E eerste concert E-serie 52e seizoen • 29 september 2012, 14.15-16.15 uur
Ensemble Resonanz Emilio Pomárico dirigent Tabea Zimmermann altviool
Bernd Alois Konzert für Streichorchester 1944/1948 Zimmermann Introduktion 1918-1970 Aria Finale Alfred Schnittke Monolog 1989 1934-1998 voor altviool en strijkers Benjamin Britten Lachrymae opus 48a 1950/1976 1913-1976 Reflections on a song of Dowland, voor altviool en strijkers pauze Karl Amadeus Vierde symfonie 1946-1947 Hartmann voor strijkorkest 1905-1963 Lento assai - con passione Allegro di molto, risoluto Adagio appassionato
E Facebook
Uitzending Radio 4 en terugluisteren via internet
eerste concert E-serie 52e seizoen • 29 september 2012
en twitter Volg het laatstenieuws rond de NTR Zaterdag Matinee op onze eigen Facebook-pagina en klik ‘vind ik leuk!’ ... en op twitter: @ZaterdagMatinee
Uw eigen playlist radio 4 concerthuis Vindt u lastig de weg in het grote aanbod concerten in het Concerthuis? Het nieuwe Concertfilter maakt het makkelijker! Stel uw eigen playlist samen door te zoeken op genre, componist of uitvoerende; ga naar radio4. nl/concerthuis
Deze NTR ZaterdagMatinee wordt rechtstreeks uitgezonden op Radio 4. Via de ZaterdagMatinee-website kunt u de opname terugluisteren. www.zaterdagmatinee.nl
NTR Podium documentaires & concerten op nederland2 zo 30 sept 13.00 uur Portret Barbara Hannigan · Pianofinale Internationaal Vocalisten Concours Den Bosch · Parsifal (De Nederlandse Opera) nacht ma 1 okt | di 2 okt 0.15 uur Finale Internationaal Vocalisten Concours ntrpodium.ntr.nl
Dit is het tweeede concert in de serie ‘Het Universum van Hartmann’. Een compleet overzicht van alle negen concerten in deze serie vindt u op zaterdagmatinee.nl (‘hartmann horen’)
Internationale belangstelling voor de Matinee De concerten van de NTR ZaterdagMatinee worden via de European Broadcasting Union wereldwijd aangeboden. In het afgelopen seizoen waren er uitzendingen in Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, GrootBrittanië, Ierland, Kroatië, Letland, Litouwen, Moldova, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Servië, Slovenië, Spanje, Tsjechië, de Verenigde Staten, WitRusland, Zweden, Zwitserland
2
Muzikale spookrijders
Sla een willekeurige muziekgeschiedenis open bij het jaar 1950, en u leest over een generatie radicale vernieuwers. Over Olivier Messiaen, die met zijn Mode de valeurs et d’intensités de klank uiteen rafelt tot op zijn elementairste bouwstenen. Over Darmstadt en Donaueschingen, waar seriële componisten als Karlheinz Stockhausen, Luigi Nono en Pierre Boulez diezelfde elementaire klankdeeltjes hergroeperen in complexe reeksstructuren. Over de wiskundig berekende klankwolken van Iannis Xenakis. En over de elektronische musique concrète van Pierre Schaeffer en Pierre Henri. Ze belichamen echter maar één enkele zijde van de muziekhistorische medaille, deze nieuwlichters. Want rond 1950 zijn er evengoed componisten die hun karretje koppig tegen de avant-gardestroom in sturen. Onder deze muzikale spookrijders onder meer Benjamin Britten, die met zijn Lachrymae (1950) niet zozeer vooruitblikt op de muziek van de toekomst, maar teruggrijpt op de vroeg zeventiende-eeuwse luitklanken van John Dowland. Onder hen ook Karl Amadeus Hartmann, die in de revolutionaire ‘Nachkriegszeit’ een dood verklaard genre als de symfonie
nieuw leven in blaast. En de jonge Bernd Alois Zimmermann, die in zijn Konzert für Streichorchester een hoorbare heimwee naar de zwelgende chromatiek van het fin de siècle aan de dag legt.
