Ordinantie 17 17. Ordinantie voor de rechtspositie der kerkelijke medewerkers Artikel 1 De zorg voor de rechtspositie 1. De rechtspositie van hen, die bij de Kerk, haar gemeenten of kerkelijke instellingen op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, is voorwerp van bijzondere zorg voor de kerkelijke lichamen, die daarvoor verantwoordelijkheid dragen. 2. De generale synode wordt bij de zorg voor het personeelsbeleid der Kerk bijgestaan door de raad voor de personeelsaangelegenheden. 3. Aan het breed moderamen van de generale synode is opgedragen het vaststellen en uitvoeren van het personeelsbeleid der Kerk. Artikel 2 1.
2.
3.
Kerkelijke medewerkers
Kerkelijke medewerker naar het in deze ordinantie bepaalde is: a. degene, die een arbeidsovereenkomst heeft met de Nederlandse Hervormde Kerk, ten behoeve van één van haar meerdere ambtelijke vergaderingen, ten behoeve van een orgaan van bijstand of instelling van zulk een meerdere vergadering, of ten behoeve van een ander in de orde der Kerk met een bijzondere taak belast kerkelijk orgaan, werkzaam op classicaal, kerkprovinciaal of generaal niveau; b.degene, die een arbeidsovereenkomst heeft met een stichting, opgericht krachtens het bepaalde in artikel 2, lid 1 sub c van de generale regeling voor stichtingen, dan wel bij een stichting die erkend is als hervormde stichting overeenkomstig artikel 3 van die generale regeling; c.degene, voor wiens opleiding, benoembaarheid en bezoldiging in of krachtens andere ordinanties regelen of voorschriften zijn gegeven en die een arbeidsovereenkomst heeft met een diaconie, een kerkelijke gemeente of een door één van dezen bevoegdelijk in het leven geroepen kerkelijke instelling of stichting. Voor de toepassing van het in deze ordinantie bepaalde worden gerekend kerkelijke medewerker te zijn: a.personen of groepen van personen niet vallende onder het in lid 1 sub c bepaalde, die een arbeidsovereenkomst hebben met een diaconie, een gemeente of bij een door ‚‚n van deze bevoegdelijk in het leven geroepen instelling of stichting, indien het breed moderamen der generale synode, na daarover op diaconaal terrein met de generale diaconale raad en overigens met de algemene kerkvoogdijraad tot overeenstemming te zijn gekomen en ter zake de raad voor de personeelsaangelegenheden te hebben gehoord, deze personen of groepen van personen tot kerkelijke medewerkers heeft verklaard; b.personen of groepen van personen, als bedoeld sub a. ten aanzien van hen, die nog niet tot kerkelijke medewerker zijn verklaard, indien de betrokken werkgever aan de raad voor de personeelsaangelegenheden schriftelijk heeft verzocht op deze personen of groepen van personen het in deze ordinantie bepaalde van toepassing te verklaren op de betrokken arbeidsovereenkomsten. Het in deze ordinantie bepaalde is niet van toepassing op bezoldigde
Ordinantie 17
4.
kerkelijke functionarissen, waarvan de benoeming berust bij de generale synode en ten aanzien van wie zij zich de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden uitdrukkelijk heeft voorbehouden, met dien verstande, dat de rechtspositie dezer functionarissen in elk geval in een arbeidsovereenkomst wordt vastgelegd, met opneming daarin van of verwijzing daarin naar de daarvoor in aanmerking komende regelen uit de algemene bepalingen voor de bezoldiging van kerkelijke medewerkers, bedoeld in artikel 7 dezer ordinantie. Het in deze ordinantie bepaalde is voorts niet van toepassing op hen, die - al dan niet in een bediening gesteld zijnde - als regel buiten Nederland in loondienst werkzaam zijn ten behoeve van de zendingsarbeid der Kerk, met dien verstande, dat voor de bezoldiging van deze zendingsarbeiders een afzonderlijke regeling geldt, onder goedkeuring van de generale financiële raad en gehoord de raad voor de personeelsaangelegenheden, vastgesteld door de raad voor de zending.
Artikel 3 1.
