leuven historisch Leuvens Historisch Genootschap
04 22 33 30
Herinnering WO I deel 7 Archeologie Naamsepoort Verslag Leuven Historisch Verslag Ballade p/l Laine
14 Architect L. Govaerts 00 Verslag info Cera-site 34 Verslag Ringmuur deel 3
vzw
België - Belgique P.B. / P.P. 3000 Leuven 1 2 / 2540
driemaandelijks
nieuwsbrief
37
jaargang 10 - juni 2013
06 Joodse kinderen in WO II 28 Verslag uitstap Grimbergen 03 Reuzin Fiere Margriet
ZIE ONZE ACTIVITEITENKALENDER en bestel nu HET JAARBOEK 2013! Verantwoordelijke uitgever: Paul Reekmans, Brusselsestraat 46 bus 05, 3000 Leuven Afgiftekantoor: 3000 Leuven 1 - Erkenningsnummer: P. 408467
Beste lezers Paul Reekmans Onze nieuwsbrief van juni brengt weer enkele korte historische bijdragen. Het voorjaar werd een drukke aaneenschakeling van activiteiten in samenwerking met vele partners en we blikken vooruit.
Van de eerste rampzalige maanden van de Grote Oorlog krijgen we een verslag van het wedervaren van één van de honderden die het lijfelijk moesten ondergaan. Het merendeel kon deze lijdensweg niet navertellen. Een opmerkelijke relaas uit de WO II rond de levensverhaal van onschuldige joodse kinderen en de onbaatzuchtige zorgen van een communiteit van alerte vrouwen om dit te voorkomen, wordt aangebracht dank zij het onderzoekswerk van de leerlingen van Don Bosco begeleid door de KHLeuven. Met het team Archeologie bvba o.l.v. Maarten Smeets duiken we weer in het verleden bij het nieuwe bouwproject aan de Naamsepoort. We maken een kanttekening bij het systematisch verdwijnen van onze typische Leuvense ambachtelijke bedrijvigheid, zoals de Marbrerie Vanden Eynde er ééntje was. Yves Vanhellemont komt terecht bij het café het Morinneken en beschrijft hoe na de brand van WO I de wederopbouw van heel de westzijde van de Grote Markt werd toevertrouwd aan architect Léon Govaerts. We krijgen een voorsmaak van dit boeiende verhaal dat uitgebreider zal worden behandeld. In onze nieuwe lezingenreeks ‘Leuven Historisch’ gaf Lisa Van Ransbeek het verslag van het archeologisch onderzoek bij het Kloosterhotel en bracht Bart Minnen de pelgrimsdevotie van Sint-Job in Wezemaal tot leven. We werkten samen met de KU Leuven rond het Ithaka-cultuurevenement door rondleidingen en een publicatie over de site van het nieuwe Ceraproject in de Muntstraat. In de Molens van Orshoven aan de Vaartkom toonden twee gedreven dames tijdens de Kunstroute hun installatie ‘Ballade pour la Laine’ en verzorgde het LHG een historische blik op de ontwikkeling van dit industrieel erfgoed. Na een derde lezing en wandeling over de 1ste ringmuur, belicht door Tom Coenegrachts, met als thema ‘de verdediging van de stad’, gingen we ter plaatse de soms lamentabele toestand van de ringmuur bekijken. Voor velen een doorn in het oog, voor andere verantwoordelijken ‘geldgebrek’! Met de voorjaarsexcursie naar Grimbergen en Vilvoorde brachten Jacques Halflants met Bernadette Michels ons naar de honderdste excursie tot grote tevredenheid van de deelnemers. Antwerpen wordt de volgende stad. Dank zij het speurwerk van het LHG en Campanae Lovanienses werd het verloren gewaand torenuurwerk van de Sint-Jakobskerk teruggevonden. Samen met Natuurpunt nemen we op 8 september deel aan de Open Monumentendag met een bijdrage en presentatie over het ‘Monument van de Abdij en het landschap’. Veel leesgenot! 2
Hoera voor de Reuzin! Folklore als erfgoed Paul Reekmans Sinds enkele maanden wisten we dat het idee rijpte om opnieuw aan te knopen bij de traditie om tijdens feesten en stoeten ook reuzen mee te laten opstappen. Het lukte zelfs bij wijkcomités om daar echt werk van te maken. Meteen mochten twee reuzen het levenslicht aanschouwen: Kobe Koeieschieter, die de Orde van de Pietermannen zal begeleiden en Jan van den Graetmolen, die de buurtwerking van Groot Redingenhof moet animeren. Weldra kwamen de mannen van ’73 met het idee ook een reus in leven te roepen, méér zelfs, het moest een reuzin worden en de eer werd verleend aan de Leuvense volksheilige Fiere Margrietje. Haar intrede was een succes. Meteen werd ze ontvangen met een heuse volkstoeloop voorafgegaan door de omroeper die het volk kond maakte dat een nieuwe reuzin haar intrede zou doen en bij haar doopfeest zou ingeschreven worden in het officieel doopregister van de Burgerlijke Stand. Dat alles werd omlijnd door de Joorzangers begeleid met de nodige toeters en bellen. De reuzen van Leuven maakten jaar na jaar met Leuven-kermis deel uit van de indrukwekkende ommegang, die sinds 891 (als herdenking van de wonderbare overwinning over de Noormannen) de stad doorkruiste. Voorafgegaan door al de gilden en de ambachten, met vervolgens een religieus gedeelte van de processie van Onze-Lieve-Vrouw-Belegering, met praalwagens met bijbelse voorstellingen. Reuzin Megera en haar echtgenoot Hercules reden mee te paard. Tijdens de Franse overheersing werd die ommegang niet meer getoond. Alleen het hoofd van koningin Megera bleef bewaard en het bevindt zich in het museum M. Een poging tot herleven van de reuzenfiguren werd gedaan ca. 1958 met Pa en Ma Diestsestraat, die zelfs kindjes kregen. Men kon helaas niet beletten dat ze een stille dood stierven. Hopelijk is huidige generatie jonge reuzen een beter lot beschoren. Er bestaat een mogelijkheid dat nog meer reuzen tot leven worden gewekt. We wensen alle initiatiefnemers, zowel aanwezigen als toekomenden een lang en gelukkig leven in het eeuwenoude, springlevende Leuven. Reuzen moeten er staan en blijven staan als symbool voor kracht, invloed en standvastigheid, wakend over hun volk. Voor nuttige inlichtingen zijn we graag bereid.
Fig. 1: Reuzin Megera -SAL Fig. 2: Beeld Pa en Ma op gevel Diestsestraat Fig. 3: Reuzin Fiere Margriet
3
Herinneringen uit WO I — deel 7 Paul Reekmans
Leuven martelaarstad
Met schoonbroer Léon liep het helemaal anders af..
Ik had hem nochtans sterk afgeraden zich te melden. Maar hij had er geen oren naar. Als stadsbediende waande hij zich gerust. Er was toch gezegd dat de gard’civik de administratie op poten moest houden? Dat was op zijn maat gesneden. Bovendien was hij gehuwd en vader van een peuter van achttien maanden. Maar wanneer zijn vrouw en zijn zoontje reeds na een week veilig terug thuis waren, zat Léon nog lang niet aan zijn bureau op het stadhuis. Dat het helemaal verkeerd zou uitdraaien, had hij in de verste verte niet kunnen vermoeden. En hoe dikwijls had hij intussen niet de dood voor ogen gezien? Het was niet alleen zijn verhaal, maar het verhaal van vele lotgenoten. Tientallen zouden zelfs de kans niet krijgen om het verhaal thuis te vertellen. Reeds van bij het eerste moment dat hij in de kazerne kwam om zich aan te melden, toonden de Duitsers dat zij alles te zeggen hadden. Hij kreeg de kans niet om uit te leggen dat hij stadsbediende was en een beter lot verdiende. De Duitsers blaften hem af: Maul zu, Schweinhund, was het enige dat hij als antwoord kreeg. Ze grepen hem vast en duwden hem in een zaal waar hij samen viel met tientallen lotgenoten, alles samen misschien wel honderd of zelfs meer. Zo werden ze samen naar het station gedreven. Wat daarop volgde kon men niet voor werkelijkheid houden. Er werd één rij mannen naar voor gebracht en een andere rij werd naar de kaai verwezen, waar een trein onder stoom stond, klaar om te vertrekken. En zo vertelde Léon, hortend en stotend: ‘Plots weerklonken geweerschoten, gevolgd door akelig geroep en gehuil. Dat herhaalde zich meerdere malen. Uit de groep waar ik stond graaiden de Duitsers een twintigtal mannen bijeen die werden weggebracht. Waar naartoe kon ik niet vermoeden, de verwarring was zo groot en alles gebeurde zo snel. Van elke groep kwamen telkens enkele mannen terug, die onmiddellijk naar de gereedstaande trein werden gejaagd. Gelukkig heb ik dat niet moeten meemaken, want na een paar uren was het de beurt aan mijn groep om in te stappen op² de trein. Een goederentrein? Neen, beestenwagens, vol stro en paardenvijgen. Wagon na wagon werd volgestopt met gevangenen. Zodra de wagon volgeladen was, ging de schuifdeur dicht en werd op slot gedraaid. Het duurde nog een hele tijd vooraleer er beweging kwam. Eindelijk gleed de trein traag weg en hield na vele uren halt. Niemand gewaagde een woord te zeggen. De deur werd opengegooid. Was dat alleen maar om wat frisse lucht binnen te laten? Het leek er zo op? We stonden in volle veld en de nacht kroop door de lucht. We hadden geen idee van uur of stond. Niemand bleek een uurwerk bij te hebben. Van wie een uurwerk had, hadden de soldaten het al afgenomen. Ik had het mijne thuisgelaten. Had ik een voorgevoel? 4
