Week 44, 30 oktober 2014 Op 20 augustus 2013 heeft het college het besluit genomen om vanaf 1 januari 2014 alle formele bekendmakingen van bijvoorbeeld vergunningen, beleid en verordeningen te publiceren in het elektronisch gemeenteblad. Aanvullend worden de bekendmakingen ook gepubliceerd in de huis-aan-huisbladen de Jutter en de Hofgeest.
Inhoud 1 2 3 4 5 6 7
Publicatie beslissingen ingevolge artikel 2.21 en 2.60 wet BRP Verkeersmaatregel Raadsplein 6 november 2014 Aanvragen en verleende omgevingsvergunningen Verordening Jeugdhulp 2015 Verordeningen Jeugdhulp, Wet Maatschappelijke Ondersteuning en Participatiewet Verordening tot 6e wijziging van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009
1. Publicatie beslissingen ingevolge artikel 2.21 en 2.60 wet BRP Burgemeester en wethouders maken bekend dat na uitvoerig onderzoek is gebleken dat onderstaande personen niet meer woonachtig zijn, op het adres waar zij in de basisregistratie personen van de gemeente Velsen staan ingeschreven. Hun persoonslijst zal daarom worden opgeschort met als reden: verblijfplaats onbekend. Dit betekent dat zij daardoor formeel niet meer in Nederland woonachtig zullen zijn. Het betreft de volgende personen: Agüero Velazquez,N. Bertrums,F.W.P.J. Dalkalı,E. Dekkers,E. Garsevanidou,M. Glas,N. Hol,S.A. Ivanov,I.V. Langenberg,M.
geb. 30-081972 geb. 07-051973 geb. 20-081973 geb. 21-121953 geb. 14-061967 geb. 16-071979 geb. 16-031976 geb. 23-111971 geb. 14-091973
Linger,R.F.E.
geb. 13-05-1950
Jong de, W.
geb. 24-01-1990
Nadeem, A.
geb. 15-05-1960
Nastasowski,J.
geb. 31-12-1981
Oude Weernink,M.H.B. Radenković,M.
geb. 23-06-1959
Sasheva,E.
geb. 02-03-1978
Truszkowski,J.
geb. 02-08-1974
Yildirim,A.
geb. 19-03-1967
geb. 14-06-1976
Voor informatie kunt u terecht bij de Publiekszaken, werkeenheid Burgerzaken, tel. (0255) 567200.
1 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Bezwaren Belanghebbenden kunnen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht binnen een termijn van 6 weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt, schriftelijk (Postbus 465, 1970 AL IJmuiden) dan wel langs elektronische weg (elektronisch formulier op www.velsen.nl; werkt alleen in combinatie met inloggen via DigiD) een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders.
2. Verkeersmaatregel Burgemeester en wethouders hebben besloten een individuele gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen voor het volgende perceel: Jacob van Heemskerkstraat 13, 1972 PS IJMUIDEN Mogelijkheid van bezwaar: Belanghebbenden kunnen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht binnen een termijn van 6 weken na de dag waarop het besluit is bekend gemaakt, schriftelijk (Postbus 465, 1970 AL IJmuiden) dan wel langs elektronische weg (elektronisch formulier op www.velsen.nl; werkt alleen in combinatie met inloggen via DigiD) een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van Burgemeester en wethouders van Velsen. Nadere informatie: Het verkeersbesluit kunt u inzien bij de receptie in het stadhuis, Dudokplein 1 te IJmuiden.
3. Raadsplein 6 november 2014 Op donderdag 6 november 2014 om 19.30 uur vergadert de gemeenteraad Velsen in de raadzaal van het gemeentehuis Velsen, ingang Plein 1945. De agenda voor de raadsvergadering is als volgt: 1 Opening 2 Begroting 2015 gemeente Velsen 3 Belastingverordeningen 2015 gemeente Velsen De Nieuwsbrief Raadsplein ligt ter inzage bij de receptie van het gemeentehuis, evenals bij de bibliotheek aan het Dudokplein te IJmuiden en de bibliotheek van Velserbroek aan het Maanbastion. Ook kunt u de agenda en onderliggende stukken bekijken via de website raad.velsen.nl De raadsvergadering is live te volgen via RTV Seaport en raad.velsen.nl Een samenvatting van deze vergadering is terug te zien in de week na de vergadering op het TVkanaal van RTV Seaport en via uitzending gemist op www.rtvseaport.nl . De raad heeft in zijn vergaderingen van 23 oktober 2014 een besluit genomen over de volgende onderwerpen:
Verordening tot 6e wijziging van de gewijzigde APV Velsen 2009 Vijfde wijziging GR Milieudienst IJmond Verklaring van geen bedenkingen voor Wijkerstraatweg 132a te Velsen-Noord Verklaring van geen bedenkingen voor Leeghwaterweg 1a te Velsen-Noord Primaire begroting 2015 en meerjarenbegroting 2016 – 2019 IJmond Werkt! Verordening Jeugdhulp 2015 Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2015 Verordeningen Participatiewet: * Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 * Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 * Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 * Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 * Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 * Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 2 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
* *
Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015
4. Aanvragen en verleende omgevingsvergunningen Ingediende aanvragen om omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken bekend dat zij in de periode van 18 oktober tot en met 24 oktober 2014 de volgende aanvragen voor een omgevingsvergunning hebben ontvangen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De datum van ontvangst is tussen haakjes vermeld. IJmuiden Pieter Nuytsstraat ong., kappen 8 bomen (24/10/2014) w14.000519; Maxwellstraat 13, veranderen kantoor (23/10/2014) w14.000517; Willemsbeekweg 44, vergroten dakopbouw (24/10/2014) w14.000521; de Rijpstraat 25, plaatsen dakkapel (voorgevel)(20/10/2014) w14.000507; Lorentzstraat 34, plaatsen dakkapel (voorgevel)(18/10/2014) w14.000509. Driehuis Waterlandweg ong., kappen 2 bomen (23/10/2014) w14.000516; Valeriuslaan 80, plaatsen erker(voorgevel)(21/10/2014) w14.000512. Santpoort-Noord/Velsen-Zuid Duin en Kruidbergerweg 66a en Rijksweg 134, kappen 2 bomen (22/10/2014) w14.000513; Spoorweg Uitgeest/Santpoort-Noord, kappen 60 bomen langs spoorweg Uitgeest-Santpoort-Noord (20/10/2014); Buitenhuizerweg 2, plaatsen mobiele zwembadoverkapping (23/10/2014) w14.000514; Kerkesingel ong., kappen boom (21/10/2014) w14.000511. Santpoort-Zuid Middenduinerweg 64, oprichten garage met kantoorruimte en kappen 4 bomen (17/10/2014) w14.000508; Bloemendaalsestraatweg 28 A, verkleinen kozijn (24/10/2014) w14.000520. Velserbroek Liniepad 50, verhuren ruimte t.b.v. bed en breakfast (22/10/2014) w14.000518. Velsen-Noord Watervlietstraat 37, plaatsen 2 dakkapellen (voor- en achtergevel)(21/10/2014) w14.000515. Welstand Voor zover de ingediende aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen. Voor meer informatie over welstand: 140255.
BESLUITEN Burgemeester en wethouders van Velsen hebben de hierna volgende besluiten genomen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende bij het (de) onderstaande besluit(en) gedurende zes weken na de dag van verzending van het besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (zoals college van Burgemeester en wethouders van Velsen of Burgemeester van Velsen, Postbus 465, 1970 AL IJmuiden), dan wel langs elektronische weg (elektronisch formulier op www.velsen.nl; werkt alleen in combinatie met inloggen via DigiD). In spoedeisende gevallen kan een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, sector bestuursrecht, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem. Een voorlopige voorziening kan alleen worden aangevraagd, indien er ook een bezwaarschrift is ingediend. De verzenddatum van het besluit is tussen haakjes vermeld. Verleende omgevingsvergunningen - reguliere procedure Het college van Burgemeester en wethouders van Velsen heeft een omgevingsvergunning verleend voor:
3 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
IJmuiden Bonekampstraat 13, plaatsen erker (27/10/2014) w14.000420; Strandweg ong., oprichten vrieshal met kantoor (24/10/2014) w14.000428; Kennemerlaan 73, wijzigen bestemming detailhandel naar winkelondersteunende daghoreca (27/10/2014) w14.000391.
Driehuis Geen mededelingen. Santpoort-Noord Anemonenstraat 24, vergroten woning met uitbouw (21/10/2014) w14.000314; Hyacinthenstraat 59A, plaatsen 3 ramen (27/10/2014) w14.000416; Wustelaan ong., kappen boom (27/10/2014) w14.000502; Hoofdstraat ong., kappen boom (27/10/2014) w14.000503; Overbildtweg 40, kappen boom (27/10/2014) w14.000469. Bickerlaan 54, kappen boom (23/10/2014) w14.000466. Santpoort-Zuid Vinkenbaan 9, kappen boom (23/10/2014) w14.000459. Velsen-Zuid Geen mededelingen. Velsen-Noord Wijkeroogstraat 170 9000, kappen 11 bomen (23/10/2014) w14.000477. Velserbroek Floraronde 291, gebruiksvergunning kinderdagverblijf (27/10/2014) w14.000255; Grote Buitendijk ong., kappen 4 bomen (23/10/2014) w14.000475; Rietkamp 7, kappen boom (23/10/2014) w14.000473; Rietkamp 13, kappen boom (23/10/2014) w14.000474; Langemaad ong., kappen boom (23/10/2014) w14.000482; Fregat 81, kappen 2 bomen (23/10/2014) w14.000498; Grote Buitendijk 102, kappen boom (23/10/2014) w14.000462.
Vergunningen Algemene Plaatselijke Verordening Verkoop vuurwerk artikel 2:56 APV Mandenmakersstraat 15, 1991 JG Velserbroek. Verkoopdagen: maandag 29 december, dinsdag 30 december en woensdag 31 december 2014 (16/10/ 2014) u14.010282. Evenementen artikel 2:17 APV 14 december 2014, Kerstmarkt, winkelgalerij Hagelingerweg, Broekbergenplein, Hoofdstraat en pleintje t.o. kermislandje in Santpoort-Noord (20/10/ 2014) u14.009591; 22 november 2014, Sint Nicolaasintocht, Santpoort Noord ( 21/10/ 2014) u14.009470; 2 november 2014, Halloweenmarkt, winkelgedeelte Lange Nieuwstraat te IJmuiden (23/10/ 2014) u14.009865. 8 november 2014, 2Generations, Snowplanet, Heuvelweg 6-8, Velsen Zuid (28/10/2014) u14.009691 Standplaats artikel 5:18 APV Tijdelijke standplaats voor de verkoop van kerstbomen, van 8 tot 20 december 2014, Bloemendaalsestraatweg 169 a te Santpoort-Zuid (23/10/2014) u14.010318.
4 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
5. Verordening Jeugdhulp 2015 Burgemeester en wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 23 oktober 2014 heeft besloten: De Verordening Jeugdhulp 2015 vast te stellen en deze per 1 januari 2015 in werking te laten treden De integrale tekst van de verordening is als bijlage in het elektronisch gemeenteblad gepubliceerd. Tevens ligt de verordening 12 weken ter inzage bij de receptie van het stadhuis, Dudokplein 1 te IJmuiden. Deze verordening wordt ook gepubliceerd op de website van de gemeente Velsen: www.Velsen.nl Verordening jeugdhulp gemeente Velsen 2015 De raad van de gemeente Velsen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van met nummer B14.0331; gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet; overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd; -
het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
-
het noodzakelijk is om regels vast te stellen over: o de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen; o met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; o de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen; o de wijze waarop, onder welke voorwaarden en de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; o bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet; o regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Velsen 2015.
Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- overige voorziening
een vrij-toegankelijke voorziening zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid;
- andere voorziening:
voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, anders dan in het kader van de Jeugdwet;
- individuele voorziening:
een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden, niet vrij-toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;
- jeugdhulp:
hulp als bedoeld in artikel 1.1. van de wet;
- jeugdhulpaanbieder:
de aanbieder zoals bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
5 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
- jeugdige:
de persoon als bedoeld in artikel 1.1 van de wet en die woonachtig is in de gemeente;
- hulpvraag:
behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet; niet zijnde informatie&advies;
- ouder:
de ouder zoals bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
- Pgb:
persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- wet:
Jeugdwet.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp De navolgende vormen van jeugdhulp zijn beschikbaar: 1) Overige voorzieningen: a) Jeugdgezondheidszorg 0 – 19 jaar; b) Jeugd- en jongerenwerk; c) Peuterspeelzalen; d) Centrum voor Jeugd en Gezin; e) Sociaal Wijkteam c.q. hulp en ondersteuning door CJG-coaches-teams; f) Veilig Thuis: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK); g) Crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp; h) Kindertelefoon; i) Cliëntondersteuning. 2)
Individuele voorzieningen: a) Ambulante jeugdhulpverlening; b) Residentiële jeugdzorg; c) Jeugd GGZ; d) Ondersteuning van jeugdigen met een beperking: (1) Groepsbegeleiding (inclusief vervoer); (2) Individuele begeleiding; (3) Persoonlijke verzorging; (4) Kortdurend verblijf; e) Jeugdbescherming; f) Jeugdreclassering; g) Jeugdzorgplus; h) Pleegzorg.
3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn. Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. 2. Ingeval de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente 1. Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening. 2. Het college stelt bij nadere regeling regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
6 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 5. Beschikking 1. Het college stelt in nader regels vast in welke gevallen een beschikking wordt verstrekt bij een aanvraag om een individuele voorziening. 2. In de volgende gevallen verstrekt het college in ieder geval een beschikking: a. bij verstrekking van een Pgb; b. bij weigering van een aanvraag voor een individuele voorziening; c. bij een verzoek van de jeugdige of zijn ouders om een beschikking te ontvangen. 3. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als Pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 4. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening worden de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd. 5. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. Artikel 6. Persoonsgebonden budget (Pgb) 1. Het college verstrekt een Pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. 2. Het tarief voor een Pgb: a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe hij het Pgb gaat besteden; b. is toereikend om effectieve en kwalitatieve goede zorg in te kopen, en c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. 3. De hoogte van het Pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. 4. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een Pgb wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening. 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het Pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het Pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd; f. een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten Pgb. 4. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van Pgb’s.
7 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en d. kosten voor bijscholing van het personeel. Artikel 9. Vertrouwenspersoon 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon; in het geval daarvoor landelijke regelingen worden ontwikkeld, sluit het college daarbij aan. 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 10. Klachtregeling 1. Het college kan een regeling vaststellen voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. 2. Jeugdhulpaanbieders beschikken over een klachtenregeling. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntenervaringsonderzoek. Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 12. Evaluatie Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Het college zendt hiertoe een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid aan de gemeenteraad. Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Velsen 2015.
8 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
6. Verordeningen Jeugdhulp, Wet maatschappelijke ondersteuning en Participatiewet Burgemeester en wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 23 oktober 2014 heeft besloten: De volgende verordeningen vast te stellen: o Verordening Jeugdhulp 2015; o Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2015; o Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente Velsen; o Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen; o Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ 2015 gemeente Velsen; o Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen; o Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen; o Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Velsen; o Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ 2015 gemeente Velsen; o Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015 gemeente Velsen. deze verordeningen per 1 januari 2015 in werking te laten treden;
o o o o o o o o o
de volgende verordeningen per 1 januari 2015 in te trekken: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013; Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen; Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen; Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen; Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen; Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen; Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen; Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 gemeente Velsen; Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Velsen.
De integrale teksten van de verordeningen zijn als bijlage in het elektronisch gemeenteblad gepubliceerd. Tevens liggen de verordeningen 12 weken ter inzage bij de receptie van het stadhuis, Dudokplein 1 te IJmuiden. Deze verordeningen worden ook gepubliceerd op de website van de gemeente Velsen: www.Velsen.nl
9 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Velsen 2015 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsbepalingen HOOFDSTUK 2 AFHANDELING MELDING HULPVRAAG Artikel 2. Melding hulpvraag Artikel 3. Cliëntondersteuning Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan Artikel 5. Gesprek Artikel 6. Verslag HOOFDSTUK 3 PROCEDURE BESCHIKKING MAATWERKVOORZIENING Artikel 7. Aanvraag Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening Artikel 9. Advisering Artikel 10. Inhoud beschikking HOOFDSTUK 4 REGELS VOOR EEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 11. Regels voor pgb HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR BIJDRAGE IN DE KOSTEN Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen HOOFDSTUK 6 KWALITEITSEISEN EN MELDINGSREGELING Artikel 13. Kwaliteitseisen Maatschappelijke ondersteuning Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld HOOFDSTUK 7 HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering HOOFDSTUK 8 MANTELZORGCOMPLIMENT Artikel 16. Waardering mantelzorgers HOOFDTUK 9 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen HOOFDSTUK 10 PRIJS-KWALITEITVERHOUDINGEN EN KLACHTREGELING Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Artikel 19. Klachtregeling Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning HOOFDSTUK 11 INSPRAAK Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, - en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
10 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
b. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; c. bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; d. gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; e. hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de de wet. f. melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; g. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen; h. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. HOOFDSTUK 2 AFHANDELING MELDING HULPVRAAG Artikel 2. Melding hulpvraag 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding Artikel 3. Cliëntondersteuning 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. 2. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Artikel 5. Gesprek 1. Het college onderzoekt in een gesprek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
11 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze. 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken. 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek. Artikel 6. Verslag 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. 2. Binnen 25 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is. 5. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag. HOOFDSTUK 3 PROCEDURE BESCHIKKING MAATWERKVOORZIENING Artikel 7. Aanvraag 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan bij het college een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen op een door het college vastgesteld aanvraagformulier. 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven. Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening 1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van de aantoonbare beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
12 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
3. Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als: a. de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en b. de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt. 4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen; b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning. 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening. Artikel 9. Advisering Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. Artikel 10. Inhoud beschikking 1. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. 3 Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. De hoogte van het bedrag b. Het doel waaraan het besteed dient te worden. 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd. HOOFDSTUK 4 REGELS VOOR EEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 11. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was. 3. Het tarief voor een pgb: a. is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. 4. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten 5. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de
13 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering. 6. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR BIJDRAGE IN DE KOSTEN Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en, b. voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn partner. 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen: a. voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd; b. wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; en c. dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt. 3. Het college bepaalt bij nadere regeling: a. op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald, en b. door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd. HOOFDSTUK 6 KWALITEITSEISEN EN MELDINGSREGELING Artikel 13. Kwaliteitseisen Maatschappelijke ondersteuning 1. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan. 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. HOOFDSTUK 7 HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: 14 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 7. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s . HOOFDSTUK 8 MANTELZORGCOMPLIMENT Artikel 16. Waardering mantelzorgers Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat HOOFDTUK 9 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen Het college bepaalt bij nadere regels de wijze waarop aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een tegemoetkoming kan worden verstrekt indien zij aannemelijke meerkosten hebben. HOOFDSTUK 10 PRIJS-KWALITEITVERHOUDINGEN EN KLACHTREGELING Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; d. kosten voor bijscholing van het personeel, en 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met: a. de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: o 1 . aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; o 2 . instructie over het gebruik van de voorziening; o 3 . onderhoud van de voorziening, en 4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams). Artikel 19. Klachtregeling 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
15 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. HOOFDSTUK 11 INSPRAAK Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013 wordt ingetrokken. 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken. 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013, wordt beslist met inachtneming van die verordening.] Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2015.
16 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Toelichting verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2015 ALGEMEEN HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN HOOFDSTUK 2 AFHANDELING MELDING HULPVRAAG ARTIKEL 2. MELDING HULPVRAAG ARTIKEL 3. CLIËNTONDERSTEUNING ARTIKEL 4. VOORONDERZOEK; INDIENEN PERSOONLIJK PLAN ARTIKEL 5. GESPREK ARTIKEL 6. VERSLAG HOOFDSTUK 3 PROCEDURE BESCHIKKING MAATWERKVOORZIENING ARTIKEL 7. AANVRAAG ARTIKEL 8.CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING ARTIKEL 9. ADVISERING ARTIKEL 10. INHOUD BESCHIKKING HOOFDSTUK 4 REGELS VOOR EEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET ARTIKEL 11. REGELS VOOR PGB HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR BIJDRAGE IN DE KOSTEN ARTIKEL 12. REGELS VOOR BIJDRAGE VOOR MAATWERKVOORZIENINGEN EN ALGEMENE VOORZIENINGEN HOOFDSTUK 6 KWALITEITSEISEN EN MELDINGSREGELING ARTIKEL 13. KWALITEITSEISEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ARTIKEL 14. MELDINGSREGELING CALAMITEITEN EN GEWELD HOOFDSTUK 7 HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING ARTIKEL 15. NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING HOOFDSTUK 8 MANTELZORGCOMPLIMENT ARTIKEL 16. WAARDERING MANTELZORGERS HOOFDTUK 9 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN ARTIKEL 17. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN HOOFDSTUK 10 PRIJS-KWALITEITVERHOUDINGEN EN KLACHTREGELING ARTIKEL 18. VERHOUDING PRIJS EN KWALITEIT LEVERING VOORZIENING DOOR DERDEN ARTIKEL 19. KLACHTREGELING ARTIKEL 20. MEDEZEGGENSCHAP BIJ AANBIEDERS VAN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HOOFDSTUK 11 INSPRAAK ARTIKEL 21. BETREKKEN VAN INGEZETENEN BIJ HET BELEID HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 22. INTREKKING OUDE VERORDENING EN OVERGANGSRECHT ALGEMEEN Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene 17 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure daarom in hoofdlijnen vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt echter alleen mandateren aan een bestuursorgaan. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden: - op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; - op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; - welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten; - ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is; - ten aanzien welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is; - op welke wijze ingezeten, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg; - op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt berekend; en - op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen: - voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet; - ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015: - bepalen dat cliënten voor algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, en maatwerkvoorzieningen een bijdrage verschuldigd zullen zijn;
18 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
- de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget, in de verordening verschillend vaststellen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn partner; - bepalen dat de bijdragen voor opvangvoorzieningen door een andere instantie dan het CAK wordt vastgesteld en geïnd; - bepalen dat in geval van een minderjarige cliënt die niet zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de cliënt uitoefent; - bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht; - bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsbepalingen Een algemeen gebruikelijke voorziening is bijvoorbeeld een elektrische fiets. ’Gebruikelijke hulp’ is niet in de verordening, maar in de wet gedefinieerd en is bijvoorbeeld de hulp van een partner van de cliënt. Zie ook de wettelijke definitie hieronder. Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven. - aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren; - algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning; - begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven; - cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid; - cliёntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen; - gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten; - maatschappelijke ondersteuning: 1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psycho-sociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3°. bieden van beschermd wonen en opvang;
19 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
- maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, 2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen, 3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang; - mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep; - participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer; - persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken; - sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliёnt een sociale relatie onderhoudt; - vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake; - voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening; - zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal (definitie)bepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid): een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen, en ‘beschikking’ (artikel 1:2). HOOFDSTUK 2 AFHANDELING MELDING HULPVRAAG Artikel 2. Melding hulpvraag Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze bepaling verankert ook in de verordening dat bij het college een melding kan worden gedaan en door wie. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken. Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan. Zie de algemene toelichting over mandatering door het college. In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per email) kan worden gedaan indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen. In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Wet werk en bijstand en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid. In het tweede lid is de verplichte ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet). Conform artikel 4:3a van de Awb is het bestuursorgaan gehouden een elektronisch ingediende aanvraag te bevestigen. Dat kan dan – en ligt voor de hand – ook elektronisch. Indien de melding mondeling of telefonisch is gedaan, zou dit ook kunnen worden afgesproken. Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang.