2.
3. 4. 5.
De raad voor de personeelsaangelegenheden
Tot de taak van de raad voor de personeelsaangelegenheden behoort het breed moderamen van de generale synode bij te staan bij de vormgeving van het personeelsbeleid der Kerk en voorts, in verantwoordelijkheid aan dit breed moderamen, de zorg voor de rechtspositie van de kerkelijke medewerkers, door zijn medewerking te verlenen, naar de daartoe bij of krachtens ordinantie gestelde regelen, bij de vaststelling van de arbeidsovereenkomsten met de kerkelijke medewerkers; het doen voeren van een centrale loonadministratie ten behoeve van de daarvoor aangewezen kerkelijke lichamen en kerkelijke medewerkers; te waken over de naleving van de bepalingen in de orde der Kerk met betrekking tot de rechtspositie der kerkelijke medewerkers gesteld; te verrichten hetgeen hem verder bij of krachtens ordinantie tot taak is gesteld. Deze raad telt negen leden, benoemd door de generale synode uit de lidmaten der Kerk en wel één lid van de generale synode; één lid op voordracht van de generale diaconale raad; één lid op voordracht van de algemene kerkvoogdijraad; één lid op voordracht van de generale financiële raad; vier leden uit de kerkelijke medewerkers, elk op voordracht van tenminste veertig kerkelijke medewerkers en één lid naar vrije keuze. De raad wijst uit zijn midden een voorzitter, een vice-voorzitter en een secretaris aan. De generale synode benoemt uit de lidmaten der Kerk een directeur, waartoe de raad een aanbeveling bij de synode indient. De directeur, wiens taak en bevoegdheden door de generale synode op voorstel van de raad bij instructie nader worden geregeld, is belast met de zorg voor de dagelijkse werkzaamheden van de raad en heeft in diens vergaderingen een adviserende stem.
Ordinantie 17 Artikel 4 1.
Keuze en benoeming
De keuze van een kerkelijke medewerker geschiedt door of namens het kerkelijk lichaam dan wel de hervormde stichting waarvoor hij werkzaam zal zijn, tenzij de keuze naar de orde der Kerk opgedragen is aan, onderworpen is aan de goedkeuring van, of gebonden is aan de overeenstemming met een ander kerkelijk lichaam. 2a. Indien de in lid 1 bedoelde keuze betreft een kerkelijke werker, die werkzaam zal zijn voor een orgaan van bijstand van de generale synode, van een provinciale kerkvergadering, van een classicale vergadering of van een kerkenraad dan wel voor een ander in de orde der Kerk met een bijzondere taak belast kerkelijk orgaan, doet dat orgaan daarvan mededeling aan het (breed) moderamen van de betreffende ambtelijke vergadering en vindt de keuze van die medewerker plaats in overleg met dat moderamen, zo dat moderamen van oordeel is, dat deze functie in belangrijke mate is betrokken bij het bepalen of ten uitvoer leggen van het beleid dat door het betreffende orgaan moet worden gevoerd. b.Indien de in lid 1 bedoelde keuze betreft een kerkelijke medewerker als bedoeld in artikel 2-1 sub b doet het bestuur van de stichting, die is opgericht door het breed moderamen van een meerdere ambtelijke vergadering, daarvan mededeling aan dat breed moderamen en vindt de keuze van die medewerker plaats in overleg met dat moderamen, zo dat moderamen van oordeel is dat deze functie in belangrijke mate is betrokken bij het bepalen of ten uitvoer leggen van het beleid dat door de betreffende stichting moet worden gevoerd. 3a. De benoeming van een kerkelijke medewerker als bedoeld in artikel 2-1 sub a geschiedt, gehoord de raad voor de personeelsaangelegenheden en de generale financiële raad, door het breed moderamen van de generale synode, dan wel door de generale synode indien de benoeming naar de orde der Kerk aan haar is voorbehouden. Ten aanzien van de aldus benoemde kerkelijke medewerkers is de vertegenwoordiging van de Kerk terzake van het werkgeverschap opgedragen aan het breed moderamen van de generale synode. 3b. De benoeming van de overige kerkelijke medewerkers geschiedt door het kerkelijk lichaam dan wel de hervormde stichting waarvoor hij werkzaam zal zijn. 4. Geen benoeming kan geschieden dan met inachtneming van het algemene personeelsbeleid en indien niet eerst a.op de betrokken, door het daartoe bevoegde kerkelijk orgaan goedgekeurde, begroting of uit anderen hoofde alle voor de bezoldiging van degene, die benoemd zal worden, benodigde gelden zijn toegestaan en gevonden; b.een medische keuring heeft plaatsgevonden; c.is komen vast te staan dat betrokkene - met inachtneming tevens van de terzake in de in artikel 7 dezer ordinantie bedoelde bepalingen gestelde regelen - door het pensioenfonds, als bedoeld in het eerste lid van artikel 9 dezer ordinantie, als deelnemer is aanvaard, of dat voor hem bij dat fonds een bijzondere regeling zal worden getroffen; d.door degene, die benoemd zal worden opgave is gedaan van al diens al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden en over het al of niet voortzetten daarvan schriftelijk een regeling is getroffen met de instantie die de benoeming doet.