Vermenging van stijlen Bernd Alois Zimmermann zat naar eigen zeggen gevangen tussen twee generaties. “Voor de jonge lichting ben ik te oud, en voor de oude te jong”, aldus de Duitse componist. Het gevoel nergens bij te horen, spreekt ook uit zijn muziek. Want hoewel ontegenzeggelijk modern van toon, laat zijn oeuvre zich maar moeilijk onderbrengen bij de dominante stromingen van de jaren ’50 en ’60. Dat is des te opmerkelijker, omdat Zimmermann zich in diezelfde periode wel degelijk bedient van de nieuwste componeertechnieken. Bijvoorbeeld in zijn Trompetconcert (1954), dat – geheel conform de tijdsgeest – zijn vorm ontleent aan een scala vernuftige reeksenspelletjes. Toch is het werk geenszins verwant aan de abstracte en cerebrale klankwereld die veel van Zimmermanns tijdgenoten in die jaren verkennen. In plaats daarvan voert een duistere emotionaliteit de boventoon.
3
Bernd Alois Zimmermann, 1954
Ook opmerkelijk: de flarden uit de negro-spiritual Nobody knows the trouble I’ve seen die door de partituur dwarrelen; de trompettist die zich solist in een jazzclub waant; en de piano en contrabassen die samen voor ritmesectie spelen. Een dergelijke vermenging van stijlen zou Zimmermann tot een handelsmerk verheffen in zijn latere oeuvre. Illustratief is zijn opera Die Soldaten (1958-60), waarin fragmenten uit Bachkoralen, volksliedjes en gregoriaanse gezangen over elkaar heen buitelen. Eenzelfde procedé ligt ten grondslag aan het Requiem für einen jungen Dichter (1969), een werk dat Zimmermann krap een jaar voor zijn zelfmoord voltooide. De zwartgallige compositie laat zich beluisteren als een collage van tekstfragmenten (van Camus tot Joyce), opgenomen stemmen (van Hitler tot Stalin) en een wirwar aan muzikale citaten (van communistische arbeiders-
4
koren tot de Beatles-hit Hey Jude). Hoewel in veel gematigder vorm, is die Zimmermanniaanse stijlvermenging ook al te bespeuren in zijn vroege Konzert für Streichorchester (1948), een bewerking van het vier jaar oudere Streichtrio. De traditionele driedelige vorm van het werk, compleet met langzaam middendeel en onstuimige finale, verraden neoklassieke invloeden van Stravinsky, Milhaud en Poulenc – componisten die Zimmermann in de oorlogsjaren ontdekte in Parijs, waar hij als Wehrmachtsoldaat gelegerd was. De chromatisch verglijdende harmonieën daarentegen, rieken naar het pluche van een Weense fin de sièclesalon, terwijl de grillige ritmiek van het slotdeel afkomstig lijkt uit een Bartókiaansevolksdans.
Muzikale voettocht Alfred Schnittke groeide op in een Duits-Joods nest, genoot zijn eerste muzieklessen in het kosmopolitische Wenen en bracht vervolgens het overgrote deel van zijn leven door in de Sovjet-Unie. Zo bezien is het niet vreemd dat zijn muziek in uiteenlopende tradities wortelt. In het bijzonder zijn werk uit de jaren ’70 en ’80 – zijn zogenaamde ‘polystilistische’ periode – waarin hij die verschillende tradities naar hartenlust naast en tegenover elkaar plaatste. Net als Zimmermann was Schnittke daarbij niet vies van een citaat meer of minder. En net als Zimmermann zag hij in de vermenging van genres en stijlen een manier om tegenwicht te bieden
“Gedurende de jaren ’60 heb ik mij grondig verdiept in seriële en andere avant-gardistische technieken. Maar op een gegeven moment besloot ik dat het tijd was om uit die toch al overvolle trein te stappen. Sindsdien ben ik te voet verder gegaan.” - Alfred Schnittke