20 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 3. Cliëntondersteuning Het eerste lid is een uitwerking van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat de cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning.
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het eerste lid dient ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding waarbij in samenspraak met de cliënt bekende gegevens in kaart worden gebracht en cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Dit vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook het in samenspraak met de belanghebbende afspreken van een datum, tijd en plaats voor het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen op basis van dit vooronderzoek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de cliënt worden verzocht om nog een aantal stukken over te leggen. De verplichting tot het overleggen van stukken, zoals vermeld in het tweede lid, is opgenomen overeenkomstig artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet. In het kader van de rechtmatigheid is het op grond van artikel 2.3.4 van de wet in ieder geval verplicht om de identiteit van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en is de cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening ook verplicht dat document ter inzage te geven. Bij de gegevensverzameling op grond van het eerste en tweede lid zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden. Op grond van het derde lid kan worden afgezien van het vooronderzoek indien dat een onnodige herhaling van zetten zou betekenen. In het vierde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen. Zie ook artikel 5, tweede lid.
Artikel 5. Gesprek Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij onder meer is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen. De onderdelen van het eerste lid zijn overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2 van de wet opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. De memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 143) verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het onderzoek is vrij. In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden. In onderdeel b is als onderwerp van gesprek ‘het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning’ opgenomen. Dit is belangrijk omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “de ultieme toetssteen of de maatschappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt in de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke ondersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie. In het wetsvoorstel Wmo 2015 staat het bereiken van dit resultaat centraal”. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek. 21 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft.
Artikel 6. Verslag Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure en is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet opgenomen. Het eerste lid borgt dat altijd verslag wordt opgemaakt. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij kan worden voortgeborduurd op de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) voor het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen. Indien een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag. Soms kan een verslag al direct worden meegegeven, maar vaak zal dit toch nog moeten worden uitgewerkt en gaat daar tijd overheen. Daarom begint het tweede lid met de zinsnede “Binnen 25 werkdagen na het gesprek”. Het kan overigens ook zijn dat na een gesprek de cliënt bijvoorbeeld nog onderzoekt wat er in zijn omgeving mogelijk is, bijvoorbeeld of hij met iemand kan meerijden om boodschappen te doen, of dat hij nog een aanvullende opmerking heeft. Ook dan is enige tijd na het gesprek nuttig.
HOOFDSTUK 3 PROCEDURE BESCHIKKING MAATWERKVOORZIENING Artikel 7. Aanvraag Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Zie hiervoor artikel 2 en de toelichting daarbij. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld. Een aanvraag die niet is ingediend met gebruikmaking van een aanvraagformulier hoeft niet in behandeling genomen te worden. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Artikel 8.Criteria voor een maatwerkvoorziening In artikel 2.1.3, tweede lid, onder a, van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In de memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 134) wordt aangegeven dat het bij het verstrekken van een
22 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
maatwerkvoorziening op maatwerk aankomt. Gemeentelijke vrijheid is nodig omdat de behoeften van inwoners per gemeente kunnen verschillen en de sociale en fysieke infrastructuur per gemeente anders is. Ook het aanbod van algemene voorzieningen is niet in iedere gemeente gelijk. Het is daarom niet mogelijk of wenselijk dat in de verordening limitatief wordt geregeld welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt. De gemeente moet wel aan de hand van geschikte en toepasbare criteria meer in detail en concreet nader afbakenen in welke gevallen iemand een maatwerkvoorziening kan krijgen. In dit artikel is deze verplichting uitgewerkt.
Artikel 9. Advisering Het college kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht. Het is bij de adviesaanvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt verstrekt, zodat duidelijk is voor de cliёnt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is. In artikel 2.3.8, derde lid, van de wet is een medewerkingsplicht opgenomen. De cliёnt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 10. Inhoud beschikking Uitgangspunt van de wet is dat de cliёnt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliёnt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een budget. Eerste lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’. Zie ook de toelichting op artikel 5, eerste lid, onder b. Eerste lid, onder b, en tweede lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven. Het vierde lid dient uitsluitend ter informatie aan de cliënt. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt immers via het CAK, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. Zie artikel 12 en artikel 2.14, zesde lid, van de wet, waarin is bepaald dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget, met uitzondering van die voor opvang, wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.
HOOFDSTUK 4 REGELS VOOR EEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 11. Regels voor pgb Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een pgb verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een pgb alleen wordt verstrekt indien de cliёnt dit gemotiveerd vraagt (zie artikel 2.3.6, tweede lid, onder b). Met behoud van de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103). Het tweede lid geeft aan dat het in beginsel niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren. Het derde tot en met vijfde lid berusten op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich
23 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een pgb. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Ten aanzien van het zesde lid is van belang dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34) de regering heeft aangegeven dat onder dit sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar. Ingeval ook hiervoor een pgb wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt (artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet). Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet).
HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR BIJDRAGE IN DE KOSTEN Artikel 12. Regels voor bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.
De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de verordening te bepalen welke eigen bijdrage een cliënt verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van eigen bijdragen. Gemeenten hebben er zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt. De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet) en in het Besluit maatschappelijke ondersteuning worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de wet). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Besluit maatschappelijke ondersteuning stelt. HOOFDSTUK 6 KWALITEITSEISEN EN MELDINGSREGELING Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 e.v. van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede
24 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van cliënten en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning.
Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. In artikel 6.1 van de wet is bepaald dat het college personen aanwijst die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet. In aanvulling op het bovenstaande regelt artikel 14 dat er door het college een regeling wordt opgesteld over het doen van meldingen en dat de toezichthoudend ambtenaar deze meldingen onderzoekt en het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Overeenkomstig het vierde lid kan het college bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. HOOFDSTUK 7 HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het eerste, tweede en vierde lid bevatten een herhaling van hetgeen al in de tekst van de wet is opgenomen (artikel 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1). Met opname van deze wettekst in de verordening wordt beoogd een compleet beeld te geven van de regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het derde lid is een ‘kan’-bepaling. Een pgb wordt verstrekt met de bedoeling dat men daarmee een voorziening treft. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van het pgb nog geen voorziening is getroffen, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing geheel of gedeeltelijk in te trekken. Deze bepaling is te zien als een verbijzondering van de bepaling in het tweede lid, onder e (dat tevens op maatwerkvoorzieningen (in natura) ziet). In artikel 2.4.1 tot en met 2.4.4 van de wet zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan het college gegeven tot het (in geldswaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Hierbij is tevens bepaald dat het college het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan invorderen. Uit de memorie van toelichting op artikel 2.4.1 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 157) wordt duidelijk dat daarnaast de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen; ‘omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.’ In het vijfde en zesde lid zijn dan ook bepalingen opgenomen die het college de bevoegdheid geven tot terugvordering van in eigendom en in bruikleen verstrekte voorzieningen.
HOOFDSTUK 8 MANTELZORGCOMPLIMENT Artikel 16. Waardering mantelzorgers Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen.
25 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
HOOFDTUK 9 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen Deze bepaling betreft een uitwerking van artikel 2.1.7 van de wet. Daarin is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. HOOFDSTUK 10 PRIJS-KWALITEITVERHOUDINGEN EN KLACHTREGELING Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4, eerste lid, van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 19. Klachtregeling De gemeente is op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn In het eerste lid is een bepaling over klachten ten aanzien van aanbieders opgenomen. Een dergelijke bepaling is verplicht op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, onder e, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten is vereist. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een klachtregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder a, van de wet). In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 57-58) staat dat cliënten in beginsel moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen. De cliënt kan ontevreden zijn over het gedrag van een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld over de wijze waarop een gesprek is gevoerd of over diens (vermeende) gebrek aan deskundigheid. Is de cliënt niet tevreden over een gedraging van de aanbieder, dan kan het ook gaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder). Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open. In het tweede lid zijn een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd
Artikel 20. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder f, van de wet, waarin is bepaald dat in ieder geval moet worden bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, vereist is. In dit artikel gaat het dus om medezeggenschap van cliënten tegenover de aanbieder. Voorheen moest de aanbieder voldoen aan de in de Wet klachtrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) gestelde regels. Onder de Wmcz werd inspraak tegenover de aanbieder reeds verwezenlijkt via de cliëntenraad. Onder de Wmo 2015 is het stellen van regels geheel aan gemeenten overgelaten. In het eerste lid is dit uitgewerkt door te bepalen dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap dienen vast te stellen. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een medezeggenschapsregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder b, van de wet).
26 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
In het tweede lid zijn een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd.
HOOFDSTUK 11 INSPRAAK Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het Wmo-beleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven. HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor lopende voorzieningen op basis van de oude verordening. In het derde lid is bepaald dat aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze nieuwe verordening zijn ingediend maar waarop bij de inwerkingtreding nog niet is beslist, worden afgedaan op grond van de nieuwe verordening. In het vierde lid is voor lopende bezwaarschriften bepaald dat deze volgens de oude verordening worden afgedaan. Daarnaast bevat de wet nog overgangsrecht voor AWBZ cliënten die overgaan naar de Wmo en voor de doelgroep beschermd wonen (zie de artikelen 8.1 tot en met 8.4 van de wet.