Na een uur rijden werd weer plots gestopt. Opnieuw schoven de deuren open en nu moesten we allemaal naar buiten. In volle veld werden we allemaal gefouilleerd en alles moesten we afgeven. Portefeuilles , uurwerken, horlogekettingen, pijpen, pijptabak. Sommigen hadden foto’s bij. Alles werd ons afgenomen en in grote zakken gestopt. Van mij hebben ze niet veel kunnen afnemen. Alleen een paar foto’s van mij en van mijn klein gezinnetje: mijn vrouw en mijn zoontje. De trein zette opnieuw aan en de deur bleef op een kier, maar toch zo geblokkeerd dat niemand eruit zou kunnen. In de halve duisternis konden we zien dat we stations voorbijreden, waarvan de namen waren overschilderd. Een van ons vertelde dat dit het werk was van het Belgische leger om de Duitsers op een verkeerd spoor te zetten. Bij het ochtendgloren reden we een belangrijk station binnen te horen aan de vele wissels waar de trein telkens over denderde. Door de spleet tussen de wanden konden we lezen Aachen-Rote Erde. Dat was dus Duitsland? Wat ze met ons zinnens waren konden we slechts gissen. Niemand sprak een woord. Hier moesten we allemaal uitstappen en werden we opnieuw streng verhoord. Het was een herhaling van wat we enkele uren voordien hadden meegemaakt. De lijsten werden opnieuw nagezien en vergeleken. Per wagon werden we nogmaals ondervraagd. Intussen werd koffie (of wat het mocht zijn) en drinknappen aangevoerd. Hompen soldatenbrood werden tussen de rangen gegooid. Na de controle werden de gevangenen terug op de trein gezet, waarvan enkele wagons werden afgehaakt en die ter plaatse bleven staan. Een van die wagons was mijn transport, maar er bleek geen enkele passagier over van het vorige contingent. Het viel me op dat het hoofdzakelijk oudere mannen waren en veel jongemannen, jongelingen nog. Op een fluitsignaal moesten we opnieuw ‘Einsteigen’. We kregen een locomotief voorgespannen en waren opnieuw op weg. Dieper Duitsland in. Er werd geen woord gezegd. Mij gaf het de indruk dat de ouderen er gelaten bij zaten en de jonge mannen eerder onrustig werden. Er werd al luidop geroepen en soms onder elkaar ruzie gemaakt. Mijn vermoeden was dat die jongeren uit de omgeving van Leuven afkomstig waren. Ik deed de moeite niet om hun dialect te begrijpen. Mijn bezorgdheid beperkte zich tot mijn eigen lot. Hoe lang zou men mij in het ongewisse laten? En de oplossing kwam bijna even snel. Na Aachen-Rote-Erde stopte onze trein in Aachen Hauptbahnhof. Opnieuw controle. Opnieuw een soort van evaluatie. Ik kreeg mijn portefeuille terug met de foto’s, maar ook een Ausweis dat ik zou overgebracht worden naar een centrum aan de Hollandse grens. Ik begreep niet duidelijk wat hen dat tot nut zou kunnen zijn. Zes van mijn lotgenoten kregen een analoge opdracht, maar wel op andere plaatsen aan de grens. We kregen elk logies in een afzonderlijk grenskantoor. Eigenlijk was dit een godsgeschenk. Waarschijnlijk was het de Duitsers ook niet zo duidelijk wat de bedoeling was, want geen week later werd ik opnieuw naar Aken overgebracht waar ik een andere Ausweis kreeg met de melding Entlassen. Dezelfde dag werd ik op de trein naar België gezet, met een reisticket voor Löwen! Het was een droomreis. Niemand heeft me nog naar die Ausweis gevraagd, maar ik bewaar dit document als een reliek uit een nare droom. En nu ben ik hier geraakt. Eindelijk terug thuis met Riet en ons kleintje. Die hadden enoeg angsten doorstaan. Een paar dagen later mocht ik opnieuw mijn taak opnemen in het stadhuis. Mijn wedde werd me doorbetaald alsof er tijdens die paar weken niets gebeurd was. Maar wat ik daar beleefd heb, kan ik niet uit mijn geheugen bannen…. Dat vergeef ik die Moffen nooit….
5
Joodse kinderen ondergedoken tijdens WO II in Don Bosco Groenveld 70 joodse kinderen ontsnappen aan de Holocaust dankzij de Zusters van Barmhartigheid
Lisa De Wolf
Don Bosco Groenveld in Heverlee is vandaag een secundaire school, maar oorspronkelijk was het een weeshuis van de zusters van Barmhartigheid. Dit weeshuis werd in 1893 opgericht door Virginie Jacobs, een ongehuwde dame uit Sint-Truiden. Haar doel was een opvangtehuis voor verlaten kinderen op te richten. Decennialang bewaarde de school dit geheim. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten er in dit weeshuis joodse kinderen ondergedoken. Dankzij de moedige zusters konden meer dan 70 joodse kinderen de terreur van de Holocaust overleven.
Fig. 1: Jongensgroep van het Huis van Barmhartigheid, 1943 (privébezit C. Jakubowicz).
Dit opmerkelijke verhaal mocht niet onbekend blijven, besloten Ria Christens, erfgoedmedewerker van Cultureel Erfgoed Annuntiaten en Leen Alaerts, lector aan de KHLeuven. Twee studenten van het Departement Lerarenopleiding spoorden op hun vraag verschillende overlevende betrokkenen op en maakten beeldreportages van hun getuigenissen. Zo haalden Lisa De Wolf en Karen Van Lil een stukje vergeten geschiedenis weer boven water. Daarna werkten de studenten een erfgoedproject uit voor het vijfde jaar Publiciteitsgrafiek van Don Bosco Groenveld. Leerkrachten Helene Melle en Sarah Jooken zetten hun schouders mee onder het project. Het hoogtepunt was een tentoonstelling die doorging op 28 en 29 maart 2013. De leerlingen gingen actief aan de slag rond deze beklijvende geschiedenis. Zo vergeleken enkele leerlingen in de school de foto’s van toen met de plaatsen nu. Tijdens de tentoonstelling leidden ze de bezoekers en de joodse genodigden rond. 6
Fig. 2: De voorgevel van het Huis van Barmhartigheid, 1936 (foto Delcampe.net) Fig. 3: De voorgevel van Don Bosco Groenveld, 2013 (foto Eli Bogaert)
De voorgevel van toen is nauwelijks van uitzicht veranderd. Inmiddels hangt er dankzij de directrice van de school, Kathleen De Goignies, een gedenkplaat die herinnert aan de oorlogsfeiten (fig. 19). Binnen is er niets dat verwijst naar het merkwaardige verleden van de school. De geïnterviewde getuigen brachten deze vervlogen tijd weer tot leven dankzij hun herinneringen aan het Huis van Barmhartigheid. De joodse kinderen, die dit weeshuis betraden, werden opgenomen in de katholieke cultuur van het weeshuis. Ze werden gedoopt om zo geen argwaan te wekken bij de andere kinderen of tijdens controles door de Duitse bezetter. Tevens kregen ze een valse naam bij hun opname in het weeshuis. Buiten de zusters kende niemand de ware identiteit van deze ondergedoken kinderen. Ze werden behandeld zoals de andere wezen. Zo deden net als zij karweitjes. Één van de getuigen, Ida Godny, vertelde dat ze met haar vriendin wekelijks de gangen en de toiletten schoonmaakte. De zusters volgden hun werk nauwgezet op, want “God ziet alles”. Vandaag vindt u in deze gang de kantoren van de directie.
Fig. 4: De gang in het Huis van Barmhartigheid, 1936 (Stadsarchief Leuven) Fig. 5: Dezelfde gang anno 2013 (foto Eli Bogaert)
7
Fig. 6: De achterkant van de kapel, 1936 (Stadsarchief Leuven) Fig. 7: De achterkant van de kapel, 2013, (foto Eli Bogaert)
De joodse kinderen namen deel aan de religieuze oefeningen. Meermaals per dag baden alle wezen. Daarom was in het gebouwencomplex een kapel voorzien. Vandaag wordt dit gebouw nog steeds gebruikt als kapel voor de lagere school. Tijdens de oorlogsjaren werd hier op zondag de Heilige Mis opgedragen. Ook militairen van de Duitse bezettingsmacht in Leuven kwamen deze viering regelmatig bijwonen, wat uiteraard erg onaangenaam was voor de ondergedoken kinderen. Charles Jakubowicz vertelde hoe hij als joodse misdienaar stond te beven, bang om door de mand te vallen onder het keurende oog van de Duitsers op de eerste rij. De wezen genoten onderwijs in het Huis van Barmhartigheid. Tot aan het derde leerjaar volgden de leerlingen het gewone lager onderwijs. Daarna konden meisjes alleen maar praktijkgerichte vakken volgen die gericht waren op huishoudkundige taken zoals strijken, naaien en wassen. Hier lag de oorsprong van Don Bosco Groenveld als BSO-school. De Zusters van Barmhartigheid waren werkzusters of oblaten. Indien oudere meisjes een theoretische opleiding wilden volgen, werd uitgekeken naar een andere school in de omgeving. Elke ochtend werden ze er naar toe geleid. Rond 16 uur werden ze opnieuw opgehaald door de zusters, zo vertelt de intussen 101-jarige Zuster Marie Beirens. Tijdens de oorlogsjaren werkte zij als jonge zuster in het Huis van Barmhartigheid. Charles Jakubowicz vertelde hoe zijn 15 jaar oude zus Madeleine verschillende Leuvense scholen afwisselde. Hoe dit precies in elkaar zat, zou verder nagetrokken moeten worden. In elk geval stond ze op een bepaald ogenblik geregistreerd als leerlinge in het Heilig-Hartinstitiuut. 8
Charles zelf deed het derde leerjaar drie keer opnieuw zodat hij in het weeshuis kon blijven. Het was namelijk niet vanzelfsprekend om als joods jongetje lessen te volgen in een andere school. Het gevaar ontdekt te worden was vele malen groter bij jongens. Joodse mannelijke baby’s worden namelijk besneden. Misschien werd er ook wel meer in de opleiding van meisjes geïnvesteerd omdat er mogelijks een roeping uit kon voortvloeien.
Fig. 8: De naaischool, 1936 (foto Delcampe.net) Fig. 9: Hetzelfde lokaal anno 2013 (foto Eli Bogaert)
De joodse kinderen sliepen met de andere wezen in grote slaapzalen die ingedeeld werden per geslacht en per leeftijdsgroep. Zusjes van 6 en 11 jaar sliepen dus in een aparte slaapzaal. Voor Simone Altman was dit verschrikkelijk want ze kon ’s nachts niet bij haar jongere zusje Susanne zijn. Ook voor Albert Fuks was dit moeilijk; zijn kleine broer Salomon zat namelijk ook in een andere groep. De kinderen werden ook ’s nachts niet alleen gelaten. Enkele surveillerende zusters sliepen in de chambrettes, een soort kamertje met gordijnen die zich langs de muur van de slaapzaal bevonden. Op die manier waren ze steeds in de buurt bij bombardementen of een ander gevaar. Régina Gielbartowicz herinnert zich nog dat ze als 12-jarig meisje de zolder moest schoonmaken. Ze opende het zolderluikje en zag Engelse soldaten marcheren. Leuven was bevrijd! Régina liep naar beneden, door de slaapzaal van de jonge meisjes (fig. 10). Ze vroeg aan de zuster of ze de soldaten mocht begroeten. De zusters stemden in en Régina nam de foto van haar vader mee naar buiten. Ze toonde deze foto aan de voorbijrijdende Engelse soldaten met de vraag: “Heeft u deze man gezien?”. Ze hoopte dat één van de soldaten haar vader zou herkennen. Natuurlijk kon niemand haar helpen. Haar vader was op dat moment al opgepakt door de Gestapo en vergast in Auschwitz. 9
Jongens en meisjes waren in het Huis van Barmhartigheid strikt van elkaar gescheiden. Er waren niet alleen verschillende slaapzalen in het weeshuis, maar ook aparte speelplaatsen en refters. Op deze speelplaatsen speelden de kinderen en maakten ze soms ruzie. Fig. 10: De slaapzaal van de jonge meisjes, ca.1936 (foto zuster Marie Beirens) Fig. 11: De slaapzaal anno 2013, een gewoon klaslokaal met stoelen, banken en een bord. (foto Eli Bogaert)
Charles Jakubowicz vertelde dat hij op een dag ruzie maakte met een jongetje op de speelplaats. In zijn heftigheid schold Charles hem uit voor “sale petit juif”. De zuster had dit gehoord en riep Charles bij zich. Ze zei: “Je beledigt hem door vuile jood te zeggen, maar je weet toch dat je zelf joods bent? Vergeet niet wat je Fig. 12: De speelplaats van de jongens, 1936 (foto Delcampe.net) Fig. 13: De speelplaats van de lagere school, 2013 (foto Eli Bogaert)
10
bent.” Dit voorval toont aan hoe erg de kleine Charles uit angst om ontdekt te worden door de Duitsers zijn eigen identiteit intussen had verdrongen. Annette Apelbaum, die 12 jaar was toen ze in het Huis van Barmhartigheid terechtkwam, vergat haar joodse wortels niet. Ze herinnert zich nog heel goed hoe alle kinderen op de speelplaats op een dag de hora dansten. Het waren recent van een weeshuis in Wezembeek overgenomen kinderen, zoals Félix Messer, die de dans hadden geïntroduceerd. In dat weeshuis konden alleen maar joodse kinderen terecht wier ouders al gedeporteerd waren. Deze kinderen kregen dus een joodse opvoeding, waardoor ze de hora ook aangeleerd hadden.
Fig. 14: De meisjesspeelplaats, 1936 (foto Delcampe.net) Fig. 15: De speelplaats van de eerste graad, 2013 (foto Eli Bogaert)
Wat vroeger de meisjesspeelplaats was, is nu de speelplaats van de basisschool. De oorspronkelijke jongensspeelplaats doet vandaag dienst als speelplaats van de eerste graad. Buiten wat vernieuwingswerken en de aankleding met fietsenstalling, banken en vuilnisbakken, zijn de twee speelplaatsen amper van uitzicht veranderd. 11
Fig. 16: De ziekenzaal, 1936 (foto Delcampe.net)
Het Huis van Barmhartigheid beschikte over een ziekenzaal waar zieke wezen konden herstellen en waar tijdens de oorlog ook onder andere gewonde soldaten verzorgd werden. Ook zieke wezen konden hier herstellen. Één van de getuigen, Walter Bleiberg, zat samen met zijn jongere broer Charles in het weeshuis. Het waren joodse jongetjes waarvan de ouders en het zusje reeds gedeporteerd waren. Op het einde van de oorlog keerde hun vader terug van het kamp en ging zijn zoontjes ophalen in het weeshuis. Hij was erg vermagerd en had verschillende verwondingen opgelopen. De zusters verzorgden hem eerst voordat ze hem bij Walter en Charles brachten. In tussentijd vertelden de zusters tegen de twee broertjes dat ze braaf goeiedag tegen hun vader moesten zeggen. Charles was nog erg klein en begroette zijn vader met de woorden: “Bonjour monsieur le papa”. Hij wist niet wat “papa” betekende omdat hij zo jong was toen hij naar het weeshuis ging. Een ziekenzaal is vandaag niet meer terug te vinden in Don Bosco Groenveld. Wel zijn er momenteel verbouwingswerken aan de gang op de plaats waar vroeger het hospitaal was. Een deel van de oude ziekenzaal doet nu dienst als kinderdagverblijf. Fig. 17: verbouwingswerken en de kindercrèche, 2013 (foto Eli Bogaert)
12
Fig. 18: De meisjesgroep van het Huis van Barmhartigheid, 1943 (privébezit C. Jakubowicz).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog konden meer dan zeventig joodse kinderen onderduiken in het Huis van Barmhartigheid. Hoewel de Duitsers regelmatig aanwezig waren in het weeshuis, zijn de heldhaftige zusters er toch in geslaagd alle kinderen veilig te houden. Na de oorlog begon het echte trauma pas voor de ondergedoken kinderen. De zoektocht naar familieleden zorgde voor heel wat pijn en verdriet. Weinigen keerden terug uit de kampen. Dit was een trauma dat de ondergedoken kinderen hun hele leven met zich mee moesten dragen. Zelf waren ze ontsnapt aan de gruwel van de Holocaust, maar ze moesten er mee leven dat hun familie van de ene op de andere dag van hen ontnomen werd. Fig. 19: Onthulling van het plaket door de leerlingen van het vijfde jaar publiciteitsgrafiek in Don Bosco Groenveld, begeleid door hun leerkracht PAV Helene Melle. Hierdoor zal het oorlogsverleden van de school nooit vergeten worden. Met medewerking van: Lisa De Wolf, Karen Van Lil, Leen Alaerts (KHLeuven), Ria Christens (Cultureel erfgoed zusters annuntiaten), Sarah Jooken (Don Bosco Groenveld), Helene Melle (Don Bosco Groenveld), CANON Cultuurcel, INgeBEELD. Met dank aan: Simone Altman, Annette Apelbaum, Zuster Marie Beirens, Walter Bleiberg, Albert Fuks, Régina Gielbartowicz, Ida Godny, Charles Jakubowicz en Félix Messer.
13
Wederopbouwarchitectuur te Leuven:
dictaat, inspiratie of karikatuur van het verleden?
Architect Léon Govaerts en de Grote Markt Yves Vanhellemont
Malgré les promesses faites (…) les architectes Govaerts et VanNeck ne nous ont fourni jusqu’aujourd’hui aucun avis, croquis, plans définitifs etc. et rien ne fait prévoir qu’ils soient disposés à y mettre plus d‘activité. C’est donc une troisième année perdue: cette situation nous cause grand préjudice! Nous venons nous demander (…) (de) nous décharger de l’obligation de nous addresser à ces messieurs pour la reconstruction du Café des Brasseurs, Place Marguérite, et du Café Lyrique, Grand’ Place. Nous croyons qu’il est possible de trouver à Bruxelles ou à Louvain des architectes de talent, qui pourraient montrer un peu plus d’activité! (Uittreksel uit een brief van Dhr. Bauchau, gericht aan het Leuvense stadsbestuur, 26 mei 1922) Figuur 1: de voorlopige panden naast het stadhuis, opgetrokken vlak na de brand van 1914 (bron: KIK)
De Leuvense Grote Markt deelde zwaar in de klappen, uitgedeeld door de Duitse furie, in augustus 1914. Hierbij gingen het Tafelrond, delen van de Sint-Pieterskerk, en de woningen van de zuidkant en de westkant van de Grote Markt in vlammen op. Het klinkt cynisch, maar het bood een uitgelezen kans om de toegang tot de Grote Markt te verbeteren [1]. Mits een Koninklijk Besluit (19 april 1919) werden hiertoe nieuwe rooilijnen vastgelegd. De Brusselsestraat, Kortestraat en de Mechelsestraat werden verbreed. De westzijde van de Markt schoof een zestal meter op. De Naamsestraat werd verbreed door het hoekhuis ‘De Engelborch’, en de ernaast gelegen panden in de Naamsestraat, niet meer herop te bouwen. De Grote Markt en de aanpalende straten kregen op die manier een veel opener en ruimer aanzicht. 14
Voor de wederopbouw wenste men logischerwijs niet over één nacht ijs te gaan: het stadhuis en de Sint-Pieterskerk moesten ook na de oorlog een waardige en historisch verantwoorde omkadering krijgen. De opmetingsplannen van de Brusselse architect Fernand Symons, uit 1921, bevatten een schat aan informatie: gevelopstand, beschrijving en waardebepaling van de vernielde panden. Het was evenwel, van in het begin, niet de bedoeling om een exacte replica van de verwoeste panden te bouwen. De wederopbouw was immers een uitgelezen kans om de Markt stilistisch te zuiveren, teneinde een homogenere architectuur te bekomen die vooral naar de 17e en 18e eeuw zou verwijzen. Om het prestigieuze programma van de wederopbouw uit te voeren, opteerde men er in 1920 voor om één architect per onderdeel van de Markt te benoemen [1]. Léon Govaerts kreeg op dat moment de opdracht voor de zuidzijde van de Markt. De westzijde van de Markt, met de toegang tot de Brusselsestraat, werd toevertrouwd aan Paul Bonduelle. Deze kwijtte zich blijkbaar niet goed van zijn taak: zijn ontwerpen waren te duur en lieten zich niet voldoende inspireren door de opgelegde bouwstijlen en historische voorbeelden. Niet lang daarna werd ook de opdracht voor de ganse westzijde van de Grote Markt toevertrouwd aan Léon Govaerts. Deze van hogerhand opgelegde architect zorgde voor enige beroering bij de eigenaars: enkelen onder hen hadden immers reeds een beroep gedaan op een andere architect, en ze zagen vooral veel vertraging bij de heropbouw van hun pand. Bovendien bleek de samenwerking met architect Govaerts niet steeds even soepel te verlopen. Het leidde de bouwheer van ‘In ‘t Oude Woud’ er zelfs toe om te eisen dat elke tussenkomst van Govaerts op de bouwwerf verhinderd zou worden. Léon Jean Joseph Govaerts (5/4/1860-30/12/1930) was destijds een bekend architect, en wordt beschouwd als een belangrijk vertegenwoordiger van de Belgische art nouveau. Hij woonde trouwens in de Amerikaanse Straat 14 in Sint-Gillis, vlakbij dat andere Belgische art nouveau-icoon, Victor Horta. Zijn voorliefde voor art nouveau weerhield hem er evenwel niet van om zich naadloos in te passen in de heersende architectuurtrends, zij het eclectische of neo-stijlen [2]. Als restaurateur van de Leuvense St-Pieterskerk wilde hij zich niet beperken tot het louter restaureren, maar stelde hij een verregaande neogotische afwerking van de kerk voor [3]. Een voorstel dat nooit werd uitgevoerd. Hij is niet te verwarren met zijn neef Léon Emmanuel Govaerts (1891-1970), die bekendheid verwierf met zijn creaties in art deco- en modernistische stijl. Figuur 2: gevelopstand van het verwoeste pand ‘In het Woud’, door Fernand Symons (1921) (bron: stadsarchief Leuven)
15
De herinnering: Het Moorinneken Het vooroorlogse Moorinneken had een relatief eenvoudig geveltje. Het van oorsprong 16e- of 17-eeuwse huis met trapgevel werd pas vanaf 1675 ‘Moerinne’ genoemd [4], mogelijkerwijs omdat het ernaastgelegen huis ‘de Moriaen’ heette? Het gebouw werd in 1864 en 1871 grondig verbouwd, waarbij de trapgevel verdween. Het huis was in 1914 het bezit van de weduwe Thobois, die tevens het pand ‘In de Vette Hin’ in de Naamsestraat, naast ‘De Engelborch’, bezat. Noch ‘de Engelborch’, noch ‘In de Figuur 3: gevelsteen ‘In Vette Hin’, werden na de oorlog heropgebouwd. Van het de vette Hin’ (foto: Yves Vanhellemont) laatste pand rest ons enkel een gevelsteen, ingemetseld in de tuinmuur van het stedelijke Museum M. In juni en november 1920 werden twee ontwerpen voor de heropbouw van het Moorinneken vervaardigd. Het gaat om twee nauw aan mekaar verwante, imposante, ontwerpen voor Café het Moorinneken (Café de la Negresse), in een somptueuze barokke stijl, die niet zou misstaan op de Brusselse Grote Markt, maar in een Leuvense context te overdadig zou zijn. De wederopbouw van het Moorinneken zou aangegrepen zijn om een verwijzing te maken naar het uit 1740 daterende barokke Brouwershuis [5], dat in 1870 werd afgebroken om de Statietraat door te trekken tot aan de Sint-Pieterskerk. De barokke ontwerpen, van de hand van de Brusselse architect Alex Van Arenbergh, verwijzen inderdaad zeer sterk naar dit gebouw, zij het zwaar opgesmukt. Beide ontwerpen tonen reeds de bekende nis met de buste van het Moorinneken. Figuur 4: het Moorinneken. V.l.n.r. de oorspronkelijke gevel (door Fernand Symons), het tweede ontwerp van Van Arenbergh, het tweede ontwerp van Govaerts. (bron: Stadsarchief Leuven)
16
In de zomer van 1921, na de aanstelling van Léon Govaerts, werd besloten dat Van Arenbergh het interieur van het gebouw zou ontwerpen, en dat Govaerts zich met de gevels zou bezighouden. Govaerts baseerde zich grotendeels op de ontwerpen van Van Arenbergh. Hij vereenvoudigde het ontwerp aanzienlijk, en sloot uiteindelijk een stuk dichter aan bij de geest van het originele Brouwershuis. Het was niet de Figuur 5: vergelijking van het Moorinneken (foto: Yves bedoeling om een letterlijke Vanhellemont) met het Brouwershuis (foto: Edmond reconstructie te maken. Fierlants, 1865, Stadsarchief Leuven) Opvallende gelijkenissen met het oorspronkelijke brouwershuis zijn ondermeer de gevelbekroning, met balustrades en siervazen, het mansarde-tentdak, de proporties en geveldecoraties. Belangrijkste verschillen zijn de verschuiving van de gevelbekroning, de vervanging van de Korinthische pilasters en geveldecoraties door eenvoudiger tegenhangers, en de toevoeging van andere versieringen (bijvoorbeeld het dierenvel in de gevelbekroning, of een fronton). In die gevelbekroning werd de inscriptie ‘QUIBUSDAM INVITIS GLORIOSIOR EX CINERE CONSURGO’ toegevoegd, een rechtstreekse verwijzing naar de brand van 1914, maar tevens naar de brand van 6 november 1785, waarbij de houten huizen aan de westzijde van de Grote Markt in de as werden gelegd. Het opschrift ‘IK RYS UIT MYN ASCH SCHOONER DAN IK WAS’ sierde immers tot de oorlog de gevel die ongeveer op de plaats van ‘In den Engel’ en het pand er rechts van, stond. Ook deze gevel ging verloren in de brand van 1914. De publiciteit voor brouwerij Breda, een dwerg die een bierfles torst, met de opschriften ‘Breda’ en ‘Goldor’, werd pas in 1950 gebeeldhouwd in de pilasters van de gelijkvloerse verdieping. Onder de uitdrukkelijke voorwaarde, opgelegd door het stadsbestuur, dat deze weer verwijderd diende te worden van zodra het pand van eigenaar zou veranderen.
17
De allegorie: À Notre Dame (voorheen: De Moriaen) Guillaume Croon, eigendom van het perceel in kwestie, was kennelijk geen treuzelaar: al vroeg diende hij een bouwaanvraag in, die op 21 november 1919 werd goedgekeurd. Het ging om een ontwerp van Théodore Van Dormael (25/4/18725/3/1947). Van een dergelijke, met restauraties vertrouwde architect, kon men haast niet anders verwachten dan een quasi exacte replica van de verwoeste Moriaen: een 16e-eeuwse trapgevel, in bakstenen metselwerk met speklagen in witte natuursteen. Figuur 6: Notre Dame. v.l.n.r. eerste ontwerp (Van Dormael, 1919), tweede ontwerp (Govaerts, 1920), derde ontwerp (Govaerts, 1921). (Bron: stadsarchief Leuven) Léon Govaerts gooide het ontwerp van Van Dormael om: in november 1920 presenteerde hij een elegant barok ontwerp, met Lodewijk XV en XVIinslag. Opvallend is de aanwezigheid van een beeltenis van een Moor, net zoals we die zien in het ernaastgelegen Moorinneken (toen was Van Arenbergh nog bezig met dit pand). Streefde men ernaar om van beide huizen een stilistisch geheel te maken? Govaerts voorzag een opvallende banier, met het opschrift ‘IN DEN MORIAEN’. Terzijde kan vermeld worden dat de associatie met een Moor fout zou zijn: het is een publicatie uit de 15e eeuw afkomstige foutieve interpretatie van ‘Moriaen’, die in werkelijkheid naar de voornaam ‘Maurus’ zou verwijzen [4]. Van dit concept werd, om ons onbekende redenen, deels afgestapt in Govaerts’ definitieve ontwerp, daterend van november 1921. Alle verwijzingen naar de Moriaen verdwijnen: de gevel wordt een hulde aan Onze-Lieve-Vrouw, een allegorie voor de martelaarsstad Leuven. Zij staat op een sokkel met het wapenschild van Leuven, een martelaarspalm in de rechterhand, geflankeerd door vuurkorven, vernieling zaaiende oorlogsfuriën en fakkels. Men kan hierin een tegenhanger zien van de centrale afbeelding in de gevel van de Centrale Bibliotheek (Ladeuzeplein), waar we een Onze-Lieve-Vrouw van de zegepraal zien, geflankeerd door Sint-Michiel en Sint-Joris die het kwaad overwinnen. 18
De replica: Café Lyrique/De Moriaen (voorheen: Den Gulden Rinc) Het ontwerp voor ‘De Moriaen’ van Van Dormael ging niet verloren. Govaerts herbruikte het voor het pand naast de huidige Notre Dame, voorheen gekend als ‘Den Gulden Rinc’. Een logische keuze, aangezien dit pand in de 16e eeuw er vermoedelijk exact hetzelfde uitzag als ‘De Moriaen’. De banier, die we zagen in Govaerts’ eerste ontwerp voor ‘à Notre Dame’, werd herbruikt, nu met de inscriptie ‘CAFÉ LYRIQUE’. Ook de inscriptie ‘DE MORIAEN’ schoof mee op, en kreeg een onopvallende plaats hoog in de gevel. Govaerts voegde verder nog twee leeuwen toe, met wapenschilden met het logo van brouwerij La Vignette, en een lachende en triest kijkende waterspuwer. Een verwijzing naar Voltaires ‘Jean qui pleure et Jean qui rit’, naar de kwelling van de oorlog, en de vreugde van de bevrijding [5]. Van Dormaels ontwerp had succes, want Govaerts herbruikte het in licht gewijzigde vorm eveneens in de panden ‘Het Hemelryk’ (hoek van het Mathieu de Layensplein en de Mechelsestraat, momenteel in gebruik van café ‘De Lange Trappen’) en ‘De Gulden Ring’ (oorspronkelijk op de Grote Markt, maar verplaatst naar de Mechelsestraat, tussen ‘SaintHubert’ en ‘Het Hemelryk’).
