www.kosmosuitgevers.nl www.youngworks.nl www.puberbrein.nl
13e gewijzigde druk, 2014
© 2009, 2014 Kosmos Uitgevers B.V., Utrecht/Antwerpen © Huub Nelis en Yvonne van Sark, www.youngworks.nl Vormgeving omslag en binnenwerk: Studio Veer, Utrecht Styling kijkdozen met foto’s van jongeren: Fanny Morriën, naar een idee van Jeroen Vroegen Fotografie kijkdozen: René Mesman Fotografie auteurs: Linette Raven ISBN 978 90 215 5696 3 NUR 851/853
Alle rechten voorbehouden / All rights reserved Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze en/of door welk ander medium ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Deze uitgave is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Noch de maker, noch de uitgever stelt zich echter aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van eventuele onjuistheden en/of onvolledigheden in deze uitgave.
Inhoud 6
Voorwoord
10
Inleiding
18
1. Het puberbrein: de ontwikkeling van jongeren
42
2. Opvoeding: het puberbrein thuis
66
3. Onderwijs: het puberbrein in de klas
90
4. De peergroup: het puberbrein in het kwadraat
114
5. Overige opvoeders: het puberbrein buiten de deur
128
6. Verleiders en voorlichters: doordringen tot het puberbrein
148
7. Het puberbrein in het doolhof van opleidingen en banen
172
8. Jongeren en de maatschappij: overal over meepraten?
188
9. Multiculturele samenleving: leven in twee werelden
208
10. Infobesitas: opgroeien in het informatietijdperk
230
Enkele laatste gedachten
233
Bedankt!
235
Noten
239
Bronnen
246
Interessante websites
6
Voorwoord De puberteit was een periode die ik bij mijn eigen kinderen graag had overgeslagen. In de puberteit brengen de hersenen de productie van de geslachtshormonen op gang. Die hormonen werken in op het lichaam en de hersenen van de puber en zorgen voor enorme gedragsveranderingen. Dat is te begrijpen, want de functie van alle hersengebieden verandert door de geslachtshormonen, van het voorste deel van de hersenschors (de prefrontale cortex) tot in het ruggenmerg. Pubers hebben niet alleen een onrijp brein, zij moeten ook nog eens plotseling leren omgaan met een totaal anders functionerend brein. En dat is niet gemakkelijk, noch voor henzelf, noch voor de ouders, de school en de buurt. Toch heeft het pubergedrag, biologisch gezien, zin. Pubers worden klaargemaakt voor de voortplanting. En het pubergedrag met het afzetten tegen de ouders, het gezin en de eigen omgeving voorkomt dat de voortplanting in de eigen kring zal plaatsvinden. Zij moeten het eigen nest dus verlaten, en daarbij hoort het zoeken naar nieuwe ervaringen, het nemen van grote risico’s zonder enige angst en impulsief, soms agressief gedrag. Ouders doen hun uiterste best het onrijpe brein van hun kinderen te vervangen door het stellen van regels, door het kind uit zijn bed te halen en aan het huiswerk te zetten, maar dat werkt vaak alleen maar averechts. Pubers denken alleen aan gevolgen van hun gedrag op zeer korte termijn en ze zijn tijdens de risicovolle keuzes ongevoelig voor straf. Dat komt door de onrijpe prefrontale cortex. Hierdoor is er ook een verhoogde kans op het misbruik van verslavende middelen die op het onrijpe puberbrein permanente schade kunnen aanrichten. ‘Indrinken’ voor een schoolfeestje is tegenwoordig heel gewoon. De kans op ontremd, antisociaal, agressief en crimineel gedrag neemt ook toe. Er zijn ook hersenziekten waarvan de basis al gelegd is in de baarmoeder, zoals schizofrenie, die opeens tot uiting komen in de puberteit, onder invloed van de werking van de geslachtshormonen op de hersenen. Het begin van eetstoornissen zoals anorexia nervosa heeft bij meisjes ook een piek rond de
7
14 jaar. Overigens rijpen de hersenen van meisjes zo’n twee tot vier jaar eerder dan die van jongens, en dat zie je ook terug in hun betere prestaties op de middelbare school en op de universiteit. Je krijgt soms het idee dat problemen door de puberteit iets van deze tijd zijn. Niets is minder waar, zoals blijkt uit de klacht van de filosoof Socrates (5e eeuw v. Chr.): ‘Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training... Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap... en tiranniseren hun leraren.’ Het is natuurlijk wel zo dat iedere tijd zijn eigen problematiek rondom de puberteit meebrengt. Daarom is het goed dat YoungWorks, wiens core business al meer dan tien jaar jongerencommunicatie is, zich in deze
problematiek verdiept heeft. Hiervoor zijn de auteurs van dit boek, Huub Nelis en Yvonne van Sark, het puberbrein ingedoken. Ze laten de woelige wereld van de puber zien in al zijn aspecten, belichten op een zeer toegankelijke manier de achtergronden van zijn doen en laten vanuit vele disciplines en komen met adviezen om de problematiek hanteerbaar te maken. Voor hen die ondanks al deze informatie toch midden in de heftige problemen van de puberteit blijven zitten is er één troost: ook de puberteit gaat eens vanzelf over! Prof. Dr. D. F. Swaab Dick Swaab is hoogleraar in de neurobiologie aan de Universiteit van Amsterdam en was tot 2005 directeur van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (NIH) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Het
NIH
is
recent opgegaan in het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen, waar hij onderzoeksleider is. Professor Swaab geniet grote internationale bekendheid als hersenonderzoeker.
