Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge) projectnr. 188839 revisie 01 30 juni 2009
Auteurs A. Vissinga J. Tolsma
Opdrachtgever gemeente Halderberge Postbus 5 4730 AA Oudenbosch
datum vrijgave 30 juni 2009
beschrijving revisie 01 definitief n.a.v. opmerkingen bevoegd gezag
goedkeuring Tolsma
vrijgave Koopmanschap
Colofon Titel:
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge) Auteur(s): A. Vissinga, J. Tolsma ISSN: 1570-6273
© Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Inhoud
Blz.
Samenvatting
4
Administratieve gegevens
5
1
Inleiding
7
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4
Bureauonderzoek Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Landschappelijke situatie Bewoningsgeschiedenis Historische situatie en mogelijke verstoringen Huidig en toekomstig gebruik Bekende archeologische waarden Archeologische verwachting Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart Gespecificeerde archeologische verwachting Advies voor vervolgonderzoek
9 9 9 10 13 14 15 15 16 16 16 18
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Veldonderzoek Doel- en vraagstelling Onderzoeksopzet en werkwijze Oppervlaktekartering Verkennend booronderzoek Resultaten Oppervlaktekartering Bodemopbouw Archeologie
19 19 19 19 20 20 20 20 22
4 4.1 4.2
Conclusies en advies Conclusie en advies voor vervolgonderzoek Advies
23 23 24
Literatuur en geraadpleegde bronnen
27
Bijlagen 1 2 3 4
Archeologische perioden AMZ-cyclus ARCHIS: archeologische waarnemingen Boorprofielen Kaarten 188839-RACM 188839-GVK 1-4 188839-S1
Archeologisch waardevolle terreinen (AMK) en waarnemingen (CAA) Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart Situatietekening met boringen
blad 3 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
blad 4 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Samenvatting In de periode december 2008/maart 2009 is in opdracht van de gemeente Halderberge door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd voor de realisatie van de zuidelijke rondweg om Oudenbosch (gemeente Halderberge). Het onderzoek vindt plaats tussen De N641 aan de oostzijde van Oudenbosch en de aansluiting van de rondweg op de A17 aan de westzijde van Oudenbosch. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd door middel van boringen. De aanleiding voor dit archeologisch onderzoek is de voorgenomen aanleg van een rondweg tussen bovengenoemde locaties. De ontwikkeling van de rondweg past niet binnen de vigerende bestemmingen. Voor de rondweg moet een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Ten behoeve van de besluitvorming over het (voorontwerp) bestemmingsplan, dient allereerst een milieu-effectrapport (MER) te worden opgesteld. Mede op basis van het MER zal een keuze worden gemaakt voor een (eventuele) rondweg. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied voor een groot deel een hoge archeologische verwachting heeft voor het aantreffen van archeologische resten uit verschillende perioden, afhankelijk van de locatie. Ook blijkt dat de kans op verstoringen vanwege eerdere ontginningen en agrarische werkzaamheden zeker aanwezig is. In verband met bovenstaande is geadviseerd in eerste instantie een verkennend vooronderzoek uit te voeren op die delen van het traject met een (samengestelde) hoge archeologische verwachting, met als doel het toetsen en aanscherpen van het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel (toets op bodemverstoringen en de aanwezigheid van verwachte bodemprofielen). Uit het in februari 2009 uitgevoerde inventariserende is gebleken dat in twee zones mogelijk vindplaatsen kunnen worden aangetroffen. In de overige zones is de bodem grotendeels verstoord of worden op basis van de bodemopbouw geen archeologische resten verwacht. Ter plaatse van boring 45 tot en met 48 kon geen verkennend booronderzoek worden uitgevoerd, omdat geen betredingstoestemming werd verkregen. Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek wordt nader onderzoek aanbevolen in twee zones in het leidingtracé. Het onderzoek dient gericht te zijn op het nauwkeurig bepalen van de locatie van eventuele vindplaatsen. Advies voor vervolgonderzoek • •
Uitvoeren van aanvullend karterend booronderzoek ter plaatse van twee zones. Voor het overige vrijgave van het wegtracé, met uitzondering van dat deel waarvoor nog verkennend booronderzoek dient plaats te vinden.
blad 5 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Administratieve gegevens OW Projectnummer OM-nummer Provincie Gemeente Plaats Toponiem
188839 32663 Noord-Brabant Halderberge Oudenbosch Rondweg Oudenbosch
Kaartblad 49F Coördinaten no: 97513/400261, zuid (midden): 95107/399012 nw: 93039/399951 Opdrachtgever Uitvoerder Datum uitvoering Projectteam
gemeente Halderberge Oranjewoud december 2008/januari 2009 J. Tolsma (archeoloog) A. Vissinga (KNA-archeoloog)
Bevoegd gezag gemeente Halderberge Beheer documentatie Oranjewoud Heerenveen
plangebied
Afbeelding 1 Locatie plangebied (Topografische Kaart 1:25.000 (hier verkleind weergegeven), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)
blad 6 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Inleiding In de periode december 2008/maart 2009 is in opdracht van de gemeente Halderberge door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd voor de realisatie van de zuidelijke rondweg om Oudenbosch (gemeente Halderberge). Het onderzoek vindt plaats tussen De N641 aan de oostzijde van Oudenbosch en de aansluiting van de rondweg op de A17 aan de westzijde van Oudenbosch. De aanleiding voor dit archeologisch onderzoek is de voorgenomen aanleg van een rondweg tussen bovengenoemde locaties. De ontwikkeling van de rondweg past niet binnen de vigerende bestemmingen. Voor de rondweg moet een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Ten behoeve van de besluitvorming over het (voorontwerp) bestemmingsplan, dient allereerst een milieu-effectrapport (MER) te worden opgesteld. Mede op basis van het MER zal een keuze worden gemaakt voor een (eventuele) rondweg. Het voorkeurstracé ligt op dit moment nog niet vast. Onafhankelijk van deze keuze richt dit onderzoek zich op het voorkeursalternatief (zie afbeelding 1). In verband met de bestemmingsplanswijziging moeten namelijk ook de mogelijke archeologische waarden ter hoogte van de toekomstige rondweg te worden meegewogen. Het onderzoek richt zich op het toekomstige tracé voor de aan te leggen rondweg. Voor de plaats van archeologisch onderzoek in de ruimtelijke planvorming wordt verwezen naar bijlage 2 (AMZ-cyclus). Doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied (wegtracé). Het gespecificeerde verwachtingsmodel zal vervolgens worden getoetst door middel van een veldonderzoek. Het inventariserend veldonderzoek omvat de verkennende fase (zie bijlage 2). Zowel het bureauonderzoek als het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1.
blad 7 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
blad 8 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Bureauonderzoek Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Daarbij worden vragen opgesteld zoals bijvoorbeeld: "Waar kunnen we wat verwachten?" Voor het opstellen van een dergelijk verwachtingsmodel wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, geologische kaarten, bodemkaarten, het AHN, luchtfoto's, relevante literatuur en internetsites. Op basis van bovenstaande bevindingen kan een beredeneerde inschatting worden gemaakt of er in het plangebied archeologische waarden zijn te verwachten en, zo ja, of deze archeologische waarden van dien aard zijn dat een vervolgtraject in de vorm van een inventariserend veldonderzoek moet worden afgelegd. Een gespecificeerd verwachtingsmodel gaat in op de aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en verstoring van archeologische waarden. Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel kan vervolgens een beredeneerde inschatting worden gemaakt van een eventueel vervolgtraject door middel van veldwerk.
2.1 2.1.1
Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het is van belang een onderscheid te maken tussen onderzoeksgebied enerzijds en plangebied anderzijds. Met plangebied wordt het gebied bedoeld waarop de in de inleiding genoemde plannen en/of werkzaamheden betrekking hebben. Binnen dit gebied zullen eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord worden. Het onderzoeksgebied omvat het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden in het onderzoeksgebied. Dit gebied is veelal groter dan het plangebied en verschilt al naar gelang het te onderzoeken aspect. Een specifieke afbakening van het onderzoeksgebied is dan niet te geven. Het plangebied bestaat uit een tracé voor een rondweg, met een totale lengte van circa 5100 m (zie afbeelding 1). Het tracé begint ten oosten van de bebouwde kom van Oudenbosch, waar het tracé aftakt van de N641 (de Bosschendijk), ter hoogte van de Randweg. Vervolgens loopt het tracé in zuidelijke richting, waar het de Jan Teunisstraat snijdt en verder in oostelijke richting afbuigt. Hierbij worden achtereenvolgens de Nattestraat, de Vaartweg ter hoogte van de kruising met de Koestraat, de Galgestraat, de Zeggeweg, de spoorlijn, de Spijperstraat, het Papenstraatje en de Oude Roosendaalsebaan gesneden. Vervolgens sluit het tracé aan op de A17, daar waar deze de N268 (Roosendaalschebaan) snijdt. Er komen drie rotonden voor.
