Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
19 Reële opties en termijncontracten 19.1 19.2 19.3
Reële opties Termijnhandel en termijncontracten Integratie van risicobeheer en nieuwe vermogenstitels Samenvatting Oefeningen bij hoofdstuk 19
In dit hoofdstuk geven we antwoord op de volgende vragen: • Wat zijn reële opties en hoe kan de waarde worden berekend? • Wat zijn termijncontracten en hoe helpen opties om deze te waarderen? • Wat zijn de eigenschappen van termijncontracten op grondstoffen? • Welke innovaties zijn er op financiële markten voor het afdekken van risico’s?
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 1
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
De economische – en soms meer de menselijke – schade van sommige natuurrampen, zoals vulkaanuitbarstingen, is niet te overzien. De uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull half april 2010 heeft het vliegverkeer in grote delen van Europa verschillende dagen lamgelegd met als gevolg dat luchtvaartmaatschappijen vele honderden miljoenen euro schade hebben geleden. Een van de sectoren die de financiële gevolgen van natuurrampen het hardst voelen zijn verzekeringsmaatschappijen die de schade voor een deel moeten betalen. Een van de innovaties op financiële markten zijn de zogeheten rampenobligaties, beter bekend als Catastrophe Bonds. Hierbij worden nieuwe vermogenstitels, meestal obligaties, openbaar of onderhands uitgegeven, waarbij rentebetaling afhankelijk is van het zich al dan niet voordoen van een natuurramp.
19.1
Reële Opties Een nadeel bij de waardebepaling van bedrijven of investeringsprojecten volgens de contante waarde methode (NCW) is dat verondersteld wordt dat de kaststromen gedurende de planningsperiode vast (geen onzekerheid en geen keuzemogelijkheden in de toekomst) staan. Organisaties kunnen gebruik maken van scenario-analyse als instrument om de gevolgen van onzekere ontwikkelingen in kaart te brengen. Vervolgens kan een kansverdeling aan de verschillende varianten gekoppeld worden en is de verwachte contante waarde gerealiseerd. In de werkelijkheid komt het zelden voor dat investeringsprojecten exact volgens de planning worden uitgevoerd. Zo kan bijvoorbeeld een verandering van marktomstandigheden de reden zijn om de uitvoering van een plan voorlopig even te parkeren. In de praktijk bouwen de meeste organisaties in de praktijk een vorm van flexibiliteit in de besluitvorming door tussentijds te bepalen of de ingeslagen weg nog voldoet en afhankelijk van de uitkomsten het project bij te stellen. Deze mogelijkheid om in te grijpen is te vergelijken met een optie. Op de financiële markt worden bijvoorbeeld aandelenoptie verhandeld, waarbij het kenmerk is dat de koper van een optie een recht heeft. Voor het recht moet een bepaalde prijs worden betaald, maar het voordeel is dat de koper als de marktomstandigheden ongunstig zijn het recht niet uitoefent. De koper koopt daarmee als het ware flexibiliteit. Zoals een belegger optie kan kopen, met andere woorden het recht om later te beslissing om de investering in de onderliggende waarde te laten doorgaan, heeft een investeringsproject ook het karakter van een optie nl de aanspraak op reële activa. In het investeringstraject spelen reële opties een rol. Het feit dat men als bestuur mogelijkheden openhoudt (bijvoorbeeld scholing personeel, doen van onderzoek, herhaling van investeringsprojecten) heeft waarde voor het bedrijf. Door expliciet rekening te houden met de flexibiliteit kunnen betere keuzes gemaakt worden.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 2
