de structuren die bewegingen beperken c.q. remmen van de LWK en de onderste extremiteit. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de LWK uit het classificatie schema LWK. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de onderste extremiteit: - arthrose - impingment en tendinitiden art. coxae - meniscus- en bandletsel - anterior knee pain - spierpees aandoeningen - inversie trauma - syndesmose problematiek De student kent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. De student kent de richtlijn inversietrauma, de richtlijn lage rugklachten en de algofunctional index voor heup en knie arthrose van het KNGF. De student kent de Centraal BegeleidingsOrgaan (CBO) richtlijn voor artroscopie en de KNGF richtlijnen postoperatief meniscusletsel en (acuut) enkelletsel. De student kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen. De student kan bestaande diagnostische algoritmes van aandoeningen van de onderste extremiteit in een anamnese toepassen. De student kan op basis van de verkregen patiëntinformatie middels hypothetico-deductieve methodiek differentiaaldiagnostiek opstellen. De student kan, met een goniometer, de mobiliteit van de LWK en onderste extremiteit van een patiënt meten en registreren. De student kan de kracht van een patiënt meten en registreren m.b.v. de Medical Research Council (MRC- schaal). De patiënt begrijpt de relatie tussen veel voorkomende voorkeurshoudingen en gevolgen voor mobiliteit en spierkracht rondom de LWK. • De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten en spieren van de wervelkolom. • De student kan het verloop van de perifere zenuwen en bloedvaten ter hoogte van de lumbale wervelkolom en in de onderste extremiteit benoemen. • De student kan aangeven op welke wijze zenuwen uit de plexus lumbosacralis de onderste extremiteit innerveren. • De student kan verklaren in hoeverre de houding van een proefpersoon van invloed is op de lengte van spieren van de wervelkolom en de hals. De student kan de verwerking en gewaarwording van pijnprikkels uitleggen, en verschillende soorten pijnindelingen (primair, secundair, somatogeen/neurogeen/viscerogeen, referred, perifeer/centraal, acuut/chronisch) toelichten. De student kan aangeven waaruit een onderzoeksplan bestaat en welk doel het dient. De student kan aangeven wat het doel is van een behandelplan en uit welke elementen het bestaat. De student kent verschillende modellen van waaruit veranderingen in het bewegen functioneren worden verklaard (o.a. Disablement process, Handelingsgeorienteerd model biomedisch georiënteerde fysiotherapie benadering, Dynamisch systeem model, Action model, Procesmodel) De student kan met het oog op klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen) uitleggen, waarom hij wat, wanneer en met welk meetinstrument wil meten. Als onderdeel van een betrouwbaarheidsonderzoek systematisch verzamelen van onderzoek gegevens in een spreadsheet gegevens analyseren met behulp van elementaire statistische technieken en de uitkomsten interpreteren presenteren (mondeling en schriftelijk) en beargumenteren van onderzoeksresultaten (in een groep of individueel) Kan eenvoudige descriptieve statistische maten onder begeleiding uitrekenen Kan metingen vergelijken met normwaarden/
andere metingen aan eisen van wetenschappelijk gebruik van bronnen en bronvermelding in het Nederlands schrijven van wetenschappelijke verslagen met een correcte opbouw, argumentatie en interne samenhang inhoudelijk feedback ontvangen en verwerken eenvoudige individuele wetenschappelijke presentatie houden maakt effectief gebruik van mediaondersteuning kan eenvoudige producten (presentaties, verslagen) van medestudenten van feedback voorzien samenwerken aan een wetenschappelijk verslag, door planning en onderlinge afstemming binnen de tijd een verslag afleveren synthese: combineren van alle gemaakte onderdelen en herstructureren tot een samenhangend geheel eenvoudige wetenschappelijke bronnen bestuderen & analyseren structuur van engels en Nederlandse wetenschappelijke teksten herkennen voornaamste thema / probleemstelling in wetenschappelijke teksten identificeren herkennen en onderscheiden feiten van vooronderstellingen, meningen of aannames irrelevante gegevens schiften een kritische blik hanteren bij bestudering bronnen verbanden leggen tussen bronnen op aanwijzing van de docent reflecteert op eigen resultaten en uitwerkingen vanuit opdrachten kan reflecteren op producten (presentaties, verslagen) van zichzelf o.b.v. aangeleverde criteria verwerkt eigen of andermans oordeel m.b.t. tot een gemaakt product ter verbetering van dat product kunnen reflecteren op de wijze van studeren en werken kunnen reflecteren op wijze van aanpak van eigen inbreng en taak en stuurt bij Kennisbasis: Thema: Fysiotherapie in de context van patiënten met musculoskeletale aandoeningen van de onderste extremiteiten en de lumbale wervelkolom – Deel I. Na het volgen van de cursussen behorende bij dit thema ben je in staat om lokale en regionale bewegingsbeperkingen en lokale bewegingscoördinatie van de lumbale wervelkolom en de onderste extremiteiten in relatie tot eenvoudige en veelvoorkomende pathologie te doorgronden. Je leert de implicaties hiervan voor het klinisch onderzoek en behandel- en evaluatietechnieken te (h)erkennen en uit te voeren.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 43 Toetsduur (uren): 3 Zelfstudie (uren): 94 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1C_Aandoeningen van de OE/LWK (IVT)
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3 1.4 1.5
Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.MSA2-12 Diagnostiek van de onderste extremiteit en lumbale wervelkolom Diagnostics of the Lower Extremity & Lumbar Spine 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Vaardigheidsles
niet verplicht
21 maal per blok
2520 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Vaardigheidsles
niet verplicht
1 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Vaardigheidsles
niet verplicht
6 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 75
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
1C_Lumbale wevelkolom (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
1C_Onderste extremiteiten (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
In deze cursus wordt geleerd hoe klachten in lage rug en onderste extremiteit in kaart kunnen worden gebracht met een fysiotherapeutisch onderzoek.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes: De student kan op basis van normatieve waarden de passieve mechanische mobiliteitsbeperkingen van een patiënt beoordelen van de LWK en onderste extremiteit. De student kan spieren, kapsel-bandapparaat en ligamenten rondom de gewrichten van de LWK en onderste extremiteit onderzoeken op lengte en kracht. De student kan de coördinatie van bewegingen / activiteiten van de LWK en onderste extremiteit beschrijven en analyseren. De student kan op basis van een realistische hulpvraag een voor de patiënt relevante performance analyse uitvoeren. De student kan bij een patiënt een analyse van statiek en performance op basis van (valide) classificatiesystemen uitvoeren. De student kan klinisch relevante provocatietests uitvoeren om een pathologie van de LWK en onderste extremiteit aan te tonen. De student kan op basis van performance tests bepalen of er sprake is van adequate of inadequate bewegingscoördinatie op lokaal, regionaal en totaal niveau. De student kan op basis van klinisch onderzoek bepalen of de hulpvraag realistisch is. De student kan door middel van efficiënte vraagstellingen een indruk krijgen over de algemene gezondheid (algemene conditie en lichaamssamenstelling) van de patiënt. De student herkent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. De student kan de status presens in kaart brengen en hierbij relevante klinimetrie hanteren (visuele analoge Schaal, Quebec back pain disability scale, patiënt specifieke klachten, fear avoidance beliefs questionaire en Oswestry scale). De student kan (constructen over) pijnkenmerken toepassen bij het opstellen van een hypothese over oorsprong of ontstaan van (acute) pijnklachten. De student kan onder begeleiding van de docent gedurende het onderzoek en therapie een hypothese opstellen en deze hypothese consistent vanuit de onderzoeksgegevens toetsen en onderbouwen. De student kan onder begeleiding van de docent een onderzoeksplan opstellen en onderbouwen met een op anamnestische gegevens gebaseerde hypothese. De student kan met begeleiding van de docent op basis van onderzoeksgegevens de fysiotherapeutische diagnose opstellen. De student kan met begeleiding van de docent een behandelplan opstellen op basis van de gestelde fysiotherapeutische diagnose Kennisbasis: Thema: Fysiotherapie in de context van patiënten met musculoskeletale aandoeningen van de onderste extremiteiten en de lumbale wervelkolom – Deel I. Na het volgen van de cursussen behorende bij dit thema ben je in staat om lokale en regionale bewegingsbeperkingen en lokale bewegingscoördinatie van de lumbale wervelkolom en de onderste extremiteiten in relatie tot eenvoudige en veelvoorkomende pathologie te doorgronden. Je leert de implicaties hiervan voor het klinisch onderzoek en behandel- en evaluatietechnieken te (h)erkennen en uit te voeren.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 51 Toetsduur (uren): 14 Zelfstudie (uren): 75 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1D_Fysiotechniek en anatomie in vivo
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.MSA3-12 Fysiotherapie bij aandoeningen van de OE en LWK Physical Therapy of the Lower Extremity & Lumbar Spine 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidsles
niet verplicht
7 maal per blok
840 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkcollege
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 107
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een In welke blokken toets wordt wordt aangeboden de toets aangeboden? in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
1D_Anatomie in vivo (VT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
67
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
1D_Fysiotechniek (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
33
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Veel mensen hebben er last van, de hinder in het dagelijks leven is bij een deel van de patiënten groot, en het kost onze samenleving veel geld. Een echte oplossing, zoals een antibiotica kuur bij een bacteriële infectie, is er niet, ondanks de soms hoog gespannen verwachtingen. Het is de kunst in de veelheid aan gegevens die je van een patiënt verzamelt, die subtiele samenhang te identificeren waar je met het meeste resultaat je behandeling op kunt inzetten. Dat is de reden dat een behandeling vaak als bijna automatisch voortrolt uit je analyse van het probleem, de fysiotherapeutische diagnose. Is naar jouw inschatting, en na je onderzoek, een slechte controle van de rug wanneer iemand voorover buigt, een van de redenen dat de patiënt pijn in zijn rug heeft, dan is de behandeling logisch: help de patiënt een betere controle over zijn rug te krijgen. Het verschil tussen een goede en een slechte behandeling vindt zijn grondslag in een goede diagnose. Daar heb je het vorige blok mee gewerkt. In de behandeling zelf komen vragen naar voren als “hoe kan ik de patiënt het beste een ander gedrag aanleren”, “welk soort aanwijzingen moet ik geven”, “welke oefeningen zijn daarbij behulpzaam”. Zodra het gaat over een vorm van bewegen noemen we dit motorisch leren. Behandeling is echter meer dan dat, uitleg en verdere beleid hoort hier ook bij. Ook zijn er nog ondersteunende technieken beschikbaar, bijvoorbeeld apparaten die helpen pijn te verminderen.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes:
De student kan een patiënt op een doelmatige, systematische en bewuste manier behandelen met elektrodiagnostiek en/of thermotherapie. De student doet dit vlot en veilig. De student kan op basis van elektrodiagnostiek een uitspraak doen over de mate van innervatie, dan wel denervatie van een spier van de onderste extremiteit. De student kan op basis van het toepassen van thermotherapie spiertonus, rekbaarheid van weefsel en pijn beïnvloeden. De student kan de patiënt uitleggen hoe de fysiotechnische interventie zich verhoudt tot de totale fysiotherapeutische behandeling bij die patiënt. De student De student kan aan een patiënt de werking, het doel en de toepassing uitleggen van elektrodiagnostiek, thermotherapie, TENS en LASER-therapie. De student kan een patiënt op een doelmatige, systematische en bewuste manier behandelen met elektrodiagnostiek, thermotherapie, TENS en LASER-therapie. De student doet dit vlot en veilig. De student kan gegevens van de elektrodiagnostiek registreren en communiceren naar de patient en/of collega-student. De student kan op basis van TENS pijndemping realiseren, zowel via het spinaal pijn modulerend systeem (SPMS) als via het centraal pijn modulerend systeem (CPMS) De student kan op basis van LASER-therapie pijndemping en/of circulatiebevordering realiseren alsmede een versnelde weefselregeneratie na laesies en/of beperking van celdestructie bij pathologie of na verwonding De student kan in een fysiotherapeutische praktijksimulatie een beargumenteerde keuze maken voor één van de volgende vier vormen van fysiotechniek en deze toepassen bij een patiënt: elektrodiagnostiek, thermotherapie, TENS en/of LASER-therapie.
• De student herkent met behulp van inspectie en palpatietechnieken de anatomische structuren van de wervelkolom en hals. • De student kan de begrippen uit de algemene myologie interpreteren en toepassen. • De student kan een afwijkend bewegingspatroon van de wervelkolom signaleren, beschrijven en analyseren. • De student is in staat om spieren van de wervelkolom en hals op lengte te brengen. • De student kan de ligging bepalen van de perifere zenuwen en bloedvaten ter hoogte van de lumbale wervelkolom en in de onderste extremiteit. • De student herkent met behulp van inspectie en palpatietechnieken de anatomische structuren van het hoofd en de romp. • De student is in staat om spieren van de wervelkolom en hals op lengte te brengen. • De student kan een afwijkend bewegingspatroon van de wervelkolom signaleren, beschrijven en analyseren. Kennisbasis: Thema: Fysiotherapie in de context van patiënten met musculoskeletale aandoeningen van de onderste extremiteiten en de lumbale wervelkolom – Deel II. In dit blok wordt de inhoud uit blok 1C stapsgewijs geïntegreerd in het totale fysiotherapeutische proces bij in complexiteit oplopende casuïstiek; zo leer je in eenvoudige context differentiaal diagnostisch onderzoek te verrichten naar het pathoanantomisch substraat, de uitkomsten van het klinisch kinesiologisch onderzoek in relatie tot de pathologie te vertalen naar het functioneren in de totale kinetische keten en ADL. Je wordt geacht in staat te zijn om op basis van voornoemde kennis en vaardigheiden en evidentie gegronde keuze te maken met betrekking tot de indicatiestelling (doorverwijzing, expectatief, en/of fysiotherapeutisch interveniëren) en een hierop gepast fysiotherapeutisch beleid te bepalen en uit te voeren.
2.3
Ingangseisen
Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 19 Toetsduur (uren): 14 Zelfstudie (uren): 107 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1D_OE/LWK
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode 1.2 Cursusnaam
GFY-1.MSA4-12 Therapeutisch handelen bij de aandoeningen van de OE en LWK Therapeutic interventions in Lower Extremity & Lumbar Spine Disease 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon JACG Jansen (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
4 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidsles
niet verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidsles
niet verplicht
21 maal per blok
2520 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 79
1.12 Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
1D_Kennis van de OE en LWK (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
1D_Onderste extr&lumbale wervel. (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
In dit blok zullen we bezig zijn met hoe je patiënten het beste kunt behandelen. Het is de kunst in de veelheid aan gegevens die je van een patiënt verzamelt, die subtiele samenhang te identificeren waar je met het meeste resultaat je behandeling op kunt inzetten. Dat is de reden dat een behandeling vaak als bijna automatisch voortrolt uit je analyse van het probleem, de fysiotherapeutische diagnose. In deze cursus staat het behandelen van musculoskeletale aandoeningen van de onderste extremiteit en de lumbale wervelkolom centraal
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes: De student kent de epidemiologie van veelvoorkomende, eenvoudige fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen van de onderste extremiteit en LWK. De student kent de klinische manifestatie van veel voorkomende, eenvoudige fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen van de onderste extremiteit en LWK. De student kent de (patho)fysiologische principes van schade en herstel van weefsel (in het bijzonder van spier-, binden steunweefsels) van de onderste extremiteit en LWK. De student kent de Functie score de Bie en de Single leg balance test. De student herkent de invloed van ‘negatieve stress’ op fysieke performance bij een patiënt. De student weet het verschil tussen een korte termijn behandeldoelstelling en een lange termijn behandeldoelstelling. De student weet wat een patiëntendossier is. De student heeft kennis van de verschillende motorische leerstrategieën. De student weet uit welke elementen een fysiotherapeutische oefenprogramma bestaat. De student begrijpt uit welke onderdelen een behandelplan moet bestaan. De student kent het natuurlijk beloop en de implicaties voor de behandeling van veel voorkomende pathologieën van de onderste extremiteit: - arthrose - impingment en tendinitiden art. coxae - meniscus- en bandletsel - anterior knee pain spierpees aandoeningen - inversie trauma - syndesmose problematiek De student kent het natuurlijk beloop en de implicaties voor de behandeling van de veel voorkomende pathologieën van de LWK uit het classificatie schema LWK. De student herkent functiestoornissen bij een patiënt met één van de veel voorkomende pathologieën van de onderste extremiteit of LWK. De student herkent de verschillende motorische leerstrategieën bij patiënten. De student kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan opstellen bij patiënten aandoeningen aan de LWK welke genoemd worden in het classificatie schema LWK. De student kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan opstellen bij patiënten met aandoeningen aan onderste extremiteit: • arthrose • impingment en tendinitiden art. coxae • meniscus- en bandletsel • anterior knee pain • spierpees aandoeningen • inversie trauma • syndesmose problematiek De student kan een adequaat oefenprogramma opstellen in relatie tot veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. De student kan de Functie score de Bie en de Single leg balance test uitvoeren en hier conclusies aan verbinden voor de fysiotherapeutische behandeling. De student kan naar de patiënt toe verwoorden wat de negatieve invloed is van een slechte algemene gezondheid in termen van algemene conditie en lichaamssamenstelling op het natuurlijk ziektebeloop. De student kan beredeneren of de hulpvraag van de patiënt reëel is en naar de patiënt toe verwoorden of de hulpvraag van de patiënt reëel is. De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie, pathogenese en pathologisch substraat korte termijn behandeldoelstellingen bepalen bij patiënten met aandoeningen aan onderste extremiteit of LWK . De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie, pathogenese en pathologisch substraat lange termijn behandeldoelstellingen bepalen bij patiënten met aandoeningen aan onderste extremiteit of LWK . De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie bepalen wat het effect is van de vorige fysiotherapeutische behandeling en kan de behandeling voortzetten / bijstellen. De student kan de voortgang van de behandeling vastleggen in een patiëntendossier. De student kan op patiëntenniveau uitleg geven over de fysiotherapeutische (lange en korte termijn) behandeldoelstellingen De student kan een motorisch leertraject afstemmen op de motorische leerstrategie van de patiënt. De student kan een adequate bewegingscoördinatie aanleren bij patiënten met 'motor control' problematiek aan de onderste extremiteit of LWK. De student kan bij een patiënt met aandoeningen aan de onderste extremiteit en LWK de aanwezige passieve mechanische constraints beïnvloeden. De student kan een adequaat fysiotherapeutisch oefenprogramma opstellen bij een patiënt met aandoeningen aan de onderste extremiteit of LWK
• De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten van de wervelkolom en hals. • De student kan het normaal en het afwijkend functioneren beschrijven van de thorax tijdens het ademhalen. • De student kan bij doorbloedingproblemen in de onderste extremiteit onderbouwde hypotheses formuleren over de locatie van de obstructie. • De student kan bij uitvalsverschijnselen in de onderste extremiteit onderbouwde hypotheses formuleren over de locatie (wortel/plexus/perifeer-niveau) van de leasie • De student kan verklaren in hoeverre de houding van een proefpersoon van invloed is op de lengte van spieren van de wervelkolom, thorax en de hals. • De student kent de anatomie van de huid en van de spieren (origo, insertie, verloop, functie) van de dorsale zijde van de romp en bovenste extremiteit welke tijdens de massageles worden behandeld. • De student kent de mogelijke indicaties pathologische aandoeningen van de rug en van de bovenste extremiteit, welke tijdens de massageles bij de casuïstiek worden behandeld. • De student kent het doel van de diepe frictie en weet die op de juiste manier in te zetten. • De student kent de principes van beïnvloeden myofasciale triggerpoints en weet een relatie te leggen naar perifere neurogene pijnmechanismen. • De student kent het belang van het klinisch redeneren om tot een verantwoorde keuze te kunnen komen met betrekking tot het wel of niet toepassen van massagetherapie. De student kent de werking, het doel en de toepassing van elektrodiagnostiek, thermotherapie, transcutane elektro neuro stimulatie (TENS) en van LASER-therapie. De student kan de werking, het doel en de toepassing van elektrodiagnostiek, thermotherapie, TENS en LASERtherapie met elkaar vergelijken om in een fysiotherapeutische casus een passende keuze te maken voor één van deze vier vormen van fysiotechniek. De student weet wat de procedure is bij het doen van een screening De student kent de onderwerpen van een fysiotherapeutische diagnose en weet wat daarmee wordt bedoeld. • De student begrijpt wat attribueren is en kan deze manier van denken in uitspraken van anderen herkennen. De student kan de basistechnieken op een juiste wijze toepassen voor een bolvormige- oppakbare sper en op een platte spier zoals de M trapezius, m. erector trunci, m. deltoideus, m biceps en triceps brachii. • De student kan de diepe dwarse frictie toepassen voor een epicondylitis lateralis. • De student kan op een juiste wijze de palpatietechnieken uitvoeren ten aanzien van het onderzoek en de behandeling van myofasciale triggerpoints. • De student kan massagetechnieken toepassen op de rug en bovenste extremiteit die de huid en onderhuis en spierweefsel beïnvloeden met als doelstelling : losmaken subcutis ( littekenbehandeling), detoniseren, ontspannen, pijnbeinvloeding en beïnvloeden van de circulatie. • De student kan middels massagetechnieken doseringsvariabelen toepassen op huid en musculatuur van de rug en bovenste extremiteit De student kan aan de hand van casuïstiek ten aanzien van de rug en bovenste extremiteit een massagebehandeling uitvoeren en de keuzes onderbouwen. De student kan in de screeningsfase (bij Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie) een ‘niet-pluis’- gesprek voeren indien de patiënt terugverwezen moet worden. De student kan aan een patiënt de fysiotherapeutische diagnose uitleggen op basis van gegevens uit een anamnese en onderzoek. De student kan aan een patiënt, met een niet complexe stoornis en persoonlijkheid, de fysiotherapeutische diagnose uitleggen. De student kan in de screeningsfase (bij Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie) een ‘niet-pluis’- gesprek voeren indien de patiënt terugverwezen moet worden. De student kan aan een patiënt de fysiotherapeutische diagnose uitleggen op basis van gegevens uit een anamnese en onderzoek. De student kan aan een patiënt, met een niet complexe stoornis en persoonlijkheid, de fysiotherapeutische diagnose uitleggen. De student kan aan een patiënt uitleggen op welke wijze zijn attribueren van invloed is op het herstelproces. De student kan gedurende het onderzoek en therapie een hypothese opstellen en deze hypothese consistent vanuit de onderzoeksgegevens toetsen en onderbouwen. De student kan een onderzoeksplan opstellen en onderbouwen met een op anamnestische gegevens gebaseerde hypothese. De student kan op basis van onderzoeksgegevens de fysiotherapeutische diagnose opstellen. De student kan een behandelplan opstellen op basis van de gestelde fysiotherapeutische diagnose De student kan, gerelateerd aan de ICF domeinen, op adequate wijze klinimetrie toepassen Kennisbasis: Thema: Fysiotherapie in de context van patiënten met musculoskeletale aandoeningen van de onderste extremiteiten en de lumbale wervelkolom – Deel II. In dit blok wordt de inhoud uit blok 1C stapsgewijs geïntegreerd in het totale fysiotherapeutische proces bij in complexiteit oplopende casuïstiek; zo leer je in eenvoudige context differentiaal diagnostisch onderzoek te verrichten naar het pathoanantomisch substraat, de uitkomsten van het klinisch kinesiologisch onderzoek in relatie tot de pathologie te vertalen naar het functioneren in de totale kinetische keten en
ADL. Je wordt geacht in staat te zijn om op basis van voornoemde kennis en vaardigheiden en evidentie gegronde keuze te maken met betrekking tot de indicatiestelling (doorverwijzing, expectatief, en/of fysiotherapeutisch interveniëren) en een hierop gepast fysiotherapeutisch beleid te bepalen en uit te voeren.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 51 Toetsduur (uren): 10 Zelfstudie (uren): 79 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1_Professioneel gedrag
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.PROF-14 De fysiotherapeut als professional Professional competences of the physical therapist 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Introductiecollege BOS
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Probleem Gestuurd Onderwijs
niet verplicht
23 maal per blok
2760 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Professioneel gedrag
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 91
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
1_Beroepsoriënterende stage
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
33
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
1_Inh. samenw. bij probleemoploss. (PGO)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
67
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Via het PGO-onderwijs leren studenten informatie te zoeken, hierover te rapporteren aan collega's en naar aanleiding van discussie hun mening of informatie zo nodig bij te stellen.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes: De student heeft het vermogen gestructureerd, volgens de PGO-7 methodiek, te werken aan het bereiken van doelen. De student kan de rollen en taken van gespreksleider, notulist en observator (die gehanteerd worden bij de PGOmethodiek) uitvoeren. De student kan effectief met diverse personen communiceren. De student kan in een team een bijdrage leveren aan gezamenlijke resultaten. De student komt gemaakte afspraken na. De student neemt initiatief, ziet kansen en handelt daarnaar, anticipeert. De student kan plannen, organiseren en de voortgang bewaken van werk in teamverband. De student komt tot de kern van de zaak: kan hoofd- en bijzaken onderscheiden. De student kan begrijpelijk presenteren; inhoud is afgestemd op doel en publiek. De student maakt een onderbouwde keuze in het gebruik van bronnen. De student luistert actief: geeft aandacht, stelt open vragen en vraagt door, vat de kern samen en checkt interpretaties, legt goed uit wat hij/zij bedoelt, checkt of hij/zij begrepen wordt. De student spreekt medestudenten tijdig aan, geeft feedback volgens de regels, staat open voor feedback, gaat na wat reëel is in ontvangen feedback • De student kan kritisch observeren en reflecteren op de rol van de fysiotherapeut als hulpverlener in een fysiotherapeutische setting. • De student is bekend met verschillende facetten van het beroep van fysiotherapeut in diverse werksettings. • De student kan zich een beeld vormen van het beroep als fysiotherapeut en kan dit schriftelijk onder woorden brengen. • De student neemt initiatief, ziet kansen en handelt daarnaar; anticipeert. • De student kan begrijpelijk presenteren: de inhoud is afgestemd op doel en publiek De student kan relatiegericht gedrag ontwikkelen tijdens het samenwerken met cliënten bij de ADL (Activiteiten Dagelijks Leven) binnen een organisatie in de gezondheidszorg. De student kan emotionele en praktische ondersteuning bieden aan cliënten (mensen van jong tot oud met een ernstige, chronische of levensbedreigende ziekte of aandoening). De student verkent de organisatie of instelling door informatie te verzamelen. De student kan samenwerken/luisteren met de cliënt in de ADL en/of met de medewerkers binnen de organisatie in de gezondheidszorg De student is in staat om inlevingsvermogen te tonen en hierop te reflecteren. De student is in staat om klantgericht te denken en hier naar te handelen. Kennisbasis: Thema: De fysiotherapeut als professional. Het thema ‘de fysiotherapeut als professional’ loopt in het eerste studiejaar als een lint door de blokken A tot en met D heen. Inhoudelijk samenwerken bij probleemoplossing (PGO) en de oriërende stages leveren samen 5 EC op. 1) Inhoudelijk samenwerken bij probleemoplossing (PGO) In de blokken A en B maak je kennis met de zevensprong van de PGO-methodiek. Je leert plannen, organiseren en de voortgang van het PGO-proces bewaken in teamverband. Je werkt in kleine groepen samen met je klasgenoten aan het leveren van gezamenlijke resultaten. Zowel in blok A als in blok B komen zeven taken aan bod, verspreid over acht lessen. Aan het einde van beide blokken beoordeelt de docent je op het ‘Inhoudelijk samenwerken bij probleemoplossing’. Professioneel gedrag staat bij de beoordeling centraal. Meer concreet word je op de volgende punten beoordeeld: betrokkenheid, actieve inzet, probleem verhelderen (stap 1-5), rapporteren (stap 6-7), luisteren en begrip en feedback geven en ontvangen 2) Oriëntatie in de gezondheidszorg en welzijn & beroepsoriënterende stage Een belangrijk onderdeel van het curriculum is het “praktijkleren”. Je komt al vanaf het eerste studiejaar als student fysiotherapie in contact met het praktijkveld waarbij de verschillende “lijnen” in de gezondheidszorg bezocht worden. Het praktijkveld omvat het brede scala van de gezondheidszorg, zoals dat in Nederland georganiseerd is. Naast de brede oriëntatie kom je ook in het eerste jaar al in een specifieke fysiotherapeutische setting op bezoek. De oriënterende stageonderdelen in de propedeusefase hebben een totale omvang van 84 uur en richt zich op de Gezondheidszorg in brede zin (GOS: 56 uur) en op het beroep ‘Fysiotherapeut’ (BOS: 28 uur).
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd
2.5 Workload Contactduur (uren): 49 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 91 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1C_ FT bij Cardiovasculaire aandoeningen
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-1.RCA1-12 Fysiotherapie bij hart- en vaatziekten Therapeutic Interventions in Cardiovascular Disease 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
J Pekaric (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Casuïstiekonderwijs
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Hoorcollege
niet verplicht
7 maal per blok
420 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Vaardigheidsles
niet verplicht
9 maal per blok
1080 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Werkcollege
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 98
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
1C_FT patienten cardiovascul. aand (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
67
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
1C_Kennis cardiovascul. aand. (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
33
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Hart- en vaatziekten, ook wel cardiovasculaire ziekten genoemd, zijn een van de meest voorkomende in Nederland. Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM, cijfers van 2010) staan de ‘ziekten aan hart en vaatstelsel’ met 28.7% (39.000 mensen) op de tweede plaats van ziekten en aandoeningen waar Nederlanders jaarlijks aan overlijden. Wereldwijd zijn cardiovasculaire ziekten oorzaak van 30% (17.3 miljoen) van alle sterfte (World Health Organisation (WHO)). Onder andere vanwege een toenemende vergrijzing, zullen de aantallen van mensen met hart- en vaatziekten de komende jaren alleen maar toenemen. Dit betekent dat wij als hulpverleners mensen met hart- en vaatziekten in de toekomst steeds vaker zullen tegenkomen. Het verkrijgen van een aandoening aan hart en vaten kent vele oorzaken, waarvan één van de meest terugkerende factoren voor het krijgen van een dergelijke aandoening (te) weinig bewegen is. De fysiotherapeut, als specialist van het bewegen, richt zich met name op (dis)functioneren van het houdings- en bewegings apparaat van de mens. Fysiotherapeuten spelen derhalve een grote rol bij patiënten met hart- en vaatziekten en fysiotherapie aan deze patiëntengroepen zal logischerwijs zowel curatief als preventief verleend worden. Komend blok zul je binnen het thema ‘fysiotherapie bij hart- en vaat ziekten’ op veel verschillende vlakken kennis en vaardigheden op het gebied van deze patiëntengroep verkrijgen. De fundamentele kennis die je tijdens de blokken A en B hebt opgedaan, zul je ook komende tijd hard nodig hebben. Tot nu toe lag de focus van het onderwijs op de gezonde mens en het functioneren van de gezonde mens. We nemen aan dat je bekend bent met hart en vaten en daaraan gerelateerde functies. Daarnaast is in blok A en B aandacht besteed aan de effecten van inspanning op je lichaam en weet je hoe je inspanningsvermogen en kracht bij de gezonde mens kunt beïnvloeden. Vanaf dit blok ga je in op wat er allemaal mis kan gaan in het lichaam en welke rol je als fysiotherapeut hierbij kan spelen. De colleges zullen zich enerzijds richten op de pathologie van hart en vaten en anderzijds op het fysiotherapeutisch handelen bij patiënten met hart- en vaatziekten. Daarnaast zal er veel aandacht aan de communicatie en (gezond) gedrag besteed worden.