blad 9 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
2.1.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Landschappelijke situatie Het plangebied ligt in het West-Brabants zandlandschap. Dit is een relatief vlak gebied. Het landschap is voor een belangrijk deel ontstaan in de laatste twee fasen van de geologische geschiedenis: het Pleistoceen (2,5 miljoen jaar geleden - 8.800 v. Chr) en het Holoceen (8800 v. Chr.- heden). De diepere ondergrond bestaat uit zanden uit het Midden-Pleistoceen, afgezet door voorlopers van de Rijn en de Maas (Formatie van Sterksel). Daarna zijn er, gedurende verschillende ijstijden, grote zandverstuivingen geweest waardoor de rivierafzettingen onder dekzand kwamen te liggen. Op veel plaatsen ligt dit dekzand aan de oppervlakte (Formatie van Twente). De meest recente afzettingen van de Formatie van Twente worden gevormd door Jonge en Oude dekzanden. De Oude dekzanden liggen overwegend aan de oppervlakte en dateren uit de late fase van het Weichselien (27.000-11.000 jaar geleden). Ten zuiden van het plangebied ligt Jong dekzand aan de oppervlakte. Dit zand is afgezet tussen 11.000 en 10.000 jaar geleden.1 Brabant is in het Pleistoceen niet door landijs bedekt geweest. Op enkele plaatsen zijn in westelijk Noord-Brabant wel grote granietblokken gevonden, onder meer bij Oudenbosch, maar dit zijn gesteenten die waarschijnlijk ingevroren waren in ijsschotsen en óf door de Rijn zijn aangevoerd, óf met smeltwaterstromen zijn meegevoerd vanaf de rand van het Saale-landijs in Midden-Nederland. Het West-Brabantse zandlandschap wordt in het noorden en westen begrensd door holocene mariene en fluviatiele afzettingen.2 Het begin van het Holoceen werd gekenmerkt door een opwarming van het klimaat. Door het warmer worden smolt het gevormde landijs en werd het klimaat vochtiger. Hierdoor steeg, naast de zeespiegel, ook de grondwaterspiegel. Aan het begin van deze periode vonden er eveneens zandverstuivingen plaats, nu echter op kleinere schaal dan voorheen. Naarmate het klimaat steeds vochtiger werd, vulden depressies in het landschap zich op met de resten van afgestorven plantenresten die door de hoge grondwaterspiegel niet konden vergaan. Op deze wijze werd veen gevormd. Veel van dit veen is in latere tijden door afgraving weer verdwenen. Over de exacte bedekking van het veen, alsmede over wanneer de veenbedekking is begonnen, bestaat discussie, maar dateert tussen 7500 tot 2000 v. Chr.3 De begroeiing van het dekzandgebied, uitgaande van het Holoceen, bestond uit eikenberkenbossen op de armere dekzanden en beuken- en eikenbossen op de rijkere zandgronden. Op de dalbodems kwamen vochtige elzenbossen voor. Als gevolg van agrarische activiteiten kwamen de bossen vanaf de Bronstijd, maar vooral tijdens de Middeleeuwen, onder toenemende druk te staan. Door de houtkap ontstonden heidevelden. Als gevolg van het steken van heideplaggen in de Middeleeuwen, zijn deze zandgronden vaak verstoven. Deze zandverstuivinggebieden zijn vanaf het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw vaak herbeplant met bos.4 Bij het afgraven van het veen gedurende de Late Middeleeuwen (1200-1500 na Chr.) daalde het maaiveld, als gevolg van inklinking van de bodem en verwering, steeds verder. Hierdoor kreeg de zee toegang tot het grotere veengebied. Dit gebeurde aanvankelijk 1 2 3 4
Molenaar et al, 2005 Berendsen, 2004 Molenaar et al, 2005 Berendsen, 2004
blad 10 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
door kleinere rivier- en beekloopjes maar tijdens overstromingen kon het water ook vrij diep het gebied binnendringen. Hoewel het land na overstromingen relatief snel werd teruggewonnen op het water, werden her en der toch enkele klei- en zavelpakketten afgezet. Op een oost-west doorsnede door Oudenbosch op de geologische kaart (afbeelding 2) blijkt dat de dekzanden (geel) over het algemeen aan de oppervlakte liggen en een maximale diepte bereiken van 3 à 4 m -NAP.5 Deels liggen er holocene afzettingen aan de oppervlakte (groen). De paarse delen duiden de Midden-Pleistocene afzettingen aan, afgezet door rivieren. Zoals is te zien dagzomen deze bijna ten oosten van Oudenbosch.
Afbeelding 2: oost-west doorsnede geologische kaart (RGD, 1971) groen: holocene afzettingen geel: dekzand (Formatie van Twente) paars: Midden-Pleistocene afzettingen, afgezet door rivieren (formatie van Kedichem/Tegelen
Bodem De huidige bodemkundige situatie is afgeleid van de Bodemkaart van Nederland als aangegeven op de kaartbladen 43 Oost Willemstad en 49 Oost Bergen op Zoom.6 Binnen het plangebied komen, van oost naar west, de volgende bodemsoorten voor: laarpodzolgronden (cHn23), goordeerdgronden (pZn23), beekeerdgronden (pZg23), allen met lemig fijn zand, moerige eerdgronden met een zanddek en een moerige tussenlaag op zand (zWz), gooreerdgronden, hoge zwarte enkeerdgronden met lemig fijn zand (zEZ23), laarpodzolen, onderbroken door een uitloper van beekeerdgronden, gooreerdgronden en beekeerdgronden en ten slotte weer laarpodzolgronden. Laarpodzolgronden zijn humuspodzolgronden die zijn ontwikkeld onder natte omstandigheden, waardoor veel ijzer en aluminium is uitgespoeld. Ze hebben een matig dikke (30 tot 50 cm) humushoudende bovengrond. Deze is vaak ten dele ontstaan door langdurige bemesting met materiaal uit potstallen. Gooreerdgronden zijn zandgronden met een duidelijke donkere bovengrond, ontwikkeld onder voedselarme omstandigheden. Men treft gooreerdgronden veelal aan nabij oudere ontginningen. Verder komen ze voor in de bovenlopen en op de flanken van beekdalen. Van dit laatste is in voorliggend geval sprake.
5 6
RGD 43 Oost, 1971 Stiboka, 1967 en 1982
blad 11 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Beekeerdgronden zijn gronden die binnen 35 cm -mv roest hebben die naar beneden toe doorgaat. Zij komen voor in de beekdalen. Moerige eerdgronden zijn gronden die de overgang vormen tussen veengronden en zandgronden. In het plangebied liggen zij tussen de beekeerdgronden. Hoge zwarte enkeerdgronden tenslotte zijn gronden met een humushoudende bovengrond van meer dan 50 cm dikte en bestaan in dit gebied uit zand. Ze liggen op de relatief hoge delen van het zandgebied, veelal in de directe omgeving van de oude bewoningskernen.7 Deze gronden zijn ontstaan door de mens, door plaggenbemesting. Op de relatief onvruchtbare pleistocene zandbodems van Zuid-Nederland was plaggenbemesting de meest gehanteerde methode om de kwaliteit van de grond te verbeteren. Gedurende meerdere eeuwen werd een mengsel van plaggen en dierlijke mest uitgereden over de akkers. Hierdoor ontstonden dikke gehomogeniseerde plaggendekken. Plaggenbemesting bleef tot het einde van de negentiende eeuw de meest gebruikte methode van grondverbetering; pas aan het einde van deze eeuw werd plaggenbemesting vervangen door de inzet van kunstmest. In afbeelding 3 is de situering van de verschillende bodemsoorten te zien. In rood is het tracé weergegeven.