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 19.1 Stel dat een organisatie overweegt een nieuw product op de markt te brengen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de productie een investering van € 2.000 vergt. De looptijd van het project is berekend op 10 jaar. Volgens de marketingafdeling is een positieve kasstroom (gebaseerd op de verkoopprijs) gedurende het eerste jaar van € 400 mogelijk. Na afloop van het eerste jaar wordt of de kasstroom €600 of € 200. Men verwacht dat de kans op beide uitkomsten 50% is. De organisatie houdt rekening met een vermogenskostenvoet van 10%. De vraag is nu, wat te doen. In principe zijn er twee mogelijkheden: 1. De NCW van de investering uitrekenen op basis van een verwachte gemiddelde kasstroom van €400 gedurende 10 jaar 2. De investering uitstellen en pas nadat duidelijk is geworden wat de werkelijke kasstroom wordt beslissen. Mogelijkheid twee is in feite nu een optie nemen op de investering. Over 1 jaar wordt beslist of de optie wordt uitgeoefend. Op basis van de NCW zijn de volgende drie berekeningen te maken: Eén jaar uitstel periode 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 CW
Gelijk Investeren € 2.000€ 400 € 400 € 400 € 400 € 400 € 400 € 400 € 400 € 400 €
400
prijs wordt 600
€ € € € € € € € € €
2.000,00363,64 330,58 300,53 273,21 248,37 225,79 205,26 186,60 169,64
€
154,22
€
457,83
€ 2.000€ 600 € 600 € 600 € 600 € 600 € 600 € 600 € 600 €
600
€ 1.818,18€ 495,87 € 450,79 € 409,81 € 372,55 € 338,68 € 307,89 € 279,90 € 254,46 €
231,33
prijs wordt 200 € 2.000€ 200 € 200 € 200 € 200 € 200 € 200 € 200 € 200 €
€ 1.818,18€ 165,29 € 150,26 € 136,60 € 124,18 € 112,89 € 102,63 € 93,30 € 84,82
200
€ 1.323,10
€ €
77,11 771,09-
Onmiddellijk investeren geeft een verwachte opbrengst van ± € 458. Het uitstellen van de investering leidt of tot een NCW van ±€ 1323 (een gunstige prijs) of een NCW van ±-€771 (ongunstige prijs). Uitgaande van de verwachting van 50% kans op een gunstige prijs betekent dat de NCW van de investering wordt: 0,5 x 1.323 + 0,5 x 0 (als de prijs €200 wordt dan investeer je niet) = € 661 Op basis van de berekening van de NCW is de opbrengst van 1 jaar wachten hoger dan gelijk investeren. In feite heeft de organisatie een optie met een waarde van €661 - €458 = € 203.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 3
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Het bepalen van de waarde van reële optie is in feite gelijk aan het bepalen van de waarde van flexibiliteit. De berekening van de waarde van een reële optie lijkt sterk op het opstellen van een beslissingsboom (Zie hoofdstuk 3). De waarde van de optie is afhankelijk van de volgende 6 variabelen: • • •
•
• •
De onzekerheid (beweeglijkheid) over de contante waarde (een grote uitslag van mogelijke uitkomsten) Investeringskosten (hoe lager de disconteringsfactor des te lager de optieprijs) De verwachte contante waarde van de cashflows uit de investering (een verhoging van de contante waarde van het project leidt tot een hogere NCW) Risicovrije rentevoet. Een stijging van de risicovrije rentevoet verhoogt de optiewaarde aangezien het de tijdswaarde van het geldelijke voordeel van uitstel van de investeringskosten verhoogt. Cashflows kwijtgeraakt aan de concurrent die zich volledig hebben ingezet. Resterende looptijd. Een langere looptijd tot de uitoefendatum maakt het mogelijk om meer te weten te komen over de onzekerheid, waardoor de optiewaarde wordt verhoogd.
De volgende vormen van reële opties worden onderscheiden: • Buitengebruikstellingsoptie Een project dat buitengebruik gesteld kan worden bij tegenvallende resultaten (zo´n project heeft een positieve liquidatiewaarde) heeft een hogere waarde dan een project dat ondanks alles moet worden doorgezet. • Optie tot uitstel ontwikkeling • Optie tot uitbreiding of inkrimping Door de mogelijkheid om extra productiecapaciteit in te zetten wordt het risico gereduceerd. Deze mogelijkheid is te vergelijken met een call-optie op een aandeel. • Optie tot verlenging of verkorting • Samengestelde optie Een samengestelde optie (compound optie) is een optie op een optie. Een voorbeeld is een gefaseerde invoering van producten. Iedere keer kan men beslissen of men door wil gaan, de productie wil uitbreiden of zelfs verminderen. Per beslissingsmoment heeft men in principe een optie. • Regenboog-optie Er is spraken van een regenboogoptie als er meerdere vormen van onzekerheid zijn. Projecten kunnen technologische onzekerheden hebben en product/marktonzekerheden. De mogelijkheid van het inbouwen van beslismomenten (flexibiliteit) geeft waarde aan de organisatie. De waardebepaling van optie gebeurt in de praktijk met behulp van een beslissingsboom. Per moment wordt de mogelijke uitkomst vastgelegd en
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 4
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
beoordeeld in hoeverre de totale contante waarde positief wordt beïnvloed De benadering van de investeringspraktijk met het idee van reële opties laat zien dat de werkelijke waarde van een investering/organisatie afwijkt van de recht toe recht Contante Waarde methode. Een bedrijf dat flexibiliteit in zijn beslissingen kan brengen heeft een hogere waarde vanwege de aanwezige opties, dan een bedrijf dat deze flexibiliteit niet heeft. Uiteraard blijft het waarderen van deze flexibiliteit een lastig karwei.
19.2
Termijnhandel en termijncontracten Termijncontracten lijken in veel opzichten op opties, maar verschillen daarvan ook op een aantal punten. Termijncontracten hebben een langere geschiedenis dan opties en worden niet alleen gebruikt voor het afdekken van prijsrisico’s op grondstoffen en halffabricaten, maar in toenemende mate ook voor het afdekken van financiële risico’s, zoals rente- en valutarisico’s. Ook bij termijncontracten blijkt de optietheorie een uitstekend waarderingsmodel te bieden. De wereldmarktprijzen van ruwe grondstoffen, zoals granen, fossiele brandstoffen en metalen tonen een zeer grillig verloop, zijn onvoorspelbaar en soms aan heftige schommelingen onderhevig. Bedrijven die deze grondstoffen nodig hebben voor de productie van goederen zijn niet bijzonder gesteld op deze prijsonzekerheden. Prijsschommelingen maken een betrouwbare financiële inkoopplanning moeilijk en het behalen van de geplande winstmarge op de eindproducten twijfelachtig. Bedrijven hebben een voorkeur voor prijszekerheid op de korte en middellange termijn, wat betreft de inkoop van hun goederen, evenals wat betreft de verkoop. Een van de oudste instrumenten om prijszekerheid te verkrijgen is het sluiten van termijncontracten met toeleveranciers. Een termijncontract is een overeenkomst tussen twee partijen, waarbij de ene partij zich verplicht een onderliggend goed tegen een vaste prijs (de termijnprijs) te kopen op een toekomstig tijdstip, en de andere partij zich verplicht het onderliggende goed te leveren voor die prijs. Een termijncontract op bijvoorbeeld koffiebonen voor levering over drie maanden biedt zekerheid voor de koper wat betreft inkoopprijs, terwijl de verkoper zekerheid heeft over de prijs die hij ontvangt. Veel van de opgesomde kenmerken zijn dezelfde als bij opties, te weten: • onderliggend goed • looptijd • leverprijs. Maar er bestaat een belangrijk verschil. Bij een termijncontract verplichten beide partijen zich tot koop/verkoop van het onderliggende goed op de vervaldatum. Op het moment van afsluiting van het termijncontract [t = 0] wordt geen prijs betaald. Er zijn dus geen kasstromen behoudens
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 5
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
transactiekosten. De overeenstemming tussen koper en verkoper zit in de termijnprijs, die nauw samenhangt met de verwachtingen van beide partijen over de toekomstige marktprijs van het onderliggende goed. Indien partijen toekomstige prijsstijgingen verwachten, zal de termijnprijs boven de huidige marktprijs liggen, en bij verwachte dalende marktprijzen zal de termijnprijs onder de huidige marktprijs liggen. Termijnprijzen weerspiegelen de verwachtingen die handelaren en markt(partijen) hebben omtrent toekomstige prijzen. Naast termijncontracten op fysieke goederen is de handel in financiële termijncontracten (rente- en valutacontracten) de laatste decennia snel gegroeid.
