-Rapporten
Een archeologisch bureau-onderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Beusichemseweg 30 ’t Goy, gemeente Houten (U)
M. Verboom-Jansen
ARC-Rapporten 2012-70 Geldermalsen 2012 ISSN 1574-6887
Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Beusichemseweg 30 ’t Goy, gemeente Houten (U) ARC-Rapporten 2012-70 ARC-Projectcode 2012/148 Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie H. Buitenhuis Beheer en plaats van documentatie Archaeological Research & Consultancy Versie 2.1, 12 november 2012
Autorisatie — A.J. Wullink
Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2012 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2012-70
ARC bv
Inhoud 1
2
Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek . . . . . . . . . . . . 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied . 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden . . . . 1.4 Doel van het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . 1.5 Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
4 4 4 4 5 5
Resultaten bureau-onderzoek 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden . . . . 2.2 Bekende archeologische waarden . . . . . . . . . 2.3 Historische situatie en bouwhistorische waarden . 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
7 7 7 8 8
. . . .
3
Resultaten inventariserend veldonderzoek
10
4
Conclusies en aanbevelingen
11
5
Samenvatting
12
Bijlagen
24
1
Rapport 2012-70
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode Type onderzoek CIS-code
’t Goy, Beusichemseweg 30 2012/148 Verkennend booronderzoek 51.719
Projectleider Contact
M. Verboom-Jansen MSc 0345–620107,
[email protected]
Opdrachtgever Contact
Buro SRO, dhr. J. van Nuland 030–2679198,
[email protected]
Bevoegde overheid Contact
Gemeente Houten, dhr. B. Peters 030–6392611
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Beusichemseweg 30 ’t Goy Houten Utrecht
Kaartblad Centrum-co¨ordinaten
39A 142.557/447.160
Oppervlakte
ca. 1,4 ha.
Beschrijving onderzoekslocatie Aardwetenschappelijke waarden
Formatie van Echteld; stroomgordel van Houten; rivieroeverwal (3K25); kalkloze ooivaaggronden (Rd90C-VII).
Archeologische waarden
Geen waarden op locatie. Binnen 500 m twee monumenten met nederzettingsresten uit de IJzertijd – Romeinse en Romeinse Tijd en diverse waarnemingen uit de periode IJzertijd – Nieuwe Tijd.
Historische waarden
Gemeentelijk monument; boerderij Looyendaal. Mogelijk van middeleeuwse oorsprong. Verder sinds 1832 in gebruik als erf en boomgaard.
Verwachting
Hoge verwachting op archeologische resten en/of sporen uit de periode Bronstijd – Nieuwe Tijd.
Resultaten
Tijdens het verkennende booronderzoek zijn oever-, bedding- en restgeulafzettingen van de stroomgordel van Houten aangetroffen. Diepe grondsporen vanaf de Bronstijd en resten behorende bij de historische huisplaats kunnen nog aanwezig zijn. Begeleiding door amateurs aanbevolen door gemeente Houten.