27 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Handhavingsverordening participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; Gelet op artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, lid 1 sub c van de IOAW en artikel 35, lid 1 c van de IOAZ; besluit vast te stellen de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen. Artikel 1. Begripsomschrijving a. het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen b. wet: Participatiewet c. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers d. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen e. bijstandsnorm: 1° toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Participatiewet, of 2° grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAW of artikel 5 van de IOAZ voor zover er sprake is van een inkomensvoorziening op grond van de IOAW of de IOAZ; f. uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ; g. belanghebbende: de persoon met een uitkering krachtens de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ. Artikel 2. Opdracht aan het college 1. Het college zorgt voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude en van misbruik en oneigenlijk gebruik en stelt hiertoe periodiek doch in elk geval eens per vier jaar een beleidsplan vast. 2. Het college maakt zoveel mogelijk gebruik van de middelen die de wet biedt om misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten tegen te gaan. 3. Het college informeert de raad periodiek over de in het eerste lid bedoelde uitvoering. Artikel 3. Terugvordering 1. Het college vordert de kosten van bijstand dan wel inkomensvoorziening terug in de gevallen die in artikel 58, lid 2 en 59 van de Participatiewet en de artikelen 25 tot en met 31 van de IOAW en de IOAZ zijn aangegeven, voor zover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet. 2. Het college stelt beleidsregels vast voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid. Artikel 4. Verhaal 1. Het college verhaalt de kosten van bijstand boven een nader door het college te bepalen bedrag, en overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 61 en 62 van de Participatiewet, voor zover zich hier geen andere wettelijke regel tegen verzet. 2. Van verhaal wordt afgezien, als daarvoor zeer dringende redenen aanwezig zijn. 3. Het college stelt beleidsregels vast voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid. Artikel 5. Afstemming Als de belanghebbende zijn verplichtingen niet of onvoldoende nakomt dan wel anderszins blijk geeft van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verlaagt het college de uitkering of de inkomensvoorziening conform de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen onverminderd de plicht van het college om een boete op te leggen bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en onverminderd de terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand of ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening. Artikel 6. Aangifte Indien een gedraging van de belanghebbende leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de verplichting de ten onrechte verstrekte bijstand of inkomensvoorziening terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door de wetgever en het Openbaar Ministerie hiervoor gehanteerde uitgangspunten. Artikel 7. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende. Artikel 8. Intrekken oude verordening De Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen wordt ingetrokken. Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
28 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen.
29 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Toelichting Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 Algemeen De Participatiewet schrijft voor dat de gemeente een verordening moet opstellen die de handhaving regelt. De letterlijke tekst van het artikel 8b Participatiewet luidt: “De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.” Er worden geen eisen gesteld aan de inhoud van het beleid. Het doel is voor te schrijven dat regels worden gesteld voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen bijstand en van misbruik en oneigenlijk gebruik, Het stellen van regels is verplicht. De IOAW en de IOAZ schrijven evenals de Participatiewet voor dat de gemeenteraad regels vast stelt met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet in het kader van het financiële beheer.. Gezien de verwantschap tussen deze wetten en uit een oogpunt van deregulering en efficiency is gekozen voor een combiverordening. Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld. Artikel 1. Begripsomschrijving Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen. Onder uitkeringsgerechtigden met een uitkering ingevolge de Participatiewet worden mede verstaan mensen met een uitkering krachtens het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Artikel 2. Opdracht aan het college Dit artikel legt de verantwoordelijkheid voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Participatiewet en de IOAW/IOAZ neer bij het college. Het college dient in ieder geval eenmaal per vier jaar een beleidsplan op te stellen. Daarnaast krijgt het college de opdracht om de gemeenteraad periodiek te informeren over de uitvoering en de resultaten op het gebied van handhaving. Met het tweede lid wordt tot uitdrukking gebracht dat de bijstand en de inkomensvoorziening alleen bestemd zijn voor hen die daar recht op hebben. Het college heeft de plicht alle mogelijke middelen in te zetten om de rechtmatigheid van de uitkeringen te waarborgen. Artikel 3. Terugvordering Terugvordering is een bevoegdheid van de gemeente. Zoals in het algemene deel van deze toelichting al is vermeld, is terugvordering van teveel betaalde bijstand als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht echter een verplichting van het college geworden. Met dit artikel spreekt de gemeenteraad uit dat van de bevoegdheid tot terugvordering in de overige gevallen gebruik wordt gemaakt De regels omtrent de terugvordering zijn vastgelegd in de door het college vastgestelde Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet. Deze zijn ook van toepassing op de IOAW en IOAZ. Artikel 4. Verhaal Ook verhaal (op derden zoals de onderhoudsplichtige) is een bevoegdheid. Met dit artikel spreekt de gemeenteraad uit dat van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Ook dit onderdeel is nader uitgewerkt in de bij de toelichting van artikel 3 genoemde beleidsregels. Artikel 5. Afstemming Wanneer de cliënt onvolledige of onjuiste informatie verstrekt, waardoor teveel bijstand is betaald, wordt deze bijstand teruggevorderd en wordt een boete opgelegd. Bij het niet nakomen van andere verplichtingen, zoals het niet nakomen van de arbeidsvoorwaarden, de medewerkingsplicht en andere opgelegde verplichtingen, kan de uitkering of de inkomensvoorziening (tijdelijk) worden verlaagd conform de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen. Dat kan ook als de belanghebbende blijk geeft van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Deze verlaging is bedoeld om het nakomen van de verplichtingen en de hoogte van de uitkering op elkaar af te stemmen en heeft daarmee het karakter van gedragscorrectie. Artikel 6. Aangifte Het aanwenden van strafvorderlijke bevoegdheden kan slechts aan de orde zijn bij het redelijk vermoeden dat het nadeel € 50.000,00 of meer bedraagt.
30 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); besluit vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen; b. wet: Participatiewet; c. bijstandsnorm: 1° toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet, of 2° grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) voor zover er sprake is van een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ; d. uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ; e. bijzondere bijstand: bijzondere bijstand met toepassing van artikel 12 van de wet; f. belanghebbende: persoon die een uitkering aanvraagt of ontvangt; g. maatregel: verlagen van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede, vijfde en zesde lid van de wet, artikel 20 en artikel 38, twaalfde lid van de IOAW en artikel 20 en artikel 38, twaalfde lid van de IOAZ; h. geüniformeerde arbeidsverplichtingen: arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, waarvoor bij schending een maatregel van 100 procent moet worden opgelegd gedurende ten minste een maand en ten hoogste drie maanden; i. niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen: overige arbeidsverplichtingen. Artikel 2. Het besluit tot opleggen van een maatregel In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: a. de reden van de maatregel; b. de duur van de maatregel; c. het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd; en d. indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel. Artikel 3. Horen van belanghebbende 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt een belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. 2. Het horen van een belanghebbende kan achterwege blijven als: a. de vereiste spoed zich daartegen verzet; b. belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; c. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid; of d. belanghebbende aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken.
Artikel 4. Afzien van een maatregel 1. Het college ziet af van een maatregel als: a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of b. de gedraging meer dan 12 maanden geleden heeft plaatsgevonden. 2. Het college kan afzien van een maatregel als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht als bedoeld in artikel 18, tiende lid, van de wet. 3. Indien het college afziet van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt een belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. 4. Het college kan de maatregel op een lager niveau of op nul vaststellen op grond van artikel 18, eerste lid en tiende lid, van de wet. 5. Bij toepassing van het vierde lid wordt de maatregel op 50 procent vastgesteld. Artikel 5. Ingangsdatum en tijdvak van een maatregel
31 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Een maatregel wordt toegepast op de uitkering of op de bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet over de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van de maatregel aan een belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm. Artikel 6. Berekeningsgrondslag 1. Een maatregel wordt berekend over de bijstandsnorm. 2. In afwijking van het eerste lid kan een maatregel worden berekend over de bijzondere bijstand als er aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet. 3. Bij toepassing van het tweede lid moet in deze verordening het begrip ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘bijstandsnorm inclusief de op grond van artikel 12 van de Participatiewet verleende bijzondere bijstand’. Hoofdstuk 2. Niet nakomen van de niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen Artikel 7. Gedragingen niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de wet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: a. eerste categorie: het zich niet of niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de registratie niet of niet tijdig laten verlengen; b. tweede categorie: het niet of onvoldoende naar vermogen verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet; c. derde categorie: 1: het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a, van de wet; 2: de verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet onvoldoende nakomen, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de wet; : 3 het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen in de gemeente van inwoning. Artikel 8. Gedragingen arbeidsverplichtingen IOAW en IOAZ Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen, of een arbeidsverplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de IOAW of de artikelen 37 en artikel 38 van de IOAZ niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: a. eerste categorie: het zich niet of niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de registratie niet of niet tijdig laten verlengen; b. tweede categorie: het niet of onvoldoende naar vermogen verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAZ verrichten; c. derde categorie: e 1 het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening; e 2 het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen; e 3 het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid of het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; e 4 het niet nalaten van hetgeen inschakeling in de arbeid belemmert. Artikel 9. Hoogte en duur van de maatregel 1. De maatregel, bij gedragingen als bedoeld in de artikelen 7 en 8, wordt vastgesteld op : a. 10 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie; b. 20 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie; c. 100 procent van de bijstandnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie. 2. Alvorens het college overgaat tot het toepassen van de maatregel voor de gedraging als bedoeld in artikel 7 en 8, eerste categorie, van deze verordening, wordt een belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van een daartoe strekkend verzoek, zich als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te registreren of de registratie te laten verlengen. Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen Artikel 10. Hoogte en duur maatregel bij schending geüniformeerde arbeidsverplichtingen
32 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet, niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de maatregel 100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand. Artikel 11. Verrekenen maatregel 1. De maatregel als bedoeld in artikel 10, wordt toegepast over de maand van oplegging. 2. Als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de maatregel worden toegepast over de maand van oplegging en de daarop volgende twee maanden. 3. Bij toepassing van lid 2 wordt over de eerste maand ten minste 1/3 van het bedrag van de maatregel verrekend. Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel Artikel 12. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 1. Een maatregel wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet,wordt afgestemd op het benadelingsbedrag. 2. De maatregel wordt vastgesteld op: a. 10 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag tot 1000 euro; b. 20 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag vanaf 1000 euro tot 2000 euro; c. 100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag vanaf 2000 euro. Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen 1. Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, of personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet, wordt er een maatregel opgelegd van 100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand. 2. Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW of IOAZ, wordt er een maatregel opgelegd van 100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand. Artikel 14. Niet nakomen van overige verplichtingen Als een belanghebbende een door het college opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, wordt er een maatregel toegepast. De maatregel wordt vastgesteld op: a. 10 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand; b. 20 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand; c. 100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot beëindiging van de bijstand. Hoofdstuk 5. Samenloop en recidive Artikel 15. Samenloop van gedragingen 1. Als er sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichtingen, dan wordt er één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel wordt er uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste maatregel is gesteld. 2. Als er sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichtingen, dan wordt er voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit, gezien de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende niet verantwoord is. 3. Als er sprake is van een gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid, van de wet, genoemde verplichting, dan beoordeelt het college welke sanctie er wordt opgelegd. Er wordt geen maatregel opgelegd, voor zover er voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd. 4. Als er sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid van de wet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt er voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd, tenzij dit gelegd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is. Artikel 16. Recidive 1. Als een belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is toegepast, vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, zich opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, dan bedraagt de maatregel 100 procent van de uitkering gedurende twee maanden.