Afbeelding 3: uitsnede uit bodemkaart met daarin wegtracé (www.archis2.nl) AHN Op de kaart van het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN) is te zien dat het tracé in het oosten in een hoger gelegen gebied start, waarna het door een laagte (beekdal) loopt in westelijke richting. Ter hoogte van Heinsberg, niet voor niets zo geheten, is weer sprake van een hoger gelegen gebied, waarna het tracé het "Gastels Laag" kruist, om bij de Rijksweg A17 aan te sluiten bij een hoogte (Kuivezand). Ter plaatse van het Gastels Laag zijn overigens overblijfselen van grootschalige turfgraverij van rond het jaar 1300 na Chr. aangetroffen. De Heinsberg en de ondergrond van Kuivezand zijn door erosie uitgeprepareerde gebieden met oud-pleistocene klei of zware leem (formatie van Kedichem). 8 Ter plaatse van het gehucht Kuivezand ligt een zandrug (formatie van Twente).9
7 8 9
Stiboka 1967, 1982 ook de hoogte van Oudenbosch Leenders, 2000
blad 12 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Afbeelding 4: uitsnede uit de AHN (www.ahn.nl)
2.1.3
Bewoningsgeschiedenis Het onderzoeksgebied kent een lange bewoningsgeschiedenis. Deze gaat terug tot de periode van het Laat-Paleolithicum.10 Jager-verzamelaars groepen trokken rond in het gebied en leefden van hetgeen ieder seizoen hen te bieden had.11 Pas in de loop van de Nieuwe Steentijd (Neolithicum, 5.400/3.500-2.000 voor Chr.) begon men meer op permanente plaatsen te wonen. Er zijn aanwijzingen dat westelijk Noord-Brabant te nat was voor bewoning (ook op veen).12 Er zijn in het onderzoeksgebied geen vondsten (in context) uit deze periode bekend. Rond het begin van de jaartelling waren alleen de hooggelegen zandgebieden droog genoeg voor bewoning en akkerbouw, maar ook uit deze periode zijn geen vondsten bekend, met uitzondering van een Romeinse munt, die op ongeveer een kilometer ten noorden van het (midden van het) plangebied is gevonden. Het gaat echter om een losse vondst. Op basis van losse vondsten en vondstmateriaal uit opgravingen verkregen kan worden gesteld dat het onderzoeksgebeid in ieder geval reeds in het Mesolithicum werd bewoond, maar dat voor de perioden hierna geen tot nauwelijks vondsten bekend zijn. 13 Wat wel vast staat is dat sprake is van bewoning vanaf de Late Middeleeuwen. Op basis van historische bronnen kan worden gesteld dat de woonkern van onder andere Oudenbosch vermoedelijk ontstaan is in de tweede helft van de 13e eeuw na Christus. Het onderzoeksgebied raakte met name dichter bewoond in de Late Middeleeuwen vanwege de ontginning van het veen ten behoeve van brandstof en zoutwinning. Oudenbosch heette oorspronkelijk Baarlebosch en bestond begin 1300 uit een turfgraversnederzetting met een uitvoerhaven voor turf.14
10
Koopmanschap 2005, Dijk 2005 Deeben & Arts, 2005 12 Verhagen, 1984 13 www.archis.nl 14 Molenaar et al, 2005 11
blad 13 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
2.1.4
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Historische situatie en mogelijke verstoringen RAAP heeft ten behoeve van de archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Halderberge de historische bebouwing geïnventariseerd (zie rode arceringen op verwachtingskaart, afbeelding 5). Het gaat hierbij om bebouwing voor 1850, afgeleid van de kadastrale minuten (1826). Hieruit blijkt dat het wegtracé op één plaats, bij de Langenbergsestraat, (waarschijnlijk) precies tussen historische bebouwing heen loopt (zie afbeelding 5). Overigens is ter plaatse ook tegenwoordig nog sprake van bebouwing, zodat de bodem mogelijk is verstoord.
Afbeelding 5: huidige topografische situatie, afgezet tegen de situatie in 1924 (www.historiekaart.nl)
Op de Grote Historische topografische Atlas (kaartblad verkend 1894) is te zien dat het meest oostelijke deel van het plangebied bestaat uit kavels bouwland, omzoomd met hakhout(wallen). Ten zuiden van de Teunisstraat, ter plaatse van 't Bossche Laag, bestaat het gebruik uit weiden. Ten westen van de Galgenstraat verandert dit weer in bouwland. Ter plaatse van het Gastels Laag is opnieuw meer sprake van weidegrond, om ter plaatse van de Langenbergsestraat weer te veranderen in bouwland. Het plangebied is rond deze tijd dus geheel in cultuur gebracht. Ook de wegenstructuur is al grotendeels vergelijkbaar met de huidige (uiteraard met uitzondering van de snelweg). Duidelijk is de relatie tussen bodemsoort/grondwaterstand en bodemgebruik waar te nemen. Op de kaart uit de periode 1930-1950 (De Pater) is de situatie ongewijzigd. Verstoringen Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Halderberge staan ook de gebieden aangegeven die zijn verstoord. Het plangebied snijdt zo'n gebied ter plaatse van het Gastels Laag. Hiervan is door RAAP aangegeven dat het een verstoord gebied betreft en hier behoeft ook geen nader archeologisch onderzoek te worden verricht. Daarnaast is het mogelijk dat vanwege de grootschalige ontveningen vanaf de Middeleeuwen, alsmede door diepploegen en andersoortige landbewerking vanaf met name de vorige eeuw, de bodem verstoord is geraakt, dat laatste met name op de bouwlandpercelen. Alleen een veldtoets kan hier meer inzicht in geven in de mate van bodemroering.
blad 14 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
2.1.5
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied Het huidig gebruik van het plangebied is afgeleid uit luchtfoto's (2008). Het gehele plangebied heeft momenteel grotendeels een agrarische bestemming. Het bestaat grotendeels uit weiland/akkerland, kassen (ter plaatse van Jan Teunisstraat) en wegen die worden gekruist. Een klein deel van het plangebied bestaat uit sportvelden. Consequenties toekomstig gebruik In het plangebied zal een weg aangelegd. Hierbij wordt een cunet gegraven met een breedte van circa 7,5 m. het cunet wordt aangelegd op een diepte van circa 0,8 tot 1,0 m -mv. Naast de weg zal (deels) nog een fietspad worden aangelegd. Ook komt er op twee plaatsen een tunnel. Bij deze graafwerkzaamheden worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd.
2.2
Bekende archeologische waarden Een belangrijke informatiebron is het landelijke Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE; voorheen RACM en daarvoor ROB). In dit systeem worden alle vondst- en onderzoeksmeldingen verzameld en via Internet voor bevoegden ter beschikking gesteld. Er zijn twee archieven digitaal beschikbaar: het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA; in kaartvorm: Archeologische Monumentenkaart, AMK). In het CAA zijn eerder gedane archeologische vondsten en waarnemingen opgenomen, in de AMK staan terreinen die op basis van de archeologische kennis op dit moment van archeologisch belang worden geacht en waaraan een bepaalde status is toegekend. We kennen terreinen van 'archeologische betekenis', 'archeologische waarde', 'hoge archeologische waarde' en 'zeer hoge archeologische waarde'. Deze laatste categorie omvat de terreinen die een beschermde status hebben In en in de omgeving van het wegtracé liggen geen terreinen van archeologisch belang met een bepaalde status (AMK-terreinen). In de omgeving van het plangebied zijn enkele waarnemingen geregistreerd. De ligging van de waarnemingen is weergegeven op tekening 188839-RACM. Er is geen enkele waarneming die op of in de onmiddellijke nabijheid van het wegtracé ligt. Tabel 1 Waarnemingen uit ARCHIS Waarnemingsnr 33130 53031 53480 409046
Object/complextype Romeinse munt O.a. vuursteen klingkern, kling en afslag muurrestant vuursteen schrabbers en afslag
Begin periode Romeinse tijd midden Mesolithicum
Eind periode Romeinse tijd midden Mesolithicum
Nieuwe tijd B Paleolithicum Laat
Nieuwe tijd C Mesolithicum
De waarnemingen onder nummer 53031 zijn gedaan tijdens een veldkartering door RAAP in het kader van de verwachtingskaart van de gemeente Halderberge. De vondsten zijn gedaan ter plaatse van een beek- of rivierdalbodem en toonden feitelijk voor het eerst de aanwezigheid van de mesolithische mens in het onderzoeksgebied aan.
blad 15 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Waarneming 409046 is gedaan op een dekzandplateau/-rug (Oud dekzand). De exacte vindplaats van de Romeinse munt (33130) is niet bekend.
2.3 2.3.1
Archeologische verwachting Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart De gemeente Halderberge heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau opdracht gegeven een gedetailleerde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor het gemeentelijke grondgebied op te stellen. 15 Hierbij wordt uitgegaan van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied van de verschillende kernen. Voor de kaart zijn de bekende archeologische, geologische en bodemkundige gegevens geïnventariseerd. Uitgangspunt bij het opstellen van een archeologische verwachtingskaart is dat bodemkundige en geologische kenmerken van het landschap bepalend zijn geweest voor de locatiekeuze van de mens in het verleden. Inzicht in de archeologische waarden is noodzakelijk om goed onderbouwde afwegingen te kunnen maken met betrekking tot de inpassing en accentuering van archeologische en oude landschappelijke elementen. Daarnaast worden de huidige plannen aan de hand van de verwachtings- en beleidsadvieskaart getoetst op de gevolgen voor het archeologisch bodemarchief. Op basis van de geologische opbouw en de bewoningsgeschiedenis van het onderzoeksgebied is er voor gekozen om ten aanzien van het buitengebied een gestapelde archeologische verwachtingskaart op basis van (3) in de tijd onderscheiden bewoningsperioden te maken: - jagers-verzamelaars: Laat-Paleolithicum-Neolithicum (zie afbeelding 188839-GVK1); - vroege landbouwers: Neolithicum-Vroege Middeleeuwen (zie afbeelding 188839-GVK2); - late landbouwers: Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd (zie afbeelding 188839-GVK3). Voor elke bewoningsperiode is dus een aparte archeologische verwachtingskaart gemaakt, die later samengevoegd zijn tot één kaart (zie afbeelding 188839-GVK4). Deze samengestelde kaart heeft als doel de totale archeologische verwachting (onafhankelijk van de stratigrafie) weer te geven. De (deel)kaarten zijn in feite de momentopnamen voor de verschillende landschappen of sedimentaire niveaus. Voor het plangebied geldt het volgende.