2
142
144
145
446
• ’t Goy
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving, voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
143
447
448
449
Rapport 2012-70
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van Buro SRO heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een bureau-onderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd aan de Beusichemseweg 30 ’t Goy, gemeente Houten. Aanleiding tot dit onderzoek vormt een bestemmingsplanwijziging. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het bureau- en veldonderzoek zijn in mei 2012 uitgevoerd door M. VerboomJansen MSc. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied ten zuidoosten van Houten, aan de Beusichemsweg 30 ’t Goy (afb. 1). Op de locatie zijn een aantal gebouwen op een erf aanwezig (afb. 2). In totaal is 1.022 m2 bebouwing aanwezig. Het is onbekend tot hoe diep de huidige bebouwing gefundeerd is. De te slopen berging en kapschuur zijn in ieder geval niet onderkelderd (persoonlijke communicatie dhr. J. van Nuland, Buro SRO) (nr. 1 en 4 op afb. 2). De rest van de onderzoekslocatie is in gebruik als grasland en boomgaard. Het oppervlak van de locatie is ca. 1,4 ha. De maaiveldhoogte varieert van 2,5 tot 3,5 m +NAP en is het laagst in het noorden van de locatie (afb. 3)
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
De woonboerderij (nr. 3 op afb. 2), het bakhuis, en de noordelijke berging worden niet gesloopt. De westelijke berging en de kapschuur worden gesloopt. In het oosten van de locatie zal een nieuwe bedrijfshal van 420 m2 worden gerealiseerd (afb. 4). De exacte ligging van de bedrijfshal is nog niet bekend. De nieuwe bedrijfhal zal in zijn geheel worden onderkelderd. Hiervoor wordt de bodem tot ca. 3 m –mv ontgraven. Verder wordt de bedrijfshal onderheid. Ook zal een ontsluitingsweg naar de nieuwe bedrijfshal worden aangelegd. De bestaande boerderij zal worden gesplitst in twee (bedrijfs)woningen. Daarnaast zal het bakhuis worden getransformeerd naar een (bedrijfs)woonhuis. Hiervoor wordt bij het bakhuis de bestaande lemen vloer vervangen door een betonnen vloer. Het is onbekend hoe diep de fundering precies wordt (persoonlijke communicatie dhr. J. van Nuland, 1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
4
Rapport 2012-70
ARC bv
Buro SRO). Het totale oppervlak van de bebouwing bedraagt in de toekomstige situatie 1.244 m2 .
1.4
Doel van het onderzoek
Bureau-onderzoek Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden. Inventariserend veldonderzoek Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.
1.5
Werkwijze
Bureau-onderzoek Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruik gemaakt van Archis2, de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Naast deze informatie wordt, als deze voorhanden zijn, ook gebruik gemaakt van provinciale en gemeentelijke beleids- en verwachtingskaarten. Voor onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Utrecht3 en de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Houten (Hessing & Klerks 2007). De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van historisch-topografisch kaartmateriaal en historische 3
http://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/archeologie/cultuurhistorie/
5
Rapport 2012-70
ARC bv
bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting be¨ınvloeden. Ook is op 3 mei 2012 contact opgenomen met Acheologische Werkgroep ’Leen de Keijzer’ te Houten4 , met een verzoek om aanvullende informatie betreffende de onderzoekslocatie en boerderij Looyendaal. De werkgroep beschikt niet over aanvullende informatie over de onderzoekslocatie. Inventariserend veldonderzoek Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. De boringen zijn in een grid van 50×40 meter geplaatst. De positie van de boringen is ingemeten met behulp van GPS en meetlinten. De maaiveldhoogte is bepaald aan de hand van het Actueel Hoogte Bestand Nederland.5 In totaal zijn acht boringen geplaatst tot een diepte van ten minste 80 cm –mv en maximaal 200 cm –mv. Voor het boren is gebruik gemaakt van een edelmanboor met een diameter van 7 cm en een guts met een diameter van 3 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot.
4 5
http://www.archeologiehouten.nl/. www.ahn.nl.
