Sneltoetscriteria welstand Inhoudsopgave
Inleiding
2
1 Welstandstoezicht
3
2 Voor- en Achterkantbenadering
3
3 Uitgangspunten Welstandstoezicht
4
4 Aan- en Uitbouwen
5
5 Bijgebouwen en Overkappingen
8
6 Dakkapellen
11
7 Kozijn- en/of Gevelwijzigingen
19
8 Erfafscheidingen
20
9 Reclames en Reclamezuilen
21
10 Spriet-, Staaf- of Schotelantennes
24
11 Dakramen
24
12 Zonnepanelen- /collectoren
24
13 Rolhek, Luik of Rolluiken
24
14 Op de grond staand bouwwerk van beperkte omvang
24
versie 4 juli 2008
1
Inleiding Per 1 januari 2003 is de Woningwet wat betreft de welstandstoezicht herzien. In artikel 48 van de Woningwet staat dat Burgemeester en Wethouders een aanvraag om een reguliere bouwaanvraag moeten voorleggen aan een onafhankelijk adviesorgaan (tenzij de bouwvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd). Burgemeester en Wethouders kunnen een aanvraag om lichte bouwvergunning voor advisering aan de commissie Welstand voorleggen. Om een aanvraag om lichte bouwvergunning snel af te handelen zijn de sneltoetscriteria opgesteld. De aanvragen worden niet voorgelegd aan de commissie Welstand, maar ambtelijk getoetst aan de sneltoetscriteria. In de criteria zijn geen aanvullende stedenbouwkundige of andere aspecten verwerkt. Deze zijn terug te vinden in de wet, bestemmingsplannen en de voorschriften van de bouwverordening.
Leeswijzer In de eerste drie hoofdstukken komen het welstandstoezicht bij vergunningsvrije en licht bouwvergunningsplichtige bouwwerken aan bod, de uitgangspunten bij het welstandstoezicht en de voor- en achterkantbenadering die van belang is bij de beoordeling. In de hoofdstukken 4 tot en met 14 staan de sneltoetscriteria voor de categorieën veel voorkomende kleine bouwwerken: • Aan- en uitbouwen • Bijgebouwen en overkappingen • Dakkapellen • Kozijn- en/of gevelwijzigingen • Erfafscheidingen • Reclames en reclamezuil • Spriet-, staaf- en schotelantennes • Dakramen • Zonnepanelen / -collectoren • Rolhek, luik of rolluiken • Op grond staande bouwwerken van beperkte omvang Bij ieder type bouwwerk staat een korte beschrijving van wat precies wordt bedoeld en waar de gemeente vanuit welstandsoogpunt naar streeft.
versie 4 juli 2008
2
1 Welstandstoezicht Binnen bepaalde randvoorwaarden zijn de eerder genoemde bouwwerken vergunningsvrij. Dit betekent dat een deel van deze plannen (met name aan de achterzijde van woningen) niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrij bouwwerk achteraf ingrijpen als dit in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Indien voor een bouwwerk een bouwvergunning nodig is, is het bestemmingsplan in eerste instantie maatgevend voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Het bouwplan wordt door een door burgemeester en wethouders gemandateerde ambtenaar getoetst aan de sneltoetscriteria. De sneltoetscriteria zijn van toepassing op de eerder genoemde kleine bouwwerken waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is. De opgenomen overzichten van het vergunningsvrije bouwen in deze notitie zijn overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze teksten kunnen geen rechten worden ontleend.
2 Voor- en achterkant benadering In het verlengde van de systematiek van het ‘Besluit bouwvergunningvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’ wordt bij de sneltoetscriteria onderscheid gemaakt in de voor- en de achterkant van een bouwwerk. Onder voorkant wordt verstaan: • de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; • de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Onder achterkant wordt in dit verband verstaan: • de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; • de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Het begrip ‘weg’ wordt nader verklaard in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip ‘openbaar groen’ moet worden uitgegaan van wat daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. ’Gekeerd naar de weg of het openbaar groen’ houdt in dat tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen een directe feitelijke relatie is. Die relatie is er niet wanneer zich tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen andere begrenzende elementen aanwezig zijn, zoals het erf van de buren, bos, (bij)gebouwen of water. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een sloot als scheidend element de zijkant gekeerd naar de weg of het openbaar groen een achterkant wordt in plaats van een voorkant.
zijgevel direct aan weg of openbaargroen: geldt als voorkant
versie 4 juli 2008
zijgevel niet direct aan weg of openbaar groen: geldt als achterkant
3
3 Uitgangspunten welstandstoezicht Voorgesteld wordt het welstandstoezicht voor lichte aanvragen om bouwvergunning binnen de geschetste kaders van de nieuwe systematiek als volgt te organiseren: A: Welstandsbeoordeling 1. De toets aan redelijke eisen van welstand voor bouwplannen wordt uitgevoerd door de behandelend ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht. De ambtenaren zijn voor de betreffende toets gemandateerd door Burgemeester en Wethouders. 2.
De behandelend ambtenaar kan als beoordelingsresultaat aangeven: o <
>: plan voldoet aan de sneltoetscriteria. o <>: plan voldoet niet aan de sneltoetscriteria, tenzij het wordt aangepast op ondergeschikte punten. o <>: plan voldoet niet aan de sneltoetscriteria en moet worden aangepast.
3.
Bij <> krijgt de aanvrager de gelegenheid om zijn plan aan te passen als hiervoor binnen de afhandelingstermijn ruimte aanwezig is. Indien dit niet mogelijk is of na aanpassing opnieuw niet akkoord zal een negatief beoordelingsresultaat worden gegeven.
4.
Bij ernstige twijfel van het voldoen van het plan aan de sneltoetscriteria kan het plan voorgelegd worden aan de welstandscommissie.
B: Sneltoetscriteria 5. De toets aan redelijke eisen van welstand vindt plaats op basis van een aanvraag die ontvankelijk is verklaard op basis van de Algemene Maatregel van Bestuur Indieningsvereisten. Aanvullende bescheiden kunnen niet worden opgevraagd voor de beoordeling aan redelijke eisen van welstand. 6.
De ambtelijke toets aan redelijke eisen van welstand wordt uitgevoerd aan de hand van de sneltoetscriteria.
7.
De sneltoetscriteria zijn gekoppeld aan de indeling van bouwwerken genoemd in de AMvB vergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken. Er vindt geen differentiatie naar gebied plaats.
8.
De sneltoetscriteria hebben alleen betrekking op het uiterlijk van bouwwerken. In de criteria zijn geen aanvullende stedenbouwkundige- of andere aspecten verwerkt.
9.
De sneltoetscriteria zijn voor iedereen bij de gemeente kosteloos beschikbaar. e
10. Bouw- en Woningtoezicht houdt een register bij van lichte aanvragen bouwvergunning die in 1 e en 2 keer niet akkoord zijn. in het register wordt vastgelegd: o Het type bouwwerk. o Het welstandsgebied waarin het plan ligt (indien van toepassing). o De criteria op basis waarvan de beoordeling niet akkoord is bevonden. 11. De gegevens in het register worden gebruikt als basismateriaal voor de jaarlijkse verantwoording van Burgemeester en Wethouders aan de gemeenteraad.
12. De aanvrager ontvangt bij een negatief advies een schriftelijk gemotiveerd advies, opgesteld in begrijpbaar Nederlands ontdaan van vakjargon. De benodigde aanpassingen zijn eenduidig en helder geformuleerd.
versie 4 juli 2008
4
4.
AAN- EN UITBOUWEN
Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw en staat in directe verbinding met het hoofdgebouw. Een aanbouw is een toevoeging van een nieuwe ruimte en een uitbouw is een vergroting van een bestaande ruimte. Aan- en uitbouwen worden in grote hoeveelheden gerealiseerd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. Daarom streeft de gemeente in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar een herhaling van uniforme exemplaren die passen bij het karakter van de gebouwen en de straat. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Een kleine aan- of uitbouw op het achtererf of zijerf is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zo'n aan- of uitbouw niet vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije aan- of uitbouw achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie de Welstandsnota). Vergunningsvrije aan- en uitbouwen die voldoen aan onderstaande ambtelijke toetsingscriteria vallen in elk geval niet onder die regeling. Bij twijfel wordt vooroverleg aanbevolen. Bij een vergunningplichtige aan- of uitbouw is het bestemmingsplan in eerste instantie maatgevend voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Trendsetter Een aan- of uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd trendsetter. Informatie over de trendsetters is verkrijgbaar bij de gemeente.
versie 4 juli 2008
5
Sneltoetscriteria voor een aan- of uitbouw aan de achterkant Als er geen trendsetter is, voldoet een aan- of uitbouw aan de achterkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: plaatsing en maatvoering • niet hoger dan: 0,35 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, •
breedte: a) bij een tussenwoning aan de achtergevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel b) bij een hoekwoning aan de achtergevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel plus de bouwmogelijkheid aan de zijgevel mits op een afstand van meer dan 1 m van het naburige erf, of indien er sprake is van een ontsluitingspad op de grens met het ontsluitingspad, c) aan zijgevel niet breder dan de oorspronkelijke gevelbreedte plus de bouwmogelijkheid aan de achtergevel
vormgeving • rechthoekig, eventueel met afgeschuinde/afgeronde hoeken, • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, • plat of flauw hellend dak (max. 15 graden), met bescheiden overstek, • geen secundaire aan- en uitbouw (bijvoorbeeld aan bestaande aan- of uitbouw) detaillering, materiaal en kleur • materiaal- en kleurgebruik gevels, kap, kozijnen en profielen in overeenstemming met gevels, kap, kozijnen en profielen hoofdgebouw, • bij tussenwoningen een neutrale overgang door uniform gemetselde muur aan erfgrens (muurdam) of met behulp van scheidend penant zonder boeideel,
versie 4 juli 2008
6
Sneltoetscriteria voor een aan- of uitbouw aan de voorkant Als er geen trendsetter is, voldoet een aan- of uitbouw aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: plaatsing en maatvoering • niet hoger dan: 0,35 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, •
breedte: a) aan de voorgevel niet breder dan 75% van de oorspronkelijke gevel, b) aan zijgevel niet breder dan de oorspronkelijke gevelbreedte plus de bouwmogelijkheid aan de achtergevel
•
diepte: aan de voorgevel maximaal 1 meter diep,
vormgeving • rechthoekig, eventueel met afgeschuinde/afgeronde hoeken, • aan de voorgevel vormgegeven als een erker met lage gemetselde opbouw met kozijnen, • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, • plat of flauw hellend dak (max. 15 graden), met bescheiden overstek, • dak mag desgewenst worden doorgetrokken boven entree, • geen secundaire aan- en uitbouw (bijvoorbeeld aan bestaande aan- of uitbouw) detaillering, materiaal en kleur • materiaal- en kleurgebruik gevels, kap, kozijnen en profielen in overeenstemming met gevels, kap, kozijnen en profielen hoofdgebouw, overige • de aan- of uitbouw mag de samenhang en ritmiek van het bouwblok niet aantasten,
versie 4 juli 2008
7
5.
BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN
Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw, dat los van het hoofdgebouw op het erf staat, of tegen het hoofdgebouw aan, maar er niet mee in directe verbinding. Een bijgebouw is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Een overkapping is een grondgebonden overkapping van één bouwlaag. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Een belangrijk kenmerk is de transparantie, overkappingen mogen niet worden dichtgezet. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van bijgebouwen en overkappingen: gevels en dakvlakken in donkere gedekte kleuren, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw. Kleine bijgebouwen of overkappingen op het achtererf of zijerf zijn binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zo'n bijgebouw of overkapping niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrij bijgebouw of overkapping achteraf ingrijpen als dit in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurd op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Vergunningsvrije bijgebouwen of overkappingen die voldoen aan onderstaande ambtelijke toetsingscriteria vallen in elk geval niet onder die regeling. Bij twijfel wordt vooroverleg aanbevolen. Bij een vergunningplichtig bijgebouw of overkapping treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Voor een overkapping geldt: maximaal twee zijden tegen bestaande gevels en minimaal aan twee zijden open. Trendsetter Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als dit identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd trendsetter. Informatie over de trendsetters is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.
versie 4 juli 2008
8
Sneltoetscriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de achterkant Als er geen trendsetter is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de achterkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: vormgeving • duidelijk rechthoekig, en geen opvallende details, • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, • plat of flauw hellend dak (max. 15 graden), met bescheiden overstek, • hoogte boeiboord afgestemd op maatvoering en vormgeving van hoofdgebouw, • geen secundaire overkapping ( bijvoorbeeld aan een bestaande overkapping), detaillering, materiaal en kleur • materiaal- en kleurgebruik gevels, kap, kozijnen en profielen in overeenstemming met hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen), • geen toepassing van beton, staal, rietmatten of vlechtschermen, • geen toepassing van kunststof, mits in de profilering en kleur een type wordt aangehouden, die aansluit op de bestaande houten profielen, • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik.
versie 4 juli 2008
9
Sneltoetscriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de voorkant Als er geen trendsetter is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: vormgeving • duidelijk rechthoekig, en geen opvallende details, • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, • plat of flauw hellend dak (max. 15 graden), met bescheiden overstek, • hoogte boeiboord afgestemd op maatvoering en vormgeving van hoofdgebouw, • geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een bestaande overkapping), detaillering, materiaal en kleur • materiaal- en kleurgebruik gevels, kap, kozijnen en profielen in overeenstemming met hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen), • geen toepassing van beton, staal, rietmatten of vlechtschermen, • geen toepassing van kunststof, mits in de profilering en kleur een type wordt aangehouden, die aansluit op de bestaande houten profielen, • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik, • detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw.
versie 4 juli 2008
10
6.
DAKKAPELLEN
Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Voor dakkapellen worden zeer veel aanvragen ingediend. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak, moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven en moeten schoorstenen worden gerespecteerd. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bijna altijd heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Trendsetter Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd trendsetter. Informatie over trendsetters is verkrijgbaar bij de gemeente.
A. Algemene richtlijnen: Door het plaatsen van een dakkapel kan het karakter van de bouwmassa snel verstoord worden. Dit geldt ook voor het straatbeeld. 1.
Per dakvlak dient een te grote variatie aan dakkapellen te worden voorkomen, hetgeen direct betekent dat de dakkapellen per dakvlak zoveel mogelijk met boven- en onderzijde gelijk dienen te zijn.
2.
Wanneer er reeds een dakkapel op een dakvlak uit een blok aanwezig is, zal een nieuwe aanvraag tot plaatsing van een dakkapel op dit blok gelijk moeten worden aan de reeds bestaande dakkapellen om een harmonieus straatbeeld te houden.
3.
Dakkapellen mogen in principe aan alle zijden van de woning gesitueerd worden, echter moeten ze daarbij zo laag mogelijk in het dakvlak (vaak ter hoogte van de eerste verdieping) geplaatst worden. Dit betekent dat in een dakvlak van een woning welke over twee verdiepingen doorloopt de dakkapel alleen ter hoogte van de laagste verdieping is toegestaan.
4.
Tevens is het niet toegestaan op het bovenste (flauwe) gedeelte van een mansarde kap een dakkapel te plaatsen of het realiseren van twee dakkapellen boven elkaar.
5.
Bij nieuwe - onder architectuur te bouwen - complexen, dient in relatie tot de onderliggende gevels een dakkapel mee ontworpen te worden. Dit ontwerp zal als standaard dakkapel gelden voor het gehele complex. Uniforme oplossingen voor gelijke woningen, waarbij slechts collectief per blok kan worden afgeweken.
B. Richtlijnen grootte en plaatsing in het dakvlak: 1.
In het algemeen geldt dat tussen de dakkapel en de goot minimaal 2 dakpannen aanwezig moeten zijn en de onderdorpel van het glaskozijn direct moet aansluiten op het dakvlak. Eveneens mag de dakkapel niet uit de nok komen.
2.
De afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de noklijn van het dak – gemeten evenwijdig aan het dakvlak – bedraagt minimaal 50 cm.
3.
Dakkapellen met een gesloten borstwering zijn niet toegestaan.
4.
Tussen dakkapellen moeten minimaal 6 rijen pannen overblijven, hetgeen betekent dat een dakkapel tenminste 3 pannen ofwel 90 cm uit de erfafscheiding moet worden aangebracht. Dit geldt ook voor eindwoningen waardoor een dakvlak aanwezig blijft tot de eindgevel. Een dakkapel aan het einde van een kopgevel is dus niet toegestaan.
5.