19.1.1
Institutionele kenmerken van de termijnhandel Bij de termijnhandel wordt onderscheid gemaakt tussen georganiseerde handel en onderhandse op maat gesneden handel. Bij op maat gesneden contracten tussen leverancier en afnemer zijn veel uiteenlopende constructies van de termijnovereenkomst mogelijk. Bij georganiseerde termijnmarkten zijn de contracten gestandaardiseerd wat betreft onderliggende goederen en looptijden. Dit bevordert het handelsvolume, geeft een beter beeld van de vraag- en aanbodverhoudingen, terwijl een clearinginstelling garant staat voor de afhandeling van de transacties en de nakoming van de aangegane verplichtingen.2 Bekende georganiseerde termijnmarkten in Nederland zijn de AEX (agrarische) termijnmarkt, een onderdeel van de AEX-effectenbeurs, en de olietermijnmarkt in Rotterdam. Op wereldschaal zijn er veel grotere goederen- en termijnmarkten, waar de wereldmarktprijzen tot stand komen van de meest verhandelde grondstoffen. In Nederland kunnen voor sommige producten ook termijncontracten worden afgesloten op veilingen, zoals voor bloemen en groente. De meeste georganiseerde termijnmarkten zijn niet gericht op fysieke levering – want het ontbreekt hen meestal aan opslagruimte –, maar voornamelijk op afdekking van prijsrisico. Een belangrijk kenmerk van de handel in termijncontracten is de dagelijkse verrekening – aangeduid als marked to the market – van het verschil tussen de termijnprijs en de marktprijs van het onderliggende goed.3
19.1.2
De waarde van een termijncontract op de vervaldatum Indien de marktprijs op de vervaldatum van het onderliggende goed wordt aangegeven met P * en de termijnprijs met T kunnen zich op de vervaldatum de volgende drie situaties voordoen: P * > T: de koper koopt het goed voor T in plaats van op de vrije markt voor P * : winst: [P * –T] * P < T: de koper moet het goed voor T kopen in plaats van de lagere P verlies: [P * –T] * P = T: er is winst, noch verlies.
*
:
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 6
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Deze opbrengsten zijn in figuur 19.1 weergegeven. Figuur 19.1 Het eindwaardediagram van een termijncontract
Waarde Contract T
T
Marktprijs P* onderliggend goed
-T
Figuur 19.1 toont het eindwaardediagram van een termijncontract. De doorgetrokken lijn met richting +1 geeft de waarde voor de koper aan, en de gestippelde lijn met richting –1 die van de verkoper. De verticale optelling van beide lijnen levert de horizontale as op, kenmerk van het nulsomspelkarakter van een termijncontract. Verder blijkt uit figuur 19.1, dat zowel de koper als de verkoper een kans op verlies loopt. Een nadere bestudering van het eindwaardediagram leert dat het deel van de stijgende stippellijn – rechts van T – samenvalt met het eindwaardediagram van een gekochte call-optie op hetzelfde goed en dezelfde uitoefenprijs en looptijd. Het deel links van T valt samen met een geschreven put-optie op hetzelfde goed, dezelfde uitoefenprijs en looptijd. Dit is de equivalente portefeuille van een termijncontract. De equivalente portefeuille van een termijncontract bestaat uit een gekochte call-optie en een geschreven put-optie op hetzelfde onderliggende goed met dezelfde looptijd en uitoefenprijs. Voor een gekochte call-optie wordt een prijs C betaald (uitgaande kasstroom –C) en voor een geschreven put-optie ontvangt de schrijver een prijs P (inkomende kasstroom +P). Aangezien bij het afsluiten van een termijncontract op t = 0 geen prijs tot stand komt – en de kasstromen dus € 0 zijn – moet volgens het equivalentiebeginsel de equivalente portefeuille dezelfde prijs hebben, dat wil zeggen P – C = € 0, ofwel P = C.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 7
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Anders geformuleerd: de portefeuille samengesteld uit een call-optie en geschreven put-optie met eenzelfde uitoefenprijs en op hetzelfde onderliggende goed, waarbij de prijs van de call-optie en de put-optie en looptijd aan elkaar gelijk zijn, vormt een termijncontract. Ligt de marktprijs P * op afloopdatum boven de termijnprijs T, dan beschikt de portefeuillehouder over het onderliggende goed door de call-optie uit te oefenen en het goed voor T te kopen. Ligt de marktprijs P * op afloopdatum onder de termijnprijs T, dan beschikt de houder van de portefeuille over het onderliggende goed, doordat hij verplicht is dit te kopen voor een bedrag T van de houder van de put-optie. Dus wat de marktprijs op afloopdatum ook is, de houder van de equivalente portefeuille is evenals de houder van een termijncontract altijd in het bezit van het onderliggende goed.