Ordinantie 17 5.
Van het in lid 4 sub b, c en d bepaalde kan de raad voor de personeelsaangelegenheden vrijstelling verlenen, een en ander indien daartoe, hetzij wegens de bijzondere aard van de taak, hetzij in verband met de leeftijd, hetzij met het oog op inkomsten of pensioenvoorzieningen uit anderen hoofde van degene, die wordt aangesteld, naar het oordeel van de raad bijzondere redenen aanwezig zijn.
Artikel 5 1.
2.
3.
De raad voor de personeelsaangelegenheden stelt voor de kerkelijke medewerker die volgens het bepaalde in ordinantie 17-4-3a wordt benoemd in drievoud een aanstellingsbrief op, bevattende a.naam, leeftijd en woonplaats van de aangestelde; b.de datum, waarop de aanstelling ingaat; c.de vermelding of de aanstelling voor bepaalde of voor onbepaalde tijd geschiedt; d.de functie, waarin de aanstelling plaatsvindt; e.de salarisschaal, waarin de aangestelde wordt ingedeeld; f.het salaris, dat hem is toegekend en eventuele emolumenten; g.de bepaling, dat de aanstelling geschiedt met verbindend verklaring van de algemene bepalingen, inzake de plichten en rechten, bedoeld in artikel 7 dezer ordinantie en van de pensioenregeling voor de kerkelijke medewerkers als bedoeld in artikel 9 dezer ordinantie; h.voor zoveel nodig, bijzondere regelingen en bepalingen in een bepaald geval overeengekomen ter aanvulling of in afwijking van de onder g. genoemde algemene bepalingen, indien de aard van de opgedragen werkzaamheden daartoe noopt. De aanstelling van de overige kerkelijke medewerkers geschiedt met gebruikmaking van een door de raad voor de personeelsaangelegenheden verstrekt model. Onder goedkeuring van de raad voor de personeelsaangelegenheden kan bij het opstellen van de aanstellingsbrief worden afgeweken van het in lid 2 bedoelde model.
Artikel 6 1.
De aanstellingsbrief
De arbeidsovereenkomst
De drie in het eerste lid van artikel 5 dezer ordinantie genoemde exemplaren van de aanstellingsbrief, welke tezamen met de algemene bepalingen bedoeld in artikel 7 en met de pensioenregeling bedoeld in artikel 9 dezer ordinantie de arbeidsovereenkomst vormen, worden ondertekend a.- door twee daartoe bevoegde leden van het kerkelijk lichaam of door de daartoe bevoegde leden van het bestuur van de hervormde stichting, dat de benoeming heeft gedaan; -indien het de aanstelling betreft van een kerkelijke medewerker, als bedoeld in artikel 2-1 sub a dezer ordinantie, bovendien door twee daartoe bevoegde leden van de generale financiële raad; -indien het de aanstelling betreft van een kerkelijke medewerker die een arbeidsovereenkomst aangaat met een gemeente, bovendien door twee daartoe bevoegde leden van het college van kerkvoogden; b.door de kerkelijke medewerker.