2.3.2
Gespecificeerde archeologische verwachting verwachting nederzettingslocaties jagers-verzamelaars; Het plangebied kent een voor het grootste deel een lage verwachting voor vindplaatsen van jagers-verzamelaars. Het overige deel kent een hoge verwachting. Op twee plaatsen is sprake van een gemaskeerd paleoreliëf. Hiermee wordt bedoeld dat enkeerdgronden het paleolandschap bedekken. Deze locaties hebben een onbekende verwachting omdat niet duidelijk is om welk bodemtype het hier gaat. Dit zal moeten blijken uit booronderzoek. De locaties met een hoge verwachting zijn locaties die op de overgang van hoog naar laag gelegen landschap liggen (zoals flanken van beekdalen, opduikingen in natte en laaggelegen terreinen) (zie afbeelding 188839-GVK1). 15
Molenaar et al, 2005.
blad 16 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
verwachting nederzettingslocaties vroege landbouwers; Het plangebied kent voor het grootste deel een lage verwachting voor vindplaatsen van vroege landbouwers. Het overige deel kent een hoge verwachting. Op twee plaatsen is sprake van een gemaskeerd paleoreliëf. Deze locaties hebben een onbekende verwachting omdat niet duidelijk is om welk bodemtype het hier gaat. Dit zal moeten blijken uit booronderzoek. De locaties met een hoge verwachting zijn locaties die goed ontwaterd en vruchtbaar zijn. Ook is rekening gehouden met de langdurige veenbedekking. Het gaat over het algemeen om de gronden met een grondwatertrap VI en VII en zandige bodems met een zwak en sterke lemigheid. De locaties met een lage verwachting zijn in het algemeen de lager gelegen landschapsdelen die bestaan uit beekeerd- en gooreerdgronden (zie afbeelding 188839-GVK2). verwachting nederzettingslocaties late landbouwers; Het plangebied kent een voor het grootste deel een lage verwachting voor vindplaatsen van late landbouwers. Een deel kent een hoge verwachting en een deel een onbekende verwachting. Het verschil met de vroege landbouwers ligt in het feit dat daar waar sprake is van mariene afzettingen, een onbekende verwachting geldt voor nederzettingen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (zie afbeelding 188839-GVK 3). Wanneer de lagen van de archeologische verwachtingen over elkaar heen worden gelegd ontstaat een gecumuleerde verwachtingskaart. Hierbij geldt dat als er een hoge verwachting geldt voor één of meerdere periode, het gebied een hoge verwachting krijgt. (zie afbeelding 188839- GVK 4). Hierop is aangegeven voor welke periode(n) welke verwachting geldt. Bij elkaar opgeteld heeft het plangebied voor het grootste gedeelte een hoge verwachting. Globaal kent het gebied tussen de Jan Teunnisstraat en de Vaartweg grotendeels een lage verwachting. De gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied is schematisch weergegeven in tabel 1.
datering Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. complextype jagers-verzamelaars: (tijdelijke) kampementen vroege landbouwers: nederzettingen, grafvelden, grafheuvels, votiefdepots late landbouwers: nederzettingen (huisplaatsen) en sporen van (veen)ontginning en agrarische activiteit (watermolens, schuren, stallen, greppels, sloten, erfafscheidingen). omvang van puntlocaties (depots) tot nederzettingen van meer dan een hectare diepteligging Op het niveau tussen de onderkant van de bouwvoor en de bovenste horizonten van het onderliggende (podzol)profiel of onder enkeerdgronden.
locatie Zie afbeelding 188839-GVK 1 tot en met 3 voor de onderscheiden perioden.
blad 17 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
uiterlijke kenmerken jagers-verzamelaars: vuursteenstrooiingen, haardkuilen, verbrand bot. vroege landbouwers: aardewerkfragmenten, grondsporen, verbrande leem, verbrand en onverbrand bot, beschoeiingen, deposities in het veen (bijv. vuursteen, bronzen werktuigen) late landbouwers: aardewerkfragmenten, verbrande leem, verbrand en onverbrand bot, steengruis, tefriet, funderingen, beschoeiingen etc. mogelijke verstoringen Ter plaatse van het Gastels Laag is de bodem zeker verstoord. Voor de rest van het traject geldt dat het vermoedelijk deels verstoord is, mogelijk afgewisseld met intacte gedeelten. De bouwvoor en mogelijk top van de onderliggend bodemprofiel zal (beperkt) verstoord zijn door agrarische werkzaamheden.
2.4
Advies voor vervolgonderzoek Het plangebied kent voor een groot deel een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit verscheidene perioden (zie afbeelding 188839GVK 4), afhankelijk van de locatie. Uit het bureauonderzoek is tevens gebleken dat de kans op verstoringen vanwege eerdere ontginningen en agrarische werkzaamheden zeker aanwezig is. Voor deze gebieden geldt uiteraard een lage archeologische verwachting. In het rapport, behorende bij de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Halderberge is aangegeven dat het beleidsstandpunt van de gemeente is dat voor gebieden die als verstoord op de kaart zijn aangegeven, evenals gebieden die een (samengestelde) lage verwachting hebben, geen vervolgonderzoek nodig is. In verband met bovenstaande wordt geadviseerd in eerste instantie een verkennend vooronderzoek uit te voeren op die delen van het traject met een (samengestelde) hoge archeologische verwachting. Het doel van dit verkennende veldonderzoek is het toetsen en aanscherpen van het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Zo kunnen met dit onderzoek bodemverstoringen in kaart worden gebracht en kan de aanwezigheid van verwachte bodemprofielen in het veld worden gecontroleerd. De boorkernen zullen tevens worden geïnspecteerd op archeologische indicatoren zoals aardewerk- en vuursteenfragmenten, houtskool, verkleuringen en eventuele oude akkerlagen. Er zal over de te onderzoeken delen van het traject één boring per 50 meter worden geplaatst. De boringen dienen te worden verricht met een Edelmanboor van 10 cm diameter, tot circa 30 cm in de pleistocene ondergrond.
blad 18 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
3 3.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Veldonderzoek Doel- en vraagstelling Doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek. Het inventariserend veldonderzoek bestaat in onderhavig onderzoek uit een verkennend booronderzoek waarin de bodemgesteldheid wordt vastgesteld. Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: − Is de oorspronkelijke bodemopbouw nog intact danwel verstoord? − Is sprake is van intacte podzolbodems en zo ja waar? − correspondeert de bodemopbouw met de gegevens uit het bureauonderzoek? − Is sprake is van oude akkerlagen? − Is sprake van archeologische indicatoren in de boorkernen? Een intacte podzolbodem is een aanwijzing voor hoger gelegen dekzandopduikingen waarin zich archeologische resten van jagers-verzamelaars kunnen bevinden. Onder oude akkerlagen kunnen nog oudere, vaak intacte, bewoningssporen voorkomen. Op basis van de resultaten wordt in dit rapport een advies uitgebracht over de mogelijke vervolgstappen met betrekking tot de archeologie.
3.2
Onderzoeksopzet en werkwijze Om de in het bureauonderzoek opgestelde verwachting te toetsen is inventariserend veldwerk uitgevoerd. Dit kan door middel van oppervlaktekartering, grondboringen, proefsleuven of een combinatie hiervan. Het gekozen booronderzoek is een methode om de mate van antropogene verstoring en/of bodemerosie van het te onderzoeken gebied te kunnen bepalen. Verder kunnen hiermee met name nederzettingsterreinen worden opgespoord. Omdat het hier de verkennende variant betreft ligt de nadruk tijdens het veldonderzoek op het vaststellen van de bodemkenmerken en minder op het opsporen van archeologische vindplaatsen. Mochten er aanwijzingen voor eventuele archeologische vindplaatsen worden aangetroffen dan wordt hier in het rapport melding van gemaakt.
3.2.1
Oppervlaktekartering Een oppervlaktekartering is een adequate en snelle methode van archeologisch veldonderzoek voor grote oppervlakken. Een oppervlaktekartering is zinvol in gebieden waar archeologisch interessante lagen zich aan of dicht onder de oppervlakte bevinden en daarbinnen alleen op plaatsen waar de grond niet begroeid is. Het wegtracé is onderzocht op het voorkomen eventuele archeologische indicatoren.
blad 19 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
3.2.2
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Verkennend booronderzoek Het booronderzoek is uitgevoerd op 18 en 19 februari 2009. Er zijn in eerste instantie 70 boringen gezet over het hart van de toekomstige weg met een onderlinge afstand van 50 m. De boringen zijn gezet met een Edelmanboor met een diameter van 10 cm. De locatie van de boringen is weergegeven op tekening 188839 - S1 van de kaartenbijlage. Daar waar binnen het traject geen boringen zijn geplaatst is sprake van gebieden met een lage verwachting of van verstoorde gebieden. Boring 45 tot en met 49 konden niet worden geplaatst in verband met de weigering van de toegang door de eigenaar van de percelen. De profielen zijn digitaal opgenomen voor verdere bewerking met het programma TerraIndex. De boorstaten zijn beschreven conform NEN 5104/ASB. Bij het opnemen van de profielbeschrijvingen is gelet op het voorkomen van archeologische indicatoren als aardewerk- en vuursteenfragmenten, houtskool, metaal, bot, verbrande leem, fosfaatvlekken, verkleuringen en veraarde lagen. De boringen zijn ingemeten met behulp van GPS over de hartlijn van het wegtracé.
