1-zorgroute, onderwijscontinuüm en 1 stap verder met de 1-zorgroute1 Om passend onderwijs vorm te geven kunnen scholen kiezen voor de 1-zorgroute. Het groepsniveau, het schoolniveau en het bovenschools niveau worden logisch aan elkaar gekoppeld. Iedereen spreekt in één taal: die van de onderwijsbehoeften. Het team gaat handelingsgericht werken met groepsplannen. Onderwijsbehoeften Het centrale uitgangspunt bij de 1-zorgroute is het denken en handelen vanuit onderwijsbehoeften. Een onderwijsbehoefte is dat wat een leerling nodig heeft om het volgende doel te bereiken. Het deficietdenken maakt binnen de 1-zorgroute plaats voor pedagogisch optimisme: kijken naar kansen. Werken met de 1zorgroute betekent dus ook proactief handelen. Groepsplannen In de groep werken de leerkrachten met groepsplannen (handelingsgericht werken); individuele handelingsplannen worden alleen incidenteel opgesteld. Werken met groepsplannen betekent dat alle leerlingen aandacht verdienen, niet alleen de opvallende kinderen. Op schoolniveau betekent de 1-zorgroute dat er groepsbesprekingen georganiseerd worden en dat er een duidelijke lijn is naar de leerlingbespreking en/of het multidisciplinaire overleg (of zorgadviesteam).
Cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen Het benoemen van de onderwijsbehoeften is een van de zes stappen in de cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen. De cyclus wordt per vak- of vormingsgebied tenminste drie keer per schooljaar doorlopen. 1. De eerste stap is het verzamelen van gegevens. Dit kunnen methode gebonden of methode overstijgende toetsen zijn. Of observaties, informatie uit gesprekken met leerlingen of analyses van gemaakt werk. 2. Op basis van deze gegevens selecteert de leerkracht (stap twee) welke leerlingen specifieke onderwijsbehoeften hebben.
1
Betreft algemene informatie over 1-zorgroute, 1 stap verder met de 1-zorgroute en het onderwijscontinuüm. BRON: zorgplan WSNS-INOS
3. Als derde stap benoemt hij deze. De eerste drie stappen worden genoteerd in het groepsoverzicht. Hiermee wordt in een oogopslag helder hoe de groep ‘er voor staat’. 4. De vierde stap is het clusteren van leerlingen met gelijke onderwijsbehoeften. Hierdoor ontstaan er subgroepen. Ook één leerling kan een subgroep zijn. Bij het bepalen van de onderwijsaanpak per subgroep wordt een afweging gemaakt tussen de onderwijsbehoeften en de mogelijkheden in de praktijk. 5. Ten slotte stelt de leerkracht het groepsplan op (stap vijf). Dit beslaat een afgesproken periode. Elke leerling heeft hierin een plaats. 6. Bij de uitvoering van het groepsplan – de zesde stap - worden nieuwe gegevens verzameld die de basis zijn voor de volgende cyclus.
De OC‐index Een heldere maat om datagestuurd opbrengstgericht passend onderwijs vorm te geven De OC‐index is een instrument dat gebruikt kan worden bij de invoering van het Onderwijscontinuüm CED‐Groep® (OC). Het OC is er om datagestuurd en opbrengstgericht passend onderwijs vorm te geven in alle schoolsoorten. Met de OC‐index kunt u: a) leeropbrengsten vergelijken: - onafhankelijk van de periode van toetsafname - tussen vakgebieden, tussen groepen en tussen scholen b) heldere ambities formuleren c) de middenmoot van uw groep, uw school of uw regio aflezen d) opbrengsten en aanbod aan elkaar koppelen Een universele maat De OC‐index is een universele maat die wordt uitgedrukt op een schaal van 110 tot 230. Het gemiddelde is 200. De OC‐index is onafhankelijk van toets, leeftijd en moment van toetsafname. Bijna elke toetsscore kan worden omgerekend naar deze index. Een OC‐index van 185 voor rekenen in groep 3 betekent dat de leerling, als hij in groep 6 voor rekenen ook 185 scoort, wel vooruit is gegaan, maar dezelfde relatieve positie ten opzichte van leeftijdgenoten heeft gehouden. Eenvoudige vergelijking met de landelijke normen Bij een OC‐index van 212 weet u automatisch dat deze leerling tot de 25% best presterende leerlingen in Nederland behoort. Dat komt omdat de index altijd hetzelfde is: OC‐index > 210
Tabelkleur blauw
190 ‐210
groen
180 ‐190
geel
< 180
rood
Landelijke standaarden 25% hoogst functionerende leerlingen 50% gemiddeld functionerende leerlingen (de middenmoot) 15% onder het gemiddelde functionerende leerlingen 10% laagst functionerende leerlingen
Arrangement Verdiept
Tabel OC‐index
Basis Intensief Zeer Intensief
Heldere relatie tussen opbrengst en aanbod Elke groep leerlingen (25%, 50%, 15% en 10%) heeft haar eigen grenzen (schoolstandaarden) en een bijbehorend arrangement. Wilt u de leeropbrengsten in een van de groepen verhogen, dan drukt u uw ambitie uit in een score op de OC‐index. Bijvoorbeeld: u wilt uw minimum schoolstandaard op de OC‐index van 175 naar 180 brengen. U gaat dan uw intensieve arrangement verder intensiveren. Het mooie is dat áls de OC‐index inderdaad omhoog gaat, u dus óók het beste hebt gehaald uit uw zwakste leerling.
De landelijke norm, de schoolstandaarden en de verdeling van de groepen. Bepaling van de middenmoot Een leerkracht stemt haar instructie automatisch af op de middenmoot van de groep. Het is belangrijk om te weten waar deze ligt, omdat dit het uitgangspunt van het handelen is, de realiteit van de leerkracht. Van daaruit redeneert de leerkracht naar twee kanten: dit zijn mijn relatief sterke leerlingen en deze leerlingen hebben meer ondersteuning nodig dan gemiddeld. De groene balk op de OC‐index aan waar de middenmoot ligt. De vraag is of uw middenmoot op het niveau ligt dat gegeven de omstandigheden en kenmerken van u en uw school, verwacht mag worden. U kunt dan kiezen voor een vergelijking met landelijke norm of voor een benchmark (voor een specifieke scholengroep, bijvoorbeeld in het speciaal onderwijs). Er is geen ander instrument dat de middenmoot zo helder in beeld brengt. Vergelijking van groepen, scholen en vakgebieden. Met de universele maat die de OC‐index is, kunnen groepen, scholen en vakgebieden met elkaar worden vergeleken. Of met een benchmark die voor een groep scholen wordt vastgesteld. Hiermee kunt u op een betrouwbare basis uw school‐ of regiobeleid vormgeven. Op basis van de spreiding van de resultaten kunt u zien of u voor elke leerling een passend arrangement in huis heeft.
De landelijke norm, de standaarden van een samenwerkingsverband WSNS (SW*) en de schoolstandaarden van een basisschool en SBO‐school (N=136* respectievelijk N=201*).
Zicht op de spreiding van opbrengsten De breedte van elke balk geeft de spreiding van de opbrengsten aan. Door op deze manier naar de opbrengsten te kijken, kunt u nagaan hoe breed of smal uw aanbod moet zijn voor elke doelgroep leerlingen. Stel: de spreiding van de beste 25% van de leerlingen is heel gering. Dit betekent dat u uw verdiepte arrangement ook sterk kunt toespitsen op deze groep leerlingen. Is de spreiding groot, dan zult u uw aanbod in het talentarrangement juist moeten verbreden en eventueel zelfs een excellent arrangement kunnen creëren. In april 2012 vindt er een INOS-studiedag plaats, waar ‘s middags 1 stap verder met 1 zorgroute op de agenda staat.
1 stap verder met 1-zorgroute Opbrengstgericht en efficiënt werken met de 1-zorgroute 1 stap verder met 1-zorgroute is het resultaat van een grote hoeveelheid praktijkwaarnemingen, nieuwe inzichten, eisen vanuit de overheid en de verworvenheden van het Onderwijscontinuüm. Zo is het nu... De kern van de 1-zorgroute is de cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen. Hierin benoemen leerkrachten eerst de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen en daarna clusteren ze deze. Op basis van de clusters wordt het groepsplan gemaakt. De denktrant is van specifiek (de individuele onderwijsbehoeften) naar algemeen (de subgroepen in het groepsplan). 1 stap verder met 1-zorgroute betekent:
A. Redeneren van algemeen naar specifiek In de praktijk blijkt dat leerkrachten per vakgebied vrijwel altijd drie clusters samenstellen: een basisgroep, een instructiegroep en een uitdagingsgroep. Dat komt omdat onderwijsbehoeften van leerlingen zich vrij gemakkelijk in drie groepen laten verdelen; de middenmoot is hierbij de basis. Een tweede reden is dat het voor leerkrachten niet eenvoudig is om onderwijs aan meer dan drie groepen te organiseren. De redeneertrant in de 1-zorgroute kan dan ook worden omgedraaid: van algemeen naar specifiek. Op basis van uitslagen op methodeonafhankelijke toetsen kunnen leerlingen direct ingedeeld worden in een van de drie clusters. Daarna ga je gerichter kijken. Heeft de leerling voldoende groei doorgemaakt? Zijn er geen didactische hiaten ontstaan? Gedijt de leerling? Is het antwoord op een van deze vragen negatief, dan worden voor deze leerling de specifieke onderwijsbehoeften benoemd. Op grond hiervan wordt een individuele aanpassing op de standaardaanpak in het groepsplan gemaakt. Of: de leerling wordt in een ander cluster geplaatst. Het groepsplan maken we overigens twee keer per schooljaar met halverwege elke planperiode een evaluatiemoment.
B. Sturen op opbrengsten Door uit te gaan van uitslagen op methodeonafhankelijke toetsen kunnen we sturen op opbrengsten. De originele 1-zorgroute heeft geen systeem van opbrengststuring in zich. 1 Stap verder met 1-zorgroute heeft dit nadrukkelijk wel. Het koppelt de ambities op schoolniveau (de schoolstandaarden) aan de groepsstandaarden en daarmee aan het handelen van de leerkracht. In het groepsplan worden de verbeteracties (bij te lage opbrengsten) en de borgingsacties (bij voldoende opbrengsten)beschreven. Met 1 Stap verder met 1-zorgroute is het handelen van een leerkracht in de groep direct gekoppeld aan het opbrengstenbeleid van de school. Dit beleid wordt geoperationaliseerd in zogeheten ambitie schoolstandaarden. Deze standaarden worden halfjaarlijks met de opbrengsten van elke groep leerlingen vergeleken. Deze vergelijking is de input voor onderwijskundige maatregelen die aan de orde komen in de groepsbespreking en worden vastgelegd in het groepsplan. Efficiënt Onderwijsbehoeften blijken in de praktijk niet zoveel te veranderen. Een leerkracht benoemt bij de meeste leerlingen door de tijd heen per vakgebied dezelfde onderwijsbehoeften. Dit kan worden vereenvoudigd. U kunt vertrouwen op een breed onderwijsaanbod dat tegemoet komt aan de onderwijsbehoeften van het merendeel van de leerlingen in de groep. Presteert een leerling naar verwachting, dan is het advies: doorgaan op dezelfde manier. Dat brede onderwijsaanbod wordt een Onderwijscontinuüm (OC) genoemd dat tenminste uit drie delen bestaat: ● een basisarrangement ● een verdiept arrangement (voor de talenten) ● een intensief arrangement (voor de zwakker presterende leerlingen) Groepsplan Het Onderwijscontinuüm verandert niet zoveel en kan elk schooljaar opnieuw worden toegepast. Een
groepsplan hoeft dan ook niet telkens opnieuw te worden opgesteld. Hiermee vermindert de administratieve last. Het groepsplan wordt aangepast indien de opbrengsten in de groep te laag zijn of indien er leerlingen zijn met specifieke onderwijsbehoeften waarvoor een individuele maatregel moet worden genomen. De leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zijn in omvang beperkt en zijn te herkennen aan: ● onvoldoende vaardigheidsgroei ● hiaten in de leerstofbeheersing ● of het zogeheten ‘niet gedijen’