6
Rapport 2012-70
2
ARC bv
Resultaten bureau-onderzoek
2.1
Bekende aardwetenschappelijke waarden
De onderzoekslocatie ligt in het rivierengebied. Het rivierengebied zoals dat nu aanwezig is, is grotendeels gevormd in het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden). De onderzoekslocatie ligt op de Houtense Stroomgordel. Deze stroomgordel is actief geweest tussen 3795 en 2560 14 C jaar BP.6 Volgens een boring van TNO7 direct ten noorden van de onderzoekslocatie, is het beddingzand van de stroomgordel van Houten op 1,1 m –mv aanwezig. Ter plaatse van de Beusichemseweg, ca. 380 m ten zuiden van de onderzoekslocatie, is het op 0,7 m –mv aangetroffen.8 Volgens de geomorfologische kaart (afb. 5) is op de onderzoekslocatie een rivieroeverwal (3K25) aanwezig. Deze oeverval behoort tot de Houtense Stroomgordel. In de omgeving van de onderzoekslocatie is een rivierkom en oeverwalachtige vlakte (2M22) en een geul van meanderend afwateringsstelsel (2R11) aanwezig. Mogelijk is de Oosterlaak (sloot ten noorden van de onderzoekslocatie) een restgeul; hij kronkelt en sluit op het AHN goed aan bij wat op de geomorfologische kaart als restgeul is weergegeven. Volgens de bodemkaart zijn op de onderzoekslocatie kalkloze ooivaaggronden, gevormd in zware zavel en lichte klei (Rd90C-VII; afb. 6), aanwezig. Ooivaaggronden zijn bruine, goed gehomogeniseerde xerokleivaaggronden. De bruine bovengrond is ten minste 50 cm diep en grijze vlekken beginnen pas na 50 cm –mv. Ooivaaggronden zijn kenmerkend voor stroomruggen (Steur & Heijink 1973). Een grondwatertrap van VII betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand dieper 80 cm –mv is en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm –mv is.
2.2
Bekende archeologische waarden
Binnen een straal van 500 m vanaf de onderzoekslocatie komen een groot aantal waarnemingen en enkele monumentterreinen voor (afb. 7). De monumentterreinen bestaan uit nederzettingsterreinen uit de IJzertijd – Romeinse Tijd en de Romeinse Tijd (AMK-terrein 3579 en 11.415). Binnen een staal van 500 m vanaf de onderzoekslocatie komen ongeveer twaalf waarnemingen voor. Er zijn aardewerkfragmenten uit de Late IJzertijd – Midden-Romeinse Tijd, Romeinse Tijd, Vroege Middeleeuwen, Late Middeleeuwen, Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd en Nieuwe Tijd aangetroffen. Verder is er ca. 35 m ten zuiden van de onderzoekslocatie een munt uit de Romeinse Tijd aangetroffen (waarnemingsnr. 26678). Ca. 270 m ten zuiden van de onderzoekslocatie, aan de Beusichemseweg 34, is een karterend booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 22.978). Het beddingzand van de stroomgordel van Houten is binnen 70 cm –mv aangetrofBP: before present, 14 C jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen. Boring B39A1676; www.dinoloket.nl. 8 Boring B39A1592; www.dinoloket.nl 6
7
7
Rapport 2012-70
ARC bv
fen. Hierop zijn oeverafzettingen aanwezig. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, daarom is geen vervolgonderzoek geadviseerd. Ongeveer 825 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie, aan de Beusichemseweg 54, heeft een booronderzoek plaatsgevonden (onderzoeksmeldingsnr. 50.010). Er is geen archeologische laag aangetroffen daarom is geen vervolgonderzoek geadviseerd.
2.3
Historische situatie en bouwhistorische waarden
De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied ten zuidoosten van Houten. De boerderij op de onderzoekslocatie is een gemeentelijk monument. Het is een dwarsboerderij, die bekend staat onder de naam Looyendaal. Volgens de Historische Kring Tussen Rijn en Lek9 is dit gebouw van middeleeuwse oorsprong. Volgens de monumentenlijst uit 2005 van de gemeente Houten komt de boerderij oorspronkelijk uit ca. 1700 n. Chr. De bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld in de gemeentelijke monumentenverordening. In 1832 is er een huis met een erf, een tuin, een bos en een boomgaard op de onderzoekslocatie aanwezig (afb. 9). In 1900 is de situatie nog ongeveer hetzelfde (afb. 10). Volgens www.edugis.nl stamt de huidige boerderij uit 1880. Het bakhuis is in 1938 gerealiseerd en de noordelijke berging in 1960. De Archeologische Werkgroep ’Leen de Keijzer’ te Houten10 beschikt niet over aanvullende informatie over de onderzoekslocatie en boerderij Looyendaal.
