Inhoud JASON Magazine is het kwartaalblad van de Stichting JASON Dagelijks Bestuur Voorzitter • F.D.P. Mulders
3
26/11: de aanslagen in Mumbai Pieter de Vries
7
Groeiende Iraanse macht: Nervositeit in het Midden-Oosten Sico van der Meer
10
The Georgia conflict of August 2008: Exponent of Russia’s assertive security policy Marcel de Haas
14
Frozen & Forgotten: Nagorno-Karabach Roxy Tacq
19
Snelle toetreding Turkije economische zegen voor Europa Rob Boudewijn & Hans Bossert
22
‘Het Saluut’ door Edwin van Bostelen winnaar van de essaywedstrijd De wereld draait door Lennart Pieters
Secretaris • C.J.J. van de Griend Penningmeester • J. van Loenhout PR-functionaris • J.R.F. Spangenberg Activiteiten Coördinator • B. van Eybergen Fondsenwerver • Y. Ramautarsing Eindredacteur • J. Visser Redactieleden R. Tacq A. van Angeren P. de Vries J.E. Schrier E-mail •
[email protected] Algemeen Bestuur mevr. drs. M. van den Berge mevr. drs. C. Broersma drs. W. ten Kate drs. T. E. Westerhuis Raad van Advies dr. W.F. van Eekelen, voorzitter F. de Bakker
25 26
Vijand goed voor U Leon Wecke
prof. dr. J. Th. J. van den Berg prof. dr. H. de Haan prof. drs. V. Halberstadt dr. M. de Haas drs. G. J. J. M. Hayen H. A. M. Hoefnagels R.W. Meines R. D. Praaning prof. dr. J.G. Siccama mevr. drs. L.F. M. Sprangers prof. dr. A. van Staden drs. L. Wecke Adres Studentencentrum Plexus tnv Stichting JASON Kaiserstraat 25 2311 GN Leiden
www.stichtingjason.nl
www.stichtingjason.nl E-mail •
[email protected] issn 0165-8336 De Stichting JASON noch de redactie van JASON Magazine is verantwoordelijk voor de in de bijdragen weergegeven meningen. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij een schriftelijke opzegging vóór 1 december van het kalenderjaar is ontvangen. Ontwerp • Phoelich Media Design, Rotterdam Lay-out • J.P.F. Hekert, J. Visser Druk • Drukkerij Karstens, Leiden
2
Beste lezers, Voor u ligt de eerste editie van JASON Magazine van 2009, alsook de eerste uitgave onder een nieuwe eindredacteur. Zoals u gewend bent, zullen allerlei belangrijke internationale ontwikkelingen de revue passeren. Ook besteedt JASON aandacht aan conflicten die de schijnwerpers niet op zich gericht hebben. In deel drie van de reeks ‘bevroren conflicten’ komt de situatie in Nagorno-Karabach aan de orde; een gewapende vrede tussen Azerbeidzjan en Armenië met een niet onwaarschijnlijk vooruitzicht op militaire escalatie. Een soortgelijke situatie van een ander voormalig bevroren conflict in de Kaukasus barstte in augustus 2008 in alle hevigheid los. Ruslandkenner Marcel de Haas omschrijft haarfijn hoe de oorlog tussen Georgië en Rusland werd voorbereid en uitgevochten. Ook nog maar kort geleden zijn de aanslagen in Mumbai, waarvan de directe nasleep nog sterk voelbaar is. Het religieus extremisme, wat aan het endemische geweld ten grondslag ligt, lijkt symptomatisch te zijn voor een groot deel in de regio. De Indiase vraag over de betrokkenheid of nalatigheid van Islamabad geldt in soortgelijke gevallen ook voor andere hoofdsteden (ik kijk naar u, Teheran). De steun aan terroristische organisaties, in combinatie met het bezit van nucleaire wapens -of technologie- doet niet alleen in het westen de nekharen ten berge rijzen, maar maakt ook de buurlanden uiterst nerveus. Naast de bevroren, de aanhoudende en de nasmeulende kwesties, richt JASON ook de blik op de toekomst. In een lichtelijk provocerend opiniestuk verkondigt Rob Boudewijn de voordelen van Turkije als EU-lid; en waarschuwt hij voor de gevaren van een Europees Non. Dichter bij huis en nabijer in de toekomst ligt de deelname van JASON aan de oefening van de Nederlandse marine in Oekraïne. In de juni-editie kunt u daarover een uitgebreid verslag lezen. Johannes Visser
JASON Magazine * Jaargang 34
Artikelen
26/11: aanslagen in Mumbai Door Pieter de Vries
Hoewel India van toenemend belang is voor de internationale – en indirect ook de Nederlandse – veiligheid en economie, wordt door de Nederlandse media doorgaans niet bijzonder veel aandacht besteed aan gebeurtenissen in India. Op 26 november 2008 en gedurende de dagen die hierop volgden kwam India echter plotseling volop in beeld. De reden hiervoor was een reeks aanslagen op prominente doelen in Mumbai (zie inzet). Hoewel de belangstelling voor deze gebeurtenissen in eerste instantie zeer groot was, is de berichtgeving in Nederland na de feitelijke aanslagen weer snel afgenomen. In India is de nasleep van de aanslagen nog vrijwel elke dag voorpaginanieuws. Dit artikel zal proberen op basis van informatie uit de Indiase kranten een overzicht te schetsen van de belangrijkste ontwikkelingen die zich na de aanslagen, die in India bekend staan als 26/11, hebben voorgedaan.
De aanslagen in Mumbai
JASON Magazine * Nummer 1 2009
Moslims. Ruim 60 jaar later is geweld tussen beide bevolkingsgroepen nog steeds een regelmatig voorkomend fenomeen. Ook geweld tussen leden van verschillende kasten en andere bevolkingsgroepen komt regelmatig voor, zoals het recente geweld tegen Christenen in de deelstaat Orissa.3 Door het aanvallen van Nariman House hebben de aanslagen een voor India onbekende dimensie. Tijdens zijn verhoor liet Kasab weten dat de aanvallers de specifieke opdracht hadden gekregen om zoveel mogelijk Joden te vermoorden, om zo de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden te wreken.4 Andere gewelddadigheden doen zich voor in de noordoostelijke deelstaten, waar verscheidene afscheidingsbewegingen actief zijn. In andere delen van het land, voornamelijk in de deelstaten Jharkhand, West-Bengalen en Andhra Pradesh, plegen zogeheten ‘Naxalieten’ (Maoïstische rebellen) regelmatig aanslagen. Ook geweld met een externe dimensie, zoals de aanhoudende terroristische activiteit in de deelstaat Jammu & Kashmir en de aanslag op de Indiase ambassade in Kaboel in juli 2008, komt veel voor. In de meeste gevallen worden het
www.stichtingjason.nl
Op 26 november werd een aantal gecoördineerde aanslagen uitgevoerd in de Indiase stad Mumbai. Bij deze aanslagen vonden 173 mensen de dood, onder wie 9 terroristen. De aanslagen waren een combinatie van beschietingen, bomaanslagen en gijzelneming. Slechts één terrorist, Ajmal Amir Kasab (in India bekend als ‘Kasab’) werd levend gevangen genomen. De belangrijkste aanvallen vonden plaats op het treinstation Chhatrapiti Shivaji Terminus (CST), het Joodse complex Nariman House, het bekende café Leopold en de vijfsterrenhotels Taj Mahal Palace & Tower en Oberoi Trident. Pas op 29 november wist een antiterrorismeeenheid het Taj Mahal Palace te ontzetten en daarmee een einde te maken aan de crisis.
India en terrorisme Alvorens de nasleep van 26/11 nader te analyseren, is het nuttig een beeld te schetsen van de achtergrond waartegen deze aanslagen zich hebben afgespeeld. De aanslagen in Mumbai staan namelijk bepaald niet op zich. India heeft een lange, treurige geschiedenis met geweld en terrorisme. Volgens de Global Terrorism Database van het Amerikaanse National Consortium for the Study of Terrorism and Responses to Terrorism zijn er in India tussen 1970 en 2004 meer dan 4.100 terroristische aanslagen gepleegd, met in totaal meer dan 12.500 dodelijke slachtoffers.1 Vergeleken met de officiële cijfers van de Indiase overheid, die uitgaat van 70.000 doden in dezelfde periode2, is dit nog een vrij voorzichtige inschatting. Vooral de verhoudingen tussen Hindoes (ongeveer 82 procent van de Indiase bevolking) en Moslims (ongeveer 12 procent) staan al eeuwen onder druk. De onafhankelijkheid van het subcontinent en de daaropvolgende opsplitsing in India en Pakistan in 1947 leidde bijvoorbeeld tot massale slachtpartijen tussen Hindoes en
3
Artikelen
Luchtfoto van het schiereiland van Mumbai
www.stichtingjason.nl
Pakistaanse leger of de Pakistaanse geheime dienst, de Inter-Services Intelligence (ISI) ervan verdacht hierbij betrokken te zijn. Van de aanslag in Kaboel denken zowel de Indiase als de Amerikaanse geheime diensten dat deze in opdracht van de ISI is uitgevoerd.5
4
Het belang van 26/11 Aangezien terrorisme in India een relatief veelvoorkomend fenomeen is, lijkt het een logische vraag waarom juist aan de aanslagen van 26 november zoveel publiciteit wordt gegeven. Deze vraag wordt verder versterkt door het feit dat in 2008 al meerdere grote aanslagen werden gepleegd. Naast de eerder genoemde aanval op de ambassade in Kaboel werden in juli bijvoorbeeld grootschalige aanslagen gepleegd in Bangalore en Ahmedabad, en was in september New Delhi het toneel van een grote aanslag. De reden dat juist aan de aanslagen in Mumbai zoveel belang wordt gehecht is dat zij een grote symbolische waarde hebben. Mumbai is niet alleen
de grootste stad van India, maar wordt ook gezien als de financiële en commerciële hoofdstad van het land, waardoor het samen met ICT-steden als Bangalore en Hyderabad als een boegbeeld van de Indiase economische ontwikkeling kan worden gezien. De beide aangevallen hotels, het Taj en het Oberoi, gelden daarnaast als dé vijfsterrenhotels van Mumbai en genieten, net als station CST, grote bekendheid over de hele wereld. Hierdoor, en doordat de aanslagen voor een groot deel specifiek waren gericht op buitenlanders, is India door de terroristen ‘te kijk gezet’ voor het oog van de hele wereld.6 Het falen van de veiligheidsdiensten De Indiase inlichtingendiensten opereren in grote mate gedecentraliseerd. Naast de Research and Analysis Wing (RAW), de dienst die verantwoordelijk is voor de externe veiligheid, bestaan er voor alle legeronderdelen aparte veiligheidsdiensten en worden er ook binnen veel deelstaten JASON Magazine * Jaargang 34
door onafhankelijk opererende diensten inlichtingen verzameld. De hoofdverantwoordelijke instantie voor het bestrijden van terrorisme, de National Security Guard, bevindt zich echter op federaal niveau. Vanwege het relatief grote aantal aanslagen in de maanden voor 26/11 lag deze werkwijze al enige tijd onder vuur. Omdat de gezamenlijke inlichtingendiensten duidelijk gefaald hadden om de grootschalige aanval op Mumbai te voorkomen, zwol deze kritiek verder aan in de dagen na de 26e november. Klokkenluiders uit de RAW lieten in de media weten dat de aanslagen te voorkomen waren geweest als de communicatie tussen de verscheidene diensten beter was geweest en als de RAW enkele aanwijzingen voor de aanslagen correct had geïnterpreteerd.7 In reactie hierop liet premier Singh weten bezig te zijn met het voorbereiden van een drastische reorganisatie van de veiligheidsdiensten en een federale inlichtingendienst te willen oprichten.8 Hoewel deze
Artikelen maatregelen in de media over het algemeen positief zijn ontvangen, zal de implementatie ervan niet zonder problemen zijn. Met name van de deelstaten die worden bestuurd door de BJP kan verwacht worden dat zij zich terughoudend op zullen stellen ten aanzien van de voorgenomen centralisatie. Politieke implicaties Binnen de door de Congress-partij geleide regeringscoalitie, die met name door de grootste oppositiepartij, de Hindoeïstisch-nationalistische BJP, regelmatig wordt aangevallen met het verwijt geen harde keuzes durven te nemen bij de bestrijding van terrorisme, werd gevreesd dat de aanslagen het vertrouwen in de regering wel eens drastisch zouden kunnen doen afnemen. Zeker met het oog op de aanstaande parlementsverkiezingen, die in april/mei zullen worden gehouden, zou dit vanuit electoraal oogpunt een potentieel desastreuze ontwikkeling betekenen voor de machthebbers. Om de regering te redden diende er een zondebok te worden aangewezen. De