19.1.3
Opbrengsten en kosten bij termijncontracten op fysieke goederen De belangrijkste overweging om termijncontracten op fysieke goederen (zoals agrarische en minerale grondstoffen en fossiele brandstoffen) af te sluiten, is bij de meeste bedrijven het uitsluiten van toekomstige prijsrisico’s. Daarnaast zijn aan termijncontracten, zoals aan alle economische transacties, specifieke opbrengsten en kosten verbonden, die zijn verwerkt in de termijnprijs. Bij termijncontracten op fysieke goederen spelen twee factoren een belangrijke rol. Dit zijn: 1 de opslag- of bewaarkosten 2 het voordeel van de directe beschikbaarheid van het goed, of juist de afwezigheid daarvan. Ad 1 Opslag- of bewaarkosten Een bedrijf dat nu grondstoffen koopt, maar deze pas later in het productieproces nodig heeft, zal deze goederen moeten opslaan in magazijnen, opslagtanks, silo’s of pakhuizen. Het bewaren van goederen in goede staat is een kostbare aangelegenheid, zeker wanneer ze onder stringente condities moeten worden bewaard, zoals bij vloeibaar stikstof of helium, of wanneer aan bijzondere veiligheidseisen, zoals bij olie en gas, dient te worden voldaan. Bij een termijncontract zijn als regel de opslagkosten tot het moment van levering voor rekening van de leverancier. Indien de leverancier schaalvoordelen geniet die de afnemer ontbeert, is het voor de afnemer voordeliger om de opslag of het bewaren door de leverancier te laten verzorgen. Indien daarentegen de afnemer over betere en goedkopere opslagfaciliteiten beschikt, is het goedkoper dat hij deze taak voor zijn rekening neemt. Opslagkosten maken daarom integraal deel uit van de termijnprijs. Ad 2 Al dan niet directe beschikbaarheid Een bedrijf met een gestroomlijnde productie- en inkoopplanning zal een naadloze afstemming hebben van zijn grondstoffeninkoop en toelevering op de productieplanning.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 8
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Dit afstemmingsproces maakt onderdeel uit van het Supply Chain Management (SCM) van een onderneming. Een gestroomlijnde productieplanning komt zelden voor en bedrijven zullen rekening (dienen te) houden met piekproducties waarbij de orderportefeuille snel oploopt en met tegenvallers die tot productie-inkrimping leiden. Bij een termijncontract kan de afnemende partij als regel niet vóór de vervaldatum beschikken over het goed, zodat bij een onverwachte piekvraag de productie of de verkoop in de knel komt wegens het ontbreken van de benodigde grondstoffen. Indien het bedrijf op de korte termijn toch aan de benodigde grondstoffen wil komen, zullen deze op de dagmarkt – spot market – tegen de dan geldende prijs worden gekocht. Deze prijs kan afwijken van de termijnprijs.4 De opportunitykosten van een termijncontract bestaan uit de extra kosten die de onderneming maakt, indien zij de grondstoffen langs andere kanalen inkoopt dan via de termijnmarkt. Opportunitykosten vloeien ook voort uit misgelopen opbrengsten als gevolg van nee-verkopen. Dit doet zich voor als klanten naar de concurrent lopen, omdat de onderneming niet op tijd kan leveren. Het niet direct beschikken over de grondstoffen door de afnemer leidt tot een lagere termijnprijs. De vergoeding voor dit risico is de beschikbaarheidspremie. Rekening houdend met deze twee risicofactoren kan een relatie tussen de termijnprijs en de dagprijs voor termijncontracten op fysieke grondstoffen worden geformuleerd. De termijnprijs wordt daarbij opgenomen tegen haar contante waarde met de risicovrije vergoeding als discontovoet – er wordt namelijk pas op vervaldatum betaald – en van de opslagkosten en het beschikbaarheidsvoordeel wordt ook de contante waarde genomen, omdat deze kosten pas gedurende de looptijd ontstaan.
