12 tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 12 december 2009
‘Spanning zit in de lichtste zaken’ Landelijk jeugdofficier Linda Dubbelman
Theo Bot blikt terug op de zaak-Gerrit Jan Heijn Tandem Maastricht-Roermond
2
hoek van Jan
OPPORTUUN tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 12 december 2009 Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan.
Bier Het was niet zijn enige probleem. Maar het sprong er wel een beetje uit in het rapport van de reclassering. Niet dat hij er zelf ook zo over dacht. Hij had geen probleem met alcohol. Maar het was wel waar. Toen hij zijn moeder mishandelde, had hij flink gezopen. En hij dronk wel eens vaker een glaasje. Of twee. Of meer. Maar behalve hoofdpijn de volgende dag, had hij daar geen last van. De zitting begon erg stroef. Wat hij van de beschuldiging wilde zeggen, vroeg de rechter hem. ‘Niets’, was het onverschillige antwoord. Maar dat was buiten de behoefte van de rechter gerekend. Die wilde echt graag weten hoe het nu zo was gekomen. En na flink aandringen liep het vaatje toch leeg. Wist meneer de rechter wat het was? Zijn moeder bemoeide zich overal mee. Daar kon hij maar slecht tegen. De nacht dat het mis ging, zeurde ze over zijn vriendin. Die mocht ze niet. Ze wilde dat de vriendin weg ging. Midden in de nacht! En toen had hij haar een duw gegeven. Tenminste, volgens hem
was het alleen maar een duw geweest. Volgens de foto’s en de medische verklaring een beetje meer dan dat. Maar dat maakte ook niet uit. Zei hij. Want het gebeurde toch niet weer, hij was nu immers het huis uit. Dus voor hem was het afgesloten. Klaar. En die vriendin had hij ook niet meer. Dus. De reclassering keek daar iets anders tegenaan. Onverwerkte trauma’s van een scheiding, moeilijke relatie met moeder, geen enkele meer met vader. En dat drankgebruik, hè. De rechter hield het hem nog maar eens voor: ‘U draagt wel regelmatig uw steentje bij aan de winst van de onderneming Heineken, lijkt het.’ Maar dat ontkende de man. Stellig. Het wekte verbazing. Had hij niet net nog toegegeven dat hij wel eens te veel dronk? De rechter vroeg er zekerheidshalve nog een keer naar. De man beaamde daarop opnieuw dat hij flink kon innemen. Dát klopte wel. Alleen: ‘geen Heineken, want dat lust ik niet.’ Jan Hoekman
Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. NB: inhoudelijke opmerkingen en suggesties melden aan de eindredacteur (zie hieronder). Redactieadres Afdeling Communicatie, Parket-Generaal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected]. Vaste medewerkers Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Mary Hallebeek, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Petra Sprado. Aan dit nummer werkten verder mee Anna Italianer, Lars Kuipers, Natasja Keijzer, Peter Louwerse. Foto omslag Vincent Boon Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage: 8.000
3
‘We zakken niet onder de twaalf jaar’ Linda Dubbelman, pag. 22
December 2009
rubrieken
06 Zaak-Heijn
18 Dag van het strafrecht
‘We hadden het dramatische gevoel dat we hadden gefaald.’ In de rubriek Alles Afwegende blikt voormalig aanklager Theo Bot terug op de zaak Gerrit Jan Heijn. Een zaak die 22 jaar geleden heel Nederland in zijn greep hield.
De toekomst van het OM ligt in de hand van de vrouw – die conclusie kon iedere bezoeker van de Dag van het Strafrecht trekken. De specialisatie strafrecht in de rechtenstudie trekt vooral vrouwen aan. Hoe komt dat toch?
10 Tandem van OM Limburg
22 Landelijk Jeugdofficier
In het begin hadden de twee moeite “dezelfde horizon” te zien, maar inmiddels smelten hoofdofficieren Annemarie Penn en Nicole Zandee hun parketten Maastricht en Roermond om tot één “OM Limburg”. Samen investeren ze in een stevige regio. ‘Ik wil niet eens meer wéten wat we voor het andere parket doen.’
De maatschappij roept om hardere straffen van minderjarigen. Maar of optreden, oppakken & opbergen dé oplossing is bij jeugdcriminaliteit - dat is de vraag. ‘Juist in de lichtste zaken zit de meeste spanning’, zegt Linda Dubbelman. Interview met de landelijk jeugdofficier over gewetensontwikkeling, risicotaxatie en doorlooptijden.
14 Deskundigheid
26 Ren je rot
Een betere positie van deskundigen in strafzaken en het borgen van de rechten van de verdediging. Dat is de kern van de Wet deskundige in strafzaken die 1 januari 2010 in werking treedt. In een “roadshow” door OM-land schetst Remco van Tooren de gevolgen van wet.
Zorgen dat mijn zaak onze zaak wordt. Dat is, kort door de bocht, het doel van het spel dat advocaten-generaal, officieren van justitie en (parket)secretarissen in Den Bosch speelden op 12 november. Allemaal in dienst van de versterking van opsporing en vervolging. ‘Een zaak is je kindje, en je hoopt dat de advocaat-generaal daar net zo goed voor zorgt als jijzelf.’
02 Hoek van Jan ‘Bier’ 04 KortOM 09 Grombergen ‘Overtuigend?’ 17 Handig met GPS 25 Ut Recht 29 Verkeer 30 Internationaal 31 OMgeslagen 32 AchterOM
4
KORTom
Nieuwe afhandeling beslag vuurwapens
Veiligheidonderzoeken naar feitelijk gedrag
De afhandeling van in beslag genomen vuurwapens en munitie kan beter, zo blijkt uit een rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Vanaf 1 januari 2010 is een nieuw landelijk uniform proces voor de afhandeling van vuurwapens en munitie van kracht. Het OM krijgt daarin de regie en de eindverantwoordelijkheid.
Ben je gokverslaafd, niet-integer of ontplooi je staatsgevaarlijke activiteiten? Dan kan uit een veiligheidsonderzoek blijken dat je ongeschikt bent een OM-functie te vervullen.
De OM-projectgroep Beslag heeft, samen met de politie, een nieuw landelijk uniform proces opgesteld, in lijn met de visie Beslag OM. Hierin zijn onder andere de verantwoordelijkheden duidelijker vastgesteld en zijn termijnen benoemd: binnen 24 uur moet het vuurwapen bijvoorbeeld naar het Regionaal (politie-) Bureau Wapens en Munitie (RBWM) / expertisepunt. Nieuw is ook dat alle ketenpartners gebruik gaan maken van het Sporen Identificatie Nummer (SIN). “Bestuurlijke” wapens (in beslaggenomen op bevel van een korpschef, op grond van diens bestuurlijke taak die is gebaseerd op de Wet wapens en munitie) worden voortaan afgedaan als “gerechtelijke” vuurwapens. Voor het OM betekent dit onder andere dat een vuurwapen na
uiterlijk dertig dagen wordt voorgelegd aan een medewerker van het parket. Deze neemt ter plekke bij het RBWM / expertisepunt een beslagbeslissing. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van het OM mogen vuurwapens langer dan dertig dagen binnen de politie bewaard blijven. Voorafgaand aan de invoering zijn in november 2009 enkele voorlichtingsbijeenkomsten voor beslagmedewerkers van parketten en medewerkers van RBWM’s/expertisepunten georganiseerd. De parketten zijn in november ook per brief op de hoogte gebracht van wat de nieuwe procedure betekent voor het OM. Deze brief is te lezen op JKS via de knop “OM-Beleidsbrieven”.
Jaarlijks worden er in Nederland tienduizenden veiligheidsonderzoeken verricht door de Algemene Inlichtingenen Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. In deze AIVD- en MIVD-onderzoeken wordt beoordeeld of personen betrouwbaar genoeg zijn voor plaatsing in een “vertrouwensfunctie”: een functie waarin een persoon de nationale veiligheid kan schaden. Geeft de AIVD en de MIVD geen verklaring van geen bezwaar af, dan mag de betrokkene de vertrouwensfunctie niet bekleden. Ook het OM kent vertrouwensfuncties. Dat betreft de topmensen binnen OM, maar het gaat ook om functies als (veel) parketsecretarissen, secretaresses, beleidsmedewerkers, beveiligingsfunctionarissen, PaG-medewerkers documentatie en registratie. De lijst van vertrouwensfuncties binnen het OM wordt momenteel geactualiseerd. Sinds enige tijd krijgen alle nieuwe medewerkers een screening op BOA-niveau.
‘In de afgelopen periode groeide de behoefte aan inzicht over de onderwerpen waaraan de diensten in veiligheidsonderzoeken aandacht schenken’, schrijven de verantwoordelijk ministers Ter Horst (BZK- AIVD) en Middelkoop (Defensie – MIVD) in een “Leidraad”. Die onderzoeken vinden plaats met een zo groot mogelijke bescherming van de privacy. In het onderzoek, dat altijd leidt altijd tot een op de persoon en functie gericht besluit, worden herkenbaar feitelijk gedrag en feitelijke omstandigheden tegen het licht gehouden. Vertrouwensfunctionarissen, zo blijkt uit de Leidraad, moeten eerlijk zijn, onafhankelijk, loyaal en integer. Verder hanteren de onderzoekers vaste indicatoren die kunnen wijzen op risico’s en kwetsbaarheden: justitiële antecedenten; staatsgevaarlijke en antidemocratische activiteiten; verslavingen; financiële kwetsbaarheid; ongewenste beïnvloeding; leugenachtig of heimelijk gedrag; niet-integer gedrag; onverantwoord en risicovol gedrag. Daarbij speelt wel de zwaarte van, bijvoorbeeld, antecedenten en kwetsbaarheid een rol. Meer informatie: OMtranet > Organisatie > HRM > Veiligheidsonderzoeken
OPPORTUUN · 12 / 2009
5
‘OM kan door met regionalisering’
Het OM kan door met regionalisering en de vorming van de Landelijke Ressortelijke Organisatie. Dat is de reactie van procureur-generaal Henk van Brummen op een kabinetsstandpunt over de “Gerechtelijke Kaart”. Vrijdag 20 november heeft de Ministerraad het kabinetsstandpunt naar buiten gebracht over de herziening van de Gerechtelijke kaart. Daarin wordt de nieuwe arrondissementale en ressortelijke structuur van de gerechtelijke kaart voorgesteld. ‘We zijn voor wat betreft de nieuwe arrondissementale indeling voor een groot deel tevreden’, zegt PG Van Brummen in een eerste reactie. ‘De OM-regio’s zoals we die sinds de Houtskoolschets van 2003 kennen en ook in het kader van de regionalisering van de eerste lijn aan het vormgeven zijn, worden de nieuwe arrondissementen.’ ‘Er is echter één uitzondering en dat is in het oosten van het land. Het OM kent daar twee regio’s: Zwolle-Almelo en Arnhem-Zutphen. In het kabinetsstandpunt is een arrondissement Zwolle-Almelo-
Zutphen en een arrondissement Arnhem voorzien. Gezien de structuur van de rechterlijke organisatie, waarbij er een parket is per arrondissement, zou dit betekenen dat er een parket Arnhem en een parket ZwolleAlmelo-Zutphen ontstaat. Het OM is echter van mening dat de reeds ingezette regiovorming met Zwolle-Almelo en ArnhemZutphen voortgezet dient te worden en als basis dient voor de toekomstige parkettelijke structuur. Het College voert hierover intensief overleg met het departement en de Raad voor de Rechtspraak en heeft er het volste vertrouwen in dat de regiovorming langs de lijn zoals het OM die voorstaat, kan worden gerealiseerd.’ Wat betreft de “tweede lijn” voorziet het kabinetsstandpunt in vier ressorten. De ressorten Leeuwarden en Arnhem zullen samengaan. Wat betekent dit voor het OM? Van Brummen: ‘Zoals bekend is het OM bezig om één landelijke ressortelijke organisatie te bouwen met aan het hoofd een landelijk hoofdadvocaat-generaal. Wij willen dit in de wet verankeren en zullen daarover met de Minister in gesprek gaan. Voor ons intern betekent dit dat we onverminderd met de vorming van de LRO doorgaan.’
