11. DE HOND LEREN DAT HIJ GOED GEINTERPRETEERD KAN WORDEN BIJ EEN GEURDETECTIE Het opbouwen van een hond tot een geurdetectie hond dient te geschieden door gebruik te maken van operante conditionering waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van een positieve bekrachtiger. Met andere woorden, de hond wordt geleerd dat indien hij goed geïnterpreteerd kan worden geur herkend te hebben bij een bepaald object, dit voor hem prettige ervaringen met zich mee zal brengen (beloning/driftbevrediging). Belangrijk hierbij is dat niet het ruiken van de te detecteren lucht voor de hond de beloning wordt, maar de hond wordt aangeleerd dat hij voor het krijgen van de beloning de plaats met de hoogste geurconcentratie moet detecteren. Het detecteren van de geur kan op verschillende wijzen. Soms wordt bij de definitie voor het zichtbaar detecteren van de hond de engelse afkorting O.P.R. gebruikt. Dit staat in het Nederlands voor Observeerbare (P)Fysische Reactie. Men kent voor de O.P.R. de volgende indeling. -Actief/agressief Bij een actieve verwijzing gaat de hond graven of krabben op de plaats waar de hoogste concentratie van te detecteren geur vandaan komt. Het voordeel van een actieve verwijzing is dat de hond gemakkelijker en hoger in drift te krijgen en te behouden is. Daarbij is de hond vaak betrouwbaarder of hij daadwerkelijk op weg is naar de geurbron. Vaak wordt bij het actief verwijzen een actief agressieve verwijzing in de praktijk gebracht. De hond wordt naast het graven of krabben dan ook geleerd hij van de mogelijkheid gebruik moet maken zich bijtend naar de geurbron te werken. Met een actief agressieve verwijzing is de hond nog hoger in drift te krijgen.
-Passief Bij passief verwijzen gaat de hond zitten of liggen en staart naar de plaats waar de hoogste concentratie van de te detecteren geur vandaan komt. Daar er bij deze methode meer appèl op de hond gezet moet worden zou het mogelijk zijn dat de hond wat minder gemotiveerd raakt voor zijn werk ten op zichten van het werken met actieve verwijzing. Bij een keuze voor passieve verwijzing zal er dus voor het behouden van drift meer vaardigheid geëist worden van geleider. Met explosieve stoffen moet men niet ruw te werk gaan, iets wat nogal logisch is. Vandaar dat explosieve detectie honden altijd passief moeten verwijzen. Als de hond ingezet moet worden op locaties die erg gevoelig zijn voor ongewenste beschadiging, behoort men ook te kiezen voor een passieve verwijzing.
-Akoestisch verwijzen Daarnaast bestaat er de mogelijkheid bij zowel het actief/agressief als bij het passief verwijzen de hond ook te laten blaffen of janken. Voor welke wijze van detecteren gekozen moet worden hangt af van een aantal factoren. Eén van de factoren die men niet moet vergeten is de aard van de hond. Werkt men bijvoorbeeld met een hond die moeizaam blaft dan vervalt blaffen in de keuze mogelijkheid. Heeft men een hond die zeer snel zeer hoog in drift raakt, dan is het misschien verstandiger te kiezen voor een passieve verwijzing om zodoende de hond leerbaar en of handelbaar te houden. 12. HET CONDITIONEREN VAN DE HOND OP COMMUNICATIE WOORDEN VAN DE GELEIDER In hoofdstuk 9 “Communicatie en hoe honden leren” is dit onderwerp al uitgebreid aan bod geweest. Echter wil ik hier met dit hoofdstuk de praktische betekenis van hoofdstuk 9 voor het geur detectiewerk beschrijven. Technische termen heb ik omgezet na begripvolle benamingen voor communicatie signalen. Om een goede trainingsopbouw te kunnen bewerkstelligen zullen we als communicatie gebruik moeten kunnen maken van een aantal verschillende signalen waarvan de hond de betekenis begrijpt en bij hem zijn geconditioneerd. Belangrijk is het voor ogen te houden dat bij de mondelinge geconditioneerde signalen de hond erg vaardig is het verschil toonhoogte (en dus de stemming van de geleider) te herkennen. Daar kan dus ook bewust gebruik van worden gemaakt. De signalen zijn: GEEN BELONINGS SIGNAAL (GBS) GECONDITIONEERDE POSITIEVE CORRECTIE (GPC) HOU VOL SIGNAAL (HVS) GECONDITIONEERD VRIJGEVEN en BELONINGS SIGNAAL (VBS) -Een mondeling geconditioneerd “GEEN BELONING SIGNAAL” (GBS) bij verwijzing van de verkeerde geurbron. De opzet van het geconditioneerde GBS is dat de hond leert dat op dat moment getoond gedrag geen beloning zal opleveren. Voor ons in de praktijk is het de bedoeling met het GBS is de hond zo ver te krijgen dat hij verder gaat zoeken naar de gevraagde geur als hij bijvoorbeeld verkeerde geur heeft verwezen. Woorden als een rustige NIKSKE of UH, UH etc kunnen hierbij gebruik worden, waarbij de toon enigszins vriendelijk moet overkomen. LET OP! Men mag alleen van het GBS gebruikmaken als de hond op dat moment daadwerkelijk een verkeerde geur verwijst, dus bijvoorbeeld gaat zitten en staren naar een bepaald punt, en geen aanstalten maakt zijn fout te herstellen door verder te gaan zoeken. Want het is absoluut foutief een vorm van het GBS te gebruiken als men bijvoorbeeld met meerdere geurboxen aan het trainen is en de hond aan de verkeerde geurbox blijft snuffelen. Zolang de hond deze foutieve geurbox dan maar daadwerkelijk niet verwijst laat men hem zijn gang gaan en we zeggen absoluut niets! Niets is foutiever bij speur en geur activiteiten de hond op deze manier de goede richting uit te sturen. De hond moet leren het probleem zelf met zijn neus op te lossen en niet leren zijn doel te kunnen bereiken door maar goed naar de geleider te luisteren. Het zelfde gaat op als de hond aan de correcte geurbox gaat snuffelen. Zouden we op dat moment ook gaan sturen met woorden als JA, JA om hem zodoende tot