3.3 3.3.1
Resultaten Oppervlaktekartering Daar waar dat mogelijk was is de oppervlakte ter hoogte van het leidingtracé geïnspecteerd op het vóórkomen van archeologische indicatoren. Er is ter plaatse van het tracé ter hoogte van de boringen 1 tot en met 15 enig vuursteen aangetroffen, echter, geen als zodanig herkenbare werktuigen of afslagen. Ook werden over het hele toekomstige wegtracé, daar waar sprake was van voldoende zichtbaarheid, recente stukjes aardewerk en puindeeltjes aangetroffen.
3.3.2
Bodemopbouw De bodemopbouw is zoveel mogelijk beschreven per soort verwachtingszone. Per cluster van boringen is aangegeven welke archeologische verwachting er geldt. De laagopeenvolging in het leidingtracé is van boven naar beneden als volgt: Boring 1 tot en met 15 (vroege en late landbouwers): De toplaag wordt gevormd door een 35 tot 50 cm, en dus vrij dikke donkerbruine bouwvoor (matig fijn zand, zwak siltig). In de overige boringen waarin sprake is van een relatief dikke bouwvoor, is deze diep doorgeploegd en vermengd met onderliggende bodemlagen (zoals een E- en/of B-horizont). In boring 11 lijkt wel sprake van een mogelijk plaggendek. In de boringen 3, 4, 5, 9, en 13 bevindt zich onder de bouwvoor een E- en/of B (BC)-horizont. In de boringen 2, 6, 7, 8, 10, 12, 14 en 15 bevindt zich direct onder de bouwvoor de C-horizont (dekzand), beginnend tussen 15 en 60 cm -mv. De top hiervan is in boring 6, 7 en 10 verstoord. In boring 1 lijkt zich onder de bouwvoor een mogelijk een oude akkerlaag te bevinden (tussen 80 en 90 cm -mv). Boring 17 tot en met 20 (jagers-verzamelaars) De bouwvoor is 40 tot 50 cm dik (donkerbruin, matig fijn zand, zwak siltig). In alle boringen bevindt zich direct onder de bouwvoor de C-horizont (dekzand). In boring 20 is de top hiervan verstoord.
blad 20 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Boring 21 tot en met 25 (jagers-verzamelaars, vroege en late landbouwers): In alle boringen, met uitzondering van boring 21, komt een toplaag voor van 35 cm van donkerbruin, matig fijn zand, zwak siltig. In boring 21 is sprake van een 130 cm dikke, verstoorde, donkergrijze toplaag, waarin stukken baksteen voorkomen. Onder deze laag bevindt zich veen. Voor de overige boringen geldt dat zich onder de bouwvoor een verstoorde en/of opgebrachte laag bevindt van 15 tot 70 cm, waaronder zich de C-horizont (dekzand) bevindt, tussen 50 en 105 cm -mv. Boring 26 tot en met 31 (jagers-verzamelaars, vroege en late landbouwers): De toplaag wordt gevormd door een 20 tot 75 cm grotendeels vrij dikke donkerbruine bouwvoor (matig fijn zand, zwak siltig). Vanwege de humeuze aard van de op deze locatie aanwezige bouwvoor is hier waarschijnlijk sprake van een plaggendek. In boring 27 ligt onder de bouwvoor (tussen 20 en 80 cm -mv) een donker geelbruine zandlaag. Waarschijnlijk is op locatie sprake van een diepe vermenging van de bouwvoor met de C-horizont. In boring 26, 28, 29, en 31 begint onder de dikke bouwvoor de C-horizont (bruingeel tot witgeel zand), die alleen bij boring 26 verstoord is. In boring 30 komt onder de bouwvoor een podzolbodem voor (E, B, BC en C). De C-horizont is hier lemig. Boring 32 tot en met 41 (jagers-verzamelaars): In deze serie boringen is sprake van een 35 tot 65 cm dikke donkerbruine bouwvoor (matig fijn zand, zwak siltig). In boring 33 is sprake van een 75 cm dik verstoord pakket, waarin baksteen voorkomt. In alle boringen begint onder de bouwvoor de C-horizont (grotendeels dekzand, boring 39 leem, sterk zandig). In de boringen 37 en 40 is de top van de C-horizont verstoord. Boring 42 tot en met 44 (late landbouwers): De toplaag bestaat uit een 45 tot 55 cm dikke donkerbruine bouwvoor (matig fijn zand, zwak siltig). In boring 42 en 44 bevindt zich hieronder de bouwvoor direct de C-horizont, waarvan de top verstoord is. In boring 43 bevindt zich nog en B-horizont, tussen 45 en 50 cm -mv. Boring 45 tot en met 48 (vroege en late landbouwers) konden niet worden geplaatst. Boring 49 tot en met 51 (vroege en late landbouwers): Onder een bouwvoor van 30 tot 40 cm dik (donkerbruin) bevindt zich een verstoorde laag van 35 tot 50 cm (lichtbruin). Daaronder bevindt zich, tussen 70 en 80 cm -mv de C-horizont (dekzand). Boring 52 tot en met 61 (jagers-verzamelaars ): De toplaag bestaat uit een 35 tot 70 cm, en dus vrij dikke donkerbruine bouwvoor (matig fijn zand, zwak siltig). In boring 52, 54, 55, 57, 58 t/m 61 bevindt zich onder de bouwvoor direct de C-horizont (dekzand, soms lemig), waarvan de top in boring 58 en 60 verstoord is. In boring 53 en 56 bevindt zich onder de bouwvoor een verstoorde laag van respectievelijk 55 en 25 cm. Boring 62 en 63 (vroege landbouwers): De toplaag bestaat uit een bouwvoor van respectievelijk 20 tot 50 cm dikte. In beide boringen bevindt zich onder de bouwvoor direct de C-horizont (dekzand).
blad 21 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Boring 64 tot en met 71 (jagers-verzamelaars, vroege en late landbouwers): In deze serie boringen is sprake van een 30 tot 55 cm dikke donkerbruine bouwvoor (matig fijn zand, zwak siltig). In boring 70 en 71 is sprake van een pakket van resp. 90 en 75 cm verstoorde laag met daarin baksteen. In boring 64, 65, 67, 70 en 71 begint onder de bouwvoor resp. verstoorde bovenlaag de C-horizont (dekzand, deels met roestvlekjes en deels de top verstoord. In de boringen 66 en 69 bevindt zich tussen de bouwvoor en de C-horizont een verstoorde tussenlaag. In boring 66 is hierin nog een verstoorde B herkenbaar. Boring 68 is niet geplaatst vanwege de situering van een hondenkennel. Over het algemeen valt uit de boringen op te maken dat de bodem op sommige locaties een intacte bodemopbouw kent met de aanwezigheid van een podzolbodem. Op andere locaties is de bouwvoor diep tot in de onderliggende bodemlagen doorploegd en is sprake van een verstoorde bodem waarbij de bouwvoor direct overgaat naar de C-horizont (abrupte overgang). Vanwege de scherpe overgang van bouwvoor naar C-horizont bestaat het vermoeden dat deze ploegwerkzaamheden in recente perioden hebben plaatsgevonden. Door deze verploeging van de bovenste bodemlagen is een dikke bouwvoor ontstaan zonder dat er sprake is van een plaggendek. De top van een plaggendek is namelijk veelal veel humeuzer dan de bouwvoor zoals deze nu is aangetroffen. De verstoringen treden evenwel willekeurig op; dat wil zeggen dat de verstoringen niet aan hele of specifieke percelen toe te wijzen zijn.
