Agenda ZA 14/1
:
nieuwjaarsreceptie op Fort V (13.00 u)
MA 16/1
:
maandvergadering in DE BRUG
ZA 28/1
:
waswafeldag in leslokaal FORT V (09.00 u)
MA 20/2
:
maandvergadering in DE BRUG
MA 20/3
:
maandvergadering in DE BRUG
ZO 22/1, 26/2 en 26/3 : bibliotheek leslokaal FORT V ***
1
30 ste jaargang – nr. 1 : januari - februari - maart 2006
Beste Imkers, Wat gaat de tijd snel. Het jaar 2005 is schijnbaar nog maar juist begonnen en we moeten er al afscheid van nemen. Dat het voorbije jaar een druk werkjaar is geweest, weten we allemaal. Daarom dat het zo snel voorbij is gevlogen. Maar toch wens ik u allen te danken voor de deelname aan al de voorbije activiteiten en in het bijzonder alle bestuursleden die weer een gans jaar vele uren voor de vereniging belangeloos hebben opgeofferd. Dat belooft voor 2006, want uw bestuur heeft moeten woekeren met de weekends om alle geplande activiteiten er in te krijgen en er voor te zorgen dat er nu en dan ook nog tijd overblijft om aan de bijen te werken. Kerstmis en nieuwjaar is even stilstaan in ons drukke leven, het voorbije jaar eens overlopen, familie en vrienden ontmoeten, (te) veel feesten, plannen maken voor wat komen gaat, en hopen op … Ik wens jullie veel dromen en geluk. je voorzitter Jan Jespers
Nota v/d redactie : dit voorwoordje van onze voorzitter lijkt misschien nogal aan de korte kant , maar bedenk dat Jan sinds begin vorig jaar met pensioen is en dus nog maar heel weinig vrije tijd heeft (verblijf in buitenland, kleinkinderen opvangen, renovatie woning, AVI, Vlaams honingproject, zijn eigen bijen verzorgen …)
2
Nieuwjaarsreceptie zaterdag 14 januari 2006 van 13.00 u tot 16.30 u Het bestuur nodigt alle leden en hun echtgeno(o)t(e), kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, en heel de reutemeteut uit op onze 17de pannenkoekendag. Het bestuur bakt speciaal voor U de beste pannenkoeken van Edegem en zeer verre omgeving in het lokaal op Fort 5 !!! Eerste pannenkoek om 13.00 u, laatste pannenkoek om 16.15 u (min of meer mijnheer pastoor) want om 17.00 u sluit het fort. Een enige gelegenheid om in deze koude wintermaanden bij te praten met je collega-imkers. +++
Waswafeldag Op zaterdag 28 januari om 9.00 u (en indien nodig ook op zondag 29 januari) kunnen de imkers van onze vereniging de was die zij gerecupereerd hebben, komen wafelen in het leslokaal op Fort V. Het nodige materiaal zal aanwezig om oude raten te smelten en nieuwe waswafels te gieten. Tijdig inschrijven bij Johan Boeykens. +++
Algemene Vergadering 2006 Onze vereniging is in 2005 omgevormd tot een VZW. Dit betekent dat er dit jaar geen Algemene Vergadering zal zijn in februari zoals we dat al jaaaaren gewoon zijn. In plaats daarvan zal er op de maandvergadering van 24 april 2006 een jaarverslag en een kasverslag gegeven worden voor de toegetreden leden van de Sint-Ambrosius Imkersgilde Mortsel-Edegem VZW.
+++
3
Voordrachtenreeks moerteelt 2006 In het komende voorjaar richten wij enkele voordrachten in om onze imkers te bekwamen in het zelf telen en laten bevruchten van geselecteerde koninginnen. De voordrachten zullen zeer op de praktijk gericht zijn. Één Handige Harry en enkele Brave Zielen van onze vereniging hebben 100 bevruchtingskastjes (EWK) in mekaar geknutseld. Deze kastjes zullen tegen productieprijs verkocht worden aan onze leden die deze voordrachten bijwonen. De eerste voordracht over praktische koninginneteelt zal plaats hebben op de maandvergadering van maandag 24 april 2006 (meer inlichtingen op de komende maandvergaderingen bij de voorzitter en de secretaris). +++
Mededeling adressenlijst In ons volgend nummer publiceren we de ledenlijst van 2006. We vermelden van ieder lid de naam, de voornaam, het volledig adres en het telefoonnummer. Indien U wenst dat deze gegevens NIET gepubliceerd worden, gelieve dit zo vlug mogelijk te laten weten aan Johan Boeykens. Leden die dit niet doen, verklaren zich akkoord met het vermelden van bovenvermelde gegevens in de gepubliceerde adressenlijst. E-mail adressen Steeds meer mensen hebben een e-mail adres. Het kan nuttig zijn voor onze vereniging om via dit medium sneller informatie te verspreiden. Gelieve dus uw e-mail adres door te geven aan uw secretaris, of gemakkelijker nog : zend een mailtje naar
[email protected].
Johan Boeykens +++
4
Wij vergaderen … Elke 3de maandag van de maand te 19.45 u in DE BRUG Waesdonckstraat 1 te Mortsel tel. 03/449.39.50
Gelieve op tijd te komen zodat de voordrachten stipt om 19.45 u kunnen beginnen. Maandag 16 januari Biologie van de bijen door dhr. Peter Schotsaerts Maandag 20 februari Mijn bedrijfsmethode door dhr. Jan Macoviak Maandag 20 maart Biobrandstof uit koolzaad : wat heeft de imker er aan ? door dhr. Ward Janssen +++ Het bijenpark kan heel het jaar door bezocht worden door groepen na afspraak met Pol Eggers (tel. 03/4404168) of Leo Wouters (tel. 03/8278039). +++ Elke zondag volgend op de maandvergadering is onze bibliotheek in het leslokaal op Fort V geopend. Volgende trimester is de bibliotheek open op 22 januari, 26 februari en 26 maart van 11 tot 12 u.
