Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148 Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
projectnr. 200163 revisie 00 december 2009
Auteur(s) I. Vossen J. Tolsma
Opdrachtgever RvR Beheer B.V. Postbus 5700 6202 MA MAASTRICHT
datum vrijgave 9-12-2009
beschrijving revisie 00 concept
goedkeuring J. Tolsma
vrijgave I. Vossen
Colofon Titel:
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148. Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Auteur(s): I. Vossen, J. Tolsma ISSN: 1570-6273 © Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Inhoud
Blz.
Administratieve gegevens
4
Samenvatting
5
1
Inleiding
7
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Landschappelijke situatie Historische situatie en mogelijke verstoringen Huidig en toekomstig gebruik
9 9 9 12 14
3
Bekende archeologische waarden
15
4 4.1 4.2
Archeologische verwachting Archeogische verwachtingskaarten Gespecificeerde archeologische verwachting
17 17 17
5 5.1 5.2
Conclusies en advies Conclusies (Selectie)advies
21 21 21
Literatuur en geraadpleegde bronnen
22
Bijlagen 1 2 3a 3b
Archeologische perioden AMZ-cyclus ARCHIS: terreinen met archeologisch status ARCHIS: archeologische waarnemingen
Kaarten 200163-ARCHIS IKAW, AMK-terreinen en waarnemingen uit ARCHIS II
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 3 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Administratieve gegevens OW Projectnummer OM-nummer Provincie Gemeente Plaats Toponiem Kaartblad Coördinaten
200163 38358 Limburg Horst aan de Maas Horst Sint Jorisweg 52G no: 201056/382821 zo: 201092/382787
nw: 201021/382788 zw: 201039/382768
Opdrachtgever RvR Beheer B.V. Postbus 5700 6202 MA MAASTRICHT
Uitvoerder Oranjewoud Datum uitvoering december 2009 Projectteam I. Vossen (senior KNA-archeoloog) J. Tolsma (archeoloog) Bevoegd gezag gemeente Horst aan de Maas Beheer documentatie Oranjewoud Almere Vondstdepot nvt
plangebied
Afbeelding 1 Locatie plangebied (Topografische Kaart 1:25.000 (hier vergroot weergegeven), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 4 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Samenvatting In december 2009 is in opdracht van RvR te Maastricht door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas, provincie Limburg). De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de toekomstige ontwikkeling van één woning op deze locatie (1500 m2.) De geplande bodemverstorende werkzaamheden die gepaard gaan met de voorgenomen aanleg van de woningen kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem verstoren of vernietigen. Voor de bouw van de woningen is een bestemmingsplanprocedure nodig. Archeologie is één van de aspecten die in het kader hiervan moet worden onderzocht. Een archeologisch onderzoek dat in dit kader plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. In het plangebied kunnen vindplaatsen worden aangetroffen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Het hele plangebied ligt (ca. 75 m) ten zuidwesten van een terrein van hoge archeologische waarde (AMK-nr 16542). Het gaat om de oude dorpskern van Hegelsom. Daarnaast ligt het binnen een zone met een hoge trefkans, met name op basis van de aanwezigheid van hoge enkeerdgronden. Het is echter de vraag, op basis van o.a. de AHN, of sprake is van een dik plaggendek. Het plangebied ligt duidelijk op de overgang van een hoog naar een laag gebied (beekdal) en kent een brede verwachting als het gaat om archeologische vindplaatsen. Geadviseerd wordt om de intactheid van de bodem, alsmede de bodemopbouw en de aanof afwezigheid van eventuele vindplaatsen te toetsen door middel van een inventariserend veldonderzoek - karterende fase (zie bijlage 2).
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 5 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
arch2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Vakgroep Archeologie
blad 6 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Inleiding In december 2009 is in opdracht van RvR te Maastricht door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas, provincie Limburg). De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de bouw van één woning op deze locatie (1500 m2). De geplande bodemverstorende werkzaamheden die gepaard gaan met de voorgenomen aanleg van de woningen kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem verstoren of vernietigen. Voor de bouw van de woningen is een bestemmingsplanprocedure nodig. Archeologie is één van de aspecten die in het kader hiervan moet worden onderzocht. Een archeologisch onderzoek dat in dit kader plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, de landschappelijke situatie en bodemkundige gegevens. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, omvang, datering en verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. Voor aanvang van het bureauonderzoek heeft contact plaatsgevonden met de gemeente Horst aan de Maas. Dit bureauonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 7 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
arch2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Vakgroep Archeologie
blad 8 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
2 2.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het is van belang een onderscheid te maken tussen het onderzoeksgebied enerzijds en het plangebied anderzijds. Met plangebied wordt het gebied bedoeld waarop de in de inleiding genoemde plannen en/of werkzaamheden betrekking hebben. Binnen dit gebied kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden verstoord. Het onderzoeksgebied omvat het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden in het onderzoeksgebied. Dit gebied is veelal groter dan het plangebied en verschilt al naar gelang het te onderzoeken aspect. Het plangebied ligt ten zuiden van het industrieterrein van Horst aan de Sint Jorisweg ter plaatse van een gehucht met woningen en (agrarische) bedrijven, bekend onder de naam Hegelsom. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 1900 m². De ligging van het plangebied is weergeven op afbeelding 1 en 2.