33 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
2. Als een belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is toegepast, vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 7, 8, 12, 13 of 14 van deze verordening, zich opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, dan wordt telkens de duur van de oorspronkelijke maatregel verdubbeld. Hoofdstuk 6. Blijvende of tijdelijke samenloop bij weigeren IOAW/IOAZ Artikel 17. Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ Als het college de uitkering op grond van artikel 20, tweede lid, van de IOAW of artikel 20, eerste lid, van de IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een maatregel zou kunnen leiden, blijft een maatregel ter zake van die gedraging achterwege. Hoofdstuk 7. Slotbepalingen Artikel 18. Intrekken oude verordening De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Velsen 2013 en de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Velsen 2013 worden ingetrokken. Artikel 19. Overgangsrecht Het regime van deze verordening is van toepassing op maatregelwaardige gedragingen van vóór 1 januari 2015, tenzij de op te leggen maatregel zwaarder is dan die op basis van de oude verordening Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen. Toelichting Algemeen Rechten en plichten in de Participatiewet De gemeente heeft een verantwoordelijkheid voor de invulling van de rechten en plichten van bijstandsgerechtigden. Mede gelet op de rechtszekerheid van een bijstandsgerechtigde moet het gemeentelijk beleid vastgelegd worden in een verordening. Rechten en plichten zijn twee kanten van één medaille. Het recht op algemene bijstand is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk te worden van de uitkering. Artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet, spreekt over het afstemmen van de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van een belanghebbende. In deze bepaling wordt benadrukt dat het vaststellen van de hoogte van de uitkering en de daaraan verbonden verplichtingen voor bijstandsgerechtigden maatwerk is. Daarbij moet recht worden gedaan aan de individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden van bijstandsgerechtigden. Artikel 18, tweede lid, van de Participatiewet, legt een directe koppeling tussen de rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden: het recht op een uitkering is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk te worden van de uitkering. Dit betekent dat de vaststelling van de hoogte van de uitkering niet alleen afhangt van de toepasselijke uitkeringsnorm en de beschikbare middelen van de bijstandsgerechtigde, maar ook van de mate waarin de verplichtingen worden nagekomen. Wanneer het college tot het oordeel komt dat een bijstandsgerechtigde zijn verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt, verlaagt het de uitkering. Er is dus geen sprake van een bevoegdheid, maar van een verplichting. Alleen wanneer iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, ziet het college af van een dergelijke maatregel. Het college moet niettemin bij de vaststelling van de maatregel rekening houden met de persoonlijke omstandigheden en de individueel vastgestelde verplichtingen. Het college kan dan ook van een maatregel afzien als het college daartoe zeer dringende reden aanwezig acht. Met ingang van 1 januari 2015 zijn in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, geüniformeerde arbeidsverplichtingen opgenomen. Voor schending van deze verplichtingen, geldt dat de bijstand in beginsel moet worden verlaagd met honderd procent gedurende één tot drie maanden. In de verordening moet de duur van de maatregel worden vastgelegd (artikel 18, vijfde lid, van de Participatiewet). Is er afgezien van een maatregel wegens het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid, dan is het niet mogelijk om bij recidive de gedraging mee te tellen. Is er vanwege afstemming op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet, of vanwege dringende redenen op grond van artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet, van een maatregel afgezien, dan is er bij recidive geen reden om de betreffende gedraging buiten beschouwing te laten. Wordt een maatregel voor een langere duur dan drie maanden opgelegd, dan zal het college de maatregel aan een herbeoordeling moeten onderwerpen. Dat volgt uit artikel 18, derde lid, van de Participatiewet. Bij een
34 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
dergelijke herbeoordeling hoeft er niet opnieuw een besluit te worden genomen waarbij alle feiten en omstandigheden opnieuw tegen het licht worden gehouden. Het heeft slechts als doel vast te stellen of belanghebbende tussentijds (binnen de periode waarover de maatregel zich uitstrekt) blijk heeft gegeven van een zodanige gedragsverandering of dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden, dat er aanleiding bestaat de eerder opgelegde maatregel in zwaarte of duur bij te stellen (zie CBvB 19-04-2011, nr. 10/4882 WWB). Artikel 18, derde lid, van de Participatiewet, is naar het oordeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet van toepassing als er sprake is van schending van een van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen. Voor de geüniformeerde arbeidsverplichtingen is artikel 18, elfde lid, van de Participatiewet van toepassing. Dit betreft de zogenaamde inkeerbepaling. Deze houdt in dat, zodra uit de houding en gedraging van een belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij een geüniformeerde arbeidsverplichting weer nakomt, de maatregel een einde neemt, ook als de periode waarin de maatregel is opgelegd nog niet is verstreken. Het verschil tussen artikel 18, derde lid, en artikel 18, elfde lid, van de Participatiewet, is dat artikel 18, elfde lid, pas wordt toegepast als belanghebbende daarom vraagt. Een maatregel krachtens de maatregelenverordening is een reparatoire sanctie. Als een betreffende gedraging ook een strafbaar feit oplevert, bijvoorbeeld als een belanghebbende zich zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de Participatiewet, dan kan een belanghebbende hier strafrechtelijk voor worden vervolgd. Ondanks het feit dat de maatregel geen strafrechtelijke sanctie is, kunnen de maatregel en de strafvervolging niet naast elkaar bestaan als er sprake is van hetzelfde rechtsfeit. Het ‘ne bis in idem’ staat daaraan in de weg. Afstemmen in de IOAW en de IOAZ Sinds 1 juli 2010 heeft het college de mogelijkheid om op grond van artikel 20 van de IOAW en artikel van de 20 IOAZ een IOAW- IOAZ-uitkering te verlagen of te weigeren als een belanghebbende de aan het recht op uitkering verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt. Het gemeentelijk beleid daaromtrent moet op grond van artikel van de 35 IOAW en artikel 35 van de IOAZ worden vastgelegd in een verordening. De verlaging van de uitkering komt in de plaats van het boete- en maatregelenregime, waarbij moet worden aangetekend dat de mogelijkheid om een boete op te leggen al per 1 januari 2010 is vervallen. Niet verlenen van medewerking Het niet verlenen van medewerking zal niet snel aanleiding geven tot maatregel van de bijstand. Het belangrijkste voorbeeld van de medewerkingsplicht is het toestaan van een huisbezoek. In de praktijk zal het niet toestaan van een huisbezoek echter leiden tot beëindiging of intrekking van het recht op bijstand omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Het verlagen van de bijstand is in dat geval niet aan de orde. Het niet voldoen aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen, valt ook onder het niet voldoen aan de medewerkingsplicht. In de praktijk betreft het veelal oproepen voor gesprekken om bepaalde inlichtingen te verstrekken, zodat het niet verschijnen dan wordt gezien als het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Daarom is ervoor gekozen het niet verlenen van medewerking zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet, niet als maatregelswaardige gedraging op te nemen in deze verordening. Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Bijstandsnorm Onder de ‘bijstandsnorm’ wordt in deze verordening verstaan de in de situatie van belanghebbende geldende bijstandsnorm. Dit is de toepasselijke norm, vermeerderd met toeslagen, en verminderd met verlagingen, alles inclusief vakantietoeslag. Voor zover er sprake is van een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ, wordt onder bijstandsnorm verstaan de toepasselijke grondslag zoals bedoeld in artikel 5 van de IOAW en artikel 5 van de IOAZ. Artikel 2. Het besluit tot opleggen van een maatregel Het verlagen van een uitkering op grond van deze verordening vindt plaats door middel van een besluit. Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar en beroep indienen. In dit artikel is aangegeven wat er in het besluit in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Awb en dan vooral uit het motiveringsvereiste. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in dat een besluit kenbaar is en van een deugdelijke motivering is voorzien.
35 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 3. Horen van de belanghebbende Het horen bedoeld in dit artikel ziet het college in het licht van een goede voorbereiding van het besluit. De betekenis die het horen kan hebben in het kader van rechtsbescherming van de belanghebbende staat hier niet voorop. Daar is voldoende ruimte voor in de bezwaarprocedure. Horen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Naast de mogelijkheid om schriftelijk zijn zienswijze bekend te maken, kan de belanghebbende eventueel ook telefonisch of mondeling gehoord worden. De zienswijze van belanghebbende wordt vastgelegd in de rapportage. Er kan van horen worden afgezien indien de belanghebbende eerder in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Ook bij onverwijlde spoed kan er worden besloten om de belanghebbende niet te horen. Er moet dan wel sprake zijn van objectiveerbare spoed. Bijvoorbeeld wanneer de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt en (verdere) schade moet worden voorkomen. Tot slot kan er van horen worden afgezien wanneer het naar het oordeel van het college niets toevoegt aan de bepaling van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid. Artikel 4. Afzien van maatregel Afzien van verlagen wegens het ontbreken van verwijtbaarheid Het afzien van het opleggen van een maatregel “indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt", is overgenomen uit artikel 18, negende lid, van de Participatiewet, respectievelijk artikel 20, derde lid, van de IOAW en artikel 20, derde lid, van de IOAZ. Het is aan het college om te beoordelen of elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt aan het betreffende gedrag. Is er vanwege de afwezigheid van elke vorm van verwijtbaarheid afgezien van een maatregel, dan is het niet mogelijk om bij toepassing van recidive deze gedraging mee te tellen (zie artikel 16 van deze verordening). Is er vanwege de afstemming op grond van artikel 18, eerste of tiende lid, van de Participatiewet van een maatregel afgezien, dan is dat geen reden om de betreffende gedraging buiten beschouwing te laten in geval van recidive. Afzien van verlagen wegens verjaring Een andere reden om af te zien van het opleggen van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit (“lik op stuk”) is het nodig dat een maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd. Om deze reden regelt artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van deze verordening dat het college geen maatregelen oplegt voor gedragingen die langer dan 12 maanden geleden hebben plaatsgevonden. Dit heeft tevens als voordeel dat een uitkeringsgerechtigde niet te lang in onzekerheid wordt gehouden over de vraag of het college overgaat tot het opleggen van een maatregel. Afzien van verlagen wegens dringende redenen In het tweede lid is geregeld dat er kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. De verordening stelt een algemene verplichting tot het opleggen van een maatregel voorop. Uitzonderingen moeten echter mogelijk zijn als er voor de belanghebbende onaanvaardbare consequenties zouden optreden. Uit het woord "dringend" blijkt dat er wel iets heel bijzonders en uitzonderlijks aan de hand moet zijn, wil een afwijking van het algemene principe gerechtvaardigd zijn. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan dus niet op voorhand worden vastgelegd. Er kan worden gedacht aan enerzijds een mindere mate van verwijtbaarheid ten aanzien van de gedraging en anderzijds aan de financiële of sociale gevolgen voor belanghebbende en/of diens gezin. Daarbij moet worden opgemerkt dat ernstige financiële gevolgen op zichzelf geen reden zijn om van een maatregel af te zien, omdat dit inherent is aan het verlagen van een uitkering. Afzien verlagen ook mogelijk bij geüniformeerde arbeidsverplichtingen De wet schrijft bij overtreding van een geüniformeerde arbeidsverplichting een afstemming voor van honderd procent van de bijstand gedurende één tot drie maanden. Op grond van artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet moet het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel afstemmen op de omstandigheden van een belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven. Dit als - volgens het college - dringende redenen daartoe noodzaken, gelet op bijzondere omstandigheden. Op grond van bijzondere omstandigheden kan het college besluiten de maatregel op een lager niveau, of op nul vaststellen. Bij het afstemmen op een lager niveau wordt standaard een percentage van 50 gehanteerd. Schriftelijke mededeling in verband met recidive Het doen van een schriftelijke mededeling in een beschikking dat het college afziet van het opleggen van een maatregel wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive (artikel 4, derde lid). Het opleggen van een maatregel bij recidive is geregeld in artikel 16. Artikel 5. Ingangsdatum en tijdvak van een maatregel Het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode van het opleggen van een maatregel. Dan hoeft er niet te worden overgegaan tot herziening van de uitkering en terugvordering van het te veel betaalde bedrag. In de praktijk zal dit meestal inhouden dat een maatregel wordt 36 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, die volgt op de kalendermaand waarin het besluit bekend is gemaakt. Voor de berekening van de hoogte van de maatregel moet er worden uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm. Het college heeft ervoor gekozen om uitsluitend een maatregel in de toekomst op te leggen. Artikel 6. Berekeningsgrondslag Bijstandsnorm In het eerste lid is het uitgangspunt vastgelegd dat een maatregel wordt berekend over de bijstandsnorm. Onder de bijstandsnorm wordt verstaan de wettelijke norm, inclusief gemeentelijke toeslag of verlaging en inclusief vakantietoeslag. Bij een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ wordt er gekeken naar de grondslag als bedoeld in artikel 5 van de IOAW respectievelijk van de IOAZ. Bijzondere bijstand In het tweede lid is bepaald dat een maatregel ook kan worden toegepast op de bijzondere bijstand als er aan een belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet. Personen tussen de 18 en 21 jaar ontvangen een lage jongerennorm, die, indien noodzakelijk, wordt aangevuld door middel van aanvullende bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud. Als een maatregel uitsluitend op de lage jongerennorm wordt opgelegd, dan zou dit leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van de 21-jarigen. Daarom is er in het derde lid geregeld dat de berekeningsgrondslag in dat geval bestaat uit de bijstandsnorm, inclusief de verleende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet. Artikel 7. Gedragingen niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen Participatiewet Dit artikel formuleert schending van niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen. Niet of onvoldoende nakomen van niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen Artikel 18, tweede lid, van de WWB zoals dat luidde vóór 1 januari 2015, bepaalt dat het college moet afstemmen als een belanghebbende de verplichtingen "niet of onvoldoende nakomt". Met het huidige artikel 18, tweede lid, van de Participatiewet wordt dit gewijzigd in "het niet nakomen van de verplichtingen". Het woord "onvoldoende" valt hiermee weg. Gemeend wordt dat de wetgever hiermee echter geen inhoudelijke wijziging heeft beoogd en dat dit moet worden gelezen als het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen. Om onduidelijkheid hierover te voorkomen is daarom in artikel 7 bepaald dat er sprake is van een verwijtbare gedraging bij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen. Inspanningen in eerste vier weken na de melding De plicht tot arbeidsinschakeling geldt vanaf datum melding (zie artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet). Specifiek voor personen jonger dan 27 jaar geldt dat zij worden beoordeeld op hun inspanningen in de eerste vier weken na de melding (artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet). Is er geen enkele inspanning verricht, dan bestaat er op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet, geen recht op bijstand. Zijn er wel inspanningen verricht, maar naar het oordeel van het college onvoldoende, dan verlaagt het college de uitkering.
Artikel 9. Hoogte en duur van de maatregel Dit artikel bepaalt de hoogte en duur van de maatregel bij het niet of onvoldoende nakomen van nietgeüniformeerde arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9 en 55 van de Participatiewet en het niet of onvoldoende nakomen van arbeidsverplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ . Als een belanghebbende zich niet of niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de registratie niet of niet tijdig laat verlengen, biedt het college eerst een hersteltermijn van twee weken alvorens over te gaan tot het opleggen van de maatregel. Dit is geregeld in het tweede lid van artikel 9. Artikel 10. Hoogte en duur maatregel bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting De eerste keer dat het college een verwijtbaar niet-naleven van een geüniformeerde arbeidsverplichting vaststelt, bedraagt de maatregel honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand (artikel 18, vijfde lid, eerste volzin, van de Participatiewet). Het gaat om de onderstaande verplichtingen van artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet: a. het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; b. het uitvoering geven aan de door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau; c. het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid in een andere dan de gemeente van inwoning, alvorens naar die andere gemeente te verhuizen;
37 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
d. bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van 3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; e. bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en de belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan; f. het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; g. het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag; h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Artikel 11. Verrekenen maatregel Het college heeft de mogelijkheid bij maatregel van de bijstand wegens schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting, de maatregel te verrekenen als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit is geregeld in het tweede lid. Verrekening geschiedt over de maand van oplegging van de maatregel en ten hoogste over de twee daaropvolgende maanden. Artikel 18, vijfde lid, van de wet, bepaalt dat bij verrekening van de maatregel over de eerste maand minimaal een derde van het bedrag van de maatregel moet worden verrekend. De raad heeft ervoor gekozen gebruik te maken van de mogelijkheid tot verrekening over drie maanden, omdat bij verrekening van 100 procent in één maand het risico groot is dat belanghebbende in financiële problemen zal raken. Bij schending van niet-geüniformeerde, of overige verplichtingen is verrekening niet mogelijk. Verrekening is evenmin mogelijk bij recidive. Dit volgt uit artikel 18, zesde zevende en achtste lid, van de wet. Wanneer een belanghebbende tot inkeer komt, dan kan de maatregel worden stopgezet en ontvangt belanghebbende weer de volledige uitkering. Dit is bepaald in artikel 18, elfde lid, van de wet. Het gaat hier om een facultatieve bepaling . Artikel 12. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid Aan de wet ligt het beginsel ten grondslag dat iedereen in eerste instantie in zijn eigen bestaan(skosten) dient te voorzien. Pas wanneer dat niet mogelijk is, kan men een beroep doen op bijstand. Hoofdregel is dus dat iedereen alles zal moeten doen en nalaten om een beroep op bijstand te voorkomen. Leidt een gedraging ertoe dat belanghebbende eerder, langer of voor een hoger bedrag is aangewezen op bijstand, dan is er veelal sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Hiervan is in ieder geval sprake bij de volgende gedragingen: het te snel interen van vermogen; het door eigen schuld verliezen van het recht op een uitkering; het door eigen schuld te laat aanvragen van een voorliggende voorziening. Op grond van artikel 12 van deze verordening kan er een maatregel worden opgelegd wegens het betonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de hoogte van het benadelingsbedrag. Dat is het gedeelte van de uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt gedaan. Bij een benadelingsbedrag tot 1000 euro bedraagt de maatregel een percentage van 10, bij een benadelingsbedrag van 1000 tot 2000 euro percentage van 20, en bij een benadelingsbedrag van 2000 euro of meer een percentage van 100 van de bijstandsnorm. Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen Participatiewet Onder de term 'zeer ernstige misdraging' dient in elk geval te worden verstaan: elke vorm van ongewenst en agressief fysiek contact met een persoon of het ondernemen van pogingen daartoe. Hieronder valt bijvoorbeeld schoppen, slaan of het (dreigen met) gooien van voorwerpen naar een persoon. Ook het toebrengen van schade aan een gebouw of inventarisonderdeel, evenals het ondernemen van pogingen daartoe in enige vorm wordt als zeer ernstige misdraging gezien. Handelingen die door hun grote en mogelijk blijvende impact op de desbetreffende persoon of personen grote invloed hebben zoals het opzetten van gerichte lastercampagnes, seksuele intimidatie, het tonen van steek en/of vuurwapens evenals (pogingen tot) opsluiting in een ruimte, zijn eveneens als zeer ernstige misdraging te beschouwen. Ook verbaal geweld valt onder de noemer 'zeer ernstige misdraging'. Het gaat dus om alle vormen van zeer ernstige misdragingen tegenover de met de uitvoering van de Participatiewet belaste personen en instanties (college, Sociale Verzekeringsbak, IJmond Werkt! en reintegratiebedrijven) tijdens het verrichten van hun werkzaamheden. Met de zinsnede 'tijdens het verrichten van de werkzaamheden' wordt aangegeven dat de misdraging dient plaats te vinden in het kader van de uitvoering van de Participatiewet. Dat is anders als betrokkenen elkaar buiten werktijd tegen komen: dan is alleen het strafrecht van toepassing. 38 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Met ingang van 1 januari 2015 is de verplichting om zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen een zelfstandige verplichting die is opgenomen in artikel 9, zesde lid, van de Participatiewet. Deze verplichting staat dus op zichzelf. Vóór 1 januari 2015 was dit een onzelfstandige verplichting. Om een belanghebbende te sanctioneren wegens zeer ernstige misdragingen, moest er sprake zijn van een samenhang tussen de zeer ernstige misdragingen met het niet nakomen van een of meer verplichtingen die voortvloeiden uit de toenmalige WWB, IOAW of IOAZ. IOAW en IOAZ Onder de term ‘zeer ernstige misdragingen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel wordt beschouwd. Ook verbaal geweld valt onder de noemer 'zeer ernstige misdraging'. Het college kan alleen een maatregel opleggen als er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en (mogelijke) belemmeringen bij het vaststellen van het recht op een uitkering. De IOAW en IOAZ bevatten immers geen afzonderlijke plicht tot het nalaten van zeer ernstige misdragingen. Het recht op uitkering kan daarom alleen worden afgestemd wegens het zich zeer ernstig misdragen als dit heeft plaatsgevonden bij het (niet) nakomen van een (andere) aan de uitkering verbonden verplichting. Vandaar dat er in het tweede lid wordt bepaald dat de zeer ernstige misdragingen moeten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van IOAW of IOAZ. Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt, geheel los van een (andere) aan de uitkering verbonden verplichting - hij komt bijvoorbeeld uit eigen beweging stennis maken - dan is er binnen de IOAW en IOAZ tegen deze gedraging geen sanctie mogelijk. Artikel 14. Niet nakomen van overige verplichtingen De wet geeft het college in artikel 55 de bevoegdheid om personen verplichtingen op te leggen die volledig individueel bepaald zijn. Het gaat onder meer om: verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand, bijvoorbeeld het zich, op advies van een arts, onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard (voorbeeld bij a); verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand, bijvoorbeeld het aanvragen van heffingskortingen of alimentatie (voorbeeld bij b); verplichtingen die strekken tot beëindiging van de bijstand, bijvoorbeeld het aanvragen van een voorliggende voorziening, zoals een (toeslag op een) uitkering bij het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen of bij de Sociale Verzekeringsbank (voorbeeld bij c). Is er sprake van schending van een van de bovengenoemde verplichtingen, dan moet de bijstand worden verlaagd op grond van artikel 18 lid 2 van de wet en artikel 14 van deze verordening. In hoeverre er een beroep op bijstand moet worden gedaan, komt tot uitdrukking in percentages. Bij algemene verplichtingen bedraagt de maatregel 10 procent, bij verplichtingen waarbij het beroep op bijstand minder wordt 20 procent en bij verplichtingen waarbij het beroep op bijstand komt te vervallen 100 procent van de bijstandsnorm. Omdat de verplichtingen die het college op grond van artikel 55 van de wet kan opleggen een zeer individueel karakter hebben, kan het voorkomen dat de in de verordening vastgestelde maatregel niet is afgestemd op de individuele omstandigheden van een belanghebbende. Het college zal daarom altijd rekening moeten houden met de individualiseringsbepaling van artikel 18, eerste lid, van de wet. Deze bepaling verplicht het college de bijstand af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van een belanghebbende. In individuele gevallen kan er dus worden afgeweken van de in de verordening artikel vastgestelde maatregel. Artikel 15. Samenloop van gedragingen Samenloop bij één gedraging waardoor er meerdere verplichtingen worden geschonden Het eerste lid regelt samenloop als er sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere verplichtingen die zijn genoemd in deze verordening, in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, of in beide regelingen. In dat geval wordt er één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en de duur van de maatregel wordt er uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste maatregel is gesteld. Samenloop bij meerdere gedragingen waardoor er één of meerdere verplichtingen worden geschonden Het tweede lid regelt samenloop als er sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere verplichtingen die zijn genoemd in deze verordening, in artikel 18, vierde lid, van de wet, of in beide regelingen. In dat geval wordt er voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden in principe gelijktijdig opgelegd. Hiervan kan worden afgeweken als dit niet verantwoord is, gezien de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Afstemming dient dan plaats te vinden op grond van artikel 18, eerste of tiende lid, van de wet. Samenloop met een bestuurlijke boete