Figuur 7: waterspuwers, Café Lyrique/ De Moriaen – Jean qui pleure et Jean qui rit (foto’s: Yves Vanhellemont)
Figuur 8: vergelijking van enkele gevelornamenten van ‘De Gulden Lamp’ en ‘In het Woud’ (bron: KIK en Yves Vanhellemont)
19
De knipoog: het Schippershuis De ontwerpen van Bonduelle voor de westzijde van de Markt werden deels afgekeurd, omdat ze niet voldoende trouw waren aan de bouwstijlen van renaissance en barok. Wellicht is dit ook de reden waarom de twee ontwerpen die Alphonse Stevens, in maart 1920, vervaardigde voor ‘In het Woud’, afgwezen werden. Hij stelde ondermeer het bouwen van een exacte replica voor. Maar dat bleek onaanvaardbaar, wellicht omdat het stilistisch té zeer deed denken aan de periode rond 1800. In dat licht is het logisch dat Govaerts’ ontwerp, bijna een replica van de verloren gegane 18e eeuwse gevel van ‘De Gulden Lamp’ (Muntstraat) [5], wél werd aanvaard. Ondanks het streven naar homogeniteit en stijlzuiverheid kreeg Govaerts toch behoorlijk wat buitenissigheden gesmokkeld in zijn ontwerpen. Denk hierbij aan de vreemde raamomlijstingen van ‘In den Engel’, die hoogstens een knipoog naar het classicisme zijn. Denk aan de topgevel van ‘Au Petit Louvaniste’, die barok lijkt en zo ook is opgebouwd, maar waarvan de ornamenten eerder lijken op kantklosgerei. Denk aan de kolommen van de hoekhuizen met de Brusselsestraat, en het pand ‘Saint-Hubert’, die ronduit eigentijds (art deco) zijn. In dat licht is de wederopbouw van ‘In ‘t Oude Woud’ het vreemdst. Het was bijna een evidentie dat de oude barokke gevel heropgebouwd zou worden. En dat gebeurde ook. Niet op de oorspronkelijke plaats: de huidige gevel is een behoorlijke replica van de oorspronkelijke gevel, zij het een vijftal meter opgeschoven naar het westen. Jammer genoeg werd de gevel aan de kant van de Kortestraat, voor de oorlog ook een barokke gevel, vergelijkbaar met de hoofdgevel, bij de heropbouw vervangen door een sobere Figuur 9: de gevel van het Schippershuis, in confronlijstgevel. tatie met enkele gotische gevels in de buurt: Huis Door het verschuiven Limburg in de Naamsestraat, Sint-Pieterskerk (foto’s: Yves Vanhellemont) van deze gevel kwam er een ruimte van een vijftal 20
meter breed vrij. Dit hiaat werd opgevuld door ‘Het Schippershuis’, dat geen vooroorlogs equivalent had en waarvoor Govaerts een fantasierijke gevel ontwierp. De gevel vertoont een aantal kenmerken die renaissance of gotisch aandoen. Overgoten met een maritieme saus: ramen omgord met scheepstouw, oculi als patrijspoorten, water dat over de gevelbekroning en de vensterbanken loopt (zoals we dat ook zien in fonteinen uit de renaissance en de barok - zie bijvoorbeeld de Medicifontein in de Jardin de Luxembourg te Parijs). Als kers op de taart is de pseudo-gotische gevel voorzien van hogels, maar dan onder de vorm van meeuwen. Deze reeks, deels verwrongen, citaten uit het verleden, lijkt wel postmodernisme avant-la-lettre. Merkwaardig is ook dat Govaerts nét voor deze gevel, die toch het meest een loopje neemt met de historische bouwstijlen, de heel traditionele lokale steen van Gobertange gebruikt. Enkel in de gevels van ‘De Moriaen’ en ‘In het Woud’ zien we nog ruim traditionele materialen terugkomen (baksteen, Gobertange en Belgische blauwe steen). Meestal werd resoluut de kaart getrokken van de Franse importsteen (steen van Euville, Savonnières en Pouillenay).
Conclusie Vanzelfsprekend zou de wederopbouw van de Grote Markt aan zeer kritische blikken onderworpen worden. Architect Léon Govaerts heeft op vraag van de autoriteiten ruim inspiratie geput uit het verleden van de Markt en haar nabije omgeving. Ondanks zijn eigenzinnige inzichten valt wel op dat hij met respect voor het verleden én met respect voor het werk van andere ontwerpers heeft gewerkt. Gecombineerd met zijn eigenzinnige visie heeft dit geresulteerd in een boeiende samensmelting van letterlijke citaten uit het verleden, herinneringen aan verdwenen iconische gebouwen, expliciete verwijzingen naar de brand van Leuven, verschuivende huizen en allerhande buitenissigheden die historisch van ver lijken, maar ver van historisch zijn. Dit alles verrijkt met een dosis pragmatisme, onder de vorm van het vergroten van het plein en de verbreding van straten. Of het plein is verrezen uit zijn as, ‘schooner dan het was’, daarover zijn de meningen verdeeld. De Markt heeft ingeboet aan intimiteit, maar ook gewonnen aan grandeur. Bronnen [1] Pieter Uyttenhove, Jo Celis, De wederopbouw van Leuven na 1914, Univ.Pers 1991 [2] Jean-Marc Basyn, Léon Govaerts (1860-1930), un architecte de transition, licentiaatsverhandeling Kunstgeschiedenis, UCL, 1992 [3] Yves Vanhellemont, De bewogen geschiedenis van de westbouw van de Leuvense Sint-Pieterskerk, jaarboek Leuvens Historisch Genootschap, 2012 [4] Alfons Meulemans, Huizen en straten van het Oude Leuven, jaarboek Leuvens Historisch Genootschap, 2004 [5] La restauration de Louvain – Les maisons de la Grand’Place, Le Soir, 28 mei 1927 [6] De inventaris van het onroerend erfgoed, inventaris.onroerenderfgoed.be Dit artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van het Stadsarchief Leuven.
21
Archeologisch vooronderzoek op de hoek Naamsestraat-Verkortingstraat Maarten Smeets, Studiebureau Archeologie bvba Naar aanleiding van een nieuwbouw op een terrein van ongeveer 0,13 ha aan de Naamsestraat-Verkortingstraat werd door Onroerend Erfgoed een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en proefputten opgelegd. Het onderzoek werd door Immo Seagull NV aan Studiebureau Archeologie bvba toevertrouwd en het terreinwerk werd uitgevoerd van 16 tot en met 18 april 2013. Het projectgebied wordt in het westen begrensd door de Naamsestraat. Dit is één van de oudste straten in Leuven en was eeuwenlang het einde van de invalsroute vanuit Heverlee en Namen. Ze loopt in een quasi recht tracé van de Grote Markt naar de Naamsepoort (fig. 11). Deze straat wordt al vermeld in historische bronnen uit de 13de eeuw. In een Latijnse tekst wordt de straat de Prepositistrata genoemd. Het gedeelte van de straat tussen het centrum en de eerste ringmuur werd later vermeld als Proeststrate. Het stuk tussen de eerste en de tweede ringmuur wordt in de 17de eeuw de Sint-Quintens strate genoemd en in het laatste kwart van de 18de eeuw wordt gesproken van de Proost ofte Heversche straete (Meulemans 2004: 379). De Verkortingstraat was oorspronkelijk geen doodlopende straat, maar loopt van de Naamsestraat door tot de vesten in het zuiden. Deze straat komt in de 13de eeuw nog in historische bronnen voor als Waienbergh, Wa(e)yenbergh en Waystraetken. Na de bouw van de tweede ringmuur verandert dit in Verkortstraet omdat ze een rechtstreekse verbinding vormde tussen de bewoning van de Heverlese Broekstraat en de Sint-Kwintenskerk. In de volksmond stond het straatje beter gekend onder de naam Vulderstraetje of Vildersstroike, naar de koudslachters die hier werkzaam waren. Naar aanleiding van een tentoonstelling in 1986 werd een archeologische potentiekaart voor Leuven opgemaakt, waarbij het huidige projectgebied zich bevindt binnen de zone die met de hoogste potentie is ingekleurd (fig. 1). Deze kaart is duidelijk geïnspireerd op de oudste bekende plattegrond van Leuven, de kaart van Jacob van Deventer (1550-1560) (fig. 2). Op deze weergave van 16de-eeuws Leuven zijn de twee stadsmuren duidelijk herkenbaar. De belangrijkste gebouwen worden volledig afgebeeld. De Naamsepoort wordt eveneens afgebeeld. Andere huizen zijn echter schematisch voorgesteld. Het projectgebied is op de Deventerkaart duidelijk te zien en zou bebouwd geweest zijn. Zowel de Naamsestraat als de Verkortingstraat zijn herkenbaar.
Fig. 1 - Archeo - Archeologische potentiekaart voor Leuven uit 1986 - Vandekerchove 1996: 104. Fig. 2 - Detail uit de kaart van Jacob van Deventer met situering van het projectgebied
22
De stadsplattegrond (fig. 3) die Joannes Blaeu omstreeks 1649 maakte en de daarvan afgeleide pentekening, zijn duidelijker ten opzichte van de 16deeeuwse kaart van Jacob Van Deventer. Beide ringmuren zijn nog zichtbaar. Ongeveer in het midden van de Verkortingstraat is één huis afgebeeld. De hele zone tussen de Verkortingstraat-Naamsestraat-stadsmuur is omheind (vermoedelijk een haag). Het zuidelijke deel is ingetekend als een tuin. Hoewel de archeologische potentiekaart uit 1986 lijkt te suggereren dat het projectgebied zich binnen de oudste bewoningskernen bevindt en de kaart van Jacob van Deventer dit lijkt te bevestigen, zijn het aantal historische gegevens over deze panden slechts 17deeeuws. A. Meulemans meldt ook dat het opvallend is dat Fig. 3 - Detail plan van Blaeu 1649 er tussen de twee ringmuren slechts drie zijstraten aan de linkerzijde (komende vanuit het centrum) zijn, namelijk de huidige Parkstraat, de huidige Hendrik Consciencestraat en de huidige Verkortingstraat), die leidden naar een stadsgedeelte dat bijna uitsluitend door landbouwgronden ingenomen was. Pas vanaf de 18de eeuw ontstonden in dit deel nieuwe stadswijken. De Ferrariskaart (1771-1778) toont voor het eerst een wat uitgebreidere bewoning aan binnen het huidige projectgebied (fig. 4a). De bebouwing aan de Verkortingstraat bestond hierna voornamelijk uit kleine arbeidershuizen, in de vorm van gangen, die in het begin van de 20ste eeuw werden afgebroken. De 4 rijhuizen van de Heverleegang gelegen in het binnengebied zijn duidelijk nog te zien op Fig. 4a - Detail uit de Ferarriskaart het kadasterplan van 1850 (fig. 4b) en de prentkaart (fig. 5a) met situering van het projectgebied
Fig. 5a - Foto ca. 1900, vanaf de vesten, met links de Heverleegang Fig. 4b Detail uit kadasterplan 1850 in het projectgebied en centraal de Verkortingstraat - LHG archief
23
Fig. 5b - De Verkortingstraat rond de eeuwwisseling - Leuven Weleer 3 102a
Fig. 5c - De Verkortingstraat anno 2013
Volgens een studie en plan 58 van M. De Cooman uit 1980 lag de Herverleegang in de Naamsestraat op weg naar Heverlee hetgeen de naam verklaard. Hij werd gebouwd door de heer Henricus Hollogne, een winkelier uit de Naamsestraat nr. 255, achterin de hof. De huidige bebouwing (fig. 5c) bestaat deels uit overblijfsels van 18de-eeuwse en 19deeewse arbeiderswoningen (fig. 5b) en deels uit nieuwe invullingen. In 1916 werd de gtang afgebroken. Door de aanleg van de Constantin Meunierstraat in de jaren ’30 van de 20ste eeuw verandert het beeld en de Verkortingstraat wordt gereduceerd tot een doodlopende gang.
Fig. 5d - Marbrerie Vanden Eynde
Een opmerkelijk pand, de Marbrerie Vanden Eynde (fig. 5d), dat zich uitstrekte over heel de hoek Naamsestraat en Verkortingsstraat, werd afgebroken voor de geplande nieuwbouw in de projectzone. Het was één van de typische Leuvense ambachelijke ondernemingen en was gespecialiseerd in natuursteen en gekend om zijn marmeren schouwele-
menten en bouwelementen tot in de jaren ‘70.
Het archeologisch vooronderzoek In totaal waren er 7 kelders aanwezig. In ieder van deze kelders werd een proefputje van 50 x 50 cm gemaakt. In de kelder van Naamsestraat 183 lag en betonnen vloer. Onmiddellijk hieronder bevond zich de natuurlijke bodem. De westelijke muur van de kelder van Naamsestraat 181 was deels afgebroken, waardoor hier een goed profiel bekomen werd (fig. 6). Vastgesteld kon worden dat de volledige bodemopbouw verdwenen was en dat vrijwel onmiddellijk het tertiair zand dagzoomde (vanaf 5 cm diepte). Op een diepte van 50 cm onder het huidige maaiveld bevonden zich de eerste banken in zandsteen. Ook op een diepte van 120-140 en 180200 cm werden banken zandsteen aangetroffen. Gelet op deze stabiele bodem, zijn de funderingen van de betreffende kelder ook slechts 2 stenen dieper dan de kelder24
vloer. Een gelijkaardige situatie was trouwens ook terug te vinden bij de 17de-eeuwse kelders die werden opgegraven op het Fochplein. Onder de keldervloer van Naamsestraat 179 werd een puinpakket vastgesteld. In dit puinpakket bevond zich baksteenpuin, maar ook veel brokken zandsteen. Direct onder de vloer werd ook wat dierlijk bot aangetroffen (dat niet nader gedetermineerd werd) en roodbakkend aardewerk dat in de 18de eeuw te dateren was.
Fig. 6 - Profiel van zowel de kelder als de natuurlijke bodem in Naamsestraat 181
Ook onder de keldervloer van Naamsestraat 177 bevond zich een puinpakket. In dit pakket bevond zich minder baksteenpuin, maar vooral zandsteen. Het hoekpand van de Naamsestraat-Verkortingstraat was de eigenlijke Marbrerie (fig. 7). Onder de vloer van deze kelder werd één klein spoor aangetroffen, dat geïnterpreteerd kan worden als een localere, iets diepere laag die zich net onder de vloer bevond en als nivellering na het uitgraven van de kelder gediend heeft.
Fig. 7 - Zicht op de kelder van het hoekpand Naamsestraat-Verkortingstraat
Hoewel er ook een kelder genoteerd was voor Verkortingstraat 2, was deze kelder niet meer toegankelijk voor het onderzoek. Bij het graven de proefsleuf langs de Verkortingstraat kon de locatie ervan worden vastgesteld. Aan de binnenkant kon pleisterwerk vastgesteld worden. Ook de kelder van Verkortingstraat 10 was niet meer toegankelijk, maar aangezien het om de locatie van de cartografisch gekende oudste bebouwing ging en omdat er toch een kraan van de aannemer aanwezig was, werd deze alsnog leeggegraven. In tegenstelling tot de andere kelders, die ongetwijfeld
Fig. 8 - Zicht op de kelder van Verkortingstraat 10
25
een vloer op een houten roostering moeten hebben gehad, was deze kelder voorzien van een plat tongewelf. Deze manier van bouwen kon ook vastgesteld worden bij de 17deeeuwse kelder op het Fochplein. Onder de vloer van deze kelder werden evenwel geen andere sporen meer aangetroffen (fig. 8).
Fig. 9 - Zicht op de nog aanwezige muur- en vloerresten in de proefput ten zuiden van Verkortingstraat 10
Er werden ook drie proefputten en een proefsleuf gegraven. Een eerste proefput bevond zich op het laagste deel van het terrein. In het aangelegde vlak waren ook 5 sporen aanwezig, maar op basis van de tegelvondsten in de vulling van enkele van deze sporen, kan een vrij recente datering (19de-20ste eeuw) aangenomen worden. Op de overgang tussen de huizen langs de Naamsestraat en de huizen langs de Verkortingstraat werd een tweede proefput aangelegd. Aan de kant van de Verkortingstraat kon in profiel nog een recente baksteen- en betonconstructie waargenomen worden. Ook was te zien dat de kant naar de Verkortingstraat sterk opgehoogd en verstoord was. In deze ophogingspakketen werden geen sporen herkend.
Fig 10 - Zicht op de proefsleuf langs de Verkortingstraat
26
Een laatste proefput bevond zich ten zuiden van de kelder van Verkortingstraat 10. In deze proefput waren vier sporen aanwezig. Het ging om een bakstenen muur en (de aanzet van een) bakstenen vloer (fig. 9). Beide sporen liggen in het verlengde van de westelijke keldermuur van Verkortingstraat 10. Hierop is later nog een nieuwe muuraanzet gezet. Deze is, afgaande op de gebruikte cementmortel, recent. Heel de zone wordt helaas ook verstoord door een grote kuil, waardoor eventueel aanwezige of archeologisch relevante informatie grotendeels verdwenen is.
Ten slotte werd langs de Verkortingstraat ook een kleine proefsleuf aangelegd (fig. 10). Deze sleuf startte tegen de kelder van Verkortingstraat 10 en liep door tot in het puinpakket dat zich in de kelder van Verkoringstraat 2 bevond. De meeste sporen die hier werden aangetroffen hebben betrekking op de muren van de recent afgebroken arbeidershuisjes. Tussen deze muren bevonden zich enkele zeer grote verstoringen, zodat slechts in beperkte mate de natuurlijke bodem werd aangetroffen.
De belangrijkste conclusie De bureaustudie toont aan dat het gebied minder intensief bewoond was dan aanvankelijk gedacht werd en dat deze bewoning niet tot de middeleeuwen lijkt terug te gaan, maar zich pas vanaf de 17de eeuw manifesteert. Er zijn inderdaad wel archeologische sporen aanwezig, maar deze zijn recent van aard (voornamelijk 19de-20ste eeuw) en de vele verstoringen van het terrein maken het onmogelijk nog een ruimtelijk beeld te krijgen van de eventuele sporen of structuren. Voor de zone langs de Naamsestraat, waar enerzijds de vrijwel onmiddellijke aanwezigheid van het tertiair zand kon worden vastgesteld en anderzijds in de eerste proefput veel recente verstoringen waargenomen werden, kan op basis van de verzamelde gegevens de aanwezigheid van één vlak vastgesteld worden, dat sterk verstoord was. Bijkomend archeologisch onderzoek in deze zone lijkt helemaal niet meer relevant. De zone langs de Verkortingstraat is, net zoals aan de Naamsestraat, lange tijd niet (intensief) bewoond, waardoor de stratigrafische complexiteit beperkt is. Het systematisch ophogen van het terrein levert potentieel een betere bewaring van de aanwezige sporen op, maar tijdens het onderzoek kon vastgesteld worden dat hier grote zones tot op grotere diepte in de 19de-20ste eeuw verstoord zijn. De ruimtelijke context van zowel gebouwstructuren als andere sporen, is hierdoor grotendeels verloren gegaan, waardoor ook deze zone archeologisch weinig relevante informatie meer kan opleveren. Daarom leek een verder archeologisch onderzoek niet verantwoord en Onroerend Erfgoed volgde deze stelling, waardoor geen bijkomend archeologisch onderzoek meer nodig was en de geplande werken verder uitgevoerd konden worden.