2.4
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
De archeologische trefkans in het rivierengebied hangt in hoge mate samen met de geologische opbouw van dit gebied, omdat de bewoning v´oo´ r de bedijkingen in de Late Middeleeuwen zich concentreerde op de relatief hooggelegen en daardoor droge delen. De onderzoekslocatie is gelegen op de stroomgordel van Houten. Deze stroomgordel heeft op de IKAW (afb. 7) en gemeentelijke beleidsadvieskaart (afb. 8) een hoge archeologische verwachting. Volgens Berendsen & Stouthamer (2001) worden er op de stroomgordel van Houten archeologische resten uit de IJzertijd, Romeinse Tijd, Middeleeuwen en mogelijk uit de Bronstijd aangetroffen. De hoge verwachting heeft dan ook betrekking op de periode Bronstijd – Nieuwe Tijd. In de top van de oeverwallen worden nederzettingsresten verwacht en in de mogelijke restgeul voornamelijk watergerelateerde archeologica, zoals scheepswrakken, deposities (dumpsites) en sporen van rivierovergangen (voordes, bruggen). Resten, behorende bij de van oorsprong middeleeuwse boerderij Looyendaal, worden direct onder de bouwvoor verwacht. Hierbij gaat het vooral om muurresten en mogelijk ook beerputten en waterputten. Gezien de lage grondwaterstand zijn waarschijnlijk alleen anorganische resten zoals (vuur)steen, aardewerk en mogelijk metaal bewaard gebleven. Organische res9 10
http://www.tussenrijnenlek.nl/default.aspx. http://www.archeologiehouten.nl/.
8
Rapport 2012-70
ARC bv
ten zoals hout en bot zijn waarschijnlijk niet bewaard gebleven. Volgens de huidige eigenaar, dhr. N. van Dort, is in het westen van de locatie zand afgegraven.
9
Rapport 2012-70
3
ARC bv
Resultaten inventariserend veldonderzoek
Tijdens het verkennend booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie acht boringen gezet tot een minimale diepte van 80 cm –mv en een maximale diepte van 200 cm –mv. Boring 3 is drie keer gestaakt op puin. Deze boring is gesitueerd naast een noord-zuid lopende sloot en een puinstort. De locatie van de boringen is weergegeven in afbeelding 11. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. Aan het maaiveld is een donkergrijsbruine bouwvoor bestaande uit uiterst siltige klei, zandige klei, kleiig zand, en sterk siltig zand aangetroffen. In alle boringen is hierin baksteen aanwezig. De ondergrens van de bouwvoor varieert van 25 tot 35 cm –mv. Hieronder is de bodem op de onderzoekslocatie grotendeels vergraven. Het vergraven pakket kenmerkt zich door het voorkomen van brokken van het onder- of bovenliggende materiaal en het voorkomen van baksteen, puin, recent glas, aardewerk uit de Nieuwe Tijd en steenkool. De bodem op de onderzoekslocatie is tot 30 a` 185 cm –mv vergraven (afb. 12). De vergravingen in het westen houden waarschijnlijk verband met de zandafgraving en verder zijn ze waarschijnlijk te wijten aan het gebruik als erf. Bij een historische huisplaats worden verstoringen en puin verwacht, dus het aantreffen van verstoringen en puin is geheel conform de verwachting. Onder het vergraven pakket is in boring 4 en 7 nog een restant van oeverafzettingen aanwezig. Deze bestaan uit sterk tot uiterst siltige klei en uiterst siltig zand. Daar waar sprake is van grondwaterfluctuaties zijn roestvlekken waargenomen; de Cghorizont. De ondergrens van deze oeverafzettingen is 120 a` 160 cm –mv. Hieronder is beddingzand aangetroffen, bestaande uit matig tot zwak siltig zand. In boring 2, 5, 6 en 8 zijn direct onder het vergraven pakket beddingafzettingen aangetroffen. Hier is dus het gehele oeverpakket vergraven. De top van de beddingafzettingen varieert van 60 tot 185 cm –mv en is het hoogst in het oosten van het plangebied (boring 2 en 5). In boring 1 zijn matig siltige zanden met veel roestvlekken, roestconcreties en mangaanconcreties aangetroffen. Deze boring is gesitueerd dicht bij de sloot en deze afzettingen worden ge¨ınterpreteerd als restgeulvulling. In de boringen zijn geen betekenisvolle archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat hier echter om een verkennend bodemonderzoek, dat zich richt op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden en niet zo zeer op het onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen.