3.3.3
Archeologie Tijdens de oppervlaktekartering is ter plaatse van het tracé ter hoogte van de boringen 1 tot en met 15 enig vuursteen aangetroffen, echter, geen als zodanig herkenbare werktuigen of afslagen. Ook werden over het hele toekomstige wegtracé, daar waar sprake was van voldoende zichtbaarheid, recente stukjes aardewerk en puindeeltjes aangetroffen. In de boorkernen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
blad 22 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
4 4.1
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Conclusies en advies Conclusie en advies voor vervolgonderzoek In december 2008 tot en met maart 2009 is in opdracht van de gemeente Halderberge door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (IVO-Overig) uitgevoerd op de locatie van een nieuw aan te leggen rondweg ten zuiden van Oudenbosch (Noord-Brabant). Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat in grote delen van het wegtracé vindplaatsen kunnen worden aangetroffen van jagers-verzamelaars, vroege- en/of late landbouwers. Op basis van het bureauonderzoek is geadviseerd om in eerste instantie een verkennend booronderzoek uit te voeren, om na te gaan: • of de oorspronkelijke bodemopbouw nog intact danwel verstoord is; • of en waar sprake is van intacte podzolbodems; • of de bodemopbouw correspondeert met de gegevens uit het bureauonderzoek; • of sprake is van oude akkerlagen; • of sprake is van archeologische indicatoren in de boorkernen. Op basis van het verkennend booronderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Boring 1 tot en met 15 (vroege en late landbouwers): In deze zone lijkt deels sprake te zijn van een plaggendek of een diep geploegde bouwvoor; in ieder geval is de bouwvoor plaatselijk erg dik. De binnen dit deel van het tracé aanwezige intacte bodemdelen of de locaties met een wat dikkere bouwvoor komen willekeurig in het gebied voor en zijn niet toe te wijzen aan een bepaald perceel. Alhoewel de verwachting voor vindplaatsen van jagers-verzamelaars in deze zone klein is, is gezien de hoogteligging van het gebied (zie AHN) en de aanwezigheid van een intacte podzolbodem met een E- en/of B (BC)-horizont in meerdere boringen, toch sprake van een kans op het aantreffen van dergelijke vindplaatsen. Daarnaast is de kans op intacte vindplaatsen van vroege en late landbouwers aanwezig. Aanvullend onderzoek voor deze zone is gewenst. Boring 17 tot en met 20, 32 tot en met 41 en 52 tot en met 61 (jagers-verzamelaars): Een intacte podzol biedt in het geval van verwachte vindplaatsen van jagers-verzamelaars een goede indicatie. Podzolering ontstaat in relatief hoge en droge gronden. Dit waren in de Steentijd uitstekende locaties voor nederzettingen. Een intacte podzolbodem bestaat van boven naar beneden uit een Ah-horizont (humusrijk), een E-horizont (uitspoelingslaag), een B- en/of een B/C-horizont (inspoelingslaag) en een C-horizont (het moedermateriaal). Aan de hand van het verkennend booronderzoek is gebleken onder de bouwvoor en/of verstoorde laag zich direct C-horizont bevindt. Ook zijn geen archeologische indicatoren zoals vuursteen werktuigen of houtskool aangetroffen. Daarbij komt dat vindplaatsen uit deze perioden (vrijwel) geen ingegraven grondsporen kennen, maar zich kenmerken door vuursteenstooiingen aan het oppervlak. Wanneer het oorspronkelijke bodemprofiel is verstoord, maakt dit de kans op niet verstoorde archeologische sporen zeer klein. Aanvullend onderzoek in deze zones is op basis van bovenstaande niet noodzakelijk.
blad 23 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Boring 21 tot en met 25 (jagers-verzamelaars, vroege en late landbouwers): Boring 49 tot en met 51 (vroege en late landbouwers): Boring 64 tot en met 71 (jagers-verzamelaars, vroege en late landbouwers): De bodem van deze zones blijkt grotendeels verstoord te zijn. Dit maakt de kans op het aantreffen van intacte archeologische sporen zeer klein. Aanvullend onderzoek in deze zone is op basis van bovenstaande niet noodzakelijk. Boring 26 tot en met 31 (jagers-verzamelaars, vroege en late landbouwers): Ter plaatse van deze zone is waarschijnlijk sprake van een plaggendek. De locaties waar plaggendekken zijn aangelegd waren daarvoor ook vaak gunstige plaatsen voor bewoning (droge zandgronden). Ook zijn archeologische vindplaatsen juist door de aanwezigheid van een plaggendek vaak goed bewaard gebleven. In boring 30 komt onder de bouwvoor een podzolbodem voor. Dit duidt op de mogelijkheid tot het aantreffen van een vindplaats van jagers-verzamelaars. Voor de overige perioden betekent een AC-profiel onder een plaggendek dat de dieper ingegraven sporen van een eventueel aanwezige vindplaats nog grotendeels aanwezig zullen zijn. Aanvullend onderzoek voor deze zone is gewenst. Boring 42 tot en met 44 (late landbouwers): Boring 62 en 63 (vroege landbouwers): In deze zones worden archeologische vindplaatsen van vroege en late landbouwers verwacht. In de boringen 42 tot en met 44 bevindt zich onder de bouwvoor direct de Chorizont, waarvan de top is verstoord (met uitzondering van boring 43, waar zich nog een B-horizont tussen 45 en 50 cm -mv bevindt). Ook in boring 62 en 63 bevindt zich onder de (deels verstoorde) bouwvoor direct de C-horizont. Omdat geen sprake is van een plaggendek en archeologische indicatoren, wordt de kans erg klein geacht dat sprake is van (intacte) vindplaatsen van vroege en/of late landbouwers. Boring 45 tot en met 48: Alsnog verkennend booronderzoek uitvoeren. Indien tijdens dit verkennend booronderzoek dat er redenen blijken te zijn voor verdichting van het boorgrid, zal dit direct, na overleg met opdrachtgever, worden uitgevoerd.
4.2
Advies Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek wordt nader onderzoek aanbevolen in twee zones in het leidingtracé. Het onderzoek dient gericht te zijn op het nauwkeurig bepalen van de locatie van eventuele vindplaatsen. Wij stellen voor om rondom de boringen 1 tot en met 15 aanvullende, karterende boringen te plaatsen, bijvoorbeeld door 2 extra boringen tussen de tijdens het verkennend booronderzoek geplaatste boringen en twee extra boorraaien aan weerszijden van de reeds geplaatste raai met 25 m tussen de boringen. Hiermee komt het aantal extra boringen uit op 69. De boringen worden gezet met een 15 cm Edelman en boorkernen van kansrijke lagen worden gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 mm. Voor de zone met het plaggendek (boring 26 t/31) stellen wij eenzelfde aanpak voor. Het totaal aantal boringen voor deze zone bedraagt 31. In het overige deel van het wegtracé zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen aangetroffen. Voor deze delen wordt geadviseerd geen nader onderzoek uit te laten voeren.
blad 24 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Advies voor vervolgonderzoek • •
Uitvoeren van aanvullend karterend booronderzoek ter plaatse van twee zones (zie boven). Voor het overige vrijgave van het wegtracé, met uitzondering van dat deel waarvoor nog verkennend booronderzoek dient plaats te vinden.
Wat betreft de tracédelen waarvoor vrijgave wordt geadviseerd, zal de bevoegde overheid een uiteindelijk selectiebesluit moeten nemen. Voor de tracédelen blijft evenwel altijd de mogelijkheid dat er tijdens de graafwerkzaamheden toch losse archeologische vondsten worden aangetroffen. Indien sporen en/of vondsten worden aangetroffen bestaat er een wettelijke verplichting om deze binnen drie dagen aan te melden bij de Minister van OC&W (Monumentenwet 1988, artikel 53). Een melding bij de provinciaal archeoloog van Noord-Brabant voorziet eveneens in deze verplichting. Dit kan telefonisch bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant (tel. 18303225).
blad 25 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
blad 26 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
Literatuur en geraadpleegde bronnen Berendsen, H.J.A. 2004 (4e druk). De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Assen, Van Gorcum. Deeben, J. en Arts, N., 2005. From tundra hunting to forest hunting. Late Upper Palaeolithic en Early Mesolithic. In: Louwe Kooijmans et al (red.), 2005. The Prehistory of the Netherlands. Amsterdam University Press, pp. 139-156 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1,2006. Koopmanschap, H (red.), 2005. In Dongen stond een huis. De Heerlijkheid Dongen in de Middeleeuwen. Stichting Zuidelijk Historisch Contact Tilburg, Tilburg Leenders, K.A.H.W., 2000. Landschapsgeschiedenis van het Gastels Laag. Den Haag Molenaar, S., G.H. de Boer & D. Demey, 2005. Gemeente Halderberge; archeologische verwachtings- en advieskaart. RAAP-rapport 1129 Mulder, de F.J. et al, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters Noordhoff Tol, A. & P. Verhagen. 2004. Optimale en standaard boormethoden in: A. Tol e.a. Prospectief boren. Een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. Amsterdam, RAAP (RAAP-rapport 1000). 6381. Verhagen, J.H., 1984. Prehistorie en vroegste geschiedenis van West-Brabant. Bijdragen tot de studie van het Brabants heem deel 24. Stichting Brabants Heem, Waalre. Kaarten Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, kaartblad 43 Oost Willemstad, 1967 Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, kaartblad 49 Oost Bergen op Zoom, 1982 Bonnekaart 1935, www.historiekaart.nl Geologische kaart 43 Oost Willemstad, Rijks Geologische Dienst, 1971 Grote Historische topografische Atlas 1894-1914 Noord-Brabant, schaal 1:25.000, Uitgeverij Nieuwland, kaartblad 622, verkend in 1869, herzien in 1908. Pater, B.C. de, Schoenmaker, B., 2005. Grote Atlas van Nederland 1930-1950. Asia Maior, Zierikzee. Topografische kaart 1:25000 (http://kadata.kadaster.nl) Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant (www.chw.brabant.nl) Internet ARCHIS: www.archis.nl IKAW: www.archis.nl www.historiekaart.nl
blad 27 van 28
projectnr. 188839 juni 2009, revisie 01
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) rondweg Oudenbosch (gemeente Halderberge)
blad 28 van 28
Bijlage 1 :
Archeologische perioden
Bijlage 1 :
Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het Paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jagerverzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het Neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het Neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het Neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de IJzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de Middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de Vroege Middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als Nieuwe Tijd. e
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus
Bijlage 2 :
AMZ-cyclus Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in de meeste gevallen uitgevoerd binnen het kader van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. In de procedure wordt volgens een trechtermodel gewerkt. Het startpunt ligt eigenlijk al bij het bepalen van de onderzoeksplicht. Op diverse provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten kan namelijk worden ingezien of het plangebied ligt in een zone met een archeologische verwachting. Indien dit het geval blijkt te zijn, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyslus (zie afb. 1 en 2)
Afb. 1: de AMZ-cyclus
De eerste fase: bureauonderzoek Uitgangspunt voor het bureauonderzoek is het vaststellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel dat op detailniveau voor het plangebied aangeeft wat er aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of er een veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode voor dit veldonderzoek zou moeten zijn om deze mogelijk aanwezige archeologische resten te kunnen aantonen.