plangebied
Afbeelding 2: Ligging plangebied (bron: www.google.maps.nl)
2.2
Landschappelijke situatie Het plangebied ligt in het Brabants-Limburgs zandlandschap. Ten oosten van het plangebied, meer specifiek ten oosten van de Maas, gaat het landschap over in het Maasterrassenlandschap. Westelijk grenst het aan het hoger gelegen Peelhorstlandschap. 1 Geologisch gezien ligt het plangebied in een gebied dat al vanaf het Carboon (periode in de geologische tijdschaal die duurde van ongeveer 359 tot 299 miljoen jaar geleden) door breuktektoniek wordt beïnvloed. Vanaf die tijd wordt het zuidoosten van Nederland doorsneden door een stelsel van zuidoost-noordwest gerichte breuken, die het gebied in lage en hoge schollen, slenken en horsten verdelen. Zo zijn onder andere de Peelhorst/Peelschollen, de westelijk hiervan gelegen Centrale Slenk (of Roerdalslenk) en 1
arch2.2
Bijlage Geografisch Tijdschrift XVII, 4-1983
Vakgroep Archeologie
blad 9 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
de Venloslenk ten oosten van de Peelhorst, ontstaan. Deze tektoniek is van invloed geweest op de latere sedimentaties. Het plangebied bevindt zich op de rand van de Peelhorst op de overgang naar het dalingsgebied van de Venloslenk. Deze gebieden worden door elkaar gescheiden door de Tegelenbreuk, die zich ten hoogte van Horst bevindt. De geologische en geomorfologische ontwikkeling vanaf het Pleistoceen (circa 2,4 miljoen jaar geleden) is als volgt. In het Vroeg- en Midden-Pleistoceen is een dik pakket rivierafzettingen gevormd. De Maas en Rijn hadden tijdens de glacialen een vlechtend karakter. In brede beddingen zijn grote hoeveelheden zand en grind afgezet. Tijdens de interglacialen hadden de rivieren over het algemeen een meanderend patroon en sneden ze zich in eerder gevormde afzettingen in. Deze pleistocene rivierafzettingen liggen in het onderzoekgebied diep in de ondergrond (Formatie van Beegden). In het Midden-Pleistoceen, tijdens het Saalien, werden grofzandige sneeuwsmeltwaterafzettingen, fijn zand en een deel van de zogenaamde Brabantse leem afgezet (Formatie van Eindhoven). In de op het Saalien volgende warmere periode, het Eemien, is vervolgens op de lager gelegen plekken veen gevormd (Formatie van Asten). Deze formatie komt op de Peelschollen plaatselijk dicht bij het oppervlak voor. 2 In de laatste koude fase van het Pleistoceen, het Weichselien (120.000-10.000 jaar voor heden) heerste er in Nederland een toendraklimaat en kwam plantengroei nagenoeg niet voor. De wind verplaatste de aanwezige dekzanden (Formatie van Twente) door verstuiving. Hierdoor is het reliëf enigszins afgevlakt. Een groot deel van het onderzoeksgebied is bestaat dan ook uit een dekzandvlakte, met enkele kleine dekzandkopjes. Tegen het einde van het Weichselien sneden de beken zich opnieuw in. Zij moesten een nieuw dal uitschuren in het Jongere dekzand dat de oorspronkelijke dalen had afgedamd. De jongste afzettingen in de beekdalen bestaan uit sterk tot zeer sterk lemig zand. De beekdalen die op de Peelrug of in de omgeving van hoogveen ontspringen, hebben in hun bovenloop vaak podzolachtige gronden (gooreerdgronden). De beekdalen in het oude cultuurlandschap zijn over het algemeen vrij breed maar niet diep en worden gewoonlijk als grasland gebruikt. Direct ten noorden van het plangebied loopt de Groote Molenbeek, die tegenwoordig grotendeels gekanaliseerd is, maar waarvan de oude loop op een aantal plaatsen weer is hersteld, zo ook direct ten noordoosten van het plangebied. Het Holoceen (8.800 voor Chr.