10
Rapport 2012-70
4
ARC bv
Conclusies en aanbevelingen
Tijdens het verkennende booronderzoek zijn oever-, bedding- en restgeulafzettingen van de stroomgordel van Houten aangetroffen. De bodem op de onderzoekslocatie is tot 30 a` 185 cm –mv vergraven; de top van de oeverafzettingen is geheel vergraven en in vier boringen zijn de oeverafzettingen tot in het beddingzand vergraven. In e´ e´ n boring is het bodemprofiel intact; hier is sprake van een restgeul. Ter plaatse van de geplande nieuwbouw is de bodem ca. 60 tot 110 cm –mv vergraven. Hierdoor is een eventueel vondstenniveau reeds verdwenen. Diepere grondsporen vanaf de Bronstijd kunnen echter nog wel aanwezig zijn. Ook is het niet uit te sluiten dat nog resten behorende bij de historische huisplaats aanwezig zijn. Ook onder de huidige bebouwing kunnen mogelijk nog restanten van oudere bebouwing aanwezig zijn. Of wel of niet een vervolgonderzoek noodzakelijk is, hangt volgens de gemeente Houten af van het te verstoren oppervlak. Wanneer alleen voor de nieuwe bedrijfshal een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, zal een vervolgonderzoek niet noodzakelijk zijn. Dit omdat de bedrijfshal 420 m2 beslaat en de gemeente een vrijstellingsgrens van 500 m2 hanteert. Wanneer echter de sloop van de bestaande bebouwing en het vervangen van de vloer in het bakhuis in de omgevingsvergunning moet worden meegenomen, wordt deze vrijstellingsgrens overschreden en zal een vervolgonderzoek noodzakelijk zijn. Conform de KNA zou het vervolgonderzoek moeten bestaan uit een proefsleuvenonderzoek voor de nieuwbouw en een sloopbegeleiding van de ondergrondse delen van de te slopen/verbouwen bebouwing. De gemeente Houten heeft echter bepaald dat kan worden volstaan met een archeologische begeleiding van het uitgraven van de bouwput voor de bedrijfshal. Deze begeleiding dient volgens de gemeente te worden uitgevoerd door de Archeologische Werkgroep Leen de Keijzer. Een zelfde soort besluit is genomen met betrekking tot de aanpassingen van de vloer van het bakhuis en de sloop van de gebouwen: als hier waardevolle resten bij worden aangetroffen, dienen deze werkzaamheden te worden begeleid door amateurarcheologen van de werkgroep Leen de Keijzer. Daarnaast dienen alle aanpassingen aan het monument te worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
11
Rapport 2012-70
5
ARC bv
Samenvatting
In opdracht van Buro SRO heeft ARC bv een bureau-onderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd aan de Beusichemseweg 30 ’t Goy. Aanleiding voor het onderzoek vormt een bestemmingsplanwijziging. Het gecombineerde onderzoek heeft tot doel om de archeologische verwachting in kaart te brengen, deze te verfijnen door middel van veldwaarnemingen, en zo tot een advies te komen met betrekking tot eventuele vervolgstappen in de AMZ-cyclus. Tijdens het verkennende booronderzoek zijn oever-, bedding- en restgeulafzettingen van de stroomgordel van Houten aangetroffen. Diepe grondsporen vanaf de Bronstijd en resten behorende bij de historische huisplaats kunnen nog aanwezig zijn. Volgens de gemeente kan worden volstaan met een begeleiding van de werkzaamheden door amateurarcheologen.