verfijning van Schnittkes polystilistische werkwijze, waarbij letterlijke citaten geleidelijk aan plaats maakten Alfred Schnittke, 1990 voor subtielere stijlverwijzingen. Zo ook aan het hyperconstructieve gedachtein Monolog (1989), voor altviool en goed dat kwam overwaaien vanuit het strijkorkest, waarin schaduwen van de Westen. In zijn eigen bewoordingen: expressionistische Schönberg en Berg “gedurende de jaren ’60 heb ik mij rondwaren. Tegelijkertijd wijst de grondig verdiept in seriële en andere compositie vooruit naar de korzelige avant-gardistische technieken. Maar op soberheid van Schnittkes late werk, dat een gegeven moment besloot ik dat het meer en meer in het teken kwam te tijd was om uit die toch al overvolle staan van zijn tanende gezondheid en trein te stappen. Sindsdien ben ik te levenslange strubbelingen met het voet verder gegaan.” Sovjetregime. Ook Monolog lijkt doorDe wandeltocht die Schnittke ondertrokken van die strijd, getuige de nam, is niet zozeer opmerkelijk om zijn altviool die zich in schrijnende solo’s nieuwe paden. Des te meer om zijn vergeefs probeert te ontworstelen aan vervreemdende uitzichten over bekende het chromatische juk van het strijk muzikale landschappen. In een werk als orkest. de Eerste symfonie bijvoorbeeld, gaan citaten van Beethoven, Chopin en Eigentijdse reflecties Tsjaikovski een beklemmend verbond Als zelfbenoemde muzikale Einzelganaan met jazzinvloeden. Op soortgelijke ger hield Benjamin Britten zich in zijn wijze worden in het Eerste concerto grosso loopbaan ver van avant-gardistische (1977) barokke sequensen microtonaal scholen en stromingen. Met zijn gemaverminkt, om onverwachts uit te tigd moderne idioom maakte de Brit monden in een spookachtige tango. zich onsterfelijk bij het naoorlogse De late jaren ’80 markeerden een concertpubliek, al kwam het hem ook
5
op de ongezouten kritiek te staan van zijn meer experimentele collega’s, die hem afserveerden als een oubollige high-tea-componist. Feit is dat de nonconformistische Britten zijn liefde voor voorbije tradities nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. Zo koesterde hij een hoorbare bewondering voor Gustav Mahler, was hij een groot liefhebber van Alban Berg en putte hij regelmatig inspiratie uit de oude muziek van eigen bodem. Eerst en vooral uit het werk van Henry Purcell, wiens rondeau uit Abdelazer hij een ‘extreme make-over’ aanmat in zijn Young person’s guide to the orchestra. Maar ook William Byrd en John Dowland spraken tot zijn verbeelding. Laatstgenoemde heeft zijn sporen nagelaten in Lachrymae, reflections on a song of John Dowland, dat zowel bekend is in een versie voor
Benjamin Britten en zijn Rolls Royce, 1946
6
altviool en piano (1950), als in de vanmiddag geprogrammeerde bewerking voor altviool en strijkorkest (1976). De ‘song’ uit de ondertitel is Dowlands lutesong If my complaints could passions move. In een reeks variaties houdt Britten de bitterzoete melodie steeds een andere eigentijdse spiegel voor. Zo ontstaan een aantal twintigste-eeuwse ‘reflecties’, die via schurende dissonanten en een arsenaal aan kleurrijke speeltechnieken uitmonden in de troostrijke harmonisaties van de slotmaten.