verwijzen te bewegen, dan zijn wij goed fout bezig! Het is op zich al een hele kunst om niet onbewust met onze lichaamstaal signalen door te geven aan de hond. Denk hierbij aan reacties van kleine spieren in ons gelaat indien het “spannend”wordt op het moment de hond bijvoorbeeld bij de correcte geurbox aan komt. Kijk de hond daarom ook nooit aan. We zullen tijdens het aankijken absoluut signalen doorgeven aan de hond zonder dat we ons daar bewust van zijn. Een hond is meester dit soort signalen op te vangen! In het vakjargon spreekt men vaak over het Kluger Hans-principe als het gaat over onbewuste aanwijzingen van de geleider naar zijn hond toe. Kluger Hans was een Duits paard waarvan de geleider in het begin van de 20ste eeuw dacht dat deze kon rekenen. De geleider dacht dat het dier de uitkomst van een som met zijn hoeven klopte. Maar bij nader onderzoek bleek dat het paard bij het kloppen gewoon weg keek na de reactie van de niets vermoedende geleider om te herkennen wanneer hij moest stoppen met kloppen. Als de hond in de gaten krijgt signalen te kunnen krijgen van de geleider om de goede richting te vinden of de bevestiging te krijgen dat hij goed zit, brengt dit nog een ander nadelig effect met zich mee. Want als een dergelijke hond in een sitautie komt waarbij het moeilijk is om een geursignatuur te vinden of de hond niet zeker is een aangeleerde geursignatuur gevonden te hebben, kan deze op deze momenten naar zijn geleider lopen voor hulp of een bevestiging! Met andere woorden, het zelfstandig werken zal te niet gaan. In de praktijk zullen we aan een dergelijke hond niets hebben. Maar indien het gebruik van het GBS wel op zijn plaats is hierover nog het volgende. Het GBS mag nooit optreden als een geconditioneerde positieve correctie (GPC, in de volgende alinea hierover meer) want dit dient hoofdzakelijk ervoor een bepaald gedrag nooit meer bij een hond te willen zien. Dit is echter niet wat we willen bereiken.We willen slechts aangeven aan de hond dat op dat moment getoond gedrag in die omstandigheden geen beloning oplevert, maar dit mogelijk wel het geval zal zijn in andere omstandigheden. Bijvoorbeeld bij correct gedetecteerde geur. Woorden die normaliter wel als een geconditioneerde positieve correctie worden gebruikt, zoals een strenge NEE, zijn dus ongeschikt als GBS. -Een mondeling “GECONDITIOEERDE POSITIEVE CORRECTIE” (GPC) bij totaal verboden gedrag. De betekenis van de GPC is al aangegeven bij de uitleg over de GBS. De opzet hiervan is de hond bepaald gedrag af te leren en dus herhaling ervan te voorkomen. We kennen dit al van de basis gehoorzaamheid trainingen. Meestal is het dan hierbij een strenge NEE of FOEI met eventueel daarbij een correctie met behulp van bijvoorbeeld een lijnruk. Echter moeten we gedurende de leerfase in de opbouw van de hond tot geurdetectie hond geen gebruik maken van een GPC. We moeten proberen de omstandigheden in deze leerfase zodanig te maken dat een GPC niet nodig is om zo een optimaal leerproces te bewerkstelligen. Zo zal bijvoorbeeld ongewenste afleiding van de hond voorkomen moeten worden door te trainen in de juiste trainingsomgeving en deze ongewenste afleiding daardoor dus achterwege blijft. Daarmee zal een GPC niet nodig zal zijn. Wat zeker niet mag gebeuren dat gedurende de trainingen tot geur detectiehond de hond de betekenis van NEE of FOEI wordt geleerd. Dit moet al geïntroduceerd zijn bij de basis gehoorzaamheid trainingen. Wees er van bewust dat er enige feeling nodig is bij de geleider om voor de hond de betekenis van de GBS en de GPC gescheiden te houden. -Een mondeling geconditioneerd “HOU VOL SIGNAAL” (HVS) in afwachting van het geconditioneerd vrijgeven en belonings signaal(VBS). Het geconditioneerde HVS wordt gegeven op het moment als een hond de correcte geurbron verwijst (gaan zitten voor en staren naar/aanblaffen van etc). Een enigszins rustig op spannende toon HOU VOL zou gebruikt kunnen worden. Het dient ervoor de hond aan te geven dat zijn gedrag op dat moment correct is en zal leiden tot het VBS (waarover in de
volgende alinea meer) en uiteindelijk de beloning (bal etc). Het doel ervan is langzaam de tijd tussen de HVS en het VBS te verlengen. Stel dat het doel is dat de hond 10 seconden de geurbron zittende aanstaart voordat het VBS komt. Om te voorkomen dat de hond naar 5 seconden vervalt in een ander gedrag geef je hem een HVS. Uiteraard wordt gedurende de opbouw van de hond langzaam naar deze totale 10 seconden toe gewerkt. In een verder stadium van de trainingsopbouw bij het zoeken op grotere locaties kan het op dat moment al geconditioneerde HVS gebruikt worden om de hond te stimuleren te blijven zoeken naar de te detecteren geur. Het HVS wordt dus gaande weg de trainingsopbouw een algemeen stimulerend geconditioneerd signaal om door te gaan met op dat moment getoond gewenst gedrag. -Een mondeling (of anders akoestisch) geconditioneerd “VRIJGEVEN en BELONINGS SIGNAAL” (VBS) bij gaan geven van de beloning bij correcte verwijzing van de geurbron. Het is essentieel dat een dergelijke geconditioneerde VBS (een secondary reinforcer dus) de hond is aangeleerd gedurende de trainingen en er gebruik van wordt gemaakt. Het kunnen bijvoorbeeld op vrolijke toon de woorden JA, GOED ZO of OK zijn, maar ook het wel bekende clickersignaal. De opzet van het VBS is de hond een signaal te geven dat hij correct gedrag toont en het VBS voor de hond verbonden wordt met een direct daarna komende beloning (bal, voedsel etc). Daarbij moet het tevens zo zijn dat het correcte gedrag en het VBS onvoorwaardelijk verbonden moeten zijn aan de correcte geur en het correct verwijzen van (gaan zitten voor en staren naar/aanblaffen van etc) de geurbron. Hiermee kan een sterkere focus op de geurbron overeind gehouden. Een bijkomend voordeel van het VBS is dat de hond dus gefocust blijft op de geurbron en daarmee niet in de verleiding te komen te gaan anticiperen op de vraag wanneer en waar de beloning daadwerkelijk vandaan komt. Daarbij is het belangrijk om te weten dat bij aanvang in de opbouw van de hond gebruikte apparaten hierbij zodanig moeten zijn geconstrueerd dat het voor de hond overkomt dat de beloning (bal etc) direct afkomstig is van de geurbron! Dit om de genoemde focus op de geurbron te kunnen bewerkstelligen. Goed opgebouwde honden zullen nooit de focus op de geurbron verliezen voordat het VBS is gehoord en de beloning is gekregen. Het te snel verliezen van deze focus op de geurbron is een van de grootste problemen bij geur detectiehonden. Het VBS kan er tevens voor dienen de hond niet van aandacht af te leiden door de geluiden van mechanismen in de gebruikte apparaten dat een bal vrij laat komen, of de hulpmensen bij de trainingen achter de apparaten die daar zorg voor dragen. Deze geluiden van de apparaten of de handelingen van de hulpmensen mogen dus niet de betekenis krijgen van een VBS! Dit omdat men uiteindelijk er naar toe moet dat er geen apparaten zijn en de beloning, bij correcte verwijzing van de geurbron en een VBS, uit de hand komt van de geleider. Tot zover de communicatie signalen. Verderop in dit werkstuk zal uitgebreid in worden gegaan over de verdere praktische invulling van de africhtingmethodieken. Daar zullen dan ook de te gebruiken materialen zoals geurboxen, een tracking wall, “balvrij geven”schietmechanisme etc. beschreven worden die men nodig zal hebben voor een perfecte opbouw van de hond. De afkortingen die ik in dit hoofdstuk voor de communicatie signalen heb gebruikt zal ik ook gebruiken bij de uitwerking van de verschillende methodieken.
13. WELKE POSITIEVE BEKRACHTIGING, EEN BAL OF DERGELIJKE, OF VOEDSEL?
Om het overzicht niet te verliezen van wat we met onze honden moeten bewerkstelligen bij het geur detectiewerk geef ik hier eerst een korte samenvatting daarvan. Zoals al aangegeven, in meer diepgaande uiteenzetting van de leerwetten van honden zijn te vinden in het werkstuk Kynethologie. Geur detectiewerk met honden wordt aangeleerd met gebruikmaking van een geconditioneerde positieve bekrachtiger die wordt voorafgegaan door een geconditioneerde secondary reinforcer. Voorafgaande de daadwerkelijke start met het gaan werken met geursignaturen moeten secondary reinforcer en de positieve bekrachtiger al voor de hond een bekend iets te zijn (op geconditioneerd zijn) omdat het al was geïntroduceerd bij de basis gehoorzaamheidstrainingen. De introductie van de geursignatuur bij de trainingen moet gaan bewerkstelligen dat er drift wordt ontwikkeld voor te gaan zoeken naar de geurbron van deze geursignatuur bij het horen van het commando hiervoor (bijvoorbeeld ZOEK). Deze drift ontstaat door de drang voor het kunnen verkrijgen van de secondary reinforcer en de positieve bekrachtiger. Om de drift optimaal te ontwikkelen is het meest ideale zodanig te werk te gaan dat in de ogen van de hond de positieve bekrachtiger afkomstig is van de verborgen geurbron. Het effect hiervan zal zijn dat de hond de ervaring ondergaat als een bevrediging van zijn drift die hij zelf door zijn gedrag heeft bewerkstelligd (zichzelf beloond heeft). Door de methode van zelfbeloning goed te conditioneren bij de trainingen is het daarna mogelijk de positieve bekrachtiger te laten introduceren door de geleider zelf, zonder dat bij de hond het gevoel verdwijnt deze zichzelf door zijn getoonde gedrag beloond heeft en de invloed van de geleider hierbij dus uitsluit. De opzet van de zelfbeloning en daarmee een optimale driftontwikkeling en driftbehoud gaat dus daarmee niet verloren. Bij elke methodiek die men ontwikkeld is het belangrijk dat voorkomen kan worden dat de hond in de fout kan gaan. Want het is wetenschappelijk aangetoond dat honden het snelst leren als zij bij de intentie om in de fout gaan, belet worden überhaupt in de fout te kunnen gaan. Gebruikte apparaten, hulpmiddelen en de trainingsmethodiek dienen dan ook zodanig te zijn eventuele fouten te voorkomen. Niet alleen een sneller leerproces is hiermee te bereiken, maar ook een conditionering van gedragingen voor op langere termijn heeft daarmee in grotere kans. Met een herhaling van deze wetenschap gaan we terug naar de beantwoording van de titel van dit hoofdstuk. Er zijn personen die een grote voorstander zijn van het werken met voedsel. Het is uiteraard ook zo dat het bemachtigen van voedsel zeer elementair is in het leven van mens en dier. Het is dan ook zondermeer zo dat er honden zijn die helemaal gek op voedsel te krijgen zijn en moeizamer, of zelfs moeizaam, op een bal of dergelijke. Voor honden die moeizaam te motiveren zijn voor een bal of dergelijke is voedsel dan dus een alternatief als gebruik voor positieve bekrachtiger. Heeft men een type hond waar de drift naar voedsel of een bal en dergelijke vrijwel identiek te noemen is zou men dus een keuze hebben. De voorstaanders van het gebruik van voedsel wijzen erop dat het afnemen van een bal of dergelijke de hond onder druk gezet moet worden en daardoor de motivatie om te willen werken weg zou kunnen vloeien. Ze hebben daar een punt. Echter is het wel zo dat er voor het afgeven/het lossen van een buit, methodieken bestaan die dat gemakkelijker maken. Ik verwijs hiervoor naar hoofdstuk 10.12 van dit werkstuk, waar dit probleem uitgebreid wordt beschreven. Echter zijn er meer redenen die het gebruik van voedsel niet de voorkeur geven. Ten eerste omdat wetenschappelijk bewezen is dat verzadiging van de drift door driftbevrediging door voedsel sneller bereikt wordt dan bij het verkrijgen van een bal of dergelijke. Ten tweede. Als we het bekijken voor onze opbouw
in geur detectiewerk hebben we een ander probleem met voedsel. De hiervoor genoemde voorkeur dat de positieve bekrachtiger afkomstig zal moeten komen van de geurbron, is met een bal of dergelijke te bereiken en met voedsel niet. Dit komt omdat gebruik van voedsel in een apparaat bij trainingen een detectiewerk zal gaan geven op voedselgeur, of in ieder geval een te grote afleiding geven bij de geursignatuur waar we de hond op willen africhten. Het voedsel zal dus altijd uit onze hand moeten komen, waarmee een directe afkomstigheid vanaf de geurbron verloren is gegaan. De DLHP in Nunspeet werkt bij definitie niet met voedsel als beloning. Hun stelling is dat honden die erg door voedsel gemotiveerd worden niet geschikt zijn voor het werken bij de politie. Zij werken uitsluitend met honden die graag apporteren en de honden die dat niet in zich hebben worden uitgesloten van de opleiding. De positieve bekrachtiger wordt bij hun het aanbieden en spel door middel van apporteren van een ijzeren staafje van 2 centimeter in het vierkant en circa 10 centimeter lang. Met deze wetenschap in het achterhoofd brengt dit met zich mee dat het werken met voedsel als positieve bekrachtiger niet mijn voorkeur heeft. Werken met voedsel is echter wel mogelijk en kan een alternatief zijn voor honden die moeizaam te motiveren zijn op een bal of dergelijke, maar wel gek op voedsel zijn. De methodiek met het werken van voedsel zal dan ook aan bod komen in dit werkstuk.
14. HET PREPAREREN VAN DE GEURSIGNATUUR TEN BEHOEVE VAN TRAININGEN Één van de belangrijkste zaken bij de opbouw van de hond in geur detectiewerk is de correcte vervaardiging van de geursignaturen. In hoofdstuk 6 heb ik al aandacht besteed over de herkomst van de verschillende geuren. In hoofdstuk 7 is al kort ingegaan over een correcte omgang met geursignaturen en de hulpmiddelen die gebruikt worden. In dit hoofdstuk zal het collecteren (=opvangen) van geursignaturen op een dragermateriaal aan bod komen. De verkregen geursignatuur op het dragermateriaal wordt geprepareerd om gebruikt te kunnen worden bij trainingen. Ik heb er al eerder op gewezen op het belang van de geursignaturen zodanig te behandelen, op te slaan en te vervoeren, dat er geen cross contaminatie van geursignaturen kan plaatsvinden. De noodzaak hiervan is uiteraard om een trainingsopbouw op basis van geurdiscriminatie te kunnen bewerkstelligen. Daarnaast is het van belang dat contaminatie met geur van mensen vermeden wordt. In het bijzonder geldt dit voor de geur van de geleider of andere vertrouwde personen van de hond.
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD) Dit is de reden dat men werkt met beschermende handschoenen aan vervaardig van bijvoorbeeld van plastic of latex. Daarnaast moet men alle gebruikte voorwerpen opnemen met tangetjes of dergelijke. Dit laatste dient om contaminatie met de lucht van plastic of latex, afkomstig van de handschoen, voor te zijn of tot een minimum te beperken.
Autorisatie belemmering van toepassing!
(lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD) Ondanks voorgaande tekst kom geef ik daarnaast de nu volgende informatie om zodanig dit werkstuk zo compleet mogelijk te maken. Er bestaat de mogelijkheid om lucht af te zuigen boven de te detecteren stoffen. Men past dit onder andere toe bij landmijndetectie. Maar toepassingen op andere gebieden zijn ook mogelijk. Het idee is dat de afgezogen lucht de daadwerkelijke geursignatuur is waar de hond in de praktijk mee te maken krijgt. Bij landmijnendetectie wordt dus de lucht die er hangt boven een in de grond gegraven landmijn afgezogen met behulp van een soort van stofzuiger. De lucht gaat door een absorberende filter.
Deze filters worden nu gebruikt bij de trainingen. Een variatie hierop is stoffen in een box te stoppen en de geur die in de box gaat hangen over een filter af te zuigen. Het voordeel is natuurlijk dat men vaak compactere geursignaturen kan maken en het bijvoorbeeld veiliger is met een geursignatuur filter te werken dan met de echte explosieven. Daarnaast kan het zo zijn dat het in bezit hebben van de “echte” narcotica of explosieven een probleem kan veroorzaken met de wetgever en het werken met filters met het geursignatuur erop dan een oplossing kan zijn. Het gebruik van filters geeft de mogelijkheid van een nog andere zeer belangrijk voordeel. Door deze filters te prepareren onder uiterst controleerbare omstandigheden krijgt men de mogelijkheid de intensiteit van de geursignatuur die de hond aangeboden krijgt zeer goed te sturen. Alle parameters moeten bij de preparatie dan onder controle zijn. Bij de hiervoor genoemde methode van het afzuigen van de lucht die in een box zit worden dan de parameters als volgt gecontroleerd. De box moet altijd van het zelfde materiaal vervaardigd zijn en altijd exact de zelfde vorm en inhoud hebben. De stof die in de box gaat moet altijd exact van massa en de zelfde samenstelling zijn. De temperatuur, vochtigheid en druk in de box moet altijd exact het zelfde zijn. Het afzuigpunt in de box moet altijd exact het zelfde zijn. De afzuigsnelheid en tijd moet altijd overeenkomen. Het materiaal, de grootte en de massa van het filter waardoor de afgezogen lucht uit de box doorheen gaat moet altijd identiek zijn. Met laboratorium apparatuur is dit allemaal gemakkelijk te bewerkstelligen. Wetenschappelijk onderzoek naar geursignaturen worden op dergelijke wijze uitgevoerd. Er kan echter ook zeer gecontroleerd met oplossingen gewerkt worden om identieke geurpreparaten te verkrijgen. Als voorbeeld hiervan geef ik een procedure van het vervaardigen van een TNT geurstrip. Een Whatman Filter Paper van 57x 46 centimeter wordt ondergedompeld in een oplossing van bekende concentratie zeer zuiver TNT in zeer zuiver aceton. Het papierfilter wordt uit de
oplossing gehaald en gedroogd. Vervolgens worden er strips gemaakt van 57 x 23 centimeter door middel van knippen. Deze strips kunnen dan gebruikt worden bij geurdetectie trainingen. Elke strip zal bij dezelfde klimaatlogische omstandigheden altijd de zelfde intensiteit van geur geven. “Blanco” strips worden op dezelfde wijze vervaardigd, alleen zit er dan uiteraard geen TNT opgelost in de aceton. Voor detectietrainingen op gassen kan men gebruik maken van dragermaterialen als absorberende katoenen watten en dergelijke. Men laat het gas door het dragermateriaal stromen. Het dragermateriaal kan dan gebruikt gaan worden bij de preparatie van een geursignatuur ten behoeve van de trainingen. Hiermee ben ik bij het punt gekomen over de wijze van vervaardiging van de daadwerkelijke bij de training te gebruiken preparaat met geursignatuur. Dit is dus bijvoorbeeld de geurpijp, het geurbusje etc met de geursignatuur erin. De vragen die nu beantwoord moeten worden luiden als volgt. Met welke concentratie aan geursignatuur moeten we de trainingen beginnen? In welke stappen bouwen de concentraties af? Welke onderste concentratiegrens moeten we als doel hebben? Professionals zullen door ervaring en laboratorium onderzoek het antwoord wel weten. Maar het geheim van de smid wordt in de regel niet, of niet helemaal prijs gegeven. Daarom is het belangrijk gedetailleerde gegevens op na te houden hoe men de preparaten heeft vervaardigd. Je moet een logboek bijhouden wat een database moet worden van je ervaringen. Gewichten van stoffen, het absorptie materiaal, de hoeveelheid absorptie materiaal, de manier van vervaardigen van het preparaat, ouderdom van het preparaat, klimaat bij vervaardigen, de wijze van opslag etc, het hoort allemaal in de database te komen. En uiteraard komen de ervaring met het bewuste preparaat bij de trainingen in het logboek van de hond te staan. Het behoort allemaal genotuleerd worden om inzicht te krijgen wat de invloeden zijn bij het prepareren van geursignaturen. De parameters die hierbij allemaal om de hoek komen kijken moeten zoveel mogelijk onder controle zijn. Wat men in ieder geval voor ogen moet houden zijn de hieronder beschreven feiten. Deze feiten kennis behoort men te verwerken in de trainingsopbouw van de hond.
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
Lijst in volgorde van afnemende damp waarneembaarheid met vermelding van fysische eigenschappen van de stof Zwart weergegeven zijn explosieve stoffen Blauw weergegeven zijn narcotica
Rood weergegeven zijn de andere stoffen
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
15. DE KEUZE MOGELIJKHEID VAN DE METHODIEK BIJ DE OPBOUW VAN DE GEURDETECTIE HOND Zoals met alle africhting disciplines bij honden zijn er vaak meerder wegen die naar Rome leiden. Het is niet anders met de opleiding van de geurdetectie hond. Er zijn verschillende methodieken en ze hebben allemaal hun voor en nadelen. Komt daar nog bij dat we er het niet altijd over eens zijn wat bij een bepaalde methodiek dan wel het voordeel of het nadeel zou zijn. De gekozen weg moet onder andere afhangen van het type hond, de vaardigheden van de geleider en uiteraard de doelstelling van de opleiding. Bovendien zal niet iedereen in de gelegenheid zijn over bepaalde materialen te kunnen beschikken. Echter dat men voor aanvang van de opbouw van de hond en africhtingstrategie moet keizen mag duidelijk zijn. De vragen van het volgende lijstje zullen daarbij beantwoord moeten zijn. 1)Welke geursignaturen gaan we onze hond leren detecteren. 2)Hoe gaan we de geuren die we hierbij nodig hebben prepareren. 3)Hoe willen we hebben dat de hond verwijst. 4)Wat gaan we als positieve bekrachtiging gebruiken, een bal of dergelijke of voedsel. Heel bewust heb ik de kennis die nodig is om deze vragen te kunnen beantwoorden al behandeld in de hoofdstukken hiervoor. Dit omdat deze vragen de basis vormen om goed van start te kunnen gaan met geurdetectie trainingen. Het antwoord op deze vragen zal bepalen wat men van het vervolg van de gegeven tekst in dit werkstuk kan gebruiken bij de geurdetectie trainingen. Als uitgangspunt kan men stellen dat de volgorde van de trainingsopbouw als volgt behoort te zijn.
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD) Dit werkstuk zal zich splitsen in de volgende methodiek hoofdstukken. 16.1 Geurbox met balgeefmechanisme. 16.2 Alternatieve geurboxen voor de geurbox met balgeefmechanisme. 16.3 De tracking wall. 16.4 Trainen op basis van voedsel als positieve bekrachtiger. Methodiek is ook eventueel bruikbaar met een bal of dergelijke direct uit de hand van de geleider. 16.5 Trainen op basis van spelen met/apporteren van geurpijpjes of speeltjes die volgestopt zijn met, of voorzien zijn van geur van de geuridentificatie stof. 16.6 Het aanleren van honden personen te controleren op het bij zich dragen van verboden stoffen (het zogenaamd “drugs/narcotics on the men” traceren). 16.7 Detectie van brandversnellers (accelerants).
16. DE TRAININGSMETHODIEKEN Hier volgen methodiekbeschrijvingen met de verschillende apparaten en andere hulpmiddelen die er zoal zijn. Vergeet niet bij deze methodieken de wijsheid van de het GBS, de GPC, het HVS en het VBS uit hoofdstuk 12 te gebruiken bij de opbouw van de honden.
16.1 Geurbox met balgeefmechanisme Deze geurboxen zijn ontworpen voor een trainingsopbouw volgens het principe van verwijzen door middel van zitten en staren naar de geurbron en dat een bal of dergelijke als positieve bekrachtiger wordt gebruikt
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
16.2 Alternatieve geurboxen voor de geurbox met balgeefmechanisme
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD) 16.3 De tracking wall Een tracking wall is een wand van circa 4 meter met een achttal gaten erin op ongeveer de schofthoogte van een hond. De tracking wall heeft de zelfde functie als een geurbox. In dit geval moet men de één gat in de tracking wall zien als één geurbox.
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
De volgende foto’s komen van de politie in Rotterdam. Op de foto’s is een zeer professionele tracking wall te zien. Door middel van een leiding systeem zijn er gassen van de geursignatuur aan te voeren naar de geurgaten. De gaten zijn van roestvrijstaal zodat het geheel goed te reinigen is en “clean” te maken van geurtjes.
De opbouw van een detectiehond met en tracking wall komt nagenoeg overeen met de opbouw met een geurbox. Het grote verschil is natuurlijk dat de gaten in de tracking wall niet mobiel zijn.
16.4 Trainen op basis van voedsel als positieve bekrachtiger. Methodiek is ook eventueel bruikbaar met een bal of dergelijke direct uit de hand van de geleider
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD) 16.5 Trainen op basis van spelen met/apporteren van geurpijpjes of speeltjes die volgestopt zijn met, of voorzien zijn van geur van de geuridentificatie stof De uitgangsgedachte bij het trainen op deze wijze komt overeen met het trainen met een geurbox met balgeefmechanisme voor een bal of de alternatieve geurbox hiervoor.
