‘Etten-Leur, waar de grenzen tussen stad en platteland verdwijnen?’ Zeven stellingen voor een inspiratieavond, georganiseerd door de PvdA Etten-Leur Puntsgewijs overzicht van de reacties bij de tafelgesprekken Inleiding door gedeputeerde Annemarie Moons 24 september 2007 1. Wordt het in de toekomst meer natuur of meer landbouwgebied of heeft EttenLeur juist behoefte aan meer ruimte voor woningen of industrie? Nergens spelen zoveel verschillende belangen een rol als bij de bestemming van het buitengebied. We denken aan de belangen van agrariërs, burgers, het milieu, milieueducatie, toerisme en recreatie. Hoe zijn die belangen nu vertegenwoordigd en wordt aan elk belang voldoende recht gedaan? Waar zitten de spanningsvelden en wordt zich daar door alle betrokkenen nu goed rekenschap van gegeven? Is er nu een juiste balans tussen de verschillende belangen en welke balans past het best bij de gewenste toekomstige EttenLeurse maat? Groep May Rijnen: • • • • • •
Het huidige buitengebied handhaven, dus minder ambitie woningbouw. Uitbreiden van industrie door hoogbouw of onderbouwing door kelders, et cetera. De grens van bebouwen is bereikt, het agrarisch gebied moet behouden blijven. Zuinig omgaan met uitgifte van industrieterrein, toepassen van de regelgeving betreffende het aantal arbeidsplaatsen per hectare, et cetera. Eerst het huidige industrieterrein volbouwen, dan pas uitbreiden. Ook regionaal kijken voor mogelijkheden van plaatsing van industrie op grotere regionale terreinen.
Groep Simon Donkers: •
•
• •
Uitgaande van vastgestelde bestemmingen in de structuurvisie is er geen ruimte voor verschuiving. Er is dan voldoende natuur, meer industriegebied is niet gewenst en agrarisch gebied kan niet verder worden ingekrompen. Etten-Leur is af. Omzetten van agrarische activiteiten in activiteiten op het gebied van toerisme en recreatie moet mogelijk blijven. Voor de volgende punten wordt door enkele personen aan tafel aandacht gevraagd: Wonen leefbaar houden, dus minder appartementen en meer woningen met tuin. Minder verplichte natuurlijke aanplanting bij glastuinbouwbedrijven, dit gaat ten koste van dure schaarse vierkante meters.
Groep Joop Biegelaar: • • • • • •
We moeten rekening houden met de vergrijzing, globalisering en economische belangen. De balans wordt op dit moment nog als redelijk ervaren. Er zijn steeds meer bedrijven die stoppen en dat wordt op zich als positief ervaren. De andere agrariërs kunnen daardoor hun bedrijven uitbreiden. We zitten wel aan ons maximum. Als de nWRO naar de gemeente gaat zal het moeilijker worden, want er zijn veel dubbele belangen. Men twijfelt. Het zou beter zijn als de provincie toch een en ander onder controle houdt. Men heeft daar een helikopterview die de kleinere gemeenten meestal niet hebben.
2. Allerwege wordt gewaarschuwd voor een groeiende behoefte aan waterbergingsmogelijkheden, zowel binnen de gemeentegrenzen als in het buitengebied. Hoelang volstaan de huidige waterbergingsmogelijkheden nog? Wordt het belang van waterberging op dit moment door alle belanghebbenden voldoende onderkend? Als verruiming van de mogelijkheden gewenst en noodzakelijk is, hoe verhoudt zich dat tot de overige belangen die een rol spelen in het buitengebied?
1
Groep René Vermunt: •
•
•
Tijdens de discussie kwam vaak naar voren dat water uit ‘de stad’ wordt afgewenteld op het buitengebied. En dat dit buitengebied dan met de gebakken peren zit. Veelal wordt dit veroorzaakt door de ‘verstening’. Er is in het verleden te weinig aan waterberging gedacht. Andere opmerking: Probeer water in het zuiden van Etten-Leur langer vast te houden, zodat het water langzamer naar het noorden stroomt. Daarnaast moeten er gebieden aangewezen worden waar water kan worden geparkeerd om het vervolgens op een later tijdstip rustig te kunnen lozen. Deze gebieden dienen te worden aangekocht of er dienen goede vergoedingen voor te worden vastgesteld. Tevens dient het onderhoud aan het rioolstelsel en onderhoud aan sloten meer aandacht te krijgen. Door onvoldoende onderhoud neemt wateroverlast toe. Actie gemeente: het rioolstelsel. Actie waterschap: goed onderhoud sloten.