12
Rapport 2012-70
ARC bv
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Assen. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Hessing, W.A.M. & K. Klerks, 2007. Toelichting op de archeologische en cultuurhistorische beleidskaarten voor het grondgebied van de gemeente HoutenInventarisatie, onderbouwing en vertaling naar het ruimtelijke beleid. Amersfoort (Vestigia rapport V335). Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Steur, G.G.L. & W. Heijink, 1973. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 39 West Rhenen en 39 Oost Rhenen. Wageningen. Stiboka.
13
Afbeelding 2. Huidige bebouwing op de onderzoekslocatie. Gebouw 1 en 4 worden gesloopt. Bron: Buro SRO.
Afbeelding 3. Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Oranje is hoog en blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.
Afbeelding 4. Bestemmingsplan voor de onderzoekslocatie (paars) Bron: Buro SRO.
Afbeelding 5. Geomorfologische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis II.
Afbeelding 6. Bodemkaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis II.
Afbeelding 7. Archeologische waarden op de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en in de omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis II.
Afbeelding 8. Archeologische waarden op en in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart. Bron: Hessing & Klerks (2007).
Afbeelding 9. De onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) op een kadastrale kaart uit 1832. Bron: www.hisgis.nl.
Afbeelding 10. De onderzoekslocatie (blauw omlijnd) op een historisch topografische kaart uit 1900. Bron: www.kich.nl.
c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2007–2009. Afbeelding 11. De ligging van de boorpunten op de onderzoekslocatie.
c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2007–2009. Afbeelding 12. Vergravingsdiepte op de onderzoekslocatie.
Rapport 2012-70
Bijlage 1
ARC bv
Boorstaten
Locatiebepaling Referentievlak Maaiveldhoogtebepaling Nauwkeurigheid maaiveldhoogte
gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil geschat, actueel hoogtebestand 10 cm
De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt. z3
grondsoort (onderdeel lithologie) K klei Z zand
grind (onderdeel van lithologie) g1 zwak grindig
bijmengsel (onderdeel lithologie) kx kleiig (ARC-code) s1 zwak siltig s2 matig siltig s3 sterk siltig s4 uiterst siltig z1 zwak zandig
boring 1 diepte 30 50 80 120
kleur donker grijsbruin grijsbruin grijsbruin grijsbruin
125 Zkx 140 Zs1
oranje oranje
175 Zs1
oranje
grens scherp geleidelijk geleidelijk geleidelijk
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Opmerkingen: hard en glad;. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Nieuwvormingen: roestvlekken, weinig. Opmerkingen: concreties zwart; restgeul?. geleidelijk Vlekken: licht gevlekt, grijs. geleidelijk Zandmediaanklasse: matig grof. Zand sortering: goed. Sublagen: kleilagen. Opmerkingen: bedding.
gestaakt
RD-X: 142.622 RD-Y: 447.157 Maaiveld: 2,50. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 30 Kz1 60 Ks4 70 Zs2 100 Zs1 120 Zs1
humus (onderdeel lithologie) h1 zwak humeus h2 matig humeus
RD-X: 142.656 RD-Y: 447.190 Maaiveld: 2,50. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Ks4 Ks3 Ks2 Ks2
boring 2
sterk zandig
kleur donker grijsbruin grijsbruin grijsgeel grijsgeel grijsgeel
grens scherp scherp
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Vlekken: licht gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig; steen of puin. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Sublagen: kleilagen. geleidelijk Vlekken: licht gevlekt, oranje. Opmerkingen: 1kleilaagje. gestaakt Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: matig.