Ordinantie 17 2. 3.
4.
5.
Door zijn medeondertekening van de aanstellingsbrief bindt de kerkelijke medewerker zich zijnerzijds aan de arbeidsovereenkomst. Van de krachtens het eerste lid van dit artikel ondertekende exemplaren van de aanstellingsbrief, welke door de raad voor de personeelsaangelegenheden, nadat hem aan de hand van de hem daartoe overgelegde stukken en gegevens is gebleken, dat keuze en benoeming hebben plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 dezer ordinantie, voor akkoord worden getekend, berust ‚‚n exemplaar bij de instantie die de benoeming deed, wordt ‚‚n exemplaar ter hand gesteld aan de kerkelijke medewerker en wordt ‚‚n exemplaar bewaard door de raad voor de personeelsaangelegenheden, van welk exemplaar de tekst, bij een eventueel geschil over de inhoud of bij het verloren gaan van een der andere exemplaren, beslissend is. De kerkelijke medewerker ontvangt tegelijk met het voor hem bestemde exemplaar van de aanstellingsbrief een exemplaar van de van zijn arbeidsovereenkomst deel uitmakende algemene bepalingen en de op de pensioenvoorziening als bedoeld in artikel 9 van deze ordinantie betrekking hebbende statuten en reglementen alsmede een afdruk van deze ordinantie, terwijl nadien in een en ander aangebrachte wijzigingen te zijner kennis worden gebracht. Geschillen ter zake van de naleving van de arbeidsovereenkomst worden alvorens deze, naar de daarvoor in de algemene bepalingen gestelde regelen, ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde burgerlijke rechter onder verstrekking van de daarvoor nodige gegevens ter kennis gebracht van de raad voor de personeelsaangelegenheden, die tot taak heeft de betrokkenen zo mogelijk te brengen tot een minnelijke oplossing van het gerezen geschil.
Artikel 7 1.
2.
3.
Met inachtneming van het vastgestelde personeelsbeleid worden terzake van de salariëring, de pensioenrechten en de bijkomende arbeidsvoorwaarden algemene bepalingen vastgesteld. De vaststelling en wijziging van deze algemene bepalingen geschiedt, op voorstel van de raad voor de personeelsaangelegenheden en in overleg met deze raad en de generale financiële raad, door het breed moderamen van de generale synode, nadat over het voorstel daartoe tevoren overleg is gepleegd naar het bepaalde in artikel 12 dezer ordinantie. Een voorstel tot wijziging van de algemene bepalingen kan uitgaan van de raad voor de personeelsaangelegenheden, dan wel aanhangig worden gemaakt door middel van een bij deze raad schriftelijk in te dienen verzoek, hetzij van een of meer der instanties genoemd in artikel 12-2 sub a, hetzij van tenminste drie der gedelegeerden, genoemd in artikel 12-3 sub a.
Artikel 8 1.
Algemene bepalingen
Salaris
Ten behoeve van de vaststelling van diens salaris worden de functies, waarin een kerkelijke medewerker kan worden benoemd, in de algemene bepalingen in groepen ingedeeld, aan de hand van aard, plaats en omvang van de te verrichten werkzaamheden, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de daartoe vereiste kundigheden, ervaring en te dragen verantwoordelijkheid.
Ordinantie 17 2.
3.
Voor elk van deze groepen worden in de algemene bepalingen een of meer salarisschalen opgenomen, bestaande uit een aanvangssalaris en periodieke verhogingen. Onverminderd andere factoren of omstandigheden die daartoe aanleiding zouden geven, zal bij wijziging in de kosten van het levensonderhoud - indien zulks voor een aanzienlijk deel der Nederlandse bevolking tot een of meer algemene correcties in de bezoldiging leidt aanpassing aan zulke correcties van de daarvoor in aanmerking komende onderdelen der bezoldiging van de kerkelijke medewerkers in overweging genomen worden.
Artikel 9 1.
2.