Groep Yvonne Deijkers: •
•
•
•
•
Door verstedelijking van het gebied zijn de laatste decennia diverse overstromingen aan de orde geweest in en rondom Etten-Leur. Dat meer waterberging noodzakelijk is en tot prioriteit moet worden verheven, staat buiten kijf. Echter, dergelijke bergingen kosten veel land, terwijl landbouwgrond duur en schaars is. Ook is onder agrariërs sprake van tegengestelde belangen, want niet voor iedere teelt is overloop van water een probleem. Eerdere besprekingen over vrijwillig meewerken aan de creatie van waterbergingsmogelijkheden door de ZLTO bleken door de tegengestelde belangen niet succesvol. Om die reden en vanwege het veiligheidsbelang zouden op basis van een integrale gebiedsanalyse waterbergingen moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Op grond van een dergelijk vastgesteld bestemmingsplan zou de gemeente voorwaardenscheppend (schadeloosstellen) en verplichtend door middel van een openbare procedure waterbergingen moeten aanleggen die zo mogelijk multifunctioneel worden gebruikt (bijvoorbeeld voor recreatie). Waterbergingen in het buitengebied zouden overigens niet bestemd moeten worden voor de opvang van al het overtollige water van de gemeente; het stedelijk gebied moet ook zelf de broekspijpen hooghouden door het opnemen van waterparagrafen in bestemmingsplannen met daaraan concreet gekoppeld de aanleg van een goed rioleringsstelsel of singels met een goed onderhoud daarvan.
3. Is 2 x 5 hectare glas hetzelfde als 1 x 10 hectare glas? In het raadsprogramma 2006 – 2010 is afgesproken dat er geen nieuwe glastuinbouw wordt toegestaan, maar dat bestaande glastuinbouwbedrijven wel mogen worden verplaatst en geclusterd. Hoever kunnen deze bestaande bedrijven uitbreiden? Wat zijn de gevolgen van uitbreiding, bijvoorbeeld als het gaat om licht- en horizonvervuiling? Welke mogelijkheden bieden bijvoorbeeld nieuwe teeltondersteunende technieken? Is het slim bestaande bedrijven te clusteren? Welke wensen en behoeften heeft de sector zelf? Groep Saaid Fenzar: • • • •
De groep geeft aan dat het over het algemeen heel lastig is voor bestaande bedrijven in Etten-Leur om uit te breiden. Dit komt door de gehanteerde wetgeving. Als uitbreiding nodig blijkt, dan kiest men (lees: de sector) liever voor de variant 1 x 10 hectare in verband met efficiëntie (o.a. een woning, beperkte warmte- en koelinstallatie). Men is niet enthousiast over clusteren en men is helemaal niet voor verhuizen. Men heeft moeite met het feit dat tuinders die van buiten Etten-Leur komen (van het westen!!!) ook de gelegenheid krijgen een bedrijf in Etten-Leur te vestigen. Er is wel genuanceerd hierop gereageerd door mensen van de politiek - raadsleden die benadrukken dat de gemeente Etten-Leur een ontmoedigingsbeleid voert voor tuinders van buitenaf.
Groep Theo Vaes: •
Het clusteren van bedrijven zal niet meevallen.
2
•
• • • • •
• • • • • • • •
Ontwikkelingen met betrekking tot 5 clusters zijn al gaande; er is een club van 19 leden, die al enigszins geïnvesteerd hebben. Er is nog veel inspraak en overleg nodig met alle participaties en belanghebbenden (de sector zelf; provincie en gemeente; Brabants landschap; Vogel- en natuurvereniging) Het initiatief betreft ca 85 % van de glastuinbouw in onze gemeente. 3 x 7 is beter dan 7 x 3. Lees ook de beschikbare rapportages (o.a. van de ZLTO). Er moeten oplossingen gezocht worden voor o.a. de lichtvervuiling; er zijn al ontwikkelingen gaande en de voorschriften worden scherper. Je kunt deze plannen niet onbeperkt uitbreiden. Geen ‘Westlandse’ toestanden of schaalvergroting zoals in de omgeving van Dinteloord. De problemen/uitdagingen per cluster zijn deels overeenkomstig; deels ook specifiek (Bijvoorbeeld teeltsoort; infrastructuur; schaalgrootte; watervoorziening; waterberging, enzovoorts). 5 hectare is niet per definitie de ‘overlevingsnorm’, of het basale break-even point. Niet alles is met of in plaatselijke verordeningen vast te leggen. Geen nieuwe vestiging toelaten; wel hervestiging, vernieuwbouw en herstructureren. Verschillende plannen geven verschillende consequenties. Nu goed realiseren en inventariseren wat wel en wat niet in ’t nieuwe bestemmingsplan buitengebied kan en moet. Voor de ondernemers dringt de tijd; vooral voor wat betreft de economische argumentatie. De nieuwe trajecten inkapselen in de natuur; vergroenen. Daarvan zijn al een paar goede voorbeelden. Er is ook nog een aantal situaties waar nog veel te doen is.
4. Lusten en lasten van burgers in het buitengebied. Van oudsher wordt het buitengebied bewoond door agrariërs. Maar steeds meer welgestelde burgers kopen een boerderij, knappen hem op en gaan erin wonen. Hoe groot is de invloed van deze burgers op het gebruik van het buitengebied? Waar liggen hun wensen en behoeften? Moeten deze burgers zich aanpassen aan de traditionele situatie of moet de agrarische sector meer rekening gaan houden met hen? Waar liggen de gemeenschappelijke belangen en krijgen die voldoende vorm? Groep Joop Biegelaar: • • •
Er zou meer wederzijds respect moeten zijn tussen burgers en agrariërs. Gebouwen die nu een landbouwbestemming hebben moeten die ook behouden. Dus geen burgerbestemming, zodat er ook minder problemen komen over vergunningen, stankcirkels et cetera.
Groep May Rijnen: • • • • • • •
Recreatie buitengebied zoveel mogelijk inpandig. Behoud van groen en houtwallen. Burgers die in het buitengebied gaan wonen moeten zich aanpassen aan de regels en cultuur van het buitengebied. Aandacht voor uitbreiding van de huidige agrarische bedrijven. Als kleinere agrarische bedrijven stoppen kan verkoop aan burgers overwogen worden om leegstand te voorkomen. Strengere handhaving wet- en regelgeving buitengebied. Omzetten van agrarische bedrijven in andere bestemming, bijvoorbeeld in zorgboerderijen en recreatie, binnen goede regelgeving toestaan.
5. Wegen en infrastructuur in het buitengebied: vijfde wiel aan de wagen? Naarmate het buitengebied intensiever en voor meer doeleinden wordt gebruikt – denk aan agrarisch verkeer, toerisme, recreatie, woonverkeer – dreigt het risico dat verschillende belangen met elkaar botsen. Is de huidige wegenstructuur berekend op het toekomstig gebruik? Op welke belangen stem je het onderhoud, maar bijvoorbeeld ook de snelheidsbepalingen en de inrichting van de wegenstructuur af?
3
Groep Björn Vaarwerk: • •
Vooraf goed nadenken over de gevolgen van ontwikkelingen in het buitengebied en de consequenties daarvan meenemen in de wegen in infrastructuur. Dus geen vijfde wiel aan de wagen.
Groep René Vermunt: • • •
•
• •
Alom wordt onderschreven dat de wegen in het buitengebied niet meer passen bij het huidige gebruik. Allereerst is het verkeer toegenomen, zowel bedrijfsmatig, woon-werkverkeer, maar daarnaast ook nog het recreatieve verkeer. Dit maakt het lastig om hier goed op in te spelen. Zeker daar het bedrijfsmatige verkeer voor aan- en afvoer van diensten en producten van agrarische bedrijven steeds intensiever en groter wordt. Bij keuze van bestemmingen in het buitengebied hoort ook een keuze voor een passende infrastructuur. Dit geldt voor zowel natuur, denk hierbij aan de Groene Schakel, als aan grote glastuinbouwcluster(s), of recreatieve gebieden. Opmerking: denk aan passeerstroken zodat men elkaar beter kan passeren zonder dat de tegenligger in de berm moet. Is redelijk eenvoudig uit te voeren tegen lage kosten. Kortom: wegen in het buitengebied moeten NIET het vijfde wiel aan de wagen zijn, maar dienen wel degelijk te worden meegenomen in het bestemmingsplan buitengebied.
6. Burgerwoningen in het buitengebied stimuleren ja of nee? Er is een groeiende behoefte aan de mogelijkheid, kinderen van agrariers in de gelegenheid te stellen zich te vestigen op het bedrijf van hun ouders. Soms zoeken agrariers daarnaast ook uitbreiding van hun activiteiten, bijvoorbeeld door het omvormen van het bedrijf tot zorgboerderij of recreatieboerderij. Vaak kan dat alleen als er een woning of bedrijfsruimte wordt bijgebouwd. Moet deze mogelijkheid gestimuleerd worden met specifieke regelgeving? Wat zijn de voor- en nadelen? En wat zijn de consequenties als de ouders overlijden? Vervalt dan de legitimatie van de woning die extra aan het buitengebied is toegevoegd? Groep Simon Donkers: • •
• •
Bij voorkeur geen extra woningen bouwen in agrarisch gebied. Bewoning door bewoners die geen relatie hebben met het buitengebied zorgt voor problemen. Het laten vervallen van legitimatie van de extra woning is praktisch niet te handhaven. Het wegsaneren van woningen die hun bestemming als bedrijfswoning verliezen is vanwege financiële consequenties haast onmogelijk. Het omzetten van de bestemming van vrijkomende bedrijfsgebouwen en woningen in die van zorgboerderij en/of recreatiebestemming moet mogelijk zijn. Gezien de ontwikkelingen op agrarisch gebied wordt de noodzaak van wonen bij het bedrijf minder noodzakelijk. Dit geldt zeker voor de glastuinbouw.
Groep Theo Vaes: • • • • • •
Het onderwerp kan breed geïnterpreteerd en besproken worden; de toelichting geeft weliswaar een verfijning aan. Dus is het een definiëringkwestie. Maar toch lastig om het burgerbewoningsthema van het buitengebied in onderdelen te zien en te bepalen. Burgerbewoning van het buitengebied kan beperkingen opleveren voor de bedrijfsvoering. Burgerbewoning van het buitengebied is iets heel anders dan uitbreiding van het woningcontingent bij het agrarisch bedrijf en loopt daar ook niet parallel aan. Het gaat niet om de bestemming, maar om het gebruik. Het is verstandig de problematiek te benaderen vanuit diverse perspectieven: • Milieu • Huisvesting • (agrarische) bedrijfsvoering / nieuwe alternatieven en diversiteit van bedrijfsvoering • Wet- en regelgeving / handhaving
4
• •
• Natuurbehoud en natuurbeheer Een bouwtitel verlenen voor landgoederen is ook een financiële prikkel of cadeau en je mag/moet je afvragen of dat rechtvaardig en eerlijk is. Landgoederenontwikkeling kent positieve en negatieve aspecten.
Groep Björn Vaarwerk: •
De meningen zijn verdeeld, maar de deelnemers zijn niet principieel tegen. Wel duidelijke kaders stellen waardoor verkeerd gebruik voorkomen wordt.
7. Het aanleggen van landgoederen is een uitstekend instrument om bestaande en nieuwe natuur te beschermen en in stand te houden en komt ten goede aan de recreatiemogelijkheden. Ook in het buitengebied van Etten-Leur worden verschillende particuliere landgoederen aangelegd, zoals Schuitvaart en Ganzenweide. Landelijk wordt op steeds meer plaatsen het beheer over het bij het (bestaande of nieuwe) landgoed behorende natuurgebied geheel aan de eigenaren van het landgoed overgelaten, uiteraard onder bepaalde restricties. Ook agrariers die bos of natuurterrein hebben (of willen aanleggen), kunnen hun gebied voortaan laten vallen onder de Natuurschoonwet en in aanmerking komen voor fiscale korting. Deze wet is daartoe met ingang van juni 2007 verruimd. Door het aanleggen van nieuwe landgoederen kunnen bestaande bosgebieden met elkaar verbonden worden tot ecologische zones. Is dit een ontwikkeling die in de toekomst meer gestimuleerd moet worden? Wat zijn de consequenties voor de overige belangen in het buitengebied? Groep Saaid Fenzar: •
• •
De groep is het niet eens met de stelling. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen landgoederen en natuurgebieden, omdat die twee toch totaal verschillende doeleinden hebben. Vragen die zijn gesteld luiden: Hoe zit het dan met het onderhoud van die natuurgebieden en wie moet er zorg voor dragen? En hoe wordt er gehandhaafd?... Samengevat: het heeft alleen maar kans van slagen als er met zones gewerkt wordt en kritisch wordt gekeken naar gebieden waar die combinatie wel kan. Het moet elkaar niet bijten.
Groep Yvonne Deijkers: •
•
•
•
•
5
Alhoewel het aanleggen van landgoederen ten behoeve van natuurbehoud sympathiek klinkt, vragen agrariërs zich zo langzamerhand wel af of we in Nederland en rondom EttenLeur eigenlijk nog wel landbouw willen? Immers, natuur, waterbergingen en landgoederen lijken voor te gaan op de noodzaak van landbouw in de functie van voedselvoorziener. Al lange tijd lijken agrarische bedrijven zich te moeten aanpassen aan - door anderen vastgestelde - mogelijkheden in het gebied. Persoonlijke vrijheid op het eigen bedrijf of een diversiteit aan bedrijven is steeds minder mogelijk. Door het landschap ook andere functies te geven, worden bedrijven die niet om economische redenen of opvolgingsredenen willen stoppen, steeds meer gedwongen hun bedrijf aan te passen zonder persoonlijke vrijheid of op basis van eigen ervaring met de mogelijkheden die het land biedt. Denk hierbij aan beperking van uitbreidingsmogelijkheden of stankcirkels die door vermogende eigenaren van landgoederen kunnen worden afgedwongen als medebewoners van het buitengebied. De wens is onder agrariërs groot om meer in eigen beheer binnen het bedrijf op te pakken. Er is grote behoefte, meer uit te mogen gaan van de mogelijkheden en geschiktheden van de grond en het terrein, in plaats van uit te moeten gaan van algemene regelgeving. Het door de provincie voorgestelde overlaten van regelgeving aan gemeenten, wordt als bedreiging gezien als de provincie deze vrijheid gaat compenseren met verordeningen die (nog) minder mogelijkheden bieden.
Voorafgaand aan de tafelgesprekken werden twee lezingen gehouden. Als eerst sprak Annemarie Moons, gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant. Hieronder een kort verslag van wat ze zei. Daarna was het woord aan Heidy Smit, planoloog bij Ruimtelijke Ordening en Handhaving van de provincie en precies op de hoogte van alle komende veranderingen. Een overzicht van haar informatie is te vinden in een afzonderlijk document, dat u kunt vinden op onze website: www.etten-leur.pvda.nl in het dossier Buitengebied. Annemarie richtte zich in haar lezing op drie punten: het bestuursakkoord van de provincie, de vraag of en wanneer de provincie in de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening nWRO vooraf of achteraf moet ingrijpen en de manier waarop - en de mate waarin - de provincie al dan niet de regie moet (blijven) voeren. Er is een link tussen het bestuursakkoord en de programma’s van de provincie. Daarbij wordt water steeds gehanteerd als ordenend principe. Vanuit haar portefeuille is Annemarie daarbij vooral gespitst op de gevolgen van het veranderend klimaat en dus het belang van betere waterbeheersing. Ze schetste daarnaast in vogelvlucht een beeld van de plannen van de provincie, bijvoorbeeld het aanleggen van een ‘proeftuin duurzaam bedrijventerrein’. De belangrijkste vraag is natuurlijk of de provincie in de nWRO wel of niet met verordeningen werkt. Als de provincie tevoren wil aangeven wat wel en wat niet wenselijk is, dan is het werken met verordeningen het meest voor de hand liggende instrument. Ook is nog niet geheel duidelijk of het juridisch haalbaar is, achteraf in te grijpen. Andere provincies kiezen er daarom op dit moment voor hun beleid vooraf goed te regelen. Er is een recente uitspraak van de Raad van State (zaak Alkemade) waarin wordt gesteld dat als je tevoren niet heel goed duidelijk maakt wat je wilt beschermen, je achteraf nergens op terug kunt vallen. Deze redenering zou ook op kunnen gaan voor de nWRO. Ook de gemeenten moeten vooraf dus een helder beeld hebben van wat ze wel en niet willen op korte en langere termijn. Kies je voor een verordening, dan ligt alles vast. Maar mogelijk laat dat in specifieke omstandigheden te weinig ruimte. Zorgvuldig afwegen, dus. Bij de inrichting van het buitengebied spelen vele belangen een rol. Die kunnen gemakkelijk botsen, er spelen vaak grote emoties in mee. Een voorbeeld hiervan is de actuele discussie over de ‘Megastallen’. Ook hier moet de provincie zorgvuldig afwegen wat haar rol is. Als de provincie hier de regie neemt, kan allicht een discussie tussen emotie en ratio voorkomen worden. Daarover moeten we de komende tijd met elkaar in gesprek blijven.
6