Fig 11 - Zicht op de Proefstraetepoort (Naamsepoort) ca.1600 met aanduiding projectzone - Leuvense Prentenatlas
27
Uitstap Gimbergen-Vilvoorde van 2 juni 2013 Verslag door Etienne Franckx Volgens Frank De Boosere zou het er goed gaan uitzien. Hij hield woord. Bij ons vertrek op ‘Leuvens Uur’ (zoals het hoort “net iets te laat”) aan parking Bodart waren we zo goed als voltallig, een bus vol dus. Op naar Grimbergen. Onderweg werden we vergast op een bondige dagindeling door Bernadette en van Jacques kregen we een uiteenzetting over het reilen en zeilen van de Norbertijnengemeenschap. Vermits we meer dan op tijd in Grimbergen waren, volgde er een ochtendwandeling rond het Prinsenkasteel, in twee groepen en de gids achterna. De vijver rond de gewezen burcht had zo zijn charmes in de ochtendzon en voor een deel van ons was het tegelijkertijd een aangename vorm van wakker worden. Stipt te negen onze opwachting gemaakt in het MOT waar we in groepen eerst de geschiedenis van de kasteelhoeven te horen kregen waarna we aan de rondleiding van het Museum van Oude Technieken begonnen. Onze gids sprak met veel begeestering, en naar mijn gevoel met een beetje nostalgie, over het wassen doorheen de geschiedenis. De heren onder ons sprak de afdeling over houtbewerking met de oude gereedschappen en de smidse waarschijnlijk meer aan. Een museum om nog eens terug naar toe te gaan, zeker met het jonge nageslacht en ook omdat de ons toegemeten tijd te kort was. Een korte busrit bracht ons naar de parking aan de Volkssterrenwacht Mira en begonnen we aan een wandeling door een verborgen stukje Brabant. De rivier de Velpe heeft ons dank zij de rusteloze loop enkel molens nagelaten. Eén van deze juweeltjes is de Liermolen die we diagonaal doorwandelden en dit is dan letterlijk te nemen. De molenaar, die de watermolen van de Parkabdij aan de waggel gaat houden, sprak honderduit over zijn maalstenen en waterdebieten. Hij kon het niet laten om ons mee te voeren naar zijn artisanale broodbakoven. Vervolgens de Charleroyhoeve, een 17de eeuws pachthof dat in een bijna onaangeroerd kader staat. Op naar de abdijkerk van Grimbergen. Deze monumentale barokkerk werd nog grootser eens we er dicht bij stonden. De plaatselijke harmonie verwelkomde ons bij aankomst op het kerkplein met een moderne medley. Met dank aan onze reisorganisatoren of was het puur toeval? Bergaf naar het Fenikshof om te gaan middagmalen. Na de schitterende maaltijd brachten we een bezoek aan het interieur van de abdijkerk met de nodige uitleg over de aanwezige heiligen die de muren en biechtstoelen bemanden. Het hoogtepunt was echter de sacristie met het schitterende plafond en de muurdecoraties. Bernadette haalde het onderste uit de kan om ons diets te maken hoe het vork aan de steel zat. Jacques werd er zowaar devoot van en ging terstond biechten. Om half vier begonnen we na een korte busrit in Vilvoorde aan het laatste luik van de inspanningen. Voor de globetrotters onder ons een stadswandeling langs de stadsarchitectuur met Bernadette op kop. De anderen volgden Jacques in een cultuurbad over kerkarchitectuur. Half vijf, wij weg naar het meest genoegdoende deel van de uitstap. Aan de oever van het Zeekanaal naar Brussel genieten van hetgeen waar ze daar goed in zijn: een goede Grimbergen of net iets anders. Er restte ons nog de terugreis. Het was stil op de bus. Waren we moe? Onder de indruk? Of was het gewoon de Grimbergen?
Bedankt, Jacques en Bernadette!
28
29
Ballade pour la laine in Molens Van Orshoven Verslag Ramon Kenis
De jaarlijkse Leuvense Kunstroute rond 1 mei gaf lokale kunstenaars de gelegenheid om met hun werk naar buiten te komen. Dit jaar waren enkele nieuwkomers van de partij waaronder BIELIEVE, het kunsternaarsduo Bie Vandyck en Lieve Smets. De tentoonstelling ‘Ballade pour la Laine’ in de ‘Filature de Belvès’ in Frankrijk bood hen de kans om monumentale textiele kunstwerken te creëren als een vorm van dialoog en verbinding, om zo een brug te slaan tussen hun monumentale textiele wereld en het culturele erfgoed van de filature. Hun monumentale werken in wol, vilt en kant getuigen van ritme, cadans, licht en contrasten. Gezien de band die ze zo opgebouwd hebben met industrieel erfgoed zochten ze dit jaar een lokatie met industrieel karakter in het Leuvense en vielen ze op de Molens van Orshoven aan de Vaartkom, met de ondersteuning van de eigenaar Ertzberg. Hun ervaringen en inspiratie in de filature in Frankrijk werden als een groot dagboek met hun aantekeningen van dit creatief proces hier getoond. Het omgaan met wol werd letterlijk als leidraad van het leven naar voor gebracht. De Molens zijn de industriële kathedralen van de 20ste eeuw en vormen de achtergrond om de ambachtelijke manier van werken van Bielieve met wol te presenteren. Het industrieel verleden van de Molens Van Orshoven werd alzo een gedroomd decor. Door sfeervolle geluiden van draaiende machines op de achtergrond evoceerden ze de industriële activiteit van weleer. De geschiedenis van de Molens van Orshoven werd door het Leuvens Historisch Genootschap in samenwerking met Steunpunt Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed belicht en in een permanente visuele presentatie gebracht. Met deze samenwerking tussen kunst en erfgoed kwamen de molens van Orshoven, die wachten op een restauratie en herbestemming, weer even tot leven.
30
Ithaka kunstenfestival in de Cera-site Verslag Lambert Juveyns en Ramon Kenis De beeldende kunsttentoonstelling voor jong artistiek talent hield haar 21ste editie van 26 tot 30 maart 2013 in een leegstaande locatie in het hart van Leuven. De CERA stelde hiervoor speciaal haar voorlopig nog ongebruikte panden tussen de Muntstraat en de Eikstraat ter beschikking, met name: de ‘Vlaamse Leergangen’ (1948), het ‘Helleputtegebouw’ (1913) en 18de-eeuwse herenhuis ‘Hôtel d’Eynatten’. Op vraag van Ithaka werd het LHG aangezocht om tijdens dit evenement de bijzondere locatie wat beter kenbaar te maken bij het bezoekend publiek. Na intensief opzoekingswerk door het LHG in zowel het Stads- en het LHG-archief werd een gesmaakte beeldpresentatie opgesteld en een zestal rondleidingen gegeven. Het blijft voor het LHG steeds een nieuwe uitdaging en missie om door deze projecten een bewustmaking en ontdekking van ons erfgoed tot stand te brengen bij het grote publiek. Ondanks de geplande inspanningen van Cera om Project Cera leuven - bron Cera de twee juwelen, de oude Volksbank en het hotel d’Eynatten, zorgzaam te restaureren werden er toch vragen gesteld bij de geplande nieuwbouw. Nadat het voormalige stijlvolle historische pand de Gulden Sterre in 1948 werd afgebroken, wordt nu ook weer de ‘nieuwbouw’ van Vlaamse Leergangen uit 1948 na 65 jaar reeds afgebroken. Er waren zeker alternatieven voor dit zogenaamd ‘moeilijk’ gebouw, dat niet echt functioneel in elkaar stak, maar in zijn tijd toch de optie had om zich in de historische omgeving te integeren. De vraag werd terecht gesteld of de voorziene nieuwbouw dit ook waar maakt? De info-brochure van deze presentatie in zwart-wit voor 15€ is nog te bekomen op het LHGsecretariaat (open zat. 10u-12u).
31
Het Lion-torenuurwerk uit Sint-Jakobskerk teruggevonden
Ramon Kenis i.s.m. Campanae Lovanienses
Niet alle dagen wordt een verloren gewaand erfgoed teruggevonden. Het torenuurwerk uit 1745 dat lange tijd de klokken aanstuurde in de Sint-Jakobskerk is weer terug op de wereld. Bij gelegenheid van ‘Kunst in de Steigers’ werkte het Leuvens Historisch Genootschap (LHG) i.s.m. Campanae Lovanienses (C.L.) een publicatie* (Fig. 4) uit rond de ‘Klokken van Sint-Jakobskerk’. Tijdens dit opzoekingswerk kwam het Lion-torenuurwerk van de SintJakobskerk terug in het vizier. Het laatste spoor was dat dit uniek torenuurwerk-mechanisme bij gelegenheid van Open Monumentendag in 2000 in de Romaanse Poort werd tentoongesteld. Dit geheel was door Campanae Lovanienses (Fig. 1) gedemonteerd uit de Sint-Jakobskerk De versleten automatische aandrijving van dit uurwerk werd verwijderd. Het torenuurwerk werd gekuist en opgesteld voor het publiek. Na de tentoonstelling (Fig. 2) verdween het. In overleg tussen LHG en C.L. werd afgesproken op zoek te gaan naar dit stuk Leuvens erfgoed. Bij navraag bij het Museum M en de stedelijke bewaarplaatsen ontdekte een werkleider van de stad bij toeval dit torenurenwerk in de magazijnen van de stad Leuven in Heverlee! Het LHG en CL verifieerden dit. (Fig. 3) Sinds de opslag in 2000 is er echter een serieus verval opgetreden door roest en losgeraakte onderdelen. Bovendien bevindt het uurwerk zich in een ruimte tussen opgeslagen meubelen en erfgoed, waardoor het risico groot is dat het opnieuw verplaatst wordt en opnieuw zoek geraakt. In een brief naar de Schepen van Openbare Werken Robbeets en Monumentenzorg Vansina gepleit om dit torenuurwerk te ontsluiten. Voorgesteld werd om het uurwerk en onderbouw te verplaatsen naar een veiligere locatie in een gebouw van de stad, daar de eerste onderhoudswerken uit te voeren, dan het geheel te consolideren en tenslotte een grondige restauratie in te plannen om te komen tot een definitieve plaats voor het uurwerk, waar het opnieuw kan werken en tentoongesteld kan worden. In een antwoord liet de schepen Vansina weten dat er, gezien de crisis, nu geen geld is en dat de verengingen best zelf op zoek gaan naar subsidies. Fig. Fig. Fig. Fig.
1 2. 3. 4.
Demontage uit toren Tentoongesteld in 2000 Terugevonden in 2013 LHG-Publicatie klokken
32
* LHG-Publicatie ‘Sint-Jakobskerk deel 4 - Romaanse toren en klokken’ - kleur - geringd. Prijs 35€ - Secr. LHG (zat. 10u -12u). Info zie website LHG-publicaties.