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
Deze kleine is een prototype.
16.6 Het aanleren van honden personen te controleren op het bij zich dragen van verboden stoffen (het zogenaamd “drugs/narcotics on the men” traceren) Deze discipline is een beetje een vreemde eend in de bijt in dit hoofdstuk 16. Dit omdat veel zaken zich onderscheiden ten opzichte van de andere methodieken. Zo vindt er hier een besnuffeling plaats aan personen terwijl in de andere methodieken spraken is van besnuffeling in en aan objecten. De praktische toepassing van de doelstelling is daarmee al heel anders. De focus op de geursignatuur wordt heel anders dan bij de andere beschreven methodieken. Bij deze discipline is het een persoon die een positieve bekrachtiging brengt voor de hond. De persoon onderscheid zich van andere doordat deze een bepaalde geur bij zich draagt. Bij de andere disciplines brengt de methodiek met zich mee dat de hond zichzelf beloonde door een geconditioneerd gedrag te tonen bij het waarnemen van een bepaalde geursignatuur. In de ogen van de hond waren daar verder geen personen bij betrokken. De beschrijving van deze methodiek kan men dus maar het beste zien als een verhaal op zich dat grotendeels los staat van veel tekst uit dit werkstuk. Voor de geurpreparatie geldt echter veel dezelfde regels.
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
Als praktische toepassing moet men denken aan bijvoorbeeld controle van personen op vliegvelden op het dragen van narcotica of explosieven. Deze personen komen dan in een rij voorbij door een controle poort alwaar de hond bij het voorbijkomen de personen besnuffeld op aanwezigheid van specifieke geuren. In deze alinea verwijs ik terug naar hoofdstuk 12, “Het conditioneren van de hond op communicatie woorden van de geleider”. Vergeet niet de daar beschreven wijsheid in de loop van de verschillende stappen uit deze methodiek in praktijk te brengen. Maak dus gebruik van de signalen:
GEEN BELONINGS SIGNAAL (GBS) GECONDITIONEERDE POSITIEVE CORRECTIE (GPC) HOU VOL SIGNAAL (HVS) en het GECONDITIONEERD VRIJGEVEN en BELONINGS SIGNAAL (VBS)
-Stap 1 De hond wordt een passieve verwijzing aangeleerd door middel van zitten voor een persoon en de persoon aan te kijken in de ogen. In eerste instantie leert de geleider de hond dat het voor hem zitten en het aankijken van de geleider een positieve bekrachtiging voor de hond brengt. Hier is de “clicker”-methode met “shapen” zeer goed bruikbaar. Wanneer de hond deze oefening correct en snel uitoefent volgt stap 2.
-Stap 2 In deze stap 2 wordt de sleutel tot het verkrijgen van de positieve bekrachtiging geïntroduceerd. Deze sleutel is de geursignatuur, bijvoorbeeld cocaïne. De hond wordt in deze stap geleerd dat alleen de aanwezigheid van de geur van de geursignatuur bij de geleider en het correct verwijzen een positieve bekrachtiging zal brengen. Deze geur moet dus duidelijk aanwezig zijn.
-Stap 3 In deze stap 3 wordt het aangeleerde in stap 2 toegepast in diverse verschillende trainingslocaties. Op deze wijze leert de hond dat de regels van het spelletje overal toegepast wordt.
-Stap 4 De hond leert nu dat ook op een bewegende geleider de regels van kracht zijn. De geleider met geursignatuur op zaak rent weg van de hond. Als de hond de geleider een tijdje heeft achtervolgd, dan stop de geleider met lopen. Als de hond dan een correcte verwijzing uitvoert volgt de positieve bekrachtiging.
-Stap 5 stap 2, 3 en 4 worden nu in de praktijk gebracht op andere personen dan de geleider. In het begin zijn hierbij twee andere personen bij betrokken, waarvan één de geursignatuur bij zich draagt. De hond moet nu dus leren tussen deze twee personen de sleutel te vinden tot het krijgen van de positieve bekrachtiger. Deze sleutel is dus het correct verwijzen van de persoon die de geursignatuur bij zicht draagt. De correct verwezen persoon geeft de hond bijvoorbeeld een bal. Denk eraan dat alle betrokken personen bij de training dan een bal bij zich dragen. Dit om niet een bal de sleutel te laten worden tot het verkrijgen van een positieve bekrachtiging. Op foutieve verwijzingen volgt een neutrale reactie. Er wordt niet beloond er wordt niet gestraft. De hond behoort uit eigen beweging zijn fout te herstellen. Doet de hond dit initiatief niet, gebruik dan het GBS.
-Stap 6 In een rustig tempo wordt het aantal mensen waaruit de hond moet selecteren in stapjes van één extra persoon verhoogt. De betrokken personen bij de trainingen mogen zich allemaal “uitdagend” gaan gedragen door bijvoorbeeld opvallend de handen in de zakken te dragen, opvallende tassen te dragen etc. Elke denkbare afleiding moet bij de hond geïntroduceerd worden. Het moet uiteindelijk zo zijn dat een achterelkaar lopende rij van personen door de hond, in tegengestelde richting bewegende, afgesnuffeld wordt op zoek naar de geursignatuur. Als circa vijf personen betrokken zijn bij de selectieprocedure van de hond en de hond scoort na tevredenheid, dan is het tijd voor stap 7.
-Stap 7 Er wordt een nieuwe geursignatuur geïntroduceerd. Hiervoor worden stap 2 tot en met stap 6 met deze nieuwe geursignatuur opnieuw in de praktijk gebracht. Zijn deze stappen succesvol doorlopen dan volgen er trainingsactiviteiten met beide geleerde geursignaturen. Echter bij elke trainingssessie mag maar één van beide geursignaturen aanwezig zijn. Geven deze trainingssessie een gewenst resultaat dan worden via stap 2 tot en met stap 6 weer een nieuwe geursignatuur geïntroduceerd. Deze cyclus wordt zodanig weer herhaald totdat alle beoogde geursignaturen zijn aangeleerd. Hou wel de regel aan dat bij elke trainingssessie maar één geursignatuur aanwezig mag zijn.
-Stap 8 De hond wordt nu verder voorbereid om in de praktijk te werk te kunnen gaan. Alle mogelijke locaties worden opgezocht, het aantal betrokken personen wordt verder uitgebreid. Belangrijk is dat trainingssessies voor de hond altijd tot succes lijden. Het is uiteraard ook de bedoeling de drift van de hond te verhogen zodat de hond langere zoektijden vol houdt. Door variabele interval van de positieve bekrachtiger wordt de drang om te blijven zoeken naar geleerde geursignaturen verhoogt. In het hoofdstuk “Communicatie en hoe honden leren” heb ik de theorie die hierachter zit al beschreven.