2.2
Cursus inhoud
RCA
De student kan bij hart-en vaatziekten het proces van atherosclerose beschrijven en aangeven welke ( risico)factoren dit proces beïnvloeden De student kent de gespreks- en communicatietechnieken op het terrein van het begeleiden en motiveren van zowel de individuele hartpatiënten en hartgroepen. De student kan de klinische symptomen van hart- en vaatziekten verklaren De student kent en de inhoud van de verschillende fases van het revalidatieproces van de hart/ vaatpatiënt en begrijpt dat de fysiotherapeutisch interventie onderdeel is van een multidisciplinaire behandeling van de hart/vaatpatiënt. De student kan een patiënt met hart/vaatziekte screenen aan de hand van de in de richtlijn opgestelde procedure De student kan bij een hart/vaatpatiënt de hartfrequentie en bloeddruk meten en interpreteren De student kan bij een hart/vaatpatiënt de antropometrie bepalen/meten en interpreteren De student kan bij een hart/vaatpatiënt de 5 grondmotorische eigenschappen meten en trainen bij zowel individuele patiënten en groepen De student kan de gespreks- en communicatietechnieken toepassen bij zowel individuele patiënten en groepen t.a.v. het geven van voorlichting over preventie bij hart- en vaatziekten, het coachen bij patiënten met bewegingsangst en het leren omgaan met hun ziekte. De student kan de coördinatie van een patiënt testen en aan de hand van de uitkomsten een passende training ter verbetering van de coördinatie opstellen en geven.
TGW
De student kan bij een hartpatiënt doorvragen op bewegingsangst en een niet complexe patiënt daarin coachen
Klinisch redeneren en methodisch handelen
De student kan aangeven waaruit een onderzoeksplan bestaat en welk doel het dient.
De student kan aangeven wat het doel is van een behandelplan en uit welke elementen het bestaat. De student kent verschillende modellen van waaruit veranderingen in het bewegen functioneren worden verklaard (o.a. Disablement process, Handelingsgeorienteerd model biomedisch georiënteerde fysiotherapie benadering, Dynamisch systeem model, Action model, Procesmodel) De student kan met het oog op klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen) uitleggen, waarom hij wat, wanneer en met welk meetinstrument wil meten. De student kan onder begeleiding van de docent gedurende het onderzoek en therapie een hypothese opstellen en deze hypothese consistent vanuit de onderzoeksgegevens toetsen en onderbouwen.
De student kan onder begeleiding van de docent een onderzoeksplan opstellen en onderbouwen met een op anamnestische gegevens gebaseerde hypothese.
De student kan met begeleiding van de docent op basis van onderzoeksgegevens de fysiotherapeutische diagnose opstellen.
De student kan met begeleiding van de docent een behandelplan opstellen op basis van de gestelde fysiotherapeutische diagnose
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 32 Toetsduur (uren): 10 Zelfstudie (uren): 98 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1D_Metabool syndroom, diabetes& obesitas
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode 1.2 Cursusnaam
GFY-1.RCA2-12 Fysiotherapie bij metabool syndroom, diabetes en obesitas Therapeutic interventions in Metabolic syndrome, Diabetes & Obesitas 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon JWH Custers (tel. 0884812374) (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Casuistiek
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Hoorcollege
niet verplicht
6 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidsles
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkcollege
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
PGOlit
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 102
1.12 Toetsen: Aantal keren dat een In welke blokken toets wordt wordt aangeboden de toets aangeboden? in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
1D_Kennis van metab., diab.&obesitas(KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
33
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
1D_Metab., diabetes en obesitas (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
67
1
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Plaats in beroep en opleiding Er zijn vele oorzaken voor het verkrijgen van diabetes, maar een van de belangrijkste oorzaken zijn overgewicht en fysieke inactiviteit. Het hebben van diabetes vergroot de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten, zoals een veelvoorkomende hersenberoerte. Naast medicatie, zijn de belangrijkste interventies bij mensen met diabetes verantwoord omgaan met voeding en meer bewegen. De fysiotherapeut speelt hierbij, als specialisten in het bewegen, een grote rol. Beginsituatie / benodigde voorkennis De basis die nodig is om blok 1D goed te kunnen bestuderen, is de kennis en vaardigheid die is opgedaan in de blokken 1A t/m en 1C. Inhoudschets blok Tijdens blok 1D verwerf je kennis op het gebied van de pathologie van diabetes mellitus type 1 en type 2. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het ‘metabool syndroom’, de spijsvertering en een aantal andere stoornissen zoals hepatitis, levercirrose en AIDS. Tijdens je lessen TGW ga je onder andere in op effectieve voorlichting over gezond bewegen en het motiveren van gezond gedrag. Daarnaast maak je kennis met de attributietheorie, gele vlaggen en coping.
RCA
2.2
Cursus inhoud De student kent de fysiologie en pathologie van Diabetes Mellitus (DM) I en II en obesitas
W/B
De student weet wat een beweegprogramma met de bijbehorende uitgangspunten inhoudt. De student kan de klinische symptomen van DM en obesitas verklaren
RCA
De student kent de specifieke problematiek die kan optreden bij het trainen van een patiënt met DM of obesitas De student kan een fysiotherapeutisch onderzoek verrichten bij een patiënt met DM of obesitas
T/K
De student kan aan de hand van de onderzoeksgegevens een behandelprogramma opstellen en uitvoeren voor een patiënt met DM of obesitas
TG W
De student kan patiënten individueel en in groepen voorlichten over preventie en gezond bewegen bij DM en obesitas
De student kan bij een patiënt met hartfalen de invloed van C(ognities) E(moties) G(edrag) S(ituationele factoren) inventariseren op de kwaliteit van leven.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 28 Toetsduur (uren): 10 Zelfstudie (uren): 102 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd
T/K
2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2A_Centraal neurologische aandoeningen
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode 1.2 Cursusnaam
GFY-2.CNA1-13 Onderzoek bij centraal neurologische aandoeningen Examination of disabilities based on central nervous system disorders 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon A Houwink (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Loketuur
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Werkcollege
verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
CASP
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
BFO+CAS + KFO
verplicht
9 maal per blok
540 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 117
1.12 Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2A_Kennis van onderzoek bij CNA (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2A_Onderzoek bij CNA (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
In deze cursus leert de student om bewegend functioneren te onderzoeken bij patiënten met centraal neurologische aandoeningen. Bij het onderzoek worden zowel kwaliteit als kwantiteit van bewegen in kaart gebracht. Er wordt hierbij gekeken naar mogelijke relaties tussen letsel in het centraal zenuwstelsel en waargenomen bewegend functioneren. Hiervoor wordt kennis verworven over neurofysiologie en neuropathologie. Bij het onderzoeken wordt gebruik gemaakt van gevalideerde klinimetrie en bestaande richtlijnen.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes De student kan:
oorzaken en incidentie van een laesie in het CZS benoemen neurofysiologische processen als gevolg van een laesie met betrekking op het bewegend functioneren benoemen neuroanatomische aspecten van een laesie in het CZS met betrekking op het bewegend functioneren benoemen hypothesen formuleren en beargumenteren over mogelijke relaties tussen anatomische locatie van een laesie in het CZS en klinische presentatie in het bewegend functioneren doelstellingen, middelen en methodiek van het klinische onderzoek naar het bewegend functioneren bij een neurologische patiënt uitleggen / beschrijven zijn klinische redenatie expliciteren psychometrische eigenschappen van (basis-) meetinstrumenten die gebruikt worden bij neurologische patiënten toelichten op basis van observatie van activiteiten van een ‘patiënt’ met een laesie in het CZS hypothesen opstellen t.a.v. mogelijke onderliggende functiestoornissen op methodische wijze een onderzoek uitvoeren, waarin activiteiten en relevante functies van een ‘patiënt’ met een laesie van het CZS in kaart zijn gebracht valide meetinstrumenten op juiste en betrouwbare wijze uitvoeren en resultaten interpreteren onderzoekresultaten en hypothetische relaties vastleggen in een PPA-formulier
het onderzoeksproces en het onderzoekresultaat evalueren en registreren in een onderzoeksverslag.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd Materiaal: Boek (verplicht) : • Brugge, F. van der (2008). Neurorevalidatie bij centraal neurologische aandoeningen, Houten: Bohn Stafleu van Loghum • Kuks, J.B.M. & Snoek, J.W. (2012). Klinische neurologie, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum • Richtlijnen KNGF Beroerte 2.5 Workload Contactduur (uren): 23 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 117 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
2D_Centraal neurologische aandoeningen
Titel
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
GFY-2.CNA2-13 Fysiotherapie bij cerebro vasculair accident Physical therapy for patients with stroke 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CAS + BFO CNA
niet verplicht
7 maal per blok
420 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CASP
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO
niet verplicht
6 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Hulpmiddelenmarkt
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Lessen TGW
niet verplicht
4 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
PGO-literatuur
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
PGO-literatuur voorbereiding
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidslessen (V)
niet verplicht
6 maal per blok
720 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidslessen FIEZ
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
WCO
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 90
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2D_Fysiotherapie bij CVA (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2D_Kennis van verworven CNA (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
In deze cursus wordt geleerd hoe patiënten na een CVA onderzocht en behandeld kunnen worden. Hierbij wordt o.a. aangesloten bij de KNGF-richtlijn Beroerte. Naast oefentherapeutische interventies, wordt ook elektrostimulatie als interventie aangeleerd. Vanuit de expertisegroep Toegepaste Gedragswetenschappen wordt aandacht geschonken aan verliesverwerking en depressie welke na een CVA aan de orde kunnen zijn. Zowel bij het onderzoeken als bij het evalueren van therapie-effecten wordt gebruik gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes:
Weten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
De student kan aanbevelingen vanuit de richtlijn beroerte van het KNGF benoemen en toelichten De student kan incidentie, prevalentie van een CVA benoemen De student kan pathologie van een CVA beschrijven inclusief functiestoornissen op alle functieniveaus (sensomotorisch, hoger-cognitief, interactioneel) De student kan medische strategieën bij patiënten met een CVA beschrijven De student kan fasen, natuurlijk herstel en prognose van een patiënt na een CVA beschrijven De student kan fysiotherapeutische strategieën en de meerwaarde tov het natuurlijk herstel beschrijven De student kan evidentie t.a.v. het resultaat (herstel patiënten populatie) van een “Stroke unit” benoemen De student kan pathologie van een CVA beschrijven inclusief functiestoornissen op alle functieniveaus (sensomotorisch, hoger-cognitief, interactioneel) De student kan fasen, natuurlijk herstel en prognose van een patiënt na een CVA beschrijven
Begrijpen
1. 2.
De student kan locatie en aard van het CVA koppelen aan klinische symptomen De student kan op basis van (een) anamnese (gegevens) voorlopige hypothesen opstellen en onderbouwen, waarbij alle facetten van het PPA betrokken worden 3. De student kan onderzoekdoelen en onderzoekstrategie bij een patiënt met CVA benoemen 4. De student kan op basis van onderzoekgegevens en CVA gerelateerde prognostische factoren een fysiotherapeutische diagnose, onderzoekplan en behandelplan inclusief behandelopbouw op korte en lange(re) termijn formuleren 5. De student kan naar aanleiding van onderzoekgegevens een therapiestrategie in de zin van herleren, compenseren of aanpassen motiveren 6. De student kan de rol van de fysiotherapeut en van andere relevante disciplines binnen ketenzorg van een patiënt met CVA benoemen 7. De student kan in een multidisciplinair overleg een bijdrage leveren aan het formuleren van multi- / interdisciplinaire doelen en –plannen, gerelateerd aan gegevens van de patiënt, setting, ontslagcriteria, etc 8. De student kan locatie en aard van het CVA koppelen aan klinische symptomen 9. De student kan op basis van onderzoekgegevens en CVA gerelateerde prognostische factoren een fysiotherapeutische diagnose, onderzoekplan en behandelplan inclusief behandelopbouw op korte en lange(re) termijn formuleren 10. De student kan naar aanleiding van onderzoekgegevens een therapiestrategie in de zin van herleren, compenseren of aanpassen motiveren 11. De student kan in een multidisciplinair overleg een bijdrage leveren aan het formuleren van multi- / interdisciplinaire doelen en –plannen, gerelateerd aan gegevens van de patiënt, setting, ontslagcriteria, etc Toepassen/kunnen
1.
2.
3. 4.
De student kan bij een patiënt met CVA, waarbij geen ernstige neuro-psychologische functiestoornissen op de voorgrond staan, een fysiotherapeutisch onderzoek verrichten en de patiënt fysiotherapeutisch behandelen op basis van een fysiotherapeutische diagnose en behandelplan De student kan dit uitvoeren in alle stadia waarin de CVA patiënt zich bevindt (van acuut tot chronisch, herstelstadia 0-5) en in de werksetting van een ziekenhuis, verpleeghuis, revalidatiecentrum en eerstelijns fysiotherapiepraktijk De student kan keuzes verantwoorden op basis van de actuele richtlijn beroerte KNGF en de richtlijn beroerte CBO (2008) De student kan bij het behandelen evidentie t.a.v. motorisch leren - i.h.a. en bij patiënten met een CVA in het bijzonder- toepassen
5. 6. 7.
De student kan de behandeldoelen en het behandelproces evalueren en het behandelresultaat meten en registreren De student kan informatie van overige professionals (oa medische, neuropsychologische, maatschappelijke, overige paramedici) verkrijgen en daarvan gebruikmaken De student kan betreffende overige professionals informeren en adviseren over relevante symptomen en achtergronden betreffende patiënten met CVA
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd Materiaal: Boek (verplicht) : -Kuks, J.B.M., & Snoek, J.W. (2012). Klinische neurologie (16e dr.). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum -Van der Brugge, F. (2008) Neurorevalidatie bij centraal neurologische aandoeningen. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2.5 Workload Contactduur (uren): 48 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 90 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2C_Juniorstage en intervisie
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-2.JRSTAGE-13 Fysiotherapie in de praktijk Physical therapy in real life (internship) 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
GCM de Rijk (tel. 5127) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO
verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Communicatietraining
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Professioneel Gedrag
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 265
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een In welke blokken toets wordt wordt aangeboden de toets aangeboden? in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
2C_Juniorstage
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2C_Professioneel gedrag
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
50
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Algemeen doel van de juniorstage is vakbekwaam worden (de beroepscompetenties verwerven) als beginnend fysiotherapeut, leren omgaan met normen en waarden horend bij het beroep fysiotherapie, en werken aan persoonlijke ontwikkeling als stagiair.In de juniorstage is de student voor het eerst gedurende langere tijd aanwezig en op basaal niveau participerend in de beroepspraktijk. Na deze juniorstage volgt nog een ruim jaar onderwijs binnen de opleiding en volgt daarna een medior- en seniorstage van (2x) 20 weken.
2.2
Cursus inhoud
Gedurende een periode van 10 weken, worden 4 dagdelen stage gelopen. Verder wordt in deze periode via intervisie geleerd hoe het persoonlijke leerproces in een stagesituatie het beste vormgegeven kan worden. Learning Outcomes:
· De student kent de normen en waarden die horen bij een professionele attitude binnen het vak fysiotherapie en houdt zich hieraan. ·
De student kan een anamnese afnemen bij een met laag complexe problematiek.
· De student kan een (deel) onderzoek onder begeleiding uitvoeren bij een cliënt met laag complexe problematiek. · De student kan een (deel) behandeling onder begeleiding uitvoeren bij een cliënt met laag complexe problematiek. ·
De student kan reflecteren op zijn eigen handelen en dat van anderen.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 15 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 265 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2C_Case report
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-2.LOEP-13 Case report Case report 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Aanwezigheid verplicht?
Werkvorm
CO LOEP
niet verplicht
Loketuur
niet verplicht
WCO LOEP
niet verplicht
Nee
MP Jans (tel. 088 481 5128) (
[email protected]) Nederlands
Frequentie
3 maal per blok
2 maal per blok
6 maal per blok
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
180 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
120 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
720 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 123 (bij alle aanvangsblokken)
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
2C Case Report
Resultaatschaal
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
Minimum cijfer
5,5
Weging (afgerond op hele procenten)
100
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
4
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4 bij aanvangsblok 4: . blok 4 . blok 5
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Tijdens je juniorstage moet je een case report schrijven over een patiënt die je ziet tijdens je stage. Een case report is een beschrijving van een casus. Je beschrijft wie je hebt onderzocht en behandeld, wat je hebt gedaan tijdens je onderzoek en behandeling en waarom je dat hebt gedaan. In deze cursus wordt de functie van een case report binnen de eigen beroepsgroep toegelicht, passende onderzoeksmethoden bij een case report besproken en uitleg gegeven over de methodologische stappen bij het schrijven van een case report. Onderzoeksmethoden De fysiotherapeut draagt bij aan de inhoudelijke ontwikkeling en maatschappelijke legitimering van het beroep. Hij baseert zich daarbij op wetenschappelijke evidenties en ‘best practice’ op het gebied van (effectiviteit van) interventies, methodiek en werkwijzen. De fysiotherapeut reflecteert kritisch op de waarde van verschillende kennisbronnen, evalueert de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, beoordeelt de bruikbaarheid van deze resultaten voor de beroepspraktijk en vertaalt deze resultaten naar de beroepspraktijk. Om deze doelen te bereiken heb je kennis nodig over de verschillende typen onderzoeksmethoden en de daarmee samenhangende dataverzamelmethoden. Daarnaast moet je weten hoe je de methodologische kwaliteit van een onderzoek kunt bepalen en hoe je onderzoeken kritisch kunt lezen en interpreteren. Deze kennis pas je toe bij de PGO-literatuurlessen en bij je case report, projectonderzoek en afstudeerproduct.
Van vraagstelling naar zoekplan Als fysiotherapeut wordt van jou verwacht dat je de beste zorg levert op basis van het best beschikbare bewijs, bij voorkeur gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (‘evicence based’ handelen). Dat vereist dat je systematisch kunt zoeken naar antwoorden op praktijkvragen en daarvan op een systematische manier verslag kan doen. Voor je case report heb je kennis nodig over meetinstrumenten en effectiviteit van interventies. Hiervoor moet je dus op zoek naar informatie. Hoe pak je de zoektocht naar informatie effectief en efficiënt aan?
2.2
Cursus inhoud
Weten De student: · kan de onderzoekscyclus benoemen in wetenschappelijke en fysiotherapeutische context · kan verschillende onderzoeksmethoden benoemen · kan enkele veel voorkomende methoden van dataverzameling noemen · weet dat de PEDro schaal gebruikt kan worden bij de beoordeling van de methodologische kwaliteit van experimenteel onderzoek · kan de rol van literatuuronderzoek (waaronder systematic review) benoemen binnen de huidige gezondheidszorg · kan het doel en de opzet van een systematic review benoemen · kan benoemen welke onderdelen er in een zoekplan / zoekopdracht opgenomen moeten worden · kan beschrijven hoe resultaten uit gevonden literatuur verwerkt kunnen worden. · kan de functie van een case report binnen de eigen beroepsgroep benoemen · krijgt inzicht in mogelijke onderzoeksmethoden bij een case report · heeft inzicht in de opbouw van een case report · weet hoe in de praktijk te starten met het schrijven van een case report · heeft inzicht in de ethische aspecten waar hij/zij mee te maken kan krijgen bij het schrijven van een case report. Begrijpen De student kan: · de onderzoekscyclus herkennen in wetenschappelijke en fysiotherapeutische context · onderzoeksmethode herkennen en beargumenteren waarom die methode gebruikt is · aangeven hoe onderzoeksmethoden en dataverzamelmethoden zich tot elkaar verhouden · homogeniteit/heterogeniteit en blindering herkennen in wetenschappelijke artikelen · uitleggen waarom de items van de PEDro schaal een rol spelen bij de beoordeling van de methodologische kwaliteit van experimenteel onderzoek · uitleggen waarom een onderzoeksvraag naar de effectiviteit van een interventie niet met een case report is te beantwoorden
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen
Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Bij alle aanvangsblokken: Contactduur (uren): 17 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 123 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2A_Aandoening van de BE,CWK en thorax
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
GFY-2.MSA1-13 Fysiotherapie bij aandoeningen van de BE, CWK en thorax-I Disorders of the upper extremity, cervical and thoracic spine-I 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Vaardigheidslessen MSA
niet verplicht
7 maal per blok
420 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidslessen MSA
niet verplicht
26 maal per blok
3120 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 81
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
2A FT bij klachten BE (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2A FT bij klachten CWK & thorax (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Fysiotherapeuten kunnen betrokken zijn bij het onderzoek en de behandeling van patiënten met klachten aan de elleboog, pols en hand, maar ook de schouder en de elleboog. Zowel traumatische problemen, denk hierbij ook aan DTF, als chronische klachten maken deel uit van de patiëntenpopulatie. Om een keuze te kunnen maken tussen verschillende (provocatie)tests, heb je informatie nodig over de waarden van deze tests. Provocatietests zijn een wezenlijk onderdeel van het fysiotherapeutisch onderzoek. Echter de toepasbaarheid van deze tests vergt kennis en inzicht in de mate van validiteit van deze tests. Meet de test wat je wilt meten? Het is belangrijk dat een fysiotherapeut begrijpt hoe de validiteit van een diagnostische test wordt gekwantificeerd, onder meer door het berekenen van de sensitiviteit en de specificiteit. Er wordt van jou als fysiotherapeut verwacht dat je onderbouwde keuzes maakt in je onderzoek en behandeling van patiënten. Voor die onderbouwing moet je wetenschappelijke artikelen kunnen lezen en interpreteren. De gegevens die in een onderzoek worden verzameld, worden geanalyseerd, en op basis daarvan komen de auteurs tot een conclusie. Om de resultaten in artikelen te kunnen begrijpen en interpreteren heb je kennis nodig over statistische analyses en statistische significantie. Het gevaar van dit blok is dat het soms net lijkt alsof er wel één oorzaak verantwoordelijk is voor het probleem. Dat komt omdat er nogal wat aandacht wordt besteed aan testen die de belastbaarheid of pijn vanuit een bepaalde structuur testen. Zo wordt er aandacht besteed aan allerlei structuren in de schouder die pijn kunnen doen, maar ook aan de anatomie van de nek, schouder, elleboog en pols. Je dient echter altijd in het achterhoofd te houden dat het een persoon is die klaagt en dat het probleem altijd bestaat uit meer onderdelen dan alleen een peesje, of een gewricht.
2.2
Cursus inhoud
MSA De student kent het begrip rode vlaggen en weet de betekenis hiervan. De student heeft kennis van de context van rode vlag-indicatoren en kan eenvoudig herkenbare contra indicatieve pathologieën herkennen (tumoren, infecties, cauda pathologie, aangeboren afwijkingen stenose, neurologische aandoeningen waaronder Hernia Nucleus Pulposus (HNP) en neurogene claudicatio).De student kent verschillende soorten hoofdpijn en weet welke vorm van duizeligheid door de fysiotherapeut behandeld kan worden. De student kent de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richtlijn omtrent de formele procedure van intake na een verwijzing. De student kent de anatomie en kinesiologie van de Cervicale WervelKolom (CWK), Thoracale WervelKolom (TWK) en de bovenste extremiteit. De student kent de structuren die bewegingen beperken c.q. remmen van de CWK,TWK en bovenste extremiteit. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de CWK en TWK. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de bovenste extremiteit: Arthrose, impingment en tendinitiden bovenste extremiteit, Motor control impairment Schoudergordel, Instabiliteit pols gewricht ,spierpees aandoeningen bovenste extremiteit, De student weet de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom, De student kent de richtlijn Whiplash, NHG richtlijn schouderklachten en CBO richtlijn schouderluxatie, De student kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen De student kan bestaande diagnostische algoritmes van aandoeningen van de bovenste extremiteit in een anamnese toepassen. De student kan op basis van de verkregen patiëntinformatie middels hypothetico-deductieve methodiek differentiaaldiagnostiek opstellen. De student kan, met een goniometer, de mobiliteit van de bovenste extremiteit van een patiënt meten en registreren. De student kan de kracht van een patiënt meten en registreren m.b.v. de Medical Research Council (MRC- schaal) De patiënt begrijpt de relatie tussen veel voorkomende voorkeurshoudingen en gevolgen voor mobiliteit en spierkracht rondom de CWK en TWK. De student kan op basis van normatieve waarden de passieve mechanische mobiliteitsbeperkingen van een patiënt beoordelen van de CWK, TWK en bovenste extremiteit. De student kan spieren, kapsel-bandapparaat en ligamenten rondom de gewrichten van de CWK, TWK en bovenste extremiteit onderzoeken op lengte en kracht. De student kan de coördinatie van bewegingen / activiteiten van de CWK, TWK en bovenste extremiteit beschrijven en analyseren. De student kan op basis van een realistische hulpvraag een voor de patiënt
relevante performance analyse uitvoeren. De student kan bij een patiënt een analyse van statiek en performance op basis van (valide) classificatiesystemen uitvoeren. De student kan klinisch relevante provocatietests uitvoeren om een pathologie van de CWK, TWK en bovenste extremiteit aan te tonen. De student kan op basis van performance tests bepalen of er sprake is van adequate of inadequate bewegingscoördinatie op lokaal, regionaal en totaal niveau. De student kan op basis van klinisch onderzoek bepalen of de hulpvraag realistisch is. De student kan door middel van efficiënte vraagstellingen een indruk krijgen over de algemene gezondheid (algemene conditie en lichaamssamenstelling) van de patiënt. De student herkent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom De student kan de status presens in kaart brengen en hierbij relevante klinimetrie hanteren (visuele analoge Schaal, Neck Disability Scale, patiënt specifieke klachten, fear avoidance beliefs questionaire en Dash). Kennisbasis: de student heeft minimaal 50 EC in het eerste studiejaar behaald; de student kan kinesiologische principes generaliseren 2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 59 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 81 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2A_Kennis BE,CWK, thorax & aiv
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
GFY-2.MSA2-13 Fysiotherapie bij aandoeningen van de BE, CWK en thorax -II Disorders of the upper extremity, cervical and thoracic spine-II 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
13 maal per blok
780 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Snijzaal
niet verplicht
1 maal per blok
90 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles Anatomie
niet verplicht
5 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles TGW
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
WCO
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
WCO
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 99
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
2A_Anatomie in vivo (VT)
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
50
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2A_Kennis van de BE, CWK en thorax (KT)
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
50
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
In deze cursus wordt de benodigde kennis verworven voor het onderzoeken van problemen in het bewegend functioneren van CWK, TWK en Bovenste Extremiteit. Deze kennis ligt op het gebied van anatomie, kinesiologie, pathologie en fysiotherapeutische diagnostiek en testen voor zover betrekking op deze regio. Bij de fysiotherapeutiusche testen wordt gebruik gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten, waarvoor een goed begrip van termen als validiteit belangrijk is.