Afb. 2: proces van de AMZ
De tweede fase: inventariserend veldonderzoek (IVO) Het inventariserend veldonderzoek kan worden opgesplitst in drie subfases. Fase 1. verkennend onderzoek In sommige gevallen wordt er gestart met een verkennend onderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en word feitelijk uitgevoerd omdat er bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om dit voldoende te kunnen onderbouwen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er te weinig bodemkundige of geologische gegevens zijn om binnen het plangebied de verwachtingswaarden te kunnen onderbouwen of zelfs überhaupt tot een verwachtingswaarde te komen. Met een verkennend onderzoek kan tot in detail de verwachtingswaarde worden aangebracht. Zodoende kan door terugkoppeling een aangescherpt verwachtingsmodel worden gemaakt en kan karterend veldonderzoek in een vervolgfase gerichter en daarmee ook kostenefficiënter worden ingezet. Fase 2. karterend onderzoek In de regel wordt er gestart met een karterend onderzoek. Dit veldonderzoek dient om het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen. Het onderzoek wordt vrijwel altijd vlakdekkend uitgevoerd door middel van boringen en/of oppervlaktekarteringen of proefsleuven. Het resultaat is in de regel een overzichtskaart met de resultaten van het onderzoek. Eventueel aangetoonde vindplaatsen worden daarbij aangegeven. Indien er geen archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of wanneer bijvoorbeeld al blijkt dat deze geheel zijn
verstoord, dan wel van geen waarde zijn, is dit meestal ook het eindstadium van de AMZcyclus. Als er wel archeologische vindplaatsen worden aangetroffen of het blijkt uit de onderzoeksgegevens dat deze met zeer grote zekerheid kunnen worden verwacht, dan dient er een waardestellend onderzoek te worden uitgevoerd. Meestal is van de vindplaatsen die bij een karterend onderzoek zijn aangetroffen nog slechts in beperkte mate bekend wat de waarde ervan is. Fase 3. waarderend onderzoek Een waarderend onderzoek dient de fysieke kwaliteiten van een eerder aangetoonde of reeds bekende archeologische vindplaats vast te stellen en dient te leiden tot een waardestelling. Voor een waardestelling is het van belang om in elk geval de aard van de vindplaats, de exacte begrenzing in omvang en diepteligging, de datering en de mate van conservering en intactheid te weten. Een waarderend onderzoek kan worden uitgevoerd door middel van boringen of proefsleuven. Wat de beste methode is hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. In de meeste gevallen worden er voor een waardestelling proefsleuven of proefputten gegraven. omdat met deze methode meer en betere informatie over de vindplaats kan worden verkregen dan met aanvullende booronderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De derde fase: Selectie en waardering Het eindresultaat van een waardestellend onderzoek is een selectieadvies waarin op basis van de waardestelling van de vindplaats(en) wordt aangegeven of een vindplaats behoudenswaardig is. Deze waardestelling geschiedt op basis van verschillende waarderingscriteria. De term behoudenswaardig is sterk gerelateerd aan de essentie van het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. In eerste instantie gaat dit namelijk uit van het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem). Alleen wanneer dit binnen een belangenafweging niet kan zal het stuk waardevol bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd. Wanneer behoud niet gewenst is vanwege een relatief gering waarde van de vindplaats(en) kan nog worden besloten om de bodemingrepen onder archeologische begeleiding te laten uitvoeren. Ook is het natuurlijk nog mogelijk dat er helemaal geen archeologisch onderzoek meer hoeft plaats te vinden en kan het terrein worden 'vrij gegeven'. Het bevoegd gezag zal op basis van het selectieadvies uiteindelijk aangeven welke maatregelen er dienen te worden genomen. Deze beslissing wordt het selectiebesluit genoemd. Plaats van de AMZ-cyclus in de planvorming Net als met andere omgevingsfactoren waarmee binnen de planvorming rekening gehouden dient te worden, is het ook voor de archeologie van belang om dit in een zo vroeg mogelijk stadium in te steken. Niet alleen is dit voor een aantal onderzoeksfasen vanwege provinciaal of gemeentelijk beleid al een vereiste, het geeft bovendien al vroeg inzicht in eventuele risico's qua exploitatie en potentiële vertragingen in een project. Indien er een middelhoge of hoge kans op de aanwezigheid van archeologische resten bestaat, zal het bevoegd gezag een inventariserend onderzoek verplicht stellen ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing. Dit onderzoek is gebaseerd op het specifieke verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek dat daaraan vooraf dient te gaan. In praktijk worden deze onderzoeken gecombineerd uitgevoerd en in één verslag gerapporteerd.
Wanneer eenmaal een planprocedure is voorgenomen zal met het archeologisch onderzoek al kunnen worden begonnen. In principe kan het gehele inventariserend veldonderzoek, inclusief een selectieadvies, voorafgaand aan een planprocedure worden afgerond. Dit heeft als voordeel dat binnen het toekomstige plan de omvang van de archeologische vindplaats(en) definitief kan worden afgebakend en er, bij behoud in situ, de bestemming 'archeologische waardevol' kan worden opgenomen. Ook kunnen dan in bijvoorbeeld een aanlegvergunning specifieke voorschriften worden opgenomen om aantasting te voorkomen. In dit kader en deze planfase kan ook een voorschot worden genomen op inrichtingsmaatregelen (aanpassing van een eventueel al beschikbaar stedenbouwkundig ontwerp of het voorschrijven van bijvoorbeeld een groenzone, speelveld, parkeerplaatsen etc.). Indien dit mogelijk is kan ook worden voorgeschreven dat er archeologievriendelijk gebouwd dient te worden door aanpassing van funderingswijze of ander technische maatregelen. Het nadeel van het uitvoeren van een waardestellend veldonderzoek na de een planprocedure is dat daarmee ook de consequenties ervan pas later in beeld komen, wat leidt tot een aantal risico's. Vaak blijkt dan behoud in situ veel lastiger te zijn en is dit dan alleen met technische maatregelen nog mogelijk. Soms is alleen behoud ex situ door middel van opgravingen de enige nog resterende kostbare optie.