39 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Het derde en vierde lid regelen in hoeverre er een maatregel moet worden opgelegd, als er sprake is van een maatregelwaardige gedraging die tevens een boetewaardige gedraging is. Het college moet beoordelen welke sanctie er wordt opgelegd. Wordt er een boete wordt opgelegd, dan wordt er geen maatregel meer opgelegd. Indien er sprake is van één gedraging die zowel schending van een in deze verordening opgenomen verplichting als schending van de inlichtingenplicht oplevert, kan de schending van deze verplichtingen niet gezamenlijk worden afgedaan, omdat schending van de inlichtingenplicht (wettelijk) is geregeld in de vorm van een bestuurlijke boete. In het geval zich de situatie voordoet dat er sprake is van samenloop tussen de bestuurlijke boete en afstemming dient het college in het individuele geval te beoordelen welke sanctie er wordt opgelegd. Bij samenloop door één gedraging ligt het voor de hand één sanctie op te leggen, waarbij de zwaarste sanctie wordt opgelegd, ongeacht of dit een boete of afstemming is. Bij samenloop door meerdere gedragingen ligt het voor de hand de gedraging te sanctioneren door het opleggen van een bestuurlijke boete voor zover er sprake is van een gedraging waarin ook een beboetbare gedraging zit. Daarnaast kan het college in dit geval nog een of meer maatregelen (op grond van de afstemmingsverordening) opleggen, waarbij er bij de hoogte van de afstemming zo nodig rekening kan worden gehouden met de boete en de eventuele andere maatregelen. Samenloop met een bestuurlijke boete Het derde en vierde lid regelen in hoeverre er een maatregel moet worden opgelegd, als er sprake is van een maatregelwaardige gedraging die tevens een boetewaardige gedraging is. Het college moet beoordelen welke sanctie er wordt opgelegd. Wordt er een boete wordt opgelegd, dan wordt er geen maatregel meer opgelegd. Indien er sprake is van één gedraging die zowel schending van een in deze verordening opgenomen verplichting als schending van de inlichtingenplicht oplevert, kan de schending van deze verplichtingen niet gezamenlijk worden afgedaan, omdat schending van de inlichtingenplicht (wettelijk) is geregeld in de vorm van een bestuurlijke boete. In het geval zich de situatie voordoet dat er sprake is van samenloop tussen de bestuurlijke boete en afstemming dient het college in het individuele geval te beoordelen welke sanctie er wordt opgelegd. Bij samenloop door één gedraging ligt het voor de hand één sanctie op te leggen, waarbij de zwaarste sanctie wordt opgelegd, ongeacht of dit een boete of afstemming is. Bij samenloop door meerdere gedragingen ligt het voor de hand de gedraging te sanctioneren door het opleggen van een bestuurlijke boete voor zover er sprake is van een gedraging waarin ook een beboetbare gedraging zit. Daarnaast kan het college in dit geval nog een of meer maatregelen (op grond van de afstemmingsverordening) opleggen, waarbij er bij de hoogte van de afstemming zo nodig rekening kan worden gehouden met de boete en de eventuele andere maatregelen. Artikel 16. Recidive Recidive schending geüniformeerde arbeidsverplichting (eerste lid van deze verordening) Is er sprake van het niet of onvoldoende nakomen van een geüniformeerde arbeidsverplichting binnen twaalf maanden nadat er aan een belanghebbende een eerste maatregel is opgelegd wegens schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting, dan bedraagt de maatregel op grond van artikel 18, zesde lid, van de wet, honderd procent gedurende twee maanden. Bij een derde, vierde en volgende schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting, telkens binnen twaalf maanden na oplegging van de vorige maatregel, bedraagt de maatregel op grond van artikel 18, zevende en achtste lid van de wet, honderd procent gedurende drie maanden. Recidive overige verwijtbare gedragingen (tweede lid van deze verordening)Als er binnen twaalf maanden na een eerste verwijtbare gedraging wederom sprake is van een verwijtbare gedraging waarmee dezelfde verplichting wordt geschonden, dan wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur van de maatregel. Met de eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging bedoeld die aanleiding is geweest tot een maatregel, ook als er wegens dringende redenen op grond van artikel 4, tweede lid, van deze verordening of op grond van artikel 18, eerste of tiende lid, van de wet is afgezien van het opleggen van een maatregel. Is er vanwege de afwezigheid van elke vorm van verwijtbaarheid afgezien van een maatregel, dan is het niet mogelijk om bij toepassing van recidive deze gedraging mee te tellen. Voor het bepalen van de aanvang van de termijn van twaalf maanden, geldt het tijdstip waarop het besluit waarmee de maatregel is opgelegd, is verzonden. Telkens wordt de duur van de oorspronkelijke maatregel verdubbeld. Dit is de maatregel die geldt bij een eerste schending van de verplichting. Er is expliciet niet voor gekozen om de duur van de vorige maatregel te verdubbelen. Uitgangspunt is verdubbeling van de hoogte of de duur van de oorspronkelijke maatregel. Hiermee wordt stapeling van verdubbeling van de maatregel voorkomen. Eenzelfde gedraging vereist voor recidive Voor recidive als bedoeld in het eerste en tweede lid is vereist dat er sprake moet zijn van "eenzelfde verwijtbare gedraging" als de gedraging waarvoor de eerste maatregel is opgelegd. Is dit niet het geval, dan moet de verwijtbare gedraging worden aangemerkt als een eerste schending van een verplichting.
40 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 17. Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ Het college is op grond van artikel 20, eerste lid, van de IOAW en artikel 20, tweede lid, van de IOAZ bevoegd de uitkering blijvend of tijdelijk te weigeren als een belanghebbende, kort gezegd, inkomen uit arbeid had kunnen verwerven, maar dit nalaat. Dit is een discretionaire bevoegdheid van het college. De vraag of er een maatregel moet worden opgelegd, zal pas aan de orde komen als het college zich een oordeel heeft gevormd over de eventuele weigering van de uitkering. Deze beoordeling gaat in beginsel voor. Pas als het college concludeert dat er van een weigering geen sprake is, kan er op grond van deze verordening een maatregel worden opgelegd. Artikel 17 van deze verordening is bedoeld om samenloop van weigeren en maatregel te voorkomen.
41 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet en artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b van de IOAW en de IOAZ; besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: Participatiewet; b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen; e. doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet; f. lange afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs nog niet mogelijk, waardoor een re-integratietraject bij IJmond Werkt! niet is ingezet; g. korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk, waardoor een re-integratietraject bij IJmond Werkt! is ingezet en de loonwaarde is hoger dan 30% van het wettelijk minimumloon; h. mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; i. loonwaarde: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort; j. beschut werkplek: een werkplek die is aangepast op de capaciteiten en behoeften van een persoon die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen niet in staat is op een reguliere werkplek te functioneren. Hoofdstuk 2. Beleid en financiën Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering 1. Het college kan de voorziening, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. 2. Het college kan de voorzieningen, bedoeld in artikel 13, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een lange afstand tot de arbeidsmarkt, indien dit bijdraagt aan de maatschappelijke participatie. 3. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. 4. De omstandigheden zoals genoemd in lid 3 hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan: a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar; en/ of b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg. 5. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen vanuit financiële overwegingen of in verband met maatschappelijke, economische en/of conjuncturele ontwikkelingen. Hoofdstuk 3. Voorzieningen Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen Het college kan een voorziening beëindigen als: a. de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de IOAW of de artikelen 13 en 37 van de IOAZ niet nakomt; b. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep; c. de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2 van de wet; d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling binnen twee jaar; e. de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;
42 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
f. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; g. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening. Artikel 4 Groepsgewijze begeleiding De re-integratiebegeleiding vindt zoveel mogelijk groepsgewijs plaats tenzij in de persoon gelegen omstandigheden aanleiding geven om hiervan af te wijken. Artikel 5. Werkstage 1. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie. 2. Een werkstage vindt bij voorkeur plaats bij een reguliere werkgever en is gericht op indiensttreding. 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd: a. het doel van de werkstage, en b. de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. 5. Het college stelt in beleidsregels vast wat de maximale duur is van de werkstage. Artikel 6. Detacheringsbaan 1. Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling. 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een inlenende organisatie. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie. 3. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Artikel 7. Scholing Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden mits dit bijdraagt aan het vinden van werk. Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk 1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt. 2. Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Bij de voorselectie wordt gebruik gemaakt van de bestaande gegevens omtrent het verdienvermogen. 3. Om de voorziening beschut werk mogelijk te maken zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in: a. fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving; b. uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding; c. werktempo of arbeidsduur. 4. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met de partners in het Werkbedrijf. Artikel 9. Ondersteuning bij leerwerktraject Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon van wie het college van oordeel is dat een leerwerktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leerwerktraject en het een persoon betreft: a. van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of b. van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie heeft behaald. Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.
43 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 11. Vergoeding 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten bij arbeidsinschakeling voor zover daarvoor geen beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening. 2. Voor arbeidsinschakeling wordt geen vergoeding in de vorm van een uitstroompremie verstrekt. Artikel 12. No-riskpolis 1. Het college kan werkgevers de kosten van een no-riskpolis vergoeden als: a. de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer; b. de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de doelgroep; c. de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft of de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt; d. artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is, en e. de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente. 2. Voor vergoeding komt uitsluitend in aanmerking een no-riskpolis die ten hoogste vergoedt: a. het loon van de werknemer tot 100% van het minimumloon, en b. 15% boven de dekking voor extra werkgeverslasten. 3. Het college vergoedt de no-riskpolis tot en met de periode van 24 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever. Artikel 13. Sociale activering 1. Het doel van sociale activering is de maatschappelijke participatie van een persoon te bevorderen. 2. Het college stemt de duur van de activiteit in het kader van sociale activering af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 14. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende. Artikel 15. Intrekken oude verordening en overgangsrecht 1. De Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen wordt ingetrokken. 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen. 3. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen voor de duur: a. van een periode van zes maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of b. dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in onderdeel a. 4. Het college kan na afloop van de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet. Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen.
