Nummer: INF/MDT/1115 Brussel, 1 december 2011
Aan de instanties die erkend multidisciplinaire verslagen af te leveren
zijn
om
Aan de voorzitter en de leden van de permanente werkgroep “Inschrijvingen en Evaluaties” en “Individuele Materiële Bijstand en Universal Design” Aan de voorzitter en de leden van de Bijzondere Bijstandscommissie Aan de organisaties die erkend zijn om de Personen met een handicap of hun gezinnen te vertegenwoordigen Aan de voorzitter en de leden van de Provinciale Evaluatiecommissies en de Adviescommissies Aan de experts voor gespecialiseerde persoonlijke adviesverlening. Aan de voorzitter Toezichtscomité
en
de
leden
van
het
Aan het Agentschap Inspectie
Vragen naar: Charlotte De Ketelaere, T 02 225 85 47, e-mail:
[email protected]
Betreft : Aanpassing Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001
Geachte mevrouw Geachte heer In deze infonota vindt u een overzicht van de aanpassingen aan het IMB-besluit (besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001) die zullen ingaan vanaf 1 januari 2012 (rubriek I). Tevens wensen u ook reeds op de hoogte te brengen van enkele bijkomende wijzigingen aan de refertelijst die één maand later (op 1 februari 2012) zullen ingaan (rubiek II).
1
I. Aanpassing IMB-besluit voor aanvragen vanaf 1 januari 2012 1. Nieuwe toepassing van het meerkostenprincipe: de basiskost Hulpmiddelen betekenen vaak een meerkost voor de persoon met een handicap. De refertebedragen op zich zijn echter niet eenvoudig af te stemmen op de individuele meerkost van de persoon met een handicap. Hierdoor werd het idee van de basiskost ontwikkeld. Dit is de kost van een standaardproduct (basiskost genoemd) dat een valide persoon in dezelfde omstandigheden kan gebruiken (bvb. een gewone fiets als standaardproduct ten overstaan van een tandem voor de persoon met een handicap). Voor de bepaling wordt de prijs van een product voor een gemiddelde valide persoon als referentie genomen. Voor hulpmiddelen met een meerkost ten overstaan van een standaardproduct zal deze basiskost in mindering worden gebracht, ook indien daardoor minder dan het refertebedrag wordt uitbetaald. Een uitzondering blijft, mits voldoende motivering, mogelijk in het geval een tussenkomst wordt toegekend bij een ZUZ. De basiskost geldt enkel voor hulpmiddelen die in de refertelijst zijn opgenomen en wordt, waar dat relevant is, in de refertelijst vermeld. Concreet zal de basiskost waar die van toepassing is in mindering gebracht worden van het bedrag vermeld op de ingediende factuur. Het restbedrag wordt in aanmerking genomen voor terugbetaling via het toegekende refertebedrag. 2. Bijzondere Bijstandscommissie Op 1 januari 2011 werd in de regelgeving opgenomen dat aanvragen in het kader van de zeer uitzonderlijke zorgbehoefte het verschil van de kostprijs van het gevraagde hulpmiddel met het refertebedrag minimaal € 250 moet bedragen. Met deze aanpassing vermijdt men dat veel vragen met een kleine (meer)kost voor de aanvrager een uitvoerige administratieve procedure moeten doorlopen. Deze financiële drempel voor de ZUZ en voor de hulpmiddelen en aanpassingen die niet in de refertelijst voorkomen, wordt voor aanvragen vanaf 1 januari 2012 op € 300 gebracht. 3. Uitbreiding van de lijst hulpmiddelen en aanpassingen die niet vanuit het IMB-budget kunnen worden ten laste genomen In het BVR van 13 juli 2001 wordt in artikel 7 bepaald welke kosten in geen geval ten laste kunnen worden genomen. Dit artikel wordt nu uitgebreid met de expliciete vermelding van volgende zaken: -
standaard personal computer (desktop of laptop), standaard beeldscherm of groot beeldscherm, televisiescherm, TV-voorzetscherm, telefoonversterker of telefoontoestel met ingebouwde versterking, faxtoestel of toestel met analoge functie, aanhangfiets met één wiel, fietskar of aanhangwagen, badopstapje, badplank, badverkorter, badzit, badstoel, bedtafel, toiletrugleuning, toiletverhoging, toiletzitkussen, serveerwagen,
2
-
sleutelgreepaanpassingen, leeslamp, leesplank, leestafel, memorecorder, sprekende basisrekenmachine, sprekende huishoudweegschaal, sprekende wekker, sprekende personenweegschaal, sprekende labelpen.