- heden) kenmerkt zich door een blijvende klimaatsverbetering. De wind nam in kracht af en alleen het fijnste dekzand werd nog verstoven. Omdat de begroeiing op aan het begin van het Holoceen nog schaars was, kon het nog niet vastgelegde zand gaan stuiven en werden lage duintjes in het landschap gevormd (Jonge dekzanden). Er werd een landschap gevormd van elkaar afwisselende hogere delen en komvormige depressies. Het gebied raakte begroeid en dekzanden werden vastgelegd. Met het smelten van het ijs steeg ook de grondwaterstand. In de komvormige depressies en in de beekdalen begon zich veen te vormen. Dit veenpakket breidde zich langzaam uit, ook over de hogere delen van het landschap. Zo ontstond op de Peelrug veen vanuit de laagten en in afgedamde delen van beekdalen. Dit heeft geleid tot de vorming van het 2
arch2.2
Stiboka, 1975
Vakgroep Archeologie
blad 10 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
grote hoogveencomplex van de Peel. Het veen is vanaf de Middeleeuwen door de mens ontgonnen. Tevens door toedoen van de mens, door vernietiging van de vegetatie bij de uitgebreide schapenweiderij en door plaggenwinning, vanaf de Late Middeleeuwen, vond verstuiving van zand plaats (door de wind). Deze gebieden liggen ook in de omgeving van het plangebied (de Reulsberg direct ten noordoosten van het plangebied en de Schadijksche bossen ten noordwesten van Horst). Door het verrijken van de bouwlanden met plaggen in de Middeleeuwen, ontstonden de zogenaamde plaggendekken. Dit zijn oude cultuurgronden die voorkomen rondom de oude dorpen. Ze vormen vaak grote, aaneengesloten complexen. De bewoning is geconcentreerd in de dorpen, gehuchten of ligt verspreid langs de randen. Deze zogenaamde enkeerdgronden komen ook voor rondom Horst, ten noorden van Meterik, en rondom ten westen van Sevenum. Het plangebied ligt zelf ook op de enkeerdgronden, deel uitmakend van een lage strook tussen Horst en Sevenum. Bodem De bodem ter plaatse van het plangebied bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ23), bestaande uit lemig fijn zand. Het ontstaan ervan is hierboven toegelicht. De humushoudende laag van deze gronden varieert in dikte van 50 tot 110 cm. Op diverse plaatsen komt in de sterk of zeer sterk lemige , zeer fijn of matig fijnzandige ondergrond een moderpodzol-B of een humuspodzol-B voor van 10 à 20 cm dikte. Vaak rust het humushoudende dek echter direct op meer of minder roestig C-materiaal. Direct ten oosten van het plangebied verandert het bodemtype in lage enkeerdgronden (EZg23), deze gronden liggen in het dal van de Groote Molenbeek en zijn vrij natte gronden.3
plangebied
Afbeelding 3: Uitsnede uit de bodemkaart (bron www.archis.nl). Donkerbruin: de strook van enkeerdgronden tussen Horst en Sevenum. Geel: de stuifzanden, lichtroze/bruin: zandgronden
3
arch2.2
Stiboka, 1975.
Vakgroep Archeologie
blad 11 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
De grondwatertrap in het plangebied is V. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 40 cm -mv en de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 120 cm -mv bedraagt. AHN Op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is goed het dal van de Groote Molenbeek te zien, ook de hoger gelegen gebieden ten weerszijden van het dal. Het plangebied ligt op de overgang van het hoger naar het lager gelegen deel. Het gebied ten zuiden van de Sint Jorisweg ligt hoger. De Sint Jorisweg markeert feitelijk het verschil tussen het hoger en lager gelegen gebied. Om eventuele voorden of doorwaadbare plaatse te lokaliseren, is gelet op hogere, verbindenden delen aan beide zijden van de beek en versmallingen in het beekdal. Een mogelijke locatie zou zijn het gebied ten zuiden van het plangebied (zie rode stippellijn). Op die plek loopt ook nu nog een weg door het dal.
