10 jaar Vlarem
[ ZWEMBADEN ]
10 jaar
Vlarem
10Vlarem jaar
Op 6 februari 2001 is het 10 jaar geleden dat de Vlaamse Regering het eerste uitvoeringsbesluit VLAREM I goedkeurde. In 1992 volgde VLAREM II en vanaf dan werden zweminrichtingen geconfronteerd met tal van bijkomende uitbaatvoorwaarden die sedert 1 januari 2001 volledig moeten nageleefd worden. De recente sluiting van drie zwembaden1 die ernstige tekortkomingen vertoonden en waarvan verder gebruik risico’s voor de volksgezondheid inhield, toont het belang van de nieuwe reglementering aan. Even terugblikken hoe het destijds allemaal begon ……..
PRE-VLAREM PERIODE De ARAB-vergunningen In 19702 werden zwembaden opgenomen bij de "als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk ingedeelde inrichtingen" die slechts voor publiek mochten worden opengesteld nadat een uitbaatvergunning was verleend. Juridisch gesproken werden zwembaden vergunningsplichtig in klasse 1 en moest de Bestendige Deputatie van de Provincieraad een vergunning verlenen. Hier begon het verhaal. Vergunningen werden toen toegekend in het kader van het ARAB, het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming3. Het ARAB is een regelgeving die in eerste instantie de bescherming van de werknemer beoogt en dus de interne arbeidsveiligheid regelt. Het ARAB is een nationale wetgeving die uit 6 onderdelen (titels) bestaat waaronder bepalingen over de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen. In het ARAB waren geen specifieke uitbaatvoorwaarden voor zwembaden opgenomen, wat tot gevolg had dat elke provincie haar eigen voorwaarden opstelde. Onderling verschilden die voorwaarden op tal van punten, een typisch "Belgische" situatie.
Hoewel de amoebenbesmetting4 van 19705 chronologisch gesproken niet aan de basis lag van de beslissing om zwembaden vergunningsplichtig te maken, was het toen voor iedereen duidelijk dat de kwaliteit van zwembadwater een essentiële voorwaarde was voor het beschermen van de gezondheid van de baders.
De geleidelijke vervanging van het ARAB in de jaren 1990 door eigen, gewestgebonden milieuregels, had ook tot gevolg dat het deel van ARAB dat in verband stond met de veiligheid op het werk, werd herschreven en nu de Wet betreffende het welzijn op het Werk6 wordt genoemd. Een eigen "Vlaamse" wetgeving…. In hetzelfde jaar 1970 dat zwembaden vergunningsplichtig werden, werd ook de grondwet aangepast. Het was de eerste van een reeks stappen die aan de gewesten een eigen regering én wetgevende bevoegdheid verleenden. De wet op de Staatshervorming van 1980 concretiseerde de overdracht van wetgevende bevoegdheden o.a. inzake milieu. In het Vlaamse gewest vormde het Milieudecreet de basis van de regelgeving inzake milieuvergunningen. Het is een kaderdecreet, dit betekent dat er uitvoeringsbesluiten nodig zijn om het Milieudecreet7 effectief te kunnen toepassen. Deze besluiten noemt men VLAREM I en VLAREM II.
VLAREM I VLAREM I werd dus 10 jaar geleden gepubliceerd. Het zet een aantal punten van het Milieudecreet, meer in het bijzonder de bepalingen inzake vergunnings- en meldingsplichtige hinderlijke inrichtingen, om in praktisch bruikbare teksten. Structuur VLAREM I (juiste benaming: Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning dd. 6 februari 19918) bestaat uit wettekst en uit bijlagen. De wettekst handelt over de milieumelding en –vergunning, de behandeling van een vergunningsaanvraag door de bevoegde diensten en de modaliteiten om in beroep te gaan tegen een beslissing van de overheid.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
41
[ ZWEMBADEN ]
42
Van de bijlagen is vooral de lijst van de ingedeelde inrichtingen belangrijk (zie verder); verder bevatten de bijlagen modellen van formulieren, o.a. voor het aanvragen van een melding of een vergunning en informatie over gevaarlijke stoffen. De basistekst van VLAREM I trad in werking op 1 september 1991. Inhoudelijk VLAREM I bevat de werkwijze die moet gevolgd worden door de exploitant en de door de overheid bij het uitbaten van een "hinderlijke" inrichting. Vermits zweminrichtingen tot de hinderlijke inrichtingen behoren, moet terdege rekening gehouden worden met de in VLAREM I opgelegde verplichtingen. Indelingslijst Een eerste stap bij het aanvragen van een uitbaatvergunning is het bepalen van de exploitatieklasse van de zweminrichting. Dit gebeurt aan de hand van de indelingslijst van de hinderlijke inrichtingen. Onder "hinderlijk" wordt bedoeld dat ze belastend kunnen zijn voor mens en leefmilieu. De indelingslijst staat in bijlage 1 van VLAREM I en is één van belangrijke werkinstrumenten van de milieuwetgeving. In vergelijking met de soortgelijke lijst van het ARAB, is de indelingslijst veel uitgebreider. In basisversie was het een alfabetische lijst gaande van A (aard-
Tabel 1 ZWEMINRICHTING
olieproducten) tot Z (ziekenhuizen); zweminrichtingen vallen in hoofdstuk 32 bij de "ontspanningsinrichtingen" waartoe ook de schietstanden, schouwspelzalen, enz. behoren. De indelingslijst geeft aan tot welke klasse een zweminrichting behoort (dit hangt af van het type zwembad en van de grootte) en welke instantie advies moet verlenen in de vergunningsaanvraag. Voor zweminrichtingen is het advies van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (APSG) vereist. Belangrijk is dat ook nevenactiviteiten en onderdelen van een zweminrichting die milieubelastend kunnen zijn, meetellen in de bepaling van de exploitatieklasse: lozen van afvalwater, transformatoren, compressoren, opslag van gevaarlijke stoffen en de verwarmingsinstallatie. Regel is dat de hoogste score van één van de activiteiten ook de uiteindelijke exploitatieklasse van de ganse zweminrichting wordt. In VLAREM worden drie exploitatieklassen voorzien: klasse 1 is de hoogste klasse met de Bestendige Deputatie van de Provincieraad als vergunning verlenende overheid; in klasse 2 verleent het College van Burgemeester en Schepenen de milieuvergunning; tenslotte vereist een inrichting in klasse 3 enkel een melding aan het College van Burgemeester en Schepenen. Zweminrichtingen kunnen in alle drie exploitatieklassen vallen, zie verder tabel 1.