Bij dakkapellen op het zijdakvlak moet de afstand tot zowel de voor- als de achtergevel minimaal 2 meter bedragen.
6.
Bij dakkapellen aan de voorzijde geldt voor de dakkapel een maximale breedte van 1/3 deel van het dakvlak.
7.
Bij dakkapellen aan de achterzijde of op het zijdakvlak geldt een maximale breedte van 1/2 deel van het dakvlak.
8.
Bij kappen waarbij het dakvlak over twee verdiepingen doorloopt, mag de dakkapel op de
versie 4 juli 2008
11
doorlopende zijde breder zijn omdat het dakvlak in verhouding groter is. Hierbij wordt wel de voorwaarde gesteld dat er een goede relatie is tussen de dakkapel en onderpui van de woning. 9.
Om de hoek doorgezette dakkapellen zijn niet toegestaan.
C. Dubbele dakkapellen: 1.
Dubbele dakkapellen, dus over twee woningen, zijn niet toegestaan wegens een verstoring van het gevelritme in een straatwand met enkelvoudige dakkapellen.
2.
Bij gelijktijdige aanvraag en uniforme realisering voor het gehele complex zijn zij wel mogelijk. Dit laatste geldt eveneens voor 2/1-kapwoningen.
D. Dakhelling: Op een dak met een dakhelling van minder dan 30 graden mag een dakkapel niet geplaatst worden, omdat door de geringere dakhelling de dakkapel te veel gaat overheersen ten opzichte van het dakvlak.
E. Afdekking dakkapel: 1.
In principe moet een dakkapel plat worden afgedekt. De reden van het voorschrift is dat de dakhelling meestal niet steil genoeg is, waardoor de zijwangen van de dakkapel in maat gaan overheersen bij toepassing van aangesleepte dakkapellen.
2.
Een aangekapte/aangesleepte dakkapel is enkel mogelijk wanneer de dakhelling 50 graden of meer bedraagt en voldoet aan de voorwaarde dat de afstand van de nokvorst tot het snijpunt van de aangekapte dakkapel met het dakvlak van de woning groter of gelijk is aan de afstand van dit snijpunt tot de voorrand van de dakkapel. Daarnaast is bij een dakkapel op een mansardekap doortrekking van het bovendakvlak toegestaan.
F. Materiaalkeuze en kleur: 1.
De materiaalkeuze voor de dakkapel moet bij voorkeur gelijk zijn aan die materialen zoals die toegepast zijn bij de woning. Andere materialen geven doorgaans een afwijkend aanzien in maat en detaillering, hetgeen ontsierend werkt ten opzichte van het gevelbeeld, met uitzondering van glas, dat zeer goed toepasbaar is.
2.
zijwanden ondoorzichtig en in donkere kleur of in kleur van het dakvlak,
3.
de kleur van het kozijn van de dakkapel is afgestemd op het hoofdgebouw,
Toegestane afwijkingen: In principe zullen alleen aanvragen om dakkapellen positief beschikt worden die passen in het bovenstaande geformuleerde beleid. Afwijking van het geformuleerde beleid is slechts toegestaan, indien: a. de aangevraagde dakkapel aangemerkt kan worden als een bijzonder geval en waarover voorts de stichting Welstandszorg Noord-Holland een positief advies heeft uitgebracht. b. De aangevraagde dakkapel is gesitueerd op een dakvlak binnen een bouwblok, waarop in het verleden al vele malen een identieke dakkapel is vergund welke nu ook afwijkt van het geformuleerde beleid. c. Hierbij wordt uitgegaan dat de welstandelijk kwaliteit van het dakvlak van het betreffende bouwblok door het plaatsen van zo'n zelfde dakkapel niet nog slechter wordt en dat juist ten aanzien van de ritmetiek zelfs de voorkeur wordt gegeven aan zo'n zelfde dakkapel. Visualisering: Ter verduidelijking van het hierboven geformuleerde beleid wordt verwezen naar de bijlage A t/m D waarop de meeste situaties zijn uitgetekend.