Symfonische reanimatie Karl Amadeus Hartmann moet nog 28 worden als Adolf Hitler in 1933 de macht grijpt in Duitsland. Daarmee komt er een abrupt einde aan zijn muzikale leertijd, waarin de jonge Duitse componist vrolijk had geëxperimenteerd met de neoklassieke en jazzy tendensen van componisten als Stravinsky, Weill en Hindemith. Vanaf dat moment is het ernst. Uit onvrede met het nationaal-socialistische bewind begint Hartmann vastberaden aan een nazi-boycot: hij trekt zich terug uit het openbare muziekleven en verschanst zich de volgende twaalf jaar in zijn innerlijke wereld. Gedurende deze periode van ‘innere Emigration’ blijft hij verwoed componeren, al is het gedaan met de kekke onbevangenheid die zijn werk uit de jaren ’20 typeert. Wat er tijdens de nazi-jaren van zijn schrijftafel rolt, is ‘Bekenntnismusik’ pur sang, waarin hij zijn ontzetting over politieke oppressie en oorlogsleed
van zich afschrijft. Titels als Sinfonia tragica, Klagesang, Versuch eines Requiems of Concerto funebre spreken voor zich. Ook veelzeggend is de opdracht die hij boven zijn Miserae noteert: “Aan mijn vrienden die met honderden moeten sterven, die voor eeuwig slapen – we vergeten jullie niet. (Dachau, 1933-34)” Met de capitulatie van Duitsland ontwaakt Hartmann in 1945 uit zijn gedwongen muzikale winterslaap. Hij stort zich vol overgave op het Duitse muziekleven, waar hij zich als organisator van de Musica Viva-concerten in München tot voorvechter van de aanstormende avant-garde ontpopt. In zijn eigen muziek betoont de inmiddels veertigjarige componist zich behoudender. In plaats van zich te conformeren aan de rebelse vernieuwingsdrift van de jonge garde, begint hij aan een grootschalige revisie van zijn composities uit de nazi-jaren, die hij omwerkt tot zijn eerste zes symfonieën. Zo weet Hartmann in de revolutionaire ‘Nachkriegszeit’ het doodgewaande genre van de symfonie nieuw leven in te blazen, en ontwikkelt hij een geheel eigen stijl waarin de vernieuwing van de muzikale taal het aflegt tegen een intrinsieke boodschap. Hartmanns symfonieën willen immers niets anders dan het ‘absolute leven’ verklanken, van het diepste lijden tot energetische levenlust. Die tegenstelling tussen zwaarmoedigheid en vitaliteit kenmerkt ook de Vierde symfonie. Hartmann destilleerde het werk in 1947 uit het vroegere Symphonisches Konzert (1938) voor strijk-
Karl Amadeus Hartmann
orkest en sopraan, en zette op het laatste moment een streep door de oorspronkelijke liedfinale, de Epitaph auf einen Krieger. In de resterende drie delen verkent Hartmann het spanningsveld waarop zijn gehele symfonische oeuvre lijkt te gedijen: het contrast tussen treurend adagio en bruisend scherzo. Toonbeeld van die eerste categorie zijn de droef dwalende strijkerslijnen van het openingsdeel, lento assai - con passione. Het onstuimige Allegro di molto, risoluto doet met zijn ijzerenheinige ritmiek denken aan Béla Bartók, terwijl de pizzicato klanken waarmee het slotdeel (Adagio appassionato) opent, getuigen van Hartmanns grote affiniteit met Anton Bruckner. In het bijzonder met diens Vijfde symfonie. Joep Christenhusz
7
E
Tabea Zimmermann
eerste concert E-serie 52e seizoen • 29 september 2012
Uitvoerenden
Emilio Pomárico
8
Sébastian Grébille
Emilio Pomárico
Tamea Zimmermann
Marco Borggreve
De Italiaanse, in Buenos Aires geboren dirigent Emilio Pomárico studeerde bij Franco Ferrara (Siena) en Sergiu Celibi dache (München). Hij dirigeerde de radio-orkesten van de Bayerische Rundfunk, de Hessische Rundfunk, WDR, NDR en SWR, en orkesten als het Orchestra dell’Accademia di S. Cecilia in Rome, de Filarmonica della Scala,