Emmy, 19 jaar, werkende jongere uit Hengelo (Ov).
Inleiding
11
Inleiding
‘Alles wat je in die periode meemaakt, lijkt je leven te veranderen: de muziek die je dan hoort, je eerste liefde, je eerste gebroken hart. (…) Je beseft niet dat er nog genoeg liefdes en gebroken harten zullen volgen. Als je in de 20 bent, zoals ik nu, kun je dat zien. Maar niet op het moment zelf, dan ontbreekt het perspectief.’1 Lykke Li, Zweedse songwriter, 21 jaar
Al ruim vijftien jaar volgen wij jongeren en adviseren we klanten hoe ze met deze uitdagende en veelzijdige doelgroep kunnen communiceren. Daarbij kijken we altijd vanuit een wisselend perspectief, want je kunt op veel manieren naar ze kijken: hoe zijn ze als potentiële schoolverlater, als folderbezorger of hamburgerverkoper, als klant, als leerling, als nieuwe collega, als buurjongen of -meisje, als zoon of dochter, als gesprekspartner? Het blijven dezelfde jongens en meiden, maar de essentiële vraag is: hoe weet je wat ze echt bezighoudt en hoe dring je tot ze door? En als je dat weet: wat kun je met die kennis? Die vragen hebben we in dit boek als uitgangspunt genomen. Het is geschreven voor iedereen die met jongeren te maken heeft, als ouder of als professional: docent, marketeer, jongerenwerker of beleidsmaker. Doordat we met jongeren praten, onderzoeken uitvoeren, trends monitoren en campagnes en trainingen ontwikkelen, hebben we in de loop van de tijd veel kennis, cases en anekdotes verzameld, die we in dit boek graag met hen willen delen.
Het puberbrein tot 25 jaar Hoewel de term ‘puberteit’ meestal wordt gebruikt om de periode tussen pakweg 12 en 16 jaar aan te duiden, volgen we in dit boek jongeren tussen hun 10e en 25e jaar. De term ‘puberbrein’ geeft voor ons dan ook aan dat de hersenen zich nog tot het 25e levensjaar ontwikkelen.2 Veel thema’s die de revue passeren, spelen weliswaar het heftigst tijdens de tienerleeftijd, maar we zullen ook zien dat bepaalde eigenschappen die we vooral aan pubers toeschrijven doorwerken totdat jongeren zo’n 25 jaar zijn.
12
Inleiding
‘De jongeren’ als doelgroep Het is altijd gevaarlijk om een diverse doelgroep zoals ‘jongeren’ te beschrijven en we zijn ons ervan bewust dat we in dit boek soms enorm generaliseren. Maar de processen die we beschrijven, raken alle jongeren, alleen de uitwerking op het gedrag verschilt per persoon. Omdat we niet iedereen apart kunnen beschrijven, praten we over ‘jongeren’, terwijl er natuurlijk veel subtielere indelingen gemaakt zouden kunnen worden, zoals naar leeftijd, opleidingsniveau en sociale achtergrond, naar waarden en motivaties.3 Wij hebben gezocht naar algemene wetmatigheden en verklaringen, en dan blijken er volop overeenkomsten te bestaan tussen de 16-jarige vmboleerling uit Emmen en de 16-jarige vwo-leerling uit Rotterdam-Zuid.
Jong = de norm De afgelopen twintig jaar zien we twee opvallende ontwikkelingen. Allereerst is de jeugdcultuur de dominante cultuur in onze samenleving geworden. In mode en leefstijl proberen ouderen zo lang mogelijk jong te blijven. Jongerentrends – meestal bedacht door jonge mensen – zijn voor volwassenen een belangrijke inspiratiebron. Jong zijn is tot norm verheven en ouder (en wijzer) worden lijkt onaantrekkelijk. Ten tweede lijken jongeren steeds sneller volwassen te worden. Kids Getting Older Younger, noemen de Amerikanen dit fenomeen. Pubers weten al op jonge leeftijd dingen waar voorgaande generaties pas aan het eind van hun puberteit mee in aanraking kwamen. Ze wekken de indruk minder naïef te zijn en te weten wat er in de wereld te koop is. Ze vormen een ogenschijnlijk zelfverzekerde generatie, die alles weet van nieuwe media en technologie, maar ook van seks, drugs en drank. Alles duidt erop dat er voor het eerst in eeuwen een nieuw soort jongeren rondloopt.
Geef ze de ruimte? Het gevolg is dat volwassenen onzeker worden in hun rol als opvoeders en begeleiders. Wie zijn zij om deze nieuwe generatie bij te sturen, grenzen te stellen en te begeleiden? De waarde van ervaring is snel afgenomen. In de huidige opvoeding ligt de focus op kinderen tot een jaar of 12: dan is het fundament gelegd en begint het loslaten. Opvoeders en begeleiders nemen meer afstand want, zo is de redenering, jongeren moeten vanaf de puberteit steeds meer ruimte krijgen om zichzelf te ontwikkelen en keuzes te maken. De afgelopen twintig jaar is dit vertaald in nieuwe vormen van onderwijs, waarbij het gaat om zelfstandiger leren en meer eigen keuzes maken. De mythe dat de
13
Inleiding
huidige pubers met al deze vrijheid goed kunnen omgaan, heeft postgevat in de hoofden van de veertigplussers die het beleid bepalen, het onderwijs inrichten en hun eigen pubers opvoeden. De laatste tijd is er echter steeds vaker kritiek op deze gedachte.
Bij 12 begint het pas! De werkelijkheid is dat we jongeren overschatten. Pubers zijn helemaal niet veranderd: ze kunnen een heleboel dingen nog niet aan en hebben dezelfde onzekerheden als alle pubers voor hen. Natuurlijk, de vorm is anders. Ze kunnen 24 uur per dag op internet, ze hebben veel meer te besteden dan hun ouders indertijd en meer vrijheid dan de generaties voor hen. Maar ook pubers van nu moeten zich sociaal ontwikkelen door dingen te ervaren. Ook jongens van 13 die regelmatig pornosites bekijken, vinden het nog steeds eng om hand in hand te lopen met een meisje. En een meisje uit de tweede klas vmbo dat een spreekbeurt houdt over lsd en xtc, spreekt niet uit eigen ervaring. Wie goed kijkt, ziet dat er in de opvoeding iets anders nodig is dan loslaten: tot 12 jaar moeten we kinderen goed begeleiden – en daarna nog veel beter! Want dan beginnen jongeren aan een ontdekkingstocht op weg naar hun volwassen ik. Terwijl het lichaam de ene na de andere groeispurt maakt, de hormonen op alle fronten veranderingen in gang zetten en de hersenen sterk in ontwikkeling zijn, hebben pubers, misschien nog wel meer dan jongere kinderen, structuur en kaders nodig. Meer duidelijkheid, meer grenzen – het klinkt bijna als terug naar de jaren vijftig. Maar de samenleving is zo veranderd dat dit geen reële optie is. De enorme dynamiek en interactie, de toegenomen mondigheid, de culturele diversiteit, de interactieve media: het zijn allemaal ontwikkelingen die van invloed zijn en die alleen maar in hevigheid zullen toenemen. Binnen de context van een open samenleving die jongeren veel ruimte en mogelijkheden biedt, moeten we zoeken naar nieuwe wegen om jongeren grenzen en structuur te bieden.
Kennis over het brein Ons menselijk brein is pas rond ons 25e levensjaar volgroeid. Tot die tijd maakt dat brein allerlei ontwikkelingen door. Actuele inzichten uit de hersenwetenschappen werpen een heel nieuw licht op het gedrag van jongeren. Toen wij hier achter kwamen, werden we direct gegrepen. Veel van die bevindingen sloten namelijk perfect aan op inzichten die wij in ons werk hadden opgedaan: jongeren voelen zich vaak overvraagd.