Afbeelding 4: uitsneden uit het AHN (bron: www.ahn.nl)
2.3
Historische situatie en mogelijke verstoringen De historische situatie is afgeleid uit historische kaarten en fotomateriaal. De oudst gedetailleerde kaart is de kadastrale minuut van 1811-1832. 4 Het plangebied is op dat moment onbebouwd maar wel al verkaveld volgens de huidige verkaveling. Op de kadastrale kaart is goed de natuurlijke loop van de Groote Molenbeek te zien (afbeelding 5). Volgens de kadastrale minuut is perceel nr. 673 op dat moment in het bezit van de heer Willem Willems en in gebruik als hooiland. Over het algemeen is hooiland te nat om te beweiden. Op de kaart in de Grote Historische Provincie Atlas (schaal 1: 25.000) van Limburg 1837-1844 is ook te zien dat het gebruik van het plangebied anders is dan de percelen ten zuiden en oosten ervan. Het lijkt meer onderdeel uit te maken van het beekdal dan van het akkergebied (zie afbeelding 6). 4
arch2.2
www.watwaswaar.nl
Vakgroep Archeologie
blad 12 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
plangebied
\
Afbeelding 5: uitsnede uit de kadastrale minuut (bron: www.watwaswaar.nl)
plangebied
Afbeelding 6: ligging plangebied ten opzichte van omgeving rond 1837-1844 (bron: Grote Historische Provincie Atlas)
Ook is op bovenstaande afbeldingen duidelijk de kern van Hegelsom te zien, die zich concentreert rondom een driesprong van wegen. De situatie rond 1900 is grotendeels onveranderd. Het plangebied is nog steeds onbebouwd, maar wel is het gebruik
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 13 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
veranderd in akker/weideland (Bonnekaart). 5 De situatie in 1941 is ook nog grotendeels het zelfde, de beek is wel gekanaliseerd. Op basis van een luchtfoto van 1989 is geconstateerd dat op dat moment het terrein (vermoedelijk nog steeds) onbebouwd is. Op de percelen ten noordoosten van het plangebied staan kassen.
kassen
plangebied
Afbeelding 7: luchtfoto 1989 (bron ROBAS)
2.4
Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied Het plangebied is op dit moment in gebruik als weiland/akker en is onbebouwd (www.maps.google.nl). Ten noordoosten van het plangebied is nog steeds één kas te zien, de meest oostelijke is verwijderd. Op basis van de meest recente informatie is geconstateerd dat ook de kas die wel op maps.google.nl is te zien, inmiddels ook is verwijderd. Consequenties toekomstig gebruik In het plangebied zal 1 woning worden gebouwd. Hierbij wordt gegraven. Bij deze graafwerkzaamheden worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd.
5
arch2.2
www.archis.nl
Vakgroep Archeologie
blad 14 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
3
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Bekende archeologische waarden In het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) is in de nabije omgeving van het plangebied één geregistreerde archeologische terrein van hoge waarde bekend (AMK-nr 16542). Het gaat om de oude dorpskern van Hegelsom. Op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) zijn historische dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse kaarten. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van Laat-Middeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege en Volle Middeleeuwen (tot circa 1300 AD) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet per se hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning. De ligging van de terrein is weergegeven op tekening 200163-ARCHIS. Voor meer informatie zie tevens bijlage 3a. In de directe omgeving van het plangebied zijn ook enkele archeologische waarnemingen geregistreerd (tabel 2). De ligging van de terreinen is weergegeven op tekening 200163ARCHIS. Zij liggen allen in gebieden met een hoge archeologische verwachting. Voor meer informatie zie bijlage 3b. Opvallend is dat er geen waarnemingen bekend zijn binnen AMK-terrein 16542. Tabel 2 Waarnemingen uit ARCHIS Waarnemingsnr Object/complextype Binnen of zeer nabij het plangebied geen Relevante waarnemingen 15322 grafheuvel, crematie 27127 grafheuvel, onbepaald 27294 munt (denarius van Hadrianus) 131188 onbekend 131190 onbekend 412082 diverse scherven handgevormd aardewerk vuursteen ijzerslak aardewerk aardewerk aardewerk
arch2.2
Vakgroep Archeologie
Begin periode
Eind periode
Vroege IJzertijd Laat-Neolithicum Midden-Romeinse tijd
Vroege IJzertijd IJzertijd Midden-Romeinse tijd
onbekend onbekend Bronstijd
onbekend onbekend IJzertijd
Paleolithicum IJzertijd Nieuwe tijd A Vroeg-Romeinse tijd Late Middeleeuwen
Neolithicum Nieuwe tijd Nieuwe Tijd B Laat-Romeinse tijd Late Middeleeuwen
blad 15 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
arch2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Vakgroep Archeologie
blad 16 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
4 4.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Archeologische verwachting Archeogische verwachtingskaarten IKAW De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is een door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgestelde kaart waarop aan de hand van eerder gedane archeologische waarnemingen en de bodemkundige gegevens is aangegeven wat de kans is in een bepaald gebied archeologie aan te treffen: laag, middelhoog of hoog. Zoals de naam al aangeeft gaat het hier - vanwege schaal en extrapolatie - slechts om een ruwe indicatie. Het plangebied heeft op de kaart een hoge archeologische verwachting. Provinciale verwachtingskaart De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Limburg is gebaseerd op de IKAW en geeft geen afwijkend beeld van de archeologische verwachtingswaarden. Wel is het zo dat op de CHW de actualisatie van de AMK nog niet is opgenomen, waardoor het AMK-terrein niet op de CHW is opgenomen. Gemeentelijke verwachtingskaart De gemeente Horst aan de Maas beschikt niet over een eigen gemeentelijke archeologische verwachtingskaart.