In de media staat dat de rechtbank Dordrecht gesloten wordt. Wat zijn de gevolgen voor het OM? ‘Het kabinetsstandpunt’, zegt de PG, ‘gaat in op de vestigingsplaatsen van de rechtbank. Daarin zit een aantal wijzigingen ten opzichte van de huidige kaart. Zo krijgen Eindhoven en Almere, als “vestigingsplaats”, een rechtbank. Dordrecht en Lelystad worden “zittingsplaats”. Ik denk niet dat dit echt grote gevolgen gaat hebben voor het OM. Immers, in Dordrecht en Lelystad zullen nog steeds zittingen gehouden worden en kennen ze nog een regiopolitiekorps. Daarnaast heeft het OM altijd aangedrongen op een groeimodel, om kapitaalvernietiging te voorkomen.’ Het kabinetsstandpunt zal met de Kamer worden besproken en een wetgevingstraject zal gestart worden. Van Brummen: ‘Het OM zal in dat traject zo veel mogelijk zijn standpunten naar voren brengen. Ik ben daarom ook van mening dat het kabinetsstandpunt geen aanleiding vormt voor het OM om de ingezette beweging van regiovorming Zwolle-Almelo en Arnhem-Zutphen, alsmede de vorming van de LRO, te veranderen.’
6
Alles Afwegende
‘Iedereen herinnert zich deze zaak’ Voormalig officier Theo Bot over de zaak-Gerrit Jan Heijn De ontvoering van Ahold-topman Gerrit Jan Heijn houdt in 1987 heel Nederland in zijn greep. Na twee maanden wordt losgeld betaald, in de hoop Heijn levend terug te krijgen en een verdachte te kunnen aanhouden. Dat mislukt. ‘Dramatisch. We hadden met zijn allen het gevoel dat we beter onder de grond konden kruipen’, zegt voormalig officier van justitie in Haarlem, Theo Bot. ‘We hadden het dramatische gevoel dat we hadden gefaald.’ Bot gaf destijds samen met de inmiddels overleden collega Onno van der Veen leiding aan het onderzoek.
Heijn wil in de ochtend van 9 september 1987 vanuit zijn villa in Bloemendaal naar de tandarts vertrekken als hij wordt ontvoerd door Ferdi Elsas. Elsas, die begin augustus 2009 is doodgereden door een graafmachine, neemt hem mee naar de bossen van Renkum. Na ruim twaalf uur schiet hij hem dood en begraaft hem. Hij heeft Heijn een cassettebandje laten inspreken, neemt na de moord diens bril mee en hakt zijn pink af. Vervolgens laat hij de familie maanden in de waan dat hun geliefde nog leeft en eist een flinke som losgeld en diamanten. Politie, OM, Ahold en familie werken intensief samen om Heijn veilig te laten terugkeren. De communicatie verloopt schriftelijk: de ontvoerder stuurt in totaal dertien brieven waarop de familie een hen opgedragen tekst in een advertentie in diverse kranten zet. Bij de tweede brief worden het cassettebandje verstuurd en de autosleutels van de auto van Heijn. Bij de zesde brief zit een filmkokertje met daarin de pink. “G.J. zal de eerste tijd met pianospelen wat last hebben, maar de wond geneest al goed”, luidt de toelichting. Rond de overhandiging van het losgeld, medio november, is tweemaal telefonisch
contact met de ontvoerder. Hoewel een deel van het losgeld, bestaand uit geld en diamanten, wordt betaald keert Heijn niet terug. Begin december komt zijn vrouw Hank Heijn op televisie met een oproep aan de ontvoerders. Vergeefs. Pas in april 1988 wordt een verdachte opgepakt, waarna het lichaam van Heijn wordt gevonden. Hij blijkt al op dag één te zijn vermoord.
Ballast ‘Bij een ontvoering blijf je uitgaan van de rationaliteit van de daders’, zegt Bot. ‘Dat betekent dat ze iets willen hebben en in ruil het slachtoffer teruggeven. Maar zeker na de ontvangst van de vinger begonnen we wel bange vermoedens te krijgen. Toch blijf je vasthouden aan hoop. De gedachte is nog steeds dat daders rationeel handelen, maar later bleek het soort extreme rationaliteit dat er bij deze dader achter had gezeten. Volgens hem geeft een dood slachtoffer minder ballast. Dat is niet het soort rationaliteit waar je als eerste van uit gaat. Al beseften we donders goed dat hij dood kon zijn. We hoopten tegen beter weten in dat het goed zou lopen.’ De ontvoering kwam op een moment dat het begrip “Hollandse netwerken”
opkwam, de georganiseerde criminaliteit die zich bezighield met drugshandel. Het onderzoeksteam ging ervan uit dat Heijn door een van die groeperingen was ontvoerd. ‘De grondgedachte was dat dit een professionele aangelegenheid was, gebaseerd op eerdere ervaringen met dergelijke zaken waarin mensen niet zomaar verdwijnen en er professioneel losgeld wordt gevraagd’, zegt Bot. Dit vermoeden uitte zich in de inzet van mensen en middelen. ‘Dit was een grootschaligheid die ik niet eerder had meegemaakt en nooit meer heb gezien.’ Naast een rechercheteam van zo’n 150 man die in ploegendiensten werkte, wisselden ook Bot en Van der Veen elkaar af op de zolder bij het Haarlemse hoofdbureau van politie die speciaal was ingericht. ‘We bivakkeerden daar, sliepen vaak niet thuis.’ Ook waren er landelijke diensten actief. De netwerken die in beeld waren werden door diverse observatieteams gevolgd.
Taps Het team vond dat deze zaak snel aangepakt moet worden en dat dus grootschalig opsporingsmiddelen moesten worden ingezet. Dat stuitte echter op de nodige weerstand bij de rechter-commissaris.
OPPORTUUN · 12 / 2009
‘Er was een vaste RC die relatief gepast streng was, niet heel makkelijk meedacht en echt overtuigd moest worden van de omstandigheden.’ Als voorbeeld noemt Bot de massale inzet van telefoontaps. ‘Je moet los zien te komen van de gedachte dat je meer middelen kunt inzetten naarmate er meer verdachten zijn. Hier moet je toch breder inzetten, zo’n zaak moet je niet al te lang laten duren. Onze algemene behoefte om met massale inzet van opsporingsmiddelen resultaat te halen spoorde niet met de notie van de RC die elke tap op zijn merites beoordeelde. Wij wilden een tap zetten op elke redelijke aanwijzing. De taps op openbare telefooncellen zijn met de grootst mogelijke moeite losgewrikt uit handen van de RC met de strikte conditie dat een OT toezicht hield en dat de knop alleen om mocht als een bepaalde verdachte in beeld kwam. Op een gegeven moment waren alle OT’s van Nederland op de zaak gezet. Zeker naar de maatstaven van nu ondenkbaar.’
Op onze tenen Bot herinnert zich dat niet alleen bij de RC flinke overtuigingskracht nodig was. In de eerste twee weken dat hij en Van der Veen op de zaak zaten moesten zij
7
veel moeite doen om hun gezag op het ervaren Amsterdamse team te laten gelden. Het team had vaker ontvoeringen meegemaakt. De relatief jonge Bot en Van der Veen werkten pas een jaar of vijf als officier. ‘We moesten in de eerste weken op onze tenen lopen om onze OM-rol te vervullen. Het team was zo dominant in zijn keuze dat je al blij was dat je op het goede moment de juiste vragen wist te stellen. Gaandeweg zijn we in onze rol gegroeid.’ Na de overhandiging van een deel van het losgeld wordt het stil. De “lifeline” van brieven en advertenties tussen ontvoerder en familie valt weg. Daarom wordt het onderzoek anders ingericht. Van der Veen blijft officier in de zaak, Bot trekt zich terug naar de zijlijn. De familie legt het onderzoek nu geheel in handen van politie en justitie. De publiciteitsstop wordt opgeheven en er wordt door de familie een beloning van 1 miljoen gulden uitgeloofd. Er komen twaalfduizend tips binnen, die niets opleveren.
Biljetten Verder wordt er een aantal scenario’s uitgedacht. Een daarvan is de hypothese dat het geld, dat gemerkt en genummerd was, op
‘We hoopten tegen beter weten in dat het goed zou aflopen’ Theo Bot een gegeven moment zou kunnen opduiken, en dan getraceerd zou kunnen worden. Na een paar maanden keren inderdaad biljetten, afkomstig van het losgeld, terug bij De Nederlandsche Bank (DNB). In die tijd is het echter nog niet mogelijk de herkomst te traceren. ‘Dat is nu volstrekt ondenkbaar’, blikt Bot terug. ‘Toen zijn we met zijn allen om tafel gaan zitten en hebben we een eerste grof systeem bedacht zodat je tenminste kon zien uit welke provincie het kwam.’ Het geld bleek uitgegeven te worden in Noord-Holland. Toen ging DNB aan de slag om het gebied te verkleinen. Na zo’n zes tot acht weken bleek een supermarkt de plek te zijn waar een keer per week briefjes over de toonbank gingen. Ironisch genoeg een Albert Heijn. Toen werd ook steeds duidelijker dat
>
Alles afwegende
8
‘Toen ik hoorde dat Elsas dood was, voelde ik niks, helemaal niks. Het was een man waar ik niets mee had’
Foto : Natasja Keijzer
>
het waarschijnlijk een eenmansactie was. ‘Deze meneer dacht: “gut, als ik één keer per week boodschapjes doe in de super en ik geef dit geld uit dan valt dat niet op”.’ Er werden camera’s opgehangen. Als Elsas uiteindelijk in zijn woning in Landsmeer wordt aangehouden is de blijdschap groot. Bot: ‘Dat was natuurlijk een supersprong in de lucht, dat je beet hebt.’
Wraak Het wordt duidelijk wie de persoon achter de ontvoerder is. ‘Elsas was werkeloos, verbitterd, een ingenieur die zich miskend voelde’, aldus Bot. ‘Hij wilde wraak op de samenleving omdat hij zich ondergewaardeerd, mislukt voelde.’ Elsas had een slepend conflict met zijn laatste werkgever. Volgens Bot was het hem om het geld te doen, maar wat hij er dan mee wilde blijft ongewis. ‘Ik denk dat hij zichzelf wilde bewijzen met deze actie. Voor ons was dit een psychopaat eerste klas. Onno van der Veen kwam terug van zijn eerste verhoor met de man en zei: “Ik heb nog nooit een man gehad waar ik zo de creeps van krijg als van deze meneer”. Dat was een incongruentie met de straf die hij uiteindelijk kreeg, waarbij die man naar het oordeel van deskundigen behandelbaar bleek maar wij bleven vinden dat deze meneer met zo’n daad zichzelf als irreparabel had gekwalificeerd.’ Het OM eist levenslang voor ontvoering, moord en afpersing. Elsas kreeg zowel in eerste aanleg als in hoger beroep twintig jaar en tbs. Bot lacht wrang.
‘Iemand die dít doet moet niet na vijftien jaar terugkomen in de samenleving. Daar is het delict te ernstig voor. Ik vind het tekenend dat iedereen, jong en oud, zich deze zaak kan herinneren.’
Waardigheid Op de vraag wat er door Bot heen ging toen hij hoorde dat Elsas dood was antwoordt hij: ‘Niks, helemaal niks. Het was een man waar ik niks mee had. Ik had geaccepteerd dat hij weer vrij was en voor de rest had ik er nul interesse in.’ De reactie van Hank Heijn, die in de media zei Elsas te hebben vergeven, noemt Bot “ontzettend knap”. ‘Dat getuigt van echte grootsheid en waardigheid.’ De familie Heijn en Ahold hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in het onderzoek. ‘Bijzonder’, kwalificeert Bot. ‘Normaal vindt er uiteraard in gewelds- en zedenzaken afstemming plaats en is er zorg voor het slachtoffer, maar in dit geval was het contact dagelijks. Dat was in verband met de belangen van het bedrijf en de familie. Het hele onderzoek is gericht op het vangen van de dader en het in leven houden van een slachtoffer.’ Bot vindt niet dat de familie hem heeft belemmerd in zijn onderzoek. Wel denkt hij dat er iets anders zou zijn gehandeld. ‘Ik denk dat we het opsporingsbelang onverkort hadden laten prevaleren, dat we de publiciteit wat gerichter hadden uitgenut. Ik denk niet dat we meer risico’s zouden hebben genomen.
Mogelijk was een publiciteitsstop toen geen keuze geweest. Een van de mogelijkheden is dat je probeert via de media de druk op te bouwen op de dader. De familie was bang dat er teveel druk op de dader zou zijn, wij schatten dat anders in.’