14
Inleiding
Ze willen meer kaders en sturing dan volwassenen vaak denken. De samenleving daarentegen biedt hun steeds meer vrijheid, keuzemogelijkheden en complexiteit. De actuele bevindingen over de hersenen van jongeren deden ons nog beter begrijpen waarom dit vaak niet aansluit op hun behoeften. Dit boek is geschreven omdat we de opgedane inzichten graag willen delen met een breder publiek en de beschikbare informatie over het puberbrein willen omzetten in praktische adviezen over hoe we met jongeren zouden moeten omgaan. Voor de duidelijkheid: wij zijn specialisten in jongerencommunicatie en geen hersenwetenschappers. Voor de kennis over het brein zijn we te rade gegaan bij een aantal hersenspecialisten, die ons in hun werk, in hun publicaties en in gesprekken hebben laten zien wat de neurologische inzichten tot nu toe zijn. Wij gaan een stap verder dan de hersenwetenschappers, door hun inzichten te vergelijken met onze praktische kennis over jongeren en deze te vertalen naar een visie op verschillende terreinen. ‘Puberbrein’ is dus niet alleen een verwijzing naar de langzaam rijpende hersenen, maar ook een metafoor voor het inzicht in de ontwikkeling van jongeren.
Jeugd van tegenwoordig Het zou mooi zijn als dit boek bijdraagt aan meer begrip voor jongeren en hun belevingswereld. Volwassenen hebben altijd een mening gehad over ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ze fronsen hun wenkbrauwen over de verschillen met hun eigen jeugd en vragen zich af of het nog wel goed gaat met de jongste generatie. Ook in deze tijd zijn er alarmerende verhalen over jongeren en comazuipen, happy slapping, breezerseks en gameverslaving. Toch gaat het in die berichten meestal maar over een klein deel van de jeugd, tussen de 5 en 10 procent. Over die andere 90 procent horen en zeggen we weinig. Hoe zit het eigenlijk met de gemiddelde puber, die niet in de goot, de gevangenis of een orgie terechtkomt? Wat maakt hij of zij mee op de weg van kindertijd naar volwassenheid? Dit boek zoomt niet in op risicojongeren of probleemjongeren. We willen het eerder omdraaien: veel inzichten die voor jongeren in het algemeen gelden, zijn ongetwijfeld ook van toepassing op probleemjongeren – zij zijn tenslotte ook gewoon jongeren. Misschien kan dit boek vanuit dit uitgangspunt nieuwe perspectieven bieden voor de benadering van groepen met risicovol en problematisch gedrag.
15
Inleiding
Puberbrein binnenstebuiten komt voort uit onze passie en fascinatie voor de
jongerendoelgroep. We hopen dat iedereen die zich verdiept in het puberbrein, voorgoed anders naar die slungelige, giebelende, roekeloze en dynamische jongeren gaat kijken. Eind 2009 voorspelden wij infobesitas als nieuwe trend onder jongeren. Wij zagen dat steeds meer jongeren, zeker met de komst van de smartphones, op een dwangmatige manier met informatie en communicatie omgaan. Dwangmatig omdat ze steeds alles willen volgen, continu online zijn en in contact willen staan. Daarbij viel ons op hoe dit proces inslijt in hun dagelijkse gewoonten en ook hoe onbewust dit proces verloopt. En natúúrlijk bieden al die communicatie en informatie heel veel goede zaken en mogelijkheden, maar, eh, is het soms niet gewoon een beetje veel? We kregen veel reacties op dit onderwerp, van ouders, media, voorlichters en ook van jongeren zelf. Ook bij presentaties merkten we hoe het thema leeft. Bovendien is mediagedrag sterk in beweging. Reden om er bij een update van ons boek dieper in te duiken en een hoofdstuk toe te voegen over infobesitas. Leeswijzer Eerst bekijken we het proces dat jongeren tussen hun 10e en 25e individueel doormaken (hoofdstuk 1). Vervolgens kijken we naar de invloed van opvoeding (hoofdstuk 2) en van school (hoofdstuk 3), naar de betekenis van de netwerken van jongeren onderling (hoofdstuk 4) en naar de wijze waarop ook andere partijen, zoals kerken of verenigingen, van invloed kunnen zijn op jongeren (hoofdstuk 5). Vervolgens belichten we verschillende terreinen waarop wij werkzaam zijn. We laten zien hoe vanuit verschillende achtergronden en doelstellingen geprobeerd wordt door te dringen tot het puberbrein: van de invloed van media en marketing (hoofdstuk 6), tot loopbaanoriëntatie en arbeidsmarkt (hoofdstuk 7) en de maatschappelijke en politieke context (hoofdstuk 8). Daarna zoomen we specifiek in op de multiculturele samenleving (hoofdstuk 9) en tot slot besteden we aandacht aan infobesitas (hoofdstuk 10).