Evolutie van de exploitatieklasse van zweminrichtingen (1991 – 2001) INDELINGSLIJST 1
INDELINGSLIJST 2
INDELINGSLIJST 3
INDELINGSLIJST 4
INDELINGSLIJST 5
BVR 06/02/91 BS 26/06/91 In voege: 01/09/91
BVR 28/10/92 BS 02/02/93 In voege: 01/03/93
BVR 01/06/95 BS 31/07/95 In voege: 01/08/95
BVR 26/06/96 BS 03/07/96 In voege: 03/07/96
BVR 12/01/99 BS 11/03/99 In voege: 01/05/99
Rubriek 32.8.1 Baden Zwembaden, al dan niet overdekt, met een wateroppervlakte van • 0 – 30 m2 nvt nvt 2 2 3 • > 30 – 50 m2 3 3 2 2 3 • 50 - < 200 m2 3 3 2 2 2 • 200 m2 3 3 1 1 2 • > 200 - < 300 m2 2 2 1 1 2 • vanaf 300 m2 2 2 1 1 1 Hot whirlpools nvt nvt 2 2 3 Dompelbaden nvt nvt 2 2 3 Plonsbaden nvt nvt 3 3 3 Therapiebaden nvt nvt 2 2 2 Rubrieken 32.8.2 en 32.8.3 Zwemgelegenheden en watersportzones in vijvers, meren en waterlopen waar één of meer van volgende activiteiten op regelmatige wijze worden beoefend (uitgezonderd de zeebadzones) zwemmen, nvt nvt 1 1 1 duiken en waterskiën windsurfen nvt nvt 1 3 3 Afkortingen BVR = Besluit Vlaamse regering BS = Belgisch Staatsblad nvt = niet van toepassing (vallen buiten de VLAREM-reglementering) De getallen geven de exploitatieklasse aan (1 en 2 = vergunningsplichtig; 3 = meldingsplichtig)
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
[ ZWEMBADEN ]
Toelichting bij de verschillende types zwembaden (zoals voorzien in indelingslijst 5) Zwembaden, al dan niet overdekt, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen kleine (wateroppervlakte tot 50 m2), middelgrote (van 50 tot 300 m2) en grote zwembaden (van ten minste 300 m2). Vallen in deze groep: publieke- en schoolzwembaden alsook baden verbonden aan of behorende tot privéclubs, campings en dergelijke. Zweminrichtingen verbonden aan hotels en appartementsgebouwen die niet voor publiek worden opengesteld, moeten enkel voldoen aan de eisen inzake de waterbehandeling, opslag van chemicaliën en de waterkwaliteit. Hot whirlpools: circulatiebaden voorzien van zitbanken met maximale diepte van 1 meter, waarin er vanuit de bodem of wand lucht geïnjecteerd wordt en die gevuld worden met water van meer dan 32° C. Dompelbaden: baden, continu doorstroomd met vers suppletiewater, met een maximale diameter van 2,5 m, met temperaturen beneden de 20° C met als doel een kortstondige plotse afkoeling van de gebruiker door middel van onderdompeling. Plonsbaden: onverwarmde openluchtbaden zonder filtratiesysteem met een diepte van maximum 35 cm. Therapiebaden mogen uitsluitend aangewend worden voor medische behandelingen. Voor zeebadzones geldt nog steeds het KB van 17 februari 1984 tot vaststelling van de algemene emmissienormen waaraan het zwemwater dient te voldoen. Dit KB handelt enkel over de waterkwaliteit (en zegt dus niets over bv het toezicht op de baders). De VLAREM-reglementering is niet van toepassing op zwemgelegenheden verbonden aan privé woningen9 mits ze niet opengesteld worden, noch gratis, noch tegen enige directe of indirecte vergoeding. Uw zwembad thuis hoeft dus niet aan VLAREM te voldoen; daarentegen vallen baden van verenigingen of privé clubs – zelfs als ze zijn ondergebracht in privé woningen – wel onder VLAREM. Zoals reeds vermeld moeten zwemgelegenheden verbonden aan hotels en appartementsgebouwen voldoen aan VLAREM inzake de waterbehandeling, waterkwaliteit en opslag van chemicaliën; de overige bepalingen van VLAREM – zoals het toezicht op de baders – zijn hier niet van toepassing. In beide gevallen heeft het publiek geen toegang tot deze baden. In een hotel is er wel degelijk sprake van openstelling van het zwembad tegen vergoeding; in appartementsgebouwen gaat het over baden die gezamenlijk door de bewoners worden gebruikt zonder verdere vergoeding. Door het opleggen van eisen had de wetgever voor ogen dat de veiligheid en gezondheid van de baders steeds moet verzekerd zijn.