5
Jaarverslag 2005 Het jaar 2005 zal in de annalen van onze vereniging herinnerd worden als het jaar waarin de vzw gesticht is. Na een aantal voorbereidende vergaderingen, waarin de statuten werden opgesteld, zijn deze statuten op 6 juni goedgekeurd, en ontvingen we op 6 oktober onze officiële erkenning. De aansprakelijkheid van leden en bestuursleden wordt door deze oprichting sterk beperkt. Ons ledenaantal is gedaald tot 70 leden, waarvan 5 ereleden en 4 steunende leden; dit is een daling van 4 leden ten opzichte van een jaar geleden; jong bloed is steeds welkom. We hielden dit jaar 9 maandvergaderingen met een gemiddelde opkomst van 23 leden; dit is een daling ten opzichte van vorig jaar, ondanks het feit dat het bestuur er toch maandelijks in slaagt om een boeiende spreker te vinden. De voordrachten gingen over zeer verscheidene onderwerpen zoals bijenproducten, stuifmeel, een eigen methode, zwermen, de weersinvloeden op het leven van de bij, en wetgeving. Een stijgend succes is de waswafeldag : bijna twee volle dagen werd de was van een twaalftal imkers gesmolten en gewafeld. De zondagrondleidingen in fort 5 blijven succesvol : op 18 rondleidingen tussen mei en augustus werden ongeveer 529 bezoekers rondgeleid; de reacties, neergeschreven in het bezoekersboek, zijn allen positief, en overtuigen ons om hiermee verder te doen; de bezoeken door de bioklas, zijn noodgedwongen sterk verminderd; toch zijn er nog 21 klassen rondgeleid met ongeveer 500 kinderen en leerkrachten. Einde april werd het bijenpark opgekuist door 15 enthousiaste imkers. Op het bijenpark hebben ook de stilaan bekende zomer-dinsdagavonden plaats : iedere dinsdag in juli en augustus kwamen ongeveer 15 leden samen, om over van-alles-en-nog-wat te praten, maar dan vooral over onze bijen, en dit bij pot en pint en bij meegebrachte stukken fruit, cake en ander lekkers. Dat alles wat met feesten, eten en drinken te maken heeft veel leden lokt, bewijst de opkomst van de nieuwjaarsreceptie (ongeveer 80 mensen) en het jaarfeest einde november (40 leden kwamen hier hun buikje rond eten).
6
Samen met de Mortselse Natuurwijnbrouwersgilde gingen we op reis naar Zuid-Limburg; we bezochten daar een provinciaal domein, een brouwerij, een biologisch melkveebedrijf en een champignonkwekerij in een mergelgrot; een geslaagde dag, waar spijtig genoeg maar 16 imkers aan deelnamen. Ook stonden we samen met de wijnbrouwers op de jaarmarkt in Mortsel. Het tijdschrift, dat U nu in handen hebt, verschijnt vier maal per jaar, vooral door de goede zorgen van onze hoofdredacteur. Al bij al was dit een geslaagd jaar voor onze vereniging; het blijft evenwel spijtig dat op onze maandvergaderingen steeds minder leden aanwezig is; daarom deze oproep aan alle leden : kom eens langs op maandagavond : U kan meestal een leerrijke voordracht volgen, en U kan ervoor en erna nog een praatje maken met Uw collega-imkers. Secretaris, Johan Boeykens +++
Verslag jaarfeest 2005 We hadden dit jaar veertig inschrijvingen voor ons jaarlijks teerfeest in De Brug ter ere van Sint-Ambrosius. Op zaterdag 26 november 2005 had de kok zijn beste beentje in de soep gelegd (???) en het resultaat was dan ook om duimen en vingers af te likken. Lekker feesten en gezellig babbelen in een prettige sfeer. Guido Swennen bezorgde ons weer een reeks foto’s van dit gebeuren.
Tevreden voorzitter kijkt welgevallig neer op zijn feestende disgenoten
7
Familie Truyts : Rosa, Louis en zoon
Bea, Jan D.R., Walter en Leo zien het wel zitten (en we waren nog niet begonnen)
8
Etienne, André en Charel (langs zijn schoonste kant)
Jos Hermans ontfermt zich over nieuwkomers Marc en echtgenote
9
Wetgeving honing In de maandvergadering van september heeft Johan Boeykens een voordracht gegeven over wetgeving, en dan vooral die wetgeving, die rechtstreeks betrekking heeft op honing en op de kwaliteit van honing. Zoals beloofd na de vergadering, zal Johan in dit en volgend boekje een stukje neerschrijven over deze voordracht. Het eerste stukje zal gaan over etikettering van honing. De basis van deze tekst is te vinden in : -
KB 28/12/1979 betreffende het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen. KB 13/09/1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen KB 19/03/2004 betreffende honing
Op het etiket van voedingsmiddelen moeten er 10 verschillende zaken vermeld worden; vier van deze zaken zijn niet van toepassing op honing en moeten dan ook niet vermeld worden : een ingrediëntenlijst ( vermits honing maar uit één ingrediënt bestaat), de hoeveelheid van ingrediënten, de gebruiksaanwijzing en het alcoholgehalte. Over de andere vermeldingen volgt hier meer uitleg. 1. Verkoopsbenaming : in het geval van honing is dit duidelijk : honing; men mag de naam honing gebruiken voor bloemen- of nectarhoning en voor honingdauwhoning; wanneer men raathoning verkoopt, moet de benaming ook “raathoning” zijn. Wanneer de honing zodanig gefilterd is, dat de meeste pollen verwijderd zijn, moet de benaming : “gefilterde honing” gebruikt worden. De benaming “bakkershoning” moet gebruikt worden voor honing die geschikt is voor industrieel gebruik en die een vreemde reuk of smaak kan vertonen, oververhit is geweest, of beginnen gisten is. Er mogen nog aanvullende aanduidingen gebruikt worden betreffende bloemen of planten, indien het product er geheel of voor het grootste deel van afkomstig is, en daaraan zijn organoleptische, fysisch-chemische en microscopische kenmerken ontleent (vb. : acaciahoning, koolzaadhoning,..). Ook mogen aanduidingen gebruikt worden betreffende een regionale of territoriale oorsprong (vb. : Honing van ’t Fort).
10
2. Bijzondere bewaar- en gebruiksvoorschriften : dit is niet verplicht vermits honing bij kamertemperatuur (bacteriologisch) niet slecht wordt. Een vermelding als “koel en donker bewaren” mag altijd gebruikt worden. 3. Houdbaarheid : “ ten minste houdbaar tot einde …”; bij producten met een houdbaarheid tussen 3 en 18 maanden moet hier maand en jaar vermeld worden; bij een houdbaarheid boven 18 maanden moet hier alleen het jaar vermeld worden. Een omschrijving als “ten minste houdbaar tot einde 2007” mag dus gebruikt worden. 4. Naam en adres van de fabrikant : hier moet de naam (of handelsnaam) en het adres vermeld worden van de fabrikant of de verpakker. 5. Netto hoeveelheid : de netto hoeveelheid moet uitgedrukt worden in gram (afkorting g – niet gr) of kilogram (afkorting kg). Iedere individuele verpakking moet minimaal de aangeduide hoeveelheid bevatten. De “e”, die op commerciële verpakkingen achter het netto gewicht wordt geplaatst, dient om ook afwijkingen (binnen bepaalde grenzen) naar onder toe te staan. Het gebruik van deze “e”, vergt ook bijkomende administratie (een logboek met steekproeven van gewichtsmetingen), en is voor de hobbyimker ten stelligste af te raden. 6. Plaats van oorsprong : de plaats van oorsprong mag vermeld worden, indien het weglaten hiervan de verbruiker zou kunnen misleiden in verband met de werkelijke oorsprong of herkomst van het voedingsmiddel. Het KB betreffende honing vermeldt dat het land (of landen) van oorsprong op het etiket moet vermeld worden. Samenvatting : op het etiket moet dus vermeld worden : Honing Houdbaarheidstermijn Naam en adres van de imker Netto hoeveelheid Andere vermeldingen zijn facultatief, en zijn wettelijk niet verplicht. In een volgend boekje zal ik terugkomen op het KB betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen. Johan Boeykens
11
Nieuws van een eenzame kast – met toekomst? In “De Vlaamse Imker” (februari 1981) las ik het artikel “ De varroa jacobsonii komt op ons af ” ; dit is 25 jaar geleden. In de jaren 1950-1960 werden de imkers in Vlaanderen ook al opgeschrikt door de massale ontwikkeling van andere mijten, de Acarapis woodi. Telkens weer worden de bijen belaagd ... maar telkens weer overleeft de honingbij, en dit sinds een kleine vijftig miljoen jaren ! Vorig jaar in het boekje van juli 2005 wenste ik mijn enig overlevend volk veel geluk toe; halsstarrig dwing ik de bietjes mee te werken aan de overlevingstest zonder varroabehandeling. In maart 2005 kwam er dus slechts 1 volk (van de 3) fel verzwakt de winter door. Hoe blij was ik niet toen eindelijk begin april enkele jonge bijen voor de kast vlogen. In het kort hoe dit volk de laatste twee jaren evolueerde. De jonge koningin ging half juni 2003 aan de leg ; in augustus begon de mijtenval en tegen september waren het er een twintigtal per week. De eerste bijen vlogen uit in februari; begin maart 2004 stond het volk op twee hoogsels en de mijtenval was dan opgelopen tot een twintigtal per week. Midden april 2004 heb ik het volk voorzien van een half hoogsel met waswafels; eind april was de mijtenval gestegen tot 200 per week. Regelmatig moest ik doppen verwijderen en midden mei slingerde ik 9 kg honing. Op 8 juni slinger ik nogmaals 16 kg honing en op 1 juli de laatste 2 kg. De varroa bleef niet bij de pakken zitten ! In de volgende tabel vind je de gemiddelde mijtenval per week in de perioden vanaf 1 mei 2004. Dit volk kwam de winter door, en in april 2005 ontwikkelde het volk zich goed zodat ik midden mei besloot het volk te splitsen. Mijn vader heeft de koningin met bijen “geërfd” en heeft ook nog een goede honingoogst gehad. Ik behield de helft van de bijen en deze maakten redcellen. Nadat de eerste koningin uitgekomen was heb ik de andere koninginnen verwijderd. De koningin legde uiteindelijk midden juni en het volk kreeg einde juni een half hoogsel bij met 4 kg honing in de raten. Half juli waren er zes simplexramen broed. Hierbij het verloop van de mijtenval 2005 dat heel sterk overeenkomt met dat van vorig jaar. In 2004 begon de koningin pas begin juli te leggen en waren er einde juli 8 ramen broed. Dit jaar begon de jonge koningin in juni
12
eieren te leggen. De hoogste wekelijkse mijtenval was in 2005 nochtans merkelijk lager. In 2004 was de middagtemperatuur midden oktober lager dan 14° C en toen was de mijtenval ook eventjes minder ! Dit jaar is de afname van de mijtenval in oktober meer geleidelijk geweest, maar op basis van de hoge varroatelling tot in november, mede omwille van de droge en warme oktobermaand, denk ik dat er dit jaar twee weken langer broed aanwezig was. Periode 2004 2005
1/5 210
1/6 595 20
21/6 240 30
11/7 135 90
15/8 410 310
15/9 600 360
10/10 120 230
1/11 - 1/12 80 120
In de litteratuur staat dat de varroa meer dan een week kan leven na verlies van contact met de bij. Tussen de mijten welke in een week tijd vallen merk ik er slechts 5% levenden – voor mij wijst dit op een levensduur van minder dan 1 dag! In totaal vielen er ca 4600 mijten van 1/5 tot 1/12 (tegen 8900 in 2004). Ik heb deze gegevens vergeleken met de gegevens uit een artikel van 1989 : de stijging begint eveneens midden juni maar de exponentiële groei van de vrije mijtenval is in die analyse relatief veel hoger hetgeen zou kunnen doen vermoeden dat de bijen in de laatste 15 jaar toch een zeker afweermechanisme hebben ontwikkeld. De natuurlijke mijtenval gedurende de eerste 3 weken was bij onze educatieve bijenstand in Edegem in 2004 nagenoeg gelijk aan mijn telling van dit jaar en was vlak vóór de behandeling ca. 60 mijten/week. Anderzijds staat in een artikel uit 1984 (gebaseerd op proeven uitgevoerd in Tunesië) dat er zich blijkbaar een evenwichtstoestand instelt van 3000 varroawijfjes in een volk van 20.000 – 40.000 bijen. Bij mijn vader heeft het lang geduurd vooraleer de varroa noemenswaardig aanwezig was. Maar nadien was het een werkelijke explosie. In oktober telde ik er 140 per dag! Hopelijk is dit niet het einde van zijn nieuw bijenvolk. Vanaf 21 juli tot begin september heb ik de koningin geprikkeld met 2kg suiker in oplossing 50%. In augustus was er nog 8 tot 10 kg honing in de kast. In de maand oktober waren de middagtemperaturen gemiddeld 3 graden warmer dan in 2004, dus vlogen onze bietjes meer uit dan normaal. Vele imkers hebben vastgesteld dat er nog jonge bijen voorvlogen gedurende die maand.
13
Ik wil hierbij toch duidelijk te stellen dat ik niet tegen al de toegepaste behandelingen ben. Wel wil ik meehelpen aan een beter inzicht door mijn observaties zo getrouw mogelijk op te tekenen. Nu hebben alle imkers hun kolonies goed verzorgd, en voor de rest moet de natuur de bijen verder ondersteunen zodat zij in 2006 fris en monter ontwaken! Etienne Pacco 15 december 2005 ps. Gelezen in L’abeille de France (oct 2005) - p 436 : Het onderzoekscentrum Liebefeld (Zwitserland) is gestart met de opvolging van 11 volken voor virusonderzoek. Hiervan zullen er zeven niet worden behandeld tegen de varroa. Zij hebben opgemerkt dat het virus ABPV (Acute Bee Paralysis Virus) de oorzaak van sterfte lijkt te zijn bij volken met hoge varroa-aantasting. +++
ACUTE BEE PARALYSIS VIRUS Aansluitend bij het vorige artikel van Etienne vond ik volgende informatie over het ABPV virus. Het ABPV veroorzaakt verlammingsverschijnselen bij honingbijen. Virale ziekten bij honingbijen vormen een groot probleem in de imkerswereld en veroorzaken wereldwijd grote verliezen van bijenkolonies. Paralysis (verlamming) is een ongevaarlijke ziekte bij volwassen honingbijen en wordt gewoonlijk geassocieerd met filtreerbare virussen. Twee verschillende virussen (chronisch bijenverlammingsvirus CBPV en acuut bijenverlammingsvirus ABPV) zijn vastgesteld bij verlamde bijen. Andere mogelijke oorzaken van verlamming zijn : • • •
het stuifmeel en nectar van planten zoals boterbloem, rododendron, laurier en Amerikaanse linde (Tilia americana) ; onvoldoende stuifmeel tijdens het broeden in de vroege lente ; het eten van opgeslagen gegist stuifmeel.
14
Bijen die door deze ziekte zijn aangetast beven ongecontroleerd en kunnen niet meer vliegen. De beharing op hun lichaam verdwijnt en zij krijgen een donker, glimmend of olieachtig uiterlijk. Verlamde bijen zijn een gemakkelijke prooi voor vogels en andere insecten. Als de aantasting erger wordt, vindt men grote aantallen scharrelende bijen voor de ingang van de bijenkast ; zij trachten tegen de kastwanden en op grashalmen naar boven te kruipen en tuimelen terug op de grond. Gezonde bijen proberen de verlamde bijen weg te sleuren uit de omgeving van de bijenkast. Aangetaste bijen met uitgespreide vleugels kunnen ook aangetroffen worden op de toplatten en op de bovenste ramen nabij de kastafdekking. ABPV is een virus dat vooral onze honingbij (Apis mellifera) treft. Maar het virus werd ook al gevonden bij hommels ; het is het enige gekende bijenvirus dat verschillende natuurlijke gastheren heeft. Het virus verspreidt zich via de afscheiding uit de speekselklieren van volwassen bijen en via voedselvoorraden waaraan dit speeksel is toegevoegd. In Europa en Noord Amerika is vastgesteld dat het ABPV volwassen bijen en bijenlarven doodt in kolonies die aangetast zijn door de varroamijt. De mijt beschadigt het chitinepantser van de bij en is op die manier een besmettingsbron die virussen vrij maakt in het bijenbloed (hemolymphe). Er is nog maar vrij weinig bekend over de biologie van de virale bijenziekten, de relatie tussen virus en mijt, en de invloed op de bijen. De analyse van het volledige genoom van het ABPV zal een beter inzicht leveren van de relatie tussen virussen, mijten en het verzwakken van de bijenkolonies. De studie van het ABPV-genoom heeft aangetoond dat de algemene genoomstructuur van het ABPV overeenkomsten vertoont met het genoom van een nieuwe groep (picorna-achtige) RNA-virussen die insecten aantasten (Drosophila C virus, Plautia stali intestine virus, Rhopalosiphum padi virus en Himetobi P virus). Men vermoedt sterk dat het ABPV ook tot deze nieuwe groep virussen behoort. Vertaling H.T. http://www.ebi.ac.uk/2can/genomes/genomes.html?http://www.ebi.ac.uk/2can/genomes/vir uses/Acute_bee_paralysis_virus.html
15
Bloemen gezien door bijenogen De Noorse natuurfotograaf Bjørn Rørslett maakt opnamen in ultraviolet gebied. Zijn prachtige foto’s zijn in kleuren te bewonderen op de website www.naturfotograf.com
Narcis : helgeel in zichtbaar licht.
Narcis :gevlamd rood en wit in UV-licht
Egaal geel is de narcis op de foto hierboven. Meer kunnen onze ogen er niet van maken. Insecten die gevoelig zijn voor ultraviolet licht - bijen bijvoorbeeld - zien vlammende roodwitte kleurschakeringen in de bloemblaadjes (rechtse foto). De Noorse natuurfotograaf en botanicus Bjørn Rørslett legt de patronen vast op de gevoelige plaat. Ultraviolet en infrarood Onze ogen nemen slechts een klein deel waar van de totale hoeveelheid straling die de zon uitzendt. Ultraviolet (uv) licht kunnen we niet zien, maar wie roodverbrand van een dagje strand terugkeert, zal niet ontkennen dat het er is. Hetzelfde geldt voor de infrarode (IR) straling. Ze voelt heerlijk warm aan als ze op onze huid valt, maar waarnemen kunnen we het verschijnsel niet. Straling met een golflengte van 400 tot 700 nanometer - de kleuren van de regenboog - blijft als enige niet voor onze ogen verborgen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er ook niet meer is. Tal van insecten kijken verder en zien ook straling met een kortere golflengte: een deel van het ultraviolette gebied in het elektromagnetisch spectrum, dat voorbij het voor ons nog net zichtbare violette gebied ligt. Bloemen maken hier op wonderlijke wijze gebruik van. Bloemblaadjes die voor het oog slechts uit één kleur bestaan, geven aan een uv-lens de wildste patronen prijs. Alsof de bloem met pijlen de kortste route naar het hart van de bloem en de plaats van de nectar aangeeft.
16
Reclameborden Rørslett ziet de uv-patronen voor zich als in het oog springende reclameborden die “hier moet je zijn” tegen de bijen roepen. “Het is een schitterend samenspel. De bloem heeft belang bij bestuiving en lokt de bij met behulp van het schreeuwerige patroon naar zich toe. De bij is geïnteresseerd in nectar en is in staat om dit signaal waar te nemen.” Niet alle bloemen hebben een zogenaamd honingmerk, en het patroon is ook per soort sterk verschillend. Bij sommige planten is alleen een helder oplichtende stip in het hart van de bloem te zien. Andere lokken de insecten die voor de bestuiving moeten zorgen met wilde, vlammende patronen naar de plaats waar ze wezen moeten. De Noorse natuurfotograaf houdt zich naar eigen zeggen als een van de weinige natuurfotografen bezig met uv- en IR-fotografie. Dat doet hij niet alleen uit kunstzinnig motief, maar het komt ook voort uit zijn achtergrond als botanicus. “De natuur bestaat uit meer dan alleen datgene dat wij met onze ogen kunnen zien. Mijn opnamen illustreren dat.” Rørslett erkent dat het in wezen onmogelijk is om weer te geven wat een insect precies ziet. Met een knipoog: “Het is niet zo makkelijk om dat aan een bij te vragen.” Dan serieus: “Met UV- en IR-fotografie leg je patronen in de natuur vast die normaal gesproken voor het menselijk oog verborgen blijven. Satellieten die de aarde aftasten, doen dit ook. De sensoren van mijn digitale camera pakken deze straling op en ik zet ze vervolgens om in een contrasterende kleur die wij wel waar kunnen nemen.” Fluorescentie Plantkundigen doorgronden nog maar half wat bloemen allemaal in huis hebben om dieren aan te trekken die zorgen voor de bestuiving. De Spaanse onderzoeker Francisco Garcia-Carmona, als bioloog verbonden aan de Universiteit van Murcia, maakte half september in Nature melding van een tot nu toe onbekende truc. De bloemen van de Mirabilis jalapa (nachtschone) openen zich pas laat in de middag en de kleurige bloemen blijven de hele nacht open. GarciaCarmona heeft ontdekt wat het nut is van dit tijdstip, dat op het eerste gezicht verwondering wekt. Op de bloembladen tekent zich een fluorescerend patroon af dat groen oplicht in het donker. Bijen en vleermuizen zijn prima in staat om deze groene fluorescentie waar te nemen.
17
Volgens de Spaanse bioloog is hij de eerste die heeft ontdekt dat planten van fluorescentie gebruikmaken. Het verschijnsel is eerder aangetroffen bij grasparkieten - waar het een rol speelt bij de partnerkeuze - en bij bidsprinkhaankreeftjes. Janneke van Reenen-Hak Reformatorisch Dagblad (6-12-2005)
Nachtschone (Mirabilis jalapa) Geel in zichtbaar licht
Lichtblauw in UV-licht
De UV-fluorescentie is wit
Mirabilis jalapa heeft geurige bloemen die door motten en nachtvlinders worden bestoven. De UV-merktekens van de bloemkroon zijn onduidelijk, maar zeer opvallend is de hoge UVfluorescentie van de perianth (bloembekleedsels) en de pollen. +++
18
Warmteregeling in de bijenkast Er is al veel geschreven over de manier waarop honingbijen de temperatuur in hun kast regelen en over de diverse technieken die de bijen gebruiken om hun broednest op de juiste temperatuur en vochtigheid te houden zodat de kwetsbare larfjes niet zouden afsterven. Omdat de honingbijen zeer vernuftige strategieën hebben ontwikkeld om de gewenste temperatuur in hun nest te handhaven, zijn zij in staat geweest om zich te vestigen in alle gebieden die ook door de mens bewoond worden. Er zijn vele interessante experimenten uitgevoerd op bijenvolken die hun broed dienden te verzorgen in gebieden met zeer extreme temperaturen. Reeds in 1954 plaatste Lindauer een bijenvolk op een lavaveld waar de luchttemperatuur op sommige momenten opliep tot 70°C. Zelfs in deze omstandigheden slaagden de bijen er in om de temperatuur van hun broednest op 35°C te houden. Tijdens recentere onderzoeken werden bijenvolken geplaatst in een buitentemperatuur van 80°C, en ook in deze barre koude lukten de bijen er in om hun broed warm houden tot op de levensnoodzakelijke 35°C. Dit aanpassingsvermogen hebben de bijen te danken aan een aantal mechanismen die hen toelaten om de temperatuur van het broednest te regelen in zeer extreme omstandigheden. Lang voor de mens gebruikte onze honingbij al koeltechnieken als de buitentemperatuur te hoog opliep. Je hebt ongetwijfeld al gezien dat bijen massaal water halen op hun drenkplaats. Dit water dient niet alleen om hun dorst te lessen, maar ook om de bijenkast af te koelen. Waterdraagsters halen water aan en huisbijen laten dit water in de bijenkorf verdampen waardoor er afkoeling optreedt. Opeenvolgende rijen van huisbijen die met hun vleugels waaieren, voeren deze taak uit en zorgen er voor dat de lucht steeds in de juiste richting circuleert. Deze techniek is zeer doeltreffend : voor elke gram water die verdampt, wordt een hoeveelheid warmte van 580 calorieën onttrokken aan de omgeving. De efficiëntie van deze verdampingsafkoeling is afhankelijk van het verschil tussen de temperatuur in de bijenkast en het dauwpunt (temperatuur van de lucht waarbij de waterdamp het verzadigingspunt bereikt en condensatie optreedt). De bijen gebruiken dit principe om hun nest af te koelen met een zeer hoog rendement. De kolonie houdt steeds een groot verschil in stand tussen de broednesttemperatuur en het dauwpunt : 35°C ligt steeds hoger dan het dauwpunt. Wegens dit
19
temperatuursverschil is de druk van de waterdamp in de bijenkast altijd lager dan de druk van verzadigde waterdamp, en is er dus steeds een verzadigingstekort. De bijen halen hier hun voordeel uit door druppeltjes water in de bijenkast te plaatsen en dan te waaieren. Op deze wijze kan de juiste temperatuur in de kast gehandhaafd worden zolang er voldoende aanvoer van water is. Dit hoge verzadigingstekort van de lucht in de bijenkast heeft nog een ander voordeel : grote hoeveelheden water worden onttrokken aan de aangevoerde nectar waardoor deze vlugger tot honing zal rijpen. Omdat de temperatuur in de bijenkast bijna heel het seizoen door in stand wordt gehouden, zal de nectar in de bijenraten ook goed rijpen bij koel en regenachtig weer. Israëlische onderzoekers hebben vastgesteld dat de snelheid van de luchtstroom die ontstaat door het waaieren van de bijen op de vliegplank, vooral afhangt van de broednesttemperatuur en veel minder van de omgevingstemperatuur. Een andere methode om de temperatuur van het broednest te laten dalen, bestaat hierin dat een groot aantal bijen de kast verlaat en aan de ingang van het nest gaan post vatten. Dikwijls eindigt dit met een massale uittocht uit de bijenkast waarbij een grote baard wordt gevormd aan de vliegplank. Ook om het koude weer te trotseren hebben de bijen efficiënte methodes ontwikkeld om hun broednest op temperatuur te houden. Deze technieken berusten op de beschikbaarheid van een energievoorraad, met name honing. Het warmteverlies bij een honingbij heeft plaats daar waar het bijenlichaam wordt blootgesteld aan de lucht. Door zich in een tros samen te trekken verkleint het contactoppervlak. Naarmate de temperatuur daalt, zullen de bijen in de tros dichter en dichter samen trekken zodat de warmte behouden blijft. De geproduceerde warmte wordt ook binnen de tros gehouden door de buitenste schil van bijen die zeer dicht op mekaar gepakt zitten, met de kop naar binnen en het achterlijf naar buiten gericht. De stand van de kop van de bijen is zeer belangrijk bij de warmteregeling omdat de bijen op deze manier in staat zijn om de temperatuur correct te schatten. De buitenste schil bijen waarvan de borstharen in mekaar haken, zijn als kleine cellen warme lucht die rondom de kolonie een zeer efficiënt isolatiescherm vormen. De bijentros is een dynamische eenheid die zich samen trekt of losser wordt naargelang de omgevingstemperatuur onder of boven de 15°C gaat. De bijen trekken zich samen tussen de wasraten die ook een isolatielaag van kleine luchtcellen vormen. Tweederden van het oppervlak van de bijentros wordt geïsoleerd door de wasraten. Maar er is nog meer .... Het metabolisme in de borstspier van een honingbij is zeer hoog. Met honing als brandstof laten de bijen deze
20
spieren zeer vlug trillen waardoor er warmte geproduceerd wordt. Deze trillende beweging is te klein om met het blote oog waargenomen te worden. Deze kleine maar snelle contracties kunnen alleen maar worden geregistreerd door meting van het elektrisch potentiaal van de borstspier. De buitenste bijen van de tros moeten natuurlijk de grootste koude trotseren en zullen het eerst sterven als het heel koud wordt. Maar welke bijen zijn zo onzelfzuchtig om naar de buitenkant te gaan ? De wetenschappers hebben deze vraag nog niet opgelost, maar zij vermoeden dat elke bij in haar eigen belang reageert op de condities in het nest, en dat de bijen aan de buitenkant van de tros simpelweg diegenen zijn die daar het best voor geschikt zijn. Hoe groter een kolonie, hoe beter ze kan reageren op extreme koude. Het op peil houden van de temperatuur in een kleine tros vergt heel veel energie van een kleine kolonie. Daarom zal een klein volk dikwijls de winter niet overleven. Sommige bijenrassen zijn beter aangepast dan andere om grote koude te trotseren. Imkers die bijen houden in streken waar regelmatig extreme temperaturen voorkomen, doen er daarom goed om het lokale bijenras, dat ter plaatste geëvolueerd is, uit te proberen. Kan een imker zijn bijen helpen bij het regelen van de warmtehuishouding? Bijen die in gebieden leven waar vanwege de hitte zwaar moet geïnvesteerd worden in het verzamelen van water, zullen minder nectar inschuren. Onderzoek heeft aangetoond dat de temperatuur in een bijenkast lager wordt als zij in de schaduw staat en als ze wit geschilderd is. Als de imker rekening houdt met deze aanbevelingen, zullen zijn bijenkolonies meer honing produceren in hete periodes. Afhankelijk van het lokaal klimaat ligt het voor de hand dat het plaatsen van de bijenstand op goede standplaatsen de bijen zal helpen. Het aanleggen van een goede drenkplaats en het wit schilderen van de bijenkasten zullen zeker een positieve invloed hebben. En natuurlijk moet de imker er ook voor zorgen dat de kolonies voldoende suikervoorraad krijgen om de koude winters te overleven. Uit “Apis-UK Issue The Electronic Beekeeping Newsletter No.33 March 2005” http://www.beedata.com/apis-uk/newsletters05/apis-uk0305.htm#fact Vertaling H.T.
21
Wondzorg met honing
Van grootmoedersmiddeltje naar hightechproduct Honing op de boterham, op pannenkoeken, in de thee, dat klinkt ons niet vreemd in de oren. Maar honing op wonden? Ja dus. Het gebruik van honing als helend product in de wondzorg werd o.a. reeds door de oude Egyptenaren toegepast. Er kwamen periodes van heropleving, maar het gebruik ervan bleef vooral steken in het alternatieve circuit. Jan Vandeputte, sinds tien jaar sterk betrokken bij fundamenteel onderzoek binnen wondzorg, licht toe. Jan Vandeputte: “Sinds geruime tijd is honingzalf geregistreerd als medisch hulpmiddel omdat aan strenge eisen is voldaan”.
Deze “bezige bij” is licentiaat ziekenhuiswetenschappen, thuisverpleegkundige, zaakvoerder, docent huisartsenopleiding aan de Vlaamse universiteiten, docent moleculaire biologie en praktijk aan de hogeschool voor verpleegkundigen, Europees licentiehouder voor het verrichten van dierproeven, en nog is zijn accu niet leeg (* noot van H.T. : “ So what ?”). Met het éne been staat hij in de verzorgingssector en het uittesten van producten voor wondzorg en met het andere been staat hij in het onderzoek.
Honingzalf Een logische vraag dringt zich meteen op. Als honing zo goed is en al zo lang bekend, waarom is er dan niet eerder een slimme fabrikant geweest om honingzalf te commercialiseren? Jan Vandeputte: “Omdat op honing moeilijk een patent te nemen is, was de westerse farmaceutische industrie niet echt geïnteresseerd in honing als geneesmiddel. Honing kennen we als voedsel en dat mag volgens de wet niet worden aangeprezen om zijn genezende werking. De fabrikant
22
zou ook een risico lopen als hij honing als geneesmiddel laat registreren en met een honingzalf op de markt komt,' want hij kan niemand verbieden om bij een imker een pot honing te kopen en dat op de wond te doen. De reden waarom honing weer in het voetlicht is getreden en nu medisch stilaan aanvaard wordt, heeft veel zo niet alles te maken met de industrie die er geld inpompt en met publicaties op de proppen komt Het is de bluts met de buil; binnen de geneeskunde kan men hier nu eenmaal niet omheen”. Wil een geneesmiddel op grote schaal toegepast worden, dan moet het aan een hele rist eisen voldoen zoals steriliteit, consistentie, (continue) werkzaamheid, toepasbaarheid, veiligheid en patiëntvriendelijkheid ? Jan: “Tot voor kort voldeed honing niet aan deze eisen. Honing komt immers niet uit het laboratorium, maar uit de natuur en die kunnen we gelukkig maar - nog niet sturen. Sinds geruime tijd is honingzalf echter geregistreerd als medisch hulpmiddel omdat aan strenge eisen is voldaan. Onbewerkte, zuivere honing is niet patiëntvriendelijk Door de sterke osmotische kracht (het aantrekken van water uit het weefsel) veroorzaakt de honing hevige pijn bij patiënten. Door de eeuwen heen al werd honing verdund met o.a. vet, eiwit van een ei... Er moest dus gezocht worden naar honingzalf met verzachtende en ondersteunende eigenschappen. Het is de inmiddels overleden Maastrichtse wetenschapper Postmes, die er na jarenlang wetenschappelijk onderzoek in slaagde om in 1996 honingzalf te introduceren in de reguliere geneeskunde. Stap voor stap had hij een zalf ontwikkeld met een concentratie van 50% honing en 50% andere bestanddelen, die de wondheling bevorderde. Er werd sap van Aloë vera, een tropische plant, aan de zalf toegevoegd vanwege haar pijnverminderende eigenschappen. Tijdens een experimentele fase met de honingzalf door verpleegkundigen en heel wat proefperiodes in ziekenhuizen, stelde men vast dat er minder wondrandverweking was, geen pijn, gemakkelijke verbandwissel, een goed vochtig wondmilieu, een goed zuiver resultaat en snellere heling van de wonden in vergelijking met andere verbanden. Honingzalf brengt baat bij o.a. eerste- en tweedegraads brandwonden, open wonden en doorligwonden, operatiewonden, wonden door trauma's, schaafwonden, necrotische wonden, verzweringen, geïnfecteerde wonden, gangreen, ontsteking van beenmerg/bot, oncologische wonden...”
23
Moderne toepassing De toekomst van de honingzalf ziet er dus veelbelovend uit? “Honingzalf heeft 5 belangrijke eigenschappen die gelijktijdig voorkomen”, weet Jan Vandeputte. “Honing maakt werk van een snelle opruiming van necrotisch (afgestorven) weefsel en dat draagt bij tot een vlotter herstel van het lichaam. Er is vooreerst de antibacteriële werking: er werden heel wat onderzoeken en laboratoriumstudies verricht naar de antimicrobiële activiteit van onbewerkte honing. Telkens bleek dat met honing behandelde wonden, resulteerden in propere wonden, vermindering van necrotisch weefsel, vermindering van oedeem, verminderde zwelling van de wondranden. Bijkomende voordelen waren verminderde littekenvorming, vermindering van de wondgeur en pijn en wondinkrimping. Het toepassen en gebruiken van honing is eenvoudig. Het kan uitgegoten worden in de wonde of gaas kan doordrongen worden met honing om de wond in te pakken. Wonden moeten wel voldoende gespoeld worden tussen honingbehandelingen. Dan heb je de ontgeurende werking : slechte geur wordt veroorzaakt door afvalstoffen die de bacteriën produceren. Als het aantal bacteriën daalt, zal ook het aantal afvalstoffen dalen. De ontgeurende werking is comfortverhogend en wordt sterk op prijs gesteld door patiënten met oncologische wonden. Er is de débriderende werking of het sneller opruimen van dood weefsel en dat versnelt de wondheling. Dan heb je nog de ontstekingsremmende werking, zelfs als er geen infectie aanwezig is. Honing aangebracht in de wonde, heeft een kalmerend effect op pijn. En als laatste punt is er de stimulatie van weefselgroei: honing bevordert de vorming van zuiver en gezond granulatieweefsel (het bindweefsel dat zich vormt op de bodem van een wond en waaruit het litteken ontstaat). Als je zuivere honing in de winkel koopt, heb je geen garantie dat de honing ook kan gebruikt worden voor wondverzorging. Dat houdt immers een klein risico in, vermits deze honing niet moet voldoen aan de strenge eisen die fabrikanten van honingzalf wordt opgelegd”.
24
Eisen De nectar die de bijen halen op bloemen, bevat mogelijks pesticiden en andere chemicaliën die de honing kunnen besmetten? “De eisen die men stelt aan honing bestemd voor wondzalf, zijn niet min. De honing moet vrij zijn van verontreinigingen zoals pesticiden en zware metalen. De gebruikte honing komt steeds van gebieden waar nauwelijks industrie of steden zijn. Wereldwijd zijn er twee regio's die in aanmerking komen: de hooglanden van Chili (Vilches-honing) en Nieuw-Zeeland (Manuka honing). De honing moet een constante kwaliteit hebben. Tot een absolute standaardisatie kan men niet komen omdat honing een natuurproduct is en onderhevig aan variaties. De honing voor wondbehandeling mag niet verhit zijn, dus zogenaamde koud geslingerde, ecologische honing. Wondproducten moeten sowieso steriel zijn”. Geeft een wondverband met honing geen problemen bij diabetespatiënten door de erin aanwezige glucose, die de bloedsuikerspiegel doet stijgen? “De glucose in de honing gaat inderdaad de bloedsuikerspiegel doen stijgen, maar enkel bij grote hoeveelheden - tot 30 gram honingzalf in de wonde - moet men opletten. Men meet best de suikerspiegel en verhoogt, indien nodig, de insuline”. Wat als men allergisch is voor een bijensteek? “Daarover zijn een beperkt aantal studies. Bij muizen werden allergiserende stoffen, gemengd met honing ingespoten. Honing bleek in staat om de allergie te onderdrukken. Blijkt een patiënt toch allergisch te reageren, dan stopt men gewoon met de honingzalf. Men mag nochtans het belang van allergische reacties op wondzorgproducten niet negeren, zeker niet bij chronische patiënten omdat ze vaak jarenlang die producten gebruiken". Jan Vandeputte zou de waarheid geweld aandoen als hij zou stellen dat honingzalf een wondermiddel is. "Je moet ruimte laten voor andere wondzorgproducten. Ik selecteer volgens het type van wonde, hoewel honingzalf in mijn praktijk wel een duidelijk overwicht heeft, en dat vaak op verzoek van de patiënten zelf. Ook het ‘switchen’ van een product kan voor de wond een gunstig effect hebben. Er kan een cellulaire gewenning zijn en door te veranderen van zalf bv., kan een soort schokeffect ontstaan en bij bepaalde wonden maakt dat het verschil naar volledige genezing”.
25
Omdat patiënten veel sneller ontslagen worden uit het ziekenhuis, maakt wondzorg een groter pakket uit van de thuisverpleging. Het is binnen de thuiszorg dat honing zijn verdere sporen zal verdienen.
VOORDELEN VAN HONINGZALF: • •
• • • • • • • • •
doodt snel infecterende bacteriën (ook antibioticaresistente stammen) voorkomt kruisinfectie (besmetting van bv. patiënt op patiënt binnen het ziekenhuis) doordat het voorziet in een beschermende barrière creëert een vochtige antibacteriële genezingsomgeving heeft een osmotische werking die zorgt voor aanvoer van lymfe of weefselvloeistof,die het beslag van de wonde laat loskomen verwijdert de slechte wondgeur bespoedigt de genezing door stimulatie van weefselregeneratie voorkomt littekenvorming kleeft niet in de wond waardoor verwijderen van verband veel minder pijnlijk is vermindert oedeem zorgt voor een natuurlijke afstoting van dood weefsel is economisch gezien voordelig - vermindert kosten van wondverzorgingsmateriaal en antibiotica - voorkomt chirurgisch ingrijpen voor verwijderen van dood weefsel - vluggere genezing - gemakkelijk in gebruik, waardoor de verzorging thuis kan gebeuren, dus minder verpleegkosten
Lieve Holvoet Onder Ons (maandblad van Ziekenzorg CM ) nr. 465 – december 2005
26
Nieuw dopinggeval in wielerpeloton De verbeelding van wielrenners en hun verzorgers kent echt geen grenzen. “De redactie” kon de hand leggen op een foto van een nieuwe spectaculaire dopingmethode die vorig wielerseizoen in het peloton werd uitgeprobeerd. De renner in kwestie zou sneller fietsen dan Johan Museeuw en Filip Meirhaeghe samen. En als dat nog niet volstaat, is de kans groot dat de rest van het peloton het hazenpad kiest en in de verkeerde richting rijdt ….
27
Bijenweide Op 25 september bezocht ik de tentoonstelling te Halle-Zoersel, ingericht door de Imkerbond Zoersel ter gelegenheid van hun 80-jarig bestaan. Proficiat ! Het thema Bijenplanten was prachtig en leerrijk uitgebeeld met vele kunstvol gemaakte foto’s van bloemen en planten. Een afzonderlijk fotopaneel gaf een voorbeeld van voor ons mooie en voor de bijen nuttig beplante wegbermen, tegenover andere mistroostige en verwaarloosde grondstroken. Maar een aandachttrekker was ook de in eigen beheer gemaakte film Het Bijenjaar. Nogmaals proficiat ! De jarige Imkerbond Zoersel zelf was te zien in een digitale presentatie met niet alleen imkers, maar ook met bloemen. Dit alles bracht me op het idee voor de Bijenweide in dit nummer iets te schrijven over éénjarige en tweejarige bloemen. Maar men was me voor, want in het novembernummer De Vlaamse Imker van A.V.I. verscheen een artikel over Het inzaaien van bloemenweidemengsels zoals Tübingenen Brandenburgmengsel. Zeer belangrijk ! Evenals het artikel Factoren die de nectarafscheiding beïnvloeden. Wat nu geschreven ? Toen ik buiten een paar Goudenregens voorbijliep, dacht ik “Wat brengen die op ?” En ja, de opbrengst aan pollen is 2 en voor nectar ook 2. Dit is niet veel, maar in het voorjaar is alles welkom, en dus ben ik wat gegevens gaan bijeen sprokkelen. Daarbij is het een mooie lente-sierboom. En zo bied ik jullie mijn beste wensen aan voor het nieuwe jaar, vergezeld van de hiernavolgende gegevens over de Goudenregen. Geniet in de komende lente van zijn goudgele bloemen.
28
GOUDENREGEN Papilionaceae L. (Vlinderbloemenfamilie) Laburnum L. (Goudenregen) Laburnum anagyroides L. (Goudenregen) solitair klapstoelinrichting april - mei hangende trossen van goudgele bloemen groen drietallig samengesteld geen voorkeur zomergroen - voor mensen : alle delen giftig (maar vooral zaden) - voor dieren : minder of meer giftig volgens soort - voor bijen niet giftig wegens honingmerk ??? - honing giftig ? wie weet hierover meer ? Herkomst : afkomstig uit Zuid Europa, verwilderd Breedte : 2,50 tot 5 m Hoogte : 4 tot 8 m Honingmerk : bruin honingmerk op de vlag (= vijfde kroonblad) Vorm : boom Sierwaarde : bloem Licht : lichtplant Ph : kalkminnende plant, armere plaatsen Standplaats : sierboom, verwilderd Vermeerdering : halfopen/open peulen met zaden die heel lang aan de boom blijven hangen (nu nog in half december). Eens men een bloeiende plant heeft, komen er regelmatig nieuwe plantjes in de omgeving. Waarde voor bijen : nectar : 2 (26 tot 50 kg/ha) Stuifmeel : 2 (26 tot 50 kg/ha) Vorstbestendig : ja Vocht : matig droog Vruchtkleur : groen, roodbruin, Vruchtvorm : peulen, zaden bruinzwart Familie : Geslacht : Soort : Begroeiingstype : Bestuiving : Bloeitijd : Bloeiwijze : Bladkleur : Bladvorm : Bodemsoort : Fenologie : Giftig :
Het is mogelijk dat bepaalde gegevens afwijken van diegenen die vermeld staan in andere publicaties. Leo W.
29
Werkbladen Bijeninstituut Kirchhain Al ronddwalend op "tinternet" kwam ik op de webstek van het Bijeninstituut van Kirchhain terecht. Deze website bevat een massa interessante informatie, ondermeer de werkbladen die gebruikt worden bij hun cursus-sen Bijenteelt. Ik zal proberen om de interessantste Werkbladen naar godsvrucht en vermogen in het Nederlands te vertalen en ze in ons tijd-schriftje te publiceren. De Werkbladen van Kirchhain behandelen vrij compact maar toch grondig ondermeer de volgende onderwerpen uit de bijenteelt : - Levenswijze - Lichaamsbouw van de honingbij - Anatomie van de bij - Bijenangel en bijengif - Wasproductie - Geslachtsorganen en voortplanting - Ontwikkeling van de bij - Anatomie van de bijenlarve en pop - Schadelijke stoffen voor bijen - Drachtplanten - Imkerverenigingen - Bijenziektes - Voederen - Bedrijfsmethoden - Bijenproducten/ kwaliteitscontrole - Moerteelt en bevruchting - Bedrijfseconomische aspecten van de imkerij
Je kan deze Werkbladen in het Duits lezen op http://www.llh-hessen.de/aussenstellen/bienen/arbeitsblaetter/ We beginnen met Werkblad 101 : Anatomie van de honingbij Veel leesplezier. Hugo Coordinaten van het bijentteeltinstituut van Kirchhain Landesbetrieb Landwirtschaft Hessen Bieneninstut Kirchhain, Erlenstrasse 9, D 35274 Kirchhain Tel. ++49 (0)6422 9406 0 Fax ++49 (0)6422 9406 33 email
[email protected] Internet: http://www.bieneninstitut-kirchhain.de
30
Anatomie van de honingbij Inhoud Uitwendige bouw – figuur 1 Monddelen – figuur 2 Voorpoot, sprietkam – figuur 3 & 4 Achterpoot, stuifmeelkorfje – figuur 5 & 6 Vliegapparaat – figuur 7 & 8 Inwendige bouw – figuur 9 Ademhalingssysteem – figuur 10 & 11 Figuur 1 : Uitwendige bouw van het bijenlichaam
Figuur 2 : Mondwerktuigen
31
Figuur 3 : Bouw van de voorpoot
Figuur 4 : Sprietkam voor het reinigen der sprieten
32
Figuur 5 : Bouw van de achterpoot (binnenkant)
Figuur 6 : Pollen-verzamelapparaat
Het samendrukken van pollenkorrels tot stuifmeelklompjes Met de borstels worden de pollenkorrels uit de lichaamsbeharing en uit de tegenovergelegen borstels naar de achterpoten gekamd. De stuifmeelkam van de rechterpoot kamt de borstel van het linkerpoot, en omgekeerd. De pollenkorrels worden met de kam naar het onderste deel van het stuifmeelkorfje gebracht. De pollenschuiver drukt de korrels naar boven, en duwt voortdurend nieuwe pollen in het korfje tot dit helemaal vol zit.
33
De pollenkam wordt ook gebruikt om wasplaatjes uit de buikschubben van het achterlijf te halen.
Figuur 7 : Vliegapparaat
Figuur 8 : Vereenvoudigde voorstelling van de vliegbeweging
Borststuk samengetrokken : de vleugels bewegen naar boven Frequentie : 108 –203 vleugelslagen per seconde
34
Vliegsnelheid : 6 – 8 m/s (ca. 20 – 30 km/u)
Figuur 9 : Belangrijkste inwendige organen van de honingbij
35
Ademhalingssysteem De rechtstreekse zuurstoftoevoer naar alle organen gebeurt door 10 paar spiracula (ademopeningen) en het tracheeënsysteem. Het tiende paar openingen bevindt zich nabij de angel. Door middel van luchtzakken wordt een inwendig zuurstofreservoir gebouwd. Door het samentrekken en uittrekken van het achterlijf wordt de zuurstofuitwisseling tussen de luchtzakken en de omgeving versneld (“pompen” van de bijen voor ze weg vliegen). Door diffusie geraakt de zuurstof via de tracheeën (hele fijne buisjes) tot bij de verschillende lichaamscellen.
Figuur 10 en 11 : Ademhalingssysteem Links : Overzicht - Rechts : Trachee-eindcel (Wigglesworth) Arbeitsblatt 101 : Anatomie der Biene http://www.bieneninstitut-kirchhain.de Vertaling H.T.
36