Impact Bot, die nu als plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding werkt, is resoluut als hij aan de zaak terugdenkt: ‘Dit is een zaak die je van je hele leven niet vergeet en je hele leven met je mee draagt. Dat komt door de impact. Ik heb de nodige indringende zaken meegemaakt als de Nieuwjaarsbrand in Volendam, de paskamermoord (Zaandam, 1984 red.) en euthanasiezaken, die je zeer bijblijven. Maar in termen van drama en inbreuk op de rechtsorde was de ontvoering onbetwist de zaak die op mij persoonlijk de meeste impact heeft gehad.’ Tekst : Natasja Keijzer
GRomBERGEN
OPPORTUUN · 12 / 2009
Overtuigend? Het is zaterdag 7 november 2009, de open dag van de rechtspraak. In een bomvolle zaal in het Utrechtse paleis van justitie wordt een zitting voor de meervoudige kamer nagespeeld, waarin ik optreed als officier van justitie. Terecht staat een man die wordt verdacht van mishandeling, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebbend. Hij woont in de directe omgeving van een hangplek en ergert zich al tijden aan jongeren die aldaar behoorlijk wat overlast veroorzaken. De man stapt op hen af, maar als hij wordt uitgelachen volgt een schermutseling. Eén van de jongens loopt daarbij een gebroken jukbeen op. De man ontkent veel geweld te hebben uitgeoefend: als de jongen op hem af komt, duwt hij hem weg. Het letsel is in zijn lezing waarschijnlijk ontstaan als gevolg van een ongelukkige val. Een aantal van de jongens uit de groep verklaart echter anders. Zij zien de man wel degelijk een klap uitdelen; enkelen hebben het voorval niet goed gezien en leggen geen voor de verdachte belastende verklaring af. Desgevraagd heeft de man ook geen goede verklaring voor het feit dat een gebroken jukbeen zich niet goed laat verenigen met een val achterover als gevolg van een duw. Dat alles brengt mij ertoe om te requireren tot bewezenverklaring; ik eis de maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Als de rechtbank zich na het pleidooi van de raadsvrouwe terugtrekt om zich te beraden krijgt het publiek de gelegenheid zich uit te spreken. Op de vraag of het feit kan worden bewezen steken maar vijf van de ongeveer honderd aanwezigen hun vinger op (dank je wel, collega’s!). Blijkbaar ben ik er in het geheel niet in geslaagd het publiek te overtuigen. Maar wel de rechtbank : die veroordeelt verdachte tot een forse werkstraf. Een veroordeling dus blijkbaar zonder draagvlak bij de toehoorders. Hoe zouden die aankijken tegen het arrest van de Hoge Raad van 3 november 2009, LJN BJ6944? In een bedrijfspand wordt een enorme hennepkwekerij aangetroffen, met 8000 planten. De huurder van het pand zegt een deel – een loods – te hebben onderverhuurd; een kantoorruimte had hij zelf
in gebruik. Volgens de verbalisanten was een sterke henneplucht waarneembaar: op ruim honderd meter afstand roken zij al een weedlucht. Na de onderverhuur was een extra muur in het pand opgetrokken, waarachter zich de kwekerij bevond. Van de onderhuur was geen contract opgesteld; naar zijn zeggen kreeg verdachte elke maand in een envelop 4000 euro in contanten als huursom. Maar daar komt nog iets bij: de man was in het verleden al twee keer met politie en justitie in aanraking geweest omdat hij in verband werd gebracht met een hennepkwekerij. Voor het hof voldoende reden om verdachte te veroordelen voor het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 van de Opiumwet: “Op basis van die eerdere ervaring met aangetroffen hennepkwekerijen in een pand van verdachte, kan naar het oordeel van het hof van verdachte meer onderzoek worden verwacht dan hij in casu heeft verricht en kan in ieder geval worden verwacht dat hij voldoende zicht houdt op hetgeen zich afspeelt in een door hem gehuurd pand. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit”. Die redenering vindt geen genade in de ogen van de Hoge Raad: “In zijn nadere bewijsoverweging heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat op grond van de in de gebezigde bewijsmiddelen en in die nadere bewijsoverweging vastgestelde omstandigheden de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit. Uit die omstandigheden kan dit evenwel niet zonder meer volgen. De bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 is derhalve niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.” Ik ben benieuwd hoeveel mensen uit het publiek hun vinger op zouden steken op de vraag wie zich in het standpunt van Hoge Raad kunnen vinden…. Jan-Willem Grimbergen, Officier van justitie te Utrecht
9
10
Regionalisering
Tandem Maastricht-Roermond Hoofdofficieren Penn-te Strake en Zandee bouwen aan “OM Limburg”
In het begin hadden de twee moeite “dezelfde horizon” te zien, maar inmiddels smelten hoofdofficieren Annemarie Penn en Nicole Zandee hun parketten Maastricht en Roermond om tot één “OM Limburg”. Samen investeren ze in een stevige regio. ‘Ik wil niet eens meer wéten wat we voor het andere parket doen.’
Het klooster in Boxmeer. Dáár lag het omslagpunt, zo blikken Annemarie Penn-te Strake en Nicole Zandee terug. Daar verdween de lichte weerzin. Want hoofdofficieren zijn soms net gewone OM-medewerkers. Voor Penn (Maastricht) en Zandee (Roermond) was tót dat moment de regionalisering iets wat “moest”. Iets waar ze lange tijd niet op gerekend hadden. Iets wat anderen voor hen verzonnen hadden. En waarover je als hoofdofficier in een onbewaakt ogenblik wel eens magistratelijk mopperde. ‘De regionalisering kwam voor ons toch wat uit de lucht vallen’, zegt Penn-te Strake. Ze doelt op het feit dat er eerder plannen voor een hechtere samenwerking van de twee parketten waren uitgesproken, maar die waren uiteindelijk in de ijskast beland. ‘Dan is het wennen als je dan jaren later de opdracht krijgt om te bouwen aan één OM Limburg. Dat is geen gemakkelijke weg.’ Nog uitgesprokener verwoordt Nicole Zandee haar gevoel van destijds. ‘Ik ben destijds niet hoofdofficier van Roermond geworden om het te laten opgaan in een groter verband. Je bouwt eraan om het steeds beter te laten functioneren. Aan dat lokale parket heb ik met ongelooflijk veel plezier leiding gegeven - en toen deze fusie... Voor een lokaal hoofdofficier betekent dat bijvoorbeeld het einde van
je lokale managementteam. Da’s even je gedachten bijstellen.’
Roermond en als “regio” wordt gesproken over de regio Maastricht/Roermond.
Volle vaart
Ze kijken elkaar wel eens verbaasd aan over hoe het snel het nu gaat. Hoe de medewerkers van beide parketten werken aan eenwording. ‘Terwijl het toch een majeure operatie is,’ stelt Penn, ‘die de organisatie op alle gebieden raakt. We doen het niet stukje bij beetje. We betrekken ook de buitenwereld erbij, we voeren tegelijkertijd het nieuwe OM-functiehuis in, en het doorvoeren van bezuinigingen maakt deel uit van deze massieve operatie.’ Onlangs gingen ze twee dagen de hei op. Samen met de programmamanager maakten de hoofdofficieren en het dagelijks bestuur een “houtskoolschets”. Zandee: ‘Die hebben we gemaakt naar aanleiding van stukken waaraan ook de medewerkers van beide parketten hebben gewerkt. Dat is een stevig stuk geworden waar we trots op mogen zijn. Niet alleen Annemarie en ik, maar iedereen. We hebben weer een paar sprongen gemaakt.’
Toen kwam het klooster. In de rust van Boxmeer – twee dagen weg van alle dagelijkse hectiek – moest het gebeuren tussen de twee topvrouwen van zuidelijkst OM-Nederland. ‘Daar keken we elkaar maar eens diep in de ogen’, schetst Penn achteraf de sfeer. ‘Tot dan toe was het vooral aftasten geweest en was het lastig om als twee parketten dezelfde horizon te zien. In Boxmeer hebben we over en weer de verwachtingen naar elkaar uitgesproken.’ En Penn en Zandee, zij kregen de geest. Op de een of andere onzichtbare manier ontstond elan. Ging de knop om. Begonnen de twee de startuitgangspunten voor samenwerking te formuleren. En zagen ze ineens dezelfde horizon. ‘Die is’, zegt Nicole Zandee, ‘het streven dat één OM Limburg nog steviger bijdraagt aan de bestrijding van criminaliteit, en de veiligheid bevordert. Intern de zaak zo verbeteren, dat de effecten naar buiten toe te merken zijn.’ Daar werken Penn en Zandee nu samen aan: ‘We gaan er nu vol voor en maken meters in volle vaart.’ “OM Limburg” is overig niet de formele benaming. Voor “zaken” is het formeel de arrondissementen Maastricht en
Pedalen Ze vormen samen een tandem, de tegenwind trotserend. Létterlijk. Voor de foto die voor het artikel wordt gemaakt, stappen de twee samen op één fiets. Rondje
OPPORTUUN · 12 / 2009
11
Foto’s: Fotostudio CL / Frans Bastings
na rondje rijden ze over de rotonde van het St. Annadal. Het houdt maar niet op. Nu heeft fotograaf de belichting nog niet op orde, dan weer loopt een Maastrichtse burger in de weg. Hier prikt een scherpe zonnestraal de hoofdofficiersogen tot ongewenst turende spleetjes, en daar rijdt er weer net een vrachtwagen door de achtergrond met daarop in grote letters “Archiefvernietiging” – ook niet het beeld dat de twee van OM Limburg willen uitstralen. De plaatsen worden gewisseld: nu zet een ander paar hoofdaanklagerskuiten kracht op de pedalen. Dat komt goed uit, grappen de twee, want de bagagedrager-hoofdofficier wil ook wel eens “aan het stuur”, en de trappende collega wil zich ook wel eens “láten chauffeuren”. Maar dan, na het zoveelste rondje, heeft Nicole Zandee lang genoeg op vreemde Maastrichtse bodem gefietst. ‘Klaar nu!’ Wat betreft regionaliseren is geen sprake meer van koersloos rondtollen op een rotonde. In “De OM-smelting”, het Projectplan Regionalisering Limburg, tekent de horizon zich duidelijk af. De afdeling Bedrijfsvoering is inmiddels geregionaliseerd. OM Limburg krijgt verder één regionale afdeling Administratie (voorlopig nog op 2 locaties). Daarbinnen wordt één regionale postkamer ingericht
en één regionaal beslaghuis. Verder worden de mogelijkheden van één scanlocatie, één DNA-administratie, één slachtofferloket, één BOPZ-administratie, en één Executie in kaart gebracht. Eén regionale afdeling Standaardzaken komt er ook. De standaardzaken zijn goed op regioschaal te beleggen, zeker met hulp van GPS, dat het lokatieonafhankelijk werken mogelijk maakt. De minder voorkomende standaardzaken die veel expertise vereisen, worden voorlopig geconcentreerd op één locatie. Zo worden kwaliteits- en efficiencywinst geboekt bij bijvoorbeeld de zaken op het gebied van socialezekerheidsfraude en economie. Via best practices worden de werkwijzen op beide parketten geüniformeerd . Verder komt er een afdeling Maatwerk, met daarbinnen drie gebiedsgeoriënteerde secties: (Roermond-Venlo, MaastrichtSittard en Heerlen-Kerkrade). Verder komt er een “taakgebonden sectie” waartoe onder meer behoren een mensensmokkel/ handel-officier, een forensische opsporingsofficier, een cybercrime-officier, een informatie-officier, CIE-officier, een kwaliteitsofficier.. Tot slot één afdeling Beleid & Strategie voor OM Limburg, waarin de huidige afdelingen Verwerving worden samengevoegd. > Die speelt in op de steeds intensievere
‘Natuurlijk is het voor medewerkers ook een beladen onderwerp. Heb je onze afdeling verkocht, hoor je soms’ Annemarie Penn-Strake (links), hoofdofficier Maastricht
Regionalisering
12
Foto’s: Fotostudio CL / Frans Bastings
>
samenwerking met de buitenwereld. Voor een betere informatiepositie werkt deze afdeling met Criminaliteitsbeeldanalyses, jaarplannen en voortgangsrapportages. Binnen de afdeling bestaan twee functiegroepen: Informatie (bijvoorbeeld de informatieofficier en criminoloog) en Beleid (overige beleidsmedewerkers, procesmanager en accountmanager AJB).
Hobbels Annemarie Penn-te Strake en Nicole Zandee zien tal van punten waarop de nieuwe organisatie winst kan boeken. ‘Ik zie voordelen voor de professionaliteit’,
zegt Zandee. ‘Dit maakt het makkelijker om specialistische zaken goed af te doen. Je hebt één mensenhandelofficier die zich kan vrijmaken, beleidsmatig én operationeel. De dubbele bezetting bij grote zaken – een ambitie die is voortgekomen uit het Versterkingsprogramma Opsporing en Vervolging – kun je beter realiseren. Als je met meer mensen bent, kun je slimmer en beter toedelen.’ De kwaliteit van het Limburgse OM-product gaat beter worden, denkt Penn. ‘De aangewezen specialist van OM Limburg gaat naar landelijke overleggen en deelt die ervaring en informatie ook
met het andere parket.’ Of het nu gaat om bedrijfsvoering, videoconferencing, provinciaal uniform werken in Veiligheidhuizen, de kansen voor P-beleid, of het uitnutten van best practices – de voordelen zijn goed te beredeneren. ‘Op langere termijn’, zegt Penn, ‘zullen we bereiken dat we een organisatie worden die nog meer stevig is, professioneel, zichtbaar en geolied, lean and mean. Dat moet gedijen en groeien. En zoals Nicole zegt, het moet kunnen leiden tot een beter product. Daar geloof ook ik heilig in.’ ‘Maar’, vervolgt ze, ‘je zult ons niet horen roepen: “het wordt allemaal fantastisch”
OPPORTUUN · 12 / 2009
13
‘We geloven erin, maar zullen het ook moeten gaan zien, als straks het stof is neergedwarreld’ Nicole Zandee (links), hoofdofficier Roermond
met ontkenning van alle hobbels die nog komen.’ Die hobbels moet je niet onderschatten, vindt ook Zandee. ‘De mensen van bedrijfsvoering krijgen weer met plaatsing te maken. Door én de regionalisering én de invoering van het functiehuis. We zullen het ook maar gewoon moeten gaan zien, als de stof straks is neergedwarreld. De hoofdofficieren wijzen erop dat door de “ontdubbeling” van functies (nu een functionaris in Roermond en een in Maastricht; straks een functionaris voor heel OM Limburg) formatie vrijkomt en dat sommige functies zullen verhuizen naar de CVOM. ‘Lang niet iedereen zal zo maar naar de CVOM in Utrecht willen verhuizen en we zullen geen mensen willen ontslaan – dus voorlopig houden we alle mensen. Pas als iemand weggaat kunnen we ontdubbelen. Dus steken we veel energie in de vraag of we mensen kunnen helpen bij mobiliteit. Dat is niet makkelijk.’ Natuurlijk is het een beladen onderwerp, zegt Annemarie Penn: ‘Ja, mensen vragen zich af: wat betekent het voor henzelf. Op het moment dat je samen bespreekt of je een afdeling op één plek zou kunnen neerzetten, krijg je prompt de reactie: “hé, heb je onze afdeling verkocht”. Je voelt direct hoe men er mee bezig is.’ In Roermond is dat niet anders, weet Nicole Zandee. ‘Er is onzekerheid, al zien mensen nu we een groter geheel vormen, inmiddels óók kansen. Mogelijkheden om te specialiseren. Om je loopbaan een wending te geven. Dat proberen we uit te dragen, waar te maken, en daarin betrouwbaar te zijn. Maar dat sommige mensen het als bedreiging ervaren, snappen we ook. Bij de administratie, bij voorbeeld, werken mensen soms bewust in deeltijd en op een plek dicht bij hun woning. Zij vinden het best moeilijk als ze op een uur
reizen zouden gaan werken. En eerlijk gezegd: ik kan me er alles bij voorstellen.’
Listig bezuinigen De zorgen om dergelijke hobbels is inmiddels vele malen groter dan de koudwatervrees voor samenwerken met het andere parket. Is de regionalisering, zo vraagt Opportuun, niet een mooi moment om listig vooral het ándere parket de financiële klappen van regionaliseren en bezuinigen op te laten vangen? ‘Nee,’ schudt Zandee de opstoken wijsvinger ferm heen en weer. ‘Zo werkt het niet. Kijk, je weet natuurlijk niet hoe het zou zijn geweest als ik er een financieel potje van zou hebben gemaakt, terwijl Annemarie het op orde heeft. Maar nu zitten we er hetzelfde in. Samen met één directeur bedrijfsvoering, die gewoon vanuit zijn professie aan de slag is gegaan, zonder historie en belangen.’ Penn: ‘We hebben een gemeenschappelijk idee bij het bezuinigen. En we gaan er vrij ver in om dingen samen op te lossen. Om een ontstane vacature op te vangen werkt nu één leidinggevende 50 procent van zijn tijd in Roermond en de andere helft in Maastricht. Weet je, vroeger hielden we binnen het OM alles bij. Gingen we bij samenwerking vergelijken of het andere parket wel net zoveel voor ons deed als wij voor hen. En dan gingen we dat verrekenen. Da’s helemaal voorbij in Limburg. Laatst hoorde ik mezelf zeggen: Ik wil niet eens meer wéten wat we voor het andere parket doen.’
Gesteggel Nog een keer test Opportuun de Limburgse eenheid. In de plannen wordt gerept over “Een regionaal verwervingsbeleid met ruimte voor lokale invulling.” Laat zo’n formulering niet veel ruimte voor interpretatie met als gevolg een hoop
gesteggel? In koor: ‘Nee!’ ‘Dat is niet de bedoeling’, zegt Zandee. ‘Natuurlijk werken we, bijvoorbeeld in Veiligheidshuizen, aan dezelfde thema’s: veelplegers, huiselijk geweld, slachtoffers, jeugd. Dat zijn leidende thema’s binnen de gehele provincie. En dat krijg je ook op de agenda in de driehoek. Je moet verstandige keuzes maken. Parket Roermond omvat nu nog 21 gemeenten, met 21 burgemeesters. Het is de maatschappelijke taak van het OM om verstandig te kijken naar de problemen die er echt toe doen. De goede zaken moeten binnenkomen. Maar de realiteit is ook: als het gaat om Mook en Middelaar, zijn de problemen anders dan in Eijsden. Criminaliteitsbeeldanalyses laten die verschillen zien. De criminele samenwerkingsverbanden die in Roermond opereren, zijn meestal niet ook actief in Maastricht. Vandaar de lokale invulling.’ Bij eenheid in verwervingsbeleid moet je niet doorschieten, zegt ook Annemarie Penn: ‘In Limburg Noord is nu sprake van een overvalhausse. Áls dat naar Maastricht komt, ligt het wel voor de hand dat een criminoloog de verbinding legt, zodat daar waar nodig lokaal aandacht en capaciteit wordt ingezet. Er komt dus wel één afdeling verwerving, zoals het College wil, maar met aandacht voor lokale invulling.’ Nog werk en hobbels genoeg, maar de tijd-van-vóór-het-klooster is voorbij, weet Annemarie Penn: ‘Het wordt steeds leuker. In het begin zeiden we wel: goh, hoe komen we verder? Nu merken we dat het proces ons veel energie geeft.’ Tekst: Pieter Vermaas
14
Expertise
Klaar voor deskundigheid in strafzaken Remco “Roadshow” van Tooren toont voorbeelden en biedt een beslisboom Een betere positie van deskundigen in strafzaken en het borgen van de rechten van de verdediging. Dat is de kern van de Wet deskundige in strafzaken die 1 januari 2010 in werking treedt. In een “roadshow” door OM-land schetst Remco van Tooren de gevolgen van wet. Wanneer moet, bij voorbeeld, de verdediging worden betrokken bij de inschakeling van een deskundige?
‘Er zat iets merkwaardig in de “oude” systematiek van deskundigen’, zo begint Remco van Tooren, hoofdadvocaat-generaal in Den Bosch en projectleider binnen het OM voor de implementatie van de nieuwe wet, zijn presentatie. In het OM-huis in Utrecht zijn deze keer FO-officieren (forensische opsporing) zijn toehoorders. ‘Als officier’, zo vervolgt Van Tooren, ‘heb je de deskundige nodig omdat je zelf niet de nodige kennis in huis hebt; tegelijkertijd moet je ook beoordelen of de deskundige persoon wel voldoende thuis is in een vakgebied waar je zelf niet deskundig in bent. De
nieuwe wet ondervangt deze tegenstrijdigheid door het instellen van een landelijk deskundigenregister, officieel genaamd het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD). Deskundigen die in dit register zijn opgenomen, zijn individueel getoetst aan de volgende criteria: betrouwbaarheid, bekwaamheid / vakkundigheid en forensische kennis. Dit laatste criterium heeft als voordeel dat een deskundige in staat is zijn kennis te vertalen naar de strafzaak. Ook is het prettig voor het OM dat voortaan rechtstreeks uit het register benoemd kan worden. Als
de deskundigen eenmaal in het register zijn opgenomen, mag je als officier erop vertrouwen dat het wat die deskundigheid betreft wel goed zit. Een onafhankelijk College is vanaf 1 juni aan de slag gegaan met het vullen en beheer van het register. Van de zijde van het OM is erop aangedrongen om eerst de deskundigen in het register op te nemen voordat de wet in werking treedt, maar dit bleek niet mogelijk te zijn. Inmiddels heeft men wel een begin gemaakt met het vullen van het register, maar het blijft spannend welke deskundigen zich zullen laten registreren.
OPPORTUUN · 12 / 2009
15
Illustratie: Erwin Suvaal
Wel staat vast dat het register per 1 januari 2010 zeker nog niet helemaal is gevuld. Benoeming van deskundigen, buiten het register om, zal vanaf de ingangsdatum van de wet door de rechter-commissaris plaatsvinden. Er is, in samenwerking met de Raad voor de rechtspraak, hard gewerkt aan standaard benoemingsformulieren. De vraag die hierbij moest worden beantwoord is hoeveel motivering er nodig is voor de benoeming. De wet bood op dit punt geen duidelijkheid. Afgesproken is wel te motiveren waarom iemand een goede deskundige zou zijn, maar deze
motivering niet te zwaar te maken.’
Afbakening onderzoek Van Tooren onderschrijft het doel van de nieuwe wet volledig. Hij is tijdens zittingen wel tegen aardig wat ondeskundigheid aangelopen en het is goed dat hier een einde aan komt. De uitwerking van de wet vindt hij echter niet eenvoudig. ‘De wet deskundige in strafzaken is weerbarstig en laat een aantal praktische vragen onbeantwoord. Aan het OM is gevraagd een aanwijzing te maken waarin wordt verduidelijkt wat onder deskundigenonderzoek
wordt verstaan. Een pittige klus, want het is lastig een wet die zo nadrukkelijk beoogt de rechten van de verdediging te versterken door het OM te laten uitleggen.’ De nieuwe aanwijzing brengt de verplichting met zich mee de raadsman van de verdachte in te lichten wanneer er sprake is van een deskundigenonderzoek. De advocaat mag worden betrokken bij de vraagstelling van het onderzoek, heeft recht op de resultaten en mag een contra expertise aanvragen. Dat is nogal wat. De kernvraag die bij het maken van de aanwijzing beant- >
Expertise
16
>
woord moest worden is: wanneer is er sprake van een deskundigenonderzoek en wanneer niet? Hoe baken je dit af? Dit onderscheid is van belang, want alleen in geval van een deskundigenonderzoek bestaat de verplichting de verdediging te informeren. Hier is lang over gesproken. Uiteindelijk is men met de volgende oplossing gekomen. De beginfase van het onderzoek, bijvoorbeeld onderzoek op de plaats delict wanneer er sprake is van het verzamelen en veilig stellen van sporen, is geen deskundigenonderzoek en kent dus geen notificatieplicht. Wanneer het gaat om de interpretatie en nadere analyse van het sporenmateriaal is er wel sprake van deskundigenonderzoek en dient de verdachte en of zijn raadsman hiervan op de hoogte te worden gesteld. Tenzij: 1. dit onderzoek wordt verricht door een opsporingsinstantie, bv de technische recherche en 2. het onderzoeksgebied vermeld staat op de lijst met onderzoeksgebieden die de technische recherche in huis heeft. Deze lijst is lang. Op 36 onderzoeksgebieden variërend van Accountancy tot Zoölogie is de TR kundig. Overigens heeft niet elke TR van een regiokorps 36 onderzoeksgebieden in huis. De lijst is een optelsom van wat de TR landelijk aan onderzoek kan verrichten. Van Tooren noemt een voorbeeld ter verduidelijking. ‘Archeologie staat op de lijst, hieronder valt het onderscheid tussen mensen- en dierenbotten. De TR heeft mensen in huis die de vraag van welk soort bot er sprake is kunnen beantwoorden. In dit geval is er geen sprake van een deskundigenonderzoek en geldt er geen notificatieplicht. Is er meer archeologische kennis nodig, dan betreft het een nadere analyse van het sporenmateriaal en is het een kennisgebied dat de TR niet (meer) heeft, dan wordt het een deskundigenonderzoek, die de verplichting de raadsman in te lichten met zich mee brengt.’ De Nederlandse Orde van Advocaten was, op zijn zachtst gezegd, niet blij met deze uitsluitende voorwaarden, maar Van Tooren is van oordeel dat deze manier van werken aansluit bij hetgeen de minister van Justitie wil: de technische recherche buiten het deskundigenonderzoek houden. ‘Is er sprake van een destructief onderzoek, dit is een technisch onderzoek
dat slechts eenmalig kan worden verricht, dan geldt het onderscheid niet. In deze gevallen beoordeelt de zaaksofficier – in overleg met de forensisch officier – of de verdachte/raadsman betrokken moet worden bij het formuleren van de onderzoeksvraag en/of de keuze van de deskundigen.’
nieuwe wet zal, zeker in het begin, niet zo eenvoudig zijn, maar sombere geluiden blijven in dit gezelschap vooralsnog uit. Sterker nog: één FO-officier vertelt zijn collega dat hij zich in het geheel geen zorgen maakt en besluit met de woorden: ‘Het wordt opgelost. Alles komt vanzelf goed.’
Escape
Tekst: Anna Italianer
De wet biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen de verdediging niet te informeren. De verdediging hoeft namelijk niet te worden geïnformeerd, zelfs al is er sprake van een deskundigenonderzoek, wanneer het belang van het onderzoek zich hiertegen verzet. Je kan als officier bijvoorbeeld zeggen dat de resultaten van het deskundigenonderzoek in het verhoor van de verdachte moeten worden gebruikt. In deze situatie verzet het belang van het onderzoek zich dus al tegen het informeren van de verdachte. Remco van Tooren vindt het een reëel punt dat de notificatieplicht in het belang van het onderzoek opzij gezet kan worden, tegelijkertijd legt het ook de bijl aan de wortel van het idee van de wet. ‘Ter zitting zou dit wel eens discussie kunnen opleveren. Het is handig hierop voorbereid te zijn.’ Uit de zaal komt de opmerking niet te “bunzig” te zijn met het verstrekken van informatie aan de raadsman. ‘Meestal heeft de advocatuur een informatieachterstand in het opsporingsonderzoek en is het juist van belang een advocaat erbij te betrekken omdat je dan de goede vragen op zitting krijgt’, meent een FO-officier.
Beslisboom Een officier van justitie zal dus aardig wat stappen moeten ondernemen om na te gaan of er sprake is van een deskundigenonderzoek (en dus een notificatieplicht) of een technisch onderzoek (geen notificatieplicht). Om die reden is een beslisboom gemaakt die dit proces kan vergemakkelijken. De presentatie wordt door de FO-officieren goed ontvangen. Men is blij met de heldere uiteenzetting van Van Tooren en er worden constructieve vragen gesteld. De FO-officieren hebben er duidelijk zin in de schouders onder de nieuwe wet de zetten. Wel slaakt de zaal een zucht van verlichting als Van Tooren vertelt dat niet de FO-officieren maar de rechercheofficieren de nieuwe wet binnen de parketten gaan implementeren. Werken met de
Meer informatie over de Wet deskundige in strafzaken is te vinden op OMtranet: organisatie -> implementatie -> projecten -> Wet deskundige in strafzaken. Voor meer informatie over het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen, ga naar www.nrgd.nl.
gps-tips
OPPORTUUN · 12 / 2009
Deze maand: Slachtofferzorg
Handig met GPS In 2010 staat ons nieuwe wetgeving voor slachtofferzorg te wachten. In het voorjaar zal GPS hierop aangepast worden. Tot die tijd een paar handige tips voor specifieke situaties: AU-zaken, dagvaarden en voegingsformulieren. AU-zaken en slachtoffers GPS ondersteunt de AU-procedure zoals die landelijk is vastgesteld. Daarbij gaat het om eenvoudige zaken, waarin de beoordelaar direct tot een beslissing kan komen. Dit uitgangspunt bepaalt ook hoe GPS de slachtofferprocedure bij AU ondersteunt. GPS verwacht namelijk dat de wensen van de slachtoffers met betrekking tot de strafzaak bekend zijn. Ook als het om schade gaat. Om die reden is een schadebemiddeling dan ook niet mogelijk met GPS AU. Natuurlijk zijn er ook zaken die volgens de AU-procedure kunnen worden afgedaan, maar waar de slachtoffers nog niet benaderd zijn, of waarin niet direct duidelijk is wat de schade is. Wat te doen? Ten eerste beslist de beoordelaar of de verdachte de mogelijkheid krijgt tot transigeren of niet. Daarnaast is het handig om de slachtoffers wel in GPS te registreren, en wel via het Ad Hoc-menu in het scherm “Aanvullende registratie slachtoffers”. (Het lijkt logisch om dat te doen via Intake, beoordelen en registratie, maar dat pad is af te raden.) Langs deze route is het mogelijk om voegingsformulieren te versturen via het systeem. Zowel de beoordelaar als de medewerkers van slachtofferzorg kunnen deze registratie uitvoeren.
Verbeterd: Beslissing dagvaarden en slachtoffers Het is helaas wel eens voorgekomen dat slachtoffers niet alle brieven kregen die ze wel zouden willen ontvangen. Dit betrof zaken waarin de verdachte gedagvaard is. De afdoeningbrief en de brief met de zit-
tingsdatum kwamen niet in het dossier. Om dit probleem te voorkomen, werd beoordelaars tot nu toe gevraagd om bij de eerste beoordeling ofwel bij de beslissing “Dagvaarden” het vinkje “Informatie” aan te zetten ofwel de beslissing in het geheel niet in te voeren. Dit gebrek is nu verholpen. GPS zorgt er voor dat medewerkers Zittingsvoorbereiding de zaak pas op zitting kunnen zetten wanneer de gegevens van de slachtoffers geregistreerd zijn. Beoordelaars kunnen direct en zonder extra handelingen een beslissing “Dagvaarden” invoeren bij de eerste beoordeling.
Verbeterd: Voegingsformulier Als het voegingsformulier toch nog binnenkomt nadat de termijn verstreken is, toont GPS het voortaan gewoon in de werkbak “Slachtofferzorg”. Tenminste: aan degenen met de GPS-autorisatie “voegingscontroleur”. Met deze twee aanpassingen is de slachtofferprocedure weer sterk verbeterd!
17
18
Strafrechtdag
OM organiseert Dag van het Strafrecht
De nieuwe officier is een mevrouw De toekomst van het OM ligt in de hand van de vrouw – die conclusie kon iedere bezoeker van de Dag van het Strafrecht trekken. De specialisatie strafrecht in de rechtenstudie trekt vooral vrouwen aan. Waar dat door komt? ‘Mannen zijn gericht op het vinden van dé oplossing, die ene oplossing die alles beter maakt. Strafrecht is een heel maatschappelijk vak, je moet altijd kijken naar de context en de omstandigheden. Dat ligt vrouwen goed.’
Vrijdag 6 november, de Van Nelle-fabriek, Rotterdam. De 90 rechtenstudenten die zich hebben ingeschreven voor de Dag van het Strafrecht zijn verdeeld over drie tribunes. Op de tribune links van het podium zitten de voorstanders. Zij moeten de stelling die zometeen op het scherm wordt getoverd te vuur en te zwaard verdedigen. Recht tegenover hen zitten de tegenstanders. Aan hen de taak om de overzijde met argumenten te kraken. In het midden zit de tribune met de neutralen. Zij moeten luisteren en aan het eind van het debat hun stem uitbrengen. De stelling voor de verzamelde rechtenstudenten is een prikkelende, op Amerikaanse leest geschoeid: “Rechters en officieren van justitie moeten gekozen worden.” De studenten die aan het eind van het debat hun stem moeten uitbrengen, hebben daarvoor een groene en een rode kaart
gekregen: voor of tegen. Ze steken hun kaart op. Rood, zonder uitzondering. ‘Goeie genade’, zegt debatleider Donatello Piras. ‘Zoek het conservatisme in deze zaal. Dit lijkt me een uitdaging voor het vak van de voorstanders.’ Hoewel je je kunt afvragen of het helemaal uit het hart komt, bepleiten de voorstanders hun zaak met vuur. Ze spreken van het belang van een levende rechtspraak, over legitimiteit van de rechtspraak, over de maatschappelijke onvrede met de fouten die er worden gemaakt. De tegenstanders pareren behendig. Zij hebben het over het belang van de onafhankelijke rechterlijke macht en over het beter motiveren van uitspraken. Aan het eind wordt er gestemd. Op de hele tribune blijkt één student van mening veranderd; zij is nu voor het kiezen van leden van de rechterlijke macht. ‘Wat me erg aansprak, was het argument dat de recht-
spraak levend moet blijven voor de burger. Misschien kunnen we beginnen met een soort pilot’, zegt ze, toch wat aarzelend.
Vrouwelijk Als je kijkt naar de opkomst bij de Dag van het Strafrecht tekenen zich duidelijke contouren af voor de toekomst van het OM. Nu al is de meerderheid van de zittende officieren van justitie vrouw, en die trend zal doorzetten. Van de studenten op de Dag van het Strafrecht is driekwart vrouw. Er zitten Charifa’s tussen, Samira’s en Gülsüms, maar verreweg de meesten dragen het blonde haar lang, dragen laarzen en luisteren naar namen als Meike, Kim, Marissa en Melanie. Meteen, aan de start van de dag al, was het duidelijk. De catering was het speciaal nog even aan de organisatoren komen vragen: zoveel vrouwen, zullen we maar meer thee gaan zetten? En in de pauze stonden er
OPPORTUUN · 12 / 2009
19
Foto: Lars Kuipers
files voor de damestoiletten. Vraag het aan de studenten zelf en ze zijn er ook duidelijk over. Bij hun studie ligt de verhouding vrouw-man op ongeveer 70-30. En dan is strafrecht zeker een van de vrouwelijke takken van sport. De mannen trekken meer naar het ondernemingsrecht, het vastgoed en het notariaat - de sfeer van de Amsterdamse Zuidas. ‘Typisch Leids’, typeert studente Esther Mommers het prototype van de mannelijke rechtenstudent die kiest voor het ondernemingsrecht. ‘Bijna allemaal hebben ze een link met de bedrijfspraktijk. Of hun vader heeft een bedrijf, of hun oom. Ze dragen brogues en het overhemd in de broek, en ze hebben van dat haar’ – ze gebaart, een denkbeeldige lok. ‘Ze zeggen dat de jongens die bij fusies en overnames terecht komen toch wel een beetje van die mannetjes zijn’, zegt Tabitha Mink, ook van de Universiteit Leiden. En
strafrecht? ‘Af en toe is het wel een kippenhok.’ Strafrechtstudenten zijn moeilijker over een kam te scheren, vindt Esther. Ze zijn diverser, je ziet het al aan hun kledingkeuze. ‘Ik denk dat je ook meer verscheidenheid in visies hebt. Studenten strafrecht zijn gefocust op mensen. En je hebt ook de alternatieve studenten: mensen die juist strafrecht kiezen omdat ze kritiek hebben op het systeem.’ Collega-student Bas Rademaker, ook uit Leiden, heeft zijn keus voor het strafrecht al gemaakt. ‘Spannend,’ vindt hij, ‘en maatschappelijk nuttig. Je voegt iets toe. Als advocaat of als officier van justitie maak je het verschil. Je maakt mee uit of iemand in de gevangenis komt of niet.’
‘Vrouwen zijn beter in het maken van de afwegingen: wat maakt het slachtoffer mee, wat maakt de verdachte mee’
Obama in toga “Obama in toga” is het thema van de Dag van het Strafrecht. Is welsprekendheid hét >
Strafrechtdag
20
Foto: Lars Kuipers
>
wapen van de officier van de toekomst? Om die vraag helder op het netvlies te krijgen, is er het Requisitoirenspel, waarbij de officier twee verschillende stijlen van rekwireren naast elkaar plaatst: de eerste helemaal gericht op de rechtbank, de tweede gericht op het publiek, met speciale aandacht voor het slachtoffer en zijn familie. De casus in het Requisitoirenspel is die van Jean Smeets, de denkbeeldige eigenaar van een avondwinkel. Hij slaat de scholier – Sebastiaan, 4 HAVO - die zijn winkel berooft twee maal met een honkbalknuppel: een maal op zijn been, eenmaal op het hoofd. Gevolg: een schedelbasisfractuur, twee weken coma, een blijvend aangetast spraakvermogen en een been dat nog maar voor 75 procent kan worden belast. De Bredase officier van justitie Ronald de Brouwer begint met het technische, “rechtbankgerichte” requisitoir. Hij betoogt dat er geen sprake was van noodweer of noodweer-exces en evenmin van psychische overmacht. Ter illustratie voert hij de relevante jurisprudentie aan, vonnis zus, arrest zo, om uit te komen op poging doodslag: eis 36 maanden. Dan volgt de “publieksversie”. ‘Verdachte’, zegt De Brouwer en hij blikt indringend de
zaal in, ‘heeft letterlijk de toekomstdromen van Sebastiaan aan diggelen geslagen.’ Zo richt hij zijn hele betoog in; indringend en beeldend, bijvoorbeeld door de knuppel te laten zien en de beelden van de bewakingscamera. Om uit te komen op dezelfde eis. Hoe reageren de studenten? ‘Ik heb liever het eerste requisitoir’, zegt de jongen die als verdachte tegenover de rechter is geplaatst. ‘Bij het tweede voel ik me wel heel erg aangevallen.’ Hij is de enige niet. De meerderheid van de studenten houdt zich het liefst bij de juridische leest. ‘Ik vind het veel meer status hebben als de officier van justitie niet zo in de aanval gaat. Ik vind dat een beetje zielig overkomen. Zo’n officier van justitie kan zo goed praten, die heeft dat niet nodig.’ En: ‘Een officier van justitie haalt zichzelf onderuit als hij als een soort marktkoopman gaat zitten foeteren wat een eikel die verdachte is.’ Verbazing golft door de zaal als officier De Brouwer vertelt dat zijn beide requisitoiren weliswaar in toon en stijl heel verschillend zijn, maar juridisch allebei aan de kwaliteitsvereisten voldoen. En ook opvallend is dat de toon uitmaakt voor de waardering
van de uitgesproken eis. Studente Tabitha Mink: ‘Bij het technische requisitoir vond ik een eis van 36 maanden passend, bij het tweede vond ik het te weinig.’
Werving Het OM organiseert de Dag van het Strafrecht als onderdeel van de Week van het Recht, maar vooral ook om zich bij de rechtenstudent neer te zetten als mogelijke toekomstige werkgever. Het OM ontplooit meer activiteiten om de juristen in de dop aan zich te binden. Zo kunnen studenten deelnemen aan de tweede Nationale Requireerwedstrijd, met de finale in april van 2010. Daarom ook is er het Summer Court in de zomer van volgend jaar, waarbij tweedeen derdejaars rechtenstudenten de gelegenheid krijgen om een kijkje te nemen in de keuken van de rechterlijke macht. En nieuw is de speciaal voor jongeren opgezette website www.officiervanjustitie.nl, die studenten aan de hand van casussen een inkijkje geeft in het werk van het OM. Wat niet wil zeggen dat elke student die zijn gezicht laat zien tijdens de Dag van het Strafrecht, al een keus voor het OM heeft gemaakt. Thomas Hoekstra uit Maastricht
OPPORTUUN · 12 / 2009
21
‘Een officier van justitie haalt zichzelf onderuit als hij als een soort marktkoopman gaat zitten foeteren wat een eikel die verdachte is’ bijvoorbeeld heeft een baan als officier van justitie niet bovenaan zijn lijstje staan. ‘Maar je moet je breed oriënteren vind ik. Het OM is een organisatie met veel verantwoordelijkheden, maar ze laten wel steken vallen de laatste tijd. Afgeluisterde telefoongesprekken van advocaten in het dossier laten bijvoorbeeld.’ Wie wel heel duidelijk een carrière als officier op het netvlies heeft, is Marissa Adelaar, studente aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zij is aan het eind van de
Foto: Lars Kuipers
dag gaan strijken met de bokaal voor de student met de beste debatkwaliteiten. Haar voorkeur voor het OM ontleent ze aan de specifieke positie van de officier, die rekening moet houden met de belangen van de verdachte, de maatschappij en het slachtoffer tegelijk. Ze heeft ook wel een idee waarom het strafrecht zo bij vrouwelijke studenten in de smaak valt. ‘Mannen zijn van de wiskunde. Ze zijn gericht op het vinden van dé oplossing, die ene oplossing die alles beter
maakt. Vrouwen zijn beter in het maken van de afwegingen: wat maakt het slachtoffer mee, wat maakt de verdachte mee. Strafrecht is een heel maatschappelijk vak, je moet altijd kijken naar de context en de omstandigheden. Dat ligt vrouwen goed. Maar gelukkig is strafrecht geen pedagogie. Daar heb je echt helemaal geen mannen.’ Tekst: Lars Kuipers
22
Jeugdcriminaliteit
‘Spanning zit in de lichtste zaken’ Landelijk jeugdofficier Linda Dubbelman over het wegen van jeugdzaken De maatschappij roept om hardere straffen van minderjarigen. Maar of optreden, oppakken & opbergen dé oplossing is bij jeugdcriminaliteit - dat is de vraag. ‘Juist in de lichtste zaken zit de meeste spanning’, zegt Linda Dubbelman. Interview met de landelijk jeugdofficier over gewetensontwikkeling, risicotaxatie en doorlooptijden.
‘Er wordt hard gewerkt aan een visieplan Jeugd waarin zwart op wit komt te staan waar het OM voor staat. Welke jeugdcriminaliteit veroorzaakt grote problemen en wat is de rol van het OM bij overlast?’ Landelijk coördinerend jeugdofficier van justitie Linda Dubbelman heeft genoeg te doen. Van de week had ze een werkconferentie met minister Rouvoet over de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg, een vergadering in Utrecht met OM commissie jeugd, een overleg met Justitie en als klap op de vuurpijl gewoon een Leerplichtzitting. ‘Er is zoveel gaande in Jeugd-OM.’ Ze praat snel. Net terug van een vergadering buiten het Rotterdamse parket zit ze nu aan haar werktafel voor een interview over het jeugdbeleid OM. ‘De grote vraag is of we criminaliseren met strafrechtelijk ingrijpen of dat we juist vroeg moeten ingrijpen bij eerste signalen. Dat betekent’, zegt Linda Dubbelman, ‘dat we concrete antwoorden moeten formuleren op vragen als wanneer het OM strafrechtelijk moet ingrijpen, welke jeugdproblematiek er in het strafrecht past en hoe je dat dan moet doen?’ De spanning zit voornamelijk in de lichtste zaken. ‘Bij ernstige delicten of zware problematiek kan je niet anders dan een reac-
tie verwachten. Dan zal er veelal detentie volgen -uiteraard met de nodige onderzoeken met als doel re-integratie-, maar de reactie op lichte jeugdstrafzaken geeft veel meer discussie. Moet het strafrecht bij het eerste delict een signaal afgeven of zijn juist anderen in het maatschappelijke veld aan zet? Komen lichte zaken niet juist voort uit problemen die ergens anders liggen, zoals thuis, op school of op staat? De discussie hierover is nog volop gaande. Ook wetenschappers hebben geen eenduidig antwoord. Het is uiteindelijk aan het OM om de beslissing te nemen.’
Leeftijdsgrens ‘Het is belangrijk om aan te geven wat wij als OM vinden, nu de maatschappij roept om hardere straffen en straffen op een lagere leeftijd. Feit is dat 16- en 17-jarigen vaker volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht en dat de politiek het jeugdstrafrecht vaak te soft vindt.’ Verschillende wetenschappers, ketenpartners en het OM zijn het met elkaar eens dat de leeftijdsgrens van strafbaarstelling niet lager moet. Dubbelman: ‘Wij zakken niet onder de twaalf jaar. We zitten daarmee al aan de lage kant binnen Europees verband.’ Het OM weet zich gesteund door wetenschappelijk onderzoek van Ido Weijers:
Jeugdcriminologie - achtergronden van jeugdcriminaliteit. Aangetoond is dat de gewetensontwikkeling bij 12 tot 18-jarigen nog lang niet voltooid is. ‘Dan kunnen we wel harder optreden en die jongeren opsluiten,’ aldus de jeugdofficier, ‘maar daar los je niks mee op.’
Risicotaxatie ‘Er lijkt geen toename van jeugdcriminaliteit over de hele linie. Maar er is wel sprake van een zeer zorgelijke ontwikkeling bij een kleine groep. Deze daders plegen zeer ernstige gewelddadige delicten en hebben vaak zware stoornissen. Hoe groot is het risico van verder afglijden en recidive? Hoe schatten we dat in?’ In het programma Jeugdcriminaliteit van het ministerie van Justitie is er veel aandacht voor inzichten en wetenschappelijk onderzoek. Onderdeel van het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de ontwikkeling van een risicotaxatie-instrument dat wetenschappers hebben samengesteld. Twee pilots in Rotterdam en Utrecht testen het instrument dat wordt gebruikt om een betere kwaliteitsbeslissing te nemen over het recidive risico, problemen in leefgebieden en welke leerstraf nodig is. ‘Zo’n instrument betekent niet dat een officier van justitie daar blind op af kan > gaan’, aldus Linda Dubbelman. ‘Juist de
OPPORTUUN · 12 / 2009
23
‘We zakken niet onder de twaalf jaar’ Foto: Vincent Boon
Jeugdcriminaliteit
24
Foto: Vincent Boon
>
officier moet een afweging maken of strafrechtelijk moet worden ingegrepen, hoe zwaar het delict weegt en welke afdoening op zijn plaats is. Het instrument is een hulpmiddel voor de professional.’
Jeugd als prioriteit ‘Jeugd is al jaren een prioriteit van justitie en het OM. Jeugd is een specialisatie die de aandacht en focus moet krijgen die het verdient. Het vergt specialistische kennis van het strafrecht en strafproces. In het vignettensysteem zijn de opleidingen voor jeugdofficieren opgenomen. Vanuit het College van procureurs-generaal en JeugdOM wordt gestuurd op het belang van goede en ervaren jeugdofficieren.’ Linda Dubbelman noemt met name procureur-generaal Rieke Samson als iemand die daarvan het belang inziet. ‘Binnen de OM-organisatie weet ik me door haar gesteund.’
Doorlooptijden ‘De doorlooptijden blijven onderwerp van gesprek. Een strafrechtelijke reactie moet tijdig zijn om effect te kunnen hebben. De Kalsbeeknormen (de maximale doorlooptijden voor iedere schakel in de keten) zijn inmiddels een begrip. Het proces is het
afgelopen jaar enorm verbeterd en loopt vooral aan het begin gesmeerd. Toch wordt de doorlooptijd van maximaal 180 dagen niet altijd gehaald, omdat het aanbrengen van de zaak bij de rechtbank te lang kan duren.’ Dubbelman: ‘Aan het einde van de doorlooptijden is er dus nog een slag te slaan. Ook is het belangrijk om successtories met elkaar te delen: Wie haalt de 180 dagen wel en wie niet? Arrondissementale Platforms Jeugd (APJ’s) en hun ketenpartners zijn daarmee aan de slag gegaan. En waren die APJ’s in begin 2009 nog verschillend van elkaar, tegenwoordig zijn er afspraken gemaakt over onder andere kwaliteit, frequentie en de af te leggen verantwoording waar het ketenoverleg aan moet voldoen. Ook is vastgelegd wat een jeugdofficier als voorzitter van het APJ aan kennis, organisatievermogen en bestuurlijk talent in zijn mars moet hebben om de kwaliteit te borgen. ‘Je ziet steeds meer eenheid in de organisatie ontstaan.’ Tekst: Thea van der Geest
‘Moet het strafrecht bij het eerste delict een signaal afgeven, of zijn juist anderen in het maatschappelijke veld aan zet?’
Ut Recht
OPPORTUUN · 12 / 2009
Weg met dat vingertje Als OM willen we nogal graag onze boodschappen zenden. Terwijl het in deze tijd van netwerken beter is om tussen de mensen te staan en te luisteren, willen we onze stakeholders bereiken.
Ik hoor niemand zeggen: we hebben allemaal schuld
De afgelopen week hadden we daar volop de gelegenheid toe. Niet alleen was het de Open Dag van de Rechtspraak, ook deden we in Utrecht mee aan een bewonersavond in Zuilen, een Utrechtse wijk waar 27 jongens een samenscholingsverbod aan hun broek hebben. En wat hoor je dan? Een roep om meer veiligheid. Woede om de berovingen, de intimidatie in de wijk. Om de korte lontjes, het gebrek aan respect, de mislukte integratie. Angst om ook slachtoffer te worden, om aangifte te doen. Zorg dat de wijk in de steek wordt gelaten en verder achteruit gaat. Frustratie dat zo’n kleine groep raddraaiers niet aangepakt kan worden ondanks alle gezamenlijke inzet. Treurigheid omdat het probleem op korte termijn de wereld niet uit is. En verwijten: de beschuldigende vingers schieten alle kanten op. De moeder in de wijk roept boos tegen de burgemeester dat de verhouding tussen Nederland - Marokko alleen maar verhardt zo lang hij onschuldige jongens als haar zoon een samenscholingsverbod oplegt. Dat haar zoon toch minstens drie processen-verbaal op zijn naam heeft staan of tien mutaties in het politiesysteem, weet ze blijkbaar niet. Als je naar de advocaat luistert tijdens een van de debatten van de open dag, dan ligt de schuld van het ontspoorde gedrag bij de ouders die hebben gefaald bij de opvoeding. Maar welke ouders willen nu niet dat hun kinderen goed terecht komen? De jongeren in de wijk roepen op hun beurt dat het de schuld van de gemeente is, want er is niets maar dan ook helemaal niets voor ze te doen in de wijk. En dat terwijl de huiskamerprojecten, oudercoaches en laagdrempelige sportactiviteiten in deze wijken over elkaar heen buitelen. De buurtbewoners zijn blij met het samenscholingsverbod maar willen dat de rechter nu eens echt streng gaat straf-
fen. Tijdens het debat op de open dag willen mensen maar moeilijk geloven dat er tegenwoordig strenger gestraft wordt dan vroeger en dat het er ten opzichte van het buitenland streng aan toegaat in Nederland. Als onze hoofdofficier het publiek voorhoudt dat strenger straffen de criminaliteit alleen maar doet toenemen, valt de zaal even stil om deze boude bewering. Daarna is het de schuld van de voorlichters, die de vonnissen van de rechters veel beter moeten uitleggen. Maar alle vonnissen in meervoudige strafzaken staan goed gemotiveerd op het internet. Vervolgens is het de schuld van “de media” die het allemaal erger maken dan het is. Maar ja, journalisten moeten verhalen schrijven die geplaatst worden en wat doet het beter dan seks en bloed? Een ander geluid komt van een groep jonge Marokkanen die een film aan het maken is. Ze proberen zonder te oordelen en zonder een beschuldigende vinger een beeld te schetsen van de jonge Marokkaan in Nederland anno nu. Stel je voor dat je met z’n achten in een klein huisje woont. En dat je een mietje bent als je thuis blijft zitten bij de vrouwen. En dat er thuis geen geld en plek is voor een computer met internetaansluiting. En dat je moeilijker dan ‘oude Nederlanders’ aan een stageplek of baantje kunt komen. En dat de groepsdruk groot is en je sociale vaardigheden beperkt… Ik hoor niemand zeggen: we hebben allemaal schuld want we hebben veel te lang willen denken dat ze wel weer terug zouden gaan zodat we niet hoefden te investeren in scholing, werk en huisvesting. Wie dat erkent, begrijpt ook dat we met z’n allen voor de taak staan een inhaalslag te maken. Beschuldigende vingertjes helpen daar niet veel aan bij. Dus, alle oude en nieuwe Nederlanders, oudercoaches, politieagenten, wijkwerkers, onderwijzers, straatcoaches, hulpverleners en politici: aan de bak. Integreren wat er te integreren valt. ‘Het komt wel goed’, voorspelt een oude Zuilenaar me, ‘over twee generaties’. Mary Hallebeek, persvoorlichter Utrecht
25
26
1e en 2e lijn
26
Spel verkleint afstand tussen AP en RP
Ren Je Rot tegen het wij/zij-gevoel Zorgen dat mijn zaak onze zaak wordt. Dat is, kort door de bocht, het doel van het spel dat advocaten-generaal, officieren van justitie en (parket)secretarissen in Den Bosch speelden op 12 november. Allemaal in dienst van de versterking van opsporing en vervolging. ‘Een zaak is je kindje, en je hoopt dat de advocaatgeneraal daar net zo goed voor zorgt als jijzelf.’
Afgaande op de standpunten tijdens het spel op 12 november in zaal D van het Paleis van Justitie in Den Bosch valt het nogal mee met de kloof tussen het ressortsparket en het arrondissementsparket. Tijdens een soort Ren je Rot moeten eerste- en tweelijns OM’ers aangeven of ze het eens of oneens zijn met provocatieve stellingen over de relatie tussen de officier van justitie en de advocaat-generaal. Elke stelling wordt ingeleid met een filmpje waarin een praktijkgeval wordt nagespeeld. Daarna moeten de juristen bij het plakkaat Eens of Oneens gaan staan. De deelnemers zijn op hoofdlijnen eensgezind, wat ook weer niet zo vreemd is als je naar de stellingen kijkt. Bijna iedereen is het oneens met de uitspraken ‘De advocaat-generaal gedraagt zich als vierde raadsheer’, ‘Het advocaat-generaalschap is een mooie functie in de nadagen van je carrière’ en ‘De officier van justitie en de
advocaat-generaal zitten op verschillende planeten’. Verdeeldheid is er wel over meer genuanceerde stellingen als ‘De eis van de officier van justitie moet het uitgangspunt van de advocaat-generaal zijn’ en ‘De communicatie tussen de eerste en de tweede lijn verloopt zakelijk en dus goed’.
Nachtmerrie Alle thema’ s behelzen de relatie tussen het arrondissementsparket en het ressortsparket, en die betrekking is niet vanzelfsprekend hartelijk. ‘Toen ik officier van justitie was, was mijn ervaring met de tweede lijn niet altijd positief’, vertelt Henk van der Meijden, plaatsvervangend hoofdadvocaat-generaal van het ressortsparket Den Bosch. ‘Je stond vroeg op met de politie om bijvoorbeeld een inval te doen. Later bij de rechtbank kreeg ik niet of niet geheel gelijk. Ik zag kansen voor hoger beroep, dus ik heb geappelleerd. Dan kreeg je in
het beste geval van de advocaat-generaal te horen dat het appèl was ingetrokken. En soms moest je het zelfs in het Eindhovens Dagblad lezen.’ De nachtmerrie van elke officier. Ook al is het OM officieel ‘één en ondeelbaar’, de collega’s van arrondissementsparket en die van het ressortsparket kunnen verschillend tegen zaken aankijken, wil Van der Meijden maar zeggen. Gechargeerd: de officieren van justitie zijn de dynamische cowboys die bij nacht en ontij met de politie op pad gaan, terwijl de advocaten-generaal de beschouwende magistraten zijn die zich vooral richten op juridische kanten van een zaak.
AG mede-eigenaar De afstand tussen die eerste en die tweede lijn is de laatste jaren aanmerkelijk kleiner geworden, stellen alle aanwezige advocaten-generaal, officieren van justitie en
OPPORTUUN · 12 / 2009
27
Foto: Marc Bolsius
(parket)secretarissen vast. Zoals spelleider van dienst Henk van der Meijden opmerkt: ‘Belangrijke zaken worden voorbesproken door de gebiedsadvocaat-generaal, de officier van justitie en de secretarissen. Dat gebeurt vóór de behandeling bij de rechtbank.’ Daar wordt bekeken welke feiten ten laste worden gelegd, welke strafeis wordt geformuleerd en of het onderzoek compleet is. ‘De advocaat-generaal wordt dus mede-eigenaar van de zaak, en dat is belangrijk. Het is niet langer míjn zaak, het is ónze zaak. Dat bereik je niet alleen door de procedures te verbeteren, de zogenaamde harde kant. Ook de zachte kant telt: je leert elkaar beter kennen. Pak de telefoon, ga bij elkaar langs. Geen wij/zijgevoel alsjeblieft.’
Even “buurten” Op de bijeenkomst van donderdag 12 november zijn medewerkers van het res- >
‘Grote zaken dragen we live over, zodat je niet voor verrassingen komt te staan’
1e en 2e lijn
28
>
sortsparket Den Bosch, het arrondissementsparket Den Bosch en het Landelijk Parket uit de Brabantse hoofdstad aan de beurt voor een middagje ‘kennismaking met de andere kant’. Eerder is het spel gespeeld met de parketten van Maastricht, Roermond, Breda en Middelburg, het Functioneel Parket en het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM). Voor de Bosschenaren is het overbruggen van de kloof een iets eenvoudiger opgave omdat het arrondissementsparket en het ressortsparket in hetzelfde Paleis van Justitie gehuisvest zijn. De Bossche officier van justitie Erna Vrijhoeven hoeft maar een paar honderd meter over de gang te lopen om bij haar gebiedsadvocaatgeneraal te buurten. ‘Grote zaken dragen we live over,’ zegt ze. In vaktermen: een warme overdracht. ‘Zodat je niet voor verrassingen komt te staan’, licht ze toe. Het spel maakt het volgens haar gemakkelijker om bij elkaar binnen te lopen. ’Je bent je beter bewust van elkaars rol in het proces. Uiteindelijk moet je de klus met zijn allen klaren.’ Ook secretaris Nadine Franken van het ressortsparket Den Bosch kijkt met een goed gevoel terug op de spelmiddag. ‘De
Foto: Marc Bolsius
lijnen worden hierdoor korter,’ zegt ze. ‘Je overlegt gemakkelijker.’ Dat kan ertoe bijdragen dat ernstige miscommunicatie wordt voorkomen. Nadine Franken: ‘Eén van de ergste dingen die kunnen gebeuren, is dat een advocaatgeneraal een appèl tegen vrijspraak intrekt zonder overleg met de officier van justitie.’
Gehoord tijdens het spel ‘Je kunt als advocaat-generaal niet eventjes op de bluf een zittinkje doen’ (een advocaat-generaal) ‘De eis van de officier moet het uitgangspunt zijn van de advocaat-generaal’ (een parketsecretaris) ‘Een intrekking door een verdachte beschouw ik als een compliment’ (een officier van justitie) ‘Vrijspraak eisen bij een OM-appèl eerst na overleg met de zaaksofficier’ (een secretaris) ‘Heerlijk, geen telefoon in het weekend’ (een advocaat-generaal) ‘Verschrikkelijk om van het slachtoffer te horen te krijgen dat een appèl is ingetrokken’ (een officier van justitie)
Dat kon, pakweg, tien jaar geleden, zomaar voorvallen. ‘Nu niet meer,’ zegt Erna Vrijhoeven. Díe cultuuromslag is hoe dan ook al bereikt. Tekst: Peter Louwerse
verkeer
29
Verkeer
Rechtsvermoeden wijkt voor de werkelijkheid Gerechtshof Leeuwarden 8 oktober 2009 WAHV 200.032.929 (09/1167) De betrokkene betwist dat op 21 september 2008 het keuringsbewijs van zijn (ex-)voertuig de geldigheid zou zijn verlopen. Hij was toen nl. geen eigenaar meer want hij had het voertuig op 24 juli 2008 verkocht aan dhr. S. uit Duitsland. Het voertuig is met een tijdelijk Duits kenteken naar Duitsland vertrokken en op 22 augustus 2008 op Duits kenteken gesteld. Na een officiële melding vanuit Duitsland heeft de RDW de kentekenregistratie van de betrokkene op 25 november 2008 beëindigd (overlegging van correspondentie e.d.). Het hof overweegt dat uit het samenstel van de bepalingen (art. 1 en 72, eerste en derde lid WVW94) blijkt dat in het onderhavige geval de eigenaar of houder aansprakelijk is voor de gedraging. In beginsel wordt de tenaamgestelde in het kentekenregister beschouwd als de eigenaar of houder. Dit rechtsvermoeden wijkt echter voor de werkelijkheid. Het hof is van oordeel dat uit de door de betrokkene overgelegde documenten blijkt dat de betrokkene geen eigenaar of houder was van het voertuig ten tijde van de constatering van de onderhavige gedraging. Het vorenstaande brengt mee dat de betrokkene niet aansprakelijk is voor de onderhavige gedraging. Volgt vernietiging van de beslissing
van de kantonrechter, gegrond verklaring van het ingestelde beroep, etc. Verklaring op “ambtseed” niet altijd geloofd… Gerechtshof Leeuwarden 14 september 2009 WAHV 200.032.797 (09/1160) De betrokkene ontkent dat hij een naar linksaf voorgesorteerde voertuig links heeft ingehaald. Er was een korte woordenwisseling ontstaan met de bestuurder van dat voertuig. Later bleek dat de verbalisant te zijn en deze heeft hem op kenteken bekeurd. De betrokkene heeft de indruk dat dit uit rancune is gebeurd en vindt het niet terecht dat er vanuit wordt gegaan dat de verbalisant de waarheid spreekt omdat hij op ambtseed verklaart. Het hof stelt vast dat de verklaringen van de betrokkene en van de verbalisant op grote lijnen niet van elkaar verschillen. De verklaring van de betrokkene houdt in feite niet meer in dan de enkele ontkenning van hetgeen de verbalisant hierover verklaart. Die enkele ontkenning is onvoldoende om de verklaring van de verbalisant ter zijde te schuiven. Derhalve is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de betrokkene het voertuig van de verbalisant links heeft ingehaald, terwijl dat voertuig stond voorgesorteerd en linksaf wilde slaan. Het hof merkt nog op dat het niet zo is dat de verbalisant altijd op zijn woord wordt
geloofd, omdat hij op ambtseed verklaart. Als de verbalisant wordt geloofd, is de verklaring van de verbalisant een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Of de verbalisant wordt geloofd is afhankelijk van of de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring, dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Een en ander heeft zich in deze zaak niet voorgedaan. Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrondverklaring van het ingestelde beroep. Berekening geel licht fase Gerechtshof Leeuwarden 11 september 2009 WAHV 200.029.404 (09/880) De betrokkene ontkent niet dat hij niet gestopt is voor het rode verkeerslicht, maar stelt dat de geellichtfase te kort was (minder dan 4 seconden) om op verantwoorde wijze tijdig tot stilstand te komen. Uit de berekeningen van het CROW blijkt dat de geellichttijd op een 80 km/h weg meer dan 5,4 seconden dient te zijn. Het hof komt, onder verwijzing naar geldende formules en artikel 5.2.38, eerste lid van het destijds geldende Voertuigreglement, tot de conclusie dat er van uitgaande dat de betrokkene op het moment dat het verkeerslicht geel licht
begon uit te stralen met de maximaal toegestane snelheid reed van 22,22m/s, hij op dat moment 5,0 (4,1 + 0,9) x 22,22 = 111,10 meter van de stopstreep verwijderd zou zijn. Derhalve is de stopafstand van 69,69 meter (remweg 47,47 m. plus reactieafstand 22,22 m.) ruim voldoende geweest om tijdig voor de stopstreep te kunnen stoppen. Ter informatie van de betrokkene merkt het hof nog op dat de door hem uit het Handboek van het CROW aangehaalde geellichttijd van meer dan 5,4 seconden op een 80 km/h weg, slechts een aanbeveling van het CROW is, waarvan de wegbeheerder kan en mag afwijken. Het hof is dan ook van oordeel dat de betrokkene tijdig had kunnen en derhalve moeten stoppen voor het rood uitstralende verkeerslicht. Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrondverklaring van het ingestelde beroep. Tekst: Bureau Verkeershandhaving OM, Willem Hoogendoorn. Voor complete teksten, bel 0346 – 333310.
30
INTERNATIONAAL
Internationaal
Jurisprudentie Lopende vervolging in Nederland, staking vervolging Op grond van artikel 9 van de uitleveringswet en overleveringswet kan een persoon tegen wie een Nederlandse strafvervolging gaande is, slechts worden overgeleverd indien de Minister van Justitie de vervolging staakt. De onderstaande uitspraken gaan in op deze lopende vervolging. Rechtbank Amsterdam, 18 september 2009, LJN BK 2284 De overlevering van opgeëiste persoon (o.p.) wordt -voor zover hier relevant- door België gevraagd wegens betrokkenheid bij vijf hennepplantages in België in de periode van 1 januari 2004 tot november 2008. De overlevering van o.p. is gevraagd op 5 november 2008. De Belgische autoriteiten lieten later weten dat de o.p. in België niet zou worden vervolgd voor het deelnemen aan een criminele organisatie. De persoon is voor de Nederlandse zaak op 7 november 2008 in bewaring gesteld voor deelname aan een criminele organisatie en hennepkweek etc. in Nederland én België. Op 13 januari 2009 is de o.p. gedagvaard. In de dagvaarding is het deel gepleegd in België vervallen. De officier van justitie (ovj) heeft tegelijkertijd een ‘partiële kennisgeving-nietverdere-vervolging’ gestuurd
voor het deelnemen aan een criminele organisatie in België. Aanleiding hiervoor was het Belgische EAB. De rechtbank concludeert dat er sprake is van vervolging voor dezelfde feiten. Verder oordeelt de rechtbank dat er –ondanks de kennisgeving- sprake is van een in Nederland lopende strafvervolging. De rechtbank stelt vast dat de Minister van Justitie (MvJ) de vervolging niet heeft gestaakt. Overlevering kan daarmee op grond van artikel 9 van de Overleveringswet niet plaatsvinden. Hierbij was het volgende van belang. De officier had naar voren gebracht dat artikel 9 OLW volgens de MvT als doel heeft gehad verschillen van inzicht tussen de zaaksofficier van justitie en de officier die de overleveringszaak behandelde. De rechtbank vindt deze redenering contra legem. Het is de MvJ die de vervolging moet staken. De rechtbank is het niet eens met redenering van de MvJ dat het staken van de vervolging niet nodig zou zijn vanwege de kennisgeving. De rechtbank oordeelt dat de beslissing tot niet verdere vervolging van de zaaksofficier duidelijk verband hield met de aanhangige overleveringszaak. Voorzieningenrechter Den Haag, 16 september 2009, niet gepubliceerd Tijdens de uitvoering van een Amerikaans rechtshulpverzoek
om o.a. observatie ontstaat in Nederland een heterdaadsituatie op grond van witwassen en afpersing. Op Nederlandse titel worden twee verdachten aangehouden, later wordt een andere verdachte buiten heterdaad aangehouden. De drie verdachten worden in verzekering gesteld. Een dag later doet de VS een verzoek tot uitlevering. De personen worden vrijgelaten en aansluitend op basis van de Uitleveringswet gedetineerd. De uitlevering wordt door de rechtbank toelaatbaar geacht, de HR laat dit in stand. De MvJ staat de uitlevering van de drie Letten toe. In kort geding staat de vraag centraal of het uitleveringsverdrag tussen Nederland en VS en artikel 9 Uw in de weg staan aan uitlevering. De officier van justitie heeft per mail en per brief aangegeven dat er geen sprake is van een Nederlandse vervolging en dat niets aan uitlevering in de weg staat. Centraal in geding staat de vraag of er sprake is van een Nederlandse vervolging in de zin van artikel 5 van het verdrag jo artikel 9 Uw, die aan de uitlevering in de weg staat. In Tekst en Commentaar wordt bij art. 9 Uw gesteld dat lopende vervolging ruim moet worden opgevat: elk stadium van opsporing tot en met tenuitvoerlegging. De voorzieningenrechter concludeert als eerste dat in het Wetboek van Strafvordering het begrip vervolging niet is uitgewerkt. De staat heeft gewezen
op de opvatting van mr. G.J.M. Corstens in ‘het Nederlands strafprocesrecht’. Corstens verstaat onder vervolging: ‘het uitlokken door een vervolgingsambtenaar van een onderzoek of een beslissing van de rechter’. Daarbij wordt een aantal handelingen genoemd die bij uitstek als vervolgingshandelingen worden aangemerkt, zoals het ter terechtzitting dagvaarden van een verdachte, de vordering tot instelling van een gerechtelijk vooronderzoek en de vordering tot het bevelen van voorlopige hechtenis. De voorzieningenrechter oordeelt dat de door Corstens verwoorde opvatting het meest spoort met het standpunt van de Staat dat er geen sprake is van een Nederlandse vervolging. Omdat de opsomming van Corstens echter niet limitatief is, moet dit verder worden onderbouwd. Een aanwijzing daarvoor is dat -zoals de staat heeft gesteldde wetsgeschiedenis van het uitleveringsverdrag geen aanknopingspunten biedt om van een ruime uitleg van lopende strafvervolging uit te gaan. De voorzieningenrechter haalt de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam aan in een overleveringszaak van 24 april 2009 (LJN: BJ0778). De rechtbank Amsterdam overweegt daar dat er geen lopende vervolging gaande is en dat van belang is dat uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het nimmer de bedoeling is geweest van de Nederlandse
OPPORTUUN · 12 / 2009
31
OMgeslagen ‘De stadsmarinier werkt met een stok en een worst. Hij heeft zijn mond en een fiets. Zodra ie een bureau en personeel heeft, heeft ie het niet begrepen.’ Aad Meijboom, korpschef politie Rotterdam-Rijnmond. Tijdschrift voor de politie, nr. 8 van 2009.
Illustratie: Erwin Suvaal
autoriteiten om de opgeëiste persoon in Nederland voor deze feiten te vervolgen. Volgens de voorzieningenrechter is in casu van belang dat de VS een rechtshulpverzoek hebben ingediend vóórdat eisers werden aangehouden. Het was in het geheel niet de bedoeling van de ovj om een Nederlandse strafvervolging te starten met het aanhouden en in verzekering stellen van de eisers. Er was slechts sprake van een in het kader van een rechtshulpverzoek gevoelde noodzaak om in een heterdaadsituatie handelend op te treden, waarbij de ovj zich ook realiseerde dat de Amerikaanse autoriteiten al met een onderzoek waren begonnen en dat het voor de hand lag dat zij eisers zelf zouden willen vervolgen. De voorzieningenrechter concludeert dat de beslissing tot uitlevering aan de VS niet evident onredelijk of onbegrijpelijk geacht kan worden. Tekst: AIRS, Ministerie van Justitie, tel 070 – 370 4824
‘Door de wijze van totstandkomen van de Nationale Recherche, de tegenwerking van de korpsen en het gebrek aan de wil om samen te werken ben ik ervan overtuigd geraakt dat samenwerking alleen totstandkomt als er meer centrale sturing is.’ Ex-commissaris van de Koningin Harry Borghouts is voorstander van nationale politie. Tijdschrift voor de Politie, nr. 8
‘Het wordt steeds meer een justitiële burgemeester. Een burgemeester met steeds meer bevoegdheden: bestuurlijk handhaven, straatverboden en huisverboden. Er kleven veel nadelen aan. Neem de bestuurlijke strafbeschikking. De burger die zo’n beschikking krijgt, moet hem eerst betalen om vervolgens achteraf te procederen om de beschikking weer ongedaan te krijgen. Dit gaat ten koste van de rechtsbescherming van de burger. Ik vind de weg van strafrechtelijke burgemeesters geen goede weg. Hou het strafrecht en het bestuursrecht gescheiden.’ Opnieuw Borghouts. Tijdschrift voor de Politie, nr. 8
‘Steeds meer scholen bewaken niet meer zelf de orde, maar spreken af met de politie dat die snel komt als er ruzie is. Dat betekent dus dat het schoolplein tot openbare ruimte wordt gebombardeerd en dat een vechtpartij met een bloedneus als heel snel als “openlijke geweldpleging” de statistieken ingaat.’ Hoogleraar Ido Weijers bevestigt dat harder wordt opgetreden tegen kleinere vergrijpen. NRC-Handelsblad, 14 november