Daarnaast worden ook de hulpmiddelen voor gebruik in een voorziening duidelijker afgebakend en uitgesloten van terugbetaling. Voorzieningen ontvangen werkingsmiddelen en infrastructuursubsidies afhankelijk van de doelgroepen waarop zij zich richten. Het IMB-budget kan dus niet zonder meer elke aanvraag ten laste nemen. Tot het IMB-budget behoren de hulpmiddelen voor individueel gebruik. Hulpmiddelen voor collectief gebruik komen niet in aanmerking voor subsidiëring. Dit zijn hulpmiddelen die door meerdere personen, eventueel opeenvolgend, kunnen gebruikt worden, eventueel mits een omkeerbare individuele aanpassing. Voor zover de uitrusting als redelijkerwijze noodzakelijk kan worden beschouwd voor de doelgroep waarop de voorziening zich richt, omvat dit onder andere: -
-
uitrusting en meubilair voor het zitten, slapen, douchen, maken van transfers en tillen; de aanpassingen van de slaap-, leef- en badkamer met inbegrip van de eventuele aanvullende uitrusting; ADL-hulpmiddelen voor het wassen, baden, douchen en slapen; signalerings- en omgevingsbedieningssystemen met uitzondering van de zender en de geïndividualiseerde aangepaste bediening als gebruik gemaakt wordt van een systeem dat geïntegreerd is in de rolstoelbesturing of in een communicatietoestel; aanpassing van het gebouw in functie van toegankelijkheid.
4. Eindige beslissingen worden afgesloten De IMB-aanvragen die dateren van de periode 2002 - juni 2004 zijn eindige beslissingen. Deze beslissingen werden samengevoegd in de zogenoemde eindige korven. De eerste eindige beslissingen liepen af in 2006. Het VAPH is echter blijven doorgaan met het ten laste nemen van hulpmiddelen toegekend met deze beslissingen ook als ze na de einddatum vermeld in de beslissing werden aangekocht. De reden hiervoor lag in het feit dat men wou vermijden dat er massaal nieuwe aanvragen zouden worden ingediend in een periode dat de doorlooptijden voor afhandeling van aanvragen een probleem vormden. Een reglementaire rechtzetting van deze tenlastenemingen is nu aan de orde. Temeer omdat er steeds minder gebruik wordt gemaakt van deze beslissingen. Het agentschap kan de aankopen op basis van voormelde beslissingen nog ten laste nemen voor zover de aankoop gebeurde voor de datum van inwerkintreding van het aangepaste besluit (1 januari 2012). 5. Residuariteit en mobiliteitshulpmiddelen De rolstoelregelgeving werd aangepast op een aantal punten. 5.1. Subsidiëring van de tweede rolstoel binnen de hernieuwingstermijn De voorwaarden voor tussenkomst in een tweede rolstoel worden concreter gesteld:
3
1°de persoon met een handicap verblijft in een semi-residentiële of residentiële voorziening. De eerste rolstoel kan niet vervoerd worden en de persoon heeft ook thuis een rolstoel nodig; 2°de persoon met een handicap moet in de woonomgeving een verdieping overbruggen en beschikt hiervoor alleen over een traplift of een rolstoelontoegankelijke lift; 3°de persoon met een handicap heeft van het ziekenfonds, het RIZIV of het VAPH een tussenkomst verkregen in de kosten van aankoop van een elektronische rolstoel. Bijkomend moet aan volgende voorwaarden worden voldaan: 1° Het RIZIV verleent geen tegemoetkoming voor de tweede rolstoel; 2° De aanvraag betreft een manuele rolstoel; 3° Er moet steeds een factuur of een offerte van de tweede rolstoel worden bezorgd aan het VAPH. Voor de mobiliteitshulpmiddelen bedoeld in de bijlage II van het IMB-besluit is juridisch gezien de primaire rol toegewezen aan het RIZIV. De agentschappen spelen op dit vlak slechts een aanvullende of residuaire rol. Voor het VAPH betekent dit dat het instaat voor het onderhoud en herstel van rolstoelen, de tegemoetkoming voor een tweede, secundaire rolstoel en de omgevingsbesturing (domotica-zender) geïntegreerd in het besturingssysteem van de elektronische rolstoel. Doordat het VAPH zijn subsidie voor de tweede rolstoel beperkt tot de nomenclatuurwaarde van een manuele rolstoel (€ 795,83), moet het duidelijk zijn dat voor wat betreft de elektronische rolstoel het RIZIV nu de hoofdverantwoordelijkheid draagt. Het voorstel van het VAPH wordt gesteund door de vastgestelde inspanningen van het RIZIV om de nomenclatuur verder uit te breiden zodat vandaag kan gesteld worden dat voor iedere persoon ofwel in de nomenclatuur een adequaat mobiliteitshulpmiddel voor handen is, ofwel dat via de procedure van maatwerk een adequate oplossing kan geboden worden. 5.2. Hernieuwing tweede rolstoel De aanpassing aan de regelgeving houdt ook in dat een aanvraag voor de hernieuwing van een tweede, door het VAPH gesubsidieerde rolstoel na het verstrijken van de hernieuwingstermijn rechtstreeks bij het VAPH kan worden ingediend. 5.3. Niet-genomenclatureerde rolstoelen en supplementen Voor elk type rolstoel en voor elk van de onderdelen van de rolstoel (de zgn. lijst aanpassingen), inclusief elk type van aandrijf- of besturingssysteem, zijn er in de huidige nomenclatuur meerdere oplossingen te vinden zonder enige oplegkost voor de persoon. Enkel voor enkele bijzondere opties zoals een platform voor beademing zijn er vandaag nog tekortkomingen. Niet-genomenclatureerde rolstoelen en aanpassingen kunnen dan ook enkel nog in aanmerking komen indien er geen genomenclatureerd alternatief bestaat voor specifieke functiebeperkingen van de aanvrager en als er geen sprake kan zijn van maatwerk. De tenlasteneming van deze kosten zullen bovendien enkel nog mogelijk zijn wanneer dezelfde garanties worden geboden qua veiligheid en doelmatigheid als voor producten die wel in de ZIVnomenclatuur zijn opgenomen. 5.4. Orthopedische driewielfietsen Vorig jaar heeft het RIZIV enkele voorwaarden voor tegemoetkoming voor orthopedische driewielfietsen aangepast. De voorwaarde van zelfstandig gebruik op de openbare weg werd geschrapt en de lijst van producten werd verder uitgebreid zodat een residuaire rol voor het VAPH niet langer nodig is en enkel voor onduidelijkheid op het vlak van bevoegdheid zorgt. Het RIZIV wordt met deze aanpassing als enige bevoegd voor subsidie van de aankoop van de driewieler, het VAPH blijft bevoegd voor het onderhoud en de eventuele herstellingskosten ervan.
4
5.5. standaard en modulaire duwwandelwagens en buggy’s groot formaat De nomenclatuur werd uitgebreid met enkele volledig terugbetaalbare duwwandelwagens voor kinderen. Het betreft duwwandelwagens van de types die in de nomenclatuur zijn omschreven als een standaard duwwandelwagen of een modulaire duwwandelwagen. Deze types van duwwandelwagens zijn voor bepaalde doelgroepen minstens een even adequate oplossing als de grote buggy’s voor kinderen die het VAPH als niet-genomenclatureerde oplossing subsidieerde. Er blijft echter een probleem voor de volgende 2 groepen van kinderen, die vandaag bij het RIZIV niet behoren tot de doelgroep van een standaard of modulaire duwwandelwagen: 1° kinderen vanaf vijf jaar met gedragsproblemen die om veiligheidsredenen buitenshuis met een duwwandelwagen moeten verplaatst worden; 2° kinderen met een vertraagde psychomotorische ontwikkeling waardoor de stapfunctie nog niet geheel is ontwikkeld, maar waarvan de verplaatsingsfunctie binnenhuis alleen licht is gestroomd maar buitenshuis hebben ze een duwwandelwagen nodig om zich over lange afstanden te verplaatsen Vandaar dat er enerzijds werd beslist dat het VAPH geen tegemoetkomingen meer verleent voor een standaard duwwandelwagen voor kinderen en voor een modulaire duwwandelwagen voor kinderen en een uitzondering maakt voor buggy’s groot formaat. Deze buggy’s groot formaat volstaan voor de verplaatsingen buitenshuis van de hiervoor vermelde categorieën van kinderen. Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt 80% van de aankoopprijs met een maximum van € 446,10, niet geïndexeerd bedrag. Het VAPH blijft instaan voor het onderhoud en herstel van alle duwwagens voor kinderen. 5.6. Geen derde rolstoel i.p.v. derde verstrekking In de huidige regelgeving wordt bepaald dat het agentschap geen derde verstrekking kan ten laste nemen. Dit gaf in een aantal gevallen problemen voor het subsidiëren van een tweede rolstoel. Een verstrekking kan namelijk ook op een orthopedische driewieler slaan. Doordat het RIZIV nu ook zelf meerdere cumuls mogelijk maakt zoals een rolstoel en een orthopedische driewieler, zal het VAPH geen derde rolstoel subsidiëren i.p.v. een derde verstrekking te weigeren. Zo kan ook iemand die een rolstoel met een orthopedische driewieler cumuleert het recht verkrijgen op een tweede rolstoel indien dit noodzakelijk is. 6. Aanpassing van de Bijlage III op het vlak van Communicatiehulpmiddelen en pedagogische begeleiding 6.1. Communicatiehulpmiddelen Aan de bijlage III bij het IMB-besluit worden een aantal criteria toegevoegd voor het toekennen van statische en dynamische communicatietoestellen. Voor de toekenning van dynamische en statische communicatietoestellen, mag er geen sprake meer zijn van behandelingsmogelijkheden om de communicatieproblematiek te compenseren. De persoon moet ook over de mogelijkheden beschikken om met de verschillende functies van het communicatietoestel kunnen omgaan. Rond de advisering van communicatietoestellen werkt het Kenniscentrum Hulpmiddelen (KOC) momenteel aan een gedetailleerde leidraad in overleg met de experts binnen dit domein. Bedoeling is dat deze leidraad bij het ingaan van de aangepaste regelgeving aan de MDT’s bezorgd wordt en gebruikt zal worden door de MDT’s om aanvragen rond communicatiehulpmiddelen te behandelen. Het agentschap kan vanaf 1 januari 2012 een tegemoetkoming verlenen voor statische communicatiesystemen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
5
1° de persoon kan zich niet verstaanbaar uitdrukken door middel van spraak, ook niet met een stemversterker; 2° er wordt aangetoond dat alle gebruikelijke vormen van behandeling geen resultaten hebben opgeleverd of niet mogelijk zijn als oplossing voor het communicatieprobleem; 3° er wordt aangetoond dat communicatietechnieken of niet-technologische hulpmiddelen niet toereikend zijn om het communicatieprobleem op te lossen; 4° de persoon beschikt over functionele mogelijkheden op het vlak van motoriek, visus, gehoor en cognitie om de functies van het toestel zelfstandig te kunnen gebruiken; 5° er wordt aangetoond dat de persoon met het communicatiesysteem op een actieve en effectieve manier communiceert; 6° de persoon communiceert met het gevraagde communicatiesysteem in verschillende, relevante sociale contexten, waarin het getest werd op zijn bruikbaarheid en effectiviteit zoals vermeld in punt 4° en 5°. Het agentschap kan een tegemoetkoming verlenen voor dynamische communicatiesystemen als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7, en aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° een statisch systeem is, gelet op de intellectuele mogelijkheden van de persoon en het beperkte aantal boodschappen van het systeem, ontoereikend of de bediening ervan is niet mogelijk ten gevolge van fysieke of zintuiglijke beperkingen; 2° er bestaat geen alternatief dat werkt door middel van tekstinvoer, en dat het communicatieprobleem oplost. 6.2. Pedagogische begeleiding De criteria voor een tegemoetkoming voor pedagogische begeleiding worden verduidelijkt in de regelgeving. De tegemoetkoming kan toegekend worden voor het behalen van een eerste graduaatsdiploma of een eerste graad van bachelor en een eventuele eerste master voor een opleiding aan een hogeschool of universiteit in Vlaanderen. De toekenning van het refertebedrag moet jaarlijks opnieuw gebeuren. Het aantal toekenningen is echter beperkt. Voor het behalen van een eerste diploma als gegradueerde of een eerste graad van bachelor kan de tegemoetkoming maximaal gedurende 4 jaren toegekend worden. Voor het behalen van een eerste graad van master kan de tegemoetkoming maximaal gedurende 3 jaren toegekend worden. Enkel inhoudelijke begeleiding buiten de lesuren kan in aanmerking genomen worden voor een opleiding binnen het hoger onderwijs en de pedagogische begeleider moet aantonen dat hij of zij op een vergelijkbaar opleidingsniveau geslaagd is voor de vakken waarvoor de begeleiding gevraagd wordt. Jaarlijks moeten er enkele documenten ingediend worden om een goedkeuring voor het refertebedrag te kunnen krijgen: een inschrijvingsbewijs in een onderwijsinstelling van het type hoger onderwijs voor een opleiding die leidt tot een diploma type hoger onderwijs (gegradueerde, bachelor of master); een overeenkomst tussen de betrokken persoon met een handicap en de begeleiders of begeleidende dienst waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen zijn vastgelegd;
6
een gestructureerd voorstel tot pedagogische begeleiding bij de hogere studies met aandacht voor de volgende aspecten: o o o o o o o
initiatieven en acties van de begeleidende dienst van de onderwijsinstelling in functie van de pedagogische hulp; de pedagogische hulp die door de student zelf wordt georganiseerd; de inhoud en het voorwerp van de pedagogische hulp in functie van de functiestoornis van de betrokken persoon met een handicap; informatie over wie de begeleiding en vorming van de pedagogische begeleiders coördineert; in voorkomend geval informatie over de begeleidende dienst en de contactpersoon ervan; een overzicht van de begeleiders met voorlegging van een document waaruit blijkt dat ze op een vergelijkbaar opleidingsniveau geslaagd zijn voor de vakken waarvoor zij pedagogische begeleiding aanbieden; een overeenkomst tussen de betrokken persoon met een handicap en de begeleiders of begeleidende dienst waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen zijn vastgelegd.
Het agentschap betaalt de ingediende facturen uit indien deze volgende details bevatten: een overzicht van het aantal gepresteerde uren per begeleider gedurende de periode waarop de facturatie slaat; een overzicht van de bedragen die per pedagogische begeleider worden aangerekend; de facturen moeten door de betrokken persoon met een handicap voor akkoord zijn getekend. Het refertebedrag wordt bovendien aangepast naar een jaarlijkse vergoeding van maximaal € 6.600.
II. Aanpassing refertelijst voor aanvragen vanaf 1 februari 2012 1. Aanpassing aan de refertelijst 1.1. Parlofoon Indien er motorische of andere handicapgebonden beperkingen zijn die het (tijdig) openen van de voordeur voor de persoon met een handicap onmogelijk maken, kan een parlofoon een oplossing bieden. Enkel een mobiel systeem (draadloze hoorn en bediening) wordt nog gezien als een meerkost voor een handicap. Hiervoor kan een vergoeding van € 500 verleend worden. Er wordt een nieuwe referteklasse opgenomen in de refertelijst: ‘Mobiel parlofoonsysteem (uitgezonderd bij nieuwbouw)’ met een refertebedrag van € 500. Hierdoor wordt enkel een tegemoetkoming verleend voor een mobiel parlofoonsysteem. Voor een standaardmodel (vast systeem) wordt geen tussenkomst verleend. Bij nieuwbouw wordt er tevens geen tussenkomst verleend. 1.2. Automatische garagepoortopener De subsidie voor de automatisering van de garagepoort werd geëvalueerd en op basis hiervan teruggebracht naar € 500, een bedrag dat volstaat om een kwalitatieve automatisatie van de
7
garagepoort te financieren. Bij nieuwbouw wordt dit tevens niet langer als een meerkost gezien. De aangepaste benaming van de referterubriek luidt nu ‘Automatische garagepoortopener (uitgezonderd bij nieuwbouw)’. 1.3. Omgevingsbediening: ontvangers en andere randapparatuur Het huidige refertebedrag van € 540 wordt verhoogd tot € 820. Dit bedrag volstaat om een degelijke basisset te bekostigen. Op die manier kan ook een procedure voor een zeer uitzonderlijke zorgbehoefte (BBC) gemakkelijker worden vermeden. 1.4. Teksttoestellen De twee referteklassen ‘Teksttoestellen (toestellen zonder synthetische spraak)’ en ‘Synthetische stem (inbouw voor teksttoestellen)’ worden samengevoegd tot één referteklasse ‘teksttoestellen (toestel met synthetische spraak)’, aangezien de twee referteklassen in de praktijk niet meer afzonderlijk verkrijgbaar zijn. De hoogte van het refertebedrag werd eveneens geëvalueerd. Het nieuwe refertebedrag werd, rekening houdend met een aantal criteria (vb. een kwalitatieve Vlaamse stem) verhoogd tot € 4.420. 1.5. Symbooldatabanken als aanvulling bij dynamische systemen Met het huidig refertebedrag van € 360 konden twee databanken worden aangekocht. Deze vermelding in de refertelijst bleek echter verwarrend. Vandaar dat wordt een bedrag van € 180 wordt gehanteerd dat maximaal tweemaal kan toegekend worden. 1.6. Symbooldatabanken als aanvulling bij statische systemen met meerdere boodschappen Symbooldatabanken zijn ook voor statische toestellen met meerdere boodschappen een meerwaarde. Vandaag ontbreekt deze referteklasse voor de statische toestellen. Daarom wordt deze referteklasse ook opgenomen als aanvulling bij de statische communicatietoestellen. Het aantal wordt beperkt tot één. 1.7. Software voor de aanmaak van communicatiekaarten Er is nood aan een refertebedrag voor software voor de aanmaak van communicatiekaarten die in combinatie met sommige statische toestellen gebruikt wordt. Er wordt een nieuwe referteklasse ‘Software voor de aanmaak van communicatiekaarten’ ingevoegd als aanvulling bij de statische systemen met meerdere boodschappen. Het refertebedrag voor software voor aanmaak van communicatiekaarten wordt vastgesteld op € 115. 1.8. Bijhorigheden bij statische communicatietoestellen Een aantal bijhorigheden die in de refertelijst vermeld zijn bij de statische communicatietoestellen blijken overbodig. Het gaat specifiek om de referterubrieken ‘Adapter’ en ‘Extra batterijen – batterijlader’. Statische communicatietoestellen werken op gewone batterijen (AA) en een subsidie hiervoor is dus niet aan de orde. De referteklassen ‘Adapter’ en ‘Extra batterijen – batterijlader’ kunnen worden niet meer toegekend bij de statische communicatietoestellen.
8
1.9. Statische systemen met meerdere boodschappen Het nieuwe refertebedrag wordt verlaagd naar € 530 op basis van een evaluatie van het huidige aanbod van deze toestellen op de markt. 1.10. Aanvullende uitrusting bij draagbare computer gebruikt als communicatietoestel De referterubriek ‘aanvullende uitrusting bij een draagbare computer gebruikt als communicatietoestel’ (communicatiesoftware, extra sleutel (licentie), extra taal, synthetische stem, symbooldatabanken) wordt ook opgenomen in de lijst ‘Aanvulling Intellectuele en andere Mentale Functies’ (AIM). Hiermee wenst het agentschap zijn regelgeving op dit punt vooral verder te verduidelijken en maximaal af te stemmen met het begrippenkader dat in de ICF (International classification of functioning, disability and health) wordt gehanteerd. Personen die ten gevolge hun intellectuele of verstandelijke beperkingen communicatieproblemen ondervinden, vertonen een secundaire taalstoornis en worden best ingedeeld in de refertelijst AIM en niet in de lijst Aanvulling/vervanging Stem en Spraak. Voor deze laatste lijst liggen er eerder fysieke beperkingen aan de spraakorganen aan de basis van het communicatieprobleem. 1.11. Statische systemen met één boodschap Statische toestellen met één boodschap worden veelal voor snelle communicatie gebruikt en om communicatiebeginselen aan te leren of te ondersteunen. Twee toestellen zijn dan ook al snel noodzakelijk. Vaak wordt er dan in het kader van een meervoudige problematiek gekozen voor een robuuste spraakschakelaar. Met het refertebedrag zou de meerkost van zo’n schakelaar dan ook gedekt moeten kunnen worden. Anderzijds is er niet steeds nood aan een grote robuuste schakelaar en zijn er meerdere kleinere knoppen, die veelal goedkoper zijn, nodig voor snelle, alledaagse communicatie. De mogelijkheid wordt nu geboden om met dit bedrag meerdere goedkopere knoppen aan te kopen. De referteklasse ‘Statische systemen: Met één boodschap’ wordt qua benaming gewijzigd in de refertelijst naar ‘Statische systemen: Met één boodschap (max. tweemaal refertebedrag)’. Het refertebedrag wordt naar € 150 verlaagd. 1.12. Dynamische communicatietoestellen In de lijst ‘Aanvulling Intellectuele en andere Mentale Functies’ (AIM) worden volgende referterubrieken opgenomen: ‘dynamische systemen (toestel met communicatiesoftware en spraaksynthese)’ en ‘aanvullende uitrusting’ (uitbreidingsmodules voor communicatiesoftware, extra sleutel (licentie), extra taal, symbooldatabanken). Hiermee wenst het agentschap zijn regelgeving op dit punt vooral verder te verduidelijken en maximaal af te stemmen met het begrippenkader dat in de ICF (International classification of functioning, disability and health) wordt gehanteerd.
9
1.13. Bijhorigheden bij in de refertelijst vermelde referterubrieken In de lijst ‘Aanvulling Intellectuele en andere Mentale Functies’ (AIM) worden volgende referterubrieken opgenomen: schakelaars afdekplaten,... , extra batterijen – batterijladers (uitgezonderd bij statische systemen) adapter (uitgezonderd bij statische systemen) tafelstatieven rolstoelstatieven andere statieven andere (draagtas, kabels,...) Mocht u nog bijkomende vragen hebben, dan kunt u steeds contact opnemen met de provinciale afdelingen van het VAPH of met Charlotte De Ketelaere (contactgegevens: zie boven). Met vriendelijke groeten,
Laurent Bursens Administrateur-generaal
10