16.7 Detectie van brandversnellers (accelerants) Ik heb er al op gewezen dat de preparatie van geursignaturen voor de opleiding van een hond die ingezet gaat worden bij een onderzoek van een brand een uitzonderlijke positie in neemt. Het is namelijk onmogelijk de hond op te leiden met gebruikmaking van enkelvoudige zeer zuivere componenten bij de geurpreparatie, hoe ideaal dit ook zou zijn. Dit heeft te maken met de afkomst van de brandversnellers. De grondstof voor de vervaardiging van het grootste deel van brandversnellers is ruwe aardolie. Van deze ruwe aardolie bestaan er op de wereld meer dan driehonderd verschillende soorten. De voorkomende koolwaterstoffen in deze ruwe olie soorten variëren en het zelfde geldt voor de voorkomend verontreinigingen zoals zware metalen en zwavelverbindingen. Dit brengt met zich mee dat de het eindproduct van de destillatie altijd zal variëren. De samenstelling van benzine, diesel, kerosine en dergelijk zal dus nooit identiek kunnen zijn. Zo zullen niet alleen bepaalde stoffen wel of niet voorkomen maar ook de onderlinge verhoudingen zullen varieer. Zo bestaat benzine uit een ongelooflijk veel verschillende alkanen, cyclo-alkanen, aromaten en voor een deel nog uit onbekende stoffen. Door de complexe samenstelling van brandversnellers is het verdampingsproces ook complex. De zogenaamde lichtere componenten van de brandversneller zullen sneller verdampen dan de zwaardere componenten. De samenstelling van de ontwijkende damp uit brandversnellers is anders dan die van de achterblijvende vloeistof. Dit geldt dan uiteraard ook voor de achter gebleven componenten van een gebruikte brandversneller in de puinresten van een brand. Deze achter blijvende zwaardere bestanddelen is waar we onze geursignatuur op moeten richten bij het africhten van de honden. Deze zwaardere bestanddelen moeten we de hond leren te traceren op een plaats van een branddelict. De meest gebruikte brandversnellers bij een brandstichting zijn benzine, kerosine, diesel, gasolie, verfverdunners en terpentijn. Het zijn stoffen die niet in zijn geheel zullen verdampen en niet oplosbaar zijn in water. Vanuit deze producten moeten we onze geursignaturen gaan maken. Spiritus/alcohol en aceton zijn ook brandversnellers die wel gebuikt worden. Echter deze stoffen zijn in zijn geheel zeer vluchtig en lossen op in water. Hitte, regen en bluswater zullen deze stoffen dan ook zeer snel totaal doen verdwijnen in brandresten. Het heeft dus weinig zin om ons op deze stoffen te concentreren. Verbranden meubelen, synthetisch tapijt en dergelijke, bouwstoffen, en plastics geven koolwaterstoffen als residu door ontledingen bij de verbranding. Deze koolwaterstoffen kunnen voor wat betreft de structuur voor een groot deel overeenkomen met de resten van gebruikte brandversnellers bij een brand. Pogingen om honden het verschil tussen deze twee residuen aan te leren zijn niet altijd succesvol geweest dus mag als zeer lastig omschreven worden. Echter lastig betekent niet onmogelijk. Ook in het huishouden gebruikte lijmen en insecticiden kunnen brandversnellende stoffen bevatten. Door de hond getraceerde stoffen in de resten van een brand hoeven dus niet noodzakelijkwijs afkomstig te zijn van brandversnellers die gebruikt zijn voor een branddelict. Verder laboratorium onderzoek kan de herkomst van gedetecteerde stoffen aantonen. Uiteraard is het afhankelijk van de locatie omstandigheden, maar het is aangetoond dat honden tot 18 dagen na een brand nog gebruikte brandversnellers kan detecteren. De exacte ondergrens van wat een hond kan detecteren van een brandversneller is niet bepaald, maar wel is bewezen dat dit ongeveer 0,01 microliter (= 0,01 X 10-6 liter) moet zijn.
In dit hoofdstuk zullen geen stappen beschreven worden in de opbouw. Voor de opbouw van een hond voor brandversnellers detectie zijn de methoden in hoofdstukken 16.1 tot en met 16.5 bruikbaar. Brandversnellers detectie behoort te geschieden door middel van een passieve “ZIT” detectie. De honden worden tevens geleerd om, na de verwijzing door middel van zitten, op een commando als “WAAR DAN” met zijn neus aan te geven waar de exacte locatie is van de geursignatuur. Op deze wijze kan van de juiste plaats een monster genomen worden voor verder laboratorium onderzoek. De verschillende geursignaturen die de hond moet aanleren moeten dus geprepareerd worden van brandversnellers als benzine, kerosine, diesel, gasolie, verfverdunners en terpentijn. In de regel laat men deze brandversnellers voor 50% indampen om vervolgens met het verkregen residu geurpreparaten te vervaardigen. Op deze wijze is er voor de hond al een discriminatie uitgevoerd voor de lichtere bestanddelen van de brandversnellers. Deze lichter bestanddelen zullen dus normaliter niet aanwezig zijn op de plaats van het branddelict. Brandversnellers bevatten veel gezondheidsschadelijke stoffen. Daarom behoort de preparatie van de geursignatuur, dat gebruikt gaat worden bij de trainingen, zodanig te geschieden dat de gezondheid van de hond geen gevaar loopt. Overigens moet men ook bij een praktische inzet van de hond rekening houden met mogelijke gezondheid risico’s! Indien men een trainingsmethodiek gebruikt waarbij de hond met attributen in contact komt die direct met brandversnellers zijn besprenkeld, dan is het gezondheidsrisico uiteraard het grootst. In een dergelijk geval mag de besprenkeling hooguit het totale volume bereiken van één druppel brandversneller. De methodiek van de geursignatuur aanbrengen door middel van adsorptie op metalen geurpijpjes is het veiligst. Ik heb er al op gewezen dat de hond leren te discrimineren tussen koolwaterstoffen afkomstig van brandversnellers en koolwaterstoffen afkomstig van andere materialen een lastige klus is. Dagelijkse discriminatie trainingen zullen echter uiteindelijk tot een gewenst resultaat kunnen leiden. Een methode die hiervoor gebruikt kan worden luidt als volgt. -Vijf ongebruikte metalen verfblikken van een liter worden gevuld in exact dezelfde verhouding met de volgende producten: *Grenenvurenhout *Plastics *Vloerbedekking *Synthetisch kussenopvulmiddel *Papier *Polystyreenschuim -Een open vlam afkomstig van propaan- of butaangas wordt op de inhoud van de blikken gehouden. Dit brandproces dient bij elke blik even lang te geschieden en wel zolang zodat het grootste deel van de inhoud verbrand is. In de verhouding van de producten en de afkomst van de producten die in het verfblik gaan kan men veel variaties toe passen. Ook in de verbrandingsgraad kan men variaties aanbrengen. Al deze variaties zullen elke keer weer een verdere gewenste discriminatie ter weeg brengen. De blikken laat men afkoelen tot kamertemperatuur. -Aan één van de blikken met verbrande inhoud wordt één theelepel brandversneller toegevoegd. Deze wordt ontstoken en naar 15 tot 20 seconden gedoofd door een plaat op het blik te leggen. Vervolgens laat men dit blik afkoelen tot kamertemperatuur.
-Met de vijf blikken wordt nu detectietest uitgevoerd. De bedoeling is dat de hond de vier “blanco’s” weet te onderscheiden van het blik met de geursignatuur van de brandversneller. De blikken behoren minstens 50 centimeter van elkaar te staan in een rechte lijn of in een cirkel.
17. HET GEBRUIK VAN EEN GEURPUNT Nadat alle stappen van een methodiek doorlopen zijn kan men gaan werken met een aangebrachte geurpunt. Een katoenen doek of watten is dan doordrenkt van een gewenste geursignatuur. Met het doek of de watten wordt over een oppervlakte van 10x10 centimeter gewreven. Men heeft dan zo een geurpunt aangebracht. Het voordeel van deze methodiek is dat men geen beperkingen heeft waar men een geur van een geursignatuur wil hebben. Bovendien is het gemakkelijk en veilig in gebruik en daardoor op elke locatie toepasbaar.
18. HET AANLEREN VAN SYSTEMATISCH DOORZOEKEN VAN EEN BEPAALD GEBIED OF OBJECT Dit hoofdstuk is verdeeld in 18.1 Een locatie afzoeken 18.2 Een voertuig doorzoeken De hier beschreven methoden wordt in het vakjargon vaak aangeduid met “directed search”. Naast deze “directed search” wordt in de praktijk ook wel “free search” toegepast. Bij “free search” zoekt de hond vrij naar geursignatuur zonder constant gedirigeerd te worden door de geleider.
18.1 Een locatie afzoeken Het aanleren van en locatie afzoeken kan men in twee leerfases indelen. De eerste leerfase is:
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD)
19. GELEERDE GEURSIGNATUREN IN ALLE MOGELIJKE VATIANTEN PREPAREREN Dit hoofdstuk is een beetje dubieus
Autorisatie belemmering van toepassing! (lees hierover het hoofdstuk VOORWOORD) Om de detectievaardigheid af en toe te toetsen behoort men geleerde geursignaturen in alle mogelijke varianten te gaan prepareren. Deze varianten worden dan dus incidenteel gebruikt bij trainingssessies. Uiteraard dient stap voor stap de moeilijkheidsgraad te worden vergroot. Zo worden er eerst geurbronnen met een sterke geur geïntroduceerd die de hond niet behoort te detecteren en op ruime afstand van de wel te detecteren geursignatuur. Daarna wordt een te detecteren geursignatuur naast of in een andere sterke niet te detecteren geur geplaatst. De hond moet door deze sterke vreemde geur heen de geleerde geursignatuur weten te traceren. Uiteraard behoort men dit laatste in fasen op te bouwen. In het begin moet deze sterke vreemde geur bescheiden aanwezig zijn. In kleine stappen van de trainingsmethodiek wordt vervolgens de geurintensiteit van de vreemde geur verhoogt. Uit laboratoriumproeven (Johnston, Auburn University 1999) blijkt dat men hier heel ver in kan gaan. Zelfs als deze vreemde geur voor mensen zeer sterk waarneembaar is kan een hond uit deze damp een zeer geringe aanwezige concentratie van een geleerde geursignatuur traceren. Daarnaast blijkt het zo te zijn dat hoe meer verschillende type vreemde geuren men gaat gebruiken bij dit soort trainingen, hoe meer men de hond de vaardigheid bijbrengt de geleerde geursignaturen te kunnen blijven traceren. Dit kan bij het werken met de hond in de praktijk uiteraard ook noodzakelijk zijn. Zo wordt narcotica bijvoorbeeld vaak gemaskeerd met sterke vreemde geuren om zodoende de tracering door een detectiehond proberen te voorkomen. Maar nogmaals, pas een trainingssessie met gemaskeerde geursignaturen incidenteel toe!
20. HET KWALITATIEF VERDER OP PIJL BRENGEN EN HOUDEN VAN EEN VERGEVORDERDE HOND Uit wetenschappelijk onderzoek door de Auburn University’s College of Veterinary Medicine is het volgende gebleken. Normaliter worden door professioneels in het geurdetectie werk als standaard aangehouden dat van een hond een zoektijd van 30 minuten verlangd kan worden. Uiteraard is het zo dat aanleg van de hond en klimaatlogische omstandigheden bepalend zijn voor te duur dat een hond een continue zoekactie kan volhouden. Uit onderzoek is echter gebleken dat bij toepassing een goede methodiek als opbouw, een werkactie van 90 tot 120 minuten continue zoeken uiteindelijk zonder probleem haalbaar is.
Variatie in trainingslocatie en omstandigheden is een must. Maar waar ook op getraind moet worden is dat de hond moet leren niet zomaar wat te verwijzen als hij bij een zeer langdurige zoekactie niets vindt. Dit correct langdurig zoeken op zich, zonder wat te vinden, moet ook beloond worden. De ouderdom van een stof kan van invloed zijn op de geursignatuur van de betreffende stof. Daarom moet bij het uitvoeren van trainingssessies met gevarieerde ouderdom van de te detecteren stoffen gewerkt worden. Uit proeven is gebleken dat indien detectie van geursignaturen met een goede methodiek is aangeleerd, een volledige trainingspauze of werkpauze van 120 dagen geen verval brengt in de prestaties van de hond.
21. LITERATUUR Susan Barwig en Stewart Hilliard --------------------------------------SCHUTZHUND Theory and training methods 1991/ISBN 0-87605-731-8
Wolfgang Bechtold ----------------------AFRICHTING TOT VERDEDIGINGSHOND Met de hond naar het oefenterrein Eerste druk, 1984/ISBN 90-03-977658
Göran Bergman ------------------WAAROM DOET MIJN HOND DAT ? 1972/ISBN 90-290-0423-1
Dr. J.A. Bierens de Haan ----------------------------WAT GAAT ER OM IN UW HOND? Een kynologisch en dier psychologisch monografie Tweede druk, 1949/A.J.G. Strengholt’s Uitgeversmaatschappij N.V. Amsterdam
Loes van den Bogaard --------------------------
BEHENDIGHEID Trainen en spelen met honden 1987/ISBN 90-5112-015 X
Dr. Ferdinand Brunner -------------------------DER UNVERSTANDENE HUND 1994/ISBN 3-89440-048-X
Evert Jan ter Burg --------------------HONDEN NATUURLIJK 1982/ISBN 90-210-1065-8
Prof. Dr. F. J. J. Buytendijk -------------------------------DE PSYCHOLOGIE VAN DEN HOND Amsterdam/N.V. Uitgevers-Maatschappij “Kosmos”
Drs. R. Cassenaar --------------------DE SOCIALISATIEPERIODE VAN DE HOND EN DAARUIT VOORTKOMENDE GEDRAGSAFWIJKINGEN Referaat Werkgroep Veterinaire Kynologie-Utrecht/22 augustus 1987
Stanley Coren ---------------DE INTELLIGENTIE VAN HONDEN 1994/ISBN 90-5018-265-8
Eric Fitch Daglisch ---------------------THE DOG BREEDER’S MANUAL 1951/J.M. Dent & Sons Ltd - London
Warren en Fay Eckstein ---------------------------HONDEMANIEREN EN KATTEKWAAD Leer uw huisdier goede manieren met deze opvoedingsmethode 1987/ISBN 90-252-9001-9
Andrea Engel ---------------AGILITY Zusammen spiel von mensch und hund 1990/ISBN 3-258-04282-9
Dick M. Engel ----------------DE HOND: OPVOEDING EN AFRICHTING Eerste druk, 1977/ISBN 90-274-09005
Dorit Feddersen-Petersen -----------------------------HUNDEPSYCHOLOGIE Wesen und Sozialverhalten Derde druk, 1989/ISBN 3-440-05589-2
Dorit Feddersen-Petersen -----------------------------HUNDE UND IHRE MENSCHEN 1992/ISBN 3-440-05855-7
Gundrun Feltmann – v. Schroeder ---------------------------------------
HUND AND MENSCH IM ZWIEGESPRÄCH 1993/ISBN 3-440-06626-6
Martin Gaus -------------NOG BETER OMGAAN MET JE HOND 1999/ISBN 90-5210-265-1/NUGI 410
K. Van der Geest -------------------DE HOND 1959 A.W. Bruna & Zoon - Utrecht
H.J.H. Gerards ----------------BASIS CURSUS INSTRUCTEUR PAKWERKER
H.J.H. Gerards ----------------DE GEBRUIKSHOND EN DE AFRICHTING
H.J.H. Gerards/aangevuld-bewerkt-herschreven door F.J. Jansen ---------------------------------------------------------------------------INSTRUCTEUR/PAKWERKER GEBRUIKSHONDEN Uitgave door de Nederlandse Bond van Gebruikshondensportverenigingen - 1995
H.J.H. Gerards ----------------DE WERKHOND EN HET SPEUREN Februari 1997
Nicky Gootjes ---------------GEDRAGSLEER BIJ HONDEN Trainershandleiding Gehoorzame Huishond - Dierenbescherming 1999/ISBN 90-70272-58X
Ruud Haak ---------------DE NEUS VAN DE HOND Speuren en zoeken 2006/ISBN 90-77462-24-4
Ruud Haak -----------HET SPEUREN VAN HONDEN In theorie en praktijk 1987/ISBN 90-6348-489-0
Ruud Haak -----------HONDEN EN HUN GEDRAG 1988/ISBN 90-6248-588-X
Andres Hallgren ------------------PROBLEEMHONDEN EN HONDEPROBLEMEN... Hoe en waarom? Vierde druk, ISBN 90-6084-321-5
Don Harper ------------TRAIN YOUR DOG 1991/ISBN 1-85076-301-1
Dick Hartman ---------------HONDEN LEREN…SORTEREN EN SPEUREN 1991/ISBN 90-6248-687-8 NUGI 410
Hegensdorf (Ludwig von Méry von Kapos Mère) --------------------------------------------------------DE GEBRUIKSHOND IN DE PRAKTIJK (Bewerkt door Jan van Rheenen)
1912 Duitsland – “Der Gebrauchshund” / Tweede druk - Nederland 1967 A.G. Strengholt N.V. Amsterdam
Rob van Hesteren --------------------PSYCHOLOGIE VAN DE HOND 1990/ISBN 90-6248-674-6
Ruth Hobday --------------AGILITY IS FUN A step by step for beginners and experienced competitors 1989/ISBN 0-903034-10-7
K. Kellner -----------HANDBOEK VOOR DE HONDENLIEFHEBBER 1975/ISBN 90-03-96810-1
Ulrich Klever --------------DEIN HUND DAS UNVERSTANDENE WESEN 1972/ISBN 3-7630-1301-6
Dr. Tillmann Klinkenberg -----------------------------HUNDEERZIEHUNG OHNE ZWANG 1979/ISBN 3-7888-0273-1
Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) ------------------------------------------------------------------BRAVE HOND Handleiding voor de politiehonddressuur in Nederland 1983, Uitgave KNPV
C.A. Kruis
-----------DE AFRICHTING VAN DEN RASHOND 1939/Weten En Kunnen, nieuwe reeks No 203, Kosmos Amsterdam
C.A. Kruis -----------AFRICHTING VAN DE HOND Veertiende druk, 1978/ISBN 90-215-0515-0
Peter Lewis -------------THE AGILITY DOG INTERNATIONAL 1988/ISBN 0-906422-08-6
Konrad Lorenz -----------------MENS EN HOND Over het begrijpen en opvoeden van honden Zevende druk, 1984/ISBN 90-216-0766-2
Jo Lubbers ------------GEDRAG EN GEHOORZAAMHEID VAN HONDEN Vierde druk, ISBN 90-6248-325-9 UGI 625
Elizabeth Marshall Thomas ------------------------------HET VERBORGEN LEVEN VAN HONDEN 1993/ISBN 90-5333-243-X
C.W. Meisterfeld, Ph.D. and Ernest Pecci, M.D. -------------------------------------------------------DOG & HUMAN BEHAVIOR Amazing parallels & similarities 2000/ISBN 0-9601292-9-4
Ron Mistafa -------------K9 EXPLOSIVE DETECTION A manual for trainers 1998/ISBN 1-55059-161-4
Dr. Myrna M. Milani ------------------------DE ONZICHTBARE RIEM 1985/ISBN 90-6564-089-4
Desmond Morris ------------------WAAROM BLAFFEN HONDEN Over het gedrag van uw hond Tweede druk, 1990/ISBN 90-269-4332-6 NUGI 410
Konrad Most --------------DIE ABRICHTUNG DES HUNDES Individuell und ohne strafen (Herzien door Fritz Rasch) Vijftiende druk, 1987/ISBN 3-924008-26-4
Dr. Roger Mugford ----------------------HUNDE AUF DER COUCH Verhaltenstherapie bei hunden 1991/ISBN 3-924008-75-2
Manfred Müller -----------------DER ECHTE, FÜHRIGE SCHUTZHUND Zucht -Aufbau - Beurteilung 1985/ISBN 3-88627-053-X
Manfred Müller
-----------------VOM WELPEN ZUM IDEALEN SCHUTZHUND Kauf - Aufbau - Haltung 1988, ISBN 3-88627-0064-5
Valerie O'Farrell ------------------MANUAL OF CANINE BEHAVIOUR British Small Animal Veterinary Assosiation
Oberländer (W. Rehfuß) ---------------------------DIE DRESSUR UND FüHRUNG DES GEBRAUCHSHUNDES 1983/ISBN 3-7888-0396-7
Urs Ochsenbein -----------------DER NEUE WEG DER HUNDEAUSBILDUNG Vom gehorsamen Begeleiter bis zum Dienst- und Rettungshund Vierde herziene oplage, 1979/ISBN 3-275-00697-5
Walter en Christl Poduschka --------------------------------VAN PUP TOT HOND Zo ontwikkelt uw hond zich goed 1977/ISBN 90-204-1695-2
Helmut Raiser ---------------DER SCHUTZHUND Die Ausbildung von Gebrauchshunden für den Schutzdienst Tweede druk, 1981/ISBN 3-490-40312-6
Jan van Rheenen ------------------MEER KENNIS VAN UW HOND Zevende bijgewerkte druk, 1976/ISBN 90-274-00660
Jan van Rheenen ------------------PRISMA-HONDENBOEK Elfde bijgewerkte druk, 1977/ISBN 90-274-00229
Royal Canin/Aniwa Publishing ----------------------------------ENCYCLOPEDIE VAN DE HOND Deel 1, ISBN 2-7476-0006-8 Deel 2, ISBN 2-7476-0035-3 Deel 3, ISBN 2-7476-0042-4 Deel 4, ISBN 2-7476-0049-1
Marcel Schlag ----------------SCHUTZHUNDPRüFUNG In den prüfungsstufen I, II und III 1987/ISBN 3-490-05019-3
Daniel Schwizgebel ---------------------HUNDE AKTIVEREN STATT HEMMEN Der bessere Weg zur Verhatenskontrolle 1999/ISBN 3-9521699-0-0
Swarovsky/Ott/Wunderlich -------------------------------DE OPVOEDING, OPLEIDING EN AFRICHTING VAN DE HOND Vertaald door Stephe Bruin 1988/ISBN 90-03-90153-8
P.M.C. Toepoel ------------------OPVOEDING VAN DE HOND Negende druk, herzien door M.E. Tittel-Schilperoort, 1972/IHSB 90-215-0289-5
J.R. Toman ------------DE POLITIEHOND IN DIENST VAN DE MENS 1983/D-1983-2183-7
J.R. Toman ------------OPVOEDING EN AFRICHTING VAN DE HOND Twaalfde druk, ISBN 90-215-1193-2
Eberhard Trumler --------------------HONDEN MOET JE SERIEUS NEMEN Eigenschappen en opvoeding van de hond 1989/ISBN 90-6248-567-6
Eberhard Trumler --------------------HONDEN ZIJN OM VAN TE HOUDEN Wezen en gedrag van onze hond 1989/ISBN 90-6248-556-8
M.A.J. Verwer ----------------DE HOND 1978/ISBN 90-274-7253-X
Voachim Volhard/Gail Tamases Fischer ---------------------------------------------TEACHING DOG OBEDIENCE CLASSES The manual for instructors Vierde druk, 1989/ISBN 0-87605-765-2
White/Evans -------------ZO KRIJG JE EEN GOED OPGEVOEDE HOND 1982/ISBN 90-210-1138-7
Arie Witte -----------HONDEN LEREN...BEHENDIGHEID Instructie handboek Eerste druk, 1991/ISBN 90-6248-686-X
De Duitse Herdershond ---------------------------Officieel maandorgaan van de V.D.H.
De Gebruikshond --------------------Uitgave van de Nederlandse Bond van Gebruikshondensportverenigingen (NBG) Dier en Gedrag -----------------Het vakblad voor professionals in de gedragstherapie Tinley Producties,Burgerbrug
LOI ----Cursus Dierengedrag Vaknummer 912/serie A 1986
LOS VAST -------------Contactblad van O. & O. (Nederlandse Vereniging voor Instructeurs in Hondenopvoeding en -Opleiding)
Onze hond ------------Maandelijkse uitgave voor de hondenliefhebber BCM Zuidgroep BV/Best
SV-zeitung ------------Uitgave des Vereins für Deutsche Schäferhunde (SV) e.V., Duitsland
Handleiding voor een V.D.H. pakwerkerscursus --------------------------------------------------------Uitgave van de Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden (V.D.H.) Januari 1992/november 1994, HB/CBA der VDH
Handleiding V.D.H. instructeurs -------------------------------------Uitgave van de Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden (V.D.H.) 1997