Bijlage 3:
Archeologische waarnemingen
projectnr. 188839 Archeologische Rapporten Oranjewoud 2008/125
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
33130 ARCHIS Oudenbosch Halderberge 95000 400000 Indirect: onbepaald -1 9999
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
53031 ARCHIS Langenberg Halderberge Langenberg 92910 398360 Archeologisch: (veld)kartering -1 01-12-2004
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
53480 ARCHIS Oudenbosch Halderberge Kade; 't West-Vaardeke 95221 400648 Archeologisch: begeleiding 7864 08-11-2004
waarnemingsnr. bron plaats gemeente toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr. vondstdatum
409046 ARCHIS Oud Gastel Halderberge Kuivezand 93880 400320 Niet-archeologisch: graafwerk -1 07-08-2007
type vindplaats Onbekend datering van tot Romeinse tijd midden B: 150 - 270 nC Romeinse tijd midden B: 150 - 270 nC
type vindplaats Onbekend datering van Mesolithicum: 8800 - 4900 vC
tot Mesolithicum: 8800 - 4900 vC
type vindplaats Sluis datering van Nieuwe tijd B: 1650 - 1850 nC
tot Nieuwe tijd C: 1850 - heden
type vindplaats Nederzetting, onbepaald datering van tot Paleolithicum laat: 35000 C14 - 8800 vC Mesolithicum: 8800 - 4900 vC
Pagina 1 van 1 Bijlage 3b. ARCHIS: Archeologische waarnemingen
Bijlage 4:
Boorbeschrijvingen
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 001
Boring: 002 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, Aa plaggendek
50
75
100 -120
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, Apb oude akkerlaag Zand, matig grof, zwak siltig, geel, c-horizont
-100
100
Boring: 003
Boring: 004 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
75
-80 -90
-50
50
Zand, uiterst fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40 -45
50 -70
75 -100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, rest b Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, bc
-40 -45
50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinrood, b
75
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
-100
100
Boring: 005
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
Boring: 006 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgrijs, e
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35 -40 -45
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgrijs, rest e Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
75
-70
-100
100
Boring: 007 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, top verst
50
Boring: 008 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
50 -65
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelgrijs, c-horizont, top verst
75
100
-70
-100
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 009
Boring: 010 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35
50
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinrood, b Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
75
-50 -55
50
75 -90
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinrood, verstoord Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
-100
100
Boring: 011
Boring: 012 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, bv mrgelijk plaggendek
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, +bv+rest e en b
25 -35
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c
75
75
-100
100
Boring: 013
Boring: 014 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
-15
25 -35 -40
50 -60
75
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinrood, rest b
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, bc
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c -100
100
Boring: 015 0
-80
Boring: 017 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
50
50
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgeel, c-horizont
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
75
75 -90
100
-100
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 018
Boring: 019 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -45 -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgeel, c-horizont
75
50
75
-80
Boring: 020
-80
Boring: 021 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donker grijsgrijs, verstoorde bovgr. baksteen
25 -40
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont, top verst
50
75
50
75
-80
100
125
-130
Veen, zwak zandig, donkerbruin -150
150
Boring: 022
Boring: 023 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35
-35
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, verstoord
50
75
75
100
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelgrijs
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtblauw -130
Boring: 024
Boring: 025 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35
50
-80
100
-105
125
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, verstoorde laag met opgebrachte grond zand
50
-50
-35
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, verstoorde laag
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, verstoord met plastic
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel 75
-80
75
-80
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 026
Boring: 027 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
-20
25
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv Zand, matig fijn, zwak siltig, donker geelbruin
50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, top verst
75 -100
100
75
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont
100 -120
Boring: 028
Boring: 029 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont
50 -75
75
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont
75
-80
100 -120
Boring: 030
Boring: 031 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40 -43 -50
50
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgrijs, e Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinrood, b
75 -100
100
50
75 -90
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, lemig
Boring: 033 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
50
75
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgeel, c
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, bc
Boring: 032 0
-55
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, verstoord met baksteen ed
25 -50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont -80
50 -70
75
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c -100
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 034
Boring: 035 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40
-40
Zand, matig fijn, zwak siltig, witgeel, c-horizont
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
50
-70
75
Boring: 036
Boring: 037 0
0
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
50 -75
75
50
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont, top verst
75 -100
100
Boring: 038
Boring: 039 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -45
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont
75
50 -60
Boring: 040 0
-75
75
-80
Leem, sterk zandig, bruingeel, c-horizont, lemig
Boring: 041 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
50
50
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
-65
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, top verst lemig
75
75 -85
-90
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 042
Boring: 043 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -45
50
50
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont, top verst
75 -100
100
-60
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
75 -100
100
Boring: 044
Boring: 049 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinrood, b
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont, top verst
75
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, verstoord
50
75
-80
-85
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
100 -110
Boring: 050
Boring: 051 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
-30
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, verst
50
0
0
-40
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, verst
50
-70
75
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c -100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c -100
100
Boring: 052 0
-75
75
Boring: 053 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40
50
-50
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbruin, verstoord en humeus
50
75 -95
100
125
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c -125
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 054
Boring: 055 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -35
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont veel leem
50 -60
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
75
-70
-90
Boring: 056
Boring: 057 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
50
-50
75
-75
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin, hks1, verst
-100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont, top verst, glas
50 -70
75 -100
100
Boring: 058
Boring: 059 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont, abrupt
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv, verst
25 -40
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, top verst
50
75
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
75
-80
Boring: 060 0
-55
-80
Boring: 061 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -45
50
75
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont, top verst -80
50
-50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, scherp
75 -85
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 062
Boring: 063 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv verst
25
0
0
-20
25 -50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont
50 -70
75 -85
Boring: 064
Boring: 065 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, verstoord bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
-30
-35
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, roestvlekken
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, ijzervlekjes
50 -70
75 -90
Boring: 066
Boring: 067 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv
25 -40
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwartbruin, verst
50
50
-55
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c-horizont, top verst
-70
75
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, verst b en c
75
-80
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, c
100 -120
Boring: 068 0
Boring: 069 0 -5
Slib, kennel, overgeslagen
0
25
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv -30
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, verst
50
75 -95
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont, top verst -120
Getekend volgens NEN 5104
Projectnr.:188839 maart 2009
Geneente Halderberge RONDWEG OUDENBOSCH Schaal: 1:30
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 070 0
Boring: 071 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv verst +c bst1
0
25
25
50
50
75
75
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, bv stenen
-75
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, c-horizont
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsgeel, c-horizont
100
100 -110
-120
Getekend volgens NEN 5104
Kaartenbijlage
RACM-188839
18-12-2008
RACM- Archeologisch waardevolle terreinen (AMK) en waarnemingen (CAA)
97933 / 402102
Legenda MONUMENTEN archeologische betekenis archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd WAARNEMINGEN
53480
TOP50_CBS ((c)CBS) Spoorweg Weg
409046
Water Groenvoorziening Vliegveld
33130
Stortplaats Delfstofwinning Bebouwing Bos Glastuinbouw Agrarisch gebruik Droog natuurlijk terrein Nat natuurlijk terrein Begraafplaats Overig PROVINCIES
53031
Schaal 1:30000 0
1 km
N
92713 / 396882
Archis2
90
95
100
405
405
Kaartbijlage 3a Gemeente Halderberge Archeologische verwachtingskaart voor nederzettinglocaties van jagers-verzamelaars (Laat Paleolithicum-Neolithicum) RAAP-rapport 1129, kaartbijlage 3a, schaal 1:20.000
legenda archeologische verwachting (jagers-verzamelaars) hoge verwachting hoge verwachting (afgedekt met mariene afzettingen en/of veen) lage verwachting lage verwachting (afgedekt met mariene afzettingen en/of veen) paleo-reliëf gemaskeerd (enkeerdgronden aanwezig)
overig vindplaats jagers-verzamelaars (veldtoets RAAP) bebouwd, wegen geen data verbreiding mariene afzettingen gemeentegrens/grens plangebied
Stampersgat Stampersgat
St. St. St. Maartens Maartens Maartens Polder Polder Polder
Stoof Stoof Hoevense Hoevense Hoevense Beemden Beemden Hoevense Hoevense Hoevense Beemden Beemden Beemden Beemden
Oud Oud Gastel Gastel Kruisstraat Kruisstraat
Oudenbosch Oudenbosch
Kuivezand Kuivezand 400
400
Gastels Gastels Gastels Laag Laag Laag Laag Gastels Gastels Gastels Laag
Hoeven Hoeven
Oudenbosche Laag Oudenbosche Oudenbosche Laag Laag Laag Oudenbosche Oudenbosche Oudenbosche Laag
Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart
Bosschenhoofd Bosschenhoofd
Zegge Zegge
0
500 m
90
1000 1:20.000 95
2005 100
Haao3_vw-jag-verz/HA-180305
95
90
100
405
405
Kaartbijlage 3b Gemeente Halderberge Archeologische verwachtingskaart voor nederzettinglocaties van vroege landbouwers (Neolithicum-Vroege Middeleeuwen) RAAP-rapport 1129, kaartbijlage 3b, schaal 1:20.000
legenda archeologische verwachting (landbouwers, Prehistorie-Vroege Middeleeuwen) hoge verwachting middelhoge verwachting onbekende verwachting (enkeerdgronden grondwatertrap VI of VII) geen verwachting (veengebied)
overig vindplaats uit vroege landbouwperiode (Neolithicum-Vroege Middeleeuwen) bebouwd, wegen geen data verbreiding mariene afzettingen gemeentegrens
Stampersgat Stampersgat
Maartens Polder St. St. St. Maartens Maartens Polder Polder
Stoof Stoof Hoevense Hoevense Hoevense Beemden Beemden Beemden
Oud Oud Gastel Gastel Kruisstraat Kruisstraat
Oudenbosch Oudenbosch
Kuivezand Kuivezand 400
400
Gastels Gastels Gastels Laag Laag Laag Laag Gastels Gastels Gastels Laag
Hoeven Hoeven
Oudenbosche Laag Oudenbosche Oudenbosche Laag Laag Laag Oudenbosche Oudenbosche Oudenbosche Laag
Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart
Bosschenhoofd Bosschenhoofd
Zegge Zegge
0
500
1000
m 90
1:20.000 95
2005 100
Haao3_vw-landb_preh/HA-180305
90
95
100
405
405
Kaartbijlage 3c Gemeente Halderberge Archeologische verwachtingskaart voor nederzettinglocaties van landbouwers (Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd) RAAP-rapport 1129, kaartbijlage 3c, schaal 1:20.000
legenda archeologische verwachting (landbouwers, Late Middeleeuwen) hoge verwachting middelhoge verwachting lage verwachting onbekende verwachting (mariene afzettingen) enkeerdgronden (plaggendekken)
overig vindplaats uit late landbouwperiode AMK-terrein (late landbouwperiode) historische bebouwing bebouwd, wegen geen data verbreiding mariene afzettingen gemeentegrens/grens onderzoeksgebied
Stampersgat Stampersgat
St. St. St. Maartens Maartens Maartens Polder Polder Polder Maartens Polder St. St. St. Maartens Polder
Stoof Stoof Beemden Hoevense Hoevense Hoevense Beemden Beemden
Oud Oud Gastel Gastel Kruisstraat Kruisstraat
Oudenbosch Oudenbosch
Kuivezand Kuivezand 400
400
Gastels Gastels Gastels Laag Laag Laag Laag Gastels Gastels Gastels Laag
Hoeven Hoeven
Oudenbosche Laag Oudenbosche Oudenbosche Laag Laag Laag Oudenbosche Oudenbosche Oudenbosche Laag
Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart Kibbelvaaart
Bosschenhoofd Bosschenhoofd
Zegge Zegge
0
500 m
90
1000 1:20.000 95
2005 100
Haao3_vw-landb lme/HA-18-03-05