Ter voorziening in en ter verzekering van de pensioenrechten van de kerkelijke medewerker, die daarvoor in aanmerking komt, wordt een pensioenvoorziening getroffen bij een door de raad voor de personeelsaangelegenheden onder goedkeuring van de generale financiële raad aangewezen pensioenfonds. De raad voor de personeelsaangelegenheden kan goedkeuren, dat voor bepaalde categorieën kerkelijke medewerkers voorzieningen worden getroffen bij andere pensioenfondsen of -instellingen.
Artikel 10 1.
2.
Bijkomende arbeidsvoorwaarden
De in de algemene bepalingen, bedoeld in artikel 7 dezer ordinantie, op te nemen regelen inzake de bijkomende arbeidsvoorwaarden betreffen onder meer tijdstip en wijze van de uitbetaling van het loon, werktijden, vakantie, vakantietoeslag, (buitengewoon) verlof, tijdelijke arbeidsongeschiktheid, inhouding van premies, spaarregeling, ontslag wegens ziekte of invaliditeit, beëindiging van het dienstverband, opzegging, overlijden, wachtgeldregeling, schorsing, oneervol ontslag en arbeidsgeschillen.
Artikel 11 1.
Pensioen
Centrale loonadministratie
De berekening en uitbetaling van de salarissen en andere in geld uitgedrukte onderdelen van de bezoldiging der kerkelijke medewerkers, bedoeld in ordinantie 17-2-1 sub a, geschiedt door of vanwege de raad voor de personeelsaangelegenheden met behulp van een centrale loonadministratie. De berekening van de salarissen en andere in geld uitgedrukte onderdelen van de bezoldiging der kerkelijke medewerkers, bedoeld in artikel 2-1 sub b en c,
Ordinantie 17 3.
4.
5.
geschiedt eveneens door de centrale loonadministratie, die de werkgever tijdig op de hoogte brengt van de door hem uit te betalen en in te houden bedragen. Indien de werkgever van een kerkelijke medewerker, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel zulks verzoekt, geschiedt ook de uitbetaling van het salaris en de daarbij behorende onderdelen van de bezoldiging aan die kerkelijke medewerker door de centrale loonadministratie, tegen een door de raad voor de personeelsaangelegenheden vast te stellen vergoeding. Onder goedkeuring van de generale financiële raad en tegen betaling van een door de raad voor de personeelsaangelegenheden vastgestelde vergoeding, kunnen andere dan in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde kerkelijke lichamen, instellingen of stichtingen de berekening en desgewenst ook de uitbetaling van door hen te betalen salarissen en bijbehorende bedragen doen geschieden door de centrale loonadministratie, in het eerste lid van dit artikel bedoeld. Alle lichamen, colleges en personen, ten behoeve waarvan de centrale loonadministratie werkzaam is, zijn gehouden de voor de te verrichten berekeningen en uitbetalingen benodigde gegevens en gelden naar door de raad voor de personeelsaangelegenheden nader vast te stellen aanwijzingen, tijdig en volledig te verstrekken.
Artikel 12 1.
2a.
Georganiseerd overleg
Alvorens wordt overgegaan tot het vaststellen van een wijziging van de algemene bepalingen, bedoeld in artikel 7 van deze ordinantie, vindt over het voorstel daartoe overleg plaats tussen door het breed moderamen van de generale synode aangewezen gedelegeerden enerzijds en gedelegeerden van de kerkelijke medewerkers anderzijds, die tezamen het georganiseerd overleg vormen. Het breed moderamen van de generale synode wijst voor het overleg zes gedelegeerden aan - met voor elk van hen een secundus - , waarvan ‚‚n na overleg met de raad voor de catechese, en voorts telkens ‚‚n op enkelvoudige voordracht van -de generale financiële raad, -de generale diaconale raad, -de algemene kerkvoogdijraad, -de raad voor de zending en -de stichting mechanische registratie en administratie ten dienste van de Nederlandse Hervormde Kerk. b.Het breed moderamen kan op verzoek van een andere instelling dan onder a. bedoeld en gehoord de raad voor de personeelsaangelegenheden, wanneer ten aanzien van de aan die instelling verbonden medewerkers de algemene bepalingen voor de rechtspositie van de kerkelijke medewerkers worden toegepast, een vertegenwoordiger van die instelling als waarnemer met adviserende stem tot het overleg toelaten, indien daartoe naar zijn oordeel termen aanwezig zijn. c.Als gedelegeerden bedoeld onder a. kunnen niet optreden zij die kerkelijke medewerker zijn volgens artikel 2 van deze ordinantie. 3a.De gedelegeerden van de kerkelijke medewerkers worden aangewezen door organisaties van kerkelijke medewerkers en/of organisaties, waarvan kerkelijke medewerkers lid zijn en in de statuten waarvan belangenbehartiging
Ordinantie 17
4. 5.