versie 4 juli 2008
12
BIJLAGE A AFMETINGEN VOORKANT
*** De wijze van meten is conform onderstaand rechterplaatje. ***
a. breedte van de dakkapel - maximaal 1/3 van de breedte van het dakvlak b. afstand dakkapel tot zijkant dakvlak - minimaal 90 cm c. hoogte dakkapel - maximaal 150 cm d. afstand nok tot dakkapel - minimaal 50 cm e. afstand goot tot dakkapel - minimaal 50 cm f. hoek van het dakvlak - minimaal 30 graden
versie 4 juli 2008
13
AFMETINGEN ZIJKANT
*** De wijze van meten is afhankelijk van wat al aanwezig is op het dakvlak. Uitgangspunt is dat dakkappellen zoveel mogelijk in één lijn staan. Als er al een dakkapel is gerealiseerd op basis van het meten van de AMvB vergunningvrij bouwwerken moet deze wijze van meten worden gevolgd, anders moet er gemeten worden conform het onderstaand rechterplaatje. ***
a. breedte van de dakkapel maximaal 1/2 van de breedte van het dakvlak b. afstand dakkapel tot zijkant dakvlak - minimaal 100 cm tot zowel voor- als achtergevel c. hoogte dakkapel - maximaal 150 cm d. afstand nok tot dakkapel - minimaal 50 cm e. afstand goot tot dakkapel - minimaal 50 cm f. hoek van het dakvlak - minimaal 30 graden
versie 4 juli 2008
14
AFMETINGEN ACHTERKANT *** De wijze van meten is afhankelijk van wat al aanwezig is op het dakvlak. Uitgangspunt is dat dakkappellen zoveel mogelijk in één lijn staan. Als er reeds een dakkapel is gerealiseerd op basis van het meten van de AMvB bouwwerken moet deze wijze van meten worden gevolgd, anders moet er gemeten worden conform het rechterplaatje. ***
a. afstand dakkapel tot zijkant dakvlak - minimaal 50 cm b. hoogte dakkapel - maximaal 150 cm c. afstand nok tot dakkapel - minimaal 50 cm d. afstand goot tot dakkapel - minimaal 50 cm f. hoek van het dakvlak - minimaal 30 graden
versie 4 juli 2008
15
BIJLAGE B DAKHELLING a.
op kappen met een dakhelling kleiner dan 30 graden zijn dakkapellen niet toegestaan.
MANSARDEKAP a.
de dakkapel op het onderdakvlak is toegestaan mits de hoogte maximaal 150 cm bedraagt
b.
een dakkapel waarbij het dak van het bovendakvlak doorloopt over de dakkapel is in principe toegestaan
c.
de dakkapel mag niet in de goot worden geplaatst
d.
een dakkapel op het bovendakvlak is niet toegestaan
versie 4 juli 2008
16
BIJLAGE C PLAATSING a.
plaatsing van dakkapellen boven elkaar is niet toegestaan
b.
bij een doorlopende kap over twee verdiepingen is alleen een dakkapel toegestaan op het onderste gedeelte van het dakvlak
AANSLEPEN/AANKAPPEN a.
bij een dakhelling van 50 graden of meer is het aanslepen van het dak tegen de bestaande kap, oftewel het aankappen, toegestaan, mits de afstand X groter of gelijk is aan afstand Y
versie 4 juli 2008
17
BIJLAGE D SITUERING a.
de dakkapel in de nok is niet toegestaan
b.
de dakkapel in de goot is niet toegestaan
c.
de dakkapel aan de kopgevel is niet toegestaan
DIVERSEN a.
de dakkapel met een balkonhek in de goot is niet toegestaan
b.
een afwijkende vorm wordt aangemerkt als bijzonder geval
versie 4 juli 2008
18
7.
KOZIJN- en/of GEVELWIJZIGINGEN
Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen, aanbrengen, verwijderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam of deur. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouwen/of de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele gevelwijzigingen. De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een kozijn- en/of gevelwijziging van een woning of woongebouw, dan wel een bij die woning of dat woongebouw behorend bijgebouw dat wordt gebruikt ten behoeve van die woning, en waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Trendsetter Een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd trendsetter. Informatie over trendsetters is verkrijgbaar bij de gemeente. Sneltoetscriteria voor kozijn- en/of gevelwijziging Als er geen trendsetter is, voldoet een gevelwijziging aan de achterkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: vormgeving • gevelopeningen niet dichtmaken door bijvoorbeeld panelen of beschilderen, • gevelopening blijft in overeenstemming met de architectuur / tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel, • de gevel van de begane grond en de verdieping(en) blijft samenhangend, • de verticale en horizontale geleding van de gevel wordt gehandhaafd, • samenhang en ritmiek van de straatwand worden niet verstoord, detaillering, materiaal en kleur • materiaal- en kleurgebruik afgestemd op de oorspronkelijke gevel,
versie 4 juli 2008
19
8.