4.2
Gespecificeerde archeologische verwachting Het plangebied ligt in het Brabants-Limburgs zandlandschap, op de rand van de Peelhorst op de overgang naar het dalingsgebied van de Venloslenk. Het plangebied bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden. Dit betekent dat de gronden hier en in de omgeving al in ieder geval sinds de Late Middeleeuwen in agrarisch gebruik zijn. Hegelsom zelf is ook een gehucht uit de Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd. De omgeving van het plangebied kent een lange bewoningsgeschiedenis, alhoewel in de directe omgeving van het plangebied relatief weinig waarnemingen en archeologische monumenten bekend zijn. Op de hogere delen in het landschap, zoals dekzandkopjes en -ruggen kunnen resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum worden verwacht. Bij voorkeur bivakkeerde men hoog en droog in de buurt van water. De Groote Molenbeek, direct ten noorden van het plangebied, heeft mogelijk oude voorlopers. Ook zijn in de omgeving waarnemingen bekend uit de op deze periode volgende tijdvakken; het Neolithicum, de Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De kern van Hegelsom is aangewezen als archeologisch waardevol terrein en ligt op zeer korte afstand van het plangebied. Mogelijk hebben voorlopers van de middeleeuwse boerderijen op de locatie van het plangebied gestaan, al staaft de relatief lage ligging van het plangebied ten opzichte van de huidige kern deze verwachting niet. Mogelijk heeft het gebied, vanwege de relatief lage ligging ten opzichte van de omgeving en de nabijheid van het beekdal, gefungeerd als grens van het grondgebied van een
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 17 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
nederzettingen en werd het afval hier gedumpt. 6 Op basis van bovenstaande wordt echter uitgegaan van een brede archeologische verwachting. Het onderstaande gespecificeerde archeologische verwachtingsmodel gaat uit van een intact bodemprofiel. Op basis van historische kaarten lijkt het gebruik de laatste 150 jaar te hebben bestaan uit hooiland en/of weiland, wat de kans op diepe verstoringen als gevolg van diepploegen en dergelijke mogelijk heeft verkleind. Ook afdekking door middel van een plaggendek heeft eventueel onderliggende vindplaatsen mogelijk beschermd. datering In het plangebied worden archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd verwacht. complextype Jachtkampjes, nederzettingen, begravingen, boerderijen/erven en resten van agrarische activiteit, afvaldumps. omvang De omvang van de mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen/resten varieert sterk. Tijdelijke kampementen uit het Paleolithicum en Mesolithicum zijn vaak van geringe omvang, te denken valt aan een straal van 10 tot 40 meter. Voor de overige perioden wordt, indien nederzettingen aanwezig zijn, vooralsnog wordt uitgegaan van nederzettingen met een omvang van 500 à 2000 m². In het geval van menselijke begravingen gaat het om puntlocaties met een klein oppervlak, die doorgaans niet door middel van een booronderzoek zijn aan te tonen. diepteligging Vondsten sporen worden met name verwacht in de top van de dekzandlaag onder het plaggendek. locatie Gehele plangebied. uiterlijke kenmerken Paleolithicum en Mesolithicum: vuursteenverspreiding, indicaties van bewerking van vuursteen, halffabrikaten, productieafval, productiegereedschap o.a. geweiknoppen en klopstenen. Indicatie van kortdurende nederzetting/kamp: haardkuilen, verbrand vuursteen. Indicaties van jacht/voedselverzameling en -bereiding: werktuigen, spitsen, bijlen, schrabbers, stekers. Neolithicum - Romeinse tijd: Zie hierboven, maar ook lagen nederzettingsafval. IJzertijd/Romeinse tijd: geïmporteerde objecten (aardewerk, sieraden), bewoningssporen. Deze geïmporteerde objecten kunnen ook in een inheemse context worden aangetroffen. Resten van agrarische activiteit. Vroege Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd: resten en structuren die wijzen op een sedentair, agrarisch bestaan. Nederzettingen: paalgaten (huizen, spiekers, opstallen, schuren), greppels, waterputten met houten beschoeiingen, afvalkuilen. Middeleeuwen - Nieuwe tijd: resten die samenhangen met boerenerven en agrarische activiteiten. 6
arch2.2
Gerritsen & Rensink, 2004.
Vakgroep Archeologie
blad 18 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
mogelijke verstoringen Afgezien van de verstoringen die zijn optreden bij agrarische bewerkingen (ploegen), zullen in het plangebied waarschijnlijk geen ingrijpende verstoringen aanwezig zijn.
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 19 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
arch2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Vakgroep Archeologie
blad 20 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
5 5.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Conclusies en advies Conclusies In december 2009 is in opdracht van RvR te Maastricht door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas, provincie Limburg). In het plangebied kunnen vindplaatsen worden aangetroffen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Het hele plangebied ligt (ca. 75 m) ten zuidwesten van een terrein van hoge archeologische waarde (AMK-nr 16542). Het gaat om de oude dorpskern van Hegelsom. Daarnaast ligt het binnen een zone met een hoge trefkans, met name op basis van de aanwezigheid van hoge enkeerdgronden. Het is echter de vraag, op basis van o.a. de AHN, of sprake is van een dik plaggendek. Het plangebied ligt duidelijk op de overgang van een hoog naar een laag gebied (beekdal) en kent een brede verwachting als het gaat om archeologische vindplaatsen.
5.2
(Selectie)advies Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied een hoge verwachting heeft. Er wordt een breed scala aan mogelijke vindplaatsen verwacht, uit zeer uiteenlopende perioden. Geadviseerd wordt om de intactheid van de bodem, alsmede de bodemopbouw en de aanof afwezigheid van eventuele vindplaatsen te toetsen door middel van een inventariserend veldonderzoek - karterende fase (zie bijlage 2). (Selectie)advies
Uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek - karterende fase d.m.v boringen.
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Heerenveen, 2009
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 21 van 22
projectnr.200163 9 december 2009, revisie 00
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/148
Bureauonderzoek Sint Jorisweg te Horst (gemeente Horst aan de Maas)
Literatuur en geraadpleegde bronnen Berendsen, H.J.A. 2004 (4e druk): De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Gerritsen, F, & E. Rensink, 2004. Beekdallandschappen in perspectief. Een kwestie van onderzoek en monumentenzorg. NAR 28, ROB Amersfoort. Mulder, E.F.J. de, et al. 2003. De ondergrond van Nederland., Wolters-Noordhoff, Groningen. Stiboka 1975. Bodemkaart kaartblad 52 Oost Venlo. Bijlage Geografisch Tijdschrift XVII-4, 1983 Kaarten Topografische kaart 1:25000 (http://kadata.kadaster.nl); Bodemkaart van Nederland, 1:50000, kaartblad 52 Oost Venlo Minuutplan gemeente Horst (http:/www.watwaswaar.nl ) Grote Historische Provincie Atlas 1: 25.000 Limburg 1837-1844, Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1992 De Pater, Grote Atlas van Nederland 1930-1950, schaal 1: 50.000, 2005 Foto-atlas Limburg, schaal 1: 14.000, ROBAS, 1989. Internet www.archis.nl www.watwaswaar.nl www.ahn.nl maps.google.nl flexiweb.limburg.nl/chw
arch2.2
Vakgroep Archeologie
blad 22 van 22
Bijlage 1 :
Archeologische perioden
Bijlage 1 :
Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het Paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jagerverzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het Neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het Neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de IJzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de Middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als Nieuwe Tijd. e
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in de meeste gevallen uitgevoerd binnen het kader van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. In de procedure wordt volgens een trechtermodel gewerkt. Het startpunt ligt eigenlijk al bij het bepalen van de onderzoeksplicht. Op diverse provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten kan namelijk worden ingezien of het plangebied ligt in een zone met een archeologische verwachting. Indien dit het geval blijkt te zijn, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyslus (zie afb. 1 en 2)
Afb. 1: de AMZ-cyclus
De eerste fase: bureauonderzoek Uitgangspunt voor het bureauonderzoek is het vaststellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel dat op detailniveau voor het plangebied aangeeft wat er aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of er een veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode voor dit veldonderzoek zou moeten zijn om deze mogelijk aanwezige archeologische resten te kunnen aantonen.