Uit tabel 1 blijkt dat zwembaden nogal wat heen-enweer bewegingen hebben gemaakt tussen "vrij van vergunning of melding" en vergunningsplichtig. Een extreem geval waren baden met een wateroppervlakte van exact 200 m2 die door een minder goed geformuleerde wettekst in 1995 plots van meldingsplichtig (klasse 3) naar de hoogste klasse 1 overgingen. Verder zijn zowat alle types zwembaden vanaf indelingslijst 3 ten minste meldingsplichtig en werd in de vijfde versie van de indelingslijst een meer realistisch standpunt ingenomen ten aanzien van kleinere types zwembaden en watersportzones waar uitsluitend windsurfen wordt beoefend door ze in klasse 3 onder te brengen. Procedure van een vergunningsaanvraag of een melding VLAREM I omschrijft in detail welke administratieve procedure verder moet gevolgd worden voor een zweminrichting die vergunningsplichtig is (in klasse 1 of 2) of meldingsplichtig in klasse 3. Een vergunningsaanvraag wordt door de vergunningverlenende overheid behandeld en zal finaal leiden tot het verlenen of weigeren van de vergunning. Vergunningen worden verleend voor een termijn van ten hoogste 20 jaar. In geval van weigering kan de aanvrager steeds in beroep gaan bij de hogere overheid. (Bestendige Deputatie of de Gemeenschapsminister van Leefmilieu) Alle fasen van de behandeling van de vergunning zijn gebonden aan strikte termijnen. Indien bv. een overheidsdienst geen advies geeft binnen de voorziene 30 dagen na ontvangst van het dossier wordt de aanvraag als gunstig beschouwd. Een melding verloopt eenvoudiger; in feite wordt enkel de uitbating van de zweminrichting aan het gemeentebestuur medegedeeld. Verschil tussen het ARAB en VLAREM I In vergelijking met het voorheen geldende ARAB bevat VLAREM I een aantal belangrijke wijzigingen. Buiten de structuur van de indelingslijst en de administratieve procedure is het openbaar onderzoek veel uitgebreider dan het vroegere "de commodo et incommodo" en worden thans alle mogelijke vergunningen (lozen afvalwater, afvalstoffen, grondwatervervuiling) in één aanvraag gebundeld en wordt een bouwvergunning gekoppeld aan een milieuvergunning. (geen van beide is geldig zonder de andere) Aanpassing en wijziging van VLAREM I Tot heden werd VLAREM I totaal 9 maal gewijzigd en aangevuld, de laatste belangrijke wijziging was die van 12 januari 199910. De wijzigingen en aanvullingen hadden vooral betrekking op de indelingslijst, milieuaanvraag en de administratieve procedures.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
43
44
[ ZWEMBADEN ]
VLAREM II Op 7 januari 1992 keurde de Vlaamse regering het Vlaams reglement inzake milieuvoorwaarden voor hinderlijke inrichtingen goed; het werd titel 2 van VLAREM, kortweg VLAREM II genoemd.11 VLAREM II bestond uit 43 hoofdstukken met totaal 818 artikelen en 3 bijlagen met uitbatingsvoorwaarden voor alle "hinderlijke" inrichtingen die in de bovenvermelde indelingslijst van VLAREM I voorkwamen. VLAREM II en de zwembaden Hoofdstuk 31 van VLAREM II handelde over de "ontspanningsinrichtingen en schietstanden"; in afdeling 9 kwamen de zweminrichtingen aan bod met 3 subafdelingen: • Algemene bepalingen m.b.t. veiligheid: brandvoorkoming en –bestrijding, toe- en uitgangswegen, elektrische installatie en verlichting. • Uitbatingsvoorwaarden voor overdekte circulatiebaden m.b.t. - het gebouw: architectonische eisen voor de zwemhal, kaden en vloeren, cabines, sanitaire- en recreatieve voorzieningen, ventilatie, verwarming en de waterbehandeling; - de uitbating: opslag chemicaliën, toezicht, waterkwaliteit, onderhoud en het reglement van interne orde. • Uitbatingsvoorwaarden voor open baden, meren, vijvers en dergelijke zwemgelegenheden. VLAREM II bevatte dus geen uitbatingsvoorwaarden voor openluchtbaden, hot whirlpools, dompel-, plons- en therapiebaden. Van deze baden werd stilzwijgend aangenomen dat ze aan de eisen van overdekte circulatiebaden moesten voldoen. Vergelijking van VLAREM II met de ARAB-uitbatingsvoorwaarden voor zwembaden In vergelijking met de tot dan toe geldende ARAB-uitbatingsvoorwaarden bevatte Vlarem II een aantal nieuwigheden.12 Vermeldenswaard zijn de verplichting om chloorgehalte en pH van zwemwater automatisch te sturen, diverse
bepalingen tegen overdosering van chemicaliën (automatische onderbreking van de dosering bij uitvallen van de circulatiepompen, injectiepunten van chloor en pHcorrector ten minste 2 meter van elkaar, geen rechtstreeks toevoegen van chemicaliën in het bad) en de verplichting tot het opstellen van procedures waarin de werking onder normale en onder noodomstandigheden worden beschreven. Inzake het toezicht op baders bood VLAREM II de mogelijkheid om "toezichthoudende personen" in te schakelen in verhouding tot het aantal baders, mits ze ten minste voor de helft uit gebrevetteerde redders bestaan. Voor de waterkwaliteit kunnen engere grenzen voor de zuurgraad (pH) en het vrij chloorgehalte genoteerd worden alsook de eis tot onmiddellijke sluiting indien het zwemwater op die punten afwijkt van de normen. Bicarbonaat en ureum waren nieuwe waterkwaliteitsparameters waarvoor ook grenswaarden werden voorzien. Tenslotte het belangrijk principe dat bij verschil tussen de lopende uitbatingsvoorwaarden en VLAREM II, steeds de meest strenge eis moest nageleefd worden. Dit hield in dat alle zwembaden, ook als ze in het bezit waren van een geldige vergunning, moesten rekening houden met de voorwaarden van VLAREM II en waar nodig ze ook toepassen. Aan VLAREM II moest voldaan zijn 1 januari 1993 behalve voor meet- en controleapparatuur (1 januari 1995), normen waterkwaliteit (= "emissienormen": 1 januari 1996) en constructie-eisen. (1 januari 1998) Verder zouden alle lopende vergunningen uiterlijk vervallen op 1 september 2011. Herkomst van de VLAREM II-voorwaarden voor zweminrichtingen
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
[ ZWEMBADEN ]
Hoewel de komst van VLAREM II was aangekondigd, was de inhoud niet vooraf gekend. Het is dus niet met zekerheid geweten of gebruik werd gemaakt van documenten die binnen de Hoge Gezondheidsraad werden besproken in 1990 en 1991. Deze in 1849 opgerichte raad adviseert de Minister van Volksgezondheid over materies die met hygiëne, voeding, enz. te maken hebben. De werkdocumenten die in de Hoge Gezondheidsraad circuleerden stemden op tal van punten overeen met de nieuwe ARAB- uitbatingsvoorwaarden die vanaf ca 1990 in de provincie Limburg van kracht waren. Een aantal Limburgse voorwaarden – en indirect ook elementen uit de documenten van de Hoge Gezondheidsraad – kan men terugvinden in VLAREM II zoals de automatische sturing voor chloor en pH en sommige normen voor waterkwaliteit. Het (voortijdig) einde van VLAREM II VLAREM II was een kort leven beschoren. Het begon met het arrest van de Raad van State van 6 oktober 1994 waarbij VLAREM II onwettig werd verklaard en eindigde met een nietigverklaring door diezelfde Raad op 16 maart 1995. Een belangrijk argument was dat de Vlaamse regering had nagelaten de Raad van State om advies te vragen, wat normalerwijze wel gebeurt met nieuwe wetteksten. Dit wordt slechts overgeslagen als het om "hoogdringende" zaken gaat. Deze argumentatie werd ook aangevoerd door de Vlaamse regering maar de Raad merkte terecht op dat VLAREM II pas 11 maanden na goedkeuring door de regering in het Staatsblad werd gepubliceerd wat allerminst wees op "hoogdringendheid". Herziening van VLAREM II Nog vóór dat VLAREM II werd nietig verklaard, was al de aanzet gegeven tot herziening. Verschillende commissies evalueerden de bruikbaarheid van de wetteksten en stelden aanpassingen voor. Voor zwembaden werd binnen de Afdeling Preventieve en Sociale Geneeskunde – waartoe de meer gekende Gezondheidsinspectie behoort – in mei 1992 een subcommissie zwembaden geïnstalleerd onder voorzitterschap van Dr Francis Dondeyne, hoofdgeneesheer-directeur. In juli 1993 rondde deze subcommissie haar werk af met een ontwerptekst die verder werd beoordeeld door de afdeling milieuvergunningen van AMINAL13, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (MINA). De VLAREM II-ontwerptekst werd in oktober 1994 besproken in een commissie van de Vlaamse Raad en door de Vlaamse regering goedgekeurd op 21 december 1994; de Raad van State gaf advies op 3 februari 1995. Toen waren er reeds "dreigende onweerswolken" samengetrokken boven het bestaande VLAREM II-reglement. Tegen de tijd dat een aantal suggesties en bemerkingen van de Raad van State waren verwerkt in de eindversie van de herwerkte VLAREM II (april 1995), was VLAREM II volledig nietig verklaard (16 maart 1995). Wegens het
ontbreken van een wettekst was er rechtsonzekerheid en was de goedkeuring van de nieuwe VLAREM II een zaak van échte hoogdringendheid geworden.
VLAREM II BIS Op 1 juni 1995 keurde de Vlaamse regering de nieuwe tekst van VLAREM II goed.14 Even zag het naar uit dat de ontbinding van de Vlaamse Raad als voorbode van nieuwe verkiezingen, nog vertraging zou veroorzaken, doch dit was niet het geval. De omvangrijke tekst werd twee maanden later in het Staatsblad gepubliceerd. Van bij de publicatie werd officieus over "VLAREM II bis" gesproken. Wettelijk gezien bestaat er geen VLAREM II bis, doch enkel VLAREM II, de vervallen tekst (besluit 7 januari 1992) en de nieuwe tekst bestonden nooit naast elkaar. Wel verkregen een aantal baden tussen 1993 en 1995 een vergunning die steunde op VLAREM II editie 7/1/1992. Omwille van de inhoudelijke verschillen tussen de versies 1992 en 1995 van VLAREM II, wordt hier – net als elders – de officieuze benaming VLAREM II bis verder gebruikt (= besluit 1 juni 1995) terwijl VLAREM II enkel betrekking heeft op het besluit van 7 januari 1992. Structuur VLAREM II bis bestaat uit 7 delen: • deel 1 : algemene bepalingen (met o.a. alle definities); • deel 2 : milieukwaliteitsnormen en beleidstaken terzake; • deel 3 : toepassingsgebied en overgangsbepalingen voor ingedeelde inrichtingen; • deel 4 : algemene milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen; • deel 5 : sectorale milieuvoorwaarden, verder ingedeeld in 58 rubrieken met specifieke voorwaarden voor diverse ingedeelde inrichtingen; • deel 6 : milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen; • deel 7 : wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen. In de bijlagen vindt men de milieukwaliteitsnormen, lozingsvoorwaarden voor afvalwater, afstandsregels voor de opslag van gevaarlijke stoffen, enz. De tekst is decimaal ingedeeld en voor de verdere indeling van deel 5 (sectorale milieuvoorwaarden) werd de volgorde van de indelingslijst van VLAREM I integraal gevolgd. Zwembaden staan in de indelingslijst van VLAREM I bij de "ontspanningsinrichtingen", rubriek 32. De uitbatingsvoorwaarden voor zwembaden vindt men in VLAREM II bis in hoofdstuk 5.32, afdeling 9. Die afdeling 5.32.9 wordt verder onderverdeeld in 8 subafdelingen: 5.32.9.1 algemene bepalingen 5.32.9.2 overdekte circulatiebaden 5.32.9.3 niet overdekte circulatiebaden 5.32.9.4 hot whirlpools
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
45
46
[ ZWEMBADEN ]
5.32.9.5 dompelbaden 5.32.9.6 plonsbaden 5.32.9.7 therapiebaden 5.32.9.8 open zwemgelegenheden en waterrecreatie in meren vijvers en dergelijke Elke subafdeling wordt tenslotte verder opgesplitst in artikels en paragrafen, bv voor de overdekte circulatiebaden (5.32.9.2): • art. 5.32.9.2.1 Architectonische normen § 1 Bouw § 2 Zwemhal en zwembad § 3 Kaden en vloeren § 4 Omkleedcabines § 5 Sanitaire voorzieningen § 6 Recreatieve voorzieningen § 7 Ventilatie en verwarming § 8 Waterbehandelingssystemen • art. 5.32.9.2.2. Exploitatie § 1 Procedures § 2 Opslag chemicaliën § 3 Veiligheid bezoekers § 4 Kwaliteitsvereisten van het water § 5 (zonder titel) § 6 Onderhoud § 7 Reglement van interne orde De overige subafdelingen hebben een analoge indeling VLAREM II bis inhoudelijk • Vergelijking van VLAREM II bis met VLAREM II voor zwembaden VLAREM II bis bevatte tal van nieuwe punten in vergelijking met VLAREM II. Specifiek voor zweminrichtingen wordt uitdrukkelijk vermeld dat de eisen niet van toepassing zijn op baden verbonden aan privé-woningen die niet worden opengesteld, noch gratis, noch tegen enige directe of indirecte vergoeding; anderzijds wordt de reglementering uitgebreid tot alle types van zwembaden, dus ook de hot whirlpools, dompelbaden enz. De uitbater is voortaan verplicht de data van opening en sluiting van het bad en bouwtechnische veranderingen aan de gezondheidsinspecteur te melden. Inzake de bescherming van de gezondheid van baders zijn er de preventieve maatregelen tegen besmetting door legionella (warm water in de douches van ten minste 65° C, mengventiel van koud en warm water vlak bij het stortbad), extra eisen voor de filters, bijkomende maatregelen tegen overdosering van chemicaliën (koppeling debietmeters aan dosering van chemicaliën, dagtanks) en de verplichting het watercirculatiesysteem en het doorstromingspatroon van het bassin te controleren om dode hoeken op te sporen. Voor het toezicht op baders werd opnieuw een soepeler regeling uitgewerkt. Met de bestaande formule van VLAREM II was immers één toezichthoudende persoon per 50 baders nodig, wat tot een abnormaal hoog aantal
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
toezichters in bv grote openluchtbaden leidde. De versoepeling voorziet in één extra toezichthouder per 150 baders voor bezettingen van 150 baders en meer. Voortaan moet niet meer onmiddellijk gesloten worden bij afwijking van pH of chloorgehalte; de uitbater krijgt 30 minuten tijd om de oorzaak van de afwijking te corrigeren. Nog steeds geldt dat bij verschil tussen de normen van VLAREM II en de bestaande uitbatingsvoorwaarden (ARAB of VLAREM II) de strengste voorwaarde van toepassing is. Met de nieuwe reglementering werden ook nieuwe termijnen voorzien binnen dewelke moet voldaan zijn aan de eisen van VLAREM II bis: 1 januari 1996 voor alle eisen behalve de normen waterkwaliteit (= "emissienormen": 1 januari 1997), constructie eisen (1 januari 1999). De uiterste datum voor het vervallen van alle lopende vergunningen blijft 1 september 2011. Tenslotte is er nog de mogelijkheid om afwijkingen te vragen aan de Minister van Leefmilieu indien niet kan voldaan worden aan bepaalde eisen van VLAREM II bis. Voorwaarde is wel dat technische redenen (geen financiële!) de afwijking moeten motiveren, alternatieve maatregelen moeten voorgesteld worden die beantwoorden aan de "beste beschikbare technieken" en voor "beleidsmatige" punten (bv waterkwaliteit, veiligheid baders) kan geen afwijking bekomen worden15. • Aanvraag van afwijkingen en aanpassingen van de vergunning Van de bovenvermelde mogelijkheid om afwijkingen op VLAREM II bis aan te vragen, werd de voorbije jaren zeker gebruik gemaakt. Naarmate de uiterste datum van inwerkingtreding van 1 januari 2001 naderde, steeg ook het aantal aanvragen. Er is wel een vrij grote achterstand in de behandeling van de aanvragen in zoverre dat verschillende baden die in 1998 of 1999 reeds een afwijking vroegen, geen antwoord van de Minister ontvingen vóór 1 januari 2001 – datum waarop aan alle voorwaarden van VLAREM moest voldaan zijn tenzij een afwijking was toegestaan. Strikt genomen voldoen die zwembaden vanaf 1 januari 2001 niet, doch er kan wel aangevoerd worden dat werd rekening gehouden met de in VLAREM voorziene termijn van drie maanden binnen dewelke de Minister uitspraak zou moeten doen.16 In dit verband kan gewezen worden op het verschil tussen een aanvraag van afwijking van VLAREM II bis en een aanpassing van de vergunning. Indien de lopende ARAB-uitbatingsvoorwaarden en de eisen van VLAREM II bis verschillen, zijn er twee mogelijkheden: - VLAREM II bis is strenger dan de bestaande ARABvoorwaarden. Als de VLAREM-eisen om technische redenen niet kunnen nageleefd worden, kan een afwijking aan de Minister gevraagd worden. Die toegestane afwijking is slechts geldig voor de duur van de vergunning; bij het vernieuwen van de vergunning, moet reeds de nieuw aangevraagde afwijking meegestuurd worden;
[ ZWEMBADEN ]
- is daarentegen de lopende vergunning strenger dan wat VLAREM II bis voorschrijft, dan mogen de soepeler voorwaarden van VLAREM pas toegepast worden nadat ze expliciet werden opgenomen in de bestaande vergunning. De exploitant vraagt dit aan de vergunningverlenende overheid (bestendige deputatie voor klasse 1, college van burgemeester en schepenen voor klasse 2) die binnen een termijn van 4 maanden17 advies geeft. Initiatieven in de marge van VLAREM II bis • Beste Beschikbare Technieken In VLAREM wordt op verschillende plaatsen verwezen naar Beste Beschikbare Technieken. (BBT) Het gaat over technieken die het best zijn voor het leefmilieu en die beschikbaar zijn, d.w.z. op de markt verkrijgbaar, technisch haalbaar en toegankelijk voor de uitbater. In 1995 richtte de Vlaamse Regering een BBT-kenniscentrum op binnen de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) te Mol. In 1999 kreeg het VITO een studieopdracht voor BBT in zwembaden; het rapport18 verscheen in 2000. Onder de 8 technieken die als BBT werden weerhouden staan belangrijke waterbehandelingsmethoden als dubbellaagfiltratie, zoutelektrolyse en actieve koolfilters naast het gebruik van ozon. • "Witboek" over zwembadchemicaliën Enkele ongevallen met chemicaliën – waarbij ook chloorgas vrijkwam – lagen aan de basis van een initiatief door de firma Solvay om over de meest gebruikte zwembadchemicaliën (natriumhypochloriet, zoutzuur en zwavelzuur) een Witboek19 te publiceren waaraan werd meegewerkt door overheidsdiensten, firma’s en beroepsverenigingen. In het Witboek wordt technische informatie gegeven over de drie chemicaliën, hun (veilige) opslag en levering, wat te doen bij ongevallen, aansprakelijkheid, nuttige adressen, enz. • Herziening van VLAREM II bis Na de publicatie van VLAREM II bis bleek dat een evaluatie nuttig was. Op 9 mei 1996 besliste de Vlaamse Regering een Commissie Evaluatie Milieu-uitvoeringsreglementering (CEM) op te richten met als taak de bestaande uitvoeringsbesluiten inzake milieuhygiëne, waaronder ook VLAREM, te evalueren. De commissie stelde een ganse reeks aanvullingen en wijzigingen van VLAREM I voor. Verder namen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) standpunten in over bepaalde artikels van VLAREM II bis.
VLAREM II bis, werd twee jaar uitstel verleend tot 1 januari 2001. Inzake het toezicht werden twee nieuwe paragrafen ingevoerd: leerkrachten, trainers, lesgevers of begeleiders van zwemactiviteiten mogen onder bepaalde voorwaarden tegelijk lesgeven en toezicht uitoefenen als "toezichthoudende persoon" of als redder. Verder werden de bepalingen betreffende het toezicht op de baders versoepeld; voorwaarde was dat een toezichtplan21 werd opgesteld. In de nieuwe regel hangt het aantal toezichthoudende personen af van de wateroppervlakte van het bad (vanaf 200 m2 zijn meer toezichters nodig) en van de mogelijkheid dat één persoon het bad volledig kan overzien. Het toezichtplan is soepeler dan de bestaande uitbatingsvoorwaarden en mag dus pas in werking worden gesteld na aanpassing van de lopende vergunning door de vergunningverlenende overheid. Kritische beschouwingen bij VLAREM II bis VLAREM II bis bevat nog een aantal bepalingen die voor verbetering vatbaar zijn. Sedert VLAREM II mogen toezichthoudende personen ingeschakeld worden in zwembaden. Ze moeten in staat zijn gediplomeerde redders attent te maken op baders die in gevaar verkeren en van te kunnen optreden in geval van activiteiten of gebeurtenissen die tot gevaarlijke situaties kunnen leiden. Verder moeten ze bij noodsituaties de procedures van evacuatie en assistentie bij ongevallen perfect kunnen toepassen. Er is dus m.a.w. voldoende kennis van zaken nodig, en dit wordt best aangeleerd en ingeoefend door een aangepaste opleiding. VLAREM II bis kan op dit punt aangepast worden. Niet alle zwembaden zijn uitgerust met opslagtanks voor chemicaliën. Opslag in bidons komt nog op veel plaatsen voor en hierover zegt VLAREM II bis niets. Principieel zou kunnen gesteld worden dat menselijke tussenkomst bij de manipulatie van bidons tot een minimum moet beperkt worden, dat onder geen enkele voorwaarde volle
Finaal keurde de Vlaamse regering op 19 januari 199920 een aantal wijzigingen van VLAREM II bis goed. Te noteren waren het uitstel van inwerkingtreding van VLAREM II bis en een soepeler regeling voor het toezicht. Daar waar oorspronkelijk 1 januari 1999 was vooropgesteld als uiterste datum om te voldoen aan alle eisen van
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
47
48
[ ZWEMBADEN ]
bidons mogen opgestapeld worden en dat bidons in een inkuiping met een inhoud van ten minste 50 % van het totaal opgeslagen volume moeten bewaard worden. Uiteraard gelden de bestaande voorwaarden van gescheiden opslag van chemicaliën die met elkaar kunnen reageren ook voor de opslag in bidons. Er werd reeds gewezen op de vertraging bij het afwerken van de aanvragen voor afwijkingen. Het is uiteraard aan de Vlaamse overheid om hieraan te verhelpen, bv door organisatorische maatregelen en door de nodige mensen en middelen ter beschikking te stellen van de betrokken administraties. Een alternatief is een clausule in VLAREM II bis in te bouwen waarin voorzien wordt dat de vergunning verlenende overheid afwijkingen van de architectonische bepalingen zou kunnen toestaan. Op die wijze zouden afwijkingen voor bepalingen die niet beleidsmatig zijn zoals staande toiletten, filterbedhoogte, helling van vloeren, enz., kunnen ingebouwd worden in de vergunning en wordt vermeden dat de exploitant reeds twee jaar vóór het verstrijken van de lopende vergunning een nieuwe afwijkingsaanvraag naar de Minister moet zenden om tijdig in orde te zijn. Er zou wel moeten gewaakt worden over de toepassing van de clausule die de vergunning verlenende overheid bevoegdheden verleent op het punt van afwijkingen. Het mag niet leiden tot situaties zoals ten tijde van het ARAB toen de provincies er verschillende reglementeringen op nahielden, en de lat dus niet overal even hoog zou liggen. In dit verband zou het ook voor iedereen moeten duidelijk zijn welke punten vatbaar zijn voor afwijkingen. Het principe dat beleidsmatige eisen niet in aanmerking komen voor afwijkingen – de facto dus zaken die te maken hebben met de veiligheid en gezondheid van baders – is niet voor iedereen even duidelijk. In de praktijk heeft de Minister van Leefmilieu nog geen officiële lijst gepubliceerd van de bepalingen van VLAREM II bis die voor afwijking in aanmerking komen (en welke bijkomende voorwaarden daarbij worden opgelegd) en welke eisen nooit afwijkingsvatbaar zijn. Door geen informatie te geven, schoot de overheid duidelijk te kort in haar taak. De onduidelijke toestand leidde tot onzekerheid en misverstanden. Inzake de architectonische eisen zijn supplementaire veiligheidsmaatregelen voor baders nooit overbodig. In het diep gedeelte van het bassin zou een staanrand en een grijprand – eventueel een touw – kunnen verplicht worden. De minimum kadebreedte van 1,5 m kan in kleine baden niet altijd gerealiseerd worden. Vermits bouwkundige aanpassingen soms onmogelijk zijn, kunnen hier soepeler voorwaarden voorzien worden. Er zijn evenwel beperkingen: zo zou kunnen gedacht worden aan een volledige vrijstelling van "kleine" baden (waarvan de afmetingen en waterdiepte worden vastgelegd). Voor grotere baden
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
zouden dan tenminste één volledige lengte en breedte moeten voldoen aan de 1,5 m-norm en moeten de kaden een vlotte evacuatie van de baders mogelijk maken. VLAREM legt een verbod op tot gebruik van chloorgas. Voor baden die nog een chloorgasinstallatie in bedrijf hebben, zou kunnen voorzien worden in het verder gebruik van chloorgas, mits de waterkwaliteit goed is en blijft en uiteraard wordt voldaan aan de in VLAREM II bis opgenomen technische eisen voor chloorgasinstallaties. In baden met waterinhoud van minder dan 100 m3 zou het verbod kunnen gehandhaafd blijven omdat chloorgas de pH van zwemwater soms sterk doet dalen, wat in kleine baden tot té lage pH-waarden zou kunnen leiden. De in VLAREM voorziene preventieve maatregelen tegen besmetting met legionella22 (warm water van tenminste 65° C en mengkraan koud-warm water in onmiddellijke nabijheid van het stortbad) zijn niet steeds voldoende. Bijkomende maatregelen zoals een risicoanalyse en een beheersplan van de warmwatervoorziening zijn soms noodzakelijk. Dit kan als een algemene voorwaarde – analoog zoals er eisen zijn inzake asbest – in de VLAREM-reglementering opgenomen worden. Op een aantal punten kan de wettekst taalkundig duidelijker gemaakt worden, bv dat in de zwemhal de relatieve luchtvochtigheid niet veel hoger dan gemiddeld 65% mag liggen. Verder zou het duidelijk moeten zijn dat de bepalingen over "chloor" in de paragraaf over de opslag van chemicaliën betrekking hebben op het gebruik van chloorgas in de waterbehandeling. De laboratoria die voor de maandelijkse controles worden ingeschakeld, moeten erkend zijn voor het onderzoek van drinkwater. Ook al bestaat er grote overeenkomst in technieken en methoden, dan nog dekt de erkenning voor drinkwater niet alle analyses die voor zwemwater worden toegepast. Beter ware een aparte regeling uit te werken waarin specifieke eisen voorkomen voor de analyse van zwemwater.
DE TOEKOMST VLAREM heeft de situatie voor zwembaden grondig veranderd. Er is (veel) meer administratief werk: het aanvragen van een milieuvergunning, contacten met de gezondheidsinspecteur vanaf de eerste ingebruikneming van het bassin, procedures opstellen en opvolgen, het "register" samenstellen en bijwerken, alle vereiste attesten en controlerapporten bekomen …... De eisen waaraan een zweminrichting moet voldoen, zijn ook uitgebreider en meestal strenger dan voorheen hoewel dit geen algemene regel is: zo werd het toezicht op baders in de opeenvolgende wijzigingen van VLAREM versoepeld.
[ ZWEMBADEN ]
In het breder kader van communicatie met alle betrokkenen kan gedacht worden aan een door de overheid ingesteld overlegorgaan waarin alle instanties en organisaties vertegenwoordigd zijn die met zwembaden te maken hebben: alle overheidsdiensten, de zwembaden zelf, producenten van producten en toestellen, laboratoria, studiebureaus en constructeurs. En wat met een Europese regelgeving? Zal men uitgaan van een volledig nieuwe tekst of wordt gesteund op een van de bestaande nationale reglementen? De Duitse DIN 19647-norm is de best uitgewerkte maar ook een van de strengste thans bestaande reglementen. Wordt het een "aanbeveling" – waar ieder land mee doet wat het zelf wil – of een "richtlijn" die bindend is voor alle lidstaten en binnen de voorziene termijn moet omgezet worden in de nationale reglementen? Elk land heeft nog steeds het recht de eigen regels op te leggen, mits ze strenger zijn dan de Europese richtlijnen. Een Europese reglementering voor zweminrichtingen is nog niet voor morgen. Blijft nog de mogelijkheid van een interne Belgische aanpassing van de reglementering voor zwembaden. Hierop werd onlangs nog gezinspeeld toen rond de studie van prof. Bernard23 over de mogelijke schadelijke invloed van zwembadlucht, enige deining ontstond. Inmiddels is een en ander weerlegd, het gebruik van chloor in de zwemwaterbehandeling wordt niet langer in twijfel getrokken, en over een nieuwe Belgische reglementering wordt (voorlopig) niet meer gepraat.
AFKORTINGEN BS = Belgisch Staatsblad, KB = Koninklijk Besluit REFERENTIES (bijgewerkt tot maart 2001) 1
2
3 4
5
6
7
8
9
10
11
12
Volgens de huidige reglementering vervallen over iets meer dan 10 jaar, op 1 september 2011, alle lopende vergunningen die werden verleend in het kader van het ARAB.24 Een nieuwe vergunning moet aangevraagd worden 12 tot 18 maanden voordien – dus tussen 1 maart en 1 september 2010 – en indien afwijkingen op bepalingen van VLAREM worden gevraagd, moet de Ministeriële beslissing terzake bij de aanvraag gevoegd worden. Rekening houdend met een minimumtermijn van drie maanden voor een afwijkingsaanvraag, kan voor zweminrichtingen met een ARAB-vergunning die tot 1 september 2011 of later loopt, best nu reeds in de lange termijnplanning worden voorzien dat in 2009 het papierwerk begint. Zweminrichtingen met een lopende VLAREM-vergunning hoeven geen rekening te houden met de limietdatum van 1 september 2011, daar blijft de vergunning verder geldig tot ze vervalt, in principe 20 jaar nadat ze werd verleend. Rudy Senten stafdienst Sport & Cultuur Antwerpen
13
14
15
16
17 18
19
20
21
22
23
Trefwoorden: zwembaden, wetgeving, milieu, veiligheid, Vlaanderen, Vlarem, geschiedenis 24
Persmededeling van het Kabinet van minister Vera Dua, Vlaams minister van leefmilieu en landbouw dd. 27 december 2000 Zwembaden, georganiseerde zwemplaatsen en badinrichtingen werden vergunningsplichtig conform het KB 11 september 1970 (BS 4 december 1970, trad in werking op 14 december 1970). Besluit van de Regent dd. 11 februari 1946, aangevuld met de wet van 5 februari 1988 Amoeben zijn eencellige organismen die normaal niet gevaarlijk zijn voor de mens. Om niet gekende reden kunnen amoeben Naegleria fowleri toch een dodelijke vorm van hersenvliesontsteking verspreiden. De drie slachtoffers van amoeben-meningitis vielen in zwembad Veldstraat, Antwerpen in december 1970 Wet betreffende het welzijn op het werk dd. 4 augustus 1996 en de uitvoeringsbesluiten (27 maart 1998 en volgende) Decreet van 26 augustus 1985 betreffende de Milieuvergunning (BS 17 september 1985). Een decreet staat op het niveau van het Vlaamse Gewest gelijk met een wet op federaal vlak; een decreet kan pas toegepast worden indien de nodige uitvoeringsbesluiten worden gepubliceerd. Besluit van de Vlaamse regering dd. 6 februari 1991 "houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning" (BS 26 juni 1991, trad in werking op 1 september 1991 behalve een aantal artikelen i.v.m. deskundigen en milieuvergunningscommissies die op 26 juni 1991van kracht werden) Onder "privé-woningen" verstaat men éénsgezins- of meergezinswoningen, inclusief appartementsgebouwen, die door eigenaars of huurders als vaste verblijfplaats worden aangewend. Wordt het zwembad dat hoort bij een appartementsgebouw dus tijdelijk verhuurd (bv tijdens de zomer), dan is er geen sprake meer van een "privéwoning". In dit verband kan verwezen worden naar het voorstel van de CEM (zie paragraaf Herziening VLAREM II bis) om de term "appartementsgebouwen" te vervangen door "apart-hotels" hoewel ook dit niet volledig overeenkomt met de bovenvermelde interpretatie. Besluit van de Vlaamse regering dd. 12 januari 1999 (BS 11 maart 1999, trad in werking op 1 mei 1999). Zie ook Aanpassingen aan VLAREM I en II bis kracht van wet op 1 mei 1999, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer nr 150, pp. 54 – 55 (1999) Besluit van de Vlaamse regering dd. 7 januari 1992 houdende vaststelling van het Vlaams reglement inzake milieuvoorwaarden voor hinderlijke inrichtingen (BS 14 december 1992, trad in werking op 1 januari 1993, met uitstel tot 1 januari 1998 voor sommige artikelen) Toepassing van het VLAREM in zwembaden, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer nrs 117 pp. 57 – 58 (1993), 118 pp. 68 - 69. (1993), 119 pp. 29 - 36 (1994), 120 pp. 71 – 77 (1994) en 123, pp. 40 – 46 (1994) AMINAL = Administratie Milieu-, Natuur-, Land en Waterbeheer, een van de 6 administraties van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur waarvoor de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Landbouw bevoegd is Besluit van de Vlaamse regering dd. 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (BS 31 juli 1995; het duurde ongeveer één week om het omvangrijk bundel, trad in werking vanaf 1 januari 1993, met uitstel tot 1 januari 1999 voor sommige artikelen). Toelichting bij het aanvragen van afwijkingen voor vergunningsplichtige zwembaden, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer nr 151 pp. 72-77 De Minister doet uitspraak binnen drie maanden na indiening van de afwijkingsaanvraag. (art. 1.2.2.2 § 2 van VLAREM II bis) Deze termijn is echter niet afdwingbaar, zoals dat wel het geval is voor een vergunningsaanvraag. Conform art. 45 van VLAREM I; ook de termijn van 4 maanden is niet afdwingbaar. Beste Beschikbare Technieken voor zwembaden (L. Van den Abeele et al.), Academia Press, Gent (2000). Het rapport kan gratis geconsulteerd worden op de website http://www.isbvzw.be en http://www.emis.vito.be . Zie in dit verband ook het artikel over BBT, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer nrs 156, pp. 60 - 63 (2000) en 158, p. 55 (2000). Zwembadchemicaliën. Handleiding voor veilige opslag & bevoorrading – natriumhypochloriet, zoutzuur en zwavelzuur. Verantwoordelijke uitgever: Solvay N.V. (1998) Besluit van de Vlaamse regering dd. 19 januari 1999 (BS 31 maart 1999, trad in werking op 1 mei 1999). Zie verder in ref. 10 Toezichtplan voor de exploitatie van zwembaden in normale omstandigheden, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer nr 151, p. 82 (1999) Legionairsziekte, wetenschappelijke naam Legionellose, een soms dodelijke vorm van longontsteking die een gevolg is van het inademen van waterdruppeltjes die grote hoeveelheden legionella bevatten Evaluation des risques de la pollution atmosphérique urbaine chez les enfants bruxellois. Application de marqueurs biologiques et d’effets précoces sur l’arbre respiratoire. (S. Carbonelle et al. )Université catholique de Louvain, Brussel (2000) VLAREM I, art. 71
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2001 • nr. 162
49