6.
7. 8.
9.
10. 11.
12.
van de leden als doelstelling is vermeld, indien zij zich bij de raad voor de personeelsaangelegenheden voor deelname aan het georganiseerd overleg hebben aangemeld. b.De vorenbedoelde organisaties wijzen tezamen ten hoogste zoveel gedelegeerden aan, dat hun aantal nagenoeg overeenkomt met dat van de door het breed moderamen van de generale synode aangewezen gedelegeerden en in ieder geval zodanig dat tenminste elke onder a. bedoelde organisatie vertegenwoordigd is. De gedelegeerden kunnen zich doen bijstaan door adviseurs. Ten behoeve van en bij het overleg fungeren - met adviserende stem - als voorzitter de voorzitter en als secretaris de directeur van de raad voor de personeelsaangelegenheden of hun plaatsvervangers, waarbij de voorzitter tevens plaats en tijd van de bijeenkomst der gedelegeerden vaststelt. De gedelegeerden komen tevens en alsdan binnen vier weken bijeen, indien tenminste twee der gedelegeerden een schriftelijk en gedagtekend verzoek daartoe bij de voorzitter hebben ingediend. Indien geen der gedelegeerden daartegen bezwaar maakt, kan worden volstaan met een schriftelijke raadpleging. Indien een gedelegeerde noch zijn secundus - ondanks behoorlijke oproeping in de bijeenkomst der gedelegeerden verschijnt, wordt hij geacht tegen de voorgenomen wijziging van de algemene bepalingen geen bezwaar te hebben, terwijl bij afwezigheid - na zulk een oproeping - van een of meer der gedelegeerden het voorgeschreven overleg geacht wordt niettemin te hebben plaatsgevonden. Indien tenminste drie gedelegeerden daarom verzoeken, schort de voorzitter, ter nadere raadpleging door de gedelegeerden van hun committenten, dan wel ter overweging van eventuele wijzigingen in het voorstel, de beraadslaging om op deze op een nader door hem te bepalen tijdstip voort te zetten, terwijl de vergadering van gedelegeerden kan besluiten om in bijzondere gevallen een of meer vertegenwoordigers van bij het overleg belanghebbende lichamen of groepen ter voorlichting in haar bijeenkomst te ontvangen. Het resultaat van het overleg wordt ter kennis gebracht van het breed moderamen van de generale synode. Indien het breed moderamen bij de vaststelling of wijziging van arbeidsvoorwaarden afwijkt van een unaniem advies van het georganiseerd overleg, worden in het desbetreffende besluit van het breed moderamen de gronden vermeld waarop de afwijking berust. Het besluit van de generale financiële raad, waarbij deze al of niet zijn, in het tweede lid van artikel 7 dezer ordinantie bedoelde, goedkeuring hecht aan de wijziging, bevat de motieven, waarop het berust en wordt in afschrift ter kennis gebracht van elk der in het tweede lid van dit artikel bedoelde gedelegeerden.
Artikel 13 1.
2.
Beroep
Bezwaren inzake een besluit van een kerkelijk lichaam, genomen bij de toepassing van het in of krachtens deze ordinantie bepaalde, worden behandeld volgens de regelen gesteld in de ordinantie voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde geldt niet voor arbeidsgeschillen,
Ordinantie 17 ter zake waarvan krachtens het bepaalde in het vijfde lid van artikel 6 dezer ordinantie in de algemene bepalingen een afzonderlijke regeling is getroffen.