2.2
Cursus inhoud
MSA De student kent het begrip rode vlaggen en weet de betekenis hiervan. De student heeft kennis van de context van rode vlag-indicatoren en kan eenvoudig herkenbare contra indicatieve pathologieën herkennen (tumoren, infecties, cauda pathologie, aangeboren afwijkingen stenose, neurologische aandoeningen waaronder Hernia Nucleus Pulposus (HNP) en neurogene claudicatio).De student kent verschillende soorten hoofdpijn en weet welke vorm van duizeligheid door de fysiotherapeut behandeld kan worden. De student kent de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richtlijn omtrent de formele procedure van intake na een verwijzing. De student kent de anatomie en kinesiologie van de Cervicale WervelKolom (CWK), Thoracale WervelKolom (TWK) en de bovenste extremiteit. De student kent de structuren die bewegingen beperken c.q. remmen van de CWK,TWK en bovenste extremiteit. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de CWK en TWK. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de bovenste extremiteit: Arthrose, impingment en tendinitiden bovenste extremiteit, Motor control impairment Schoudergordel, Instabiliteit pols gewricht ,spierpees aandoeningen bovenste extremiteit, De student weet de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom, De student kent de richtlijn Whiplash, NHG richtlijn schouderklachten en CBO richtlijn schouderluxatie, De student kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen De student kan bestaande diagnostische algoritmes van aandoeningen van de bovenste extremiteit in een anamnese toepassen. De student kan op basis van de verkregen patiëntinformatie middels hypothetico-deductieve methodiek differentiaaldiagnostiek opstellen. De student kan, met een goniometer, de mobiliteit van de bovenste extremiteit van een patiënt meten en registreren. De student kan de kracht van een patiënt meten en registreren m.b.v. de Medical Research Council (MRC- schaal) De patiënt begrijpt de relatie tussen veel voorkomende voorkeurshoudingen en gevolgen voor mobiliteit en spierkracht rondom de CWK en TWK. De student kan op basis van normatieve waarden de passieve mechanische mobiliteitsbeperkingen van een patiënt beoordelen van de CWK, TWK en bovenste extremiteit. De student kan spieren, kapsel-bandapparaat en ligamenten rondom de gewrichten van de CWK, TWK en bovenste extremiteit onderzoeken op lengte en kracht. De student kan de coördinatie van bewegingen / activiteiten van de CWK, TWK en bovenste extremiteit beschrijven en analyseren. De student kan op basis van een realistische hulpvraag een voor de patiënt relevante performance analyse uitvoeren. De student kan bij een patiënt een analyse van statiek en performance op basis van (valide) classificatiesystemen uitvoeren. De student kan klinisch relevante provocatietests uitvoeren om een pathologie van de CWK, TWK en bovenste extremiteit aan te tonen. De student kan op basis van performance tests bepalen of er sprake is van adequate of inadequate bewegingscoördinatie op lokaal, regionaal en totaal niveau. De student kan op basis van klinisch onderzoek bepalen of de hulpvraag realistisch is. De student kan door middel van efficiënte vraagstellingen een indruk krijgen over de algemene gezondheid (algemene conditie en lichaamssamenstelling) van de patiënt. De student herkent de veel voorkomende
voorkeurshoudingen van de wervelkolom De student kan de status presens in kaart brengen en hierbij relevante klinimetrie hanteren (visuele analoge Schaal, Neck Disability Scale, patiënt specifieke klachten, fear avoidance beliefs questionaire en Dash). Anatomie: Kennis van gewrichtsspecifieke anatomie en biomechanica ; Toegepaste kinesiologie BE ; Perifere innervatie en vascularisatie BE; VAIV BE; Functionele architectuur elleboog, schouder en pols Functionele anatomie CWK ; Klinische biomechanica schoudergordel + myologie schoudergordel Kennis van invloeden van het sensorisch en visueel systeem op neurofysiologische aansturing motoriek, Coördinatie en evenwicht; Cervicale radiculo-en myelopathie, HNP; Fracturen Peesletsel van pols, hand en vingers Biomedisch: De student kent de onderliggende fysiologische/ psychologische mechanismen van pijn en stress die fysieke klachten kunnen veroorzaken en/ of in stand houden. Hypervigilantie; Sensitisatie; Somatisatie ; De student kan de invloed van stress (overspanning/ burn out), angst, depressie op fysieke klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat (incl. Hoofdpijn/ duizeligheid) benoemen; De student kent de fysieke symptomen die door stress veroorzaakt kunnen worden.(stressmodel van Gaillard/ fight flight/ seley) B; De student kent de kenmerken van de fases van stress (distress- overspanning- burn out). De student kent psychosociale factoren die van invloed kunnen zijn op het beloop van een fysieke klacht. W De student kan het verband leggen tussen aanwezigheid van psychosociale factoren en de fysieke klacht TGW De student kan de invloed van emoties, ziekteperceptie, cognities, ziektegedragingen, mate van zelregulatie op het fysieke functioneren beschrijven.De student kan het belang van het onderkennen van de klinische realiteit van de patiënt uitleggen en er voorbeelden van geven. De student kan de invloed van emoties, ziekteperceptie, cognities, ziektegedragingen, mate van zelfregulatie op het fysieke functioneren beschrijven.(disfunctioneel) Kan een anamnese afnemen bij een patiënt met complexiteit 1 tot 4. Kan op basis van anamnesegegevens (voorlopige) hypothese opstellen en onderbouwen bij een patiënt met complexiteit 1 tot en met 4 in alle domeinen van het ICF. De student is op basis van zijn onderzoek in staat om de patiënt in te delen binnen de niveaus van complexiteit volgens het beroepscompetentieprofiel PSF. Kan door middel van een fysiotherapeutisch onderzoek een inschatting maken op welk complexiteitsniveau een patiënt verkeert. De student kan het verband leggen tussen copingstyle en het gedrag in relatie tot de fysieke gesteldheid De student kent het verschil tussen actieve en passieve coping en de invloed daarvan op het herstel LD Kan op basis van de fysiotherapeutische analyse een uitspraak doen over de prognostische en/ of diagnostische waarde van de psychosociale factoren. (indicatie/ contra indicatie? De student kan m.b.v. voorbeelden uitleggen hoe psychosociale factoren van invloed kunnen zijn op het herstel van een fysiotherapeutische patiënt Kan door middel van een fysiotherapeutisch onderzoek een inschatting maken op welk complexiteitsniveau een patiënt verkeert. Kan op basis van de fysiotherapeutische analyse een uitspraak doen over de prognostische en/ of diagnostische waarde van de psychosociale factoren. (indicatie/ contra indicatie? De student kent het common sense model of Self regulation Leventhal. Kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose bij een patiënt met complexiteit 1 tot en met 4 vaststellen of er een indicatie is voor fysiotherapie . Kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose aangeven of hij zicht competent voelt om de patiënt met een complexere context te behandelen LOEP kan het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek benoemen, kan benoemen wat een normaalverdeling is en vanaf welk meetniveau deze van toepassing kan zjn, kan uitleggen wat het begrip ‘significant verschil’ in onderzoeksartikelen inhoudt, kent m.b.t.
diagnostische tests de onderverdeling van validiteit in sensitiviteit en specificiteit, kan de begrippen sensitiviteit en specificiteit uitleggen, kent het verschil tussen enerzijds de begrippen sensitiviteit en specificiteit en anderzijds de begrippen positieve en negatief voorspellende waarde, kan statistische analyses kiezen die passen bij het meetniveau van de data, kan uitleggen wat de relatie is tussen een normaalverdeling en de standaarddeviatie, begrijpt hoe, uitgaande van de beschikbare kennis over aanwezigheid dan wel afwezigheid van ziekte, sensitiviteit en specificiteit berekend kunnen worden, begrijpt de waarde van sensitiviteit, specificiteit, positieve en negatieve voorspellende waarde voor de fysiotherapeutische diagnostiek, kan p-waarden en betrouwbaarheidsintervallen in onderzoeksartikelen interpreteren, kan bij het maken van keuzen in het fysiotherapeutisch handelen de mate van sensitiviteit en specificiteit van een diagnostische test op correcte wijze toepassen, kent de psychometrische eigenschappen (reproduceerbaarheid (intrabeoordelaars/ interbeoordelaars), validiteit, responsiviteit) van klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen), kan uitleggen wat onder psychometrische eigenschappen ((reproduceerbaarheid (intrabeoordelaars/ interbeoordelaars), validiteit, responsiviteit) van klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen) wordt verstaan en welke te onderscheiden zijn, kan gedurende het onderzoek en therapie vanuit een legitiem theoretisch construct een hypothetico-deductieve strategie toepassen en onderbouwen. kan op basis van anamnesegegevens (voorlopige) hypotheses opstellen en onderbouwen, kan een onderzoeksplan opstellen en onderbouwen op basis van geformuleerde hypotheses uit de anamnese, kan op basis van onderzoeksgegevens de fysiotherapeutische diagnose opstellen en onderbouwen. De student kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan opstellen en onderbouwen. betrekt op adequate wijze klinimetrie (gerelateerd aan alle ICF domeinen) bij zijn fysiotherapeutisch handelen (adequaat op zowel de keuze als de toepassing van meetinstrument(en)). kan gedurende een behandeling een behandeling evalueren en onderbouwd bijstellen/ voortzetten .
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 34 Toetsduur (uren): 7 Zelfstudie (uren): 99 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2B_ MSA en CNA
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode
GFY-2.MSACNA-13 Fysiotherapie bij CNA en aandoeningen van de BE, CWK en thorax Physical therapy based on central nervous disorders and musculoskeletal disorders 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.2 Cursusnaam 1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon JACG Jansen (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CAS + CASP
niet verplicht
5 maal per blok
600 minuten
Diverse werkvormen 2
niet verplicht
1 maal per blok
0 minuten
PGO-Literatuur
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidslessen
niet verplicht
38 maal per blok
4560 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
KFO
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
CO
niet verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
BFO
niet verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 172
1.12 Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2B_ Kennis van behandelen bij CNA (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
25
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2B_Fysiotherapie bij CNA en MSA (ST)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2B_Kennis van de BE, CWK en thorax (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
25
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Fysiotherapie in de context van patiënten met aandoeningen van de bovenste extremiteiten, cervicale wervelkolom en thorax; descriptieve & functionele anatomie, kinesiologie, fysiologie, bewegingscoördinatie en vaardigheden t.b.v. behandelen van constraints of movement&clinical reasoning staan centraal. Daarnaast leert de student stoornissen in functie en beperkingen in activiteiten te beïnvloeden bij patiënten met een centraal neurologische aandoening. In dit blok wordt alleen uitgegaan van problemen in het motorisch functioneren, zonder dat expliciet aandacht wordt besteed aan neuro-psychologische factoren. Hij leert de effecten van de therapeutische interventies te evalueren met gevalideerde meetinstrumenten. Tijdens de cursus komen verschillende therapieconcepten voor neurorevalidatie aan bod.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes Weten: De student kent: • de epidemiologie van veelvoorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen. • het natuurlijk beloop van veel voorkomende aandoeningen: arthrose, impingment en tendinitiden bovenste extremiteit, Motor control impairment Schoudergordel, Instabiliteit polsgewricht, spierpees aandoeningen bovenste extremiteit. • de implicaties voor het natuurlijk beloop en de behandelinterventie van enkele eenvoudig prognostische meetinstrumenten. • de klinische manifestatie van veel voorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen • de invloed van negatieve stress op fysieke performance. • de (patho)fysiologische principes van schade en herstel van weefsel, in het bijzonder van spier-, bind- en steunweefsels, in het bijzonder aan de lumbale wervelkolom en onderste extremiteiten. De student kan • de fysiologie van herstelmechanismen van het CZS beschrijven • principes en evidentie t.a.v. motorisch leren verwoorden • uitgangspunten van de neurorevalidatie volgens de huidige inzichten benoemen , , mede op basis van richtlijnen • huidige inzichten en evidentie in de neurorevalidatie plaatsen in het historisch perspectief van neurologische oefenmethoden Begrijpen: De student kan: • behandeldoelen op korte en lange(re) termijn op basis van onderzoekgegevens formuleren en beargumenteren • de keuze voor de behandelmiddelen (interventies en methodische aanpak) beargumenteren • een evaluatieplan op basis van onderzoekgegevens en behandelplan formuleren en beargumenteren • een fysiotherapeutisch diagnose stellen bij patiënten met veel voorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen aan de CWK en TWK welke genoemd worden in het classificatie schema CWK. • een fysiotherapeutisch diagnose stellen bij patiënten met veel voorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen aan onderste extremiteiten o impingment en tendinitiden bovenste extremiteit o artrose o Motor control impairment Schoudergordel o Instabiliteit pols gewricht o spierpees aandoeningen bovenste extremiteit • op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan formuleren. • de therapeutische effecten van ultrageluid verklaren op basis van de fysiologische reacties op UG-prikkels. • op grond van weefselkenmerken, therapiedoelen en mate van reactiviteit de keuze voor wel of niet UG-therapie toepassen verantwoorden, met de daarbij horende prikkelparameters. • uitleggen bij welke patiëntbeelden elektrostimulatie een waardevolle aanvulling binnen de behandeling vormt.. • de plaats van fysiotechniek binnen het fysiotherapeutisch handelen verklaren en uitleggen. Toepassen/kunnen De student kan: • het bewegend functioneren van een patiënt met een CNA,, waarbij het bewegingsprobleem gerelateerd is aan spierzwakte, spasme / hypertonie, verminderde motorische sturing en controle als mede sensibiliteit, op methodische wijze verbeteren. T.a.v. het bewegend functioneren ligt de hulpvraag m.n. op het vlak van: transfers, (trap)lopen, manipulatieve handelingen (oa zelfzorg) en steunen op hand/arm. • herleren, compenseren, en aanpassen als therapiestrategie toepassen t.a.v. een beperking van het bewegend functioneren op basis van een CNA. • expliciete en impliciete vormen van leren activeren door gerichte toepassing van instructies, begeleiding en feedback (oa mbv verbale en non-verbale technieken, facilitaties) • de behandeling uitvoeren waarin de patiënt geleerd wordt zelfstandig en veilig aan zijn bewegingsdoelen te werken • het behandelingproces evalueren, het behandelresultaat valide en betrouwbaar meten en registreren in een behandelverslag. • De student kan naar de patiënt toe verwoorden wat de negatieve invloed is van een slechte algemene gezondheid in termen van algemene conditie en lichaamssamenstelling op het natuurlijk ziektebeloop. • De student kan naar de patiënt toe verwoorden of de hulpvraag haalbaar is. • De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie, pathogenese en pathologisch substraat korte termijn behandeldoelstellingen bepalen • De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie bepalen wat het interactie-effect van de vorige interventie is • De student de voortgang van de behandeling vastleggen en bijstellen indien nodig • De student kan op patiëntenniveau uitleg geven over de fysiotherapeutische behandel doelstellingen • De student kan een motorisch leertraject afstemmen op de motorische leerstrategie van de patiënt • De student kan de patiënt adequate bewegingscoördinatie aanleren • De student kan de momentane passieve mechanische constraints optimaliseren • De student kan een adequaat oefenprogramma opstellen in relatie tot veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. • De student kan bij een patiënt op een doelmatige, systematische en bewuste manier ultrageluid toepassen . De student doet dit vlot en veilig. • De student kan bij een patiënt op een doelmatige, systematische en bewuste manier elektrostimulatie toepassen. De student doet dit vlot en veilig.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd
2.5 Workload Contactduur (uren): 105 Toetsduur (uren): 3 Zelfstudie (uren): 172 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2D_Ondernemerschap
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-2.ONDERN-13 Maatschappelijk handelen en organiseren 1 Entrepreneurship in physical therapy 1 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Hoorcollege
Werkgroepen
niet verplicht
niet verplicht
Nee
B Poot (
[email protected]) Nederlands
Totale contacttijd in minuten
Frequentie
4 maal per blok
6 maal per blok
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
240 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
720 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 122 (bij alle aanvangsblokken)
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
2D_Ondernemerschap (KT)
Resultaatschaal
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
Minimum cijfer
5,5
Weging (afgerond op hele procenten)
100
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
4
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4 bij aanvangsblok 4: . blok 4 . blok 5
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Binnen de opleiding fysiotherapie bieden wij onderwijs aan in vorm van lintonderwijs dat vanaf blok 2D tot het afstuderen loopt. In het tweede jaar, na het lopen van juniorstage waar de eerste echte klinische ervaringen opgedaan worden, gaat de student ook kennis nemen van eerder genoemde competenties. In de termen van piramide van Miller steken we vooral in op ’knows’ en ‘knows how’ niveau. Tijdens blok 2D gaat een student in een tal van bijeenkomsten (CO en PGO) met name verkennen welke processen, behalve de zorginhoudelijke, ook binnen ons vak fysiotherapie spelen. Een afgestudeerde fysiotherapeut moet aan een aantal registraties voldoen en moet voorbereid zijn op werken in zowel in eerste als tweede en derde lijn. Daarnaast kan een fysiotherapeut in loondienst van een particuliere instelling of een overheidsinstelling zijn. Ook kan een fysiotherapeut een zelfstandige ondernemer of een lid van een maatschap zijn. Alles staat in de teken van gezondheidszorg in Nederland, marktwerking en positie van fysiotherapie. Daarnaast leert een student met welke voorwaarden, verplichtingen en regelingen een fysiotherapeut in zijn praktijkvoering als ondernemer te maken heeft. In het derde jaar verdiept een student de kennis op gebied van zorgstelsel en positie van fysiotherapie, maakt zelf stappen om tot een bedrijfsvoering te komen en kan de consequenties van verschillende wetten binnen de zorgstelsel omgaan. In termen van Miller gaat een student van ‘knows how’ naar shows how’ niveau. Daarbij heeft de student kennis van demeest gangbare Elektronische Patiënt Dossiers (EPD) binnen de fysiotherapie en kan deze hanteren. In het vierde jaar, voornamelijk tijdens de seniorstages, gaat een student actief om met kwaliteitsbeleid op het stageadres en alles wat daar bij komt kijken. De nadruk zal voornamelijk op ‘does’ niveau komen te liggen. Er is zorg-inhoudelijke kwaliteit maar ook de kwaliteit ten aanzien van praktijkvoering. Beide kwaliteitssystemen worden ten behoeve van het verhogen van de algemene kwaliteit gewaarborgd en gemonitord. De student zal behalve zorg-inhoudelijk ook bedrijfsmatig in dit proces deel moeten nemen.
2.2
Cursus inhoud
Maatschappelij1. De student kent gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot profilering en k handelenpubliciteit. 2. De student kent gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot ongeoorloofde beloning, verkoop van de praktijk, werksfeer en eigen belang. 3. De student kent gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. 4. De student weet wat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is. 5. De student weet wat de wet op Beroepen in Individuele Gezondheidszorg( BIG) is. 6. De student is op de hoogte van onderdelen van de wet BIG waarin patiëntenrechten en -plichten zijn opgenomen. 7. De student is op de hoogte hoe de zorgverzekeringswet in Nederland is geregeld. 8. De student weet wat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is. 9. De student weet wat de wet bescherming persoonsgegevens is. 10. De student weet wat de van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is. 11. De student weet wat de kwaliteitswet zorginstellingen is. 12. De student weet wat de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) is. 13. De student weet wat de wet marktordening gezondheidszorg (WMG) voor de fysiotherapie betekent. 14. De student is op de hoogte van de inhoud van de wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). 15. De student is op de hoogte van de inhoud kwaliteitswet zorginstellingen. 16. De student is op de hoogte van de inhoud van de modelregeling fysiotherapeutpatiënt. 17. De student is op de hoogte van de inhoud van de wet klachtenregeling cliënten zorgsector. 18. De student weet wat een tuchtrecht is. 19. De student is op de hoogte van de inhoud van de klachtenregeling fysiotherapeut. 20. De student is op de hoogte van de patiëntveiligheidsaspecten in de
fysiotherapiepraktijk. 21. De student is op de hoogte van technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het overheidsbeleid in gezondheidszorg 22. De student weet wat er met ketenzorg, transparantie en doelmatigheid, kostenbeheersing, samenwerking door cliëntorganisaties en taakherschikking en taaksubstitutie bedoeld wordt. OrganiserenDe student weet: 1. Waar een fysiotherapeut aan moet voldoen? (lid KNGF, CKR (deel) registers, BIG, AGB code). 2. Welke specialisaties een fysiotherapeut kan hebben en hoe deze binnen de wetgeving is geregeld (BIG, CKR, AGB, KNGF, specialistenverenigingen, financiering). 3. Wat eerste, tweede en derdelijns fysiotherapie inhouden. 4. Waar een behandelkamer van een fysiotherapeut in een particuliere setting aan moet voldoen. 5. Waar een oefenruimte van een fysiotherapeut aan moet voldoen. 6. Waar een wachtruimte van een fysiotherapiepraktijk aan moet voldoen. 7. Wat een zelfstandige ondernemer inhoudt. 8. Wat het begrip ‘maatschap’ inhoudt. 9. Wat de marktwerking in de zorg betekent. 10. Wat de marktwerking in de zorg voor fysiotherapie betekent. 11. Welke middelen je als fysiotherapeut hebt om je praktijk sterk te maken in de markt. 12. Welke regelingen je voor je praktijk minimaal moet hebben. 13. Wat de plus praktijk inhoudt (kennisniveau). 14. Wat een HKZ certificering inhoudt (kennisniveau). 15. Hoe een klachtenprocedure er uitziet. 16. Hoe in Nederland het zorgverzekeringsrecht er in grote lijn uitziet. 17. Hoe het zorgverzekeringsrecht specifiek voor fysiotherapie geregeld is. 18. Wat de verwachtingen van de klant ten aanzien van kwaliteit in de zorg betekent. 19. Hoe de kwaliteit van fysiotherapie op dit moment wordt gemeten. 20. Met welke disciplines een fysiotherapeut samenwerkt. 21. Hoe de communicatie tussen fysiotherapeut en de huisarts verloopt (richtlijn). 22. Wat je nodig hebt om de communicatielijnen tussen fysiotherapeut en andere disciplines goed te laten verlopen. 23. Hoe de communicatie intern binnen een afdeling fysiotherapie of de praktijk verloopt? 24. Hoeveel fysiotherapeuten en gespecialiseerde fysiotherapeuten werkzaam zijn in Nederland ? En hoeveel huisartsen? 25. Welke rollen en competenties een fysiotherapeut moet bezitten, licht dat toe 26. Wat de Koninklijk Nederlangs Genootschaap Fysiotherapie (KNGF) doet. 27. Aan welke wetten een fysiotherapeut zich aan moet houden. 28. Wat een marketingplan inhoudt. 29. Wat een SWOT analyse inhoudt. 30. Hoe een SWOT analyse er in een fysiotherapeutische setting uitziet. 31. Welke strategieën voor implementatie er zijn. 32. Hoe je bepaalt welke strategie je in moet zetten. (strategisch management uit het boek ondernemen in fysiotherapie) 33. Wat er allemaal bij komt kijken als je een praktijk wilt overnemen. 34. Wat er allemaal bij komt kijken als je lid van een maatschap wilt worden. 35. Welke verzekeringen je als praktijkbezitter moet afsluiten. 36. Welke verzekeringen je als fysiotherapeut in loondienst moet bezitten en welke werkgever voor jou moet afsluiten/ bezitten.
37. Hoe de salaris van een fysiotherapeut in loondienst bepaald wordt. 38. Wat het verschil is als je in loondienst bent in een eerstelijnspraktijk of een ziekenhuis? 39. Op hoeveel vakantiedagen je recht hebt en hoe dit is geregeld? 40. Hoe het salaris van een fysiotherapeut die een zelfstandige ondernemer (ZZP’er) is, wordt geregeld? 41. Hoe het pensioenstelsel voor fysiotherapeuten eruit ziet? 2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Bij alle aanvangsblokken: Contactduur (uren): 16 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 122 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2B_Respiratoire aandoeningen
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
GFY-2.RCA1-13 Fysiotherapie bij respiratoire aandoeningen Physical therapy in patients with pulmonary disorders 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd Nee
AEM Bloem (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
BFO
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
CAS-P
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Hoorcollege
niet verplicht
8 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
PGO-literatuur
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidsles reanimatie
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidslessen (V)
niet verplicht
5 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
WCO
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 105
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
2B_ Respiratoire aand & rean (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2B_kennis respiratoire aand (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het ademen is normaal gesproken iets vanzelfsprekends bij gezonde individuen. Er kunnen echter zeer veel stoornissen op alle niveaus optreden, bij veel verschillende ziektebeelden. Tijdens deze cursus verkrijgt een student kennis op gebied van verschillende respiratoire aandoeningen. Daarnaast leert een student hoe deze patientengroep te onderzoeken en te behandelen. Belangrijke kennisbasis vormen de KNGF richtlijn COPD en beweegstandaard COPD. Tijdens deze cursus komen ook de vaardigheden van reanimatie aan bod.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome 2B RCA Weten De student heeft kennis van; · de ademhaling [ANATOMIE, HET ADEMHALEN ( LONG- EN ADEMMECHANICA), ADEMHALING MANOEUVRES (ZOALS HOESTEN, DE TECHNIEK VAN HUFFEN ETC.)] · longfunctie en ergometrie · de pathofysiologie van Astma en COPD · het fysiotherapeutische behandelplan bij longaandoeningen [ANAMNESE/INTAKE, FYSIOTHERAPEUTISCH ONDERZOEK, KLINIMETRIE EN BEHANDELPLAN] · de fysiotherapeutische interventie mogelijkheden bij kortademigheid, afgenomen inspanningsvermogen en fysieke inactiviteit, en gestoord mucustransport de richtlijnen van het Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie voor patiënten met chronisch obstructieve longziekten (2008) en is in staat de inhoud daarvan te relateren aan het fysiotherapeutisch handelen Begrijpen De student begrijpt; · het klinisch redenatie proces bij patiënten met longaandoeningen · de noodzaak om vanuit evidentie te handelen (relevante literatuur te raadplegen en deze te beoordelen op de kwaliteit) · de beperkingen van de aandoeningen Astma en COPD voor de patiënt en is zich bewust van de impact hiervan op het fysiek, psychisch en sociaal functioneren van de patiënt. · de beperkingen bij een afgenomen inspanningscapaciteit en een verminderde fysieke activiteit · het belang van het (h)erkennen van dyspneu (mede op basis van de eigen ervaring) · het belang van bronchiaal toilet benoemen en kan uitleggen waarop de diverse werkingen berusten van de gebruikelijke technieken om het mucustransport en de expectoratie te bevorderen · de gegevens van de longfunctiemetingen en weet de maximaaltest te interpreteren en te vertalen naar het fysiotherapeutisch handelen · dat gedragstherapeutische strategieën nodig zijn om de levensstijl te veranderen (inactiviteit in dagelijks leven, roken) waarvoor veelal een multidisciplinaire aanpak vereist is Toepassen/kunnen De student kan bij patiënten met een longaandoening (en evt. nevenpathologie); · vanuit medische verwijsgegevens een interpretatie maken van o.a. de longfunctie en ergometrie test gegevens · vanuit een gerichte medische verwijzing een specifieke anamnese afnemen. · in overleg met de longpatiënt persoonlijke behandeldoelen en verwachtingen formuleren · op basis van een specifieke anamnese onderzoeksdoelstellingen formuleren (met gebruik van PPA) · op basis van klinisch onderzoek een fysiotherapeutische differentiaaldiagnose opstellen · informatie en uitleg geven over gezondheidssituatie van de patiënt · klinisch onderzoek verrichten (gericht op inspanningsvermogen, spierkracht, kortademigheid en mucusretentie) · het toepassen van de benodigde metingen en gebruik maken van de meetinstrumenten · de gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan de longaandoening analyseren en de indicatie fysiotherapie vaststellen (o.b.v. verwijsgegevens, anamnese en klinisch onderzoek) · in overleg met de longpatiënt individuele behandeldoelstellingen formuleren en een behandelplan opstellen Learning Outcomes – Blok 2B Anatomie Weten De student: · kent de morfologie van het ademhalingsbewegingsapparaat. · kent de (macroscopische) morfologie van het ademhalingsstelsel (longen en luchtwegen) Begrijpen
· De student kan de functie van de onderdelen van het bewegingsapparaat uitleggen in relatie tot (geforceerde) inen expiratie Learning Outcomes – blok 2B REAN Weten De student weet na volgen van deze lessen: 1. de belangrijkste doodoorzaken bij volwassenen in Nederland noemen 2. een beschrijving geven van de Keten van Overleving 3. de betekenis geven van de afkorting SAFE 4. de belangrijkste aandachtspunten voor de reanimatiewerkplek noemen 5. de aard en de definitie van reanimatie toelichten, inclusief de kritische tijdslimiet en de uitzonderingen 6. de begrippen ‘klinische dood’ en ‘biologische dood’ en hun betekenis in de praktijk van de reanimatie uitleggen 7. een korte omschrijving geven van de vitale functies en hun invloed op elkaar 8. een korte omschrijving geven van de uitval van de vitale functies 9. handelingen diagnostiek beschrijven 10. de procedure rondom het inschakelen van het alarmnummer 112 noemen 11. de belangrijkste aandachtspunten van hartmassage beschrijven (voorwaarden, uitvoering, fouten, complicaties) 12. de belangrijkste aandachtspunten van mond-op-mond beademing beschrijven (voorwaarden, uitvoering, fouten, complicaties) 13. het belang van de AED in de reanimatie uiteenzetten 14. het doel van de AED noemen 15. toestandbeelden bepalen waarbij de AED kan ingezet worden 16. de AED apparaat beschrijven (bouw, kenmerken, eigenschappen, basisfuncties, bediening, toebehoren) 17. een korte omschrijving geven van de werking van een AED apparaat 18. de belangrijkste voorwaarden benoemen om de defibrillatie met behulp van de AED veilig en correct uitvoeren 19. de bijzondere aandachtspunten noemen voor het inzetten en gebruiken van een AED 20. de AED in een reanimatie integreren 21. het handelingenschema reanimatie van volwassenen uitleggen 22. het handelingenschema reanimatie met behulp van een AED door één hulpverlener uitleggen 23. het handelingenschema reanimatie met behulp van een AED door twee hulpverleners uitleggen 24. het handelingenschema luchtwegobstructie uitleggen 25. het handelingenschema van de levensreddende handelingen (stabiele zijligging, de noodvervoersgreep volgens Rautek) uitleggen Toepassen/kunnen Aan het eind van deze praktijkles kan een student: 1. een situatie beoordelen (wat is er aan de hand?) 2. bewusteloosheid vaststellen 3. de juiste diagnostiek toepassen 4. circulatie- en / of ademhalingsstilstand vaststellen 5. op een juiste manier hulp inroepen 6. zowel uitwendige hartmassage als mond-op-mond beademing toepassen 7. volledige reanimatie van volwassenen uitvoeren (door één hulpverlener of door twee hulpverleners) 8. de bijzondere aandachtspunten noemen voor het inzetten en gebruiken van een AED 9. de AED bedienen 10. de AED in een reanimatie integreren 11. met behulp van de AED reanimeren 12. binnen 90 seconden na het arriveren met de AED bij een slachtoffer de eerste schok toedienen (indien de AED heeft bepaald dat een schok moet worden toegediend) 13. als AED-bediener optreden 14. als AED-helper optreden 15. handelend optreden bij luchtwegobstructie 16. levensreddende handelingen toepassen (stabiele zijligging, de noodvervoersgreep volgens Rautek)
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 32 Toetsduur (uren): 3
Zelfstudie (uren): 105 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
2D_Systemische Aandoeningen
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1
Cursuscode
1.2
Cursusnaam
1.3 1.4 1.5
Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-2.SA-13 Klachten HBA door infecties, stoornis immuunsysteem of SOLK Physical therapy for patients with system disorders 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon 1.10 Voertaal 1.7
Nee
F van Binsbergen (
[email protected]) Nederlands
1.11 Werkvormen: Werkvorm
CAS-P
Hoorcollege
Vaardigheidslessen
Werkcollege
BFO
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
niet verplicht
niet verplicht
niet verplicht
2 maal per blok
10 maal per blok
13 maal per blok
niet verplicht
niet verplicht
2 maal per blok
1 maal per blok
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
240 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
600 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
1560 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
120 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
60 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 4: blok 4
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 95 (bij alle aanvangsblokken)
1.12 Toetsen:
Toetsvorm
2D_ Fysiotherapie bij Syst aand (IVT)
Resultaatschaal
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
Minimum cijfer
5,5
Weging (afgerond op hele procenten)
60
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
4
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4 bij aanvangsblok 4: . blok 4 . blok 5
2D_ kennis van Systemische aand (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
4
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4 bij aanvangsblok 4: . blok 4 . blok 5
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Onbegrepen of onverklaarde klachten, tegenwoordig aangeduid als SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachte van de mensen die bij de huisarts of specialist komen heeft lichamelijke klachten die niet objectiveerbaar zijn en die niet door adequ stemmingsproblemen, emotionele labiliteit, concentratie-, geheugen- en planningsproblemen en slaapproblemen. Klachten die een g SOLK centrum ( www. solkcentrum.nl). Er is sprake van Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) als lichamelijke klachten langer dan enkele weke somatische en/ of psychische pathologie Bij sommige patiënten met lichamelijke klachten wordt wel een somatische aandoening gev SOLK. n.a.v. NHG standaard SOLK
Deze klachten komen veel voor, ongeveer de helft van de mensen die de huisarts of specialist bezoekt heeft last van deze klachten. kortdurende stress of omgevingseisen te reageren en ons aan te passen. We herstellen ons dan. Blijft dit uit en moeten wij het hoofd minder energie, je kunt minder hebben en kunt daardoor het dagelijks leven steeds minder aan. Voortdurend probeer je dan toch ac
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes MSA De student: 1. kent de ziektebeelden die tot het reumaspectrum behoren 2. weet wat het begrip (S)OLK inhoudt 3. kan de invloed van stress (overspanning/ burn out), angst, depressie op fysieke klachten aan 4. kan het houdings- en bewegingsapparaat (incl. hoofdpijn/ duizeligheid) benoemen 5. weet fysiologische aspecten van stress, emotie en chroniciteit 6. weet welke klinimetrie gebruikt wordt bij een patiënt uit het reumatisch spectrum, (S)OLK, stressgerelateerde klachten Begrijpen: De student: 1. begrijpt de specifieke eigenschappen van de het begrip chroniciteit 2. begrijpt het verschil tussen het lineaire model en het proces model 3. kan het verband tussen aanwezigheid van psychosociale factoren en de fysieke klacht uitleggen 4. kan het verband tussen copingstyle en het gedrag in relatie tot de fysieke gesteldheid verklaren 5. begrijpt de symptomen die bij de aandoeningen uit het reumatisch spectrum, (S)OLK, stress gerelateerde klachten horen
Toepassen/kunnen: De student: 1. kan een screening en onderzoek uitvoeren bij een patiënt met een reumatische aandoening 2. kan een screening en onderzoek uitvoeren bij een patiënt met SOLK 3. kan een screening en onderzoek uitvoeren bij een patiënt met stressgerelateerde klachten. 4. kan aan de hand een logische hypothese formuleren met gebruik making van de aangereikte feitenkennis en de verkregen geg 5. kan aan de hand een logische hypothese formuleren met gebruik making van de aangereikte feitenkennis en de verkregen geg 6. kan een behandelplan maken voor een patiënt uit het reumatisch spectrum, (S)OLK, stressgerelateerde klachten 7. kan een behandeling geven aan patiënt uit het reumatisch spectrum, (S)OLK, stressgerelateerde klachten 8. kan sensomotorische, cognitieve en sensorische ontspanningstherapie geven 9. kan het proces model toepassen
Learning outcomes RCA Weten De student: 1. weet wat het begrip SOLK inhoudt en kent met name de plaats van chronische pijn(syndromen) daarin chronische pijn(syndrom daarin. 2. weet de diverse niveau’s SOLK die binnen de fysiotherapie gehanteerd worden 3. kan de invloed van stress (overspanning/ burn out), angst, depressie op fysieke klachten aan het houdings- en bewegingsappa 4. weet de kan de (neuro) fysiologische aspecten van de samenhang stress, emotie en chroniciteit benoemen 5. weet welke klinimetrie gebruikt wordt bij een patiënt met SOLK, stress gerelateerde klachten 6. is bekend met het gevolgenmodel Begrijpen De student: 1. begrijpt de specifieke aspecten die horen bij chroniciteit 2. kan het verband tussen aanwezigheid van psychosociale factoren en de fysieke klacht uitleggen 3. kan het verband tussen copingstijl en het gedrag in relatie tot de fysieke gesteldheid verklaren 4. begrijpt de symptomen die bij stress gerelateerde klachten verklaren Kunnen / toepassen De student: 1. kan een screening en onderzoek uitvoeren bij een patiënt met spanningsgerelateerde klachten 2. kan een behandelplan maken voor een patiënt met SOLK, stress gerelateerde klachtenklachten
3.
kan een behandeling geven aan patiënt SOLK, stress gerelateerde klachten
4.
kan het proces model tijdens de behandeling toepassen
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Bij alle aanvangsblokken: Contactduur (uren): 43 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 95
Workload
Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
3_Fysiotherapie bij CNA en MSA (KT)
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 Cursuscode 1.2 Cursusnaam
GFY-3.CNAMSA-14 3_Fysiotherapie bij CNA en MSA (KT) Knowledge of Physical therapy in patients with central nervous disorders and complex musculoskeletal disorders 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.3 Cursusnaam in Engels 1.4 Aantal EC's 1.5 Studiefase/niveau 1.6 Opleiding (varianten)
Cursus toegankelijk voor Nee studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden? 1.9 Contactpersoon HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) 1.10 Voertaal Nederlands 1.7
1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CNA PGOL
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO Biomedisch
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO CNA
niet verplicht
4 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO MSA
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO TGW
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CNA PGOL (v)
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 118
1.12 Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
3_ Kennis MSA en complexe aandoening (KT
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
50
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
3_Kennis degeneratieve CNA (KT)
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
50
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Na dit blok kan de student de pathofysiologische gevolgen van drie degeneratieve neurologische aandoeningen beschrijven en verklaren. Na dit blok kan de student beschrijven waardoor MSA complex van aard worden voor patiënt en fysiotherapeut en hij kan uitleggen hoe binnen die complexe situatie zicht moet worden gehouden op keuze van doelen en middelen binnen de fysiotherapie.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes:
De student kan pathofysiologie, kenmerkende klinische presentaties en ziektebeloop van de ziekte van Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson beschrijven. De student kan benoemen van welke progressieve neurologische aandoeningen fysiotherapeutische en multidisciplinaire richtlijnen zijn beschreven. De student kan de functie van zorgstandaarden en zorgmethodieken binnen de chronisch ziekenzorg beschrijven. De student kan voorzieningen en organisaties die ondersteunend zijn in de zorg voor chronisch zieken die zorgafhankelijk zijn benoemen. De student kan beschrijven hoe onderzoek en behandeling van MSA dient te verlopen volgens richtlijnen en kan motieven noemen om van richtlijnen af te wijken. De student kent de klinische manifestatie van veel voorkomende, complexe fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen. De student kent de invloed van ‘distress’ op fysieke performance.
Kennisbasis: Na twee onderwijsblokken waarin de senso-motorische oorzaken en gevolgen van neurologische aandoeningen in brede zin aan de orde zijn geweest, wordt de focus dit blok gelegd op drie specifieke degeneratieve neurologische aandoeningen. Hierbij worden in het onderzoek en de behandeling ook de psychosociale aspecten betrokken die samenhangen met de aandoening. Daarbij wordt vanuit een bio-psycho-sociaal perspectief naar de gevolgen en prognoses van de aandoening voor de persoon en diens omgeving gekeken . Na meerdere onderwijsblokken waar orthopedische problemen in extremiteiten of rond de wervelkolom zijn onderzocht en behandeld, wordt in dit blok een verdieping op deze kennis en vaardigheden aangereikt. Die verdieping vindt plaats door de complexere kenmerken van de somatische problemen en / of van de context waarin het probleem zich manifesteert.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 19 Toetsduur (uren): 3 Zelfstudie (uren): 118 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
3_CNA, MSA en RCA (ST)
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-3.FT1-14 3_CNA, MSA en RCA (ST) Physcial Therapy for various types of patients 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
werkvorm CNA
niet verplicht
8 maal per blok
960 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm CNA
niet verplicht
9 maal per blok
540 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm TGW
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm MSA
niet verplicht
14 maal per blok
1680 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 83
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
FT bij CNA, MSA & RCA (ST)
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
100
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Binnen deze cursus worden de competenties getoetst op ingangsniveau voor de mediorstage, die direct samenhangen met het onderzoeken en behandelen van patiënten uit de drie domeinen (MSA, RCA en CNA). Voor CNA wordt casuïstiek opgevoerd over drie progressieve aandoeningen van het centraal zenuwstelsel, te weten: Alzheimer, MS en M.Parkinson. RCA:In komende lessen gaan we dus op kennis en vaardigheden uit het eerste en tweede jaar voortborduren. Dit wil zeggen dat we de kennis en vaardigheden binnen domein RCA van jaar 1 (trainingsleer, fysiotherapie bij hart- en vaat patiënten en fysiotherapie bij diabetes en obesitas) en jaar 2 (fysiotherapie bij respiratoire aandoeningen en fysiotherapie bij SOLK) als vertrekpunt hanteren. Er is uiteraard ruimte om te herhalen maar we maken het qua casuïstiek een stuk lastiger. Je zult telkens uitgedaagd worden om scherp te zijn in je keuzes. Daarnaast vragen we dit keer ook zeer expliciet naar de wetenschappelijke onderbouwing van je keuzes in je onderzoek en behandeling. We willen dat je klaar bent voor je grote stage waar je ongetwijfeld ook deze groep patiënten tegen gaat komen.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes MSA Weten De student: 1. kent verschillende theorieën en modellen die gangbaar zijn binnen de fysiotherapie. 2. klasseert het persoonlijke gezondheidsprobleem van de cliënt binnen het construct van de ICF analyseert het persoonlijke gezondheidsprobleem van de cliënt op en legt logische verbanden tussen de dimensies van de ICF (klinisch redeneren) volgens de principes van EBP Begrijpen De student: 1. kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen 2. kan op basis van de verkregen patiëntinformatie middels hypothetico-deductieve methodiek differentiaaldiagnostiek opstellen 3. kan op basis van de actuele klinisch manifestatie bepalen wat het effect is van de vorige fysiotherapeutische behandeling en kan de behandeling voortzetten / bijstellen 4. kan een adequaat fysiotherapeutisch oefenprogramma opstellen bij een patiënt met MSA gerelateerde aandoeningen kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen Weten / Toepassen De student: 1. kan uit verschillende standpunten/modellen het probleem bekijken 2. kan bewust switchen tussen verschillende onderzoek en behandelvisies 3. inventariseert het persoonlijke gezondheidsprobleem, de beweegomgeving en de sociaal/culturele leefwereld van de cliënt in relatie tot zijn bewegen 4. zet klinische onzekerheid met betrekking tot de fysiotherapeutische diagnostiek om in beantwoordbare vraagstellingen (eventueel naar voorgrondkennis: wat is belangrijk om te weten? en achtergrondkennis: welke test zou je doen?) zoekt met een bewust gekozen strategie, interpreteert de antwoorden en past de resultaten van de zoekstrategie toe
Learning outcomes vanuit CNA: Weten De student: 1. 2. 3. 4.
kan pathofysiologie, kenmerkende klinische presentaties en ziektebeloop van de ziekte van Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson beschrijven kan benoemen van welke progressieve neurologische aandoeningen fysiotherapeutische en multidisciplinaire richtlijnen zijn beschreven kan de functie van zorgstandaarden en zorgmethodieken binnen de chronisch ziekenzorg beschrijven kan voorzieningen en organisaties die ondersteunend zijn in de zorg voor chronisch zieken die zorgafhankelijk
zijn benoemen
Begrijpen De student: 1.
2.
3. 4.
kan de consequenties van een progressief verloop van de degeneratieve neurologische aandoeningen; Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson vertalen in fysiotherapeutisch doelen. Hij kan uitleggen welke rol hij als fysiotherapeut heeft binnen een multi-disciplinair team bij behandeling of begeleiding van patiënten met de ziekte van Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson kan een hypothese opstellen t.a.v. te verwachten problemen in bewegend functioneren en ADL als gevolg van de ziekte van Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson. Hij kan een hypothese opstellen t.a.v. de relatie aandoening - ziektestadium - onderliggende functiestoornissen - leervermogen begrijpt de beperkingen in executieve functies en/ of communicatie van patiënten agv de pathofysiologie bij Alzheimer Multiple Sclerose en Parkinson begrijpt de invloed van de omgeving op het gedrag van mensen die zorgafhankelijk zijn
Toepassen/kunnen De student: 1. 2. 3. 4.
kan het volledige proces van fysiotherapeutisch methodisch handelen bij een patiënt met de ziekte van Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson uitvoeren, gebaseerd op de principes van EBP betrekt daarbij de interacterende elementen: persoon – taak - omgeving kan in een multi-disciplinair overleg zijn rol als fysiotherapeut afstemmen met de overige (para)medische disciplines, daarbij draagt hij bij in het bepalen van (cliëntgerichte) teamdoelen kan mantelzorgers en zorgprofessionals ondersteunen en betrekken bij de behandeling van patiënten met de ziekte van Alzheimer, Multiple Sclerose en M. Parkinson, daartoe kan hij op methodische wijze informeren, adviseren, instrueren en feedback geven, met name m.b.t. ADL en transfers.
Kennisbasis: Onder complexe zorg wordt verstaan het verlenen van zorg aan patiënten waarbij er sprake kan zijn van co-morbiditeit, een minder goed voorspelbaar beloop/herstel of een ingewikkelde context waardoor de therapeut moet afwijken van bestaande richtlijnen of protocollen en/of niet kan terugvallen op voorgeschreven protocollen/ richtlijnen. Learning Outcomes – Blok 3B RCA
Weten De student 1. weet welke comorbiditeiten er bij een COPD patiënt kunnen voorkomen en kan deze vanuit de literatuur verklaren 2. weet welke andere complexe problematiek er veelal bij patiënten met COPD aanwezig is, denk hierbij aan de incidentie van psychosociale stoornissen en incidentie van functiestoornissen van het musculoskeletaal systeem 3. weet de aanwezigheid van comorbiditeiten en andere complexe problematiek bij een COPD patiënt in zowel het fysiotherapeutisch, diagnostisch als therapeutisch proces te plaatsen en er naar te handelen 4. weet welke comorbiditeiten bij een hartpatiënt kunnen voorkomen en kan deze vanuit de literatuur verklaren
5. weet welke andere complexe problematiek er veelal bij patiënten met een coronaire hartziekte aanwezig is, denk hierbij bijvoorbeeld aan de incidentie van psychosociale stoornissen en incidentie van functiestoornissen van het musculoskeletaal systeem 6. weet de aanwezigheid van comorbiditeiten en andere complexe problematiek bij een patiënt met coronaire hartziekte in zowel het fysiotherapeutisch diagnostisch als therapeutisch proces te plaatsen en er naar te handelen Toepassen/kunnen De student 1. kan de opgedane kennis op gebied van therapeutisch handelen bij patiënten met een chronisch obstructieve longziekte en of een patiënt met een coronaire hartziekte in een klinische setting toepassen 2. kan aan de hand van een videocasus over een longpatiënt de actualiteit van de longziekte verwoorden en aan de anderen collega’s binnen een multidisciplinaire setting presenteren 3. kan de voorlichting middels een heldere presentatie over een longziekte aan de aanwezige publiek op niveau geven 4. kan aan de hand van een videocasus over een hartpatiënt de actualiteit van de ziekte verwoorden en aan anderen presenteren. 5. kan de voorlichting middels een heldere presentatie over een hartziekte aan de aanwezige publiek op niveau geven. 6. kan een complexe patiënt met chronisch obstructieve longziekte in het fysiotherapeutisch diagnostisch proces plaatsen 7. kan alle stappen bij een complexe patiënt met chronisch obstructieve longziekte binnen het fysiotherapeutisch diagnostisch proces met best beschikbare evidentie onderbouwen 8.kan in het fysiotherapeutisch diagnostisch proces genoemde diagnostische vaardigheden bij een complexe patiënt met een chronische obstructieve longziekte tonen en met best beschikbare evidentie onderbouwen 9. kan een complexe patiënt met chronisch obstructieve longziekte in het therapeutisch proces plaatsen 10. kan alle stappen bij een complexe patiënt met chronisch obstructieve longziekte binnen het therapeutisch proces met de best beschikbare evidentie onderbouwen 11. kan in het therapeutisch proces in hetbehandelplan genoemde behandelvaardigheden bij een complexe patiënt met een chronische obstructieve longziekte tonen en met de best beschikbare evidentie onderbouwen 12. kan een complexe patiënt met een coronaire hartziekte in het fysiotherapeutisch diagnostisch proces plaatsen 13. kan alle stappen binnen het fysiotherapeutisch diagnostisch proces bij een complexe patiënt met een coronaire hartziekte met de best beschikbare evidentie onderbouwen 14. kan in het fysiotherapeutisch proces bij een casus van een complexe patiënt met een coronaire hartziekte, genoemde onderzoek- en behandel vaardigheden tonen en de keuzes alsmede de getoonde vaardigheden, met de best beschikbare evidentie onderbouwen
2.3
Ingangseisen
Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 57 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 83 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
3_FT bij oncologie en complexe zorg
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-3.FT2-14 3_FT bij oncologie en complexe zorg Physical therapy for patients with complex health problems 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
J Pekaric (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO BMD
niet verplicht
3 maal per blok
90 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO CNA
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO MSA
niet verplicht
4 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO ONCO
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
CO TGW
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm TGW
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm MSA
niet verplicht
13 maal per blok
1560 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm Oncologie
niet verplicht
6 maal per blok
720 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm CNA
niet verplicht
6 maal per blok
720 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkvorm RCA
niet verplicht
13 maal per blok
1560 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 188
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
ft bij complexe gezondheidsproblemen
Numerieke beoordelingen 1,0 -
5,5
40
Aantal keren dat een In welke blokken toets wordt wordt aangeboden de toets aangeboden? in een collegejaar 2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
10,0 IVT ft bij oncologische aandoeningen
Numerieke beoordelingen 1,0 10,0
5,5
20
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
IVT toegepaste gedragswetenschappen
Numerieke beoordelingen 1,0 10,0
5,5
20
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
KT Oncologie & compl. gezondheidsprob.
Numerieke beoordelingen 1,0 10,0
5,5
20
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De thema's tijdens dit blok zijn: ‘Lymfestelsel en algemene tumorleer’ en ‘ Fysio-therapie bij lymfoedeem’ en ‘fysiotherapie bij oncologie‘. Deze vormen gezamenlijk met vijf vaardigheidslessen het integrale onderwijsaanbod t.a.v. dit onderwerp. In de vaardigheidslessen zal casuïstiek als uitgangspunt dienen, te weten: - armlymfoedeem na borstkanker - post-operatief oedeem na “total knee” Speciale aandacht zal er zijn voor differentiaaldiagnostiek, compressietherapie en oefentherapie. Na dit blok weet een student de pathofysiologie bij bovengenoemde aandoeningen. De student kan ook fysiotherapeutisch diagnostisch en therapeutisch proces mbt fysiotherapie bij oncologie doorlopen. In de praktijk hebben mensen met centraal neurologische aandoeningen naast de problematiek bij het bewegend functioneren nog last van "bijkomende problemen". Deze bijkomende problemen, kunnen komen door co-morbiditeiten, maar ook door cognitieve problematiek en/ of sociaal-economische problemen. In veel richtlijnen en studies naar de effectiviteit van interventies wordt met deze bijkomende problematiek geen rekening gehouden. Gevolg is dat het volgen van een richtlijn of aanbeveling vanuit een RCT regelmatig in de praktijk niet mogelijk of gewenst is. In dit blok wordt geleerd om via klinisch redeneren op basis van eerder aangereikte kennis en vaardigheden te komen tot een onderbouwd onderzoek- en behandelplan en deze plannen uit te voeren bij medestudenten die een "complexe casus" simuleren. In de dagelijkse fysiotherapeutische praktijk is het vaak lastig om standaard behandelingen, of behandelingen volgens de richtlijn toe te passen. de individuele situatie van de patient vraagt vaak om een individueel afgestemd behandeltraject. Denk hierbij bijvoorbeeld aan patienten die conditioneel zo slecht zijn dat een heupoperatie opeens zeer risicovol wordt; het oefenen van de loopvaardigheid bij patienten met allerlei slangen aan hun lijf vanwege andere pathologieen, amputatiepatienten, en patienten met een stevig psychologisch profiel. In dit blok leer je dan ook om te gaan met deze complexe patientprofielen, en leer je vanuit meerdere perspectieven naar patientproblematiek te kijken. de thema's die hieraan gekoppeld zijn peri-operatieve zorg, het kijken vanuit verschillende perspectieven, en diagnostiek en behandeling vanuit het principe van Evidence based practice bij de complexe patient.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes: Oncologie: Weten De student kan: 1. 2. 3.
de kenmerkende oorzaken, klinische verschijnselen en het beloop beschrijven van(lymfe-)oedeem. “rode vlaggen” herkennen bij klachten die pt. met oedeem (m.n. na oncologische behandeling) kunnen aangeven differentiaal diagnostische aspecten benoemen van lymfoedeem , veneus- en post traumatisch/post operatief oedeem
Begrijpen De student kan: 1. 2. 3. 4. 5.
de problemen inschatten van patiënten die met oncologische therapie en de gevolgen daarvan (bijv. oedeem en vermoeidheid) zijn geconfronteerd. de gevolgen voor het bewegend functioneren met oedeemproblematiek benoemen. klachten als gevoel van zwaarte en spanning verklaren. de symptomen van de oedeemklachten herkennen en voor het fysiotherapeutisch onderzoek- en behandelplan uitleggen. verandering in fysieke belasting verklaren en vertalen naar behandelbare aspecten.
Toepassen/kunnen De student kan: 1. 2.
een fysiotherapeutisch behandelplan en prognostisch profiel opstellen bij patiënten met oedeem en oedeemgerelateerde klachten. een fysiotherapeutisch onderzoek en fysiotherapeutische behandeling uitvoeren bij patiënten met oedeem en oedeemgerelateerde klachten.
3. 4. 5.
bij de behandeling gebruik maken van specifieke vaardigheden uit de oedeemtherapie. bij de behandeling samenwerken met andere disciplines. bij het onderzoeken en behandelen gebruik maken van bestaande richtlijnen en de daarin beschreven meetinstrumenten.
MSA 1. kent de epidemiologie van veelvoorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen 2. kent het natuurlijk beloop van veel voorkomende aandoeningen artrose impingement en tendinitiden bovenste extremiteit Motor control impairment Schoudergordel Instabiliteit pols gewricht spierpees aandoeningen bovenste extremiteit 3. kent de implicaties voor het natuurlijk beloop en de behandelinterventie van enkele eenvoudig prognostische meetinstrumenten 4. kent de klinische manifestatie van veel voorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen 5. kent de invloed van ‘negatieve stress’ op fysieke performance 6. kent de (patho)fysiologische principes van schade en herstel van weefsel, in het bijzonder van spier-, binden steunweefsels, in het bijzonder aan de lumbale wervelkolom en onderste extremiteiten
De student: 1. 2.
3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
kan gedurende het onderzoek en therapie vanuit een legitiem theoretisch construct een hypotheticodeductieve strategie toepassen en onderbouwen kan een fysiotherapeutisch diagnose stellen bij patiënten met veel voorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen aan de CWK en TWK welke genoemd worden in het classificatie schema CWK kan een fysiotherapeutisch diagnose stellen bij patiënten met veel voorkomende, eenvoudige en fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen aan onderste extremiteiten artrose impingement en tendinitiden bovenste extremiteit Motor control impairment Schoudergordel Instabiliteit pols gewricht spierpees aandoeningen bovenste extremiteit kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan formuleren kan naar de patiënt toe verwoorden wat de negatieve invloed is van een slechte algemene gezondheid in termen van algemene conditie en lichaamssamenstelling op het natuurlijk ziektebeloop kan naar de patiënt toe verwoorden of de hulpvraag haalbaar is kan op basis van de actuele klinisch manifestatie, pathogenese en pathologisch substraat korte termijn behandeldoelstellingen bepalen kan op basis van de actuele klinisch manifestatie bepalen wat het interactie-effect van de vorige interventie is de voortgang van de behandeling vastleggen en bijstellen indien nodig kan op patiëntenniveau uitleg geven over de fysiotherapeutische behandel doelstellingen kan een motorisch leertraject afstemmen op de motorische leerstrategie van de patiënt kan de patiënt adequate bewegingscoördinatie aanleren kan de momentane passieve mechanische constraints optimaliseren kan een adequaat oefenprogramma opstellen in relatie tot veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom
Learning Outcomes – CNA Weten De student: 1.
kan frequent voorkomende specifieke mentale stoornissen en comorbiditeiten bij mensen met CVA/ Parkinson/ verstandelijke beperking benoemen
Begrijpen De student: kan uitleggen wat de gevolgen van comorbiditeiten en / of specifieke mentale stoornissen zijn op het bewegend functioneren en participeren van mensen met CVA/ Parkinson/ verstandelijke beperking 2. kan uitleggen wat de gevolgen van comorbiditeiten en/ of specifieke mentale stoornissen zijn op het fysiotherapeutisch handelen bij mensen met CVA/ Parkinson/ verstandelijke beperking 1.
Toepassen/kunnen De student: 1.
kan zijn fysiotherapeutisch handelen aanpassen op comorbiditeiten en/ of specifieke mentale stoornissen bij mensen met CVA/ Parkinson/ verstandelijke beperking.
kan een reflectieve beroepsattitude laten zien aan vakgenoten 3. complexe casuïstiek van patiënt met CVA/ Parkinson/ verstandelijke beperking overzichtelijk presenteren aan vakgenoten 2.
Kennisbasis: In jaar 1 is er een basis gelegd voor trainingsprincipes die ook in deze cursus gebruikt zullen worden. Daarnaast is in jaar 1 en jaar 2 de basis gelegd voor klinisch redeneren wat ook in deze cursus tot uiting zal komen. De kennis over fysiologie wordt op basis van jaar 1 en jaar 2 als verondersteld beschouwd. Daarnaast wordt de kennis over pathologie aan het begin van het blok gegeven.
In jaar 2 en 3 zijn de pathofysiologische aspecten en het onderzoeken en behandelen van patiënten met CVA, Alzheimer, MS en M.Parkinson aan de orde geweest. Voortbordurend op deze basis wordt in dit blok aandacht besteed aan patiënten met de beschreven CNA-beelden, die daarnaast samenhangende bijkomende problemen hebben. Dit kan bijvoorbeeld op gebied van co-morbiditeiten zijn of op gebied van cognitieve problematiek. Vanuit richtlijnen en pathofysiologische kennis wordt via klinisch redeneren een verantwoording voor het handelen ontwikkeld.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 91 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 188 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren.
2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
3_Wetenschap beoefenen
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-3.LOEP-14 3_Wetenschap beoefenen Applied science 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
MP Jans (tel. 088 481 5128) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkvorm LOEP
niet verplicht
5 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkvorm LOEP
verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 119
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
Gezamelijk Onderzoek (verslag)
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
100
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De student kan samenwerkend in een groepje kwantiatief, kwalitatief of beschrijvend een onderzoek uitvoeren ter voorbereiding op het afstudeerproject.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome: 1. Systematisch gegevens verzamelen, onderzoeken en vertalen naar consequenties voor het beroep 2. Veranderingen in de samenleving signaleren en vertalen naar het beroep 3. Bijdragen leveren aan wetenschappelijk onderzoek 4. Meewerken aan ontwikkeling van standaarden en methodieken 5. Maatschappelijke, (internationale) wetenschappelijke en beroepsontwikkelingen (EBP) en veranderingen op het gebied van de gezondheidszorg en zorg- en dienstverlening vertalen naar het (toekomstig) beroepsmatig handelen. Kennisbasis: Als fysiotherapeut wil je graag zo veel mogelijk evidence based werken. Om dat te kunnen doen moet er wel “evidence” zijn. Die evidence is te vinden in ‘de literatuur’, maar een conclusie die je daar veel tegenkomt is ’dat er meer onderzoek nodig is’. Dat onderzoek kan op verschillende niveaus gedaan worden, van grootschalige RCT’s tot kleinschalige casestudies. In dit blok gaat de student een kleinschalig onderzoek doen, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle kennis en ervaring opgedaan in eerdere taken en opdrachten vanuit de leerlijn LOEP.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 21 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 119 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
3_Ondernemerschap
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-3.ONDERN-14 Maatschappelijk handelen en organiseren 2 Entrepreneurship in physical therapy 2 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
J Pekaric (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO ondernemerschap
niet verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Practicum EPD
niet verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
werkgroep
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 125
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
Elektronisch patienten dossier
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
50
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
Ondernemerschap Posterpresentatie
Numerieke beoordelingen 1,0 -10,0
5,5
50
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De student leert met welke voorwaarden, verplichtingen en regelingen een fysiotherapeut in zijn praktijkvoering als ondernemer te maken heeft. In het derde jaar verdiept een student de kennis op gebied van het zorgstelsel en de positie van fysiotherapie, maakt zelf stappen om tot een bedrijfsvoering te komen en kan met consequenties van verschillende wetten binnen het zorgstelsel omgaan. Daarbij heeft de student kennis van de meest gangbare Elektronische Patiënt Dossiers (EPD) binnen de fysiotherapie en kan deze hanteren.
2.2
Cursus inhoud
Kennisbasis: Basiskennis op 'weten' niveau uit jaar 2 leerlijn ondernemerschap wordt als verondersteld beschouwd Learning outcomes De learning outcomes zijn overeenkomstig aan leerjaar 2, maar nu echter op toepassingsniveau. De opgedane kennis uit het tweede jaar zal de student nu veelal in de vorm van een ontwerp of advies moeten kunnen verwerken. Maatschappelijk handelen De student: 1. kent gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot profilering en publiciteit 2. kent gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot ongeoorloofde beloning, verkoop van de praktijk, werksfeer en eigen belang 3. kent gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek 4. weet wat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is 5. weet wat de wet op Beroepen in Individuele Gezondheidszorg(BIG) is 6. is op de hoogte van onderdelen van de wet BIG waarin patiëntenrechten en -plichten zijn opgenomen 7. is op de hoogte hoe de zorgverzekeringswet in Nederland is geregeld 8. weet wat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is 9. weet wat de wet bescherming persoonsgegevens is 10. weet wat de van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is 11. weet wat de kwaliteitswet zorginstellingen is 12. weet wat de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) is 13. weet wat de wet marktordening gezondheidszorg (WMG) voor de fysiotherapie betekent 14. is op de hoogte van de inhoud van de wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) 15. is op de hoogte van de inhoud kwaliteitswet zorginstellingen 16. is op de hoogte van de inhoud van de modelregeling fysiotherapeut- patiënt 17. is op de hoogte van de inhoud van de wet klachtenregeling cliënten zorgsector 18. weet wat een tuchtrecht is 19. is op de hoogte van de inhoud van de klachtenregeling fysiotherapeut 20. is op de hoogte van de patiëntveiligheidsaspecten in de fysiotherapiepraktijk 21. is op de hoogte van technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het overheidsbeleid in gezondheidszorg 22. weet wat er met ketenzorg, transparantie en doelmatigheid, kostenbeheersing, samenwerking door cliëntorganisaties en taakherschikking en taaksubstitutie bedoeld wordt
Organiseren De student weet: 1. waar een fysiotherapeut aan moet voldoen? (lid KNGF, CKR (deel) registers, BIG, AGB code) 2. welke specialisaties een fysiotherapeut kan hebben en hoe deze binnen de wetgeving is geregeld (BIG, CKR, AGB, KNGF, specialistenverenigingen, financiering) 3. wat eerste, tweede en derdelijns fysiotherapie inhouden 4. waar een behandelkamer van een fysiotherapeut in een particuliere setting aan moet voldoen 5. waar een oefenruimte van een fysiotherapeut aan moet voldoen 6. waar een wachtruimte van een fysiotherapiepraktijk aan moet voldoen 7. wat een zelfstandige ondernemer inhoudt 8. wat het begrip ‘maatschap’ inhoudt 9. wat de marktwerking in de zorg betekent 10. wat de marktwerking in de zorg voor fysiotherapie betekent 11. welke middelen je als fysiotherapeut hebt om je praktijk sterk te maken in de markt 12. welke regelingen je voor je praktijk minimaal moet hebben 13. wat de plus praktijk inhoudt (kennisniveau) 14. wat een HKZ certificering inhoudt (kennisniveau) 15. hoe een klachtenprocedure er uitziet
16. hoe in Nederland het zorgverzekeringsrecht er in grote lijn uitziet 17. hoe het zorgverzekeringsrecht specifiek voor fysiotherapie geregeld is 18. wat de verwachtingen van de klant ten aanzien van kwaliteit in de zorg betekent 19. hoe de kwaliteit van fysiotherapie op dit moment wordt gemeten 20. met welke disciplines een fysiotherapeut samenwerkt 21. hoe de communicatie tussen fysiotherapeut en de huisarts verloopt (richtlijn) 22. wat je nodig hebt om de communicatielijnen tussen fysiotherapeut en andere disciplines goed te laten verlopen 23. hoe de communicatie intern binnen een afdeling fysiotherapie of een praktijk verloopt 24. hoeveel fysiotherapeuten, gespecialiseerde fysiotherapeuten en huisartsen werkzaam zijn in Nederland 25. welke rollen en competenties een fysiotherapeut moet bezitten, licht dat toe 26. wat de Koninklijk Nederlands Genootschaap Fysiotherapie (KNGF) doet 27. aan welke wetten een fysiotherapeut zich aan moet houden 28. wat een marketingplan inhoudt 29. wat een SWOT analyse inhoudt 30. hoe een SWOT analyse er in een fysiotherapeutische setting uitziet 31. welke strategieën voor implementatie er zijn 32. hoe je bepaalt welke strategie je in moet zetten (strategisch management uit het boek ondernemen in fysiotherapie) 33. wat er allemaal bij komt kijken als je een praktijk wilt overnemen 34. wat er allemaal bij komt kijken als je lid van een maatschap wilt worden 35. welke verzekeringen je als praktijkbezitter moet afsluiten 36. welke verzekeringen je als fysiotherapeut in loondienst moet bezitten en welke werkgever voor jou moet afsluiten/ bezitten 37. hoe de salaris van een fysiotherapeut in loondienst bepaald wordt 38. wat het verschil is als je in loondienst bent in een eerstelijnspraktijk of een ziekenhuis 39. op hoeveel vakantiedagen je recht hebt en hoe dit is geregeld 40. hoe het salaris van een fysiotherapeut die een zelfstandige ondernemer (ZZP’er) is, wordt geregeld 41. hoe het pensioenstelsel voor fysiotherapeuten eruit ziet
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 15 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 125 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
Afstudeerproject
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-EF.AFST-13 Afstudeerproject Thesis 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Posterpresentatie
verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkgroepbijeenkomst
verplicht
5 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 268
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
onderzoeksverslag
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
ondezoeksvoorstel
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
20
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
posterpresentatie
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
20
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het afstudeerproject begint met 5 werkgroepbijeenkomsten, verdeeld over 2 blokken (max. 10 studenten), waarin je samen met een docent en met je medestudenten je oriënteert op een onderwerp, je toewerkt naar een probleem- en vraagstelling, en je de basis legt voor het beschrijven van je ‘inleiding’ en ‘methode’ van het uiteindelijke onderzoeksverslag. Indien je onderzoeksvoorstel op voldoende niveau is krijg je een tutor toegewezen die je verder begeleidt in het afronden van je onderzoek en het schrijven van het onderzoeksverslag. Je sluit het project af met een posterpresentatie waarbij je je onderzoeksresultaten bespreekt en bediscussieert. Voor deze posterpresentatie is een oefenbijeenkomst met peerfeedback van medestudenten.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes Onderzoeksverslag De student: · Signaleert en onderzoekt veranderingen in de samenleving (o.a. ook regelgeving) en vertaalt de resultaten hiervan naar een bijdrage aan het beroep · Registreert systematisch gegevens over de beroepsuitoefening ten behoeve van kwaliteitszorg en onderzoek, analyseert de uitkomsten en vertaalt deze naar de consequenties voor het beroep · Formuleert n.a.v. een terugkerend vraagstuk in de praktijk een onderzoeksvraag, verzamelt en analyseert data en vertaalt de uitkomsten naar een bijdrage aan het beroep. · Beoordeelt resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek op waarde, belang en toepasbaarheid voor het eigen beroep en vertaalt dit naar een bijdrage aan het beroep · Levert zo mogelijk een bijdrage aan multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van verdere ontwikkeling van de beroepspraktijk en de wetenschappelijke onderbouwing daarvan · Draagt vanuit (wetenschappelijk) onderzoek bij aan de inhoudelijke ontwikkeling, innovatie, profilering en maatschappelijke legitimering van het beroep Posterpresentatie De student: · Verspreidt de resultaten van bovenstaande activiteiten via de hiertoe geëigende kanalen (Posterpresentatie, artikel, etc) en gaat hierover het debat aan met collega’s en vertegenwoordigers van andere disciplines · Is in staat de professionele ontwikkeling van beroepsgenoten te stimuleren door een actieve bijdrage te leveren aan een conferentie, congres etc. in de vorm van het geven van een (poster)presentatie of workshop · Profileert en presenteert zichzelf (zowel mondeling als schriftelijk) in een intra- en interdisciplinaire setting Kennisbasis Het afstudeerproject is het sluitstuk van de leerlijn LOEP en onderdeel van de afstudeerfase. Je doorloopt de onderzoekscyclus waarbij je begint met het beschrijven van het probleem en toewerkt naar een onderzoeksvraag. Tijdens dit proces is het noodzakelijk dat je je oriënteert in wetenschappelijke literatuur, dat je relevante artikelen selecteert, leest en interpreteert, en dat je de gegevens uit deze artikelen kan beschrijven in een ‘resultaten sectie’. Je rondt af met een discussie waarin je jouw gegevens in een breder perspectief neerzet, en waarin je kritisch reflecteert. Ook voor het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek heb je deze kennis en vaardigheden nodig (eventueel met ondersteuning vanuit het lectoraat). De LOEP hoorcolleges en werkgroepopdrachten uit jaar 1-3 vormen de kennisbasis.
2.3
Ingangseisen
Veronderstelde voorkennis: Het case report moet met een voldoende zijn afgerond; vanaf studiejaar 2014-2015 komt hierbij de eis dat de propedeuse moet zijn behaald. 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 12 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 268 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren.
2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
Afstudeerproject
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-EF.AFST-15 Afstudeerproject Thesis 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Posterpresentatie
verplicht
1 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkgroepbijeenkomst
verplicht
5 maal per blok
600 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 268
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
onderzoeksverslag
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
75
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
posterpresentatie
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
25
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Het afstudeerproject begint met 5 werkgroepbijeenkomsten, verdeeld over 2 blokken (max. 10 studenten), waarin je samen met een docent en met je medestudenten je oriënteert op een onderwerp, je toewerkt naar een probleem- en vraagstelling, en je de basis legt voor het beschrijven van je ‘inleiding’ en ‘methode’ van het uiteindelijke onderzoeksverslag. Indien je onderzoeksvoorstel op voldoende niveau is krijg je een tutor toegewezen die je verder begeleidt in het afronden van je onderzoek en het schrijven van het onderzoeksverslag. Je sluit het project af met een posterpresentatie waarbij je je onderzoeksresultaten bespreekt en bediscussieert. Voor deze posterpresentatie is een oefenbijeenkomst met peerfeedback van medestudenten.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes Onderzoeksverslag De student: · Signaleert en onderzoekt veranderingen in de samenleving (o.a. ook regelgeving) en vertaalt de resultaten hiervan naar een bijdrage aan het beroep · Registreert systematisch gegevens over de beroepsuitoefening ten behoeve van kwaliteitszorg en onderzoek, analyseert de uitkomsten en vertaalt deze naar de consequenties voor het beroep · Formuleert n.a.v. een terugkerend vraagstuk in de praktijk een onderzoeksvraag, verzamelt en analyseert data en vertaalt de uitkomsten naar een bijdrage aan het beroep. · Beoordeelt resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek op waarde, belang en toepasbaarheid voor het eigen beroep en vertaalt dit naar een bijdrage aan het beroep · Levert zo mogelijk een bijdrage aan multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van verdere ontwikkeling van de beroepspraktijk en de wetenschappelijke onderbouwing daarvan · Draagt vanuit (wetenschappelijk) onderzoek bij aan de inhoudelijke ontwikkeling, innovatie, profilering en maatschappelijke legitimering van het beroep Posterpresentatie De student: · Verspreidt de resultaten van bovenstaande activiteiten via de hiertoe geëigende kanalen (Posterpresentatie, artikel, etc) en gaat hierover het debat aan met collega’s en vertegenwoordigers van andere disciplines · Is in staat de professionele ontwikkeling van beroepsgenoten te stimuleren door een actieve bijdrage te leveren aan een conferentie, congres etc. in de vorm van het geven van een (poster)presentatie of workshop · Profileert en presenteert zichzelf (zowel mondeling als schriftelijk) in een intra- en interdisciplinaire setting Kennisbasis Het afstudeerproject is het sluitstuk van de leerlijn LOEP en onderdeel van de afstudeerfase. Je doorloopt de onderzoekscyclus waarbij je begint met het beschrijven van het probleem en toewerkt naar een onderzoeksvraag. Tijdens dit proces is het noodzakelijk dat je je oriënteert in wetenschappelijke literatuur, dat je relevante artikelen selecteert, leest en interpreteert, en dat je de gegevens uit deze artikelen kan beschrijven in een ‘resultaten sectie’. Je rondt af met een discussie waarin je jouw gegevens in een breder perspectief neerzet, en waarin je kritisch reflecteert. Ook voor het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek heb je deze kennis en vaardigheden nodig (eventueel met ondersteuning vanuit het lectoraat). De LOEP hoorcolleges en werkgroepopdrachten uit jaar 1-3 vormen de kennisbasis.
2.3
Ingangseisen
Veronderstelde voorkennis: Het case report moet met een voldoende zijn afgerond; vanaf studiejaar 2014-2015 komt hierbij de eis dat de propedeuse moet zijn behaald. 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 12 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 268 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren.
2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
Mediorstage en Ondernemen
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-EF.MST-14 Mediorstage en Ondernemen Medior Internship and entrepeneurship 25 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
GCM de Rijk (tel. 5127) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Casuïstiek
niet verplicht
5 maal per blok
1200 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Professioneel Gedrag
verplicht
32 maal per blok
3840 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 616
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
casuistiek
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
maatschappelijk handelen en ondernemen
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
10
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
mediorstage
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
85
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
Professioneel gedrag
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
verslag mediorstage
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
5
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Mediorstage: Na de onderwijsblokken op de opleiding fysiotherapie gaat een student vier blokken stage lopen. De eerste twee blokken (mediorstage) staan in het teken van het zelfstandig uitvoeren van diverse beroepsactiviteiten en – taken met begeleiding op afstand. Bij aanvang van de mediorstage zal de student met name deelhandelingen uitvoeren en zal uiteindelijk toegewerkt worden naar zelfstandig uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en behandeling. In alle gevallen is een stagebegeleider aanwezig om de stagiair te begeleiden. Na afloop van de mediorstage maakt een student een stageverslag. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de werksituatie en het eigen functioneren tijdens de stage. Daarnaast worden de belangrijkste leerdoelen beschreven en geëvalueerd. Er worden aandachtspunten geformuleerd voor de seniorstage en er wordt feedback gegeven aan de begeleiding. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: Alles staat in het teken van de gezondheidszorg in Nederland, marktwerking en de positie van fysiotherapie. Daarnaast leert een student met welke voorwaarden, verplichtingen en regelingen een fysiotherapeut in zijn praktijkvoering als ondernemer te maken heeft. Een student verdiept zich in de kennis op het gebied van het zorgstelsel en de positie van fysiotherapie, maakt zelf stappen om tot een bedrijfsvoering te komen en kan met consequenties van verschillende wetten binnen het zorgstelsel omgaan. Daarbij heeft de student kennis van demeest gangbare Elektronische Patiënt Dossiers (EPD) binnen de fysiotherapie en kan deze hanteren. In het vierde jaar, voornamelijk tijdens de medior en senior stage, gaat een student actief om met kwaliteitsbeleid op het stageadres en alles wat daar bij komt kijken. De nadruk zal voornamelijk op ‘does’ niveau komen te liggen. Er is zorginhoudelijke kwaliteit maar ook de kwaliteit ten aanzien van praktijkvoering. Beide kwaliteitssystemen worden ten behoeve van het verhogen van de algemene kwaliteit gewaarborgd en gemonitord. De student zal behalve zorginhoudelijk ook bedrijfsmatig in dit proces deel moeten nemen. Casuïstiek: Tijdens de mediorstage wordt er een mini kliniek georganiseerd waarbij de student middels een video of door de aanwezigheid van een echte patiënt, patiëntbehandelingen kan uitvoeren of onderzoeken. Na een korte introductie laat de student zien hoe hij de patiënt heeft onderzocht of behandeld. In geval van een RPS formulier doet hij dit door een collega student de patiënt te laten simuleren. Het rollenspel ziet er precies net zo uit als de situatie in de praktijk. Er wordt dus niet ondertussen gepraat met andere studenten of oefeningen maar half afgemaakt. Geef je in de praktijk twintig keer dezelfde oefening, dan doe je dat hier ook. Na afloop van de gepresenteerde fysiotherapeutische handeling zal er feedback worden gegeven door de collega-studenten, gevolgd door een discussie. Professioneel gedrag: Voor het hoger (beroeps)onderwijs geldt als eis, dat studenten: “prestaties van zichzelf en anderen kritisch kunnen bekijken en verbeteren” (uit: Europees Kwalificatiekader, 2006). Reflectie is het onderzoek van praktijkervaringen naar het handelen en de onderliggende oordeelsvorming in dialoog met anderen. De beoordelingscriteria zijn zowel geformuleerd op inspanningsniveau als op niveau van reflectie. Student dient minimaal eindniveau van reflectie te behalen, het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar (zie learning outcomes)
2.2
Cursus inhoud
Mediorstage: Onderstaande learning outcomes gelden voor de gehele seniorstageperiode Competentie: Professioneel handelen 1. De student kan een professionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aangaan. 2. De student heeft een professionele houding naar de stagebegeleider, andere hulpverleners en disciplines in de gezondheidszorg en familie van patiënten 3. De student handelt binnen de kaders van wet- en regelgeving op het terrein van privacy, registratie en normen over hetgeen methodisch en ethisch verantwoord is. 4. De student kan zelfstandig reflecteren op werkervaringen en het eigen leerproces en daar zelfstandig sturing aan geven 5. De student participeert binnen intervisiegesprekken, casusbesprekingen, werkoverleg, e.d. 6. De student kan een begeleidende c.q. coachende rol vervullen bij beroepsoriënterende of snuffelstages van studenten die een MBO- of HBO-opleiding volgen in de gezondheidszorg. Competentie: Communiceren 1. De student kan een effectieve relatie met de cliënt onderhouden en zijn naasten en/of andere betrokkenen. 2. De student kan op heldere, transparante, effectieve en efficiënte wijze communiceren tijdens het fysiotherapeutisch handelen. Het gaat daarbij om zowel verbale als non-verbale communicatie.
Competentie: Fysiotherapeutisch handelen Diagnosticeren 1. De student kan op grond van de verwijsdiagnose (indien aanwezig), beschikbare gegevens en het onderzoek de gezondheidstoestand van de individuele patiënt beschrijven in termen van functies en structuren, activiteiten, participatie en contextuele factoren. 2. De student is in staat om een fysiotherapeutische diagnose te formuleren 3. De student kan een gezondheids- en prognostisch profiel van de individuele patiënt beschrijven 4. De student is in staat een beroepsspecifiek oordeel te geven over het gezondheidsprofiel van de patiënt als basis
voor het - in samenspraak met de patiënt (of betrokkenen) - op te stellen behandelplan. 5. De student kan gemaakte keuzes expliciteren en verantwoorden op basis van de beschikbare evidentie en ethische randvoorwaarden. Therapeutisch handelen 1. De student is in staat om het klinisch handelen te onderbouwen met ( een of meerdere) fysiotherapeutisch modellen en concepten. 2. De student kan beargumenteerde keuzes maken voor fysiotherapeutische verrichtingen die aansluiten bij de hulpvraag, het prognostisch profiel en het gewenste bewegend functioneren van de individuele patiënt en legt deze vast. De argumentatie voor de keuze van de behandelvorm(en) is zo mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en opvattingen (evidence based practice) 3. De student kan de principes van methodisch handelen toepassen in klinische situaties. De student kan zich daarbij aanpassen aan wisselende omstandigheden. 4. De student is in staat om fysiotherapeutische visies over ziekte, gezondheid, mensbeeld en bewegend functioneren te expliciteren in het fysiotherapeutisch handelen. 5. De student is in staat het behandelplan (de fysiotherapeutische verrichtingen) conform de beschrijving in de Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB) uit te voeren en te toetsen aan de principes van het methodisch handelen. 6. De student is in staat om in het fysiotherapeutisch handelen aan te sluiten bij de actuele standaarden, richtlijnen en protocollen ten aanzien van diagnostiek en therapie. 7. De student kan reflecteren op de gewenste en ongewenste effecten van zijn handelen zowel op het niveau van effectiviteit van het eigen handelen als op het niveau van interactie met de patiënt 8. De student evalueert en beoordeelt de effectiviteit en de efficiëntie van het behandelplan, d.w.z. zijn de doelen en de kwaliteit optimaal gerealiseerd, afgezet tegen een aanvaardbare inzet, (materiele en immateriële) kosten en tijdsperiode? 9. De student kan de medische en fysiotherapeutisch-diagnostische gegevens klasseren, de behandelwijze beschrijven en effecten van (be)handelen meten en registreren op alle domeinen van de International Classification of Functioning, Disability and Handicap (ICF). De student is daarbij ook in staat om over deze gegevens schriftelijk en mondeling te communiceren met de patiënt, de eventuele verwijzer of andere betrokkenen. 10.De student kan tijdens het hele behandelproces adequaat, respectvol en professioneel omgaan met de patiënt. Competentie: Samenwerken 1. De student kan participeren binnen vormen van multidisciplinair overleg (MDO) 2. De student levert een substantiële bijdrage bij het tot stand komen van (multiprofessionele) zorgplannen 3. De student kan in gezamenlijkheid met andere zorgverleners voor de individuele patiënt of specifieke groepen van patiënten een patiëntenvoorlichtingplan schrijven. Competentie: Maatschappelijk handelen 1. De student kan belangen van de patiënt afwegen in relatie tot de belangen van andere hulpvragers en maatschappelijke belangen. Competentie: Kennisdelen en wetenschap beoefenen 1. De student is in staat om een presentatie / referaat te houden over een actueel onderwerp waar hij (eventueel) in de stage mee in aanraking is gekomen. Dit onderwerp ligt op het terrein van de fysiotherapie, de gezondheidszorg of heeft er een duidelijke relatie mee. Competentie: Organiseren 2. De student is in staat administratieve procedures toe te passen voortkomend uit de behandeling, zoals het maken en bijhouden van een patiëntendossier, het schrijven van een conceptbrief naar verwijzers en een schriftelijke overdracht naar een collega fysiotherapeut en het plannen van de patiënten (agenda). Comptenties adhv het verslag: De student kan reflecteren op zijn eigen functioneren tijdens de stage De student kan de werksituatie op het stageadres beschrijven De student kan in het stageverslag op een juiste wijze feedback geven aan de stagebegeleiding Maatschappelijk handelen en ondernemen MST Deel1: Organisatie en kwaliteit De student weet en kan het op toepassings- en does niveau hanteren: 1. Waar een fysiotherapeut aan moet voldoen? (lid KNGF, CKR (deel) registers, BIG, AGB code). 2. Welke specialisaties een fysiotherapeut kan hebben en hoe deze binnen de wetgeving is geregeld (BIG, CKR, AGB, KNGF, specialistenverenigingen, financiering). 3. Wat eerste, tweede en derde lijns fysiotherapie inhouden. 4. Waar een behandelkamer van een fysiotherapeut in een particuliere setting aan moet voldoen. 5. Waar een oefenruimte van een fysiotherapeut aan moet voldoen. 6. Waar een wachtruimte van een fysiotherapiepraktijk aan moet voldoen. 7. Wat een zelfstandige ondernemer inhoudt. 8. Wat het begrip ‘maatschap’ inhoudt.
9. Wat de marktwerking in de zorg betekent. 10. Wat de marktwerking in de zorg voor fysiotherapie betekent. 11. Welke middelen je als fysiotherapeut hebt om je praktijk sterk te maken in de markt. 12. Welke regelingen je voor je praktijk minimaal moet hebben. 13. Wat de plus praktijk inhoudt (kennisniveau). 14. Wat een HKZ certificering inhoudt (kennisniveau). 15. Hoe een klachtenprocedure uitziet. 16. Hoe in Nederland het zorgverzekeringsrecht er in grote lijn uitziet. 17. Hoe het zorgverzekeringsrecht specifiek voor fysiotherapie geregeld is. 18. Wat de verwachtingen van de klant ten aanzien van kwaliteit in de zorg betekent. 19. Hoe de kwaliteit van fysiotherapie op dit moment wordt gemeten. 20. Met welke disciplines een fysiotherapeut samenwerkt. 21. Hoe de communicatie tussen fysiotherapeut en de huisarts verloopt (richtlijn). 22. Wat je voor nodig hebt om de communicatielijnen tussen fysiotherapeut en andere disciplines goed te laten verlopen. 23. Hoe de communicatie intern verloopt? 24. Hoeveel fysiotherapeuten en gespecialiseerde fysiotherapeuten werkzaam in Nederland zijn? En hoeveel huisartsen? 25. Welke rollen en competenties een fysiotherapeut moet bezitten, licht dat toe 26. Wat de Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF) doet? 27. Aan welke wetten een fysiotherapeut zich aan moet houden? 28. Wat een marketingplan inhoudt? 29. Wat een SWOT analyse inhoudt? 30. Hoe een SWOT analyse er in een fysiotherapeutische setting uitziet. 31. Welke strategieën voor implementatie er zijn. 32. Hoe je bepaalt welke strategie je in moet zetten? (strategisch management uit het boek ondernemen in fysiotherapie) 33. Wat er allemaal bij komt kijken als je een praktijk wilt overnemen. 34. Wat er allemaal bij komt kijken als je lid van een maatschap wilt worden. 35. Welke verzekeringen je als praktijkbezitter moet bezitten. 36. Welke verzekeringen je als fysiotherapeut in loondienst moet bezitten en welke werkgever voor jou moet afsluiten/ bezitten. 37. Hoe de salaris van een fysiotherapeut in loondienst bepaald wordt. 38. Wat het verschil is als je in loondienst bent in een praktijk of een ziekenhuis? 39. Op hoeveel vakantiedagen je recht hebt en hoe dit is geregeld? 40. Hoe de salaris van een fysiotherapeut dat een zelfstandige ondernemer (ZZP’er) is, wordt geregeld? 41. Hoe het pensioenstelsel voor fysiotherapeuten eruit ziet? Deel 2: Maatschappelijk handelen en kwaliteit De student weet en kan het op toepassings- en does niveau hanteren: 1. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot profilering en publiciteit. 2. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot ongeoorloofde beloning, verkoop van de praktijk, werksfeer en eigen belang. 3. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. 4. de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 5. de wet op Beroepen in Individuele Gezondheidszorg( BIG) 6. onderdelen van de wet BIG waarin patiëntenrechten en -plichten zijn opgenomen. 7. hoe de zorgverzekeringswet in Nederland is geregeld. 8. de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 9. de wet bescherming persoonsgegevens 10. de van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) 11. de kwaliteitswet zorginstellingen 12. de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) 13. wat de wet marktordening gezondheidszorg (WMG) voor de fysiotherapie betekent. 14. de inhoud van de wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). 15. de inhoud kwaliteitswet zorginstellingen. 16. de inhoud van de modelregeling fysiotherapeut- patiënt. 17. de inhoud van de wet klachtenregeling cliënten zorgsector. 18. wat een tuchtrecht is. 19. de inhoud van klachtenregeling fysiotherapeut. 20. de patiëntveiligheidsaspecten in de fysiotherapiepraktijk. 21. technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen overheidsbeleid in gezondheidszorg 22 wat er met ketenzorg, transparantie en doelmatigheid, kostenbeheersing, samenwerking door cliëntorganisaties en taakherschikking en taaksubstitutie bedoelt wordt.
Casuïstiek: Deze cursus richt zich op het geheel van competenties vallend onder competentie nr 1, fysiotherapeutisch handelen. Specifiek voor deze cursus is er aandacht voor de volgende competenties: 3.2 De fysiotherapeut verricht intercollegiale consulten. De fysiotherapeut 3.2.1. zet zijn expertise in om collega’s te adviseren. 4.4 De fysiotherapeut ontwikkelt en voert een persoonlijk ontwikkelplan uit. De fysiotherapeut: 4.4.1 reflecteert en evalueert aan de hand van eigen verwachtingen kritisch op het eigen handelen. 4.4.2. binnen het fysiotherapeutische hulpverleningsproces. 4.4.3. vraagt aan anderen om feedback op het eigen reflectieproces. 4.4.4. stelt kritische vragen over zijn professioneel handelen, gerelateerd aan door anderen eerder uitgesproken verwachtingen. 4.4.5. stelt persoonlijke leerdoelen en kiest geschikte leerstrategieën. 7.2 De fysiotherapeut toont zich binnen interprofessionele relaties een professionele hulpverlener. De fysiotherapeut: 7.2.1 toont zich vakbekwaam, aandachtig, ontvankelijk en gewetensvol. 7.2.2.handelt methodisch, expliciet en doelmatig. 7.2.3.registreert en verzorgt verslaglegging. 7.2.4. draagt verantwoordelijkheid en is daarop aanspreekbaar. Professioneel gedrag: Algemene omschrijving Kunnen leren van eigen ervaringen. Inzicht hebben in hoe (impliciete) oordeelsvorming het gedrag bepaalt. Feedback en vragen van anderen kunnen gebruiken om te reflecteren. Geven van feedback en het stellen van vragen om anderen te stimuleren tot reflecteren Specifieke Leerdoelen • Een onderscheid maken tussen feiten en beleving in een ervaring. • Het eigen aandeel in een situatie aangeven en consequenties daarvan benoemen. • Aangeven hoe hij/zij een ervaring evalueert, wat de impact op hem/haar is. Criteria voor de evaluatie benoemen. • Feedback / kritiek opmerken, erom vragen en hanteren. • Feedback geven: - Observaties geven, confronteren met incongruenties, - Vragen stellen over gedachten, gevoelens en intenties stellen - Meedenken: hypotheses formuleren, criteria of alternatieven aanbieden. • Feedback ontvangen: onduidelijke feedback bevragen en eigen aandeel erkennen. • Afstand nemen: vanuit geobjectiveerde perspectieven (posities of begrippen) naar een situatie kijken en keuzemomenten aangeven. Eerdere ervaringen, feedback van anderen of theorie daarvoor gebruiken. • Interpretaties onderzoeken: attributies (oorzaak-gevolg redeneringen) herkennen en toetsen op houdbaarheid in een specifieke situatie. • Emoties herkennen en hun invloed begrijpen op hoe je denkt en handelt; gedachten en gevoelens onderscheiden. Invloed van gedachten op emoties en gedrag aangeven. • Herkennen en toetsen van impliciete aannames (opvattingen over jezelf en de wereld) die het gedrag sturen, door vergelijking van reële gedragsalternatieven; aangeven hoe aannames je beperken in je keuzevrijheid. • Generaliseren van concreet gedrag en bijbehorende aannames naar een gedragspatroon/werkmodel: in vergelijkbare situaties een gedragspatroon en aannames herkennen. • Aangeven wat voor consequenties een verandering in aannames en gedrag heeft voor het resultaat. • Concrete eerste stap benoemen op weg naar het doel. 1. Leerstof, werkvormen en activiteiten; Mediorstage: De student loopt stage op een door de opleiding toegekend adres. Hierbij volgt de student de werkwijze van het adres, waarbij hij zorg draagt voor zijn eigen leerproces. Regelmatig zullen evaluatiemomenten plaatsvinden, waarbij tenminste eenmaal per periode een gesprek plaatsvindt met de stagedocent van de Hu. De student schrijft na afloop van de een stageperiode een verslag dat voldoet aan de criteria uit de stage-handleiding seniorstage. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: Student gaat individueel op het stageadres, in overleg met stagebegeleider, aan de slag met de geformuleerde opdrachten in de handleiding van de leerlijn ondernemerschap. Casuïstiek:Studenten bespreken in groepen van maximaal 8 studenten hun werkervaringen om met behulp van analysemodellen meer zicht te krijgen op hun aannames en overtuigingen. Professioneel gedrag: is een vorm van methodisch handelen. Op methodische wijze wordt de oordeelsvorming van
studenten in praktijksituaties besproken a.d.h.v. inbreng van de studenten. Zelfreflectie, ondersteund door de feedback van anderen en met gebruik van analysemodellen, is gericht op het vergroten van de persoonlijke effectiviteit als behandelaar. Het doel is dat de student meer regie en meer keuze in zijn handelen krijgt, doordat hij zich meer bewust is van zijn persoonlijke kennis, overtuigingen, aannames en houding.
2. Toetsen en beoordelingscriteria; Mediorstage: De student wordt beoordeeld middels de beoordelingscriteria op het beoordelingsformulier mediorstage. Deze beoordelingscriteria zijn geformuleerd aan de hand van de beroepscompetenties van het Beroepscompetentieprofiel Fysiotherapeut (januari 2014) van het KNGF. Het niveau dat behaald dient te worden wordt afgeleid van de indicatoren van de competentieniveaus volgens Dreyfus (Dreyfus 1986). Gedurende de medior en de seniorstage wordt van de student verwacht dat hij van niveau 2 Dreyfus (aanvang mediorstage) naar niveau 3 Dreyfus (eind seniorstage) gaat. Aan het eind van seniorstage zal op deze wijze het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar bereikt zijn en kan de student zelfstandig het beroep van fysiotherapeut gaan uitoefenen. D e student schrijft conform beoordelingscriteria en beoordelingsprotocol een verslag. Dit verslag wordt met een cijfer beoordeeld. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: De beoordeling wordt aan de hand van de in een beoordelingsprotocol geformuleerde criteria met een cijfer beoordeeld. Casuïstiek en Professioneel gedrag De student wordt beoordeeld op de diverse onderdelen van 1. Inspanningsverplichting 2. actieve deelname aan de bijeenkomsten 3. werkervaring en reflectieverslag 4. evaluatieverslag Beoordeling geschiedt met een Voldaan (VD) of Niet Voldaan (NVD) Korte omschrijving Mediorstage: Na de onderwijsblokken op de opleiding fysiotherapie gaat een student vier blokken stage lopen. De eerste twee blokken (mediorstage) staan in het teken van het zelfstandig uitvoeren van diverse beroepsactiviteiten en –taken met begeleiding op afstand. Bij aanvang van de mediorstage zal de student met name deelhandelingen uitvoeren en zal uiteindelijk toegewerkt worden naar zelfstandig uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en behandeling. In de seniorstage zal daarnaast ook praktijkvoering en kennisdeling en ontwikkeling meer op de voorgrond komen. Het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar zal over het algemeen aan het eind van de seniorstage behaald zijn. In alle gevallen is een stagebegeleider aanwezig om de stagiair te begeleiden. Na afloop van de mediorstage maakt een student een stageverslag. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de werksituatie en het eigen functioneren tijdens de stage. Daarnaast worden de belangrijkste leerdoelen beschreven en geëvalueerd, waar tijdens de mediorstage aandacht aan is besteed. Er worden aandachtspunten geformuleerd voor de seniorstage en er wordt feedback gegeven aan de begeleiding. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: Student werkt aan de beroepscompetenties Organiseren en Maatschappelijk handelen Casuïstiek: Studenten bespreken in groepen van maximaal 8 studenten hun werkervaringen om met behulp van analysemodellen meer zicht te krijgen op hun aannames en overtuigingen. Professioneel gedrag: Op methodische wijze wordt de oordeelsvorming van studenten in praktijksituaties besproken a.d.h.v. inbreng van de studenten. Kennisbasis Mediorstage: Alle stof uit eerdere onderwijsblokken moet beheerst worden, voordat men kan starten met de seniorstage. De student zal alle toetsen uit voorgaande blokken behaald moeten hebben voordat hij op seniorstage mag gaan. Bij aanvang van de stage mag men er vanuit gaan dat de student voldoende parate basiskennis en –vaardigheden heeft om een fysiotherapeutische (deel)behandeling te kunnen geven aan een patiënt met laag-complexe problematiek. De student heeft tijdens zijn opleiding voldoende producten gemaakt om op een juiste wijze verslag te kunnen doen van de seniorstage. Beheersing van de Nederlandse taal is een vereiste. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: het volgen en afronden van modulen leerlijn ondernemerschap jaar 2 en jaar 3. Casuïstiek: Alle stof uit het eerste en tweede jaar, inclusief minimale ervaring met patiënten. Dit is nodig om een casus in te kunnen brengen.
Professioneel gedrag: In voorafgaande studiejaren heeft de student kennis genomen van onderscheid tussen evalueren en reflecteren en geoefend met diverse analysemodellen. Student heeft intervisiebijeenkomst gehad tijdens de juniorstage.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 84 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 616 Totaal (uren) 700 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (25) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
Mediorstage en Ondernemen
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-EF.MST-15 Mediorstage en Ondernemen Medior Internship and entrepeneurship 25 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
GCM de Rijk (tel. 5127) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Casuïstiek
niet verplicht
5 maal per blok
1200 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Professioneel Gedrag
verplicht
32 maal per blok
3840 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 616
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
casuistiek
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
maatschappelijk handelen en ondernemen
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
15
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
mediorstage
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
85
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
Professioneel gedrag
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Mediorstage: Na de onderwijsblokken op de opleiding fysiotherapie gaat een student vier blokken stage lopen. De eerste twee blokken (mediorstage) staan in het teken van het zelfstandig uitvoeren van diverse beroepsactiviteiten en – taken met begeleiding op afstand. Bij aanvang van de mediorstage zal de student met name deelhandelingen uitvoeren en zal uiteindelijk toegewerkt worden naar zelfstandig uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en behandeling. In alle gevallen is een stagebegeleider aanwezig om de stagiair te begeleiden. Na afloop van de mediorstage maakt een student een stageverslag. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de werksituatie en het eigen functioneren tijdens de stage. Daarnaast worden de belangrijkste leerdoelen beschreven en geëvalueerd. Er worden aandachtspunten geformuleerd voor de seniorstage en er wordt feedback gegeven aan de begeleiding. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: Alles staat in het teken van de gezondheidszorg in Nederland, marktwerking en de positie van fysiotherapie. Daarnaast leert een student met welke voorwaarden, verplichtingen en regelingen een fysiotherapeut in zijn praktijkvoering als ondernemer te maken heeft. Een student verdiept zich in de kennis op het gebied van het zorgstelsel en de positie van fysiotherapie, maakt zelf stappen om tot een bedrijfsvoering te komen en kan met consequenties van verschillende wetten binnen het zorgstelsel omgaan. Daarbij heeft de student kennis van demeest gangbare Elektronische Patiënt Dossiers (EPD) binnen de fysiotherapie en kan deze hanteren. In het vierde jaar, voornamelijk tijdens de medior en senior stage, gaat een student actief om met kwaliteitsbeleid op het stageadres en alles wat daar bij komt kijken. De nadruk zal voornamelijk op ‘does’ niveau komen te liggen. Er is zorginhoudelijke kwaliteit maar ook de kwaliteit ten aanzien van praktijkvoering. Beide kwaliteitssystemen worden ten behoeve van het verhogen van de algemene kwaliteit gewaarborgd en gemonitord. De student zal behalve zorginhoudelijk ook bedrijfsmatig in dit proces deel moeten nemen. Casuïstiek: Tijdens de mediorstage wordt er een mini kliniek georganiseerd waarbij de student middels een video of door de aanwezigheid van een echte patiënt, patiëntbehandelingen kan uitvoeren of onderzoeken. Na een korte introductie laat de student zien hoe hij de patiënt heeft onderzocht of behandeld. In geval van een RPS formulier doet hij dit door een collega student de patiënt te laten simuleren. Het rollenspel ziet er precies net zo uit als de situatie in de praktijk. Er wordt dus niet ondertussen gepraat met andere studenten of oefeningen maar half afgemaakt. Geef je in de praktijk twintig keer dezelfde oefening, dan doe je dat hier ook. Na afloop van de gepresenteerde fysiotherapeutische handeling zal er feedback worden gegeven door de collega-studenten, gevolgd door een discussie. Professioneel gedrag: Voor het hoger (beroeps)onderwijs geldt als eis, dat studenten: “prestaties van zichzelf en anderen kritisch kunnen bekijken en verbeteren” (uit: Europees Kwalificatiekader, 2006). Reflectie is het onderzoek van praktijkervaringen naar het handelen en de onderliggende oordeelsvorming in dialoog met anderen. De beoordelingscriteria zijn zowel geformuleerd op inspanningsniveau als op niveau van reflectie. Student dient minimaal eindniveau van reflectie te behalen, het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar (zie learning outcomes)
2.2
Cursus inhoud
Mediorstage: Onderstaande learning outcomes gelden voor de gehele seniorstageperiode Competentie: Professioneel handelen 1. De student kan een professionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aangaan. 2. De student heeft een professionele houding naar de stagebegeleider, andere hulpverleners en disciplines in de gezondheidszorg en familie van patiënten 3. De student handelt binnen de kaders van wet- en regelgeving op het terrein van privacy, registratie en normen over hetgeen methodisch en ethisch verantwoord is. 4. De student kan zelfstandig reflecteren op werkervaringen en het eigen leerproces en daar zelfstandig sturing aan geven 5. De student participeert binnen intervisiegesprekken, casusbesprekingen, werkoverleg, e.d. 6. De student kan een begeleidende c.q. coachende rol vervullen bij beroepsoriënterende of snuffelstages van studenten die een MBO- of HBO-opleiding volgen in de gezondheidszorg. Competentie: Communiceren 1. De student kan een effectieve relatie met de cliënt onderhouden en zijn naasten en/of andere betrokkenen. 2. De student kan op heldere, transparante, effectieve en efficiënte wijze communiceren tijdens het fysiotherapeutisch handelen. Het gaat daarbij om zowel verbale als non-verbale communicatie.
Competentie: Fysiotherapeutisch handelen Diagnosticeren 1. De student kan op grond van de verwijsdiagnose (indien aanwezig), beschikbare gegevens en het onderzoek de gezondheidstoestand van de individuele patiënt beschrijven in termen van functies en structuren, activiteiten, participatie en contextuele factoren. 2. De student is in staat om een fysiotherapeutische diagnose te formuleren 3. De student kan een gezondheids- en prognostisch profiel van de individuele patiënt beschrijven 4. De student is in staat een beroepsspecifiek oordeel te geven over het gezondheidsprofiel van de patiënt als basis
voor het - in samenspraak met de patiënt (of betrokkenen) - op te stellen behandelplan. 5. De student kan gemaakte keuzes expliciteren en verantwoorden op basis van de beschikbare evidentie en ethische randvoorwaarden. Therapeutisch handelen 1. De student is in staat om het klinisch handelen te onderbouwen met ( een of meerdere) fysiotherapeutisch modellen en concepten. 2. De student kan beargumenteerde keuzes maken voor fysiotherapeutische verrichtingen die aansluiten bij de hulpvraag, het prognostisch profiel en het gewenste bewegend functioneren van de individuele patiënt en legt deze vast. De argumentatie voor de keuze van de behandelvorm(en) is zo mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en opvattingen (evidence based practice) 3. De student kan de principes van methodisch handelen toepassen in klinische situaties. De student kan zich daarbij aanpassen aan wisselende omstandigheden. 4. De student is in staat om fysiotherapeutische visies over ziekte, gezondheid, mensbeeld en bewegend functioneren te expliciteren in het fysiotherapeutisch handelen. 5. De student is in staat het behandelplan (de fysiotherapeutische verrichtingen) conform de beschrijving in de Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB) uit te voeren en te toetsen aan de principes van het methodisch handelen. 6. De student is in staat om in het fysiotherapeutisch handelen aan te sluiten bij de actuele standaarden, richtlijnen en protocollen ten aanzien van diagnostiek en therapie. 7. De student kan reflecteren op de gewenste en ongewenste effecten van zijn handelen zowel op het niveau van effectiviteit van het eigen handelen als op het niveau van interactie met de patiënt 8. De student evalueert en beoordeelt de effectiviteit en de efficiëntie van het behandelplan, d.w.z. zijn de doelen en de kwaliteit optimaal gerealiseerd, afgezet tegen een aanvaardbare inzet, (materiele en immateriële) kosten en tijdsperiode? 9. De student kan de medische en fysiotherapeutisch-diagnostische gegevens klasseren, de behandelwijze beschrijven en effecten van (be)handelen meten en registreren op alle domeinen van de International Classification of Functioning, Disability and Handicap (ICF). De student is daarbij ook in staat om over deze gegevens schriftelijk en mondeling te communiceren met de patiënt, de eventuele verwijzer of andere betrokkenen. 10.De student kan tijdens het hele behandelproces adequaat, respectvol en professioneel omgaan met de patiënt. Competentie: Samenwerken 1. De student kan participeren binnen vormen van multidisciplinair overleg (MDO) 2. De student levert een substantiële bijdrage bij het tot stand komen van (multiprofessionele) zorgplannen 3. De student kan in gezamenlijkheid met andere zorgverleners voor de individuele patiënt of specifieke groepen van patiënten een patiëntenvoorlichtingplan schrijven. Competentie: Maatschappelijk handelen 1. De student kan belangen van de patiënt afwegen in relatie tot de belangen van andere hulpvragers en maatschappelijke belangen. Competentie: Kennisdelen en wetenschap beoefenen 1. De student is in staat om een presentatie / referaat te houden over een actueel onderwerp waar hij (eventueel) in de stage mee in aanraking is gekomen. Dit onderwerp ligt op het terrein van de fysiotherapie, de gezondheidszorg of heeft er een duidelijke relatie mee. Competentie: Organiseren 2. De student is in staat administratieve procedures toe te passen voortkomend uit de behandeling, zoals het maken en bijhouden van een patiëntendossier, het schrijven van een conceptbrief naar verwijzers en een schriftelijke overdracht naar een collega fysiotherapeut en het plannen van de patiënten (agenda). Comptenties adhv het verslag: De student kan reflecteren op zijn eigen functioneren tijdens de stage De student kan de werksituatie op het stageadres beschrijven De student kan in het stageverslag op een juiste wijze feedback geven aan de stagebegeleiding Maatschappelijk handelen en ondernemen MST Deel1: Organisatie en kwaliteit De student weet en kan het op toepassings- en does niveau hanteren: 1. Waar een fysiotherapeut aan moet voldoen? (lid KNGF, CKR (deel) registers, BIG, AGB code). 2. Welke specialisaties een fysiotherapeut kan hebben en hoe deze binnen de wetgeving is geregeld (BIG, CKR, AGB, KNGF, specialistenverenigingen, financiering). 3. Wat eerste, tweede en derde lijns fysiotherapie inhouden. 4. Waar een behandelkamer van een fysiotherapeut in een particuliere setting aan moet voldoen. 5. Waar een oefenruimte van een fysiotherapeut aan moet voldoen. 6. Waar een wachtruimte van een fysiotherapiepraktijk aan moet voldoen. 7. Wat een zelfstandige ondernemer inhoudt. 8. Wat het begrip ‘maatschap’ inhoudt.
9. Wat de marktwerking in de zorg betekent. 10. Wat de marktwerking in de zorg voor fysiotherapie betekent. 11. Welke middelen je als fysiotherapeut hebt om je praktijk sterk te maken in de markt. 12. Welke regelingen je voor je praktijk minimaal moet hebben. 13. Wat de plus praktijk inhoudt (kennisniveau). 14. Wat een HKZ certificering inhoudt (kennisniveau). 15. Hoe een klachtenprocedure uitziet. 16. Hoe in Nederland het zorgverzekeringsrecht er in grote lijn uitziet. 17. Hoe het zorgverzekeringsrecht specifiek voor fysiotherapie geregeld is. 18. Wat de verwachtingen van de klant ten aanzien van kwaliteit in de zorg betekent. 19. Hoe de kwaliteit van fysiotherapie op dit moment wordt gemeten. 20. Met welke disciplines een fysiotherapeut samenwerkt. 21. Hoe de communicatie tussen fysiotherapeut en de huisarts verloopt (richtlijn). 22. Wat je voor nodig hebt om de communicatielijnen tussen fysiotherapeut en andere disciplines goed te laten verlopen. 23. Hoe de communicatie intern verloopt? 24. Hoeveel fysiotherapeuten en gespecialiseerde fysiotherapeuten werkzaam in Nederland zijn? En hoeveel huisartsen? 25. Welke rollen en competenties een fysiotherapeut moet bezitten, licht dat toe 26. Wat de Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF) doet? 27. Aan welke wetten een fysiotherapeut zich aan moet houden? 28. Wat een marketingplan inhoudt? 29. Wat een SWOT analyse inhoudt? 30. Hoe een SWOT analyse er in een fysiotherapeutische setting uitziet. 31. Welke strategieën voor implementatie er zijn. 32. Hoe je bepaalt welke strategie je in moet zetten? (strategisch management uit het boek ondernemen in fysiotherapie) 33. Wat er allemaal bij komt kijken als je een praktijk wilt overnemen. 34. Wat er allemaal bij komt kijken als je lid van een maatschap wilt worden. 35. Welke verzekeringen je als praktijkbezitter moet bezitten. 36. Welke verzekeringen je als fysiotherapeut in loondienst moet bezitten en welke werkgever voor jou moet afsluiten/ bezitten. 37. Hoe de salaris van een fysiotherapeut in loondienst bepaald wordt. 38. Wat het verschil is als je in loondienst bent in een praktijk of een ziekenhuis? 39. Op hoeveel vakantiedagen je recht hebt en hoe dit is geregeld? 40. Hoe de salaris van een fysiotherapeut dat een zelfstandige ondernemer (ZZP’er) is, wordt geregeld? 41. Hoe het pensioenstelsel voor fysiotherapeuten eruit ziet? Deel 2: Maatschappelijk handelen en kwaliteit De student weet en kan het op toepassings- en does niveau hanteren: 1. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot profilering en publiciteit. 2. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot ongeoorloofde beloning, verkoop van de praktijk, werksfeer en eigen belang. 3. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. 4. de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 5. de wet op Beroepen in Individuele Gezondheidszorg( BIG) 6. onderdelen van de wet BIG waarin patiëntenrechten en -plichten zijn opgenomen. 7. hoe de zorgverzekeringswet in Nederland is geregeld. 8. de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 9. de wet bescherming persoonsgegevens 10. de van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) 11. de kwaliteitswet zorginstellingen 12. de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) 13. wat de wet marktordening gezondheidszorg (WMG) voor de fysiotherapie betekent. 14. de inhoud van de wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). 15. de inhoud kwaliteitswet zorginstellingen. 16. de inhoud van de modelregeling fysiotherapeut- patiënt. 17. de inhoud van de wet klachtenregeling cliënten zorgsector. 18. wat een tuchtrecht is. 19. de inhoud van klachtenregeling fysiotherapeut. 20. de patiëntveiligheidsaspecten in de fysiotherapiepraktijk. 21. technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen overheidsbeleid in gezondheidszorg 22 wat er met ketenzorg, transparantie en doelmatigheid, kostenbeheersing, samenwerking door cliëntorganisaties en taakherschikking en taaksubstitutie bedoelt wordt.
Casuïstiek: Deze cursus richt zich op het geheel van competenties vallend onder competentie nr 1, fysiotherapeutisch handelen. Specifiek voor deze cursus is er aandacht voor de volgende competenties: 3.2 De fysiotherapeut verricht intercollegiale consulten. De fysiotherapeut 3.2.1. zet zijn expertise in om collega’s te adviseren. 4.4 De fysiotherapeut ontwikkelt en voert een persoonlijk ontwikkelplan uit. De fysiotherapeut: 4.4.1 reflecteert en evalueert aan de hand van eigen verwachtingen kritisch op het eigen handelen. 4.4.2. binnen het fysiotherapeutische hulpverleningsproces. 4.4.3. vraagt aan anderen om feedback op het eigen reflectieproces. 4.4.4. stelt kritische vragen over zijn professioneel handelen, gerelateerd aan door anderen eerder uitgesproken verwachtingen. 4.4.5. stelt persoonlijke leerdoelen en kiest geschikte leerstrategieën. 7.2 De fysiotherapeut toont zich binnen interprofessionele relaties een professionele hulpverlener. De fysiotherapeut: 7.2.1 toont zich vakbekwaam, aandachtig, ontvankelijk en gewetensvol. 7.2.2.handelt methodisch, expliciet en doelmatig. 7.2.3.registreert en verzorgt verslaglegging. 7.2.4. draagt verantwoordelijkheid en is daarop aanspreekbaar. Professioneel gedrag: Algemene omschrijving Kunnen leren van eigen ervaringen. Inzicht hebben in hoe (impliciete) oordeelsvorming het gedrag bepaalt. Feedback en vragen van anderen kunnen gebruiken om te reflecteren. Geven van feedback en het stellen van vragen om anderen te stimuleren tot reflecteren Specifieke Leerdoelen • Een onderscheid maken tussen feiten en beleving in een ervaring. • Het eigen aandeel in een situatie aangeven en consequenties daarvan benoemen. • Aangeven hoe hij/zij een ervaring evalueert, wat de impact op hem/haar is. Criteria voor de evaluatie benoemen. • Feedback / kritiek opmerken, erom vragen en hanteren. • Feedback geven: - Observaties geven, confronteren met incongruenties, - Vragen stellen over gedachten, gevoelens en intenties stellen - Meedenken: hypotheses formuleren, criteria of alternatieven aanbieden. • Feedback ontvangen: onduidelijke feedback bevragen en eigen aandeel erkennen. • Afstand nemen: vanuit geobjectiveerde perspectieven (posities of begrippen) naar een situatie kijken en keuzemomenten aangeven. Eerdere ervaringen, feedback van anderen of theorie daarvoor gebruiken. • Interpretaties onderzoeken: attributies (oorzaak-gevolg redeneringen) herkennen en toetsen op houdbaarheid in een specifieke situatie. • Emoties herkennen en hun invloed begrijpen op hoe je denkt en handelt; gedachten en gevoelens onderscheiden. Invloed van gedachten op emoties en gedrag aangeven. • Herkennen en toetsen van impliciete aannames (opvattingen over jezelf en de wereld) die het gedrag sturen, door vergelijking van reële gedragsalternatieven; aangeven hoe aannames je beperken in je keuzevrijheid. • Generaliseren van concreet gedrag en bijbehorende aannames naar een gedragspatroon/werkmodel: in vergelijkbare situaties een gedragspatroon en aannames herkennen. • Aangeven wat voor consequenties een verandering in aannames en gedrag heeft voor het resultaat. • Concrete eerste stap benoemen op weg naar het doel. 1. Leerstof, werkvormen en activiteiten; Mediorstage: De student loopt stage op een door de opleiding toegekend adres. Hierbij volgt de student de werkwijze van het adres, waarbij hij zorg draagt voor zijn eigen leerproces. Regelmatig zullen evaluatiemomenten plaatsvinden, waarbij tenminste eenmaal per periode een gesprek plaatsvindt met de stagedocent van de Hu. De student schrijft na afloop van de een stageperiode een verslag dat voldoet aan de criteria uit de stage-handleiding seniorstage. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: Student gaat individueel op het stageadres, in overleg met stagebegeleider, aan de slag met de geformuleerde opdrachten in de handleiding van de leerlijn ondernemerschap. Casuïstiek:Studenten bespreken in groepen van maximaal 8 studenten hun werkervaringen om met behulp van analysemodellen meer zicht te krijgen op hun aannames en overtuigingen. Professioneel gedrag: is een vorm van methodisch handelen. Op methodische wijze wordt de oordeelsvorming van
studenten in praktijksituaties besproken a.d.h.v. inbreng van de studenten. Zelfreflectie, ondersteund door de feedback van anderen en met gebruik van analysemodellen, is gericht op het vergroten van de persoonlijke effectiviteit als behandelaar. Het doel is dat de student meer regie en meer keuze in zijn handelen krijgt, doordat hij zich meer bewust is van zijn persoonlijke kennis, overtuigingen, aannames en houding.
2. Toetsen en beoordelingscriteria; Mediorstage: De student wordt beoordeeld middels de beoordelingscriteria op het beoordelingsformulier mediorstage. Deze beoordelingscriteria zijn geformuleerd aan de hand van de beroepscompetenties van het Beroepscompetentieprofiel Fysiotherapeut (januari 2014) van het KNGF. Het niveau dat behaald dient te worden wordt afgeleid van de indicatoren van de competentieniveaus volgens Dreyfus (Dreyfus 1986). Gedurende de medior en de seniorstage wordt van de student verwacht dat hij van niveau 2 Dreyfus (aanvang mediorstage) naar niveau 3 Dreyfus (eind seniorstage) gaat. Aan het eind van seniorstage zal op deze wijze het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar bereikt zijn en kan de student zelfstandig het beroep van fysiotherapeut gaan uitoefenen. D e student schrijft conform beoordelingscriteria en beoordelingsprotocol een verslag. Dit verslag wordt met een cijfer beoordeeld. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: De beoordeling wordt aan de hand van de in een beoordelingsprotocol geformuleerde criteria met een cijfer beoordeeld. Casuïstiek en Professioneel gedrag De student wordt beoordeeld op de diverse onderdelen van 1. Inspanningsverplichting 2. actieve deelname aan de bijeenkomsten 3. werkervaring en reflectieverslag 4. evaluatieverslag Beoordeling geschiedt met een Voldaan (VD) of Niet Voldaan (NVD) Korte omschrijving Mediorstage: Na de onderwijsblokken op de opleiding fysiotherapie gaat een student vier blokken stage lopen. De eerste twee blokken (mediorstage) staan in het teken van het zelfstandig uitvoeren van diverse beroepsactiviteiten en –taken met begeleiding op afstand. Bij aanvang van de mediorstage zal de student met name deelhandelingen uitvoeren en zal uiteindelijk toegewerkt worden naar zelfstandig uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en behandeling. In de seniorstage zal daarnaast ook praktijkvoering en kennisdeling en ontwikkeling meer op de voorgrond komen. Het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar zal over het algemeen aan het eind van de seniorstage behaald zijn. In alle gevallen is een stagebegeleider aanwezig om de stagiair te begeleiden. Na afloop van de mediorstage maakt een student een stageverslag. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de werksituatie en het eigen functioneren tijdens de stage. Daarnaast worden de belangrijkste leerdoelen beschreven en geëvalueerd, waar tijdens de mediorstage aandacht aan is besteed. Er worden aandachtspunten geformuleerd voor de seniorstage en er wordt feedback gegeven aan de begeleiding. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: Student werkt aan de beroepscompetenties Organiseren en Maatschappelijk handelen Casuïstiek: Studenten bespreken in groepen van maximaal 8 studenten hun werkervaringen om met behulp van analysemodellen meer zicht te krijgen op hun aannames en overtuigingen. Professioneel gedrag: Op methodische wijze wordt de oordeelsvorming van studenten in praktijksituaties besproken a.d.h.v. inbreng van de studenten. Kennisbasis Mediorstage: Alle stof uit eerdere onderwijsblokken moet beheerst worden, voordat men kan starten met de seniorstage. De student zal alle toetsen uit voorgaande blokken behaald moeten hebben voordat hij op seniorstage mag gaan. Bij aanvang van de stage mag men er vanuit gaan dat de student voldoende parate basiskennis en –vaardigheden heeft om een fysiotherapeutische (deel)behandeling te kunnen geven aan een patiënt met laag-complexe problematiek. De student heeft tijdens zijn opleiding voldoende producten gemaakt om op een juiste wijze verslag te kunnen doen van de seniorstage. Beheersing van de Nederlandse taal is een vereiste. Maatschappelijk handelen en ondernemen MST: het volgen en afronden van modulen leerlijn ondernemerschap jaar 2 en jaar 3. Casuïstiek: Alle stof uit het eerste en tweede jaar, inclusief minimale ervaring met patiënten. Dit is nodig om een casus in te kunnen brengen.
Professioneel gedrag: In voorafgaande studiejaren heeft de student kennis genomen van onderscheid tussen evalueren en reflecteren en geoefend met diverse analysemodellen. Student heeft intervisiebijeenkomst gehad tijdens de juniorstage.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 84 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 616 Totaal (uren) 700 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (25) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
Seniorstage en ondernemen
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-EF.SST-14 Seniorstage en ondernemen Senior Internship and entrepeneurship 25 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
GCM de Rijk (tel. 5127) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
Facultatieve intervisie
verplicht
10 maal per blok
1200 minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 680
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
maatschappelijk handelen en ondernemen
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
10
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
seniorstage
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
90
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Seniorstage: De laatste twee stageblokken (seniorstage) staan in het teken van het zelfstandig uitvoeren van diverse beroepsactiviteiten en –taken met begeleiding op afstand. Bij aanvang van de seniorstage zal de student met name deelhandelingen uitvoeren en zal uiteindelijk toegewerkt worden naar zelfstandig uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en behandeling. In alle gevallen is een stagebegeleider aanwezig om de stagiair te begeleiden. Na afloop van de seniorstage maakt een student een stageverslag. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de werksituatie en het eigen functioneren tijdens de stage. Daarnaast worden de belangrijkste leerdoelen beschreven en geëvalueerd. Er worden aandachtspunten geformuleerd voor de toekomstige beroepspraktijk en er wordt feedback gegeven aan de begeleiding. Maatschappelijk handelen en ondernemen SST: Alles staat in het teken van de gezondheidszorg in Nederland, marktwerking en de positie van fysiotherapie. Daarnaast leert een student met welke voorwaarden, verplichtingen en regelingen een fysiotherapeut in zijn praktijkvoering als ondernemer te maken heeft. Een student verdiept zich in de kennis op het gebied van het zorgstelsel en de positie van fysiotherapie, maakt zelf stappen om tot een bedrijfsvoering te komen en kan met consequenties van verschillende wetten binnen het zorgstelsel omgaan. Daarbij heeft de student kennis van demeest gangbare Elektronische Patiënt Dossiers (EPD) binnen de fysiotherapie en kan deze hanteren. In het vierde jaar, voornamelijk tijdens de seniorstages, gaat een student actief om met kwaliteitsbeleid op het stageadres en alles wat daar bij komt kijken. De nadruk zal voornamelijk op ‘does’ niveau komen te liggen. Er is zorg-inhoudelijke kwaliteit maar ook de kwaliteit ten aanzien van praktijkvoering. Beide kwaliteitssystemen worden ten behoeve van het verhogen van de algemene kwaliteit gewaarborgd en gemonitord. De student zal behalve zorg-inhoudelijk ook bedrijfsmatig in dit proces deel moeten nemen.
2.2
Cursus inhoud
Seniorstage: Onderstaande learning outcomes gelden voor de gehele seniorstageperiode Competentie: Professioneel handelen 1. De student kan een professionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aangaan. 2. De student heeft een professionele houding naar de stagebegeleider, andere hulpverleners en disciplines in de gezondheidszorg en familie van patiënten 3. De student handelt binnen de kaders van wet- en regelgeving op het terrein van privacy, registratie en normen over hetgeen methodisch en ethisch verantwoord is. 4. De student kan zelfstandig reflecteren op werkervaringen en het eigen leerproces en daar zelfstandig sturing aan geven 5. De student participeert binnen intervisiegesprekken, casusbesprekingen, werkoverleg, e.d. 6. De student kan een begeleidende c.q. coachende rol vervullen bij beroepsoriënterende of snuffelstages van studenten die een MBO- of HBO-opleiding volgen in de gezondheidszorg. Competentie: Communiceren 1. De student kan een effectieve relatie met de cliënt onderhouden en zijn naasten en/of andere betrokkenen. 2. De student kan op heldere, transparante, effectieve en efficiënte wijze communiceren tijdens het fysiotherapeutisch handelen. Het gaat daarbij om zowel verbale als non-verbale communicatie.
Competentie: Fysiotherapeutisch handelen Diagnosticeren 1. De student kan op grond van de verwijsdiagnose (indien aanwezig), beschikbare gegevens en het onderzoek de gezondheidstoestand van de individuele patiënt beschrijven in termen van functies en structuren, activiteiten, participatie en contextuele factoren. 2. De student is in staat om een fysiotherapeutische diagnose te formuleren 3. De student kan een gezondheids- en prognostisch profiel van de individuele patiënt beschrijven 4. De student is in staat een beroepsspecifiek oordeel te geven over het gezondheidsprofiel van de patiënt als basis voor het - in samenspraak met de patiënt (of betrokkenen) - op te stellen behandelplan. 5. De student kan gemaakte keuzes expliciteren en verantwoorden op basis van de beschikbare evidentie en ethische randvoorwaarden. Therapeutisch handelen 1. De student is in staat om het klinisch handelen te onderbouwen met ( een of meerdere) fysiotherapeutisch modellen en concepten. 2. De student kan beargumenteerde keuzes maken voor fysiotherapeutische verrichtingen die aansluiten bij de hulpvraag, het prognostisch profiel en het gewenste bewegend functioneren van de individuele patiënt en legt deze vast. De argumentatie voor de keuze van de behandelvorm(en) is zo mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en opvattingen (evidence based practice) 3. De student kan de principes van methodisch handelen toepassen in klinische situaties. De student kan zich daarbij aanpassen aan wisselende omstandigheden. 4. De student is in staat om fysiotherapeutische visies over ziekte, gezondheid, mensbeeld en bewegend functioneren
te expliciteren in het fysiotherapeutisch handelen. 5. De student is in staat het behandelplan (de fysiotherapeutische verrichtingen) conform de beschrijving in de Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB) uit te voeren en te toetsen aan de principes van het methodisch handelen. 6. De student is in staat om in het fysiotherapeutisch handelen aan te sluiten bij de actuele standaarden, richtlijnen en protocollen ten aanzien van diagnostiek en therapie. 7. De student kan reflecteren op de gewenste en ongewenste effecten van zijn handelen zowel op het niveau van effectiviteit van het eigen handelen als op het niveau van interactie met de patiënt 8. De student evalueert en beoordeelt de effectiviteit en de efficiëntie van het behandelplan, d.w.z. zijn de doelen en de kwaliteit optimaal gerealiseerd, afgezet tegen een aanvaardbare inzet, (materiele en immateriële) kosten en tijdsperiode? 9. De student kan de medische en fysiotherapeutisch-diagnostische gegevens klasseren, de behandelwijze beschrijven en effecten van (be)handelen meten en registreren op alle domeinen van de International Classification of Functioning, Disability and Handicap (ICF). De student is daarbij ook in staat om over deze gegevens schriftelijk en mondeling te communiceren met de patiënt, de eventuele verwijzer of andere betrokkenen. 10.De student kan tijdens het hele behandelproces adequaat, respectvol en professioneel omgaan met de patiënt. Competentie: Samenwerken 1. De student kan participeren binnen vormen van multidisciplinair overleg (MDO) 2. De student levert een substantiële bijdrage bij het tot stand komen van (multiprofessionele) zorgplannen 3. De student kan in gezamenlijkheid met andere zorgverleners voor de individuele patiënt of specifieke groepen van patiënten een patiëntenvoorlichtingplan schrijven. Competentie: Maatschappelijk handelen 1. De student kan belangen van de patiënt afwegen in relatie tot de belangen van andere hulpvragers en maatschappelijke belangen. Competentie: Kennisdelen en wetenschap beoefenen 1. De student is in staat om een presentatie / referaat te houden over een actueel onderwerp waar hij (eventueel) in de stage mee in aanraking is gekomen. Dit onderwerp ligt op het terrein van de fysiotherapie, de gezondheidszorg of heeft er een duidelijke relatie mee. Competentie: Organiseren 2. De student is in staat administratieve procedures toe te passen voortkomend uit de behandeling, zoals het maken en bijhouden van een patiëntendossier, het schrijven van een conceptbrief naar verwijzers en een schriftelijke overdracht naar een collega fysiotherapeut en het plannen van de patiënten (agenda). Comptenties adhv het verslag: De student kan reflecteren op zijn eigen functioneren tijdens de stage De student kan de werksituatie op het stageadres beschrijven De student kan in het stageverslag op een juiste wijze feedback geven aan de stagebegeleiding
Maatschappelijk handelen en ondernemen SST: De student weet en kan het op toepassings- en does niveau hanteren: 1. Waar een fysiotherapeut aan moet voldoen? (lid KNGF, CKR (deel) registers, BIG, AGB code). 2. Welke specialisaties een fysiotherapeut kan hebben en hoe deze binnen de wetgeving is geregeld (BIG, CKR, AGB, KNGF, specialistenverenigingen, financiering). 3. Wat eerste, tweede en derde lijns fysiotherapie inhouden. 4. Waar een behandelkamer van een fysiotherapeut in een particuliere setting aan moet voldoen. 5. Waar een oefenruimte van een fysiotherapeut aan moet voldoen. 6. Waar een wachtruimte van een fysiotherapiepraktijk aan moet voldoen. 7. Wat een zelfstandige ondernemer inhoudt. 8. Wat het begrip ‘maatschap’ inhoudt. 9. Wat de marktwerking in de zorg betekent. 10. Wat de marktwerking in de zorg voor fysiotherapie betekent. 11. Welke middelen je als fysiotherapeut hebt om je praktijk sterk te maken in de markt. 12. Welke regelingen je voor je praktijk minimaal moet hebben. 13. Wat de plus praktijk inhoudt (kennisniveau). 14. Wat een HKZ certificering inhoudt (kennisniveau). 15. Hoe een klachtenprocedure uitziet. 16. Hoe in Nederland het zorgverzekeringsrecht er in grote lijn uitziet. 17. Hoe het zorgverzekeringsrecht specifiek voor fysiotherapie geregeld is. 18. Wat de verwachtingen van de klant ten aanzien van kwaliteit in de zorg betekent. 19. Hoe de kwaliteit van fysiotherapie op dit moment wordt gemeten. 20. Met welke disciplines een fysiotherapeut samenwerkt. 21. Hoe de communicatie tussen fysiotherapeut en de huisarts verloopt (richtlijn). 22. Wat je voor nodig hebt om de communicatielijnen tussen fysiotherapeut en andere disciplines goed te laten
verlopen. 23. Hoe de communicatie intern verloopt? 24. Hoeveel fysiotherapeuten en gespecialiseerde fysiotherapeuten werkzaam in Nederland zijn? En hoeveel huisartsen? 25. Welke rollen en competenties een fysiotherapeut moet bezitten, licht dat toe 26. Wat de Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF) doet? 27. Aan welke wetten een fysiotherapeut zich aan moet houden? 28. Wat een marketingplan inhoudt? 29. Wat een SWOT analyse inhoudt? 30. Hoe een SWOT analyse er in een fysiotherapeutische setting uitziet. 31. Welke strategieën voor implementatie er zijn. 32. Hoe je bepaalt welke strategie je in moet zetten? (strategisch management uit het boek ondernemen in fysiotherapie) 33. Wat er allemaal bij komt kijken als je een praktijk wilt overnemen. 34. Wat er allemaal bij komt kijken als je lid van e en maatschap wilt worden. 35. Welke verzekeringen je als praktijkbezitter moet bezitten. 36. Welke verzekeringen je als fysiotherapeut in loondienst moet bezitten en welke werkgever voor jou moet afsluiten/ bezitten. 37. Hoe de salaris van een fysiotherapeut in loondienst bepaald wordt. 38. Wat het verschil is als je in loondienst bent in een praktijk of een ziekenhuis? 39. Op hoeveel vakantiedagen je recht hebt en hoe dit is geregeld? 40. Hoe de salaris van een fysiotherapeut dat een zelfstandige ondernemer (ZZP’er) is, wordt geregeld? 41. Hoe het pensioenstelsel voor fysiotherapeuten eruit ziet? Deel 2: Maatschappelijk handelen en kwaliteit De student weet en kan het op toepassings- en does niveau hanteren: 1. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot profilering en publiciteit. 2. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot ongeoorloofde beloning, verkoop van de praktijk, werksfeer en eigen belang. 3. gedragsregels en ethische aspecten in relatie tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. 4. de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 5. de wet op Beroepen in Individuele Gezondheidszorg( BIG) 6. onderdelen van de wet BIG waarin patiëntenrechten en -plichten zijn opgenomen. 7. hoe de zorgverzekeringswet in Nederland is geregeld. 8. de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 9. de wet bescherming persoonsgegevens 10. de van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) 11. de kwaliteitswet zorginstellingen 12. de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) 13. wat de wet marktordening gezondheidszorg (WMG) voor de fysiotherapie betekent. 14. de inhoud van de wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). 15. de inhoud kwaliteitswet zorginstellingen. 16. de inhoud van de modelregeling fysiotherapeut- patiënt. 17. de inhoud van de wet klachtenregeling cliënten zorgsector. 18. wat een tuchtrecht is. 19. de inhoud van klachtenregeling fysiotherapeut. 20. de patiëntveiligheidsaspecten in de fysiotherapiepraktijk. 21. technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen overheidsbeleid in gezondheidszorg 22 wat er met ketenzorg, transparantie en doelmatigheid, kostenbeheersing, samenwerking door cliëntorganisaties en taakherschikking en taaksubstitutie bedoelt wordt. 1. Leerstof, werkvormen en activiteiten; Seniorstage: De student loopt stage op een door de opleiding toegekend adres. Hierbij volgt de student de werkwijze van het adres, waarbij hij zorg draagt voor zijn eigen leerproces. Regelmatig zullen evaluatiemomenten plaatsvinden, waarbij tenminste eenmaal per periode een gesprek plaatsvindt met de stagedocent van de Hu. Seniorstage (verslag):De student schrijft na afloop van de een stageperiode een verslag dat voldoet aan de criteria uit de stagehandleiding seniorstage. Maatschappelijk handelen en ondernemen SST: Student gaat individueel op het stageadres, in overleg met stagebegeleider, aan de slag met de geformuleerde opdrachten in de handleiding van de leerlijn ondernemerschap.
2. Toetsen en beoordelingscriteria; Seniorstage:
De student wordt beoordeeld middels de beoordelingscriteria op het beoordelingsformulier mediorstage. Deze beoordelingscriteria zijn geformuleerd aan de hand van de beroepscompetenties van het Beroepscompetentieprofiel Fysiotherapeut (januari 2014) van het KNGF. Het niveau dat behaald dient te worden wordt afgeleid van de indicatoren van de competentieniveaus volgens Dreyfus (Dreyfus 1986). Gedurende de stages wordt van de student verwacht dat hij van niveau 2 Dreyfus (aanvang mediorstage) naar niveau 3 Dreyfus (eind seniorstage) groeit. Aan het eind van de seniorstage zal op deze wijze het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar bereikt zijn en kan de student zelfstandig het beroep van fysiotherapeut gaan uitoefenen. De student schrijft conform beoordelingscriteria en beoordelingsprotocol een verslag. Dit verslag wordt met een cijfer beoordeeld. Maatschappelijk handelen en ondernemen SST:De student schrijft conform de beoordelingscriteria en het beoordelingsprotocol een verslag. Dit verslag vormt de basis voor het eindgesprek leerlijn ondernemerschap. Het gesprek wordt middels een beoordelinsgprotocol door middel van het zogenaamde vier ogen principe beoordeeld.
3. Korte omschrijving Seniorstage: Bij aanvang van de seniorstage zal de student met name deelhandelingen uitvoeren en zal uiteindelijk toegewerkt worden naar zelfstandig uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en behandeling. In de seniorstage zal daarnaast ook praktijkvoering en kennisdeling en ontwikkeling meer op de voorgrond komen. Het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar zal over het algemeen aan het eind van de seniorstage behaald zijn. In alle gevallen is een stagebegeleider aanwezig om de stagiair te begeleiden. Na afloop van de seniorstage maakt een student een stageverslag. Hierin wordt een beschrijving gegeven van de werksituatie en het eigen functioneren tijdens de stage. Daarnaast worden de belangrijkste leerdoelen beschreven en geëvalueerd, waar tijdens de seniorstage aandacht aan is besteed. Er worden aandachtspunten geformuleerd voor de periode dat er daadwerkelijk gestart gaat worden met uitoefenen van het beroep fysiotherapeut en er wordt feedback gegeven aan de begeleiding. Maatschappelijk handelen en ondernemen SST: Student werk aan de beroepscompetenties Organiseren en Maatschappelijk handelen 2.3 Kennisbasis Seniorstage: Alle stof uit de eerdere onderwijsblokken moet beheerst worden en de mediorstage moet afgerond zijn, voordat men kan starten met de seniorstage. De student zal alle toetsen uit voorgaande blokken behaald moeten hebben voordat hij op seniorstage mag gaan. Bij aanvang van de stage mag men er vanuit gaan dat de student voldoende parate basiskennis en –vaardigheden heeft om een fysiotherapeutische (deel)behandeling te kunnen geven aan een patiënt met laag-complexe problematiek. De student heeft tijdens zijn opleiding voldoende producten gemaakt om op een juiste wijze verslag te kunnen doen van de seniorstage. Beheersing van de Nederlandse taal is een vereiste. Maatschappelijk handelen en ondernemen SST:het volgen en afronden van modulen leerlijn ondernemerschap jaar 2 en jaar 3 en opdracht Leerlijn ondernemerschap deel 1 tijdens de mediorstage.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 20 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 680 Totaal (uren) 700 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (25) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1C_Fysiotherapie bij CNA
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
GFY-V1.CNA1-14 1C_Fysiotherapie bij CNA PT of disabilities based on central nervous system disorders 10 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO Biomedisch
niet verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
CO CNA
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
CO TGW
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Loketuur
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Overige werkvormen CNA
niet verplicht
14 maal per blok
1680 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Vaardigheidsles CNA
niet verplicht
7 maal per blok
840 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Vaardigheidsles TGW
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Werkcollege
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 217
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
V1C_Fysiotherapie bij CNA (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
43
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
V1C_Kennis van CNA (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
29
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
V1C_TGW (VT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
29
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De student kan sensomotorische problemen in bewegend functioneren bij patiënten met een Centraal Neurologische Aandoening (CNA) adequaat onderzoeken en beïnvloeden c.q. de patiënt leren om met de gevolgen van de aandoening adequaat om te gaan. In deze cursus wordt nog weinig aandacht besteed aan de vaak voorkomende cognitieve, emotionele en sociale gevolgen van de aandoening.
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcome: De student kan • oorzaken en incidentie van een laesie in het CZS benoemen • neurofysiologische processen als gevolg van een laesie met betrekking op het bewegend functioneren benoemen • neuroanatomische aspecten van een laesie in het CZS met betrekking op het bewegend functioneren benoemen • hypothesen formuleren en beargumenteren over mogelijke relaties tussen anatomische locatie van een laesie in het CZS en klinische presentatie in het bewegend functioneren • doelstellingen, middelen en methodiek van het klinische onderzoek naar het bewegend functioneren bij een neurologische patiënt uitleggen / beschrijven • psychometrische eigenschappen van (basis-) meetinstrumenten die gebruikt worden bij neurologische patiënten toelichten • op basis van observatie van activiteiten van een ‘patiënt’ met een laesie in het CZS hypothesen opstellen t.a.v. mogelijke onderliggende functiestoornissen • op methodische wijze een onderzoek uitvoeren, waarin activiteiten en relevante functies van een ‘patiënt’ met een laesie van het CZS in kaart zijn gebracht • valide meetinstrumenten op juiste en betrouwbare wijze uitvoeren en resultaten interpreteren • onderzoekresultaten en hypothetische relaties vastleggen in een RPS / PPA • het onderzoeksproces en het onderzoekresultaat evalueren en registreren in een onderzoeksverslag en op basis van dit onderzoek een behandelplan opstellen, uitvoeren en evalueren.
Kennisbasis: Kennis van de werking van het centraal zenuwstelsel (CZSt) is de basis voor dit blok. Als de werking bekend is kan ook begrepen worden wat de gevolgen kunnen zijn als op bepaalde plaatsen in het CZSt de werking niet juist verloopt. Naast deze neurologische kennis wordt een appèl gedaan op kennis van normaal bewegen en hoe dit systematisch onderzocht en in kaart gebracht kan worden. Hierbij wordt kennis van meetinstrumenten en hun psychometrische kenmerken betrokken om gegevens valide en betrouwbaar te kunnen vastleggen en uitkomsten te kunnen interpreteren. Er wordt in deze cursus vrijwel uitsluitend aandacht besteed aan de sensomotorische gevolgen van CNA, zonder gericht te zijn op cognitieve / psycho-sociale gevolgen van specifieke aandoeningen.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 61 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 217 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1A_Kennis van het fundament
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.FF1-14 Kennis van het fundament fysiotherapie 1 Biomedical knowledge 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO
niet verplicht
16 maal per blok
960 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Loketuur
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles anatomie
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles motorisch leren
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Werkcollege
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 100
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
V1A_Kennis van het fundament (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
100
2
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De kennis van anatomie en fysiologie die je in dit thema krijgt aangereikt zijn ondersteunend voor het onderzoekend en therapeutisch handelen dat je als fysiotherapeut gaat doen. Bij de anatomie worden de knie, het heupgewricht en het bekken behandeld, met de daarbij horende botstukken, gewrichten, spieren, zenuwen en bloedvaten uit die regio. Ook wordt gekeken wat bewegingsmogelijkheden in die gewrichtregio’s zijn en hoe je bewegingsanalyses kunt maken. Hierbij leer je veel Latijnse namen van structuren, leer je namen van bewegingsassen, -richtingen en vlakken waarin bewegingen plaatsvinden. Je zult merken, dat je in het begin schrikt van al die nieuwe, moeilijke woorden, maar na enkele weken ben je zo thuis in die vakterminologie, dat het zelfs lastig wordt om in “gewoon Nederlands” over anatomische zaken te spreken. Bij de fysiologietaken wordt je kennis opgebouwd van klein naar groot. Je zult dit blok dus (ook) veel over het functioneren op celniveau leren. Hoewel de gezonde mens centraal staat, zul je ook iets leren over kleine schades aan cellen of weefsels en de daarbij optredende ontstekingsreacties en pijn. Uit ervaring weet je waarschijnlijk wel dat ook gezonde personen wel eens spierpijn kunnen krijgen na trainingen. Na blok 1A begrijp je de mechanismen die spelen bij spierpijn. Bij de fysiologie zullen verschillende celsoorten en orgaansystemen worden besproken. Daarnaast wordt stilgestaan bij lichaamsvloeistoffen rond cellen en in vaatsystemen. Ook wordt gekeken hoe de samenstelling van die lichaamsvloeistoffen is en hoe die samenstelling zo constant mogelijk wordt gehouden. De biologische regelsystemen die hierbij betrokken zijn komen ook aan de orde.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes Fysiologie: De student kan de verschillende organisatieniveaus (moleculair-, cel-, weefsel-, orgaan- en systeemniveau) van levensprocessen van de mens benoemen, en de bestanddelen van deze organisatieniveaus beschrijven. De student onderkent de betekenis van het begrip homeostase. De student onderkent verschillen in de samenstelling van lichaamsvloeistoffen en –compartimenten en de betekenis daarvan op cel-, weefsel- en organismeniveau. De student kan het begrip fitheid omschrijven. De student kent de betekenis van antropometrie en kan de relatie tussen antropometrie, (inspannings)fysiologie en trainingsleer beschrijven. De student kan de bouw en functie van dwarsgestreept spierweefsel beschrijven. De student kan fysiologische principes en effecten beschrijven van oefening en training gericht op vergroting van lokale spierkracht en spier(uithoudings)vermogen. De student kan de bouw en functie van de bind- of steunweefselsoorten beschrijven. De student is bekend met de normale groei en veroudering van bind- en steunweefsel De student kan aanpassing- en herstelprocessen beschrijven bij regressie en schade op cel- en weefselniveau, in het bijzonder van spier-, bind- en steunweefsels. De student kent het verschil tussen ontsteking en infectie, kan de gevolgen van een infectie benoemen en afweerprocessen beschrijven. De student kan de fysiologische regelsystemen (nerveus, endocrien en paracrien) beschrijven en binnen die regelsystemen de principes en betekenis van terugkoppeling, vooruitkoppeling en vicieuze cirkels voor de levensprocessen van de mens uitleggen. De student kan de functie en dynamiek van lichaamsvloeistoffen bij homeostase, schade en afweerreacties uitleggen, in het bijzonder in relatie tot spier-, bind- en steunweefsels. De student kan uitleggen wat (elektrische) prikkelvorming is en uiteenzetten wat de invloed is op het functioneren van de skeletspieren De student kan de werking en energievoorziening van een (dwarsgestreepte) spier tijdens verschillende activiteiten en soorten inspanning (van statische kracht tot langdurig dynamisch bewegen) verklaren. De student kan uitleggen en verklaren wat de verschillen zijn tussen de drie typen spiervezels in aansturing, energievoorziening en functie. De student kan beredeneren welke interne en externe factoren van invloed zijn op onderhoud, belastbaarheid en herstel van spier-, bind- en steunweefsels of -structuren, en de consequenties voor belastbaarheid en herstel uitleggen in de verschillende levensfasen van de mens. De student kan de rol en verschijnselen van het ontstekingsproces uitleggen, en de verschillen tussen inflammatoire en non-inflammatoire ontstekingsreacties en -verschijnselen uitleggen. De student kan klachten en verschijnselen (symptomen), en herstelmaatregelen bij mensen met (acuut) overbelaste of beschadigde spieren beredeneren. De student kan het normale bewegingspatroon van de gehele bewegingsketen en van individuele gewrichten van bekken en bovenbeen beschrijven. De student kan de functie(s) van spieren van bekken en bovenbeen beschrijven en palperen op een medestudent. De student kan de ligging en het verloop van de speciële structuren in het bekken en het bovenbeen beschrijven en palperen op een medestudent. De student kent de ligging van organen in de buik-en borstregio en kan deze projecteren op een medestudent. De student kan verklaren in hoeverre de houding van een proefpersoon van invloed is op de lengte van spieren van de
regio bekken bovenbeen. Learning outcomes – Anatomie Weten 1A De student: 1. 2. 3. 4.
5. 6.
7. 8. 9.
kan de origo, insertie en functie van de musculatuur van het bekken en het bovenbeen in anatomische terminologie benoemen kan de ossale en speciële structuren van het bekken, bovenbeen en knie in anatomische terminologie benoemen kan de functie van de speciële structuren van het bekken, bovenbeen en knie beschrijven kan van het heupgewricht de specifieke structuren benoemen die bijdragen aan de funktionele stabiliteit van het gewricht, zoals de anatomische bouw van de botonderdelen, de ligamenten, het labrum, de in- en declinatiehoek van het femur,de zwaartekracht en de spierwerking. kent begrippen als coxa valga en vara kan van beide onderdelen van het kniegewricht (nl. de art. femoro-tibialis en de art. femoro-patellaris) de specifieke structuren benoemen die bijdragen aan de funktionele stabiliteit van de gewrichten zoals de menisci, de ligamenten en de spieren kent begrippen als genu rectum, valgum, varum en Q-hoek kan de topografische ligging van de organen in de buik- en borstholte beschrijven kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten van het bekken, bovenbeen en knie
Begrijpen 1A De student: 1. 2. 3. 4. 5.
kan de verschillende spieren van het bekken en het bovenbeen van elkaar differentiëren op basis van ligging en functie begrijpt m.b.t. zowel het heup- als het kniegewricht de werking van spieren en ligamenten op basis van de ligging van deze structuren t.o.v. de assen van beweging in het betrokken gewricht kan uitleggen welke relatie er bestaat tussen de grootte van de in- (en de)clinatiehoek van het femur en de stabiliteit van dit gewricht kan uitleggen welke relatie er bestaat tussen de z.g.n. Q-hoek in het kniegewricht en het funktioneren van de art. femoro-patellaris kan voor verschillende standen en activiteiten van het bekken, bovenbeen en de knie aangeven op welke manier de anatomische structuren belast worden
Toepassen 1A De student: 1. 2. 3.
kan de anatomische structuren van het bekken, bovenbeen en de knie palperen / projecteren bij verschillende proefpersonen kan bij verschillende proefpersonen de spieren van het bekken en het bovenbeen differentiëren op basis van uitgangshouding en spieractiviteit kan bovenstaande kennis van de anatomische structuren toepassen en gebruiken bij eenvoudige casuïstiek m.b.t. heup- en kniegewricht bijv. artrose van het heupgewricht, het Trendelenburgfenomeen, het schuifladenfenomeen en een habituele patellaluxatie.
Kennisbasis: Wat betreft kennis en studiemogelijkheden wordt uitgegaan van een niveau passend bij een MBO, HAVO of VWOdiploma.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 38 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 100
Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1A_Reanimatie en fysiotechniek
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.FF2-14 1A_Reanimatie en fysiotechniek Reanimation and Electrophysical agents 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO
niet verplicht
4 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Vaardigheidsles
niet verplicht
8 maal per blok
960 minuten
bij aanvangsblok 1: blok 1
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 120
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
V1A_Fysiotechniek (IVT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
V1A_Reanimatie (VT)
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
50
2
bij aanvangsblok 1: . blok 1 . blok 2
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De student kan de indicaties en biomedische achtergrond van reanimatie beschrijven en kan reanimeren. De student kan de basale natuurkundige achtergronden en de effecten van fysiotechnische applicaties beschrijven en kan de applicaties veilig en gericht toepassen bij (simulatie-)patiënten.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome: De student kent het doel en de toepassing van zowel elektrodiagnostiek (Intensiteit/ tijd-curve (I/t-curve)) als van thermotherapie, laser en TENS De student begrijpt het doel en de toepassing van zowel elektrodiagnostiek als thermotherapie. De student begrijpt in welke patiëntsituaties elektrodiagnostiek en thermotherapie kunnen worden toegepast. De student begrijpt de plaats van fysiotechniek binnen het fysiotherapeutisch handelen en kan fysiotechnische applicaties toepassen. De student kan bepalen of adem- en hartfunctie aanwezig zijn bij een niet aanspreekbaar persoon. De student kan het werkingsmechanisme van reanimatie beschrijven. De student kan reanimeren. Kennisbasis: De student kan een patiënt uitleggen wat de natuurkundige aspecten zijn die van toepassing zijn bij de fysiotechnische applicaties en kan uitleggen hoe deze aspecten invloed kunnen uitoefenen op de fysiologie van het menselijk lichaam. Op basis van deze fysiologische effecten kan hij bepalen of de prikkel zou kunnen leiden tot therapeutische effecten bij een patiënt. Naast kennis van de biofysische achtergrond komt kennis van de wetenschappelijke evidentie voor de behandelde applicaties aan de orde. Kennis van het hart-longsysteem en de betekenis voor het functioneren van het lichaam ligt ten grondslag aan de reanimatie. Van de reanimatie wordt geacht dat de student de wettelijke aspecten en de technische uitvoeringseisen kent en begrijpt en de techniek kan toepassen, hetgeen geoefend wordt op een oefenpop.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 20 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 120 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Kennis van het fundament
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.FF3-14 1B_Kennis van het fundament Biomedical knowledge 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.7
Nee
A van Ulsen (tel. 088-4815121) (
[email protected]) Nederlands
1.10 Voertaal 1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO
niet verplicht
16 maal per blok
960 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Loketuur
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Werkcollege
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 114
1.12 Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
V1B_Kennis van het fundament (KT)
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
100
2
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Dit blok zal ‘ingezoomd' worden op problemen in de anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat: pathologie / pathofysiologie / pathogenese, incl. de daarbij behorende cellulaire, humorale en ‘nerveuze’processen. De pathologie die aan de orde komt in dit blok vormt de basiskennis die nodig is om belastbaarheid,overbelasting / schade en herstel van musculoskeletale problematiek te kunnen begrijpen. Van daaruit gaan we ook bezien hoe je dat systematisch in het contact met de patiënt in kaart brengt, en waar daarin als fysiotherapeut je grenzen liggen. Vanuit ontstaan, vorm en functie van het zenuwstelsel richten we ons verder op wat ‘pijn’ allemaal is, en maken we een begin met hoe we de rol van het centraal zenuwstelsel daarin tegenwoordig zien.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes: De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten en spieren van de onderste extremiteit. De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten van het bekken en de lumbale wervelkolom. De student kan de ligging en het verloop van de vaatstructuren van de onderste extremiteit beschrijven. De student kan bij een gezonde cliënt een houdings- of bewegingsanalyse uitvoeren aan de hand van de 7 stappen van een houdings- en bewegingsanalyse. De student kan doelgericht de (in-) stabiliteit van een menselijk lichaam veranderen. De student kan het ALZ bepalen van een lichaam wat een verandering in positie heeft ondergaan, ten opzichte van de anatomische stand. De student kan een bewegingspatroon van de onderste extremiteit beschrijven / analyseren en beoordelen of dit bewegingspatroon normaal is of afwijkend. De student kan de duur van elke subfase van de gangcyclus beïnvloeden. De student kan de anatomische nomenclatuur toepassen De student herkent met behulp van inspectie en palpatietechnieken de anatomische structuren van het onderbeen en de voet, bekken en bovenbeen. De student kan een afwijkend bewegingspatroon in de regio bekken / bovenbeen signaleren en van de onderste extremiteit signaleren, beschrijven en analyseren. De student is in staat om spieren in de regio bekken / bovenbeen signaleren en van het onderbeen en de voet op lengte te brengen De student kan de bouw en functie van het hart en de bloedsomloop, transport van zuurstof en kooldioxide, alsmede de energiebronnen van de mens beschrijven. De student kan voor de bewegende mens vitale verstoringen (in de homeostase) van bloedsomloop, gas- en stofwisseling benoemen. De student kan de fysiologische principes en effecten van verschillende vormen van training van het (aerobe en anaerobe) uithoudingsvermogen beschrijven. De student onderkent de (embryonale) ontwikkeling van het zenuwstelsel, kan het zenuwstelsel functioneel-anatomisch onderverdelen, de functie van grote structuren of neuronale circuits beschrijven en deze globaal lokaliseren. De student is bekend met modellen van het zenuwstelsel voor de motorische ontwikkeling en het bewegen van de mens.
De student kan de (functie van) sensoren voor het bewegingsapparaat beschrijven en onderkent de (functionele) verschillen in de verbindingen voor de somatosensoriek met en in het zenuwstelsel. De student kan de bouw en samenstellende weefsels en compartimenten van gewrichten benoemen, en onderkent de functies ervan. De student kan de oorzaken en ontstaansmechanismen benoemen van schade, herstel en/of aanpassingen op cel-, weefsel- en systeemniveau (pathogenese).
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 24 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 114 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Massage en anatomie in vivo
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.FF4-14 1B_Massage en anatomie in vivo Massage Therapy and Applied Anatomy 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Vaardigheidsles Anatomie
niet verplicht
12 maal per blok
1440 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidsles Massage
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
WCO
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 102
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
V1B_Anatomie in vivo OE en LWK (VT)
Numeriek en/of VD, NVD
5,5
67
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
V1B_Massage (IVT)
Numeriek en/of VD, NVD
5,5
33
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Ook dit tweede onderwijsblok staat het bewegen van (relatief) gezonde mensen centraal. Na de blokken 1A en 1B weet je alles wat betreft de onderste extremiteiten en het bekken.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes: De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten en spieren van de onderste extremiteit. De student kan het normale bewegingspatroon beschrijven van zowel de gehele bewegingsketen als van de individuele gewrichten van het bekken en de lumbale wervelkolom. De student kan de ligging en het verloop van de vaatstructuren van de onderste extremiteit beschrijven. De student kan bij een gezonde cliënt een houdings- of bewegingsanalyse uitvoeren aan de hand van de 7 stappen van een houdings- en bewegingsanalyse. De student kan doelgericht de (in-) stabiliteit van een menselijk lichaam veranderen. De student kan het ALZ bepalen van een lichaam wat een verandering in positie heeft ondergaan, ten opzichte van de anatomische stand. De student kan een bewegingspatroon van de onderste extremiteit beschrijven / analyseren en beoordelen of dit bewegingspatroon normaal is of afwijkend. De student kan de duur van elke subfase van de gangcyclus beïnvloeden. De student kan de anatomische nomenclatuur toepassen De student herkent met behulp van inspectie en palpatietechnieken de anatomische structuren van het onderbeen en de voet, bekken en bovenbeen. De student kan een afwijkend bewegingspatroon in de regio bekken / bovenbeen signaleren en van de onderste extremiteit signaleren, beschrijven en analyseren. De student is in staat om spieren in de regio bekken / bovenbeen signaleren en van het onderbeen en de voet op lengte te brengen Kennisbasis: We gaan er vanuit, dat je de anatomie uit het blok Kennis van het fundament fysiotherapie 1 beheerst.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 38 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 102 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1D_Fysiotherapie in de kliniek
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.JRST-15 1D_Fysiotherapie in de kliniek Entrepreneurship in physical therapy 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
GCM de Rijk (tel. 5127) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
Professioneel gedrag
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 4: blok 4
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 272
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
V1D_Juniorstage
Numerieke beoordelingen 110 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 4: . blok 4 . blok 5
V1D_Professioneel gedrag
Voldaan / Niet-Voldaan beoordeling
5,5
50
2
bij aanvangsblok 4: . blok 4 . blok 5
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De student ontwikkelt tijdens de juniorstage de vakbekwaamheid (de beroepscompetenties), het omgaan met waarden en normen van het beroep fysiotherapie in de beroepspraktijk en werkt aan de persoonlijke ontwikkeling. Deze eerste periode in de beroepspraktijk wordt, na een jaar onderwijs binnen de opleidingsmuren, nog gevolgd door een medioren seniorstage van (2x) 20 weken.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcomes: · De student kent de normen en waarden die horen bij een professionele attitude binnen het vak fysiotherapie en houdt zich hieraan. · De student kan een anamnese afnemen bij een met laag complexe problematiek. · De student kan een (deel) onderzoek onder begeleiding uitvoeren bij een cliënt met laag complexe problematiek. · De student kan een (deel) behandeling onder begeleiding uitvoeren bij een cliënt met laag complexe problematiek. ·
De student kan reflecteren op zijn eigen handelen en dat van anderen.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 8 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 272 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1D_Wetenschap beoefenen 2
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.LOEP-14 1D_Wetenschap beoefenen 2 Applied Science: case report 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
MP Jans (tel. 088 481 5128) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO LOEP
niet verplicht
2 maal per blok
240 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Loketuur
niet verplicht
1 maal per blok
90 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkcollege
niet verplicht
3 maal per blok
270 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 130
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
V1D_Case report (V)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
100
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
De student kan systematisch meten en literatuur verzamelen en de stappen van het methodisch handelen bij één cliënt beschrijven in de vorm van een case report.
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome: De student kan: • de stappen van het methodisch handelen bij één cliënt expliciteren in de vorm van een case report • het klinisch redeneren toepassen bij één cliënt en het zodanig opschrijven dat het voor fysiotherapeuten te volgen is • het eigen beroepsmatig handelen bij deze cliënt verantwoorden vanuit de literatuur, de ervaring van professionals en de beleving van de cliënt • systematisch naar relevante wetenschappelijke artikelen zoeken • de methodologische kwaliteit van wetenschappelijke artikelen beoordelen • de relevantie van wetenschappelijke artikelen voor de casus beoordelen • onderbouwen welke klinimetrie specifiek wordt toegepast in de diagnostische fase én ter evaluatie van behandeldoelen • de betrouwbaarheid, validiteit en praktische toepasbaarheid van de gebruikte meetinstrumenten benoemen • de resultaten van nul-, tussen en eindmetingen per meetinstrument met beschrijvende statistiek weergeven en interpreteren • vaststellen in hoeverre de resultaten in deze casus overeenkomen met de literatuur en een logische verklaring geven voor verschillen • de gemaakte keuzes qua gebruikte literatuur, interventies en meetinstrumenten kritisch beschouwen Kennisbasis: Kritisch reflectief handelen en het toepassen van actuele wetenschappelijke kennis in dat handelen wordt tot de reguliere taak van de hbo-professional gerekend. Dit betekent dat de student als bachelor om moet kunnen gaan met onderzoeksresultaten en het vertalen ervan naar de beroepspraktijk. Door evidentie voor het ontwikkelen van best practices op te sporen, best practices toe te passen, te evalueren en beroepsgenoten hierover te informeren levert de bachelor, in zijn rol als beroepsontwikkelaar, een bijdrage aan de verbetering van de beroepspraktijk. In het eerste jaar heeft de student al kennis gemaakt met enige taken die beroep deden op de rol als beroepsontwikkelaar. De opdrachten “Meten en registreren” en “Betrouwbaar meten” zijn hiervan voorbeelden. Systematisch meten en literatuur zoeken op basis van een klinische vraag zijn de eerste stappen op weg naar betrouwbaar fysiotherapeutisch handelen in de praktijk. Het case report gaat hierop verder. Naast het systematisch meten en literatuur verzamelen dient de student gegevens transparant te vermelden in een case report.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 10 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 130 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Fysiotherapie bij OE en LWK (IVT)
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.MSA1-14 1B_Fysiotherapie bij OE en LWK (IVT) Therapeutic diagnostics in Lower Extremity & Lumbar Spine 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
MP Jans (tel. 088 481 5128) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Vaardigheidsles MSA
niet verplicht
23 maal per blok
2760 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Vaardigheidsles TGW
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Werkcollege
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 85
1.12
Toetsen: Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
V1B_Diagnostiek bij klachten LWK (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
V1B_Diagnostiek bij klachten OE (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
50
2
bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Diagnostiek bij klachten over de lumbale wervelkolom of de onderste extremiteit
2.2
Cursus inhoud
Learning Outcomes Weten De student: 1. kent het begrip rode vlaggen en weet de betekenis hiervan. De student kan op basis van normatieve waarden de passieve mechanische mobiliteitsbeperkingen van een patiëntbeoordelen van de LWK en onderste extremiteit 2. kan spieren, kapsel-bandapparaat en ligamenten rondom de gewrichten van de LWK en onderste extremiteit onderzoeken op lengte en kracht 3. kan de coördinatie van bewegingen / activiteiten van de LWK en onderste extremiteit 4. kan beschrijven en analyseren 5. kan op basis van een realistische hulpvraag een voor de patiënt relevante performance analyse uitvoeren 6. kan bij een patiënt een analyse van statiek en performance op basis van (valide) classificatiesystemen uitvoeren 7. kan klinisch relevante provocatietests uitvoeren om een pathologie van de LWK en onderste extremiteit aan te tonen 8. kan op basis van performance tests bepalen of er sprake is van adequate of inadequate bewegingscoördinatie op lokaal, regionaal en totaal niveau 9. kan op basis van klinisch onderzoek bepalen of de hulpvraag realistisch is 10. kan door middel van efficiënte vraagstellingen een indruk krijgen over de algemene gezondheid (algemene conditie en lichaamssamenstelling) van de patiënt 11. herkent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom 12. kan de status presens in kaart brengen en hierbij relevante klinimetrie hanteren (visuele analoge Schaal, Quebec back pain disability scale, patiënt specifieke klachten, fear avoidance beliefs questionaire en Oswestry scale) Begrijpen De student: 1. kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen 2. kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen 3. kan bestaande diagnostische algoritmes van aandoeningen van de onderste extremiteit in een anamnese toepassen 4. kan op basis van de verkregen patiëntinformatie middels hypothetico-deductieve methodiek differentiaaldiagnostiek opstellen 5. kan, met een goniometer, de mobiliteit van de LWK en onderste extremiteit van een patiënt meten en registreren 6. kan de kracht van een patiënt meten en registreren m.b.v. de Medical Research Council (MRC- schaal) 7. begrijpt de relatie tussen veel voorkomende voorkeurshoudingen en gevolgen voor mobiliteit en spierkracht rondom de LWK Toepassen/kunnen De student: 1. kan (constructen over) pijnkenmerken toepassen bij het opstellen van een hypothese overoorsprong of ontstaan van (acute) pijnklachten. De student kan op basis van normatieve waarden de passieve mechanische mobiliteitsbeperkingen van een patiëntbeoordelen van de LWK en onderste extremiteit 2. 3.
kan spieren, kapsel-bandapparaat en ligamenten rondom de gewrichten van de LWK en onderste extremiteit onderzoeken op lengte en kracht kan de coördinatie van bewegingen / activiteiten van de LWK en onderste extremiteit 4.
beschrijven en analyseren 5. 6. 7. 8.
kan op basis van een realistische hulpvraag een voor de patiënt relevante performance analyse uitvoeren kan bij een patiënt een analyse van statiek en performance op basis van (valide) classificatiesystemen uitvoeren kan klinisch relevante provocatietests uitvoeren om een pathologie van de LWK en onderste extremiteit aan te tonen kan op basis van performance tests bepalen of er sprake is van adequate of inadequate
bewegingscoördinatie op lokaal, regionaal en totaal niveau 9. kan op basis van klinisch onderzoek bepalen of de hulpvraag realistisch is 10. kan door middel van efficiënte vraagstellingen een indruk krijgen over de algemene gezondheid (algemene conditie en lichaamssamenstelling) van de patiënt 11. herkent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom kan de status presens in kaart brengen en hierbij relevante klinimetrie hanteren (visuele analoge Schaal, Quebec back pain disability scale, patiënt specifieke klachten, fear avoidance beliefs questionaire en Oswestry scale) Kennisbasis: Iedere patiënt heeft zodoende zijn eigen analyse van het probleem, een gezondheidsprofiel. Het is voor ons als therapeut in het bepalen van dit profiel absoluut noodzakelijk dat wij kennis hebben van de lichamelijke stoornissen. Die zijn een onderdeel van het gehele plaatje. Ook is het heel handig om een soort van “grotere bakjes” te maken van profielen die op elkaar lijken. Zo maken wij de complexe situatie die bij iedere patiënt verschilt, hanteerbaar en bespreekbaar.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 55 Toetsduur (uren): niet geregistreerd Zelfstudie (uren): 85 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1B_Kennis van OE en LWK
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.MSA2-14 1B_Kennis van OE en LWK Knowledge of lower extremity and lumbar spine 5 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO MSA
niet verplicht
5 maal per blok
300 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
CO TGW
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok 2: blok 2
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 131
1.12
Toetsen:
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
V1B_Kennis diagnostiek OE & LWK (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
100
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar 2
In welke blokken wordt de toets aangeboden? bij aanvangsblok 2: . blok 2 . blok 3
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Diagnostiek bij klachten over de lumbale wervelkolom of de onderste extremiteit
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome:
De student kent het begrip rode vlaggen en weet de betekenis hiervan. De student heeft kennis van de context van rode vlag-indicatoren en kan eenvoudig herkenbare contraindicatieve pathologieën herkennen (tumoren, infecties, cauda pathologie, aangeboren afwijkingen stenose, neurologische aandoeningen waaronder Hernia Nucleus Pulposus (HNP) en neurogene claudicatio). De student kent de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richtlijn omtrent de formele procedure van intake na een verwijzing. De student kent de anatomie en kinesiologie van de Lumbale WervelKolom (LWK) en de onderste extremiteit. De student kent de structuren die bewegingen beperken c.q. remmen van de LWK en de onderste extremiteit. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de LWK uit het classificatie schema LWK. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de onderste extremiteit:
arthrose impingment en tendinitiden art. coxae meniscus- en bandletsel anteriorkneepain spierpeesaandoeningen inversietrauma syndesmoseproblematiek
De student kent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. De student kent de richtlijn inversietrauma, de richtlijn lage rugklachten en de algofunctional index voor heup en knie arthrose van het KNGF. De student kent de Centraal BegeleidingsOrgaan (CBO) richtlijn voor artroscopie en de KNGF richtlijnen postoperatief meniscusletsel en (acuut) enkelletsel. De student kan de hulpvraag en het verwachtingspatroon van de patiënt in het perspectief van het te verwachten ziektebeloop plaatsen. De student kan bestaande diagnostische algoritmes van aandoeningen van de onderste extremiteit in een anamnese toepassen. De student kan op basis van de verkregen patiëntinformatie middels hypothetico-deductieve methodiek differentiaaldiagnostiek opstellen. De student kan, met een goniometer, de mobiliteit van de LWK en onderste extremiteit van een patiënt meten en registreren. De student kan de kracht van een patiënt meten en registreren m.b.v. de Medical Research Council (MRCschaal). De patiënt begrijpt de relatie tussen veel voorkomende voorkeurshoudingen en gevolgen voor mobiliteit en spierkracht rondom de LWK.
Kennisbasis: Iedere patiënt heeft zodoende zijn eigen analyse van het probleem, een gezondheidsprofiel. Het is voor ons als therapeut in het bepalen van dit profiel absoluut noodzakelijk dat wij kennis hebben van de lichamelijke stoornissen. Die zijn een onderdeel van het gehele plaatje. Ook is het heel handig om een soort van “grotere bakjes” te maken van profielen die op elkaar lijken. Zo maken wij de complexe situatie die bij iedere patiënt verschilt, hanteerbaar en bespreekbaar.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 7 Toetsduur (uren): 2
Zelfstudie (uren): 131 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1C_Fysiotherapie bij OE/LWK en anatomie
Opleidingsvariant Voltijd Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.MSA3-14 1C_Fysiotherapie bij OE/LWK en anatomie Physcial therapy in lower extremity and lumbar spine 10 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
CO
niet verplicht
11 maal per blok
660 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Snijzaal Anatomie
niet verplicht
1 maal per blok
90 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Training
niet verplicht
29 maal per blok
3480 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Werkcollege
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok 3: blok 3
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 201
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
V1C_Anatomie in vivo (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
33
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
V1C_FT bij klachten OE en LWK (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
33
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
V1C_Kennis interventies OE en LWK (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
33
2
bij aanvangsblok 3: . blok 3 . blok 4
2 Inhoudelijke gegevens 2.1 Cursus doel Therapie bij klachten over de lumbale wervelkolom of de onderste extremiteit 2.2 Cursus inhoud Learning outcome: De student kent de epidemiologie van veelvoorkomende, eenvoudige fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen van de onderste extremiteit en LWK. De student kent de klinische manifestatie van veel voorkomende, eenvoudige fysiotherapeutisch behandelbare aandoeningen van de onderste extremiteit en LWK. De student kent de (patho)fysiologische principes van schade en herstel van weefsel (in het bijzonder van spier-, bind- en steunweefsels) van de onderste extremiteit en LWK. De student kent de Functie score de Bie en de Single leg balance test. De student herkent de invloed van ‘negatieve stress’ op fysieke performance bij een patiënt. De student weet het verschil tussen een korte termijn behandeldoelstelling en een lange termijn behandeldoelstelling. De student weet wat een patiëntendossier is. De student heeft kennis van de verschillende motorische leerstrategieën. De student weet uit welke elementen een fysiotherapeutische oefenprogramma bestaat. W De student begrijpt uit welke onderdelen een behandelplan moet bestaan. De student kent het natuurlijk beloop en de implicaties voor de behandeling van veel voorkomende pathologieën van de onderste extremiteit: arthrose impingment en tendinitiden art. coxae meniscus- en bandletsel anteriorkneepain spierpeesaandoeningen inversietrauma syndesmoseproblematiek Destudentkenthetnatuurlijkbeloopendeimplicatiesvoordebehandelingvandeveelvoorkomende pathologieën van de LWK uit het classificatie schema LWK. De student herkent functiestoornissen bij een patiënt met één van de veel voorkomende pathologieën van de onderste extremiteit of LWK. De student herkent de verschillende motorische leerstrategieën bij patiënten. B 6 MSA De student kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan opstellen bij patiënten aandoeningen aan de LWK welke genoemd worden in het classificatie schema LWK. De student kan op basis van de fysiotherapeutische diagnose een behandelplan opstellen bij patiënten met aandoeningen aan onderste extremiteit: arthrose impingment en tendinitiden art. coxae meniscus- en bandletsel anterior knee pain spierpees aandoeningen inversie trauma syndesmose problematiek De student kan een adequaat oefenprogramma opstellen in relatie tot veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. De student kan de Functie score de Bie en de Single leg balance test uitvoeren en hier conclusies aan verbinden voor de fysiotherapeutische behandeling. De student kan naar de patiënt toe verwoorden wat de negatieve invloed is van een slechte algemene gezondheid in termen van algemene conditie en lichaamssamenstelling op het natuurlijk ziektebeloop. De student kan beredeneren of de hulpvraag van de patiënt reëel is en naar de patiënt toe verwoorden of de hulpvraag van de patiënt reëel is. De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie, pathogenese en pathologisch substraat korte termijn behandeldoelstellingen bepalen bij patiënten met aandoeningen aan onderste extremiteit of LWK . De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie, pathogenese en pathologisch substraat lange termijn behandeldoelstellingen bepalen bij patiënten met aandoeningen aan onderste extremiteit of LWK . De student kan op basis van de actuele klinisch manifestatie bepalen wat het effect is van de vorige fysiotherapeutische behandeling en kan de behandeling voortzetten / bijstellen. De student kan de voortgang van de behandeling vastleggen in een patiëntendossier. De student kan op patiëntenniveau uitleg geven over de fysiotherapeutische (lange en korte termijn) behandeldoelstellingen
De student kan een motorisch leertraject afstemmen op de motorische leerstrategie van de patiënt. De student kan een adequate bewegingscoördinatie aanleren bij patiënten met 'motor control' problematiek aan de onderste extremiteit of LWK. De student kan bij een patiënt met aandoeningen aan de onderste extremiteit en LWK de aanwezige passieve mechanische constraints beïnvloeden. De student kan een adequaat fysiotherapeutisch oefenprogramma opstellen bij een patiënt met aandoeningen aan de onderste extremiteit of LWK Kennisbasis: In dit blok zullen we bezig zijn met hoe je patiënten het beste kunt behandelen. Technieken en uitgangsprincipes worden besproken en geoefend. Het zal een pittig blok worden, net als het vorige. Maar naar onze verwachting zeker de moeite waard. Niets is zo leuk als mensen goed helpen wanneer ze echte problemen hebben. En daar ben je aan het eind van dit blok weer een stukje beter in geworden.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 77 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 201 Totaal (uren) 280 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (10) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1D_Fysiotherapie bij BE/CWK
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2
Cursuscode Cursusnaam
1.3
Cursusnaam in Engels
1.4 1.5
Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.MSA4-14 1D_Fysiotherapie bij BE/CWK Therapeutic diagnostics in Upper Extremity & Cervical Spine 5 European Credits B (bachelor hoofdfase) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8 1.9 1.10
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden? Contactpersoon Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Nee
JACG Jansen (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Vaardigheidsles
niet verplicht
24 maal per blok
2880 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Werkcollege
niet verplicht
2 maal per blok
120 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 87
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
V1D_Diagnostiek BE en CWK (IVT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
60
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
V1D_Kennis BE, CWK en thorax (KT)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Diagnostiek bij klachten over de cervicale wervelkolom of de bovenste extremiteit
2.2
Cursus inhoud
Learning outcome: Weten 1. De student kent het begrip rode vlaggen en weet de betekenis hiervan. 2. De student heeft kennis van de context van rode vlag-indicatoren en kan eenvoudig herkenbare contra indicatieve pathologieën herkennen (tumoren, infecties, cauda pathologie, aangeboren afwijkingen stenose, neurologische aandoeningen waaronder Hernia Nucleus Pulposus (HNP) en neurogene claudicatio). 3. De student kent verschillende soorten hoofdpijn en weet welke vorm van duizeligheid door de fysiotherapeut behandeld kan worden. 4. De student kent de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richtlijn omtrent de formele procedure van intake na een verwijzing. 5. De student kent de anatomie en kinesiologie van de Cervicale WervelKolom (CWK), Thoracale WervelKolom (TWK) en de bovenste extremiteit. 6. De student kent de structuren die bewegingen beperken c.q. remmen van de CWK,TWK en bovenste extremiteit. 7. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de CWK en TWK 8. De student kent de veel voorkomende pathologieën van de bovenste extremiteit: . a) Arthrose . b) impingment en tendinitiden bovenste extremiteit . c) Motorcontrol impairment/motor control Schoudergordel . d) Instabiliteit pols gewricht . e) spierpees aandoeningen bovenste extremiteit 9. De student weet de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom. 10. De student kent de richtlijn Whiplash, NHG richtlijn schouderklachten en CBO richtlijn schouderluxatie. Begrijpen 11. Destudentkandehulpvraagenhetverwachtingspatroonvandepatiëntinhetperspectiefvanhette verwachten ziektebeloop plaatsen. 12. De student kan bestaande diagnostische algoritmes van aandoeningen van de bovenste extremiteit in een anamnese toepassen. 13. Destudentkanopbasisvandeverkregenpatiëntinformatiemiddelshypothetico-deductievemethodiek differentiaaldiagnostiek opstellen. 14. De student kan, met een goniometer, de mobiliteit van de bovenste extremiteit van een patiënt meten en registreren. 15. De student kan de kracht van een patiënt meten en registreren m.b.v. de Medical Research Council (MRC- schaal). 16. De patiënt begrijpt de relatie tussen veel voorkomende voorkeurshoudingen en gevolgen voor mobiliteit en spierkracht rondom de CWK en TWK Toepassen/kunnen 17. Destudentkanopbasisvannormatievewaardendepassievemechanischemobiliteitsbeperkingenvan een patiënt beoordelen van de CWK, TWK en bovenste extremiteit. 18. De student kan spieren, kapsel-bandapparaat en ligamenten rondom de gewrichten van de CWK, TWK en bovenste extremiteit onderzoeken op lengte en kracht. 19. De student kan de coördinatie van bewegingen / activiteiten van de CWK, TWK en bovenste extremiteit beschrijven en analyseren. 20. De student kan op basis van een realistische hulpvraag een voor de patiënt relevante performance analyse uitvoeren. 21. De student kan bij een patiënt een analyse van statiek en performance op basis van (valide) classificatiesystemen uitvoeren. 22. De student kan klinisch relevante provocatietests uitvoeren om een pathologie van de CWK, TWK en bovenste extremiteit aan te tonen. 23. De student kan op basis van performance tests bepalen of er sprake is van adequate of inadequate bewegingscoördinatie op lokaal, regionaal en totaal niveau. 24. Destudentkanopbasisvanklinischonderzoekbepalenofdehulpvraagrealistischis. 25. De student kan door middel van efficiënte vraagstellingen een indruk krijgen over de algemene gezondheid (algemene conditie en lichaamssamenstelling) van de patiënt. 26. De student herkent de veel voorkomende voorkeurshoudingen van de wervelkolom 27. De student kan de status presens in kaart brengen en hierbij relevante klinimetrie hanteren (visuele analoge Schaal, Neck Disability Scale, patiënt specifieke klachten, fear avoidance beliefs questionaire en Dash).
Kennisbasis: Het gevaar van dit blok is dat het soms net lijkt alsof er wel één oorzaak verantwoordelijk is voor het probleem. Dat komt omdat er nogal wat aandacht wordt besteed aan testen die de belastbaarheid of pijn vanuit een bepaalde
structuur testen. Zo wordt er aandacht besteed aan allerlei structuren in de schouder die pijn kunnen doen, maar ook aan de anatomie van de nek en de arm. Je dient echter altijd in het achterhoofd te houden dat het een persoon is die klaagt en dat het probleem altijd bestaat uit meer onderdelen dan alleen een peesje, of een gewricht.
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 51 Toetsduur (uren): 2 Zelfstudie (uren): 87 Totaal (uren) 140 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (5) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
Dummy VOF 1
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau Opleiding (varianten) Cursus toegankelijk voor 1.7 studenten van andere faculteiten? 1.8 Excellentiemogelijkheden?
GFY-V1.OVERIG-15 Dummy VOF 1 Dummy VOF 1 0 European Credits Werkvormen zijn er in Voltijd Nee
HJL van Zwieten (tel. 088 481 5368) (
[email protected]) Nederlands
1.9 Contactpersoon 1.10 Voertaal 1.11 Werkvormen: Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Hoorcollege
verplicht
3 maal per blok
180 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Voorlichtingsbijeenkomst SLB
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Workshop
niet verplicht
4 maal per blok
480 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Introductiebijeenkomst
niet verplicht
1 maal per blok
90 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
NSE
niet verplicht
1 maal per blok
30 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
1.12 Toetsen: Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
2 Inhoudelijke gegevens 2.1
Cursus doel
Dummy cursus waarin alle onderdelen staan beschreven waaraan geen studiepunten verbonden zijn, maar wel contacttijd
2.2
Cursus inhoud
Dummy cursus waarin alle onderdelen staan beschreven waaraan geen studiepunten verbonden zijn, maar wel contacttijd
2.3 Ingangseisen Geen ingangseisen in Osiris geregistreerd 2.4 Kosten en studiematerialen Geen kosten in Osiris geregistreerd 2.5 Workload Contactduur (uren): 14 Toetsduur (uren): Zelfstudie (uren): Totaal (uren) 0 Het totaal aantal uren is berekend als het aantal EC's (0) maal 28 uur. Het aantal te besteden uren zelfstudie is gelijk aan dit totaal aantal minus de contact- en toetsduren. 2.6 Opmerkingen Geen opmerking in Osiris geregistreerd 2.7 URL cursussite Geen cursus-site in Osiris geregistreerd
Titel
1_Professioneel gedrag
Opleidingsvariant
Voltijd
Collegejaar
2015-2016
1 Organisatorische gegevens 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Cursuscode Cursusnaam Cursusnaam in Engels Aantal EC's Studiefase/niveau
1.6
Opleiding (varianten)
GFY-V1.PROF-14 1_Professioneel gedrag Professional competences of the physical therapist 10 European Credits D (propedeuse) Werkvormen zijn er in Voltijd Toetsen zijn er in Voltijd
1.8
Cursus toegankelijk voor studenten van andere faculteiten? Excellentiemogelijkheden?
1.9
Contactpersoon
1.10
Voertaal
1.11
Werkvormen:
1.7
Ja
HJJ Dekkers (tel. 088-4815193) (
[email protected]) Nederlands
Werkvorm
Aanwezigheid verplicht?
Frequentie
Totale contacttijd in minuten
In welke blokken wordt de werkvorm aangeboden?
Diverse werkvormen
niet verplicht
1 maal per blok
60 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Hoorcollege
niet verplicht
7 maal per blok
420 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
PGO
niet verplicht
23 maal per blok
2760 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Presentatie BOS
niet verplicht
3 maal per blok
360 minuten
bij aanvangsblok JAAR: blok JAAR
Zelfstudie incl. toetsvoorbereiding: verwachte totaal te besteden tijd in uren 220
1.12
Toetsen: Aantal keren dat een toets wordt aangeboden in een collegejaar
Toetsvorm
Resultaatschaal
Minimum cijfer
Weging (afgerond op hele procenten)
In welke blokken wordt de toets aangeboden?
V1AB_Beroepsoriënterende stage
Voldaan / NietVoldaan beoordeling
5,5
40
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
V1AB_samenwerken bij probleemoplossing
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
20
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
V1B_Reproduceerbaarheidsonderzoek (V)
Numerieke beoordelingen 1-10 (geen deci)
5,5
40
2
bij aanvangsblok JAAR: . blok JAAR
2 Inhoudelijke gegevens 2.1 Cursus doel Een belangrijk onderdeel van het curriculum is het “praktijkleren”. Je komt als student fysiotherapie in contact met het praktijkveld. In dit blok gaat de student een kleinschalig onderzoek doen waarbij gebruik wordt gemaakt van eenvoudige statistiek en een aantal wetenschappelijke begrippen aangeleerd worden. Learning outcomes: Na het afronden van de opdrachten kan de student: - De student kan doelen van meten binnen de klinische setting benoemen. - De student kan de doelen van meten binnen het wetenschappelijk onderzoek benoemen. - De student kan resultaten van metingen kunnen beoordelen en naar de praktijk vertalen aan de hand van eenvoudige statistiek. - De student kan werken met de volgende begrippen: - meetniveaus: nominaal, ordinaal, interval en ratio spreidingsmaten: gemiddelde, mediaan, modus, standaarddeviatie en range - betrouwbaarheid, validiteit, responsiviteit · De student kan kritisch observeren en reflecteren op de rol van de fysiotherapeut als hulpverlener in een fysiotherapeutische setting. • De student is bekend met verschillende facetten van het beroep van fysiotherapeut in diverse werksettings. • De student kan zich een beeld vormen van het beroep als fysiotherapeut en kan dit schriftelijk onder woorden brengen. • De student neemt initiatief, ziet kansen en handelt daarnaar; anticipeert. • De student kan begrijpelijk presenteren: de inhoud is afgestemd op doel en publiek. Kennisbasis: Kennis en vaardigheden opgedaan tijdens de blokken A en B worden als verondersteld beschouwd.