ERFAFSCHEIDINGEN
Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een erfafscheiding is een bouwwerk en/of opgaande begroeiing, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan de woongebieden. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling, daarom gaat de eerste voorkeur altijd uit naar een erfafscheiding van een volledig te begroeien gazen hekwerken. Het plaatsen van een erfafscheiding is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de erfafscheiding niet vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije erfafscheiding achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurd op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Vergunningsvrije erfafscheidingen die voldoen aan onderstaande ambtelijke toetsingscriteria vallen in elk geval niet onder die regeling. Bij twijfel wordt vooroverleg aanbevolen. Trendsetter Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd trendsetter. Informatie over trendsetter is verkrijgbaar bij de gemeente. Sneltoetscriteria voor een erfafscheiding Als er geen trendsetter is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: detaillering, materiaal en kleur • materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in volledig te begroeien gazen hekwerk, metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal, • geen zichtbare toepassing van beton, kunststof, staal, damwand, rietmatten of vlechtschermen, • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik.
versie 4 juli 2008
20
9.
RECLAMES EN RECLAMEZUIL
Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen ongewenst. De hierna te noemen sneltoetscriteria voor reclame-uitingen zijn van toepassing bij de beoordeling van een verzoek om reclamevergunning, een bouwvergunning en voor de toetsing achteraf bij vergunningsvrije bouwwerken. De sneltoetscriteria voor reclames zijn niet van toepassing op het bedrijventerrein Skoon waarvoor een beeldkwaliteitsplan is opgesteld. Een bouwaanvraag voor een reclame-uiting op het bedrijventerrein wordt altijd voorgelegd aan de commissie Welstand. Reclame-uitingen aan de gevel van het hoofdgebouw Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. plaatsing: • loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel • geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie • geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren
maatvoering: • op basis van de tekening zijn de volgende zones te onderscheiden en mag een reclame in de betreffende zone de volgende afmeting hebben: Zone I: de begane-grondverdieping van het pand • reclame-uiting plat op de gevel • dikte maximaal 0.25 meter Zone IIa: de strook gevel boven de pui bedrijfsruimte gelegen op de begane grondverdieping, maar niet hoger dan de hoogte van bovenkant van de eerste verdiepingsvloer • één reclame plat op de gevel • dikte maximaal 0.25 meter • hoogte maximaal 60% bandbreedte en maximaal 0.40 meter • lengte maximaal 60% gevelbreedte en maximaal 3.00 meter • indien woningen er boven dan niet van binnenuit verlicht
versie 4 juli 2008
21
•
één reclame haaks op de gevel • waarvan de onderzijde minimaal 2.60 m boven het afgewerkte aangrenzende terrein indien dit niet is gelegen boven een autorijweg • de onderzijde minimaal 4.20 m boven het afgewerkte aangrenzende terrein indien dit is gelegen boven een autorijweg: • dikte maximaal 0.25 meter • hoogte maximaal 1.00 meter • breedte maximaal 0.80 meter • diameter rond bord maximaal 0.80 meter
Zone IIb:de strook gevel boven de pui van de bedrijfsruimte gelegen op de begane grond en de onderkant lekdorpel van het kozijn gelegen op de eerste verdieping. Indien deze eerste verdieping behoort tot het bedrijf dat is gevestigd op de begane grond, danwel een woonfunctie welke ondergeschikt is aan en onderdeel is van de bedrijfsfunctie waarvoor de reclame is bedoeld. •
één reclame plat op de gevel • dikte maximaal 0.25 meter • hoogte maximaal 60% en maximaal 0.40 meter • lengte maximaal 60% gevelbreedte en maximaal 3.00 meter • indien woningen er boven dan niet van binnenuit verlicht
•
één reclame haaks op de gevel • waarvan, de onderzijde minimaal 2.60 m boven het afgewerkte aangrenzende terrein indien dit niet is gelegen boven een autorijweg • de onderzijde minimaal 4.20 m boven het afgewerkte aangrenzende terrein indien dit is gelegen boven een autorijweg: • dikte maximaal 0.25 meter • hoogte maximaal 1.00 meter • breedte maximaal 0.80 meter • diameter rond bord maximaal 0.80 meter • eventueel van binnenuit verlicht