24
Rapport 2012-70
boring 3
ARC bv
RD-X: 142.573 RD-Y: 447.169 Maaiveld: 2,70. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 35 Kz1h1
kleur donker grijsbruin
grens scherp
50 Ks4
grijsbruin
scherp
60 Zs4
blauwgrijs
scherp
80 Ks4g1
grijs
gestaakt
boring 4
RD-X: 142.525 RD-Y: 447.181 Maaiveld: 3,00. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 25 Zs3h2g1 35 Zs1
kleur donker bruingrijs wit
grens scherp scherp
45 Kz1 70 Kz1
blauwgrijs donker grijsbruin
scherp scherp
90 Ks4
bruingrijs
155 160 165 170
Ks4 Zs4 Zs2 Zs1
boring 5
blauwgrijs blauwgrijs licht bruingrijs witgrijs
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: recent glas. scherp Vlekken: licht gevlekt, bruin. Archeologische indicatoren: aardewerk. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig; AW roodgeglazuurd NT. geleidelijk Kalkgehalte: kalkarm. Bodemhorizont: C.
geleidelijk geleidelijk gestaakt Opmerkingen: beddingzand.
kleur donker grijsbruin
grens scherp
50 Zs4
bruingeel
scherp
65 Zs3
grijsgeel
scherp
wit
be¨eindigd
120 Zs1
Vlekken: licht gevlekt, wit. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Vlekken: licht gevlekt, bruin. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Vlekken: licht gevlekt, wit. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed. Opmerkingen: basis grover bandje.
RD-X: 142.588 RD-Y: 447.125 Maaiveld: 3,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 35 Ks4 65 Zkx 80 Zs2
Vlekken: sterk gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond.
RD-X: 142.637 RD-Y: 447.113 Maaiveld: 3,00. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 40 Zkx
boring 6
Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: veel puin;bst; naast puinstort en sloot NZ. Vlekken: sterk gevlekt, geel. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: steenkool; puin; grind rommelig. Vlekken: sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: plastic rommelig; ge brokken. Vlekken: licht gevlekt, bruin. Archeologische indicatoren: baksteen, veel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: 3x gestaakt op hard bst. houtskoolspikkels.
kleur donker grijsbruin donker grijsbruin grijsgeel
110 Kz3
donker bruingrijs
125 Zs2 130 Zs1
grijsgeel grijsgeel
grens scherp scherp
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Vlekken: sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: ge zandige brokken. scherp Vlekken: matig gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig; roestvlk. scherp Vlekken: sterk gevlekt, licht geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: roestvlk; gegr zandige brokken. geleidelijk Vlekken: licht gevlekt, oranje. Sublagen: kleilagen. Opmerkingen: bedding. gestaakt Vlekken: matig gevlekt, oranje.
25
Rapport 2012-70
boring 7 diepte 35 60 95 100 110 120 130 150 160
ARC bv
RD-X: 142.540 RD-Y: 447.137 Maaiveld: 3,40. Boormethode: edelmanboring, guts.
lithologie Zs3 Zs3 Zkx
kleur donker grijsbruin grijsbruin bruingrijs
grens scherp scherp scherp
Ks3 Ks4 Zs4 Zs2 Zs2 Zs1
bruingrijs grijs geelgrijs grijsgeel grijsgeel grijsgeel
geleidelijk geleidelijk geleidelijk geleidelijk geleidelijk gestaakt
boring 8
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Sublagen: kleilagen. Opmerkingen: beddingafz. Vlekken: sterk gevlekt, oranje.
RD-X: 142.491 RD-Y: 447.149 Maaiveld: 3,20. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 30 Kz1
kleur donker grijsbruin
grens scherp
115 Ks4
bruingrijs
scherp
160 Kz3
grijsbruin
scherp
170 Zs4 185 Ks4
bruingeel donker grijsbruin
scherp scherp
200 Zs1
geel
be¨eindigd
26
Vlekken: sterk gevlekt, geel. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: zandige brokken. Vlekken: matig gevlekt, geel. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig;ge zandige brokken;houtresten, grind. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Plantenresten: veel. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: zandige bijmenging. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: matig. Opmerkingen: bedding.
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 2. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: drs. A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd