RAAD VA DE EUROPESE UIE
Brussel, 14 mei 2012 (22.05) (OR. en)
9772/12
CADREFI 243 POLGE 82
OTA van: aan: Betreft:
het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Meerjarig financieel kader (2014-2020) - Onderdelen van het onderhandelingspakket in verband met rubriek 1 (cohesie en CEF) en rubriek 2 en bepalingen betreffende de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader
Voor de delegaties gaan hierbij de onderdelen van het onderhandelingspakket in verband met rubriek 1 (cohesie en CEF) en rubriek 2 en bepalingen betreffende de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader. Het onderhandelingspakket wordt samengesteld en uitgewerkt onder de verantwoordelijkheid van het voorzitterschap. Het bindt geen van de delegaties. Dat zal gedurende het gehele onderhandelingsproces zo blijven. Het voorzitterschap blijft het beginsel toepassen dat er geen akkoord is zolang niet over alles een akkoord is bereikt. Het onderhandelingspakket is geen verslag van de tot dusver gevoerde besprekingen. Er wordt voortgebouwd op de oriënterende debatten die sinds juli 2011 hebben plaatsgevonden. Het zal gaandeweg in het licht van de Raadsbesprekingen worden aangepast.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 1 DQPG L
RUBRIEK 1 - COHESIE E DE FIACIERIGSFACILITEIT VOOR EUROPESE VERBIDIGE
COHESIEBELEID
1.
Een belangrijke doelstelling van de Europese Unie is het bevorderen van de economische, sociale en territoriale cohesie en solidariteit tussen de lidstaten. Het cohesiebeleid is in dit verband het belangrijkste instrument voor het verminderen van de ongelijkheden tussen de regio's van Europa en moet zich daarom concentreren op de minder ontwikkelde regio's en lidstaten. Voorts moet het cohesiebeleid bijdragen tot de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei in de hele Europese Unie. Via het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds (CF) worden in dit verband de volgende doelen nagestreefd: "investeren in groei en werkgelegenheid" in lidstaten en regio's, te ondersteunen door alle fondsen; "Europese territoriale samenwerking", te ondersteunen door het EFRO. Het Cohesiefonds steunt projecten op het gebied van milieu en trans-Europese vervoersnetwerken.
2.
Wat de structuur van de rubriek betreft, zullen de cohesie-uitgaven [en de CEF], gezien de specifieke kenmerken van het cohesiebeleid, worden opgenomen onder een [submaximum] OF [subrubriek] onder rubriek 1.
Algemeen niveau van de toewijzingen
3.
Het niveau van de vastleggingen voor deze rubriek mag niet hoger zijn dan:
COHESIEBELEID (miljoen EUR - prijzen van 2011) 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
X
X
X
X
X
X
X
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 2 DQPG L
4.
De middelen voor het doel "investeren in groei en werkgelegenheid" bedragen xx% van de totale middelen (d.w.z. in totaal xx EUR) en worden als volgt toegewezen: a)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor de minder ontwikkelde regio's;
b)
[xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor overgangsregio's;]
c)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor de meer ontwikkelde regio's;
d)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten;
e)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) als aanvullende financiering voor de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden en de noordelijke dunbevolkte regio's die aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij het Verdrag betreffende de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden voldoen.
5.
De middelen voor het doel "Europese territoriale samenwerking" bedragen xx% van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de fondsen voor de periode 2014-2020 (d.w.z. in totaal xx EUR) en als volgt worden verdeeld:
6.
a)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor grensoverschrijdende samenwerking;
b)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor transnationale samenwerking;
c)
xx% (d.w.z. in totaal xx EUR) voor interregionale samenwerking.
[xx%] van de totale middelen wordt toegewezen aan technische bijstand op initiatief van de Commissie.
7.
[[0,2%] van de EFRO-middelen voor het doel "investeren in groei en werkgelegenheid" wordt toegewezen aan innovatieve acties op initiatief van de Commissie op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling.]
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 3 DQPG L
Definities en financieringsvoorwaarden
8.
De middelen voor "investeren in groei en banen" zullen worden toegewezen aan [drie] categorieën regio's, die worden gedefinieerd op basis van de verhouding tussen hun bbp per inwoner, gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode [2007-2009], en het gemiddelde bbp van de EU-27 voor dezelfde referentieperiode, en wel als volgt:
a)
de minder ontwikkelde regio's, met een bbp per inwoner van minder dan 75% van het gemiddelde bbp van de EU-27;
b)
[overgangsregio's, met een bbp per inwoner tussen [75% en 90%] van het gemiddelde bbp van de EU-27] OF [met een bbp per inwoner voor de periode 2007-2013 van minder dan 75% van het EU-25 gemiddelde, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75% van het bbp-gemiddelde van de EU-27] OF [er zullen geen overgangsregio's zijn];
c)
[meer ontwikkelde regio's, met een bbp per inwoner van meer dan [75% OF 90%] van het gemiddelde bbp van de EU-27] OF [alle regio's die niet onder 8a of 8b vallen].
9.
Het Cohesiefonds ondersteunt de lidstaten met een bruto nationaal inkomen (bni) per inwoner, gemeten in koopkrachtpariteiten en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode [2008-2010], van minder dan 90% van het gemiddelde bni per inwoner van de EU-27 voor dezelfde referentieperiode.
10. Voor grensoverschrijdende samenwerking zal steun worden verleend aan de regio's van NUTS-niveau 3 van de Unie aan alle interne en externe landgrenzen, en aan alle aan zeegrenzen gelegen regio's van NUTS-niveau 3 van de Unie die maximaal 150 km van elkaar verwijderd zijn, behoudens de eventuele aanpassingen die nodig zijn om te zorgen voor de samenhang en continuïteit van gebieden van samenwerkingsprogramma's die voor de programmeringsperiode 2007-2013 zijn vastgesteld.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 4 DQPG L
11. Voor transnationale samenwerking stelt de Commissie de lijst vast van transnationale gebieden die steun kunnen ontvangen. De gebieden worden ingedeeld naar samenwerkingsprogramma en omvatten regio's van NUTS-niveau 2. Daarbij wordt gezorgd voor de continuïteit van deze samenwerking in grotere coherente gebieden op basis van vroegere programma's. 12. Voor interregionale samenwerking bestrijkt de steun uit het EFRO het gehele grondgebied van de Unie. Toewijzingsmethode Toewijzingsmethode voor minder ontwikkelde regio's 13. Het specifieke niveau van de toewijzingen voor elke lidstaat wordt bepaald met behulp van een objectieve methode en wordt als volgt berekend: De toewijzing voor elke lidstaat is de som van de toewijzingen voor elk van zijn in aanmerking komende regio's, en wordt als volgt berekend: i)
er wordt een absoluut bedrag (in euro's) bepaald door vermenigvuldiging van de bevolking van de betrokken regio met het verschil tussen het bbp per inwoner van die regio, uitgedrukt in koopkrachtpariteit, en het gemiddelde bbp per inwoner van de EU-27;
ii)
op het bovengenoemde absolute bedrag wordt een percentage toegepast om de financiële toewijzing voor de betrokken regio te bepalen; dat percentage wordt naargelang van de relatieve welvaart, uitgedrukt in koopkrachtpariteit, ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27, van de lidstaat waar de in aanmerking komende regio ligt, als volgt gedifferentieerd: – voor regio's in lidstaten waarvan het niveau van het bni per inwoner minder dan [82]% van het EU-gemiddelde bedraagt: [3,3]% – voor regio's in lidstaten waarvan het niveau van het bni per inwoner tussen [82]% en [99]% van het EU-gemiddelde bedraagt: [2,1]% – voor regio's in lidstaten waarvan het niveau van het bni per inwoner meer dan [99]% van het EU-gemiddelde bedraagt: [1,7]%;
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 5 DQPG L
iii)
aan het met stap ii) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van [800 EUR] per werkloze per jaar die geldt voor het aantal werklozen in die regio boven het aantal werklozen dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde werkloosheidspercentage van alle minder ontwikkelde regio's van de EU zou hebben;
iv)
[aan het met stap iii) verkregen bedrag wordt in voorkomend geval een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van [4] EUR per persoon per jaar die geldt voor de bevolking van steden met meer dan 250.000 inwoners.] OF [Er komt geen stadspremie.]
14. Het resultaat van de toepassing van deze methode wordt gebonden aan een maximum.
[Toewijzingsmethode voor overgangsregio's
15. Het specifieke niveau van de toewijzingen voor elke lidstaat wordt bepaald met behulp van een objectieve methode en wordt als volgt berekend:
De toewijzing voor elke lidstaat is de som van de toewijzingen voor elk van zijn in aanmerking komende regio's, en wordt als volgt berekend:
i)
bepaling van de minimale en maximale theoretische steunintensiteit voor elke in aanmerking komende overgangsregio. Het minimumniveau van de steun wordt bepaald door de gemiddelde steunintensiteit per inwoner per lidstaat [voor [twee derde] het regionale veiligheidsnet en de bonus voor stadsbevolking] die wordt toegewezen aan de meer ontwikkelde regio's van die lidstaat. Het maximumniveau van de steun heeft betrekking op een theoretische regio met een bbp per inwoner van [75%] van het EU-27 gemiddelde en wordt berekend volgens de in punt 13, onder i) en ii), beschreven methode. Van het volgens die methode verkregen bedrag wordt [75%] meegeteld;
ii)
de berekening van initiële regionale toewijzingen, rekening houdend met het regionale bbp per inwoner door een lineaire interpolatie van de relatieve welvaart van de regio ten opzichte van de EU-27;
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 6 DQPG L
iii)
aan het met stap ii) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van [400 EUR] per werkloze per jaar die geldt voor het aantal werklozen in die regio boven het aantal werklozen dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde werkloosheidspercentage van alle convergentieregio's van de EU zou hebben;
iv)
[aan het met stap iii) verkregen bedrag wordt in voorkomend geval een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van [4] EUR per persoon per jaar die geldt voor de bevolking van steden met meer dan 250.000 inwoners.] OF [Er komt geen stadspremie.]
OF [Andere toewijzingsmethoden voor regio's tussen [75%] en [90%] van het EU-gemiddelde.] 16. Het resultaat van de toepassing van deze methode wordt gebonden aan een maximum. Toewijzingsmethode voor meer ontwikkelde regio's 17. De totale initiële theoretische toewijzing wordt verkregen door de gemiddelde steunintensiteit per inwoner en per jaar van [22,6] EUR te vermenigvuldigen met de in aanmerking komende bevolking. 18. Het aandeel van elke betrokken lidstaat is de som van de aandelen van zijn in aanmerking komende regio's, die worden bepaald volgens de onderstaande criteria, gewogen zoals vermeld: -
totale regionale bevolking (weging [25%]),
-
aantal werklozen in regio's van NUTS-niveau 2 met een werkloosheidspercentage boven het gemiddelde van alle meer ontwikkelde regio's (weging [20%]),
-
toe te voegen werkgelegenheid om het Europa 2020-streefcijfer van 75% voor het regionale werkgelegenheidspeil (leeftijdsgroep 20-64) te halen (weging [20%]),
-
aantal mensen in de leeftijdsgroep 30-34 met een tertiaire opleiding dat erbij moet komen om het Europa 2020-streefcijfer van 40% te halen (weging [12,5%]),
-
aantal vroegtijdige schoolverlaters in de leeftijdsgroep 18-24 waarmee het totale aantal moet verminderen om het Europa 2020-streefcijfer van 10% te halen (weging [12,5%]),
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 7 DQPG L
-
verschil tussen het waargenomen bbp van de regio (in KKS) en het theoretische regionale bbp indien de regio hetzelfde bbp per inwoner zou hebben als de meest welvarende regio van NUTS-niveau 2 (weging [7,5%]),
-
bevolking van regio's van NUTS-niveau 3 met een bevolkingsdichtheid onder [12,5 inwoners per km2] (weging [2,5%]).
[Aan het verkregen bedrag wordt in voorkomend geval een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van [4] EUR per persoon per jaar die geldt voor de bevolking van steden met meer dan 250.000 inwoners.] OF [Er komt geen stadspremie.]
Toewijzingsmethode voor het Cohesiefonds
19. De theoretische totale toewijzing wordt verkregen door de gemiddelde steunintensiteit per inwoner van [50] EUR te vermenigvuldigen met de in aanmerking komende bevolking. De toewijzing uit deze theoretische totale toewijzing waarop iedere in aanmerking komende lidstaat a priori recht heeft, komt overeen met een percentage dat is gebaseerd op zijn bevolking, oppervlakte en nationale welvaart, en dat is verkregen door toepassing van de volgende stappen:
i)
er wordt een rekenkundig gemiddelde berekend van het aandeel van de bevolking en de oppervlakte van de betrokken lidstaat in de totale bevolking en oppervlakte van alle in aanmerking komende lidstaten. Indien evenwel het aandeel van een lidstaat in de totale bevolking zijn aandeel in de totale oppervlakte met een factor 5 of meer overschrijdt, dat wil zeggen indien die lidstaat een uiterst hoge bevolkingsdichtheid heeft, wordt voor deze stap alleen rekening gehouden met het aandeel in de totale bevolking;
ii)
op de aldus verkregen percentages wordt een coëfficiënt toegepast gelijk aan een derde van het percentage waarmee het bni per inwoner (KKS) van de betrokken lidstaat voor de betrokken periode [2008-2010] boven of onder het gemiddelde bni per inwoner van alle in aanmerking komende lidstaten ligt (welk gemiddelde wordt weergegeven als 100%).
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 8 DQPG L
20. Gezien de aanzienlijke behoeften op het gebied van vervoers- en milieu-infrastructuur van de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden, wordt hun aandeel in het Cohesiefonds bepaald op [een derde] van de gemiddeld gedurende die periode ontvangen totale uiteindelijke financiële toewijzing na plafonnering (structuurfondsen en Cohesiefonds tezamen).
21. [De lidstaten die in 2013 volledig in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, maar waarvan het nominale bni per inwoner meer bedraagt dan 90% van het gemiddelde bni per inwoner van de EU-27, ontvangen bij wijze van bijzondere overgangsmaatregel steun uit het Cohesiefonds. Deze overgangssteun bedraagt [50] EUR per inwoner in 2014 en zal tot eind 2020 geleidelijk worden afgebouwd.]
22. Het resultaat van de toepassing van deze methode wordt gebonden aan een maximum.
Toewijzingsmethode voor "Europese territoriale samenwerking"
23. De toewijzing van middelen per lidstaat voor grensoverschrijdende en transnationale samenwerking is gelijk aan de gewogen som van het aandeel in de bevolking van de grensregio's en van het aandeel in de totale bevolking van elke lidstaat. Het gewicht wordt bepaald door de respectieve aandelen van de grensoverschrijdende en de transnationale dimensie. Het aandeel van de grensoverschrijdende en de transnationale samenwerking is respectievelijk [77,9]% en [22,1]% .
Toewijzingsmethode voor ultraperifere en dun bevolkte regio's
24. Ultraperifere regio's en noordelijke dunbevolkte regio's van NUTS-niveau 2 ontvangen een extra speciale toewijzing met een steunintensiteit van [20] EUR per inwoner per jaar. De toewijzing zal per regio en per lidstaat evenredig aan de totale bevolking van die regio's worden verstrekt.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 9 DQPG L
Plafonnering
25. In een streven naar passende concentratie van middelen uit het cohesiefonds op de minst ontwikkelde regio's en lidstaten, en naar verkleining van de verschillen in de gemiddelde steunintensiteit per inwoner, wordt het plafond voor overdrachten aan elke afzonderlijke lidstaat bepaald op [2,5]% van het bbp. De plafonnering wordt op jaarbasis toegepast en zal in voorkomend geval alle overdrachten aan de betrokken lidstaat (behalve voor de meer ontwikkelde regio's en "Europese territoriale samenwerking") evenredig verminderen om uit te komen op de maximumoverdracht. [Voor de lidstaten die voor 2013 tot de Unie zijn toegetreden en waarvan de gemiddelde reële bbp-groei in 2008-2010 kleiner was dan het gemiddelde van de EU-27, wordt het plafond voor overdrachten bepaald op [2,x]% van het bbp.]
26. [Het maximumniveau van de toewijzingen aan elke afzonderlijke lidstaat voor de periode 2014-2020 wordt bepaald op [X] % van zijn individuele totale toewijzing voor 2007-2013. Voor de lidstaten die op 1 januari 2007 tot de Unie zijn toegetreden wordt het maximumniveau van de toewijzingen bepaald op [X] % van 7/5 van hun individuele totale toewijzing voor de periode 2009-2013. Het maximumniveau van de toewijzingen geldt niet voor lidstaten die na 1 januari 2007 tot de Unie zijn toegetreden.]
Veiligheidsnetten
27. Voor alle regio's met in de periode 2007-2013 een bbp per inwoner van minder dan 75% van het gemiddelde van de EU-25, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75% van het gemiddelde van de EU-27, komt het minimumsteunniveau in 2014-2020 overeen met een degressief percentage van hun vroegere indicatieve gemiddelde jaarlijkse toewijzing in het kader van de convergentietoewijzing, zoals berekend door de Commissie binnen het meerjarig financieel kader 2007-2013. Deze percentages bedragen [xx%] in 2014, [xx%] in 2015, [xx%] in 2016, [xx%] in 2017, [xx%] in 2018, [xx%] in 2019 en [xx%] in 2020. In de periode 2014-2020 zal de totale steun ten minste [55% - 2/3] vertegenwoordigen van de steun in de periode 2007-2013.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 10 DQPG L
28. De totale toewijzing (Cohesiefonds en structuurfondsen) voor een lidstaat komt overeen met [55]% van zijn individuele totale toewijzing voor 2007-2013. De aanpassingen die nodig zijn om aan dit voorschrift te voldoen, worden evenredig toegepast op de toewijzingen van het Cohesiefonds en de structuurfondsen, met uitzondering van de toewijzingen in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking". Medefinancieringspercentages 29. Het medefinancieringspercentage van elk prioritair zwaartepunt van operationele programma's voor het doel "investeren in groei en werkgelegenheid" bedraagt niet meer dan: a)
[75 - 85]% voor het Cohesiefonds;
b)
[75 - 85]% voor de minder ontwikkelde regio's van de lidstaten met een gemiddeld bbp per inwoner voor de periode 2007-2009 van minder dan [85]% van het gemiddelde van de EU-27 voor dezelfde periode, en voor de ultraperifere gebieden;
c)
[75 - 80]% voor de minder ontwikkelde regio's van andere lidstaten dan bedoeld onder b) die op 1 januari 2014 in aanmerking komen voor de overgangsregeling van het Cohesiefonds;
d)
[75]% voor de minder ontwikkelde regio's van de andere lidstaten dan bedoeld onder b) en c) en voor alle regio's met een bbp per inwoner voor de periode 2007-2013 van minder dan 75% van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75% van het gemiddelde bbp van de EU-27;
e)
[60]% voor de andere overgangsregio's dan de onder d) bedoelde;
f)
[50]% voor de andere meer ontwikkelde regio's dan de onder d) bedoelde.
Het medefinancieringspercentage van elk prioritair zwaartepunt van operationele programma's voor het doel "Europese territoriale samenwerking" bedraagt niet meer dan [75]%. [Voor programma's waaraan minstens één minder ontwikkelde regio deelneemt, kan het medefinancieringspercentage voor het doel "Europese territoriale samenwerking" worden verhoogd tot [85]%.] Het medefinancieringspercentage van de aanvullende toewijzing voor de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden en de regio's van NUTS-niveau 2 die aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij het Verdrag betreffende de toetreding van Finland, Oostenrijk en Zweden voldoen, bedraagt ten hoogste [50]%.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 11 DQPG L
30. Verhoging van betalingen voor lidstaten met tijdelijke begrotingsproblemen. a)
[Een hoger medefinancieringspercentage ([10] procentpunten hoger) kan worden toegepast wanneer een lidstaat financiële bijstand ontvangt op grond van de artikelen 136 of 143 VWEU, zodat de nationale begrotingen in tijden van begrotingsconsolidatie minder onder druk komen te staan, terwijl de EU-financiering in totaal op hetzelfde niveau blijft.]
OF b)
[Teneinde volledig recht te doen aan het beginsel van medefinanciering mogen de in de voorgaande alinea vermelde niveaus niet worden verhoogd indien een lidstaat financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangt].
FIACIERIGSFACILITEIT VOOR EUROPESE VERBIDIGE (CEF) 31. Vervoers-, energie- en digitale netwerken die onderling met elkaar zijn verbonden zijn belangrijk om de Europese interne markt te kunnen voltooien. Investeringen in sleutelinfrastructuur met een grote toegevoegde waarde voor de EU kunnen bovendien een impuls geven aan Europa's concurrentiekracht op de middellange en lange termijn in het huidige moeilijke economische klimaat, dat wordt gekenmerkt door trage groei en krappe overheidsbegrotingen. Ten slotte helpen dergelijke investeringen in infrastructuur de EU ook bij de verwezenlijking van haar doelstellingen inzake duurzame groei, die zijn geformuleerd in de Europa 2020-strategie, en haar "20-20-20"-doelstellingen op het gebied van energie en klimaatbeleid. Tegelijkertijd doen deze maatregelen niets af aan de belangrijkste verantwoordelijkheden van de marktdeelnemers wat planning en investeringen op het gebied van energie en digitale infrastructuur betreft. 32. De financiële middelen voor de uitvoering van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen over de periode 2014-2020 bedragen xx EUR. Dat bedrag wordt als volgt tussen de sectoren verdeeld: a)
vervoer: [63,4]% gelijk aan XX EUR, [waarvan [31,5]% gelijk aan [xx EUR] wordt overgedragen uit het Cohesiefonds om overeenkomstig de CEF-verordening te worden besteed in de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds];
b)
energie: [18,2]% gelijk aan XX EUR;
c)
telecommunicatie: [18,4]% gelijk aan XX EUR;
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 12 DQPG L
De Commissie kan als een integrerend deel van de CEF financiële instrumenten gebruiken. Het totale volume aan middelen die gebruikt worden voor financiële instrumenten mag niet hoger zijn dan [x] miljoen EUR.
33. [De overdracht uit het Cohesiefonds voor vervoersinfrastructuur in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen komt ten goede aan de uitvoering van projecten die zijn vermeld in de bijlage bij de CEF-verordening],
a) [waarbij de grootst mogelijke prioriteit wordt gegeven aan projecten die stroken met de nationale toewijzingen uit het Cohesiefonds.] OF b) [Alternatieve bepalingen betreffende de overdracht van fondsen uit het Cohesiefonds naar de CEF.] OF c) [Er vinden geen overdrachten plaats uit het Cohesiefonds naar de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.]
LEVESMIDDELE VOOR BEHOEFTIGE
[moet uit het deel over het cohesiebeleid worden overgeheveld naar een nog te bepalen plaats in het onderhandelingspakket.]
34.
[De steun voor levensmiddelen voor behoeftigen bedraagt xx EUR en zal ondergebracht worden in rubriek [2] OF [3].]
OF
[Het voedselhulpprogramma voor behoeftigen wordt na 2013 niet voortgezet.]
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 13 DQPG L
RUBRIEK 2 - DUURZAME GROEI: ATUURLIJKE HULPBROE 35. Doel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is de productiviteit van de landbouw te vergroten door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te bewerkstelligen, en de landbouwers zodoende een redelijke levensstandaard te garanderen, met name door het individuele loon van in de landbouw werkzame personen te verhogen, de markten te stabiliseren, en een voldoende aanbod en redelijke prijzen bij de levering aan de consument te garanderen. Er dient rekening te worden gehouden met de maatschappelijke structuur van de landbouw en met de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden. 36. Tegen die achtergrond moeten de hervormingen 1) rendabele voedselproductie; 2) duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaataanpak; en 3) evenwichtige territoriale ontwikkeling garanderen. Voorts moet het GLB volledig aansluiten bij de doelen van de Europa 2020-strategie, met name bij het doel van duurzame groei, met volledige inachtneming van de in het verdrag neergelegde doelstellingen van dit beleid.
37. De vastleggingskredieten voor deze rubriek, die landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij en een nieuw financieel instrument voor het milieu en een klimaataanpak omvat, mogen niet hoger zijn dan:
2014 X X
DUURZAME GROEI NATUURLIJKE HULPBRONNEN (miljoen EUR - prijzen van 2011) 2015 2016 2017 2018 2019 2020 X X X X X X waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen X X X X X X
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 14 DQPG L
38. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode 2014-2020 behoudt een tweepijlerstructuur: -
Onder de eerste pijler wordt directe steun verleend aan de landbouwers en worden marktmaatregelen gefinancierd. Rechtstreekse steun en marktmaatregelen worden volledig en uitsluitend gefinancierd uit de EU-begroting zodat de toepassing van een gemeenschappelijk beleid in de hele eengemaakte markt is gewaarborgd, met een geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS).
-
De tweede pijler van het GLB zal specifieke collectieve milieugoederen leveren, het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector verbeteren en de diversificatie van de economische activiteit en de levenskwaliteit in plattelandsgebieden, met inbegrip van regio's met specifieke problemen, bevorderen. De maatregelen in het kader van de tweede pijler zullen door de lidstaten worden gecofinancierd, wat helpt te garanderen dat de onderliggende doelstellingen worden bereikt en het hefboomeffect van het plattelandsbeleid wordt versterkt.
Pijler I: Hoogte van en model voor de herverdeling van directe steun - nadere gegevens over de convergentie in alle lidstaten 39. De directe steun zal billijker worden verdeeld over de lidstaten, rekening houdend met de bestaande verschillen [wat lonen en inputkosten betreft], door geleidelijk minder uit te gaan van bedragen uit het verleden en door oog te houden voor het algemene kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de begroting van de Unie. 40. Alle lidstaten die per hectare minder dan [90%] van het EU-gemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen, krijgen in de komende periode [een derde van] het verschil tussen hun huidige directe ontvangsten en [90%] van het EU-gemiddelde gecompenseerd. [Deze convergentie zal worden gefinancierd door alle lidstaten [die rechtstreekse betalingen boven het EU-gemiddelde ontvangen, in verhouding tot hun afstand tot het EU-gemiddelde] OF [lineair berekend]. Dat proces zal geleidelijk worden uitgevoerd, over een periode van [4] jaar, van begrotingsjaar [2015] tot en met begrotingsjaar [2018]].
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 15 DQPG L
Plafonnering van de steun voor grote landbouwbedrijven 41. De rechtstreekse betalingen voor grote ontvangers worden geplafonneerd, rekening houdend met de werkgelegenheid. De opbrengsten uit de verlaging en plafonnering van betalingen aan grote bedrijven moeten in de lidstaten blijven waarin ze zijn gegenereerd, [en moeten worden gebruikt voor de financiering van projecten die duidelijk bijdragen aan innovatie in het kader van het Elfpo] OF [en moeten worden gebruikt in het kader van het Elfpo].
OF [De rechtstreekse betalingen aan grote bedrijven worden niet geplafonneerd.] Methode voor financiële discipline 42. [Om te voorkomen dat de bedragen voor de financiering van het GLB uitstijgen boven de jaarlijkse maxima als bedoeld in het meerjarig financieel kader, moet het mechanisme voor financiële discipline dat thans is neergelegd in artikel 11 van Verordening 73/2009, en dat voorziet in aanpassing van de rechtstreekse steun wanneer volgens de vooruitzichten het submaximum van rubriek 2 in een bepaald begrotingsjaar zal worden overschreden, worden gehandhaafd, maar zonder de veiligheidsmarge van 300.000.000 EUR.] OF [Andere bepalingen in verband met financiële discipline, onder meer betreffende de mogelijkheid om de veiligheidsmarge te behouden en een ondergrens in te voeren voor de getroffen landbouwers].
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 16 DQPG L
Andere elementen in verband met de eerste pijler 43. [Het beschikbare totaalbedrag voor rechtstreekse betalingen zal van begrotingsjaar [x] naar begrotingsjaar [y] met [X]% per jaar worden verminderd.] [Het beschikbare totaalbedrag voor andere maatregelen onder de eerste pijler dan rechtstreekse betalingen zal in jaar [X] met [X]% worden verlaagd] EN/OF [gevolgd worden door een verlaging met] [[X]% per jaar].] [Het resultaat van deze twee elementen zal worden opgenomen in de tabel in punt 37.] Vergroening [van de rechtstreekse betalingen] 44. De algehele verbetering van de milieuprestatie van het GLB door de invoering van een vergroenende component van rechtstreekse betalingen in de vorm van bepaalde [door alle landbouwers toe te passen] klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, die moeten worden omschreven in de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. [Er zal de lidstaten de nodige flexibiliteit worden geboden bij de keuze van de vergroeningsmaatregelen.] Om deze praktijken te financieren, zullen de lidstaten [30] % van het jaarlijkse nationale plafond gebruiken. OF [Andere bepalingen ter verbetering van de algehele milieuprestatie van het GLB.] Flexibiliteit tussen de pijlers 45. De lidstaten mogen besluiten om ten hoogste [10 %] van hun in bijlage II bij de verordening rechtstreekse betalingen vermelde jaarlijkse nationale maxima voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die uit het Elfpo worden gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 17 DQPG L
46. De lidstaten die, na de algehele verlaging van de begroting, de geleidelijke invoering van de rechtstreekse steun en de herverdeling, rechtstreekse betalingen per hectare van minder dan [90%] van het EU-gemiddelde ontvangen, mogen besluiten om ten hoogste [5 %] van het bedrag dat is toegewezen voor steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die in de periode 2015-2020 uit het Elfpo worden gefinancierd, beschikbaar te stellen als rechtstreekse betalingen in het kader van deze verordening. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor steunmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's. Tweede pijler Beginselen voor de verdeling van de steun voor plattelandsontwikkeling 47. De steun voor plattelandsontwikkeling zal over de lidstaten worden verdeeld op basis van objectieve criteria en prestaties uit het verleden, rekening houdend met de doelstellingen van plattelandsontwikkeling en met oog voor het algemene kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de begroting van de Unie. 48. Het totale bedrag van de steun voor plattelandsontwikkeling zal EUR [X] bedragen. [De jaarlijkse verdeling ervan wordt vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad.] [De bedragen voor de individuele lidstaten zullen worden aangepast om rekening te houden met het bepaalde in de punten [41,] 45 en 46.] 49. [De Commissie maakt middels een uitvoeringshandeling een uitsplitsing per lidstaat en per jaar van de definitieve bedragen [(met inbegrip van de bedragen die door de plafonnering van de rechtstreekse betalingen gegenereerd worden)]. Bij het maken van de jaarlijkse uitsplitsing houdt de Commissie rekening met objectieve criteria en prestaties in het verleden:] [Nader te bepalen objectieve criteria betreffende: - het concurrentievermogen van de landbouw; - duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie, en - een evenwichtige territoriale ontwikkeling van de plattelandsgebieden.] OF [De verdeling van het totale bedrag voor plattelandsontwikkeling over de lidstaten is onder meer gebaseerd op objectieve criteria en prestaties uit het verleden en is als volgt: (tabel met de verdeling van de steun voor plattelandsontwikkeling over de lidstaten invoegen):] ________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 18 DQPG L
Medefinancieringspercentages voor de steun voor plattelandsontwikkeling 50. De plattelandsontwikkelingsprogramma's stellen één procentuele Elfpo-bijdrage vast die op alle maatregelen van toepassing is. Waar van toepassing wordt een afzonderlijke procentuele Elfpo-bijdrage vastgesteld voor de minder ontwikkelde regio's [, overgangsregio's] en voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93. De maximale procentuele Elfpo-bijdrage bedraagt: -
[75 - 85]% van de subsidiabele overheidsuitgaven in de minder ontwikkelde regio's en in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93;
-
[[75]% van de subsidiabele overheidsuitgaven voor alle regio's met een bbp per inwoner voor de periode 2007-2013 van minder dan 75% van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75% van het gemiddelde bbp van de EU-27];
-
[60]% van de subsidiabele overheidsuitgaven voor andere overgangsregio's dan de in het vorige streepje vermelde];
-
[50 - 55]% van de subsidiabele overheidsuitgaven in de overige regio’s;
-
[[75]% voor acties die bijdragen tot de doelstellingen van klimaatmitigatie en klimaatadaptatie];
-
de in punt 45 bedoelde bedragen die van de eerste pijler naar de tweede pijler worden overgeheveld als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling, zullen worden medegefinancierd volgens de algemene medefinancieringspercentages; OF [100]% voor de in punt 9 bedoelde bedragen die van de eerste pijler naar de tweede pijler worden overgeheveld als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 19 DQPG L
De minimale procentuele Elfpo-bijdrage bedraagt 20%. Andere maximale procentuele Elfpobijdragen zullen worden vastgesteld in de Verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo).
*
* *
51. De financiering in het kader van rubriek 2 zal ook dienen ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid, met name via het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en via kredieten voor de internationale dimensie van het GVB, en van activiteiten op klimaat- en milieugebied via het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE).
______________
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 20 DQPG L
BEPALIGE DIE RELEVAT ZIJ VOOR HET EFRO, HET ESF, HET COHESIEFODS, HET ELFPO E HET EMVF [naar een nader te bepalen plaats in het onderhandelingspakket.]
Gemeenschappelijk strategisch kader
52. Met het oog op een maximale effectiviteit en synergie zullen de structuurfondsen en het Cohesiefonds samen met het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EMVF) in een gemeenschappelijk strategisch kader worden ondergebracht. Hiertoe wordt een met de Europa 2020-strategie corresponderende lijst van thematische doelstellingen bepaald.
Macrobudgettaire conditionaliteit
53. Wanneer een nauwere band tussen het cohesiebeleid en het economisch bestuur van de Unie tot stand wordt gebracht, wordt daarmee gewaarborgd dat de doeltreffendheid van de uitgaven in het kader van de fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) stoelt op gezond economisch beleid en dat de GSK-fondsen zo nodig kunnen worden geheroriënteerd om het hoofd te bieden aan de economische problemen waarmee een land te kampen heeft.
54. De Commissie kan derhalve een lidstaat verzoeken zijn partnerschapscontract en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen wanneer dit nodig is:
a)
ter ondersteuning van de uitvoering van een tot de betrokken lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 121, lid 2, of artikel 148, lid 4, van het Verdrag, of ter ondersteuning van de uitvoering van tot de betrokken lidstaat gerichte maatregelen uit hoofde van artikel 136, lid 1, van het Verdrag;
b) ter ondersteuning van de uitvoering van een tot de betrokken lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, van het Verdrag;
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 21 DQPG L
c)
ter ondersteuning van de uitvoering van een tot de betrokken lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. .../2011 [betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden], op voorwaarde dat deze wijzigingen noodzakelijk worden geacht om macro-economische onevenwichtigheden te helpen corrigeren; of
d) om het effect van de beschikbare GSK-fondsen op de groei en het concurrentievermogen krachtens artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) nr….. zo groot mogelijk te maken, als een lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet: i)
aan de lidstaat is financiële bijstand van de Unie ter beschikking gesteld krachtens Verordening (EU) nr. 407/2010;
ii)
aan de lidstaat is financiële ondersteuning op middellange termijn ter beschikking gesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad;
iii)
aan de lidstaat is financiële bijstand in de vorm van een ESM-lening ter beschikking gesteld overeenkomstig het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM).
55. Wanneer een lidstaat nalaat doeltreffend op het verzoek van de Commissie te reageren, kan de Commissie een besluit tot opschorting van alle of een deel van de betalingen aan de betrokken programma's aannemen.
De Commissie schort alle of een deel van de betalingen en vastleggingen voor de betrokken programma's op wanneer:
a)
de Raad besluit dat de lidstaat niet voldoet aan specifieke maatregelen die de Raad overeenkomstig artikel 136, lid 1, van het Verdrag heeft vastgesteld;
b) de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8 of lid 11, van het Verdrag besluit dat de betrokken lidstaat geen doeltreffende maatregelen heeft genomen om zijn buitensporige tekort te corrigeren;
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 22 DQPG L
c)
de Raad overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. [...]/2011 [betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden] vaststelt dat de lidstaat twee opeenvolgende keren geen toereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend of de Raad overeenkomstig artikel 10, lid 4, van die verordening een besluit vaststelt waarin niet-naleving wordt geconstateerd;
d) de Commissie vaststelt dat de lidstaat geen maatregelen heeft genomen om een aanpassingsprogramma als bedoeld in Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad of Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad uit te voeren en bijgevolg besluit de uitbetaling van de aan deze lidstaat toegekende financiële bijstand niet goed te keuren; of
e)
de Raad van bewind van het Europees Stabiliteitsmechanisme vaststelt dat niet voldaan is aan de voorwaarden die zijn verbonden aan financiële bijstand uit het ESM in de vorm van een ESM-lening aan de betrokken lidstaat en bijgevolg besluit de aan deze lidstaat toegekende stabiliteitssteun niet uit te betalen.
56. Besluiten over opschortingen moeten proportioneel en doeltreffend zijn, rekening houden met de economische en sociale omstandigheden van de betrokken lidstaat en het beginsel van gelijke behandeling van lidstaten eerbiedigen, met name wat het effect van de opschorting op de economie van de betrokken lidstaat betreft.
57. [Andere mogelijke aanvullende bepalingen over de reikwijdte, de uitbreiding tot andere terreinen en het effect van macro-economische voorwaarden.]
58. De opschorting moet worden beëindigd en er moeten weer fondsen voor de betrokken lidstaat beschikbaar zijn zodra deze de noodzakelijke actie onderneemt.
Prestatiereserve
59. Ex-postvoorwaarden leiden tot meer prestatiegerichtheid en dragen bij tot het verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 23 DQPG L
60. Prestatiereserve [Zij worden gebaseerd op het bereiken van mijlpalen in verband met streefcijfers voor financiële en resultaatgebonden indicatoren die zijn gekoppeld aan Europa 2020doelstellingen voor programmaprioriteiten. [X]% van de begroting van de betrokken fondsen wordt apart gezet en bij een evaluatie van de prestaties halverwege toegewezen aan de programmaprioriteiten van een lidstaat die de betrokken mijlpalen heeft bereikt. ] OF [Een lidstaat kan op eigen initiatief besluiten een nationale prestatiereserve voor het doel "Investeringen voor groei en banen" bestaande uit [X]% van zijn totale toewijzing in te stellen.]
61.
Middelen kunnen worden opgeschort bij niet bereiken van de mijlpalen in het prestatiekader en kunnen worden ingetrokken bij ernstig onderpresteren wat het bereiken van de programmastreefdoelen betreft.
Voorfinancieringspercentages
62. [De voorfinancieringsbetaling bij de start van een programma waarborgt dat de lidstaat de middelen heeft om begunstigden al vanaf de aanvang van het programma steun te verlenen bij de uitvoering ervan. Derhalve moeten de volgende voorfinancieringspercentages gelden voor het EFRO, het ESF en het CF: De initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt: a)
in 2014: [2]% van het steunbedrag uit de fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;
b)
in 2015: [1]% van het steunbedrag uit de fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;
c)
in 2016: [1]% van het steunbedrag uit de fondsen aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode;
Als een operationeel programma in 2015 of later wordt vastgesteld, worden de vroegere tranches in het jaar van vaststelling betaald.
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 24 DQPG L
Voor het EFRO en het EMVF zal de initiële voorfinanciering in totaal ook [4] % bedragen, met maximaal drie tranches, waarvan de eerste [2] % bedraagt.] OF [In de periode 2014-2016 vindt geen voorfinanciering plaats.]
Verdere regelgeving
63. Alle programma's worden onderworpen aan een vrijmakingsprocedure, die wordt vastgesteld volgens het beginsel dat de aan een vastlegging verbonden bedragen welke niet binnen een periode van [N+2] onder een voorfinanciering of betalingsverzoek vallen, worden vrijgemaakt. [Met betrekking tot door het EFRO, het ESF en het CF ondersteunde programma's geldt de vrijmaking niet voor de vastlegging van de begroting 2014. Met het oog op de vrijmaking zal telkens een zesde van de vastlegging voor 2014 worden toegevoegd aan de vastleggingen voor de begrotingen 2015 tot en met 2020.]
_____________
________________________________________________________________________________ 9772/12 cre/RTS/lst 25 DQPG L