Zone III: het deel van de gevel boven zone II • geen reclame toegestaan, behalve wanneer naar oordeel van de welstandscommissie en/of uit oogpunt van verkeersveiligheid, plaatsing van de reclame-uiting in zone II b ongewenst is vormgeving: • in voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel • in voorgevel samenhang en ritmiek van de straatwand niet verstoren • reclame integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke • geen mechanisch bewegende delen • geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht • geen daglichtreflecterende reclame • geen aangelichte reclame cumulatie (aantal): • maximaal per voorgevel één reclame-uiting op de gevel en één reclame-uiting haaks op de gevel • maximaal per gevel, anders dan de voorgevel, één reclame-uiting op de gevel of één reclameuiting haaks op de gevel overige: • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor reclame-uitingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader • geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht
versie 4 juli 2008
22
Reclame-uitingen los van de gevel Een reclame-uiting los van de gevel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. plaatsing: • bij de entree van het erf of op een parkeerplaats • de reclame-uiting plat op het bouwwerk, geen gebouw zijnde • geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren maatvoering: De bovenzijde van de reclame uiting mag maximaal 1.0 meter boven het aangrenzende terrein worden geplaatst • dikte maximaal 0.25 meter • hoogte maximaal 1.00 meter • breedte maximaal 0.80 meter • diameter rond bord maximaal 0.80 meter • niet van binnenuit verlicht vormgeving: • reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw en/of het bouwwerk geen gebouw zijnde • reclame beperken tot het hoogst noodzakelijke • geen mechanisch bewegende delen • geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht • geen daglichtreflecterende reclame • geen aangelichte reclame cumulatie (aantal): • maximaal één reclame-uiting per erf overige: • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor reclame-uitingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader • geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht Reclamezuil • geen reclame voor diensten en producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht, • bouwplannen met betrekking tot licht vergunningsplichtige reclamezuilen worden gezien hun ligging aan de voorkant altijd aan de welstandscommissie voorgelegd,
versie 4 juli 2008
23
10. • • • •
11.
SPRIET-, STAAF- OF SCHOTELANTENNES bouwplannen met betrekking tot licht vergunningsplichtige spriet of staaf antennes worden altijd aan de welstandscommissie voorgelegd, als een schotelantenne niet voldoet aan de criteria voor vergunningsvrij, voldoet deze niet aan redelijke eisen van welstand, schotelantennes voor de voorgevelrooilijn voldoen nooit aan redelijke eisen van welstand met uitzondering van schotelantennes die bij gestapelde woningbouw op of aan het balkon zijn geplaatst binnen het verticale en horizontale vlak van het balkon, niet aangebracht nabij, op of aan monumenten of beeldbepalende panden.
DAKRAMEN
•
als een dakraam niet voldoet aan de criteria voor vergunningsvrij, wordt deze voorgelegd aan de welstandscommissie.
12.
ZONNEPANELEN / -COLLECTOREN
•
bouwplannen met betrekking tot licht vergunningsplichtige zonnepanelen / - collectoren worden altijd aan de welstandscommissie voorgelegd,
13.
ROLHEK, LUIK OF ROLLUIKEN
•
licht vergunningsplichtige rolhekken, luiken en rolluiken zijn akkoord ten aanzien van redelijke eisen van welstand als zij voldoen aan de volgende criteria:
vormgeving • rolkasten, geleidingen en rolhekken aan de buitenzijde mits in de gevel ingepast, detaillering, materiaal en kleur • ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met gevel,
14.
OP DE GROND STAAND BOUWWERK VAN BEPERKTE OMVANG
•
bouwplannen met betrekking tot op de grond staande licht vergunningsplichtige bouwwerken van beperkte omvang worden gezien hun ligging aan de voorkant altijd aan de welstandscommissie voorgelegd,
versie 4 juli 2008
24