Afb. 2: proces van de AMZ
De tweede fase: inventariserend veldonderzoek (IVO) Het inventariserend veldonderzoek kan worden opgesplitst in drie subfases. Fase 1. verkennend onderzoek In sommige gevallen wordt er gestart met een verkennend onderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en word feitelijk uitgevoerd omdat er bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om dit voldoende te kunnen onderbouwen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er te weinig bodemkundige of geologische gegevens zijn om binnen het plangebied de verwachtingswaarden te kunnen onderbouwen of zelfs überhaupt tot een verwachtingswaarde te komen. Met een verkennend onderzoek kan tot in detail de verwachtingswaarde worden aangebracht. Zodoende kan door terugkoppeling een aangescherpt verwachtingsmodel worden gemaakt en kan karterend veldonderzoek in een vervolgfase gerichter en daarmee ook kostenefficiënter worden ingezet. Fase 2. karterend onderzoek In de regel wordt er gestart met een karterend onderzoek. Dit veldonderzoek dient om het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen. Het onderzoek wordt vrijwel altijd vlakdekkend uitgevoerd door middel van boringen en/of oppervlaktekarteringen of proefsleuven. Het resultaat is in de regel een overzichtskaart met de resultaten van het onderzoek. Eventueel aangetoonde vindplaatsen worden daarbij aangegeven. Indien er geen archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of wanneer bijvoorbeeld al blijkt dat deze geheel zijn
verstoord, dan wel van geen waarde zijn, is dit meestal ook het eindstadium van de AMZcyclus. Als er wel archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of het blijkt uit de onderzoeksgegevens dat deze met zeer grote zekerheid kunnen worden verwacht, dan dient er een waardestellend onderzoek te worden uitgevoerd. Meestal is van de vindplaatsen die bij een karterend onderzoek zijn aangetroffen nog slechts in beperkte mate bekend wat de waarde ervan is. Fase 3. waarderend onderzoek Een waarderend onderzoek dient de fysieke kwaliteiten van een eerder aangetoonde of reeds bekende archeologische vindplaats vast te stellen en dient te leiden tot een waardestelling. Voor een waardestelling is het van belang om in elk geval de aard van de vindplaats, de exacte begrenzing in omvang en diepteligging, de datering en de mate van conservering en intactheid te weten. Een waarderend onderzoek kan worden uitgevoerd door middel van boringen of proefsleuven. Wat de beste methode is hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. In de meeste gevallen worden er voor een waardestelling proefsleuven of proefputten gegraven. omdat met deze methode meer en betere informatie over de vindplaats kan worden verkregen dan met aanvullende booronderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De derde fase: Selectie en waardering Het eindresultaat van een waardestellend onderzoek is een selectieadvies waarin op basis van de waardestelling van de vindplaats(en) wordt aangegeven of een vindplaats behoudenswaardig is. Deze waardestelling geschiedt op basis van verschillende waarderingscriteria. De term behoudenswaardig is sterk gerelateerd aan de essentie van het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. In eerste instantie gaat dit namelijk uit van het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem). Alleen wanneer dit binnen een belangenafweging niet kan zal het stuk waardevol bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd. Wanneer behoud niet gewenst is vanwege een relatief gering waarde van de vindplaats(en) kan nog worden besloten om de bodemingrepen onder archeologische begeleiding te laten uitvoeren. Ook is het natuurlijk nog mogelijk dat er helemaal geen archeologisch onderzoek meer hoeft plaats te vinden en kan het terrein worden 'vrij gegeven'. Het bevoegd gezag zal op basis van het selectieadvies uiteindelijk aangeven welke maatregelen er dienen te worden genomen. Deze beslissing wordt het selectiebesluit genoemd. Plaats van de AMZ-cyclus in de planvorming Net als met andere omgevingsfactoren waarmee binnen de planvorming rekening gehouden dient te worden, is het ook voor de archeologie van belang om dit in een zo vroeg mogelijk stadium in te steken. Niet alleen is dit voor een aantal onderzoeksfasen vanwege provinciaal of gemeentelijk beleid al een vereiste, het geeft bovendien al vroeg inzicht in eventuele risico's qua exploitatie en potentiële vertragingen in een project. Indien er een middelhoge of hoge kans op de aanwezigheid van archeologische resten bestaat, zal het bevoegd gezag een inventariserend onderzoek verplicht stellen ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing. Dit onderzoek is gebaseerd op het specifieke verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek dat daaraan vooraf dient te gaan. In praktijk worden deze onderzoeken gecombineerd uitgevoerd en in één verslag gerapporteerd.