het Orchestre Philharmonique de Radio France en de Bamberger Symphoniker. Veel eigentijdse muziek brengt Pomárico – zelf componist – met ensembles als Klangforum Wien, Asko|Schönberg, musikFabrik, het Remix Ensemble, het Ensemble intercontemporain, ensemble recherche en Ensemble Resonanz. Hij is dikwijls te gast bij muziekfestivals als de Salzburger Festspiele, het Edinburgh International Festival, het Festival d’Automne en Agorà in Parijs, de Wiener Festwochen, Wien Modern, de Berliner Festspiele, de Biennale van Berlijn, Musica Viva in München, La Biennale in Venetië, de Donaueschinger Musiktage, Musik der Zeit in Keulen en Musica in Straatsburg. Hij trad verder op in de Opéra van Parijs, La Scala in Milaan, La Fenice in Venetië, het Teatro Sao Carlos in Lissabon, de Nye Opera in Bergen en de opera’s van Oslo en Graz. Eerder in de Matinee: D. Wagenaar Ricordanza, Berio Laborintus II & Padding Un equal Parts (2006); Dallapiccola Variazioni, De Raaff Concert voor saxofoonkwartet en orkest & Stravinsky Agon (2011), Rihm Jacob Lenz (2012), Debussy Jeux, Van de Putte Kagami-jishi & Messiaen Trois petites liturgies (2012)
Altvioiste Tabea Zimmermann speelt het altvioolrepertoire over al zijn breedte. Afgelopen seizoen trad zij ondermeer op met de Camerata Salzburg onder Kent Nagano op tijdens de Salzburger Festspiele. Zij was artist in residence in Weimar, Luxemburg en Hamburg – waar de Berliner Philharmoniker haar begeleidden in het slotconcert – en bij het Bodenseefestival 2012. Kamermuziek maakt Zimmermann met violisten Antje Weithaas en Daniel Sepec en cellist Jean-Guihen Queyras – samen vormen zij het Arcanto Quartett. Sinds dit kwartet in 2004 in Stutt gart debuteerde, trad het op in Carnegie Hall, bij de Gulbenkian Foundation in Lissabon, het Théâtre du Châtelet in Parijs, het Konzerthaus in Wenen, de Tonhalle Zürich, de Philharmonie in Berlijn en het Festspielhaus BadenBaden. Tabea Zimmermann inspireerde talloze componisten tot de uitbreiding van het concert- en kamermuziekrepertoire met altviool. Zo speelde zij in 1994 de wereldpremière van György Ligeti’s Sonate voor solo altviool, en recentelijk waren er premières van Recicanto voor altviool en orkest van Heinz Holliger, het altvioolconcert Über die Linie IV van Wolfgang Rihm, Monh van George Lentz, Notte di pasqua van Frank Michael Beyer en, samen met Antoine Tamestit, een dubbelconcert van Bruno Mantovani. Behalve met prijzen voor haar meer dan 30 cd’s werd Tabea Zimmermann onderscheiden met de Hessischer Kulturpreis, de Rheingau Musikpreis, de International Prize Accademia
Musicale Chigiana in Siena en de Paul-Hindemith-Preis van de stad Hanau. Als winnaar van de Maurice Vieux-competitie in 1983 ontving Tabea Zimmermann een instrument van de eigentijdse bouwer Etienne Vatelot, een instrument dat zij sindsdien altijd bespeelt. Eerder in de Matinee: Berio Naturale (2004)
Ensemble Resonanz Een nieuwe generatie musici vormt het Ensemble Resonanz; zij spannen een boog van traditie tot nu en zoeken naar hetgeen oude en eigentijdse meesters scheidt én bindt. Het ensemble houdt het midden tussen een kamerorkest en
9
de de volgen n e rt e c con een solistenensemble en is zowel in de abonnementsconcerten van de grote zalen als op festivals voor nieuwe muziek vertegenwoordigd. Het is te gast in binnen- en buitenland en maakte concerttournees naar Wenen, Parijs, Wenen, Amsterdam, Kopenhagen, New York en Mexico. De cellist Jean-Guihen Queyras, van 2010 tot 2013 artist in residence bij het ensemble, treedt op als solist en artistiek leider. Altvioliste Tabea Zimmermann neemt in 2013 het stokje van Queyras over. Verdere part-
Ensemble Resonanz viool
Barbara Bultmann Juditha Haeberlin Gregor Dierck Swantje Tessmann Corinna Guthmann David-Maria Gramse Christine Krapp Marta Hernando Jiménez Santiago Medina Ayumi Paul Paul Valikoski Hayley Wolfe altviool
Justin Caulley Tim-Erik Winzer Maresi Stumpf David Schlage Hannah Klein cello
Anne Hofmann Benedict Ziervogel
10
zaterdag 13 oktober, 14.15 uur Concertgebouw Amsterdam serie MusA
Fins crescendo
Internationaal componeren
Radio Filharmonisch Orkest Osmo Vänskä dirigent
Orkest van de Achttiende Eeuw Frans Brüggen dirigent
Alexander Gavrylyuk piano
Giuliano Carmignola barokviool
Aho Minea (Nederlandse première) Prokofjev Derde pianoconcert Sibelius Vijfde symfonie
Bach Ricercare a sei (versie Wim ten Have) · Eerste suite voor orkest BWV 1066 · Vioolconcert in E BWV 1042 · Vioolconcert in a BWV 1041 Rameau Orkestsuite uit Naïs
Alexander Gavrylyuk is de solist in Prokofjevs bruisende Derde pianoconcert. Dit Derde geldt als Prokofjevs meest geslaagde, misschien wel omdat de lyriek onverwacht de overhand krijgt. Halverwege het slotdeel lijkt zelfs Rachmaninov even om de hoek te kijken. De Russische traditie speelt ook op de achtergrond mee in de Vijfde symfonie van Jean Sibelius – een paar jaar eerder voltooid dan Prokofjevs werk. En indirect ook in het werk van Kalevi Aho. Zijn grote orkestwerk Minea (2008) is “een groot accelerando en crescendo”, dat de kwaliteiten van het orkest in alle geledingen naar voren brengt. Een kolfje naar de hand van dirigent Osmo Vänskä, een van Aho’s grootste pleitbezorgers. Alexander Gavrylyuk & Giuliano Carmignola
Mika Bovan
contrabas
zaterdag 6 oktober, 14.15 uur Concertgebouw Amsterdam serie B
Frans Brüggen en barokviolist Giuliano Carmignola brengen twee vioolconcerten van Bach. Uit beide werken wordt duidelijk waar Bach de mosterd haalt: bij Vivaldi in Italië. Hoewel hij zelf nooit een voet buiten Duitsland zet, houdt Bach zich vanaf zijn jonge jaren op de hoogte van alles wat er in Italië en Frankrijk gebeurt. Zijn Vier orkestsuites zijn een knap staaltje componeren ‘op zijn Frans’. En toch: de in deze Matinee gespeelde Eerste suite is tegelijkertijd onmiskenbaar geschreven door het grootste contrapuntische brein dat Duitsland ooit voortbracht. De combinatie met de soms melancholieke suite uit Naïs van zijn Franse tijdgenoot Rameau is prachtig. DG?Kasskara
Saskia Ogilvie Saerom Park Foucher Jörn Kellermann Andreas Voss
ners van het ensemble zijn niet alleen solisten en dirigenten, maar ook mediakunstenaars, regisseurs, acteurs en beeldend kunstenaars. De laatste jaren waren dat bij voorbeeld Beat Furrer, Fazil Say, Imre Kertész, Matthias Goer ne, Tabea Zimmermann, Roger Willemsen, Peter Rundel, Helmut Lachenmann, Reinhard Goebel en het RIAS Kammerchor. Sinds 2002 is het Ensemble Resonanz in Hamburg gevestigd, waar het als ensemble in residence in de Musikhalle optreedt.
11
de de volgen n e concert
Händel fêteert Alexander de Grote
Schumanns Requiem
vrijdag 5 oktober, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 19 oktober, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Radio Kamer Filharmonie Groot Omroepkoor Kenneth Montgomery dirigent Yulia van Doren sopraan Paula Murrihy mezzosopraan Ed Lyon tenor Matthew Brook bas Gwyneth Wentink harp – Händel Alexander’s Feast
Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Dmitri Slobodeniouk dirigent Sofia Soloviy sopraan Caitlin Hulcup alt Dominik Wortig tenor Andrew Foster-Williams bas Schumann Ouverture, Scherzo en Finale · Das Glück von Edenhall · Requiemopus 148
Liszt en Louis Lortie
Grandioze romantiek
vrijdag 12 oktober, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 2 november, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Radio Filharmonisch Orkest Emmanuel Krivine dirigent Louis Lortie piano – Liszt Les Préludes Schubert/Liszt Wanderer Fantasie Franck Symfonie in D
Radio Filharmonisch Orkest James Gaffigan dirigent Nicola Benedetti viool Tsjaikovski Vojevoda, opus 78 Korngold Vioolconcert Prokofjev Zevende symfonie
Dmitri Slobodeniouk
Marco Borggreve
12
Élias
Louis Lortie
Nicola Benedetti