19.2
Integratie van risicobeheer en nieuwe vermogenstitels In de afgelopen decennia zijn de grenzen tussen financieren en verzekeren vervaagd en raken beide takken van financiële sport steeds sterker met elkaar verweven. Ook binnen het traditionele verzekeringsbedrijf verschuiven de panelen. Van onafhankelijke bedrijfsverzekeringscontracten voor zaken als diefstal, brand, inboedel en andere is een tendens waarneembaar naar integraal risicobeheer. Sommige risico’s blijken nauw met elkaar samen te hangen en bij integrale en onderling afgestemde verzekeringen kunnen schaalvoordelen worden bereikt. Daarnaast zijn er bedrijfsrisico’s die niet door klassieke verzekeringscontracten worden gedekt, zoals omzetverzekering en verzekeringen tegen politieke risico’s, zoals revoluties en buitenlandse onteigeningen zonder schadeloosstelling. Voor omzetverlies die het gevolg is van tegenvallende weersomstandigheden bestaat sinds enige tijd de mogelijkheid zich hiertegen in te dekken met behulp van weerderivaten. Omdat het hier te ver voert om uitvoerig op deze categorie derivaten in te gaan, wordt volstaan met te constateren dat zij lijken op opties en met de optietheorie kunnen worden gewaardeerd. De onderliggende waarde van een weerderivaat is meestal een weerindex, zoals de hoeveelheid regenval of de gemiddelde zomertemperatuur.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 9
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Een aan weerderivaten verwante vermogenstitel zijn de rampenobligaties (catastroph bonds). Deze obligaties worden onder andere door grote herverzekeringsmaatschappijen uitgegeven en daarbij wordt de renteuitbetaling afhankelijk gemaakt van een onzekere gebeurtenis, namelijk het zich al dan niet voordoen van een natuurramp. Hoewel veel bedrijfstakken de negatieve gevolgen van natuurrampen ondervinden zijn sommige gevoeliger dan andere, zoals rederijen met stormschade aan hun schepen. Deze hebben daarom meer baat bij het bestaan van dit soort vermogenstitels.
Samenvatting Investeringsprojecten blijken vaak impliciete rechten te bevatten die de contante waarde van het project verhogen. Met de toepassing van de optiewaardering werd het mogelijk aan deze rechten een prijskaartje te hangen en verschillende risicocomponenten van een investering afzonderlijk te waarderen. Het recht om een project te starten op het gunstigste moment en het recht om een lopend project bij tegenvallende resultaten van de hand te doen tegen een van tevoren afgesproken prijs, bleken uitstekend met de optietheorie te kunnen worden benaderd en gewaardeerd. Bestaande termijncontracten op grondstoffen, valuta en rentes bleken equivalente optieportefeuilles te hebben en als zodanig te kunnen worden gewaardeerd. Latere optie-innovaties introduceerden heel andere onderliggende waarden, zoals de neerslag of de temperatuur. Dit zijn de weerderivaten die de laatste jaren wegens klimaatveranderingen aan populariteit winnen.
Oefeningen Meerkeuzevragen 19.1
Wat houdt integraal risicobeheer in? a Integraal risicobeheer is het onderbrengen van alle verzekerde risico’s bij één verzekeringsmaatschappij. b Integraal risicobeheer is een beleid waarbij een bedrijf alle risico’s in hun onderlinge samenhang beschouwt en dekt. c Integraal risicobeheer is een fusie van schadeverzekeraars en levensverzekeraars. d Integraal risicobeheer betekent dat een onderneming alle bedrijfsrisico’s zelf draagt.
19.2
Waaruit bestaat de equivalente portefeuille van een termijncontract? a Uit een gekochte put-optie en een geschreven call-optie met dezelfde onderliggende waarde, looptijd en uitoefenprijs.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 10
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
b c d
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Uit een geschreven put-optie en een gekochte call-optie met dezelfde onderliggende waarde, looptijd en uitoefenprijs. Uit de onderliggende waarde zelf en een gekochte put-optie met dezelfde onderliggende waarde, looptijd en uitoefenprijs. Uit de onderliggende waarde zelf en een geschreven put-optie met dezelfde onderliggende waarde, looptijd en uitoefenprijs.
19.3
Welke van onderstaande factoren speelt geen rol van betekenis bij de waardering van een termijncontract op landbouwproducten? a Opslagkosten van de landbouwproducten tot aan leverdatum. b Opportunitykosten wegens het niet-beschikbaar zijn van de landbouwproducten tot de leverdatum. c De huidige marktprijs van de landbouwproducten. d De kwaliteit van de landbouwproducten. e De geografische plaats van de beurs waarop de termijncontracten worden verhandeld.
19.4
Wat is een weerderivaat? a Een weerderivaat is een optie waarbij uitbetaling is gekoppeld aan een meteorologische index, zoals neerslag of temperatuur. b Een weerderivaat is een overeenkomst tussen een meteorologisch instituut als aanbieder en een bedrijf als vrager tot levering van een bepaalde hoeveelheid neerslag op een vaste plaats tegen een vaste prijs op een gegeven tijdstip. c Een weerderivaat is een termijncontract op landbouwproducten, waarbij levering afhankelijk is gesteld van de weersomstandigheden op de vervaldatum van het termijncontract. d Een weerderivaat is een optie met als onderliggende waarde aandelen van een meteorologisch instituut, zoals Meteoconsult.
19.5
Wat zijn reële opties? a Reële opties zijn opties met als onderliggende activa de kasstromen uit investeringsprojecten. b Reële opties zijn opties die via het internet worden verhandeld in plaats van op financiële markten. c Reële opties zijn opties met als onderliggende activa grondstoffen. d Reële opties zijn opties die door natuurlijke personen worden verhandeld en niet door rechtspersonen.
Opgaven 1
De in ernstig financieel vaarwater belande onderneming Innovatie BV heeft gehoor gevend aan een eis van de gezamenlijke schuldeisers – die vrezen hun uitgeleende geld niet meer terug te zien – door een onafhankelijke accountant een verkorte balans tegen marktwaarde laten opstellen.
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 11
Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv
Balans Innovatie BV tegen marktwaarden per 31-12-2010 (bedragen × €1 mln) Waarde activa 60 Eigen Vermogen Schulden
10 50
Totale marktwaarde
60
60
Totale marktwaarde
De aflossingswaarde van de uitstaande schulden bedraagt € 100 miljoen met een resterende looptijd van nog één jaar en een nog eenmalig verschuldigde rente op de vervaldatum van 10% over de hoofdsom. De risicovrije vergoeding bedraagt 8% op jaarbasis. Als een reddende engel heeft de moedermaatschappij op het laatste moment aangeboden zich zonder tegenprestatie garant te stellen voor de betalingsverplichtingen (aflossing hoofdsom en rentebetalingen) aan de schuldeisers op de vervaldatum. Dit aanbod wordt zonder morren door de gezamenlijke schuldeisers aanvaard. Gevraagd: a
Bereken de financiële waarde van deze garantiestelling.
b
Op welke zijde en onder welke post van de balans zou deze garantiestelling moeten worden verwerkt? Licht het antwoord toe.
c
Heeft deze garantiestelling ook directe waarde voor de verschaffers van het Eigen Vermogen?
Hoofdstuk 19 – Reële opties en termijncontracten | 12