Lezingenreeks ‘Leuven Historisch’ Een geslaagde start Verslag Ramon Kenis en Paul Reekmans
De locatie van onze eerste LHG-lezingreeks Leuven Historisch in het sfeervolle en vernieuwde kader van het Martins Kloosterhotel kon niet beter zijn. Dank zij de medewerking van eigenaars en directie van het hotel, de afdeling archeologie van de firma Monument Vandekerckhove NV en de aannemer IBO mochten we de ruime conferentiezaal en accomodatie alle eer aandoen met onze historische lezingen.. Dat het LHG de archeologie genegen is hoeven we u niet meer te vertellen. Na de vroegere voordrachten van Prof. Lodewijckx over drie archeologsche sites in Leuven en archeoloog Maarten Smeets en medewerkers over het Fochplein kregen we nu een jonge kracht aan het woord. Na inleiding van onze voorzitter Paul Reekmans bracht archeologe Lisa Van Ransbeek in een eerste voordracht het korte relaas rond de opgravingen op de site van het voormalige Kloosterhotel. Lisa, ondertussen gespecialiseerd in middeleeuwse archeologie in de stad en medewerker aan opgravingen in Leuven, Diest, Lier, Antwerpen, verrichte onder haar leiding met het archeologische team van Monument Vandekerckhove NV de opgravingen op het terrein van het Kloosterhotel, nu Martin’s Klooster. Gezien de bijzondere locatie van het Hertogeneiland en het fragmentair opgraven kon Lisa toch een aantal interessante bevindingen overbrengen. Geen spectaculaire vondsten maar realistische aanduidingen rond een verschoven Dijlebedding, onderliggende weginfrastructuur, een aantal muurpartijen van nog niet geidentificeerde bouwsels en talrijke relicten. Het archeologisch rapport met nog veel meer details is in het LHG-secretariaat voor iedereen ter inzage, waarvoor we Lisa en de opdrachtgever bedanken. Als tweede spreker bracht historicus Bart Minnen, die de uiteenlopende facetten van de geschiedenis van Oost-Brabant onderzocht met onder meer studies over het middeleeuwse parochiewezen, het aandeel in de multidisciplinaire studie over de Sint-Martinuskerk te Wezemaal en de devotie tot Sint-Job. Dit onderzoek, met een doctoraat aan de Radboud Universiteit Nijmegen, werd in 2011 bekroond. Zijn verhaal had zelfs het raakpunt met de site van het Kloosterhotel doordat hij bij toeval een insigne van de verering rond SintJob opmerkte in de vitrine in het hotel als onderdeel van een aantal archeologische vondsten van de Barbarasite. Het geheel was gestoffeerd met boeiend grafisch materiaal en vindt zijn weerslag in een uitgebreider publicatie. PUBLICATIE: Minnen Bart (red.), Den heyligen Sant al in Brabant. De Sint-Martinuskerk van Wezemaal en de cultus van Sint-Job 1000-2000, Averbode (Averbode Altiora), 2011, 2 dln. in foedraal (360+360 pp.), ISBN 9031733423, 9789031733422, € 70.
Fig. Fig. Fig. Fig.
1 2. 3 4.
Voorzitter P Reekmans Lisa Van Ransbeek Bart Minnen Receptie in foyer
33
Wandeling en voordracht 1ste ringmuur deel 3 Verslag Ramon Kenis
In vier delen belichten we de vroege stadsverdediging telkens vanuit een ander standpunt. In een derde deel, op 22 mei, werd aandacht besteed aan de defensieve kwaliteiten van de muur in het licht van twaalfde–dertiende eeuwse belegeringstechnieken. In de voordracht als inleiding op het sitebezoek, werd door archeoloog Tom Coenegrachts deskundig uiteengezet welke actieve en passieve verdedigingsmiddelen werden ingezet. De ontwikkeling van belegeringstechnieken en de evolutie van de verdedigingsarchitectuur gingen uiteraard hand in hand. Versterkingen probeerden zich aan te passen aan nieuwe tactieken en vice versa zochten belegeraars oplossingen voor nieuwe vormen van verdediging. Ook de uitvoering van de 1ste ringmuur in Leuven heeft de klassieke regels van verdediging ingebouwd in zijn opbouw met onder andere vooruitstekende torens, smalle schietsleuven in gaten, onzichtbare funderingspijlers. Dit alles om bestorming met ladders, stormram, belegeringstorens en ondermijning van de muur te weerstaan. Met de nieuwste krijgstechnologische snufjes van de veertiende eeuw in Europa, namelijk het kanon, zal de oude muur de stad in de toekomst niet meer voldoende beschermen en wordt de tweede ringmuur met een grotere afstand tot de stadskern een feit. Bij de rondleiding werd met simulaties en illustraties de juiste positie van de ringmuur, poorten en torens vanaf de Minderbroederspoort (in de huidige Minderbroederstraat) tot aan de Minnepoort verduidelijkt. Door op computer plannen onder de huidige plannen in te schuiven kan met grotere nauwkeurigheid de juiste ligging van de ondergrondse elementen en loop van de ringmuur uitgetekend worden.Opmerkelijk is dat enkele torenfragmenten en poorten zich nog in de open bouwzone bevinden en bij de nieuwe projectvorming van de Ziekenhuissite zeker mee zichtbaar kunnen geïntegreerd worden in de uitwerking van het nieuwe project. Zo kan verondersteld worden dat delen van de Biestpoort (ter hoogte van de Brusselsestraat nog ondergronds aanwezig zijn en deze zoals op vele plaatsen in historische steden gebeurt, zichtbaar ingewerkt kunnen worden met de nodige ruimte errond. Ook de verschillende relicten van de torens tussen de poorten van Minderbroederspoort en Biestpoort kunnen gesitueerd worden en met een deel van de bestaande basis een reminiscentie krijgen. Andere steden zoals Binche en Metz geven het voorbeeld om met gedeeltelijke wederopbouw de historische context duidelijk voelbaar te maken. Leuven, wordt wakker! 34
Wederopbouw torenfragment ringmuur Metz
Simulatie locatie van voormalige Biestpoort
Overzicht ringmuur van Minnepoort (links) tot Minderbroederspoort (rechts) - tek. Ir. arch. Kenis R.
Schematische simulatie van 1ste ringmuur en Biestpoort - tek. Ir. arch. Kenis R.- 2013
35
LHG-ACTIVITEITENKALENDER NAJAAR* Open Monumentendag in de Abdij van Park op zon. 8 sept. Ter gelegenheid van Monumentendag 2013 brengt Natuurpunt samen met de vrienden van de Abdij van Park en andere partners het Monument in de context van de natuur en landschap. Het Leuvens Historisch Genootschap verleent haar medewerking met de Abdij in het landschap te kaderen met brochure en beeldpresentatie. Zondag 8 september: doorlopend vanaf 10u tot 18u in de Abdij van Park Wandeling De Dijle levend door Leuven op zon. 20 okt. Op de Dag van de Trage Weg zal op uitnodiging van Natuurpunt het LHG de wandeling langs de Dijle in de stad mee ondersteunen vanuit historisch perspectief. Bij de start wordt de Grote Spuye en voormalige molens op de Dijle historisch gesitueerd en zal bij het afsluiten van de wandeling langs ongekende plekjes natuur in de stad de geschiedenis van het voormalig Slachthuis aan de Dijleterassen het geheel afsluiten. Op zondag 20 okt. vanaf 14u Grote Spuye. Info in volgende nieuwsbrief Excursie naar de stad Antwerpen op zon. 27 okt. De tweede LHG-excursie in 2013 zal in het najaar de stad Antwerpen aandoen. Als cultureel voltreffers zijn er het MAS, stadsmuseum aan het Eilandje en Schelde, de Grote Markt en indrukwekkende Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, de Art-Deco Boerentoren, het Rubenshuis, het Sint-Felixpakhuis, de fortengordel met de parken en archeologische vindplaatsen. Genoeg om de dag te vullen. Programma in volgende nieuwsbrief. Gepland op zondag 27 oktober e.k.. - inschrijving eerst vanaf 1 oktober. Voordracht en wandeling 1ste Ringmuur (4) - zon. 3 nov. 2013 Met een vierde luik van onze voordracht-wandelingenreeks maken we letterlijk de circel rond. Tom Coenegrachts van de afdeling archeologie van KU Leuven brengt het verhaal van ‘de betekenis en teloorgang van de ringmuur en poorten. Het vierde deel van de wandelingenreeks met duiding van het LHG ter plekke,van Minnepoort tot Proefpoort is het minst gekend. Op zond. 3 nov. 2013 om 11u/14u - Programma in volgende nieuwsbrief. Het nieuwe Jaarboek 2013 is in afwerking. BESTEL NU AL! De afwerking van het LHG-jaarboek 2013 is in zicht met o.a.: de vondelingen in Leuven, 70 Joodse weeskinderen ondergedoken in Don Bosco, archeologische opgravingen in de Zeelstraat (Hallen ) en het steenhouwersgeslacht Platteborze. Het jaarboek kan besteld door storting van 35 € (leden), 45 € (niet-leden) op rek. LHG nr. BE41 7350 1075 9510 met naam, voornaam, adres, tel., email. De presentatie is voorzien op 6 dec. Afhaling ter plaatse of secr. Meer info in de volgende nieuwsbrief. Het nieuwe LHG-team voor de volgende 3 jaar van start. De niewe ploeg met het vernieuwd bestuur en nieuwe medewerkers is voor de volgende 3 jaar van dienst om u ons historisch erfgoed over te brengen. Maar iedereen die wil meewerken aan publicaties, secretariaat, organiseren activiteiten is welkom! Foto nieuw LHG-team: Boven v.l.n.r: Ramon Kenis, Leo Galicia, Jacques Halflants, Maarten Smeets, Etienne Franckx, Bert Juveyns. Onder v.l.n.r.: Tom Vanderstappen, Paul Reekmans en Ingrid Straetmans.
Eindredactie: Ramon Kenis en Paul Reekmans Redactie: Tom Coenegrachts, Lisa De Wolf, Etienne Franckx, Lambert Juveyns, Ramon Kenis, Paul Reekmans, Maarten Smeets, Tom Vanderstappen, Yves Vanhellemont Layout - Druk: Ramon Kenis i.s.m. EV & zonen - drukkerij Acco Herent Info:
[email protected] - tel 016/460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be Secretariaat: open op zaterdag 10-12u, Brusselsestraat 46/06, 3000 Leuven © LHG, 2013 Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteur zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikels.