Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 241
11 ‘Voorwaarts Vaderland’
Plotseling drong de uitzichtloze situatie tot hem door. Voor de tweede achtereenvolgende nacht deed hij een poging de bergen over te komen; en weer was hij in de steek gelaten door zijn gidsen. Nu zat hij op een berghelling, verscholen in wat kreupelhout en hij had geen idee waar hij zich bevond. ‘De lucht begon te bewolken en om half elf kletterde de regen. Nu kon ik niet meer zitten of liggen. Mijn jas en rugzak begonnen te doorweeken. Ik kreeg het koud. Doorzetten. Loopen! Klimmen! De regen hield na een uurtje op. Ik struikel over een steen en val, krabbel weer overeind en probeer het opnieuw. Een onbeschrijflijk gevoel van eenzaamheid maakt zich van mij meester.’1 Nog geen achtenveertig uur eerder was ‘colonel Blake’ blakend van zelfvertrouwen uit Toulouse vertrokken. Samen met zijn Nederlandse begeleider Léon (Paul Veerman) reisde hij per trein naar Foix, aan de voet van de Pyreneeën. De vertraging van meer dan tien dagen die de tocht naar Londen inmiddels had opgelopen, kon niet meer goed worden gemaakt. Maar Jean Weidner, die speciaal voor Blake uit Zwitserland was overgekomen, had alles nog eens goed op een rijtje gezet. Zodra de ‘Zeer Belangrijk Man’ in het bergdorpje Tarascon achter de door de Duitsers ingestelde verboden zone aankwam, restte nog maar tien uur lopen naar de Spaanse grens.2 Maar zo was het niet gegaan. Ja, hij was met de trein in Foix aangekomen, waar hij afscheid had genomen van Léon. Die keerde terug naar het noorden en zou via via aan Erna van Heuven Goedhart laten weten dat haar man veilig tot aan de Pyreneeën was gevorderd.3 Hijzelf had, verstopt onder een lading houtskool, in een vrachtwagen Tarascon bereikt, waar een gids hem over de bergen zou helpen. Maar deze passeur zeulde hem die nacht van het ene adres naar het andere, de berg op en dezelfde berg weer af, zonder maar een stap vooruit te komen. Bij het krieken van de volgende dag stuurde hij die begeleider daarom weg. ‘Het is 11 mei: de verjaardag van mijn oudste dochtertje. Die wordt vandaag tien. Ik weet, dat er toch feest zal zijn, ondanks de Gestapo. Ik denk aan vroegere jaren, aan taarten met kaarsjes en aan een kinderpartijtje. Dit is de derde keer dat ik op 11 mei “ondergedoken” ben. “Voorwaarts Vaderland”. 241
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 242
Niet jammeren, niet sentimenteel worden. Je moet naar Londen!’4 ‘Voorwaarts Vaderland’ was een stopwoord van Van Heuven Goedhart en enkele vrienden. Het was ontstaan op een avond op een onderduikadres in Amsterdam, ‘waarop wij, brutaal-luidkeels, een Geuzenlied, waarvan elk couplet met die twee woorden begon, hadden uitgebruld’. De auteur van de tekst bleef om veiligheidsredenen onbekend, maar de naam van de componist mocht later wel worden genoemd: Van Heuven Goedhart.5 Die avond leek al een eeuwigheid geleden, zoals ook het vertrek op een zonnige maandag in april. Hij rammelde van de honger, in zijn rugzak zaten alleen nog een boterham en drie sigaretten; en hij had de illusie verloren dat hij over tien uur in Spanje zou zijn. Hij had een dag eerder met hulp van dezelfde chauffeur van de houtskoolwagen een tweede gids gevonden, een schaapsherder. Die had hem de berg op geholpen en was toen plotseling spoorloos verdwenen. Daarom bracht hij de nacht alleen door in het kreupelhout. ‘Ineens schiet mij Hugo de Groot’s Avondgebed te binnen en ik vind het volledig terug in mijn herinnering: O Schepper van dag en de nacht, […] Wilt allen die gevangen zijn / Belaen met sieckten ofte pijn / Vertroosten in hun droevig lijden / Als dese loop sal zijn gedaen. / Wilt dan, door uw rust, voortaen / Ons inder eeuwigheyd verblijden.’6 Toch lukte het hem de volgende morgen vroeg weer die vrachtwagenchauffeur in Tarascon te vinden. ‘Deze chauffeur heeft werkelijk voortreffelijk werk verricht en mij voor de derde maal in handen van passeurs gebracht. Hij heeft mij toen begeleid tot vlak bij een bus, waar ik boven op mijn buik moest gaan liggen, en toen twee Duitse soldaten beneden alle passagiers op hun identiteitspapieren nakeken, hebben ze de enige voor hen wellicht interessante passagier, bovenop dat dak, niet in de gaten gekregen.’7 Bij de eindbestemming wachtten twee jongemannen die bereid waren ‘de apotheker’ over de Pyreneeën te begeleiden, zij het tegen een fikse beloning van 10.000 Franse francs en zijn gouden polshorloge. Een terechte prijs, oordeelde de opgejaagde ‘zbm’: het zou een moeilijke tocht worden: eerst klimmen naar 2500 meter hoogte, dan weer dalen naar 500 meter om vervolgens weer te stijgen naar een gletsjer op 2700 meter hoogte. De beklimming van de berg werd voor de 43-jarige vluchteling een loodzware beproeving; ze zou meer dan twintig uren duren. ‘Ik ril. En ik begin moe te worden. Ik weet dat ik het halen moet, maar ik begrijp niet hoe ik het klaar zal spelen. Terwijl ik van buiten drijfnat ben voel ik mij van binnen volkomen uitgedroogd. […] Voorwaarts Vaderland, riemen om de kin! Vandaag gaan we de Pyreneeën over, en al moest het nog dertig weken duren: komen zal ik er!’8 Twintig uren sjouwen en zwoegen bezorgden Blake een zware blessure aan zijn linkerknie, die al snel opzwol ter grootte van een voetbal.9 Zo kwam hij hinkend in Andorra aan, waar hij afscheid nam van zijn begeleiders. Strompelend ging het daarna naar beneden, richting de Spaanse grens: 242
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 243
recht in de armen van de politie. Ze sloten hem op in het kamp Lerida, zoals dat met alle mensen gebeurde die het nazibewind ontvluchtten. Dictator Franco wilde zijn goede relaties met Hitler-Duitsland niet in gevaar brengen en liet om die reden niet toe dat vluchtelingen openlijk vanuit Spanje naar Engeland konden doorreizen.10 ‘Colonel Blake’ kreeg, omdat hij boven de veertig jaar was, later een plek toegewezen in een ‘résidence forcée’, een hotel met enige bewegingsvrijheid.11 De aangekondigde medewerking van het Nederlandse consulaat in Spanje was minimaal, zo merkte hij al snel. Die ervaring hadden ook andere Nederlandse vluchtelingen. De eerste jaren van de oorlog deed de diplomatieke vertegenwoordiging nauwelijks iets voor gestrande reizigers. De Spaanse autoriteiten waren toch al tegen Nederlanders gekant omdat nogal wat van hen als vrijwilligers hadden meegevochten in de burgeroorlog tegen Franco. Na herhaalde klachten stuurde de regering in Londen eind 1943 het hoofd van het Bureau Inlichtingen, majoor Somer, naar Spanje om onderzoek te doen. Dat hielp korte tijd.12 Maar in mei 1944 constateerde het ministerie van Buitenlandse Zaken dat de ‘stroeve houding van Franco naar uitgewekenen weer zal terugkeren’.13 ‘Blake’ werd behandeld als iedere andere gevangene. Bij de urenlange verhoren moest hij rechtop blijven staan, steunend op zijn ene gezonde knie.14 De Spanjaarden veranderden pas hun houding na 6 juni, de dag van de geallieerde invasie in Normandië. Vanaf dat moment sloegen ze als een blad aan een boom om en boden alle medewerking om naar Madrid te reizen. Blake meldde zich bij E. Hertzberger, diplomaat op het Nederlands gezantschap. (Twee jaar later bleek dat die consulaire bijstand tegen betaling was geweest, toen hem alsnog een rekening ad fl. 346,– ‘van genoten onderstand’ werd nagestuurd; een bedrag dat hij weigerde te betalen.15) Via Hertzberger kwam hij bij de Britse handelsattaché. En die riep uit: ‘Well, we have been waiting for you since weeks and weeks.’16 Het was voor het eerst, zo vertelde Van Heuven Goedhart, dat hij op zijn reis iemand had ontmoet die op hem zat te wachten. Dat de Brit op de hoogte was van de komst van ene ‘Blake’ was te danken aan Gerbrandy, die op zijn beurt was gealarmeerd door Visser ’t Hooft van de Zwitserse Weg.17 De premier trok persoonlijk bij zijn Britse collega Winston Churchill aan de bel om een vrije doortocht toe te staan voor deze ‘Zeer Belangrijke Man’ uit Nederland. Die toestemming was noodzakelijk omdat Engeland door de invasie in Normandië geheel voor de buitenwereld was afgesloten. Hertzberger reed Van Heuven Goedhart zelf met zijn auto naar Sevilla. Ten zuiden van de havenstad wist hij heimelijk aan boord te komen van een Noors vrachtscheepje en samen met twee gevluchte Britse piloten verstopten zij zich als verstekelingen in de schroeftunnel. Zwaar besmeurd met smeerolie kwam hij zo in de Britse kroonkolonie Gibraltar aan, waar een ge243
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 244
blindeerd vliegtuig wachtte, dat hem naar Londen vloog. ‘Het was Zaterdag 17 juni 1944. De zon scheen. De menschen waren vriendelijk. De moeilijkheden waren overwonnen. Maar ik zag eruit als een olieman. […] De Engelschen deden alles om mij behulpzaam te zijn, gaven mij een kans om mij te scheren, boden mij een voortreffelijk ontbijt aan, en deelden mij mee, dat een hunner mij regulier zou brengen naar… Prof. Mr. P.S. Gerbrandy. […] “Excellentie, ik ben Blake…” […] Eerst toen ik om een uur of twaalf in een voortreffelijk bed rolde, gestoken in een pyjama van den minister-president, die kennelijk van wat ander postuur is dan ikzelf, begon ik mij te realiseeren, dat ik niet meer verder hoefde. Vijf en vijftig dagen had ik maar één jacht in mijzelf geweten: naar Londen. Nu was ik er. Een gevoel van onverteerbare rust maakte zich van mij meester. De reis van “colonel Blake” was ten einde…’18 Colonel Blake bleef niettemin nog een tijdje zo heten omdat voorzien was dat hij na zes weken terugkeerde naar bezet Nederland; zijn ware identiteit moest dus geheim blijven. En Gerbrandy bleef hem nadien ook met een kwinkslag ‘colonel’ noemen.19 Van Heuven Goedhart was direct na aankomst naar de premier geleid, een uitzonderlijke behandeling waarmee niet iedere Engelandvaarder werd vereerd. En dat gold ook de uitnodiging om daar vervolgens de nacht door te brengen; hij zou uiteindelijk ruim vier maanden bij zijn gastheer blijven.20 Deze ‘Zeer Belangrijk Man’ werd vanaf het begin als een geval apart behandeld. Zo werd hij dankzij de persoonlijke interventie van Gerbrandy slechts summier gehoord door de Britse geheime dienst in de zogenaamde Patriotic School.21 Het verhoor in dit voormalige meisjesinternaat in Zuid-Londen werd op vrijwel alle Engelandvaarders losgelaten. Om eventuele spionnen en verraders te ontmaskeren werden ze door de Britse geheime dienst mi-5 gedurende enkele weken, soms maanden, geïsoleerd van de buitenwereld en degelijk onderzocht.22 Colonel Blake zou er slechts een middagje doorbrengen om over zijn reis te vertellen, ‘allemaal erg onbelangrijk’.23 Hij was ook in andere opzichten een buitenbeentje in de wereld van de Engelandvaarders. Tussen juni 1940 en mei 1945 slaagden ruim 1700 mensen erin om vanuit bezet Nederland Engeland te bereiken.24 De grootste groep (627 personen) kwam via Frankrijk en Spanje naar Engeland, 358 deden dat via Frankrijk en Zwitserland. Via Zweden reisden 323 Engelandvaarders en over de Noordzee bereikten 192 mensen de overkant. In tegenstelling tot Van Heuven Goedhart waren de meesten van hen ongehuwd (1142 tegenover 282 gehuwden) en reisden ze samen (1059 tegenover 380 alleen). Vanaf 1944 daalde het aantal Engelandvaarders op alle routes: topjaren van vertrek waren 1942 en vooral 1943 met respectievelijk bijna 30 en ruim 35 procent over de gehele bezettingsperiode. De meesten van hen kwamen overigens pas in 1944 aan. 244
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 245
Van de ruim 1700 Engelandvaarders waren er zeven met eenzelfde missie als Van Heuven Goedhart: boodschapper van het verzet. De meeste Engelandvaarders, 981, opereerden op de ‘bonnefooi’, dus zonder gebruik te maken van een organisatie, tegenover 535 die daarvan wel gebruikmaakten.25 Maar hoewel hij er vijfenvijftig lange en moeilijke dagen over had gedaan, was de reisduur van de meeste andere Engelandvaarders veel langer. In 1944 duurde dat gemiddeld zeven maanden, maar in 1940 deed een vluchteling er nog gemiddeld twee jaar en negen maanden over. Dat werd vooral veroorzaakt door maandenlang wachten in opvangkampen en op onderduikadressen.26 Majoor Somer van Bureau Inlichtingen hekelde na de oorlog dan ook ‘Blake’s’ klaagzang als zou de reis te lang en te zwaar zijn geweest. ‘Ik vraag u één Engelandvaarder te noemen, die vlugger is overgekomen dan de heer Van Heuven Goedhart, want het is een record geweest.’27 In tegenstelling tot de beeldvorming werden lang niet alle Engelandvaarders door de regering of door koningin Wilhelmina ontvangen. De koningin nodigde enkele honderden van hen op de thee uit en ontmoette een groot aantal meerdere malen.28 Van Heuven Goedhart bracht niet minder dan twee achtereenvolgende weekeinden door bij Hare Majesteit in haar verblijf Laneswood ver buiten Londen.29 De bezoeken maakten op hem diepe indruk. Jaren later mijmerde hij nog over ‘de grijze, stille, onbeschrijfelijk vriendelijke oude dame, zittend in de tuin onder een parasol, met voor zich op tafel een dikke stapel paperassen waaronder een dikke blocnote en verder potloden, een theeblad, koekjes en sigaretten. Het was een gesprek van uren lang, waarbij die oude dame aantekeningen maakte, honderden vragen stelde, verschrikkelijk veel van onze Nederlandse werkelijkheid bleek te weten maar onuitputtelijk was in haar verlangen om méér te weten, altijd maar méér.’30 Hare Majesteit was bondiger in haar observaties. De rijzige Engelandvaarder maakte op haar ‘een knappe, bekwame indruk, ook heel rustig en evenwichtig’.31
‘De belangrijkste aap uit Artis’ Zelf schetste hij zijn imago direct na aankomst in Engeland als ‘de belangrijkste aap uit Artis. Iedereen wilde je natuurlijk bekijken en niemand geloofde dat je nu zo maar uit Nederland kwam.’32 Geen lovend zelfbeeld, maar waarschijnlijk dicht bij de werkelijkheid en meer nog dan hij zichzelf realiseerde. Al lang voordat hij nog maar in het zicht van de Engelse haven was, had de mare van zijn komst zich verbreid en was die met gemengde gevoelens ontvangen. Premier Gerbrandy behoorde direct al tot diens fans. Op 26 mei, de dag dat hij hoorde wie er achter die geheimzinnige ‘colonel Blake’ schuilging, stelde hij koningin Wilhelmina al voor om ‘de boodschapper uit bezet gebied’ in het kabinet op te nemen. Wilhelmina wees het idee niet af, 245
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 246
maar wilde eerst weten welk vlees ze in de kuip had; hij mocht absoluut niet aan een politieke organisatie zijn verbonden.33 Tegenover het enthousiasme van Gerbrandy stond de afkeer van majoor Somer en kapitein mr. C.H.J.F. van Houten, respectievelijk de chef en diens plaatsvervanger van Bureau Inlichtingen. Zij waren niet in zo’n vroeg stadium op de hoogte van de exacte identiteit van ‘colonel Blake’, maar ze kenden wel diens achtergrond. Hij was volgens het duo iemand afkomstig uit een bepaalde organisatie ‘of groep van organisaties en dus alleen spreektrompet voor een gedeelte van het verzet, niet van iedereen’.34 De top van het Bureau Inlichtingen vreesde een eenzijdige berichtgeving over wat er in bezet Nederland gaande was, die vooral werd gestuurd door de Zwitsersche Weg, de groep rond Bosch van Rosenthal en Het Parool en Vrij Nederland. Eenzijdig in de zin van: links en/of socialistisch, etiketten die met name Somer aan de genoemde groeperingen gaf en die bij hem als een rode lap op een stier werkten. De majoor had kort voor de komst van Van Heuven Goedhart nog persoonlijk de hand gehad in het vertrek van Warendorf bij het Militair Gezag. Warendorf werd verweten een eigen koeriersdienst te willen opzetten via Lissabon, wat hij zeker in zijn functie van ambtenaar niet had mogen doen. Maar de majoor verhulde niet dat hij deze oud-medewerker van Het Parool als links beschouwde en hem daarom ongepast vond bij het Militair Gezag. Als uit die hoek ‘een boodschapper van het verzet’ op hoog niveau toegang kreeg tot regering en koningin, zou dat daar ongetwijfeld tot gezichtspunten leiden waarin Somer en Van Houten zich absoluut niet konden vinden.35 Onder dat gesternte arriveerde de boodschapper op zaterdag 17 juni in Londen, zonder dat hij zich bewust was van het stof dat al rond hem was opgewaaid. Bijna onmiddellijk na aankomst vroeg Gerbrandy hem of hij er wat voor voelde om minister van Justitie te worden? Hij was perplex, vereerd maar afwijzend. ‘De opzet was namelijk dat ik na zes weken zou terugkeren naar Nederland.’ Hij meldde zich als parachutist, maar dat liep uit op een teleurstelling. Als veertigplusser kwam hij niet meer in aanmerking om te springen vond de Britse luchtmacht. En een tocht over land, bijvoorbeeld weer via de Pyreneeën, was ook uitgesloten omdat hij zijn knie te ernstig had geblesseerd.36 Zo hij dat al teleurstellend vond, dan was hij daar wel snel overheen. Want de ‘Zeer Belangrijk Man’ had over belangstelling niet te klagen. Zijn onthaal bij Gerbrandy leidde tot een introductie bij de overige leden van het kabinet. ‘Maakt een verstandige, voorzichtige indruk,’ merkte minister van Oorlog Van Lidth de Jeude bij de eerste kennismaking op zaterdag 21 juni op.37 Via Van Lidth de Jeude ging het naar koningin Wilhelmina. Twee weken later, op donderdag 6 juli, sprak hij op uitnodiging van minister mr. J. Burger van Binnenlandse Zaken tijdens een lunch in het prestigieuze Claridges-hotel 246
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 247
een gezelschap toe met onder anderen prins Bernhard en het gehele kabinet, leden van het Militair Gezag, Bureau Inlichtingen en topambtenaren. Van Heuven Goedhart was gevraagd om zijn visie op de naoorlogse perszuivering te geven.38 Burger was daarover in conflict gekomen met de hoofdredacteur van het Londense Vrij Nederland Van Blankenstein en de chef van de Rijksvoorlichtingsdienst Adriaan Pelt. Die vonden dat bladen, met volgens hen ‘internationale waarde’ zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant en het Algemeen Handelsblad, na de oorlog ongezuiverd moesten herverschijnen, ook al hadden ze gecollaboreerd. Ze waren, aldus Van Blankenstein en Pelt, in het buitenland namelijk goed bekend en dat gold allerminst voor illegale bladen als Het Parool of Trouw.
Minister van Justitie Het was een kwestie van tijd dat Van Heuven Goedhart zijn missie met een gedwongen stranding in Londen verruilde voor het aanvaarden van het ministerschap van Justitie, nadat hij dat naar eigen zeggen eerst tweemaal nadrukkelijk had geweigerd.39 Wel had Gerbrandy hem al gestrikt als raadsadviseur aan het Departement voor Algemene Oorlogsvoering en was hij als ‘officieus secretaris-generaal’ werkzaam op het Departement van Justitie.40 Begin juli haalde de premier de weifelende Wilhelmina over. Hij paste in haar profiel dat de huidige minister mr. J.R.M. van Angeren ‘vervangen moest worden door uit Nederland overgekomen mensen, vooruitlopend op mijn beleid na thuiskomst’. Eraan toevoegend dat dat laatste nadrukkelijk niet in het communiqué van de benoeming mocht komen.41 Wel was ze bevreesd dat een benoeming het gezin van Van Heuven Goedhart in Nederland in gevaar kon brengen; of anders de illegaliteit die hij vertegenwoordigde.42 Uiteindelijk stemde de koningin toe en zelfs met zo veel overgave dat ze overwoog om Bureau Inlichtingen en Bureau Bijzondere Opdrachten bij het ministerie van Oorlog weg te halen en onder Justitie te plaatsen. Somer en Van Houten slaagden er op het nippertje in dat te voorkomen, vooral dankzij de ingeroepen hulp van de Britse geheime dienst mi-6.43 Van Heuven Goedharts benoeming ging in op 12 juli, nadat het kabinet er een dag eerder unaniem mee had ingestemd.44 Unaniem, dat was bij de voorafgegane kabinetswisselingen nog nooit voorgekomen. Diezelfde dag stapte Van Heuven Goedhart het ministerie binnen, waar zijn voorganger diens oude functie van secretaris-generaal weer op zich nam. ‘En nu heren,’ zei de nieuwe minister bij zijn introductie aan het dertig koppen tellende ambtenarenkorps. ‘Nu heb ik nog een grote gunst te vragen. Wilt u iets voor me doen?’ De ambtenaren: ‘Ja, excellentie!’ De minister: ‘Goed. Noem me dan nooit weer excellentie.’ De ambtenaren in koor: ‘Nee, excellentie.’45 Onder zijn medewerkers trof hij een oude bekende aan, Parool-makker 247
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 248
van het eerste uur Warendorf. Die was na zijn vertrek bij het Militair Gezag weer opgenomen in de staf van het Departement, waar hij overigens ook al na zijn aankomst in Londen in juli 1943 had gewerkt. Somer suggereerde dat Van Heuven Goedhart de hand had in het eerherstel van Warendorf. Maar de feiten weerspraken dat: het was Van Angeren geweest die Warendorf nog als minister op voorstel van diens collega Van Lidth de Jeude een baan had aangeboden als substituut-officier van justitie.46 Van Heuven Goedhart nam wel een andere Parool-collega aan bij het ministerie: Tom Biallosterski, de voormalig verspreider van de krant, die daar onder de naam ‘Popeye the Sailorman’ bekend had gestaan.47 Wilhelmina’s vrees dat zijn gezin gevaar kon lopen zodra bekend werd dat hij tot minister was benoemd, bleek gegrond. Radio Oranje maakte er op 12 juli melding van. De overbuurman van de achtergebleven echtgenote en dochters in Maarsbergen sloeg alarm. Deze heer Visser, rentmeester van het landgoed Beuningen, was op zijn beurt gewaarschuwd via Arie MeijerSchwenke, de broer van Parool-man Jan Meijer.48 Moeder en dochters pakten hun spullen bij elkaar en renden midden in de nacht dwars door de korenvelden achter het huis naar het jongensinternaat Valkenheide in Leersum. De directeur was op de hoogte gebracht van hun komst door Van Holthe tot Echten, die op verzoek van Van Heuven Goedhart een oogje in het zeil hield.49 Het jongensinternaat was een tijdelijk onderduikadres. Enkele dagen later verhuisden moeder en dochters, onder de schuilnaam Verbeek, naar de familie van vader, Mieke van Santen in Bussum. Zij had veel onderduikers opgenomen. In het huis in Maarsbergen bleef kinderjuffrouw ‘Juffie’ alleen achter. Kort daarop werd dat door de Duitsers geconfisqueerd, maar de straffe hand en het strenge oog van Juffie zouden zelfs de bezetter hebben getroffen. De Duitse soldaten moesten zelf de badkamer poetsen en ze wist onder meer de kostbare vleugel te behoeden voor transport naar Duitsland.50 Zijn vrienden in de illegaliteit in Nederland reageerden juichend op de benoeming tot minister. ‘Het heeft in onzen kring en bij vele anderen groote voldoening en dankbaarheid gewekt,’ schreef Vrij Nederland-hoofdredacteur Van Randwijk. Hij merkte op dat de benoeming ‘blijk geeft dat de Regeering niet schroomt een nieuwe weg in te slaan’.51 Het weekblad Parool Post (dat actueel nieuws bracht, dat niet in het tweewekelijkse Het Parool kon worden meegenomen) kopte op 29 juli: ‘Onze nieuwe minister van Justitie een zeer gelukkige greep’, en twee weken later: ‘Stem van het verzet in het kapittel. Bovendien is Van Heuven Goedhart geen exponent van een der oude partijen, hetgeen zijn onbevangenheid ten goede komt’.52 Bosch van Rosenthal stuurde een brief waarin hij hem feliciteerde, maar daarin ook waarschuwde dat met name onder diegenen ‘die omtrent eigen gedrag niet gerust zijn’ (‘foute’ Nederlanders dus) angst bestond voor de maatregelen die Van Heuven Goedhart als minister zou nemen.53 248
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 249
De loftuitingen leken geen einde te kennen. In een toespraak via Radio Oranje ronkte Gerbrandy op 17 juli ‘zijn band met het verdrukte volk, zijn helder inzicht in wat goede voorbereiding vereischt, zijn diepe overtuiging, dat deze oorlog ook een sociale crisis beteekent, zijn alle redenen om zijn intrede in het kabinet met vreugde te begroeten’.54 Een kleine week later steeg zijn ster tot ongekende hoogten. Die twintigste juli werd een aanslag gepleegd op Hitler in diens hoofdkwartier Wolfschanze. De dictator overleefde de bomexplosie. Maar Van Heuven Goedhart kreeg met terugwerkende kracht gelijk over het waarheidsgehalte van de Putsch, waarvan hij sinds januari op de hoogte was geweest. Was hij toen met scheve ogen aangekeken, nu ‘was ik de “groot keizer” in Londen’.55 Gerbrandy riep hem het nieuws vanuit het open raam van zijn hotelkamer toe: ‘Kom gauw binnen, aanslag op Hitler! De “Heirat” was voltrokken.’ Churchill wou hem daarop persoonlijk spreken en de Engelse geheime dienst nodigde hem uit voor een lang onderhoud.56
Nota over de illegaliteit Op verzoek van de premier had Van Heuven Goedhart direct de maandag na zijn aankomst in Londen al een nota geschreven over de situatie in bezet Nederland.57 Dat was ook een van zijn belangrijkste opdrachten bij vertrek geweest: de regering in Londen inzicht geven in de illegaliteit. In een uur tijd dicteerde hij de secretaresse van Gerbrandy’s secretaris-generaal jhr. mr. M. van Haersma de With de ‘Nota inzake de illegaliteit in Nederland, de coördinatie daarvan en de mogelijke taak dier gecoördineerde illegaliteit’.58 In dat stuk gaf hij eerst een beeld van de verschillende verzetsorganisaties, de illegale pers en organisaties die zich met Nederland na de bevrijding bezighielden. Vervolgens schetste hij de moeizame en uiteindelijk mislukte pogingen van Bosch van Rosenthal om tot samenwerking te komen van al die groeperingen. De nota sloot af met een plan hoe deze volgens hem wel kon slagen. Er zou een coördinatiecommissie moeten komen waarin de hele illegaliteit werd vertegenwoordigd, bestaande uit Bosch van Rosenthal (voorzitter), Van Randwijk (Vrij Nederland), Goedhart (Het Parool), Slotemaker de Bruïne (Zwitserse Weg) en Cramer (Vrij Nederland).59 Daarnaast moest een Raad van Advies worden ingesteld om de regering te helpen bij de vorming van een vernieuwd parlement. Voor de boodschapper uit het verzet stond vast dat het oude parlement, gekozen in 1937, niet in die vorm kon terugkeren. De Raad van Advies moest worden samengesteld door een commissie bestaande uit alweer Bosch van Rosenthal (als voorzitter), Van Randwijk, Goedhart en Rutgers (Vaderlandsch Comité – Van Heuven Goedhart wist niet dat deze inmiddels was opgepakt bij diens poging naar Engeland te komen) en de Utrechtse hoogleraar prof. mr. J.H.W. Verzijl.60 249
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 250
Volgens Van Heuven Goedhart waren met deze samenstelling alle groeperingen uit de illegaliteit vertegenwoordigd. Dat laatste klopte niet en dat bleek ook uit de nota zelf, want zijn eigen inventarisatie van alle verzets- en illegale groeperingen bevatte veel meer namen. Het was voor het Bureau Inlichtingen in Londen aanleiding om een commentaar op deze nota te schrijven.61 Niet alleen completeerden de auteurs Somer en kapitein Van Houten de lijst met verzetsgroeperingen. Ook schaafden ze het negatieve beeld bij dat Van Heuven Goedhart had gegeven van met name de leiding van het Nationaal Comité (‘Autoritair en antidemocratisch’) en de Ordedienst (‘Weigert elk contact en beroept zich voortdurend op “een eigen taak” en heeft door minderwaardige spionagezaak slechte verhoudingen tussen zichzelf en de illegaliteit verscherpt’). Somer en Van Houten – beiden oud-medewerkers van de od – voelden zich geroepen om voor die organisatie op te komen. Ze achtten de kritiek ‘éénzijdig en ondeskundig’ en vonden het ‘nonsens’ als zou de od een militaire dictatuur nastreven. Het was niet zozeer de inhoud van de kritiek die verbazing wekte, als wel het gegeven dat Somer en Van Houten de nota konden becommentariëren. Dat stuk was namelijk slechts in alle vertrouwelijkheid in enkelvoud gemaakt: het exemplaar dat door Van Heuven Goedhart persoonlijk uit de typemachine van de secretaresse was gegrist, waarna hij het direct aan Gerbrandy had gegeven, die het op zijn beurt aan de koningin had overhandigd.62 Hoe was de leiding van het Bureau Inlichtingen er dan aan gekomen? Tussen het moment waarop de opsteller zijn stuk in razend tempo aan de secretaresse had gedicteerd en de reactie van Somer en Van Houten lagen vijf weken. Het lek was pas ontstaan aan het einde van die periode en wel bij een persoon aan wie wel het laatst kon worden getwijfeld. Van Houten had op 11 augustus in een privéonderhoud met de koningin gehoord wat Van Heuven Goedhart had geschreven. Wilhelmina wilde graag weten of die visie overeenkwam met die van Bureau Inlichtingen. Maar het was voor haar ook een afrekening met de persoon van wie ze een maand eerder nog zulke hoge verwachtingen had. Kennelijk was er in die korte tijdsspanne het een en ander gebeurd dat hij zo snel bij Hare Majesteit uit de gratie kon raken. Het zou van blijvende invloed zijn op zijn relatie met de koningin; en daardoor ook op de vooraanstaande positie die hij in de Nederlandse gemeenschap in Londen snel had veroverd, en al even vlot zou verliezen.63
Coördinatie in de illegaliteit Vooralsnog oogstte Van Heuven Goedhart succes op succes. Zijn aanbevelingen in de ‘Nota inzake de illegaliteit in Nederland’ werden enthousiast door Gerbrandy en Wilhelmina overgenomen. De keuze van de voorgestelde 250
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 251
coördinatiecommissie kwam bijna overeen met die mensen die Van Heuven Goedhart had voorgesteld. Alleen had Wilhelmina niet ingestemd met Bosch van Rosenthal als voorzitter: die rol moest de commissie onderling maar bepalen. De instructie plus de opdracht tot instelling werden in de nacht van 5 op 6 juli door een geheim agent in bezet gebied gedropt. Gerbrandy was er bijzonder mee in zijn nopjes. Toen hij samen met Van Heuven Goedhart de boodschap bij Bureau Inlichtingen bracht, gnuifde hij trots dat deze ‘er bij de Koningin in was gegaan als koek en ze is er zo trots als een pauw over’. Van Houten noteerde in zijn dagboek: ‘Met bewonderende blik kijkt hij v.H.G. aan, klopt deze op de schouder en zegt tegen mij: “Meneer Van Houten, vindt u deze man niet reusachtig? Vroeger lukte niets – hij komt en ziedaar, nu is alles in orde!”’64 Maar de coördinatiecommissie, die ‘commissie Blake’ werd genoemd, zou echter nooit van de grond komen omdat er intussen in bezet Nederland al zo’n orgaan was opgericht. In de periode dat ‘colonel Blake’ zijn reis door België, Frankrijk en Spanje richting Engeland maakte, had Van Randwijk het initiatief genomen om de illegaliteit te bundelen. Niet uit het veld geslagen door de mislukte pogingen van Bosch van Rosenthal, ontwierp hij een model voor een Contactcommissie, een technisch overleg zonder de zo omstreden hiërarchie of mandatering. Hij kreeg daarbij steun van onverwachte zijde: twee dagen na de geallieerde invasie in Normandië had de koningin een telegram naar bezet Nederland laten versturen, waarin ze aandrong op samenwerking in de illegaliteit. Dat bracht het proces in een stroomversnelling.65 Op 3 juli vond in een pand aan de Amsterdamse Singel de oprichtingsvergadering plaats van die Contactcommissie, waarin alle richtingen en geledingen van de illegaliteit waren vertegenwoordigd. Drees (namens het Vaderlandsch Comité) werd voorzitter, C.J.F. Caljé vertegenwoordigde de Ordedienst, Jan Meijer namens de linkse partijen en kranten, J.H.A.J.S. Bruins Slot voor de rechtse partijen en bladen en Neher (Nationaal Comité) zat er voor de ‘middensectie’.66 De door de illegaliteit gevormde Contactcommissie deed verwoede pogingen om vervolgens een Grote Raad van de Illegaliteit op te richten. Die zou de regering moeten vertegenwoordigen tijdens een eventueel gezagsvacuüm na capitulatie door de Duitsers.67 Die Raad kwam er echter niet, omdat in Londen werd besloten tot de instelling van een College van Vertrouwensmannen. Dit College van Vertrouwensmannen was in feite een variant op de door Van Heuven Goedhart geopperde Raad van Advies.68 Ondanks de haperingen in de communicatie tussen Londen en bezet Nederland had Van Heuven Goedhart in korte tijd het doel bereikt waarvoor hij naar ‘de overkant’ was gestuurd: een coördinatie van de illegaliteit en de instelling van een tijdelijk civiel bestuur in geval van een machtsvacuüm. Dat hij daarvoor in Londen de handen op elkaar had gekregen, had te maken met 251
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 252
zijn gezag en het mandaat dat hij van de illegaliteit had.69 Dat wil zeggen: zijn eigen achterban in het verzet, die dan ook ruim was vertegenwoordigd in de nieuwe coördinatieorganen. Maar de tijdsdruk werkte ook in zijn voordeel. Na de invasie in Normandië waren de geallieerde legers al opgerukt tot in België en zou de bevrijding van Nederland slechts een kwestie van dagen of weken zijn.70 De Vertrouwensmannen werden gevormd door Bosch van Rosenthal, vn-redacteur Cramer, Drees, de oud-gouverneur van Limburg mr. dr. W.G.A. Sonsbeeck, de Leidse hoogleraar prof. mr. R.P. Cleveringa, Neher (Nationaal Comité), R. van der Gaag (Raad van Verzet), prof. mr. J. Oranje en Slotemaker de Bruïne (Zwitserse Weg). Zo waren, meende de regering, alle groeperingen van links tot rechts vertegenwoordigd.71 Om veiligheidsredenen bleef de identiteit van de leden van dit College alleen bekend bij Wilhelmina, Gerbrandy, Van Heuven Goedhart en Van Lidth de Jeude.72 De Ordedienst bleef erbuiten omdat, aldus Van Heuven Goedhart, ‘het opnemen van de od even foutief is als het opnemen van de hoofdcommissaris van politie in het College van B. en W. zou zijn’.73 Gerbrandy steunde hem daarin.74 Het viel minder goed bij Bureau Inlichtingen en de leiding begon zich in toenemende mate te ergeren aan de houding en vooral de invloed van Van Heuven Goedhart. Haar ergernis betrof de manier waarop de Ordedienst in bezet gebied door hem op een zijspoor was gerangeerd en belachelijk werd gemaakt (‘Knotsie Baas’, noemde hij de chef van de od parafraserend, naar de letters k.b., waarmee Six ondertekende) en de opmars van de ‘groep Bosch van Rosenthal’, die daarmee volgens hen verband hield.75 Op de dag dat Gerbrandy en Van Heuven Goedhart de te versturen stukken voor de instelling van de Vertrouwensmannen hadden ondertekend, 2 augustus, beklaagde Van Houten zich bij prins Bernhard. Hij noemde Van Heuven Goedhart ‘een voortreffelijk vaderlander’ maar ook ‘een bemoeial en “weet-alles” die bij elke gelegenheid viervijfde van de tijd zelf aan het woord is en blijft… Hij is nu minister en heeft Gerbrandy aan het lijntje… Ik zie daarachter een spel dat mij niet bevalt.’76 Prins Bernhard lichtte zijn schoonmoeder de koningin in en ook bij haar bleek de ster van Van Heuven Goedhart inmiddels aan het dalen. Een week later verschafte zij aan Van Houten de inhoud van de vertrouwelijke nota die de ‘boodschapper van het verzet’ haar had geschreven.77 En op zijn beurt seinde hij deze informatie heimelijk door naar de od, de organisatie die in dat stuk zo sterk werd bekritiseerd. Daardoor werden de verhoudingen binnen de illegaliteit nog verder op scherp gezet, juist in een tijd dat verwoede pogingen werden ondernomen om de groeperingen op één lijn te krijgen.78
252
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 253
In ongenade bij de koningin Koningin Wilhelmina was aanvankelijk van Van Heuven Goedhart gecharmeerd omdat hij een Engelandvaarder was. En Engelandvaarders onderscheidden zich in alles van de heren die zich in Londen rond haar bewogen. De laatstgenoemden (ministers en aanhang) schaarde ze onder de categorie ‘oudemannenhuis, dat kwijlde op z’n behoudzuchtige slabbetje of er niets aan de hand is’.79 Engelandvaarders daarentegen waren koene ridders, die de moed en de kracht hadden gehad om de verschrikkingen van de overtocht te doorstaan nadat ze eerder al zo hadden geleden onder het afschuwelijke juk van de Duitse bezetter. Ze waren vertegenwoordigers van ‘haar heldenvolk’, zoals ze de bevolking in bezet gebied karakteriseerde en Van Heuven Goedhart maakte daarvan deel uit.80 Dat hij intelligent was en zich ook in lengte, overwicht en intellectuele capaciteit onderscheidde van de Londense regeringsambiance was een extra pre waardoor ze hem graag als minister zag. Maar juist dat altijd aanwezige overwicht, zijn breedsprakigheid, zijn vanzelfsprekende gelijk in gesprekken met haar begonnen de koninklijke gesprekspartner gaandeweg te irriteren.81 Daarin stond ze niet alleen; ook collega-minister Van Lidth de Jeude ergerde zich in toenemende mate. Hij vond hem een ‘bemoeial’ en een ‘plebeïsch, avontuurlijk en opportunistisch figuur’ met onredelijke woedeaanvallen.82 Bij Wilhelmina speelde bovendien mee dat Van Heuven Goedhart dicht bij Bosch van Rosenthal stond, en tegen hem had ze een uitgesproken aversie. ‘Blake (Van Heuven Goedhart) en B.S. (Bosch van Rosenthal) uit zelfde stad (Utrecht). Kan onderonsje zijn. Gezien uiteenlopend oordeel over B.S. zoude ik hem liever niet van hieruit als voorzitter aanwijzen,’ schreef ze in haar dagboekaantekeningen naar aanleiding van het voorstel om Bosch van Rosenthal voorzitter te maken van de coördinatiecommissie illegaliteit.83 Van Heuven Goedhart herinnerde zich later dat Wilhelmina ‘gansch en al negatief’ was over de oud-Commissaris en hem ‘ambitieus’ noemde.84 Ze lichtte niet toe waaruit haar distantie voortkwam maar het had waarschijnlijk te maken met een saillante geschiedenis uit de vooroorlogse tijd, toen Bosch van Rosenthal nog burgemeester was in Den Haag, de stad waar zij haar residentie had. In die zaak speelde de particulier secretaris van de koningin, F. van ’t Sant een cruciale rol. Van ’t Sant was onder Bosch van Rosenthal in het begin van de jaren dertig politiecommissaris van Den Haag. In die tijd raakte hij verzeild in een onverkwikkelijke affaire die zijn carrière en persoon ernstig zou schaden: hij werd ervan beschuldigd enkele tienduizenden guldens te hebben verduisterd. Veel later bleek dat Van ’t Sant daaraan zelf geen schuld had, maar dat hij slachtoffer was geworden van de handelwijze van prins-gemaal Hendrik, voor wie hij in het geheim als ver253
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 254
trouwensman optrad in opdracht van de koningin. Wilhelmina’s echtgenoot had in het buitenland grote schulden opgebouwd, onder meer door een verhouding met een jonge minnares, die hij mogelijk ook zwanger had gemaakt. Om de koningin de publiciteit rondom de financiële ellende van haar overspelige partner te besparen, had Van ’t Sant heimelijk namens haar regelingen getroffen met de Nederlandse gezant in Brussel, jhr. C.G.W.F. van Vredenburch, die weer namens de familie van de jongedame opereerde. Na de dood van de gezant en prins Hendrik bleken de erfgenamen van de gezant echter allerminst tevreden. Ze beschuldigden Van ’t Sant dat hij het geld voor de minnares in zijn eigen zak had gestoken. Vanwege de vertrouwensrelatie met de koningin en de overleden prins zag hij zich gedwongen om inderdaad de verantwoordelijkheid voor de schulden op zich te nemen en daarvoor de verdediging te voeren. Hij werd uiteindelijk door een speciaal ingestelde Ereraad vrijgesproken, maar kon door die affaire niet meer als politiecommissaris functioneren. Koningin Wilhelmina nam hem in 1935 aan als haar veiligheidsadviseur. De benoeming van Van ’t Sant als haar particulier secretaris in Londen lag in diezelfde lijn. Het was een eerherstel, maar dat was alleen duidelijk voor diegenen die de achtergronden kenden: dat waren de twee hoofdpersonen zelf.85 Uit die tijd had ze zeer waarschijnlijk haar aversie tegen Bosch van Rosenthal overgehouden, waarin haar secretaris zelf ook in belangrijke mate toe had aangezet. De Haagse burgemeester was als directe baas van Van ’t Sant geconfronteerd geweest met de aantijgingen en het rumoer daaromheen. Hij had tot ontslag aangezet zonder dat hij de juiste achtergronden kende. Terug naar Van Heuven Goedhart: die had eerder ook haar hart gestolen omdat hij zich aanhanger van de ‘vernieuwing’ had getoond, waarvoor de koningin zich in Londen sterk maakte. Hij was tegen de terugkeer van het oude parlement (in tegenstelling tot de rest van de regering). Maar hij was ook tegen Wilhelmina’s idee om een nieuw en tijdelijk parlement pas na de bevrijding in Nederland door een nota bene door de koningin te benoemen kabinet in te stellen. Hij vond dat ongrondwettelijk, iets wat Hare Majesteit bestreed. In een gesprek met hem op 9 augustus vroeg ze zich openlijk af ‘waarom ongrondwettig iets te zeggen over samenstelling nieuw kabinet?’ Vernieuwing was een sleutelbegrip geworden als het om een naoorlogs Nederland ging. ‘Ik strijd in nationale zin voor nieuw Nederland,’ hield ze haar minister van Justitie voor. ‘Ik ben pro constitutie, geen letterknecht (vaak vijand van democratisch leven). Ik wacht het oordeel af van gijzelaars en andere terugkerenden.’86 Aanvankelijk had ze de Engelandvaarder tot die laatste groep gerekend en hoopte ze hem voor haar positie te kunnen gebruiken. Een maand eerder, op 6 juli, had ze na een gesprek met hem nog genoteerd: ‘Hoe zaak bestuur win254
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 255
nen [van het door haar te benoemen kabinet] en geheimhouding bewaren. Heuven Goedhart goed zijn sterke positie uitbuiten. Samenwerken ook met mij. […] Kan hij H. Goedhart zorg dragen voor goede voorlichting ill. pers omtrent plannen; natuurlijk de goede plannen.’ Met instemming had ze zelfs diens lijfspreuk ‘Voorwaarts Vaderland, riemen om de kin’ in haar aantekeningen geciteerd.87 Maar de wind was snel gekeerd. De voormalig verzetsman ging niet zomaar met haar standpunten mee. Daarop had hij voor de koningin feitelijk afgedaan: hij werd ingedeeld bij de kaste van het oudemannenhuis.88 Ze kreeg daarin steun uit bezet Nederland: in haar archief bewaarde ze een anonieme brief ‘afkomstig uit ambtelijke kringen’ waarin gewaarschuwd werd dat over deze Justitieminister ‘overal dossiers worden opgediept’ om hem in diskrediet te brengen.89 En dat deze minister dan ook nog eens snel een amoureuze relatie begon met zijn secretaresse deed de deur helemaal dicht: een affront.90 De jongedame in kwestie was dezelfde aan wie hij de bewuste nota over de illegaliteit had gedicteerd en die toen nog secretaresse van Van Haersma de With was.91 Degene die deze relatie verklikte aan de koningin was waarschijnlijk de inmiddels tot majoor gepromoveerde Van Houten, die zijn taak als inlichtingenofficier in dezen wel erg strikt nam. Met stijgende jaloezie had hij gezien hoe Van Heuven Goedhart door Wilhelmina werd gewaardeerd. Van Houten had zelf een invloedrijke vertrouwensplek aan het hof die hij vooral had verkregen door het altijd met de koningin eens te zijn.92 Als een echte intrigant probeerde hij Wilhelmina bijvoorbeeld een negatief beeld te schetsen over het nut van de instelling van de Vertrouwensmannen en de rol die met name Bosch van Rosenthal en Het Parool daarin zouden spelen.93 Kortom, Van Houten vreesde dat zijn bijzondere positie aan het hof in het gedrang zou komen en om dat te voorkomen verklapte hij de amoureuze avonturen van de minister.94
Een aanval door Bureau Inlichtingen Hetzelfde venijn droop van een brief die Van Houten op 14 augustus bij Van Heuven Goedhart liet bezorgen.95 Het was een aanval van man tot man, beter gezegd Van Engelandvaarder tot Engelandvaarder; Van Houten was zelf in mei 1943 uit Nederland gevlucht. Het was in ieder geval nadrukkelijk niet bedoeld als een schrijven van een majoor van het Bureau Inlichtingen aan de minister van Justitie. Dat deze toch was getypt op het briefpapier van die dienst noemde Van Houten later een ‘tactische fout’.96 In maar liefst zo’n twintig kantjes hekelde hij de manier waarop Van Heuven Goedhart zich in Londen uitliet over de illegaliteit, in het bijzonder over de rol van de Ordedienst. Niet alleen vroeg hij waar al die kennis en die nega255
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 256
tieve oordelen eigenlijk vandaan kwamen, hij vond ze ook volstrekt onjuist. Als oud-medewerker van de od wist hij heel goed de waarde te schatten van deze organisatie. Nee, dan Bosch van Rosenthal, die door Van Heuven Goedhart zo in Londen werd gepromoot. ‘Het is maandenlang geweest: Bosch hier, Bosch daar, en nog eens Bosch, de ideale figuur. Maar het vreemde was: het kwam uit den “hoek” van Bosch, via de kanalen van Bosch en over de “voorpost” van Bosch, de vesting Zwitserland!’ De gewezen Commissaris van de Koningin was volgens Van Houten maar op één ding uit: macht. De conclusie van Van Houten was eenduidig en helder: Van Heuven Goedhart bracht een eenzijdig verhaal naar Londen over en schroomde daarin niet de od, het Nationaal Comité en de Raad van Verzet en al die andere organisaties die niet tot zijn kring behoorden te diskwalificeren. De aangesprokene reageerde als door een wesp gestoken. Onmiddellijk belde hij met het Bureau Inlichtingen, kreeg chef Somer aan de lijn, die hij dreigde de brief in de ministerraad voor te lezen.97 Somer was tot in detail op de hoogte van de inhoud, want Van Houten had deze eerst aan hem laten zien; de twee vormden een hechte eenheid aan de top van het bi. Vervolgens ontbood Van Heuven Goedhart Van Houten, onder toevoeging van de woorden dat ‘het laken tussen ons is doorgesneden’. Het leverde daarom ook niet veel op, behalve dan dat Van Houten toegaf de minister ‘als persoon mogelijk te zwart ingezien’ te hebben.98 Dat vond deze inderdaad, maar zijn grootste woede gold het feit dat een medewerker van een ambtelijke dienst zo’n toon durfde aan te slaan tegenover een bewindsman. Voor hem was er helemaal geen sprake van een brief van Engelandvaarder tot Engelandvaarder. ‘Horen wij in een gekkenhuis?’ noteerde Van Lidth de Jeude in zijn dagboek.99 De minister van Oorlog vond het ook een schandelijk stuk, waarmee premier Gerbrandy het van harte eens was, onder toevoeging dat de auteur wel bepaald ‘een zwarte ziel’ moest hebben.100 Een week later vond een gesprek plaats tussen Van Heuven Goedhart, Van Lidth de Jeude, diens adviseur majoor Broekman (voormalig chef van Bureau Inlichtingen), Gerbrandy en Haersma de With enerzijds en aan de andere kant Van Houten en Somer. Tijdens dat onderhoud wilde Van Houten zijn functie neerleggen, maar het was opmerkelijk genoeg Van Heuven Goedhart die dat tegenhield. Korte tijd later zorgde hij er echter wel voor dat hij werd benoemd als voorlichtingsofficier van Bureau Inlichtingen in het toen net bevrijde zuiden van het land: ver weg van Londen. Dat hij daarmee op termijn voor zichzelf een nieuw probleem creëerde, kon hij toen nog niet bevroeden.101 In datzelfde gesprek op 22 augustus was het belangrijkste onderwerp van gesprek niet de ruzie tussen de minister van Justitie en de leiding van Bureau 256
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 257
Inlichtingen. De inlichtingenofficieren legden een stapel telegrammen op tafel die het onomstotelijke bewijs moesten vormen voor de censuur die Visser ’t Hooft toepaste op correspondentie via de Zwitserse Weg.102 Van Houten had er in zijn brief aan Van Heuven Goedhart al een voorschot op genomen.103 Somer en Van Houten meenden dat met het materiaal de verwijten die in Van Houtens brief stonden met feiten werden gestaafd. Waaruit bestonden die feiten? Uit een aantal van de duplicaten van de microfilms die od-chef-staf Six tussen de herfst van 1943 en april 1944 had laten maken. Six was het uiteindelijk gelukt iemand te vinden om die films naar Londen te brengen. De ironie wilde dat Visser ’t Hooft inmiddels zelf aan Londen had gevraagd of hij het zogenoemde gecensureerde materiaal kon doorsturen. Dat had hij immers in bezit, omdat het gedupliceerde filmpje ook bij de Zwitserse weg terecht was gekomen.104 Het meest bezwarende bewijsstuk was volgens Six (en in zijn kielzog de voormalige od-medewerkers Van Houten en Somer) een brief van Visser ’t Hooft aan de Politieke Commissie van de Zwitserse Weg, waarin hij zich beklaagde dat er een tweede koeriersdienst was opgericht. Die verbindingsroute liep via J.G. van Niftrik, militair medewerker van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger in Bern en ook al oud-od’er. Het waren de od en het Bureau Inlichtingen die deze ‘Zwitserse Weg b’ waren begonnen, juist omdat ze vermoedden dat hun materiaal via Visser ’t Hooft niet altijd goed terechtkwam. In de betreffende brief noemde Visser ’t Hooft de nieuwe verbinding overbodig en ook onbetekenend. Het enige risico daarvan was dat de od zo te veel invloed in Londen kon krijgen. Gelukkig achtte hij de band met Gerbrandy, aan wie hij vanaf het begin van het bestaan van de Zwitserse Weg a rechtstreeks rapporteerde, sterk genoeg.105 Maar juist die verhouding werd echter ernstig onder druk gezet nu Somer en Van Houten de censuur bewezen achtten.106 Zij vonden daarom dat het afgelopen moest zijn met de rol van Visser ’t Hooft en dat het contact tussen Londen en bezet gebied exclusief via het Bureau Inlichtingen zou lopen, zoals ook in een koninklijk besluit was vastgelegd bij de oprichting eind 1942.107 Somer had zich al eerder in die zin geuit tegenover Gerbrandy’s ministerie, met het dreigement dat het Bureau Inlichtingen maar van zijn taak moest worden ontheven als Visser ’t Hooft doorging met zijn koerierswerk.108 De beide majoors kregen niet hun hele gelijk: de Zwitserse Weg a mocht blijven bestaan, zo oordeelden de ministers Van Lidth de Jeude, Gerbrandy en Van Heuven Goedhart. Maar de vermeende censuur van Visser ’t Hooft kon in hun ogen geen genade vinden. Hij kreeg van het kabinet een gepeperde brief, waarin hem werd verweten dat hij het Bureau Inlichtingen had tegengewerkt en dat hij vanaf nu alle informatie ‘volkomen ongecensureerd en zonder enige schifting’ moest doorgeven.109 Verontwaardigd antwoordde deze 257
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 258
dat er helemaal geen sprake was van censuur, maar op dat telegram kwam geen reactie meer uit Londen.110 Somer trok overigens na de oorlog zijn beschuldigingen van censuur in en bood daarvoor toen zijn excuses aan.111
Advocaat van het kabinet Van Lidth de Jeude noteerde in zijn dagboek dat Van Heuven Goedhart aanvankelijk een in veel ‘krassere termen gestelde’ brief naar Genève had willen sturen.112 Een opmerkelijk gegeven, want Visser ’t Hooft werd door Somer en Van Houten nu juist op één lijn gezet met de door hen verfoeide groeperingen van Bosch van Rosenthal, Vrij Nederland en Het Parool.113 En had niet deze man in Genève gezorgd voor de contacten met de organisatie DutchParis, die Van Heuven Goedhart veilig en wel door België, Frankrijk en Spanje had weten te loodsen? Dat nu uitgerekend de minister van Justitie het meest scherp was in zijn veroordeling van een vermeende censuur wekte toch op zijn minst de indruk dat hij roomser wilde zijn dan de paus.114 Van Heuven Goedhart had eerder al enige afstand genomen tot zijn achterban. In een telegram aan Visser ’t Hooft, als reactie op de felicitaties voor zijn benoeming tot minister, schreef hij dat hij met die gelukwensen niet zo blij was omdat deze het beeld bevestigden dat hij samenwerkte met mensen die in Londen werden gezien als spionnen en dwarsliggers. Hij wilde liever niet geïdentificeerd worden als ‘de zetbaas van U en B.v.R’.115 In zijn eerste Londense weken had Van Heuven Goedhart zich op bijna wonderbaarlijk snelle wijze een vooraanstaande positie verworven met als bekroning de unanieme instemming tot beëdiging als minister. Dat had nog geen enkele Engelandvaarder bereikt. Alleen Burger, die Nederland medio 1943 was ontvlucht, was hem voorgegaan, maar hij werd tot minister benoemd tegen de zin van vrijwel het hele kabinet, Gerbrandy voorop. Het was Wilhelmina die had geëist dat deze Dordtse advocaat een post kreeg. Dan zonder portefeuille besloot de premier.116 Van Heuven Goedhart kreeg daarentegen niet alleen de verantwoordelijkheid over het departement waar Gerbrandy zelf de scepter had gezwaaid in het laatste vooroorlogse kabinet, hij bood hem ook nog eens ruim vier maanden lang logies aan in zijn buitenhuis in Essendon. Dat schiep uiteraard een hechte band.117 De twee konden tijdens ontbijt, lunch, diner en in de avonduren bij de haard uitputtend van gedachten wisselen. Het moet een aandoenlijk gezicht zijn geweest: de boomlange Van Heuven Goedhart tête-à-tête met de zwaarbesnorde premier, die ruim twee hoofden kleiner was. Hoe hecht de relatie werd, bleek uit een bijzonder cadeau dat Gerbrandy in juli 1944 aan zijn gast schonk: een Engelstalige Holy Bible, met een handgeschreven opdracht, waarin de premier zijn bewondering voor Van Heuven Goedhart uitte.118 258
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 259
Al die complimenten en vooral ook de onvoorwaardelijke steun van Gerbrandy waren de nieuwe minister naar het hoofd gestegen. En later gaf hij toe dat hij in die wittebroodsweken onvoldoende oog had gehad voor de weerstand die hij met name bij het Bureau Inlichtingen opriep. Hij onderschatte de macht van dit apparaat dat korte lijntjes onderhield met koningin Wilhelmina en prins Bernhard en kon nog niet vermoeden hoe hem dat zou opbreken.119 Vooralsnog was hij die ‘belangrijkste aap in Artis’ en daar gedroeg hij zich ook naar. Enkele weken daarvoor sjouwde hij nog door de besneeuwde toppen van de Pyreneeën, nu verkeerde hij in ’s lands hoogste regeringskringen. Dat verklaarde wellicht zijn opmerkelijke en uitgesproken solidariteit met zijn collega’s in de affaire rond Visser ’t Hooft, die moeilijk te rijmen viel met zijn verzetsverleden. En hier bleef het niet bij. Op dezelfde dag dat de censuurkwestie via de od bij het Bureau Inlichtingen belandde, 12 augustus, publiceerde het Britse blad The New Statesman and Nation een kritisch artikel over de Nederlandse regering. Onder de kop ‘Will Holland be liberated?’ legde de krant de vinger op een aantal pijnlijke plekken van het volgens haar ondemocratisch gehalte van de Nederlandse regering.120 De krant was goed geïnformeerd: de anonieme auteur van het bewuste artikel was de Nederlandse dichter H.A. Gomperts, werkzaam bij het Nederlandse ministerie van Koloniën.121 Volgens hem werd de ondergrondse pers in Londen gecensureerd. Ernstiger was dat de regering, in de meidagen van 1940 aangespoeld als een lam vogeltje, zich nadien alleen nog maar verder had verzwakt. Dat kwam allereerst door de machtige positie van de koningin. En die, aldus de krant, liet zich adviseren door een aantal getrouwen waarbij op z’n zachtst gezegd vraagtekens konden worden geplaatst. ‘This a Mr. Van ’t Sant, who was once Chief of Police at The Hague, and who retired in circumstances that were never fully investigated.’ Wat verder te denken van de rol van prins Bernhard, die zich voor de oorlog bij de Duitse Nazipartij had aangesloten? Niet zomaar als lid, hij was zelfs actief geweest in de motorbrigade van het Nationalsozialistisch Kraftfahr Korps, een elitegroep van de nsdap, waaraan hij zijn liefhebberij voor autoracen had overgehouden. In het kort daarvoor verschenen boek Queen Wilhelmina, Mother of the Netherlands had de Amerikaanse journalist Philip Paneth daarvan melding gemaakt.122 De betreffende passage leidde tot nogal wat ophef in de Nederlandse gemeenschap in Londen. Pelt, hoofd van de Rijksvoorlichtingsdienst, werd verweten dat hij de publicatie niet had weten te voorkomen.123 De positie van de regering werd volgens The New Statesman and Nation verder verzwakt doordat het Nederlandse bedrijfsleven haar in de tang had. Shell, Unilever, Philips: via hun topmannen bezetten ze een aanzienlijk aantal posities, hetzij in het kabinet zelf, hetzij in adviseursfuncties die grote in259
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 260
vloed hadden op het regeringsbeleid. Zo werden met name genoemd: de minister van Economische Zaken J.M. de Booij, afkomstig van Shell, net als minister zonder portefeuille jhr. E.F.M.J. Michiels van Verduynen (voormalig Nederlands gezant in Londen), Van Lidth de Jeude, afkomstig van Unilever, net als de minister van Financiën J. van den Broek. The New Statesman and Nation (Gomperts) concludeerde dat de regering in Londen eigenlijk een clubje neofascisten was waarin het volk in bezet gebied geen vertrouwen mocht hebben. Die beschuldiging werd verder onderbouwd door te verwijzen naar de machtige positie die het Militair Gezag moest krijgen na de bevrijding.124 Daartegen had de verzetsman Van Heuven Goedhart nota bene ook zelf gewaarschuwd, toen hij nog in bezet gebied was en Het Parool had gebruikt om tegen zo’n militair bewind te fulmineren. Maar nu reageerde hij als de ‘Netherlands Minister of Justice’ in een reactie in The New Statesman and Nation met stellige ontkenningen als zou het Nederlandse bedrijfsleven invloed op het landsbestuur hebben.125 Hij brak een lans voor het democratisch gehalte van het ingestelde Militair Gezag en verzekerde dat alle democratische instellingen na de bevrijding in ere zouden worden hersteld. Vervolgens wierp hij zich in de strijd voor prins Bernhard, die al tien jaar buiten zijn vaderland woonde, in welke periode hij Hitler net zo bestreed als de Britse krant zelf. Minzaam merkte de redactie in een nawoord op dat Van Heuven Goedhart de feiten in het artikel niet had weersproken. ‘In a word, the Dutch Minister of Justice has done what he can for his Government by assuring us that it is not as bad as our correspondent suggest; he gives nothing but his personal Assurance to support his contention.’126 Na de oorlog werd Van Heuven Goedhart weer aanmerkelijk kritischer over ‘de Nederlandse kolonie, waar teveel eigenbelangen aan de orde waren, teveel haat en nijd, te weinig bewogenheid met het lot van het vaderland’.127 Ook gaf hij toen toe dat het bedrijfsleven inderdaad een stevige vinger in de pap had gehad bij het kabinet, omdat er nu eenmaal geen andere geschikte kandidaten waren geweest.128 Maar zolang hij zelf nog deel uitmaakte van deze kolonie ontbrak het hem aan dat afstandelijke observatievermogen. Weer een week later wierp De Tribune zich in de strijd. Het dagblad had beslag weten te leggen op Het Manifest dat in april in Het Parool en in Vrij Nederland was gepubliceerd. Speciale aandacht vroeg de Britse krant voor het feit dat daarin elk militair gezag na de bevrijding werd afgewezen en dat ook de vooroorlogse politieke verhoudingen vaarwel werden gezegd. Om eraan toe te voegen dat dat betekende dat de in Londen residerende Nederlandse regering op basis van zo’n Manifest geen draagvlak meer kon hebben bij het Nederlandse volk. Van die regering maakte ook de huidige minister van Justitie deel uit, een van de opstellers van dat bewuste stuk, zo wreef de Tribune nog wat zout in de wond.129 Zijn drang om ministeriabel te zijn dreigde met 260
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 261
zijn verzetsverleden in de knoop te komen. Zelf had hij in ieder geval al afscheid genomen van zijn krant Het Parool. Volgens Loe de Jong, die als journalist bij Radio Oranje de regering van nabij meemaakte, voelde Van Heuven Goedhart er niets meer voor om zijn oude journalistieke stiel op te nemen: hij zag voor zichzelf een carrière als minister of diplomaat.130 Daar waren volgens hem ook afspraken over gemaakt toen hij de benoeming als bewindsman accepteerde.131 Parool-redacteur Jan Meijer stuurde op 13 augustus een aantal telegrammen naar Londen met daarin de vraag of zijn oud-collega en verzetsbroeder de belofte gestand wilde doen na de bevrijding hoofdredacteur te worden. Die antwoordde: ‘Kan eerst weken na terugkeer aftreden en vermelding afgesproken functie zoolang ongewenscht. Acht billijk dat jullie en directie jegens mij volkomen vrij zodat dezerzijds geen afspraken.’132 Verontrust vroeg Van Heuven Goedhart wel aan zijn Parool-collega’s hoe het met zijn familie en met Mia van Meurs stond. En hij voegde eraan toe: ‘Bewonder jullie activiteit, maar waarom sinds vertrek geen enkel nummer meer ontvangen?’ Later verweet hij Bureau Inlichtingen dat het Parool-nummers bewust voor hem zou hebben achtergehouden, wat nadrukkelijk werd ontkend.133 Aanvankelijk weigerde Somer van Bureau Inlichtingen dat telegram te verzenden omdat hij het een privézaak vond, waarvoor hij zelfs steun zocht bij de koningin en de Britse geheime dienst mi-6. Een opmerkelijke manoeuvre van deze majoor omdat uitgerekend hij in 1943, kort na zijn aankomst in Londen, gekapitteld was door die Britse geheime dienst en de Nederlandse regering nadat hij via de codelijn nogal amoureus getinte telegrammen aan een vriendin in de Verenigde Staten had gestuurd. Van Lidth de Jeude beval hem vervolgens de tekst te versturen: het was geen privézaak als een minister aan zijn relaties in bezet gebied liet weten zich niet meer aan een gemaakte afspraak te kunnen houden, juist omdat hij in de regering zat. Somer traineerde de verzending van het telegram alsnog ruim twee weken.134 Het zal geen toeval zijn geweest dat die obstructie samenviel met de hoogopgelopen ruzie tussen de top van Bureau Inlichtingen en Van Heuven Goedhart over diens nota over de illegaliteit. Helemaal ongelijk had de inlichtingenofficier echter niet: weliswaar was de boodschap van Van Heuven Goedhart zakelijk, de telegrammen uit Nederland waarop hij reageerde, hadden wel een persoonlijke tint. Vanuit Het Parool werden mededelingen gedaan over de voortgang van de productie van de krant en werden groeten overgebracht van Erna van Heuven Goedhart en Mia en Bob van Meurs.135 Aanvankelijk verkeerde Bureau Inlichtingen zelfs oprecht in de veronderstelling dat het om codeberichten ‘betreffende de coördinatie der verzetsgroepen in Nederland’ ging. Toen dat niet waar bleek, zal dat de woede van de toch al licht ontvlambare Somer extra hebben ontstoken.136
261
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 262
Jacques Gans Behalve de Britse pers was er nog een Nederlander die vraagtekens plaatste bij de veranderde houding van de minister van Justitie. Hij was ook een Engelandvaarder en zijn naam was Jacques Gans, in 1907 in Hilversum geboren.137 Na zijn onafgemaakte schooltijd doorliep hij een even avontuurlijke als weinig succesvolle carrière als schrijver en dichter. Zwervend van Amsterdam via Parijs naar Berlijn en weer terug naar Parijs publiceerde hij verhalen en gedichten in bladen als De Vrije Bladen, Forum (van Menno ter Braak en Du Perron, met wie hij ook correspondeerde), Groot Nederland en Criterium. In Parijs richtte hij een eigen Franstalig blad op, Ce vice impinu, la lecture, dat echter na een paar nummers in 1939 ophield te bestaan.138 Enkele jaren daarvoor had hij zich in Berlijn naar eigen zeggen aangesloten bij de communistische partij om tegen het opkomend nazisme te strijden, maar het was een vlotte flirt geweest: terug in Parijs zei hij het communisme vaarwel. In Nederland stichtte hij uit wraak samen met onder andere Frans Goedhart de Communistische Partij Organisatie, die ook al een snelle dood stierf. Kort voor de Duitse inval werd hij lid van het antinazistische Comité van Intellectueelen tot Verdediging van de Geestelijke Vrijheid, waarvoor vooral Van Heuven Goedhart zich sterk had gemaakt; het was de opvolger van het Comité van Waakzaamheid.139 Tijdens de bezetting werkte Gans even mee aan Vrij Nederland, maar zijn halfjoodse achtergrond dwong hem in 1942 te vluchten. Zijn tocht via België, Frankrijk en Spanje naar Engeland duurde meer dan een jaar. Gans had in Londen niet veel omhanden en neusde daarom rond in de bureaus van de departementen. (Om in zijn levensonderhoud te voorzien was hij medewerker van De Vliegende Hollander, een regeringsbulletin dat door de Britse raf als propagandapamflet boven Nederland werd uitgeworpen).140 Op een dag stuitte hij bij het ministerie van Oorlog op een stuk waarin het landsbestuur van Nederland na de bevrijding werd geschetst. In deze Tijdelijke Bestuursvoorziening in Overgangstijd werd voorgesteld om het parlement te vervangen door een beperkt college van zestig personen, aan te wijzen door de regering.141 Het was niet het enige voorstel van ondemocratische strekking. Op de burelen van het Bureau Inlichtingen circuleerde een plan om na de bevrijding voor een bepaalde periode alle politieke partijen te verbieden, het landsbestuur onder militair bewind te plaatsen en de persvrijheid aan banden te leggen.142 Gans schrok zich een hoedje en merkte niet zonder grond op dat in Londen kennelijk een antidemocratische stemming heerste. Hij zei onmiddellijk zijn baantje bij het regeringsbulletin De Vliegende Hollander vaarwel en richtte het Comité tegen het Neo-Fascisme op, waarvan onder anderen Gomperts en de journalisten De Jong, Den Doolaard, L. Tas en mr. H.P.L. Wies262
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 263
sing deel uitmaakten.143 Dit comité publiceerde een beginselverklaring, open brieven en artikelen, waarin het waarschuwde voor de in Londen levende ondemocratische tendensen. Gans werd daarop tweemaal door koningin Wilhelmina ontvangen, die hem verzekerde dat van ondemocratische voornemens geen sprake was.144 Minister van Oorlog Van Lidth de Jeude, die ook zo’n open brief ontving, handelde anders: hij wilde Gans voor straf voor de krijgsraad slepen wegens diefstal van staatsstukken, wat niet doorging omdat deze een erkend dienstweigeraar was. Vervolgens mengde Van Heuven Goedhart zich in de kwestie: hij kondigde begin augustus in de ministerraad aan dat Gans stevig moest worden aangepakt: aanmelding bij het Britse Pioneer Corps. Dat leidde voor beide partijen al snel tot een mislukking; hij werd na enkele weken ontslagen omdat hij zich niet aan de discipline hield.145 De overige leden van het comité trokken hun steun snel in nadat ze door de regering gedreigd waren met sancties. Gerbrandy wilde zelfs De Jong, Den Doolaard en Tas ontslaan bij Radio Oranje. Hij kwam daarop pas terug toen hoofdredacteur Van den Broek de premier vroeg of deze dan soms zelf de nieuwsberichten wilde voorlezen, nu alle omroepers werden gedwongen te vertrekken.146 Wiessing werd wel door hoofdredacteur Van Blankenstein ontslagen bij het Londense Vrij Nederland, waar het pamflet was gestencild.147 De Jong voelde zich genoodzaakt een excuusbrief te publiceren in Vrij Nederland, maar ook in de Britse The Times. ‘Ik heb dat stuk “Democracy in Holland after the War” voor de zekerheid aan uw collega Van Heuven Goedhart laten lezen die er zeer mee ingenomen was,’ meldde hij gedwee aan minister Albarda.148 Albarda had een weerwoord gepubliceerd tegen het pamflet van Gans en consorten.149 Dat ook deze minister de tijd en moeite nam om het kabinetsbeleid zo openbaar te verdedigen – zoals collega Van Heuven Goedhart eerder had gedaan in de Britse pers – duidde erop dat Gans met zijn comité een gevoelige snaar had geraakt. De aantijging van neofascisme kwam dan ook niet helemaal uit de lucht vallen. Gerbrandy had al alle zeilen moeten bijzetten om Gans’ aantijgingen te weerleggen tegenover het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken; de opsteller had zijn pamflet bewust ruim verspreid vooral onder de Geallieerden.150 Het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken volgde de Nederlandse regeringsgasten in Londen op de voet. De benoeming van een aantal ministers had volgens hoge Britse ambtenaren op Foreign Office geleid tot een stevige ruk naar rechts. Tel daarbij op de neiging van koningin Wilhelmina om het recht in eigen hand te nemen en er ontstond toch een beeld dat ‘Hare Majesteit kennelijk de indruk heeft dat het volk van Nederland verlangt naar een meer autocratische regering’.151 De Britse minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden vond dat zijn 263
Riemen_150x230 26-01-11 13:06 Pagina 264
ambtenaren wat ver gingen, maar was pas gerustgesteld toen hij vernam dat de verstrekkende Tijdelijke Bestuursvoorziening in Overgangstijd, waar het allemaal om begonnen was, werd ingetrokken. Gans schreef dat vervolgens geheel op zijn conto.152 Of dat laatste waar was of niet, de klap was hard aangekomen. In de ministerraad hield men vanaf juli 1944 bij de discussies over de bestuursvoorziening na de oorlog zorgvuldig rekening met ‘de groep Gans’ en werd een mogelijk te autoritair imago zorgvuldig vermeden.153 Deze ging onverdroten voort. Hij attaqueerde Van Heuven Goedhart op 3 september in een open brief, waarin hij de minister verweet niets meer weg te hebben van de verzetsman Blake.154 De kritische toon die hij als Pieter ’t Hoen nog had gebezigd in een artikel als ‘Ziet Londen het wel reëel?’ in Het Parool van september 1943, had plaatsgemaakt voor arrogantie en vooral misplaatste eensgezindheid met de overige leden van het kabinet. En zij werkten aan besluiten voor een naoorlogs bestuur, die volstrekt in strijd waren met wat Van Heuven Goedhart als verzetsman had betoogd. ‘Wat deed u sinds uw aankomst in Londen? Heeft u zich van het drama der Bestuursvoorziening anders dan van ministerieele zijde op de hoogte gesteld? Heeft u zich, als anti-kapitalist op de hoogte gesteld van de opinie van onze soldaten, van onze zeelieden, van onze lagere ambtenaren omtrent de gang van zaken? Helaas neen. U logeerde bij Minister Gerbrandy en U ging met Minister Gerbrandy naar de kerk.’ Gans’ verwijt dat Van Heuven Goedhart zich opsloot in de entourage van de premier was al eerder gemaakt: door Van Houten, in diens beruchte brief van 10 augustus. En die twee hadden bepaald niet veel gemeen, de één een rechtse militair, de ander een linkse dienstweigeraar. Zijn felle aanklacht bedroeg meer dan vijf dichtbeschreven pagina’s. Maar het meest pijnlijke zat aan het slot. ‘Met dat al zie ik u liever als onderduiker dan als Minister.’155 De aangesprokene reageerde nimmer publiekelijk op de open brief van zijn plaaggeest. Maar dat laatste zinnetje moet Van Heuven Goedhart dwars door zijn ziel zijn gegaan.
264