Wanneer eenmaal een planprocedure is voorgenomen zal met het archeologisch onderzoek al kunnen worden begonnen. In principe kan het gehele inventariserend veldonderzoek, inclusief een selectieadvies, voorafgaand aan een planprocedure worden afgerond. Dit heeft als voordeel dat binnen het toekomstige plan de omvang van de archeologische vindplaats(en) definitief kan worden afgebakend en er, bij behoud in situ, de bestemming 'archeologische waardevol' kan worden opgenomen. Ook kunnen dan in bijvoorbeeld een aanlegvergunning specifieke voorschriften worden opgenomen om aantasting te voorkomen. In dit kader en deze planfase kan ook een voorschot worden genomen op inrichtingsmaatregelen (aanpassing van een eventueel al beschikbaar stedenbouwkundig ontwerp of het voorschrijven van bijvoorbeeld een groenzone, speelveld, parkeerplaatsen etc.). Indien dit mogelijk is kan ook worden voorgeschreven dat er archeologievriendelijk gebouwd dient te worden door aanpassing van funderingswijze of ander technische maatregelen. Het nadeel van het uitvoeren van een waardestellend veldonderzoek na de een planprocedure is dat daarmee ook de consequenties ervan pas later in beeld komen, wat leidt tot een aantal risico's. Vaak blijkt dan behoud in situ veel lastiger te zijn en is dit dan alleen met technische maatregelen nog mogelijk. Soms is alleen behoud ex situ door middel van opgravingen de enige nog resterende kostbare optie.
Bijlage 3a:
AMK-terreinen uit ARCHIS II
monumentnr. 16542 waarde Terrein van hoge archeologische waarde kaartblad + volgnr. 52G 038
complextype Nederzetting, onbepaald datering tot datering van
provincie Limburg Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC plaats gemeente toponiem coordinaten
Hegelsom Horst aan de Maas Hegelsom 200782 382725
Pagina 1 van 1 Bijlage 3a. ARCHIS: Terreinen met archeologische status
Nieuwe tijd: 1500 - 1950
Bijlage 3b:
Waarnemingen uit ARCHIS II
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
15322 ARCHIS Hegelsom Horst aan de Maas HOLSTRAAT 200600 383740 Archeologisch: opgraving -1 26-11-1979
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
27127 ARCHIS Onbekend Horst aan de Maas
type vindplaats Grafheuvel, crematie datering van IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
tot IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
type vindplaats Grafheuvel, onbepaald datering van tot Neolithicum laat A: 2850 - 2450 vC IJzertijd: 800 - 12 vC
201550 383925 Onbekend -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
27294 ARCHIS Onbekend Horst aan de Maas 201000 384000 Indirect: literatuur -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
131188 ARCHIS Hegelsom Horst aan de Maas SPOORWEG / TONGERLOSEWEG 199765 382538 Archeologisch: (veld)kartering -1 10-2000
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
131190 ARCHIS Hegelsom Sevenum SPOORLIJN / BLAKTDIJK 200516 382100 Archeologisch: booronderzoek -1 10-2000
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatu
412082 ARCHIS Hegelsom Horst aan de Maas Hagelkruisweg 200750 383890 Archeologisch: inspectie -1 28-04-2009
type vindplaats Onbekend datering van Romeinse tijd midden A: 70 - 150 nC
tot Romeinse tijd midden A: 70 - 150 nC
type vindplaats Onbekend datering van Onbekend
tot Onbekend
type vindplaats Onbekend datering van Onbekend
tot Onbekend
type vindplaats Onbekend datering van Paleolithicum laat: 35000 C14 - 8800 Bronstijd: 2000 - 800 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC
tot Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC IJzertijd: 800 - 12 vC Nieuwe tijd: 1500 - heden Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC Nieuwe tijd B: 1650 - 1850 nC
Pagina 1 van 1 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
199731 / 381492
131188
131190
15322
16542
412082
27294 27127
202341 / 384102
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), Archeologische monumentenkaart (AMK) en waarnemingen (CAA)
200163-RCE
niet gekarteerd
water
hoge trefkans (water)
middelhoge trefkans (water)
lage trefkans (water)
hoge trefkans
middelhoge trefkans
lage trefkans
zeer lage trefkans
0
N
Archis2
500 m
Schaal 1:15000
IKAW
zeer hoge arch waarde, beschermd
zeer hoge archeologische waarde
hoge archeologische waarde
archeologische waarde
MONUMENTEN
PROVINCIES
TOP10 ((c)TDN)
HUIZEN
WAARNEMINGEN
Legenda
07-12-2009