meest logische kandidaat hiervoor bleek minister van Binnenlandse Zaken Patil, die al hevig onder vuur lag vanuit zowel de oppositie als de eigen gelederen. Gezien zijn directe verantwoordelijkheid voor het functioneren van de inlichtingendiensten kwam het voor weinigen als een verrassing dat hij op 30 november zijn ontslag aanbood aan premier Singh.9 Patil is opgevolgd door minister van Financiën Chidambaram. Ook National Security Adviser Narayanan bood kort na de aanslagen zijn ontslag aan bij de premier. Dit werd echter geweigerd door Singh.10 Hoewel er verder druk werd gespeculeerd over het mogelijke ontslag van enkele belangrijke leden van de regering, waaronder minister van Defensie Anthony11, zijn verder alle kopstukken aangebleven. Pakistan In het onderzoek van de politie van Mumbai en de geheime diensten werd al snel duidelijk dat de aanslagen in Pakistan zijn voorbereid door de terroristische groepering Lashkar-eTaiba (LeT). Indiase analisten menen
dat de ISI, die LeT in het verleden actief heeft gesteund bij operaties tegen India, ook betrokken is geweest bij de voorbereiding van de aanslagen van 26/11.12 Direct bewijs hiervoor is echter niet gevonden. In eerste instantie werd zelfs door Pakistan ontkend dat de terroristen afkomstig waren uit Pakistan en dat de aanslagen op Pakistaans grondgebied waren voorbereid. Volgens het onderzoek van de Indiase overheid en geheime diensten zijn de terroristen vanuit een plaats nabij de Pakistaanse havenstad Karachi in een gekaapte vissersboot naar Mumbai gevaren, maar dit werd ontkend door Islamabad. Pas in januari, onder grote druk van onder meer de Verenigde Staten, liet de Pakistaanse minster van Binnenlandse Zaken Malik namens de regering van Pakistan weten dit oordeel te onderschrijven. Eind februari bracht admiraal Bashir, de opperbevelhebber van de Pakistaanse marine, echter naar buiten dat eigen onderzoek had uitgewezen dat de terroristen niet via de zee naar Mumbai waren gekomen. Hoewel de meeste
www.stichtingjason.nl
Demonstrerende menigte voor het zwaar beschadigde Taj Mahal Palace Hotel
JASON Magazine * Nummer 1 2009
5
Artikelen analisten twijfelen aan de juistheid van deze mededeling, heeft Bashir met het tegenspreken van de minister van Binnenlandse Zaken het idee dat de Pakistaanse regering het leger niet onder controle heeft verder versterkt. Voor de Indiase media wijzen deze uitspraken er tevens op dat het Pakistaanse leger samenwerking met islamitische terroristen in ieder geval niet afwijst.14 Dit beeld komt ook naar voren in de 11.200 pagina’s lange aanklacht die eind februari door een speciaal aangestelde openbaar aanklager werd ingediend. Hoewel noch het Pakistaanse leger, noch de ISI als organisatie aansprakelijk worden gesteld zijn twee van de 38 in de aanklacht genoemde personen in dienst van het Pakistaanse leger. Beide personen zijn officier (één van hen is buiten dienst) en werkzaam voor de zogenaamde Special Communication Organisation, een facilitair onderdeel van het leger dat vooral actief is in Pakistaans Kashmir. Eén van de beide officieren, kolonel b.d. Sadatullah, die is aangeklaagd voor het faciliteren van telefoongesprekken tussen de terroristen in Mumbai en hun superieuren in Pakistan, heeft publiekelijk laten weten niets met de aanvallen te maken te hebben.15
en oprechtheid van de Pakistaanse president Zardari, die heeft beloofd het terrorisme in Pakistan aan te zullen pakken. Mukherjee gaf echter ook aan zijn persoonlijke beoordeling in dezen niet voldoende te vinden en te verwachten dat de mooie woorden van de president zullen resulteren in daadkrachtig optreden van de Pakistaanse regering.16 Dat daadkrachtig optreden is vooralsnog uitgebleven. De Pakistaanse regering voert een onderzoek uit naar de aanslagen en heeft in verband hiermee enkele mensen opgepakt. De bewering dat de belangrijkste planners en opdrachtgevers achter de tralies zitten wordt in India echter sterk betwijfeld.17 De Pakistaanse overheid heeft een bijzonder slechte reputatie op het gebied van terrorismebestrijding en het is zelfs de vraag of de regering voldoende controle heeft over het leger en de ISI, die vaak wordt beschreven als een ‘staat in een staat’, om effectief te kunnen opereren. De recente aanslag op het cricketteam van Sri Lanka in het Pakistaanse Lahore, waarvan ook wordt vermoed dat deze is uitgevoerd door LeT18, kan in ieder geval worden gezien als een sterke indicator van de onmacht van de Pakistani om terroristische organisaties onder controle te krijgen.
Indiase ontevredenheid De Indiase regering is nog lang niet tevreden met de Pakistaanse reactie. Pranab Mukherjee, die als doorgewinterde politicus en minister van Buitenlandse Zaken nauw betrokken is bij de bilaterale besprekingen over dit uiterst gevoelige onderwerp, liet recentelijk weten dat hij niet twijfelt aan de integriteit
Hoe nu verder? Het moge duidelijk zijn dat de aanslagen van 26/11 niet bevorderlijk hebben gewerkt voor de toch al gespannen verhoudingen tussen India en Pakistan. Gelukkig heeft de Indiase regering vrij beheerst gereageerd op de aanslagen en is de houding ten opzichte van Pakistan relatief consistent gebleven. Hoewel de Indiase
overheid er vrij zeker van lijkt te zijn dat LeT de aanslagen nooit zonder steun of in ieder geval zonder medeweten van de Pakistaanse overheid en/of de ISI uit zou hebben kunnen voeren, is van een oorlogsstemming nooit echt sprake geweest. Wel heeft de Indiase regering gedurende de maanden na 26/11 constant getracht de druk op Pakistan zo hoog mogelijk te houden door te blijven refereren aan de mogelijkheid om gerichte luchtaanvallen op Pakistaans grondgebied uit te voeren als de Pakistaanse regering niet hard genoeg optreedt tegen de terroristische elementen in het land.19 Vooral Mukherjee heeft regelmatig laten weten vooralsnog geen reden te zien om een militair conflict te beginnen, maar geweld tegen Pakistan in het uiterste geval niet uit te sluiten. Het ziet er dus naar uit dat de gevolgen van de aanslagen voor de bilaterale betrekkingen tussen India en Pakistan redelijk beperkt zullen blijven. Wel hebben de aanslagen van 26/11 en de aanslag op het Sri Lankaanse cricketteam pijnlijk duidelijk gemaakt dat terroristische organisaties in Pakistan een groot gevaar vormen voor de internationale veiligheid. De internationale gemeenschap, die vooralsnog gepreoccupeerd lijkt met het bestrijden van terroristische activiteit in het gebied rond de PakistaansAfghaanse grens, zal zich moeten realiseren dat het probleem breder dient te worden aangepakt. Of en in hoeverre dit mogelijk is zal in grote mate afhangen van de bereidheid en capaciteit van de Pakistaanse overheid om in te grijpen.
www.stichtingjason.nl
Noten:
6
1. National Consortium for the Study of Terrorism and Responses to Terrorism, Global Terrorism Database, http://www.start.umd.edu/start/data/gtd/ (bezocht op 2 maart 2009) 2. Times of India, 4100 terror attacks in India from 1970-2004, 3 december 2008 3. The Hindu, Violence spreads in Orissa, 27 augustus 2008 4. Times of India, Mumbai locals helped us, terrorist tells cops, 30 november 2008 5. India Post, US intelligence agencies link Indian embassy bombing to ISI, 3 augustus 2008 6. Times of India, Govt to set up federal spy agency: PM, 30 november 2008 7. Times of India, Intelligence agencies at war, 3 december 2008 8. Times of India, Govt to set up federal spy agency: PM, 30 november 2008 9. Hindustan Times, Heads begin to roll, Patil out, 30 november 2008 10. Times of India, M K Narayanan to remain NSA, 30 november 2008 11. Hindustan Times, Heads begin to roll, Patil out, 30 november 2008 12. Times of India, India stays firm as Pak talks war, 24 december 2008 13. Times of India, Now, Pak navy denies Kasab used sea route, 28 februari 2009 14. Ibid. 15. Times of India, 28 februari 2009 B 16. Times of India, Zardari is sincere but it should be backed by actions: Pranab, 28 februari 2009 17. Times of India, 26/11 masterminds in Pak custody?, 16 februari 2009 18. Times of India, Lahore attack probe hints at LeT hand: Report, 6 maart 2009 19. Times of India, Defence meet keeps Pak strike option open, 21 december 2008
JASON Magazine * Jaargang 34
Artikelen
Groeiende Iraanse macht: Nervositeit in het Midden-Oosten Door Sico van der Meer
De arm van Iran reikt steeds verder in het Midden-Oosten. Door Iran gesteunde bewegingen als Hezbollah en Hamas boeken successen en wellicht beschikt het land binnenkort over kernwapens. Bij veel regimes in de regio leidt dat tot toenemende nervositeit. Gaat het toch nog lukken met de export van Khomeini’s islamitische revolutie? In veel Westerse landen heerst bezorgdheid over de ontwikkelingen in Iran. De radicaal-islamitische president Mahmoud Ahmadinejad doet voortdurend gepeperde antiwesterse uitspraken, en in zijn toespraken zijn dreigementen om bijvoorbeeld Israël van de aardbodem te vegen niet van de lucht. Daar komt nog eens bij dat Iran onder ernstige verdenking staat dat het in het geniep aan nucleaire wapens werkt. Wie de Westerse media volgt, zou kunnen denken dat het Westen alleen staat als het om deze zorgen gaat. In het MiddenOosten zelf zijn veel politici echter nog zenuwachtiger dan hun Westerse collega’s – maar dat in het openbaar uiten, dat doen ze liever niet.
Het beeld van groeiende Iraanse macht wordt nog eens versterkt door het ongehinderd doorgaan van ’s lands nucleaire programma, ondanks JASON Magazine * Nummer 1 2009
ernstige verdenkingen dat hiermee niet uitsluitend vreedzame doelen worden gediend. De internationale gemeenschap slaagt er niet in om één lijn te trekken richting Iran, waardoor zelfs van effectieve economische sancties nog nauwelijks sprake is, laat staan van hardere maatregelen om meer transparantie over het nucleaire programma af te dwingen2. Het is niet alleen het Westen dat zich hier zorgen over maakt. Ook in het Midden-Oosten zijn de meeste regeringen bezorgd dat Iran binnen een aantal jaren de status van een nucleaire grootmacht zal verwerven. Is Iran daarmee op weg om de leidende macht te worden in het MiddenOosten? Landen met vergelijkbare ambities, zoals Saoedi-Arabië en Egypte, moeten er niet aan denken. Publieke opinie De gevolgen van de groeiende nervositeit over de toenemende Iraanse invloed zijn moeilijk in te schatten. Het probleem voor veel regimes in het Midden-Oosten is dat de bevolking in hun landen de genoemde ontwikkelingen vaak toejuicht. De publieke opinie in deze landen is vaak minder prowesters dan de machthebbers zijn, en een Israëlische nederlaag tegen Hezbollah of Hamas is moeilijk als slecht nieuws te verkopen, net zo min als de overwinning van Hamas
www.stichtingjason.nl
Groeiende macht Ook al hoort Iran formeel niet tot de Arabische wereld, de invloed van Teheran is er niet gering. Zeker de afgelopen jaren, sinds het aantreden van president Ahmadinejad in 2005, heeft de islamitische republiek er een steeds grotere vinger in de pap. De banden met Syrië zijn in rap tempo hechter geworden, en de Syrische regering lijkt regelmatig als loopjongen voor Teheran te fungeren. Verder steunde Iran de afgelopen jaren diverse sjiïtische milities in Irak, die het de prowesterse regering in Bagdad bepaald niet makkelijk maakten. Ook het ‘falen’
van het superieur geachte Israëlische leger tijdens het offensief tegen de Hezbollah-strijders in Libanon, in de zomer van 2006, wordt aan Iran toegeschreven. Hezbollah heeft bijzonder nauwe banden met Teheran en wordt wel beschouwd als een direct verlengstuk van de Iraanse veiligheidsdiensten. En dan bleek ook nog eens dat Iran zijn sympathie niet langer voorbehoudt aan sjiïtische groeperingen. Ook de soennitische beweging Hamas wordt sinds enige tijd actief gesteund door Teheran1. Deze steun heeft ertoe bijgedragen dat Hamas begin 2007 de macht in delen van de Palestijnse gebieden naar zich heeft weten toe te trekken. Ook het feit dat de Israëlische inval in de Gazastrook, rond de jaarwisseling 2008-2009, ondanks veel militair machtsvertoon Hamas niet heeft kunnen breken, wordt regelmatig aan Iraanse steun toegerekend. Al met al lijkt het alsof Iran meer dan ooit probeert om de islamitische revolutie naar de rest van de regio te exporteren – tot groot ongenoegen van prowesterse regimes zoals in Saoedi-Arabië, Jordanië en Egypte, om nog maar niet te spreken over Israël en Turkije.
7
Artikelen
op de ‘corrupte kliek’ van Fatah die de Palestijnse belangen niet krachtig genoeg behartigde. Veel regimes in het Midden-Oosten hebben ook in eigen land te maken met radicaal-islamitische groeperingen die een vorm van revolutie à la Iran voorstaan – des te zenuwachtiger zijn zij over de Iraanse steun aan vergelijkbare bewegingen, zoals Hezbollah en Hamas.
www.stichtingjason.nl
Ook het nucleaire programma van Iran kan in veel Arabische landen op publieke steun rekenen. Waarom zou Israël wel nucleaire wapens mogen hebben en Iran niet? Sterker nog, in de meeste Arabische landen is de bevolking zelfs voorstander van het verwerven van kernwapens
door het eígen land. Het lijkt alsof deze gedachte in diverse landen op regeringsniveau wordt gedeeld. Het is in elk geval opvallend dat de belangstelling voor nucleaire energie de afgelopen jaren ineens een ongekende hausse heeft doorgemaakt in het Midden-Oosten. Plannen voor het ontwikkelen van kerncentrales werden onder meer aangekondigd door de Samenwerkingsraad van Golfstaten (onder leiding van SaoediArabië), Jordanië, Egypte, Syrië en Turkije. Over het algemeen worden de hoge olie- en gasprijzen als argument aangevoerd om nucleaire energie te gaan opwekken, maar experts vermoeden ook de nodige dubbele agenda’s3. Zo duikt bijvoorbeeld regelmatig het gerucht op dat Saoedi-
De hoogste leider van Iran, Ayatollah Khamenei
8
JASON Magazine * Jaargang 34
Arabië samenwerkt met Pakistan om eigen kernwapens te verwerven. De geruchten zijn altijd ontkend en er is nooit hard bewijs voor gevonden, maar het is een feit dat beide landen nauw samenwerken op militair vlak én allebei regelmatig Iran beschuldigen van steun aan radicale elementen binnen de sjiïtische minderheden in hun landen. De meeste deskundigen veronderstellen dat de stormloop op nucleaire technologie in het MiddenOosten voorlopig inderdaad op energieopwekking is gericht, maar dat het tegelijk gaat om ‘warmlopen’ voor het geval Iran werkelijk nucleaire wapens tot zijn beschikking krijgt – dan is het hek van de dam en zullen veel landen het Iraanse voorbeeld volgen. De nucleaire wapenwedloop
Artikelen
die vervolgens op gang komt, zal grote gevolgen hebben voor de hele wereld. Als Iran niet tegen viel te houden, wie dan nog wel? Militair conflict? Het gevaar van de groeiende onrust over de Iraanse machtspositie in de regio ligt overigens niet meteen in de kans op oorlog of zelfs nucleair conflict. Ook al staat president Ahmadinejad bekend om zijn antiwesterse en soms zelfs oorlogszuchtige retoriek, het lijkt niet realistisch dat Iran werkelijk nucleaire wapens zou inzetten als die eenmaal zijn verworven. Zelfs al zou Ahmadinejad tot een dergelijke kamikazeactie in staat zijn, dan zal hij worden tegengehouden door meer realistische figuren in zijn entourage4. Militaire actie om op het laatste moment te voorkomen dat Iran nucleaire wapens verwerft, is op zich ook een mogelijkheid, maar wie zou deze taak op zich moeten nemen? De internationale gemeenschap is verdeeld en de Verenigde Staten zitten nog zodanig vast in de figuurlijke moerassen van Irak en Afghanistan dat zij waarschijnlijk ook niet op eigen initiatief zullen aanvallen. Gaat Israël bombardementen uitvoeren op Iraanse nucleaire installaties? Dergelijk unilateraal optreden zal het land nog verder vervreemden van buurlanden en bondgenoten, die eerder al het ‘buitenproportionele’ geweld van Israel tegen Hezbollah (2006) en Hamas (2008-2009)
kregen te verwerken5. In het Westen zal sowieso weinig animo zijn voor welke interventie dan ook waarvoor geen enkel draagvlak bestaat in het Midden-Oosten. Westerse militaire actie tegen Iran zal waarschijnlijk leiden tot een verdere toename van antiwesterse sentimenten in de Arabische wereld. Want hoe nerveus de meeste Arabische regimes ook zijn over de toenemende invloed van Iran, hun binnenlandse draagvlak is vrijwel overal zo wankel dat ze zich geen steun aan westerse interventies in de regio kunnen permitteren. Een even spectaculaire als onwaarschijnlijke optie die volgens sommige speculaties wel wordt overwogen in enkele hoofdsteden, is actie vanuit de regio zelf. Stel dat bijvoorbeeld Saoedi-Arabië militaire actie zou ondernemen tegen Iran, al dan niet met Pakistaanse steun? Ook al worden de Saoedi’s vaak afgeschilderd als marionetten van de Amerikanen, een preventief bombardement op Iraanse nucleaire installaties, met de eigen veiligheid als argument, zou wellicht veel minder wrevel wekken dan een vergelijkbare actie door de Verenigde Staten of Israël. De kans dat het Saoedische koningshuis zich zo bedreigd voelt door de groeiende Iraanse macht dat het tot zulke risicovolle acties besluit, lijkt momenteel echter klein. De presidentsverkiezingen die Iran in juni 2009 te wachten staan, kunnen mogelijk een overwinning van een
Noten:
2. Sico van der Meer, ‘Economische sancties tegen Iran: successen en tegenvallers’, Internationale Spectator, september 2008, blz. 451-453. 3. International Institute for Strategic Studies, Nuclear programmes in the Middle
East. In the shadow of Iran. IISS; Londen 2008. 4. Voor een beeld van Ahmadinejad en zijn entourage, zie: Kasra Naji, Ahmadinejad. The secret history of Iran’s radical leader, I.B. Tauris; Londen & New York 2008.
Onrust Voorlopig heeft de groeiende Iraanse invloed vooral politieke onrust tot gevolg, gecombineerd met een wedloop op het gebied van nucleaire technologie. Hoe deze processen zich verder zullen ontwikkelen is afhankelijk van twee factoren: hoe voorspoedig verloopt de vermeende ontwikkeling van Iraanse kernwapens, en in hoeverre breidt Iran zijn steun aan radicale islamitische groeperingen elders in het Midden-Oosten uit? Daarbij is het tevens de vraag hoe lang de meer prowesterse regimes in de regio deze ontwikkelingen op hun beloop zullen laten voor ze ingrijpen, op wat voor manier dan ook. En in hoeverre speelt het probleem van de publieke opinie, die in sommige landen meer pro-Iraans dan proeigen-regering is? Zelfs als het Israëlisch-Palestijnse conflict buiten beschouwing wordt gelaten, is er voorlopig nog brandstof genoeg om de positie van het Midden-Oosten als een van de meest instabiele en conflictgevoelige regio’s ter wereld in stand te houden. Sico van der Meer is wetenschappelijk medewerker bij het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen “Clingendael”.
www.stichtingjason.nl
1. Aaldert van Soest, Oorlog op afstand. De betrokkenheid van Iran bij de terreurbewegingen Hezbollah, Hamas en Islamitische Jihad, Aspekt; Soest 2007.
hervormingsgezinde kandidaat zoals oud-president Khatami opleveren. Zelfs als dat al zo zou zijn – onder de werkelijke machthebbers, de geestelijken, geniet Ahmadinejad nog zoveel steun dat hij veel sterker staat – dan nog is het de vraag of de Iraanse steun aan radicale groeperingen en het nucleaire programma op een veel lager pitje worden gezet. De binnenlandse steun voor beide soorten activiteiten is immers nog altijd hoog.
5. Voor enkele Israëlische opties, zie: Alfred Pijpers, ‘Iran, de Europese Unie en Obama’, Internationale Spectator, oktober 2008, blz. 539-543.
JASON Magazine * Nummer 1 2009
9
Artikelen
The Georgia conflict of August 2008: Exponent of Russia’s assertive security policy Door Marcel de Haas*
www.stichtingjason.nl
In August 2008 Russia fought and won a five-day war against Georgia. This short conflict fits into Moscow’s increasing assertive security policy of recent years. Under President Vladimir Putin, Russia unfolded an anti-Western stance, condemning NATO expansion, unilateral and dominating policies and the deployment of a missile shield. Furthermore, Moscow wants to remove the ‘Cold War vestiges’ of the current European security architecture and has suspended the Conventional Forces in Europe (CFE) Treaty. This forceful posture has been combined with demonstrations of military force. Examples include the threatening of European states involved in the US missile shield program, by resuming strategic nuclear bomber flights; conducting naval exercises in the Atlantic Ocean and the Mediterranean; re-installing the traditional military parade on Red Square; and by starting or resuming military cooperation with countries ‘hostile’ to the West, such as Libya, Syria, Cuba, and Venezuela. Russia’s warfare against Georgia – considering that the foundations for this armed struggle had been visible for a longer time – was part and parcel of Moscow’s assertive security politics. After providing an essentially military analysis of the Georgia conflict, this article continues to elaborate on the consequences of the conflict for Russia’s military thinking. Related new Russian conceptual thinking in foreign and security policy, as revealed just before and since the Georgian conflict, also needs to be discussed. Furthermore, whether
connected to the Georgia conflict or not, since August 2008 Moscow has launched a huge ‘offensive’ in rearmament programs that should bring its armed forces in line with Russia’s self-perceived return as a superpower. THE RUSSIAN-GEORGIAN CONFLICT (7-12 AUGUST 2008) After days of shooting incidents between the de-facto South-Ossetian armed groupings and the Georgian armed forces, in the late evening of Thursday, August 7th, Georgian president Saakashvili ordered his troops to return law and order and Tbilisi’s rule in the rebellious province of South Ossetia1. Considering the speed with which the armed forces of Georgia and of Russia brought in troops, it was clear that both parties had prepared for an armed clash. The following day, Moscow sent reinforcements from North Ossetia into South Ossetia and responded fire. Also on August 8th, Russia’s air force started attacks on targets in Georgia proper, i.e. outside Abkhazia and South Ossetia. During the weekend, Russia further increased its military
force against Georgia. Its Black Sea Fleet disembarked 4,000 troops in Ochamchire, Abkhazia, and started a maritime blockade of Georgian ports. After the troop build-up was considered at a sufficient level, on Monday August 11th, Russian forces invaded from South-Ossetia and Abkhazia into Georgia proper. The Georgian armed forces were no match for the huge Russian potential of troops and arms and were forced to withdraw. On August 12th, Georgia and Russia agreed on an EUbrokered cease-fire, the so-called ‘Six points peace plan’2. However, from 12-22 August, in spite of the armistice, Russian forces continued military operations in Georgia. On August 22nd, Russia withdrew its military forces from Georgia proper without those that remained in so-called buffer zones south of Abkhazia and SouthOssetia. Russia justified the continued occupation of Georgian territory upon point five of the Medvedev-Sarkozy peace plan: ‘Prior to the establishment of international mechanisms the Russian peacekeeping forces will take additional security measures.’
*JASON Magazine has obtained permission from the editor of Carré, magazine of the Nederlandse Officieren Vereniging, to publish a shorter version of their original article, which was published in Carré, Volume 32, No. 1, January 2009, pp. 46-49.
10
JASON Magazine * Jaargang 34
Artikelen
David and Goliath; a perspective on size between Georgia (black) and Russia (dark gray).
Russia’s military build-up and comparison of forces Some sources claim that Russia had prepared for war already years ago, but in spring 2008 evidence for such an assumption became stronger4.
In April, Russia deployed more than 1,000 additional troops to its – formally ‘CIS’ – peacekeeping force in Abkhazia, which until then consisted of some 2,000 soldiers. As of April, Russian military aircraft regularly violated Georgian airspace. The most striking example was a Georgian drone, which provided footage of being attacked by a Russian fighter, just before it was shot down. In May/ June, Russia deployed its so-called Railway Troops to repair railway tracks in Abkhazia, which during the conflict were to be used to transport reinforcements from Russia to the battlefield in Georgia5. Moreover, on July 10th, the commander of Russia’s North Caucasus Military District (NCMD) stated that his troops were exercising for possible intervention in Abkhazia and/or South Ossetia. At the end of July, the NCMD conducted exercises near Georgia’s border including its 58 Army. This formation would subsequently act as the key player in the armed conflict with Georgia. In late July, ships of Russia’s Black Sea Fleet, involved in the same Kavkaz-2008 exercises, did not return
JASON Magazine * Nummer 1 2009
to their port and later also contributed in the Georgia conflict6. The gradual build-up of Russian armed forces in the months prior to the conflict explains the rapid pace with which Moscow was able not only to counter Georgia’s invasion of South Ossetia, but also to conduct land, air and naval operations simultaneously and all over Georgia. The question remains whether Saakashvili realized that by invading South Ossetia he would be confronted with Russia’s military power. By any comparison of forces between both combating parties, it was clear that the Georgian armed forces did not have any chance in defeating Russia’s army. Of course, the discrepancy in numbers has to be regarded with due reserve, since Moscow did not conduct warfare with the whole of its armed forces. Nevertheless, the difference in military capabilities is striking. Even if we limit the comparison of forces to those of the NCMD, the adjacent Russian area from which most reinforcements of troops and arms came from, the superiority of Russia’s military power over that of Georgia’s is still evident.
www.stichtingjason.nl
A few days later, on August 26th, Russia recognized the independence of Abkhazia and South Ossetia. In a successive round of negotiations between the French President Sarkozy on behalf of the EU, and his Russian counterpart Medvedev, Russia agreed to pull its forces out of the buffer zones by October 10th, which simultaneously would be replaced by more than 200 observers of the EU. However, Russia denied access of the EU-observers to the regions of Abkhazia and South Ossetia. Next, Russia decided that it would keep 7,600 troops permanently stationed in South Ossetia and Abkhazia; and will set up military bases accordingly3. International talks on the conflict, corresponding with point 6 of the peace plan, commenced in Geneva on 15 October 2008, but so far have not resulted in a settlement of the disputes.
11
Artikelen Russian conduct of warfare In their operations the Russian troops used massive artillery and aircraft barrages in stead of precision targeting. Furthermore, Russian soldiers were seen sitting on top of their armored personnel carriers because traveling inside – due to insufficient armor - was more dangerous. Close air support for ground forces was hardly witnessed. Moreover, between four and eight Russian aircraft were shot down by Georgian air defence, which was not-destroyed prior to the offensive. It is known that Russian air force pilots, especially those of fighters and bombers, have a lack of flying hours. As a result of this low level of training but also due to a disproportional use of force in stead of precision guide munitions (PGMs), much collateral damage was caused. Next, it was astonishing to see that the Russian military captured all Georgian arms and equipment that they could find to transport them back to Russia, apparently to use it themselves7. The Russian way of warfare in Georgia clearly gave evidence to the fact that the units involved were either not equipped with PGMs and other high-tech weapons or were not capable of using them properly. Furthermore, a lack of combat-ready trained personnel was obvious. The losses of aircraft were caused by insufficient aerial reconnaissance and other intelligence gathering. The
www.stichtingjason.nl
Russia’s strategic objectives and military targets Russia’s intentions towards Georgia were made quite clear during and after the conflict, their politicalstrategic goals being the prevention of Georgian authority over the separatist regions of Abkhazia and South Ossetia; removing Saakashvili from office; preventing Georgia and Ukraine from joining NATO; demonstrating to the West that it has no access to Russia’s former Soviet sphere of influence; discouraging the success of alternative pipelines aimed at diminishing Russia’s energy dominance; and showing to the world that Russia is back as a key player in the international arena willing to influence its agenda. Moscow’s political-strategic objectives were translated into the following militarystrategic goals. After neutralizing the Georgian armed forces, by installing buffer zones south of Abkhazia and South Ossetia and consequently occupying vital transport lines and locations, Russian forces could easily control the major part of Georgia’s territory in case of a return of violence. Perhaps Russia also anticipated that by partly occupying Georgia, this might entail an internal revolt against Saakashvili. Subsequently, militarystrategic goals resulted in militaryoperational targets. The targeting by Russia’s land, sea and air forces coincided with the order of battle of Georgia’s armed forces.
Russian tanks near the Georgian border
12
JASON Magazine * Jaargang 34
coordination of action among the services (army, air force and navy) also failed. Although after the fiascos of the Chechen conflicts conceptual approaches were launched to increase coordination and to conduct joint warfare – in particular by creating joint-style regional military commands to replace the mainly single service military districts – military action in this conflict was still carried out by way of the long-established structure of command and control. Consequently, the Russian armed forces conducted in Georgia old-fashioned instead of high-tech and non-contact operations, i.e. the modern (Western-style) of warfare. They won the war by using the traditional Russian/Soviet concept of warfare: an overwhelming use of arms and troops8. CONSEQUENCES FOR RUSSIAN MILITARY THINKING AND REFORMS In the defence whitepaper of 2003, Russia focused on modern high-tech warfare and on asymmetric conflicts, instead of large-scale conventional wars. However, unless the current large-scale structure of the armed forces is changed, the adaptation of the armed forces to modern warfare is likely to be obstructed. Military exercises and the Georgian conflict demonstrate that Russia is capable of handling conventional warfare, but in a traditional way. Until now, there were no indications that the armed forces are trained and equipped for wideranging, complex military operations
Artikelen abroad, which these days is the core business of Western military power. So far, the Kremlin refrained from radically changing the structure of the armed forces toward one which is capable of addressing the challenges of modern warfare and current threats. However, Russia’s global ambitions demand the capability of power projection by highly skilled, modernequipped, expeditionary military forces that can be deployed at short notice anywhere in the world. At the same time, protracted conflicts in the North Caucasus demand armed forces capable of conducting asymmetric warfare against an irregular opponent. As yet, the conditions of Russia’s military and its future reform plans did not live up to these two demands for the armed forces. In addition and related to the new concepts on security policy –as laid out in the 2008 edition of Russia’s Foreign Policy Concept-, the Kremlin launched radical plans for modernization of the armed forces. The reforms entail cutting the number of officers from the current 30 percent of the total manpower to 15 percent by 2012. Furthermore, a restructuring of the strategic- and operational-level command-and-control structures was announced. The current system of military districts, armies, divisions and regiments will be replaced by a structure of military districts, operational command units, and brigades. Each military district will
have an airborne brigade as a quickreaction operational-level unit. Based on the experience of the Georgian conflict, these units will be used to accomplish operational-level tasks with high precision and in a matter of several hours. In addition to this, and also with reference to the Georgian conflict, a rise in the defence budget for 2009 of some 25%, and large procurement programs – to replace 30% percent of the old weapons within five years and more than 80% by 2020 – were also made public9. CONCLUSIONS Although a victory for the Kremlin, the Georgian conflict clearly demonstrated shortcomings in the capabilities of the Russian armed forces. The Georgian conflict is part of a consistent assertive stance in Moscow’s foreign and security policy, of which military power is one of the major instruments. Around the military campaign in Georgia, President Medvedev launched new policy concepts, emphasizing Russia’s return to a position of strength. After the conflict the Kremlin concluded that the military should be brought in line with this status. Thus, ambitious reform and procurement plans were announced. For a number of reasons it is doubtful whether these plans will be carried out. First, for many years the armed forces have been faced with reforms which were not established, either by obstruction of the generals
or lack of political will. Secondly, although Russia’s defence budget has risen rapidly since 2001, there is no considerable improvement of combat readiness of the forces. Often, money disappears into the pockets of corrupt officers or is used inefficiently. Defence Minister Serdyukov, a former tax official, was nominated for this post by former President Putin especially to counter corruption and obstruction by the military leadership. Thirdly, Russia is suffering heavily from the international financial crises, to an extent that the financial reserves built up by oil and natural gas revenues are fainting away rapidly. Money might be needed more to avoid social unrest than to invest in military power10. However, if the Kremlin maintains its military ambitions and is capable of realizing them, then the West, confronted with a resurgent Russia, might have to change its defence plans into those in which collective defence has once again a central focus. Lieutenant-Colonel Royal Netherlands Army Dr. M. de Haas is Senior Research Fellow at the Netherlands Institute of International Relations Clingendael. He is also a member of the Advisory Board of JASON.
Noten:
JASON Magazine * Nummer 1 2009
www.stichtingjason.nl
1. There are also claims that the other side started the conflict. Georgia’s invasion was allegedly in reply to South Ossetian attacks on Georgian villages, which triggered the conflict. See: ‘Eyewitness accounts confirm shelling of Georgian villages’, RadioFreeEurope/ RadioLiberty, 14 November 2008; Another source claims that Russian reinforcements were already in South Ossetia on 7 August 2008 (‘Soldaty govoryat’, polit.ru, 10 September 2008). 2. The Medvedev-Sarkozy 6 points armistice plan comprised: (1) No resort to the use of force; (2) The absolute cessation of all hostilities; (3) Free access to humanitarian assistance; (4) The Georgian Army must withdraw to their permanent positions; (5) The Russian Armed Forces must withdraw to the line where they were stationed prior to the beginning of hostilities. Prior to the establishment of international mechanisms the Russian peacekeeping forces will take additional security measures; (6) An international debate on the future status of South Ossetia and Abkhazia and ways to ensure their lasting security (‘Press Statement following Negotiations with French President Nicolas Sarkozy’, 12 August 2008, kremlin.ru, http://www.kremlin.ru/eng/ speeches/2008/08/12/2100_type82912type82914type82915_205208.shtml. 3. http://news .bbc .co.uk/2/hi/europe/7606072.stm; http://www.rferl.org/section/South+Ossetia+Crisis/454.html; http://en.rian.ru/trend/osset/index1.html. 4. According to Andrei Illarionov, former advisor of President Putin on economic affairs, Russia had been preparing for a war against Georgia since 2004, after Saakashvili aligned himself with the West and had returned Ajaria under his rule (Le Monde, 25 October 2008; Ekho Moskvy, 19 August 2008). 5. ‘Schöner Schein um Sarkozys Kaukasus-Mission’, Neue Zürcher Zeitung, 12 September 2008; ‘Russia doubling its troops in Georgia’s Abkhazia region’, Eurasia Daily Monitor, 5 May 2008; ‘Abkhaziya – “Germesova” mogila’, Nezavisimoye Voyennoye Obozreniye, 25 April 2008; ’UN mission confirms Georgian, rejects Russian version of air clash’, Eurasia Daily Monitor, 27 May 2008; ‘Russia deploys railway troops to Abkhazia’, Eurasia Daily Monitor, 3 June 2008. 6. ‘“The-recognition” of Georgia’s territorial integrity’, Eurasia Daily Monitor, 11 July 2008; ‘Russian railroad troops complete mission in Abkhazia’, Eurasia Daily Monitor, 31 July 2008; P. Felgengauer, ‘Eto byla ne spontannaya, a splanirovannaya voyna’, Novaya Gazeta, 14 August 2008; ‘Did Russia plan its war in Georgia?’, RadioFreeEurope/RadioLiberty, 15 August 2008. 7. Georgia war shows Russian army strong but flawed’, Reuters, 20 August 2008; V. Ivanov, ‘Tsena pobedy v Yuzhnoy Osetii’, Nezavisimoye Voyennoye Obozreniye, 22 August 2008. 8. ‘Absence of regional commands blamed for Russian inadequacies in Ossetia’, Moskovsky Komsomolets, 23 August 2008; A.D. Tsyganok, ‘Uroki pyatidnevnoy voyny v Zakavkaze’, Nezavisimoye Voyennoye Obozreniye, 29 August 2008. 9. Russia to downsize Armed Forces to 1 mln by 2012’, RIA Novosti, 14 October 2008; ‘Russia’s radical military reform in progress’, Eurasia Daily Monitor, 20 November 2008; ‘Pushka vmesto masla’, Nezavisimoye Voyennoye Obozreniye, 15 September 2008. 10. M. de Haas, Veiligheidsbeleid en airpower onder Jeltsin en Poetin: de ontwikkeling van het veiligheidsdenken in de Russische Federatie en de gevolgen ervan voor de inzet van het luchtwapen (1992-2000), Utrecht: uitgeverij De Banier, 2004, pp. 75- 84; ‘Russia to slash bloated military bureaucracy’, Reuters, 14 October 2008; ‘Russia’s peace offensive’, International Herald Tribune, 14 October 2008; ‘Mismanagement of Russia’s economy could lead to social unrest’, Eurasia Daily Monitor, 1 December 2008.
13
Artikelen
Frozen & Forgotten Deel 3: Nagorno-Karabach Door Roxy Tacq
De bloederige oorlogen in Irak en Afghanistan, de strijd van Sri Lanka met de Tamils, de kranten staan er mee vol. Er zijn echter nog een groot aantal andere conflicten die in de dagelijkse media deze aandacht niet krijgen; de zogenaamde ‘bevroren’ of ‘vergeten’ conflicten. Hoewel er bij deze conflicten geen sprake is van gewapend conflict, leven de bewoners van deze conflictgebieden al jaren in onzekerheid over hun toekomst, moeten ze in illegaliteit leven, of zijn ze van hun huis verdreven. Ondertussen kunnen de betrokken partijen niet tot een oplossing komen en is er in de internationale media nauwelijks aandacht voor het conflict, of de situatie waarin de bewoners van deze conflictgebieden dagelijks leven. Om deze conflicten onder de aandacht te brengen, plaatst JASON Magazine een vierdelige serie over vergeten conflicten.
www.stichtingjason.nl
In tegenstelling tot Abchazië en ZuidOssetiё in Georgië, is het conflict over de Azerbeidjaanse provincie NagornoKarabach nog steeds bevroren. Sinds een staakt-het-vuren in 1994 een einde maakte aan de oorlog, is de situatie van toen behouden gebleven en wordt de provincie als een onafhankelijke staat bestuurd. Dit is alleen mogelijk door de steun van de Armeense overheid, die de Armenen uit Nagorno-Karabach helpen sinds deze de onafhankelijkheid uitriepen in 1988. Armenië heeft de oorlog ‘gewonnen’ en houdt sindsdien niet alleen Karabach bezet, maar ook de zeven omliggende provinciën, welke volgens Armenië als een veiligheidscorridor dienen.
14
De huidige situatie heeft een grote negatieve impact op beide landen. Door handelsboycotten tussen beide landen, en tussen Armenië en Turkije, is de economie van Armenië in de jaren ‘90 geslonken tot maar 35% van het niveau van voor de oorlog1. De Azerbeidjaanse economie heeft de laatste jaren een sterke groei doorgemaakt, maar een groot deel van de opbrengsten gaat niet naar de economische ontwikkeling van het land, maar naar de defensiekas. Op dit moment kan
Azerbeidzjan niet beschikken over 14 % van het grondgebied en telt het land ongeveer 600.000 Azeri die al meer dan een decennium van huis en haard verdreven zijn2. De onzekere status van NagornoKarabach roept niet alleen veel onzekerheid op bij haar inwoners en de miljoen Armenen en Azeri die hun huis hebben moeten verlaten, maar ook bij de internationale gemeenschap. De interesse in de zuidelijke Kaukasus is de laatste jaren flink toegenomen dankzij de Amerikaanse kruistocht tegen het terrorisme en de potentie van Centraal Azië en de Kaukasus voor de winning en doorvoor van olie en gas. Hoewel veel Europese landen bilaterale banden met één van beide landen aan gaan, is er geen sprake van consensus en blijft een eenduidige strategie uit. Grootschalige buitenlandse investeringen die beide landen zo hard kunnen gebruiken om zich te ontwikkelen blijven ook uit. Het is nog onduidelijk wat de toekomst zal brengen. Veel hangt af van de capaciteit van de leiders van Azerbeidzjan en Armenië om verstandig met het conflict om te gaan en escalatie te voorkomen. Dit is niet alleen in
JASON Magazine * Jaargang 34
belang van beide landen; de regionale grootmachten Rusland, Turkije en Iran hebben hier ook belangen, en kunnen in het geval van escalatie in het conflict meegezogen worden. Om een nieuwe oorlog te voorkomen wordt er door de Minsk groep van de OVSE bemiddeld. De onderhandelingen worden geleidt door Frankrijk, Rusland en de Verenigde Staten, maar zitten al lange tijd muurvast. Ondertussen is er geen internationale vredesmacht aanwezig om als waarnemer op te treden Het Armeense standpunt De Armeense meerderheid van Nagorno-Karabach beriep zich op het recht tot zelfbeschikking, omdat zij vonden dat ze cultureel en economisch gediscrimineerd werden door de Azerbeidjaanse overheid. Armenië verleent militaire ondersteuning aan de onafhankelijkheidsstrijd van Karabach, omdat het bang is dat Azerbeidzjan de Armeniërs uit Karabach zal verdrijven, zoals dat gebeurde in Nakhichevan in 1920. De Armeense overheid in de hoofdstad Yerevan heeft Karabach echter niet erkend als onderdeel van Armenië, omdat dit tot een oorlog met Turkije zal leiden. Eenheid van Armenië en Karabach wordt door de
Artikelen
Het Azerbeidjaanse standpunt De claim op zelfbeschikking door de Armenen wordt door de Azerbeidjaanse overheid in de hoofdstad (Bakoe) als
ongeldig en in strijd met de territoriale integriteit gezien. Bakoe ziet het conflict als een interne aangelegenheid waarmee de Armeense overheid niets te maken heeft. Ze zien de etnisch Armeense inwoners van Karabach als nieuwkomers die er nog “maar” 150 jaar wonen en onder het Russische regime, en later het Sovjet regime, gestimuleerd werden om zich er te vestigen. Bakoe zegt bereid te zijn om met de Armeense bevolking van Nagorno-Karabach te onderhandelen, maar niet met de door de Armeense overheid gesteunde de facto regering. Azerbeidzjan beschuldigt Armenië van slecht vertrouwen omdat ze volgens hen territoriale ambities hebben op Azeri land. Ook beticht het Armenië ervan Karabach tot een etnisch zuiver gebied te willen maken. Op de
JASON Magazine * Nummer 1 2009
beschuldigingen van onderdrukking van de Armeniërs in Karabach zegt Bakoe dat de Azeri en Turken ook onderdrukt werden door de Russen, en later onder het communistisch regime4. Russische belangen Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie stond de territoriale integriteit hoog in het vaandel van de Russen en steunden zij in eerste instantie de Azerbeidjaanse overheid. Na 1992 verschoof deze steun naar Armenië, omdat Azerbeidzjan toenadering zocht tot Turkije, de regionale rivaal van Rusland5. Hoewel Rusland het afgelopen decennia achter Armenië stond, lijkt het de laatste jaren toch meer te zoeken naar een uitgebalanceerde positie.
www.stichtingjason.nl
Armeniërs als onvermijdelijk gezien. Het behoud van Karabach is voor hen van belang in een grotere strijd om de unieke Armeens-christelijke cultuur te kunnen behouden in een door Turksislamistische volkeren omcirkeld gebied. Ook heeft de Armeense genocide van 1915-1918 nog grote sporen nagelaten in het nationale bewustzijn van de Armeniërs, en zien ze de overwinning in de oorlog om Nagorno-Karabach als een revanche3. Met een autonome status van Nagorno-Karabach binnen Azerbeidzjan zullen zij nooit genoegen nemen.
15
Artikelen
Het wapenschild van Nagorno-Karabach
www.stichtingjason.nl
Rusland wil vanwege haar strategische ligging en militaire basis in Armenië haar band met Armenië behouden, om zo ook tegengewicht te kunnen bieden aan Turkije. Daarnaast wil Rusland economisch meeprofiteren van de opbrengen van olie en gas uit Azerbeidzjan en de door het land doorgevoerde voorraden uit de Kaspische Zee en Kazakstan. In juli vorig jaar bracht Medvedev een bezoek aan Bakoe, als onderdeel van de toenadering aan het land. Hierbij verklaarde Rusland dat een oplossing gevonden moet worden die de territoriale integriteit en onschendbaarheid van de staatsgrenzen respecteert6. Terwijl de relatie met Bakoe langzaam verbetert, ligt de relatie met Armenië op dit moment moeilijk, omdat Yerevan de onafhankelijkheid van Abchazië en Zuid-Ossetië niet erkent7.
16
De Turkse belangen De relatie met Armenië ligt niet alleen moeilijk vanwege de genocide, maar ook omdat Turkije vanaf het begin steun heeft geboden aan Azerbeidzjan. Op verzoek van Bakoe heeft Turkije een handelsembargo ingesteld8. Azerbeidzjan is voor Turkije niet alleen van groot belang vanwege de historische en culturele banden, maar ook vanwege de handelsmogelijkheden, waaronder de doorvoer van Kaspische olie en gas door de Bakoe-TbilisiCeyhan pijplijn9. Daarnaast wil Turkije ervoor zorgen dat Azerbeidzjan, alsook Georgië, sterke soevereine en
onafhankelijke staten zijn zodat ze kunnen functioneren als een barrière tegen een verdere uitbreiding van de Russische invloedssfeer10. Hoewel het voor Turkije belangrijk is om Azerbeidzjan te blijven steunen, is het van nog groter belang om een regionale oorlog te voorkomen. Vandaar dat het nu langzaam aan meer relaties aangaat met Armenië. Beide landen hebben de afspraak gemaakt dat Armenië niet door Turkije wordt aangesproken op haar betrokkenheid in het conflict, zolang eerstgenoemde niet begint over de genocide. Sindsdien is het weer makkelijker om visa te verkrijgen en is het luchtruim weer open voor luchtverkeer11. De rol van Turkije zal in de toekomst belangrijk blijven, aangezien een oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan snel kan leiden tot de Azerbeidjaanse enclave Nakhichivan. In dat geval zal Turkije als buurland zeker optreden om de enclave te beschermen, vanwege haar strategische ligging en de Azeribevolking die er woont12. Amerikaanse betrokkenheid De VS is al sinds het begin van het conflict betrokken als covoorzitter dan de Minsk groep, mede hierdoor heeft het officieel altijd vastgehouden aan een neutrale positie13. Het standpunt van de VS ligt echter veel gecompliceerder, omdat er in Washington een dubbele lobby actief is. De olie-industrie is voorstander van een oplossing waarin Azerbeidzjan de controle over zijn gebieden terug krijgt,
JASON Magazine * Jaargang 34
maar hiertegenover staat een goed georganiseerde lobby van de ArmeensAmerikaanse gemeenschap, die ongeveer één miljoen stemgerechtigden telt. In het congres heeft de laatste groep de meeste macht, wat ervoor gezorgd heeft dat de VS officieel een ban op de hulp aan Azerbeidzjan heeft14. Sinds 9/11 en het begin van de “war on terror” is de VS begonnen om haar belangen in de Kaukasus actief te verdedigen. Zo was de regering-Bush groot voorstander van de BTC pijplijn die Russisch grondgebied letterlijk links laat liggen15, en zijn er plannen voor een grotere rol voor Azerbeidjaanse gasexport uit Centraal Azië, dat via de Nabucco pijplijn van Turkije naar Europa vervoerd zal worden16. Het voornaamste doel van de VS is om de zuidelijke Kaukasus vrij te houden van “vijandelijke machten” (lees: terroristen en de invloed van Iran en Rusland), en te zorgen dat het gebied open blijft voor handel en investeringen. Om dit te bereiken levert de VS economische, technische en humanitaire steun en werkt het met de overheden van alle landen op het gebied van veiligheid samen17. Deze ontwikkelingen zullen een grote impact hebben op het conflict, dat nu nog bevroren is als gevolg van de Armeense bezetting van het Azerbeidjaanse grondgebied. De bestaande machtsbalans, en daarmee het wankele staakt-het-vuren, zal verstoord raken indien Azerbeidzjan
Artikelen
meer geld en middelen krijgt om haar gebieden met geweld terug te veroveren. Europa: Unie of bilaterale actie? Tot op het heden is de betrokkenheid van Europese landen bij het conflict niet groot geweest. Frankrijk, dat een grote Armeense gemeenschap kent, is net als Rusland en de VS covoorzitter van de Minsk groep. Maar na het staakthet-vuren heeft de Minsk groep niet veel succes meer gehad. In het kader van het Nabuurschapbeleid heeft de Europese Unie de laatste jaren wel geprobeerd om een gezamenlijke aanpak in de relaties met Azerbeidzjan en Armenië op te zetten. Echter kunnen de lidstaten tot op heden niet tot een consensus komen over de aanpak van het conflict, wat een inconsistente
aanpak tot gevolg heeft en het vinden van een oplossing moeilijker maakt. De belangen van de EU landen komen overeen met die van Amerika; het creëren van een stabiele omgeving in de nabijheid van de Unie, een veilige export van energie naar de EU, en het creëren van een gunstig klimaat voor handel en investeringen. Iran De invloed van Iran heeft eeuwenlang een impact gehad op de gebieden ten Noorden van het land. Met Azerbeidzjan deelt Iran dan ook een cultuur en geschiedenis, maar in tegenstelling tot Turkije leidt dit tot een verlangen om de macht van de Azerbeidzjan te controleren in plaats van toenadering te zoeken. De reden hiervoor is de grote populatie van Azeri in het Noorden
van Iran: Teheran tracht deze onder controle te krijgen om separatistische sentimenten te voorkomen. De steun van Iran aan Armenië is dus niet gebaseerd op een gemeenschappelijke cultuur, maar meer op de gezamenlijke concurrent. In het begin van het conflict is Iran door de VS en Rusland buiten de bemiddelingen gehouden door deze plaats te laten vinden in het kader van de OVSE. De laatste jaren probeert Iran uit het door de VS opgelegde isolement te komen en heeft het de banden met Rusland verbeterd18. Ook de relatie met de OVSE landen is beter, omdat de betrokkenheid van Iran in het conflict nu als legitiem erkend wordt, en Iran op de hoogte wordt gehouden over de onderhandelingen van de Minsk groep.
www.stichtingjason.nl
Al wordt er niet gevochten, de oorlog is nooit ver weg.
JASON Magazine * Nummer 1 2009
17
Artikelen
De toekomst Het conflict in Nagorno-Karabach is nooit echt een conflict tussen twee partijen geweest. De Kaukasus is nog steeds een slagveld tussen de Turken, Russen en Perzen, zoals dat al eeuwen het geval is. Hierdoor zijn de belangen groot en staat er veel op het spel om polarisatie niet te laten uitmonden in een regionale oorlog. Op dit moment is er een wapenwedloop gaande tussen Armenië en Azerbeidzjan en proberen beide landen zich in te dekken door veiligheidsgaranties te zoeken bij derde landen. Armenië doet dit door de veiligheid van Rusland te zoeken in het kader van de CSTO19 en Azerbeidzjan vestigt haar hoop op de NAVO. Een oorlog op korte termijn is niet ondenkbaar. De Azeri beginnen steeds meer met geweld te dreigen en met de nationalistische agenda van president Alijev wordt het volk opgezweept tegen de Armeniërs20. Armenië zegt te willen onderhandelen en een oplossing van de OVSE te accepteren, maar Bakoe laat niets van zich horen21. De situatie is in een impasse beland: bemiddeling van de OVSE leidt nergens toe, Rusland is meer gebaat bij de status quo, omdat het zo meer invloed over beide landen kunnen uitoefenen, en Amerika is intern verdeeld. De meer voor de hand liggende vraag is daarmee niet of, maar wanneer de oorlog zal beginnen. Een ding staat al wel vast; een nieuwe oorlog zal niet snel over zijn en zal vele slachtoffers aan beide kampen opleveren.
Recente ontwikkelingen Verschillende media berichtten in februari van een schermutseling tussen Azerbeidjaanse en Armeense soldaten, waarbij drie Azerbeidjaanse militairen om het leven kwamen. Volgens ANS TV werd een van de soldaten gedood toen etnisch-Armeense strijdkrachten het vuur openden op een Azerbeidzjaanse stelling. De andere twee overleden aan verwondingen die zij opliepen toen ze op een mijn stapten die door Armeense troepen zou zijn geplaatst. Het incident heeft veel losgemaakt in de regio, met de gebruikelijke beschuldigingen van de betrokken landen over en weer. Na de beschieting is het onderwerp van het betwiste gebied deze maand weer grotendeels op de politieke agenda gekomen tijdens de bijeenkomst van de Economische Samenwerkings Organisatie (ECO) in Teheran, Iran. Hoewel Iran in de praktijk steun biedt aan Armenië, heeft de Iraanse minister van buitenlandse zaken, Manoucheher Mottaki, in een persconferentie uitgesproken met beide landen om de tafel te willen zitten. Ook Turkije heeft meerdere malen aangegeven dat het (in tegenstelling tot andere crises in de regio) geen bemiddelende, maar een faciliterende rol wil spelen in het conflict. De Turkse vice-premier en minister van buitenlandse zaken, Abdullah Gül, benadrukte tijdens de bijeenkomst dat "de situatie in Nagorno-Karabach een belemmering vormt voor regionale samenwerking als gevolg van politieke en humanitaire problemen, terrorisme, de doorvoer van massavernietigingswapens en drugs, en mensenhandel". Op basis van de ondertekening van een akkoord over de 'Basisbeginselen' voor het oplossen van het conflict in 2006; de verklaring van Medvedev, Aliyev en Sargsyan om tot een bestand te komen in 2008; en de uitspraken van de regionale leiders tijdens de ECO bijeenkomst in maart, lijkt men voorzichtig te denken aan een vreedzame oplossing. In mei komen de partijen weer bijeen op de EU-top in Praag om te onderhandelen over een nieuw 'Oostelijk Partnerschap'. Zowel Armenië en Azerbeidzjan zijn uitgenodigd en zullen direct met elkaar praten. Het valt te bezien of er concrete stappen worden genomen naar ontdooiing van het conflict; of dat het weer bij praten zal blijven.
www.stichtingjason.nl
Noten:
18
1. Yalowitz, K. & S.E. Cornell (2004). The Critical but Perilous Caucasus. Orbis (48)1, pp.105-116 2. Amnesty International (2007). Azerbeizjan: Displaced then discriminated against - the plight of the internally displaced population. Op: http://www. amnesty.org/en/library/info/EUR55/010/2007/en 3. Migdalovitz, C. (2003). Armenia-Azerbeizjan Conflict. Congressional Research Service. Order Code IB92109. Library of Congress, U.S.A. 4. Id. 5. Hansen, S. (2003). Pipeline Politics; The struggle for control of the Eurasian energy resources. Clingendael Instituut: Den Haag. 6. Rochtus, D. (2009). Kruidvat Kaukasus: word Nagorno-Karabach volgend strijdtoneel?. In: Internationale Spectator 63(2), pp.91-94 7. Id. 8. Id. 9. Yalowitz, K. en S.E. Cornell (2004). The Critical but Perilous Caucasus. Orbis (48)1, pp.105-116 10. Id. 11. Migdalovitz, C. (2003). Armenia-Azerbeidzjan Conflict. Congressional Research Service. Order Code IB92109. Library of Congress, U.S.A.
12. Cornell, S.E. (2001). Small nations and great powers: a study of etnopolitical conflict in the Caucasus. 13. Id. 14. Id. 15. Hansen, S. (2003). Pipeline Politics; The struggle for control of the Eurasian energy resources. Clingendael Instituut: Den Haag. 16. Nicoll, A. en S. Johnstone. (2008). Anxious neighbours. The concerns of former Soviet states. In: IIS Strategic Comments 14(7). The International Institute for Strategic Studies 17. Yalowitz, K. en S.E. Cornell (2004). The Critical but Perilous Caucasus. Orbis (48)1, pp.105-116 18. Id. 19. Collective Security Treaty Organisation 20. Rochtus, D. (2009). Kruidvat Kaukasus: word Nagorno-Karabach volgend strijdtoneel?. In: Internationale Spectator 63(2), pp.91-94 21. Kazimirov, V. (2008). Is There A Way Out of the Karabakh Deadlock? In: Russia in Gobal Affairs, no1. januari-maart. Op: http://eng.globalaffairs.ru/numbers/22/1185.html
JASON Magazine * Jaargang 34
Opinie
Snelle toetreding Turkije: een economische zegen voor Europa! Door Rob Boudewijn & Hans Bossert Het rapport van Ria Oomen-Ruijten van de Commissie Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement dat in maart 2009 uit kwam, bekritiseert Turkije niet onverwacht op de gebruikelijke terreinen, met name ten aanzien van het democratiseringsproces en de mensenrechtensituatie. Vrijwel ieder alinea in het conceptrapport start met “het wordt betreurd dat….”.
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand: “wie is het mooiste in het land?” “Xenofobie en (racistisch getint) geweld tegen minderheden, de geringe bescherming en rechten die minderheden nog steeds genieten, het verplicht stellen de taal te leren in plaats van toestaan dat de eigen taal wordt gebruikt, de gebrekkige vrijheid van meningsuiting, De inhumane omstandigheden in de gevangenissen inclusief martelingen, de verslechterde mensenrechtensituatie in het kader van de strijd tegen het terrorisme, het illegaal en met geweld uitzetten van
verdachten (inclusief kinderen), het nog steeds systematisch arresteren van verdachten die zonder enige vorm van rechtsbijstand dagenlang in de cel belanden, het illegaal verhinderen van familiehereniging van minderheden”. De zorgwekkende lijst met misstanden is immens: op basis hiervan zou Turkije inderdaad niet in de Unie thuishoren, ware het niet dat deze opsomming afkomstig is uit het meest recente World Report van Human Right Watch (14 januari 2009) en de situatie in de Europese Unie beschrijft! Uiteraard is het terecht dat het rapport
Een economisch perspectief.... Sinds medio jaren negentig probeert de EU steeds nadrukkelijker de grote economische macht te vertalen in een meer politieke rol op het wereldtoneel. De Unie werd opgetuigd met institutionele structuren zoals het Political and Security Committee, het EU Military Committee en meer recentelijk de European Defence Agency, wat er op papier indrukwekkend uitziet, maar in werkelijkheid nauwelijks output leverde. De meest concrete uiting van dit streven naar meer politiek zelfbewustzijn is de Hoge Vertegenwoordiger Mr. Solana, maar verder dan enkele kleine civiele missies in Bosnië, Kongo, Tsjaad en Georgië is de EU, ondanks alle ronkende retoriek, tot op heden niet gekomen. Integendeel: het Europese debacle op de Balkan staat nog vers in het geheugen, gevolgd door de reeks Kosovo, Afghanistan, Irak en meest recentelijk het Europese
www.stichtingjason.nl
JASON Magazine * Nummer 1 2009
van het Europees Parlement de vinger aan de pols houdt inzake de mensenrechtensituatie in Turkije, maar die zorgen gelden niet exclusief voor deze kandidaat-lidstaat, maar even zeer binnenshuis: de pot verwijt de ketel anders dat die zwart ziet.
19
www.stichtingjason.nl
Opinie
20
onvermogen een rol van betekenis te spelen tijdens de Gaza-crisis, terwijl de Verenigde Staten ditmaal ontbaken bij deze brandhaard door het vacuüm van de Presidentswisseling. Het politieke onvermogen gecombineerd met de economische sterkte van de EU, heeft geresulteerd in het gezegde: De VS bombardeert, de EU betaalt (de wederopbouw). Maar was en is de EU vooral niet een economische unie? Van het gehele pakket aan Europese weten regelgeving, het acquis, heeft ruim 90% betrekking op het functioneren van de interne markt. Ondanks alle politieke franje van het laatste decennium, is het dan ook geen boude veronderstelling dat dé core-business van de EU nog steeds de economische samenwerking is en hier ligt de link met Turkije. Los van de democratische en mensenrechtensituatie in Turkije speelt namelijk tegelijkertijd nog een geheel
andere, meer politieke discussie. Waar een decennium geleden de discussie rondom het Turkse lidmaatschap nog gedomineerd werd door de vraag of het land aan de (toetredings)criteria zou voldoen, speelt in het nieuwe millennium vooral de vraag of Turkije al dan niet Europees zou zijn. Een nondiscussie, die met de toetreding van Grieks-Cyprus, immers een Aziatisch land, reeds begraven had kunnen worden. De werkelijke vraag die gesteld zou moeten worden, zeker in het licht van de huidige mondiale recessie, is wat Turkije Europa economisch kan bieden. De core-business van Europa is en blijft voorlopig uiteraard de economische kracht van de interne markt, die nu op de grondvesten wankelt. Om te overleven is meer nodig dan miljardeninjecties van nationale overheden in de bankensector: de interne markt dient een belangrijke
JASON Magazine * Jaargang 34
economische impuls te krijgen en hiervoor komt Turkije uitdrukkelijk in beeld. Terwijl Europa aan de ene kant vergrijst, kampt met een afnemende beroepsbevolking, een krappe arbeidsmarkt en stagnerende groeicijfers, ook op het gebied van import en export, toont Turkije aan de andere kant het totaal tegenovergestelde beeld. Ten eerste is Turkije een stabiele democratische en seculiere staat en vormt het een grote, nog steeds groeiende afzetmarkt, met nu ruim 70 miljoen inwoners en een hoog geboortecijfer. Op dit moment is al bijna de helft van de Turkse import afkomstig uit de EU en het vooruitzicht is dat deze import ondanks de recessie zal blijven stijgen. Tegelijkertijd bedraagt de Turkse export naar de EU bijna 60% van de totale export.
Opinie
Het “ what-if-scenario” Mocht de huidige politieke halfslachtigheid en het gebrek aan doorzettingsvermogen echter voortgezet worden, dan wordt het “ what-if-scenario” wellicht denkbaar, met als gevolg dat Europa zich uiteindelijk in de eigen voet schiet:
Turkije zou zich kunnen gaan richten op Centraal Azië en Rusland, wellicht zelfs op buurland Iran, waarmee Turkije goede betrekkingen heeft. Turkije is uitbundig geprezen voor de rol in het vredesproces in het Midden-Oosten, de verbetering van de betrekkingen met en betrokkenheid bij de Kaukasus, hetgeen gedeelde, Europese belangen zijn. De recente energiecrisis met in de hoofdrollen Rusland en de Oekraïne met de EU als schaduwspits, heeft aangetoond dat Europa voor de energie afhankelijkheid niet alleen moet zorgen voor meer diversificatie, maar vooral ook voor meer aanbod, maar vooral ook transport diversificatie. De BakuTbilisi-Ceyhan pijpleiding, geopend in 2005, is hier een eerste voorbeeld en sinds de opening in 2005 wordt olie uit Azerbeidzjan rechtstreeks naar oostelijke mediterrane kust van Turkije gepompt. De voorziene Nabucco pijpleiding van 3400 kilometer zou oost Turkije rechtstreeks met Oostenrijk (en dus de Unie) gaan verbinden. Beide leidingen zijn geopolitiek van belang omdat ze Rusland buitenspel zetten, maar veronderstellen wel een cruciale sleutelrol voor Turkije als doorvoerland. In het scenario dat Turkije de EU de rug gaat toekeren, is een pijpleiding snel dicht gedraaid. Illustratief in dit verband is de opmerking in Brussel van de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan (op maandag 19 januari 2009) dat indien er geen voortgang wordt geboekt bij de toetredingsonderhandelingen, Turkije de medewerking aan de Nabucco pijpleiding zou kunnen heroverwegen. In dit scenario verslechtert de importdependentie (nog) verder, nog los van het afschrijven van een miljardeninvestering door met name westerse consortia. Wat als Turkije zich volledig op Rusland gaat oriënteren, of Iran? Turkije zal dan als belangrijke import- en exportpartner wegvallen, het potentieel van de consumentenmarkt zal niet benut kunnen worden, evenals de arbeidsmarktpotentie en de Europese energiedependentie zal nog hachelijker
JASON Magazine * Nummer 1 2009
worden dan die nu al is. De pragmatische, economische dimensie veronderstelt dan ook uit verlicht Europees eigenbelang dat de deur naar volledig lidmaatschap zo snel mogelijk volledig wordt open gesteld. Een eerste symbolische stap zou er uit kunnen bestaan dat de “open-einde-clausule” van het onderhandelingsproces, waar de Franse President Sarkozy zich een warm voorstander van toont om te garanderen dat de onderhandelingen niet automatisch tot toetreding zal leiden, wordt geschrapt. Dit zou in Turkije tot een groter draagvlak voor het lidmaatschap kunnen leiden met als gevolg dat de hervormingen weer daadkrachtig(er) worden opgepakt. Een economisch sterk en gezond Turkije zou een zegen voor de EU zijn met in het kielzog een functionerende democratische structuur: de mensenrechten zouden zodoende ook beter af zijn, toch ook een Europees belang? Prof. Dr. Hans Bossert en drs. Rob Boudewijn zijn beiden onder meer verbonden aan het Strategy Center van Nyenrode Business Universiteit
www.stichtingjason.nl
Zowel de import- als ook de exportcijfers bleven in 2008 stijgen, en kenden pas aan het einde van dat jaar een lichte terugval door de recessie. De goed opgeleidde, jonge bevolking kan de krappe Europese arbeidsmarkt lucht bieden en de lage loon- en productiekosten maken Turkije tot een interessante investeringsmarkt voor Europese bedrijven. Het potentieel voor buitenlandse investeringen is ook groot vanwege de unieke, geografische ligging, grenzend aan de Balkan, het Midden-Oosten en de Kaukasus, waardoor Turkije als springplank kan fungeren voor handel en investeringen in deze regio’s. Dit wordt door Europese bedrijven onderkend, aangezien in 2007 reeds 66% van de buitenlandse investeringen afkomstig was uit de EU. Terwijl sommige lidstaten van de EU nu officieel in een recessie verkeren, toont de Turkse economie nog positieve cijfers met tot recentelijk zelfs nog een reëel groeipercentage van het BBP van 7%. In een rapport van de Europese Commissie van 4 november 2008 wordt geconcludeerd dat “ Turkije een functionerende markteconomie” heeft. Dus wat zou een snelle Turkse toetreding nog in de weg kunnen staan: alleen al uit verlicht economisch eigenbelang is er vanuit Europees perspectief geen ander scenario denkbaar. Het telkens plaatsen van Europese vraagtekens bij het Turks lidmaatschap, resulteert in een afnemend binnenlands draagvlak in Turkije om de gewenste hervormingen door te voeren: in plaats van deze economische kans met beide handen te grijpen, wordt de lijn van pappen en nathouden voortgezet.
21
Essay
Winnende essay: ‘Het saluut’ Door Edwin van Bostelen
www.stichtingjason.nl
Van 4 april tot en met 11 april brengt Stichting JASON met twintig studenten een bezoek aan een congres georganiseerd door de Nederlandse marine in Constanta, Roemenië. Hier zullen de deelnemers ooggetuige zijn van een oefening van kleine amfibische voertuigen op de Donau, alsmede van het reilen en zeilen aan boord van de Hr. Ms. Johan de Witt. Stichting JASON heeft geen ronselmethoden hoeven toe te passen om mensen geïnteresseerd te krijgen voor de reis. Wij hebben een essaywedstrijd uitgeschreven met als onderwerp: “het belang van de marine voor de Nederlandse samenleving.” De drie beste inzendingen mogen gratis mee naar Roemenië; het winnende essay van Edwin van Bostelen kunt u hieronder lezen.
22
Proloog “Goede middag kapitein”, zei ik, terwijl ik mijn natte haren uit mijn gezicht veegde en de deur van de brug sloot. Op de brug was het stil, maar op de achtergrond klonk het zware geronk van de onvermoeibare 9 cilinder op volle toeren. De kapitein staarde uit het raam. “Smiddags”, klonk een rokerige bromstem van de bakboordse brugvleugel. Aan dek stond een lading hout vastgesjord onder golvende blauwe zeilen. De twee ruimen waren gevuld met een lading telefoonpalen, papier en rollen staal. Meer dan twaalf uur was ik in touw geweest om samen met de eerste stuurman de chaos van het laden en lossen op de rails te houden. Alles in mijn lichaam deed pijn, het aantrekken van de zware sjorbanden over de deklading was me niet in de koude kleren gaan zitten. Ook had het nagenoeg non-stop geregend, wat voor veel vertraging had gezorgd bij het laden van het papier. Gelukkig waren we weer op zee. Nu kon ik genieten van een goede kop koffie, en vier uurtjes betrekkelijke rust op de brug. Snel wierp ik een blik op de kaart, gevolgd door het gyrokompas en de radar. Eén meeligger op een mijl of zeven en één tegenligger op zes. Even ruiste de VHF. Ik speurde de horizon af naar de
moeilijk te onderscheiden tegenligger. “Onze jongens van de grijze vloot zijn een end van huis”, zei de kapitein. “Zijn het Nederlanders?” vroeg ik licht geagaceerd. “Ja, ga maar even hallo zeggen”. Ik pakte een oude verrekijker van de brug. Met een lichte dosis tegenzin daalde ik af van de zeven trappen, ik was het ‘nautische weer’ inmiddels meer dan beu. Toen het fregat bijna dwarsscheeps van ons was, maakte ik de lijn van de vlag los van de kikker. Met snelle halen trok ik de lijn naar beneden en de vlag daalde neer van de mast. Al spoedig raakte ik verstrikt in de natte vlag van 2,5m x 4m die zich kranig verzette onder invloed van de stevige zuidwesterwind. Na enig gevecht lukte het toch om de vlag netjes op te vouwen, en belangrijker nog, van het dek af te houden. Nu begon het ware schouwspel. Aan de overkant leek het stil. Of nee, twee man kwamen naar buiten. Daar ging de vlag. Strijken, hijsen, klaar. Snel hees ik de vlag ook weer. Voor de tweede maal koud en nat keerde ik terug; mijn hommage aan de grijze vloot voltooid. Het ‘salueren van de vlag’ Wat is de herkomst van deze idolatrie? En waarom al die moeite?
JASON Magazine * Jaargang 34
Het ‘salueren van de vlag’ is een oud zeemansgebruik. In 1707 richtte Engeland en Schotland tezamen door middel van de ‘Acts of the Union’ één van ’s werelds eerste geheel voor oorlogsvoering toegewijde marines op; ‘The Royal Navy’. De schepen bewaakten de kustlijn en beschermden de Britse koopvaardijvloot op hun lange reizen. Teneinde controles op contrabande uit te voeren in de Britse wateren, moesten koopvaardijschepen de zeilen strijken en lij maken om de bemanning van de marineschepen aan boord te laten. Met het einde van het imperialisme eindigde ook gestaag het strenge controleren van passerende schepen. Koopvaardijschepen van bevriende staten kregen in toenemende mate ‘het recht van vrije doorvaart’ door de territoriale wateren. Het controleren van àlle schepen binnen de nationale wateren was dan ook niet langer noodzaak. Daarmee taande ook het gebruik van het strijken van de zeilen en evolueerde tot het strijken van de vlag bij wijze van eerbetoon aan de marinesoevereiniteit. Koopvaarders wereldwijd hebben het gebruik overgenomen. En het is, tot op de dag van vandaag, een gebruik bij koopvaardij en marine.
Essay
Detail van een 17de-eeuws schilderij met De 7 Provinciën van achter gezien. Dit schilderij bevindt zich in het Musee des Beaux Arts in Angers, Frankrijk. (bron: http://www.bataviawerf.nl/download.html)
bescherming die de marine hen bood. In de daaropvolgende 300 jaar evolueerde de Nederlandse marine tot een modern bedrijf. Fregatten, mijnenjagers, bevoorradingsschepen, onderzeeërs, landingsvaartuigen, helikopters, vliegtuigen, en zelfs een vliegdekschip. We hadden het allemaal. Maar met de tijd verdween de Nederlandse marine ook uit het oog van de burger. Welke burger kent nog de naam van Nederlandse admiraal anno 2009? Ikzelf ken ook slechts de namen van enkele grote admiraals uit de Gouden Eeuw. Hun namen prijken dan ook nog immer op de zijden van onze huidige generatie marineschepen. Maar is de Nederlandse marine dan allemaal vergane glorie?
JASON Magazine * Nummer 1 2009
De marine anno 2009 Met de opkomst van de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap veranderde de positie van de Nederlandse marine drastisch. Het politieke klimaat na de Tweede Wereldoorlog was niet langer gericht op het individuele land, maar op coöperatie en coëxistentie. Vrede was het uitgangspunt, en bij escalatie van een conflict moest door samenwerking een vuist gevormd kunnen worden tegen een vijand van buitenaf. Hierdoor veranderde ook de taak van de marine. Van een verdedigings- en beschermingstaak verschoof hun taak naar een meer controlerende en ondersteunende taak. Toenmalig minister Bot van buitenlandse zaken omschreef de taak van de marine in 2005 als volgt:
www.stichtingjason.nl
De Nederlandse marine was, naast de Britse, Portugese en Spaanse, in de Gouden Eeuw één van de machtigste ter wereld. Zij maakten de dienst uit op zee. Grote admiraals als Tromp en De Ruyter leidden onze Nederlandse marinevloot door deze periode heen. Dit was de tijd van de ‘mannen van staal en de schepen van hout’. De mannen die een zeeslag niet schuwden en het Nederlandse territoir wisten te handhaven tegen machtige maritieme grootmachten als de Britse. Zij trotseerden zeeziekte en scheurbuik om het boegbeeld te zijn van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Nederlandse bevolking eerde hun grote admiraals. Zij hadden hun bestaan immers grotendeels te danken aan de
23
Essay ‘Defensie heeft drie hoofdtaken: de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit en de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. In het kader van de drie hoofdtaken van Defensie levert de Koninklijke Marine een bijdrage aan de veiligheid vanuit en op zee. De Koninklijke Marine kan daartoe door de Regering onder andere worden ingezet voor het tegengaan van smokkel, het handhaven van een embargo, het assisteren van schepen in nood en het beschermen van koopvaardijschepen’. Maar wat doet de marine eigenlijk in haar dagelijks bedrijf? Opvallend is dat het beschermen van koopvaardijschepen in de afgelopen 300 jaar van een tweede naar een laatste plaats is verhuisd. Daarnaast heerst hier al 64 jaar vrede. En embargo’s in Europa hebben we ook al niet. Ligt de Nederlandse marinevloot dan soms maar ongebruikt weg te roesten in de Helderse haven? Nee. De Nederlandse marine is tot op de dag van vandaag zeer actief. Ze assisteert bij internationale vredesoperaties in naam van Nederland voor de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap. Daarnaast handhaaft ze nationaal drugsbeleid op de Noordzee en
de Nederlandse Antillen en Aruba. Ook participeert zij in de Kustwacht, die zorg draagt voor veiligheid, Search & Rescue en handhaving van visserij- en douanebeleid in de Nederlandse territoriale wateren. Verder zorgen Nederlandse mariniers voor terrorismebestrijding en assistentie bij humanitaire hulp, en nemen zij deel aan ernstoperaties in Afghanistan en Tsjaad. Recente ontwikkelijkingen omtrent zeeroverij hebben zelfs de bescherming van de Nederlandse koopvaardij weer in de lijst der prioriteiten doen stijgen: vanaf augustus heeft NLMARFOR de tactische leiding over operatie ATALANTA, de militaire campagne van de EU voor piraterijbestrijding. Deze greep uit de vele activiteiten waar de Nederlandse marine bij is betrokken toont zonder meer aan dat de Nederlandse marine nog immer recht van bestaan heeft. Daarvoor heeft zij dan ook een ultra moderne, bescheiden, maar zeer goed uitgeruste vloot tot haar beschikking. De taak van de marine strijkt zich anno 2009 verder uit dan louter de veiligheid van Nederland en de omliggende landen. Het betreft een rol in de coulissen, ten behoeve van de hele wereldbevolking. Wij kennen de admiraals niet meer, maar zien nog steeds hun daden op televisie. Maar een gebrek aan bekendheid en interesse bij de Nederlandse burger voor wat er zich op zee afspeelt, zijn voor mij geen motivatie om niet op zijn tijd waardering te tonen voor wat
de mannen en vrouwen, die de zeven zeeën trotseren, voor Nederland betekenen. Ze houden gezamenlijk de Europese economie draaiende en zetten Nederland als handelsland op de kaart. Hieraan ontlenen wij onze welvaart en daar mogen wij met zijn allen best trots op zijn. Epiloog Zolang de Koninklijke marine nog immer Nederlandse koopvaardijschepen assisteert, het Nederlands grondgebied voor gevaar behoedt en zinvolle activiteiten ten behoeve van Nederland als land in internationaal verband ontplooit, zijn zij voor mij het saluut nog steeds meer dan waardig. Het saluut is voor alle mannen die mijn collega’s behoeden van de zeerovers in Afrika. Voor de mannen die mijn collega’s uit de zee redden na een schipbreuk en verstekelingen uit verre landen overnemen. Voor de mannen die de Nederlandse staat vrij houden van terrorisme, grote partijen drugs en smokkelwaar. Voor de mannen die bommen onschadelijk maken uit de netten van vissers. Voor de mannen die meehelpen de visstand in de Noordzee op peil te houden. Voor de mannen die konvooien met humanitaire hulpgoederen door oorlogsgebieden begeleiden. En ook is het saluut voor alle vrouwen die naast de mannen inmiddels hun weg hebben weten te vinden bij de marine. Wat mij betreft gaat de nationale driekleur nog immer omlaag! Edwin van Bostelen
www.stichtingjason.nl
Maritiem Officier & tweedejaars Student (Zee)Recht aan de Universiteit Leiden
24
JASON Magazine * Jaargang 34
Gedicht
DE WERELD DRAAIT DOOR Door Lennart Pieters
De wereld draait door en door en door en door. Een door overlevingsdrang gedreven man zag een tak en dacht: ik breek hem af. Ik pak hem aan deze kant vast en kan je zo een klap geven. Steen en bot worden tot stekels geslepen. Mens ontneemt een mensenleven. De geboorte van de agressor En de wereld draait door en door en door en door En door de eeuwen heen vormen wapens beschavingen of slaan ze uiteen. Wij gieten zwaarden uit koper en brons, maar de wapens smeden ons. In naam van God of Glorie worden volkeren uitgemoord. En de wereld draait door en door en door en door. En door de voorkant van het WTC boort zich een 747 Minachting voor het menselijk leven: meer regel dan uitzondering. Met afschuw en verwondering lees ik over: aanslagen, gifgas, clusterbommen, antrax,
De mens gaat aan de mens teloor De wereld draait door.
JASON Magazine * Nummer 1 2009
www.stichtingjason.nl
bloedbaden op school.
25
Column
Vijand goed voor U
www.stichtingjason.nl
Door Leon Wecke
26
De vraag of de mens ‘van nature’ zodanig agressief is, dat als gevolg daarvan vijanden en oorlogen tot zijn onvermijdelijke entourage gerekend moet worden, is veelvuldig gesteld en beantwoord. Heeft de mens geen basisbehoefte aan veiligheid, zoals blijkt uit de prominente plaats op het tweede niveau van de behoeftenpiramide van Maslow? En zal niet altijd een bedreiging van die veiligheid door soortgenoten tot vanzelfsprekende vijandigheid leiden? Hebben dierpsychologische theorieën, die driftmatig agressief gedrag presenteren, niet enige geldigheid? Had Freud toch geen gelijk met zijn menselijke doodsdrift naar binnen en agressiedrift, die naar buiten gekeerd is? Zijn oude frustratie-agressietheorieën toch niet plausibel, waar ze inhouden dat onder bepaalde omstandigheden vijandig en agressief handelen een onvermijdelijk gevolg van opgekropte frustratie is? En aan frustraties valt in deze wereld niet steeds te ontkomen. Of moeten we met antropologen als Bendict, Malinowski en Mead concluderen dat de mens van nature niet vijandig of agressief is, maar dat vijandigheid en oorlog culturele feiten zijn? Dat laatste lijkt het geval. Maar ook dan blijf je toch nog zitten met de vraag hoe het komt dat van nature niet vijandig gezinde mensen er culturen op nahouden, die juist die vijandigheid generen. Overigens, de overtuiging dat het kwaad met de menselijke natuur – wat dat ook zijn moge – gegeven is, komt menige gevestigde orde goed uit. Over de noodzaak van een repressieapparaat behoeft men dan niet meer in praatgroepen uiteen te gaan, het is een permanent gegeven.
in onze instituties, variërend van politie tot leger, bewapening, inlichtingendiensten en gevangenissen. In praktijken als militaire oefeningen, daadwerkelijke gevechtsacties, antiterrorismecampagnes, beveiligingscamera’s, gebiedsontzeggingen en arrestaties is de mens als bedreiging van de andere mens aanwezig. Volksliederen en een deel van de geschiedschrijving gewaagt van helden en overwinningen op kwalijke vijanden en De Schepper, die immer onze kant koos. Ook mag niet vergeten worden hoezeer de aanwezige geweldsinstituties, of het nu de defensieorganisatie, bepaalde politieke groeperingen en aanverwante bureaucratieën betreft, permanent de noodzaak en wenselijkheid van een vijand gestalte geven. Een vijand is immers de ultieme legitimatie voor vaak geldverslindende defensieapparaten en militaire productie. De van Eisenhower afkomstige signalering van een machtig en ondemocratisch ‘militair industrieel complex’, heeft nog niets van zijn actualiteit verloren. Landen als de Verenigde Staten zullen niet of amper buiten een vijand kunnen. Die vijand vervult immers tal van essentiële functies en met name een rechtvaardigingsfunctie als het de militaire uitgaven betreft, de aard van offensieve wapens en het initiëren van of het participeren in militaire operaties. Hoewel de nieuwe president van de Verenigde Staten, Barack Obama, terecht met wereldwijd gejuich ontvangen is, zal hij als leider van een oerconservatief land met een geducht militair, industrieel, bureaucratisch en religieus complex, zich niet kunnen veroorloven de behoefte aan een vijand te negeren.
Met ons soort cultuur is een vijanddenken gegeven: de overtuiging dat medemensen en groepen een ernstige bedreiging kunnen zijn. Een bedreiging, die in bepaalde gevallen concreet kan worden ingevuld met het beeld van een vijand. Dat vijanddenken is geïnstitutionaliseerd in onze samenleving. Het komt tot uitdrukking in de taal die begrippen als oorlog, geweld, wantrouwen en een keur aan misdaden bevat;
Een vijandbeeld vervult ook een belangrijke cohesiefunctie. Een sterke vijand, of in elk geval een als zodanig gepercipieerde vijand, is een belangrijke factor tot eenstemmigheid en helpt inherente maatschappelijke tegenstellingen en andere dreigingen te verhullen. Het verschaft identiteit, daar het de mogelijkheid biedt om je als goed mens en rechtvaardige maatschappij tegen de ondeugdzaamheid en agres-
JASON Magazine * Jaargang 34
siviteit van de ander en zijn maatschappij af te zetten. Een sterk vijandbeeld bevordert ook tot een sterk zelfbeeld dat als belangrijke eigenschappen heeft dat het de eigen waarden, normen en capaciteiten overschat en die van de ander onderschat. Het moge zo zijn dat de mens niet van nature zijn soortgenoten vijandig gezind is, maar het is helaas wel zo dat de inrichting van de huidige maatschappijen en de inhoud van de dominante culturen ertoe leidt dat we de vijand, als een nuttig verschijnsel in leven houden. Globalisering, institutionalisering van de complexe interdependentie, grotere gevaren van ecologische en demografische, zo niet van biologische aard, zijn factoren die op den duur de functionaliteit van de vijand kunnen ondergraven. Noodzaak tot mondiale samenwerking en het vermijden van onbeheersbare conflictvormen zal zich steeds meer aan de mensheid opdringen. Nationale en internationale samenwerking gericht op een niet meer bedreigde wereld, kan wellicht de vijand aan belang doen inboeten. Zijn functies, indien onmisbaar, kunnen ook op een andere wijze vervuld worden. Daarnaar dienen alle weldenkende mensen en hun regeringen te streven, alleen wel jammer dat de gevestigde belangen en de daaraan verbonden instituties de slogan “Vijand, goed voor U” nog lang in materiële en immateriële zin gestalte zullen geven.
Mededelingen
Wat is JASON? Stichting JASON is in 1975 opgericht door een aantal jongeren om te voorzien in een duidelijke behoefte aan evenwichtige informatie over internationale vraagstukken. De afkorting JASON staat voor Jong Atlantisch Samenwerkings Orgaan Nederland. In de beginjaren van JASON lag het accent vooral op vredes- en veiligheidsvraagstukken binnen de transatlantische betrekkingen. Gaandeweg verbreedde JASON, mede in aansluiting op internationale gebeurtenissen, haar aandachtsveld tot het gehele spectrum van internationale betrekkingen. JASON is daarbij niet gebonden aan enige politieke partij en heeft geen levensbeschouwelijke grondslag. JASON informeert op twee manieren. Ten
eerste door de uitgifte van dit Magazine, dat eens per kwartaal verschijnt en gratis beschikbaar is voor geïnteresseerden. In elk nummer wordt getracht een gevarieerd overzicht te geven van relevante en actuele onderwerpen binnen het brede spectrum van de internationale betrekkingen. Ten tweede informeert JASON door het organiseren van tal van activiteiten, zoals conferenties, debatten, lezingen, simulatiespelen en excursies. Geïnteresseerden zijn van harte welkom om aan deze activiteiten deel te nemen. Wil jij het magazine gratis ontvangen of deelnemen aan een van de activiteiten die JASON organiseert, neem dan contact op met stichting JASON via
[email protected]
VACATURES Stichting JASON is geregeld op zoek naar enthousiaste studenten die zich willen inzetten voor de stichting. Op dit moment is JASON op zoek naar nieuwe leden voor de redactie.
JASON Magazine * Nummer 1 2009
www.stichtingjason.nl
Heb jij interesse om je een jaar lang met internationale en transatlantische betrekkingen bezig te houden? Surf dan voor meer informatie naar www.stichtingjason.nl en/of neem contact op met de stichting via
[email protected]
27