44 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Toelichting Algemeen Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college in ieder geval kan aanbieden. Met betrekking tot de volgende voorzieningen is de gemeenteraad verplicht om regels op te nemen in deze verordening: - scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet); - de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet); - participatievoorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel e, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet), en - no riskpolis (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Doelgroep De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft: - personen die algemene bijstand ontvangen; - personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend; - personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet; - personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet; - personen met een uitkering ingevolge de IOAW; - personen met een uitkering ingevolge de IOAZ; -personen zonder uitkering; en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening. Lange afstand tot de arbeidsmarkt Uitkeringsgerechtigden met een lange afstand tot de arbeidsmarkt behoren tot de groep die (nog) niet via een traject bij IJmond Werkt! naar een betaalde baan begeleid kan worden. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 2 van deze verordening. Om te bepalen of iemand een lange of korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft en voor wie dus wel of niet een traject bij IJmond kan worden ingezet, kan gebruik worden gemaakt van de Participatieladder (zie de afbeelding). Dit is een instrument waarbij een uitkeringsgerechtigde wordt ingedeeld op één van de zes treden van de ladder. Trede 1 staat voor een zeer lange afstand tot de arbeidsmarkt, op trede zes is men klaar om aan het werk te gaan. Doorgaans vallen personen op de treden 1 tot en met 3 onder de doelgroep met een lange afstand tot de arbeidsmarkt en personen op de treden 5 en 6 onder de doelgroep met een korte afstand. Trede 4 kan zowel mensen met een korte als een lange afstand betreffen en is gevoeliger voor trends zoals conjuncturele ontwikkelingen.
45 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Korte afstand tot de arbeidsmarkt Uitkeringsgerechtigden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt behoren tot de groep die wel via een traject bij IJmond Werkt! naar een betaalde baan begeleid kan worden en een verdienvermogen hoger dan 30% heeft. Zie verder de toelichting bij artikel 2 van deze verordening. Mantelzorg In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 5 van deze verordening bepaalt dat mantelzorg wordt aangemerkt als tegenprestatie. Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn: - er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener; - mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband; - het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze; - het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar. Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C. Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning hanteren gemeenten veelal het protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke zorg. Voor de uitleg van wat onder gebruikelijke zorg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat Protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet moet de gemeenteraad in de verordening de verdeling van de voorzieningen over personen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven. Korte afstand tot arbeidsmarkt Het college biedt de voorziening zoals bedoeld in artikel 4, 5, 6, 7, 8, 9 10, 11 en 12 aan, aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep is gedefinieerd in artikel 1. Lange afstand tot arbeidsmarkt Het college biedt voorzieningen als bedoeld in artikel 13 aan, aan personen die behoren tot de doelgroep met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep is gedefinieerd in artikel 1. Rekening houden met omstandigheden en beperkingen Het college moet bij de inzet van de voorzieningen rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. In artikel 2, vierde lid, is opgenomen waarmee het college in ieder geval rekening 46 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
moet houden. Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het college aan moet bieden. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand van een persoon tot de arbeidsmarkt kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via gesubsidieerd werk). Beëindigingsgronden In het artikel wordt aangegeven wanneer het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Het college kan een voorziening beëindigen in de gevallen zoals opgenomen in artikel 3, tweede lid, van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beëindigd als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt. De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden 1 teruggevorderd. Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4. Groepsgewijze begeleiding Gezien het grote beroep op de re-integratiedienstverlening als gevolg van de economische crisis in combinatie met de afnemende re-integratiebudgetten vindt de re-integratiebegeleiding conform de uitgangspunten van de Kadernota Naar één organisatie voor werk zoveel mogelijk groepsgewijs plaats. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de re-integratie intake en de sollicitatietraining. Indien persoonlijke omstandigheden daar aanleiding toe geven is het echter mogelijk hiervan af te wijken. Artikel 5. Werkstage Een werkstage onderscheidt zich van een gewone arbeidsovereenkomst. Bij een beoordeling of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst toetst de rechter aan de drie criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: persoonlijk verrichten van arbeid, loon en gezagsverhouding. Daarbij wordt gekeken naar een aantal aspecten zoals de bedoeling van de partijen en wat al dan niet schriftelijk is overeengekomen. De rechter besteedt vooral aandacht aan de feitelijke invulling van de overeenkomst. Werkstage is gericht op uitbreiden kennis en ervaring De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Terughoudend zijn met het verstrekken van een gerichte
1
Rechtbank Arnhem 14-09-2006, nr. AWB 06/999, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3540 47 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
stagevergoeding ligt daarom voor de hand. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, mits er daadwerkelijk sprake is van een vergoeding van gemaakte kosten. Doelgroep aanbieden werkstage Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkstage aanbieden voor zover hij een korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Verder is vereist dat een persoon nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid. Van langdurige werkloosheid is sprake als een persoon gedurende zes aaneengesloten maanden of langer is aangewezen geweest op een uitkering. In een dergelijk geval kan sprake zijn van een afstand tot de arbeidsmarkt, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Heeft een persoon gedurende vijf jaren geen inkomsten uit arbeid verworven, dan kan worden aangenomen dat hij een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. In dat geval is het college bevoegd hem een werkstage aan te bieden. Doel van de werkstage Het eerste lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat een persoon claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij een persoon de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan een persoon wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. Om dit te bewerkstelligen is in het tweede lid vastgelegd dat de werkstage zoveel mogelijk plaats vindt bij reguliere werkgevers Geen verdringing In het derde lid is bepaald dat de werkstage uitsluitend wordt verstrekt als er geen verdringing van de arbeidsmarkt plaatsvindt. Het opvullen van een vacature is alleen toegestaan als de vacature niet is ontstaan door afvloeiing, maar door ontslag op grond van een van de volgende redenen: - eigen initiatief van de werknemer; - handicap; - ouderdomspensioen; - vermindering van werktijd op initiatief van de werknemer, of - gewettigd ontslag om dringende redenen. Opstellen schriftelijke overeenkomst In het vierde lid is bepaald dat voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens worden gewaarborgd dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding. Artikel 6. Detacheringsbaan De Participatiewet biedt de mogelijkheid personen uit de doelgroep een dienstverband aan te bieden om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. In de verordening zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden. Het eerste lid biedt de mogelijkheid tot het aangaan van het dienstverband. Het college zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de werkgever. Die derde kan bijvoorbeeld een detacheringsbureau zijn. In het tweede lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof en de inhoud van het werk. Voor derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5, lid 3. Artikel 7. Scholing Startkwalificatie Onder startkwalificatie wordt verstaan een havo of VWO-diploma of een diploma van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), niveau twee. Scholing kan worden aangeboden aan personen met of zonder een dergelijke startkwalificatie. Vooral voor personen zonder startkwalificatie kan scholing noodzakelijk zijn voor de re-integratie. Jongeren Personen jonger dan 27 jaar die nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs
48 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
kunnen sinds 1 juli 2012 geen voorziening ontvangen die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de Participatiewet). Scholing De scholing of opleiding moet zijn gericht zijn vergroting van de kansen op de arbeidsmarkt. Het college hoeft aan een persoon alleen geen scholing of opleiding aan te bieden als dergelijke scholing of opleiding naar zijn oordeel de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaan of als naar zijn oordeel scholing of opleiding niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon. Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt/ dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft/ dat voorzieningen in de eerder genoemde artikelen niet geschikt zijn voor deze persoon. Stap 1: voorselectie Ten behoeve van de participatievoorziening beschut werk voert de gemeente een voorselectie uit. Tijdens de voorselectie bepaalt het college welke mensen in aanmerking kunnen komen voor beschut werk, en op welk 2 moment. In de verordening moet vastgelegd worden hoe zij deze voorselectie uitvoeren. Het college kan ambtshalve vaststellen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is dus geen aanvraag van een persoon nodig. Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie. Het college moet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies inwinnen voor de beoordeling of de geselecteerde personen uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Stap 2: advies Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet). Stap 3: besluit gemeente Op basis van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist de gemeente of iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, kan de gemeente besluiten het advies niet te 3 volgen. Stap 4: dienstbetrekking 'beschut werk' Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep 'beschut werk' behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat (artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet). Het kan dan gaan om een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet). Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Een dienstbetrekking kan bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij
2 3
Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 113, blz. 3. Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 113. 49 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
reguliere werkgevers werken.
4
Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken (derde lid). Tevens is in deze verordening vastgelegd op welke wijze de gemeente de omvang van het aanbod van beschut werk, het aantal beschikbare plekken, vaststelt. Gemeenten kunnen het werk zelf organiseren via bijvoorbeeld een aan de gemeente gelieerd bedrijf zoals een SW-bedrijf. Ook kunnen zij afspraken maken met andere reguliere werkgevers in het Werkbedrijf over de voorwaarden waarop zij deze mensen een dergelijke 5 dienstbetrekking aanbieden. Omvang beschut werk Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. Het aanbod is mede afhankelijk van het aantal geschikte en beschikbare plaatsen bij werkgevers. Daarom moet het college overleg voeren met partners om de omvang van het aanbod te kunnen bepalen (vierde lid). Artikel 9. Ondersteuning bij leerwerktraject Personen uit de doelgroep kunnen in aanmerking komen voor de voorziening ondersteuning bij leerwerktrajecten. Het college moet dan wel van oordeel zijn dat een leerwerktraject nodig is en de ondersteuning nodig moet zijn voor het volgen van dat leerwerktraject. Dit is geregeld in artikel 9 en volgt uit artikel 10f van de Participatiewet. Artikel 10f van de Participatiewet bepaalt voorts dat het college uitsluitend ondersteuning bij een leerwerktraject kan aanbieden aan personen: - van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of - van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald. De voorziening ondersteuning bij leerwerktrajecten is inzetbaar voor jongeren van zestien of zeventien jaar oud die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer/werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van achttien tot 27 jaar die door een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Bijstandsgerechtigden jonger dan 27 jaar die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen, zijn uitgesloten van ondersteuning op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de Participatiewet. Voor de conclusie dat een jongere uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen is vereist dat de jongere uit 's Rijks kas bekostigd 6 onderwijs volgt of daarvoor in aanmerking komt. In het kader van artikel 7, derde lid, onder a, van de Participatiewet betekent dit dat het college vanaf het moment dat de jongere uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen geen ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan bieden. In artikel 10f van de Participatiewet is bepaald dat het college onder omstandigheden ondersteuning kan bieden aan personen jonger dan achttien jaar en aan personen van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald en voor wie een leerwerktraject nodig is. Er wordt vanuit gegaan dat het mogelijk is een leerwerktraject aan te bieden aan personen die voldoen aan het bepaalde in de artikelen 10 en 10f van de Participatiewet, in afwijking van artikel 7, derde lid, onder a, van de Participatiewet.
4
Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 66. Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 115-116. 6 Kamerstukken II 2010/11, 32 815, nr. 3, blz. 49. 5
50 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning In artikel 10 wordt de voorziening persoonlijke ondersteuning nader geduid. Het gaat dan om een voorziening zoals een jobcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dan ook gaan om een systematische ondersteuning. Daarnaast moet de ondersteuning noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een 7 reguliere werkgever werkzaam kan zijn. Artikel 11. Vergoeding Aan het vinden en verrichten van werk zijn kosten verbonden, zoals bijvoorbeeld reiskosten, werkkleding en verklaringen omtrent het gedrag. Voor mensen met een beperking geldt daarnaast dat er extra kosten verbonden kunnen zijn aan aanpassing van de werkplek of meeneembare voorzieningen zoals een spraakcomputer. Deze kosten worden vergoed als er geen aanspraak gemaakt kan worden op een voorliggende voorziening. Voor het vinden van werk wordt geen vergoeding in de vorm van een uitstrooompremie meer verstrekt. Dit omdat dit geen noodzakelijke kosten zijn. Artikel 12. No-riskpolis De no-riskpolis kan worden ingezet als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Het college kan de kosten van de no-riskpolis voor werkgevers vergoeden (eerste lid). De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). De no-riskpolis is een verzekering waarbij de werkgever bij ziekte van de werknemer die een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever een loonkostensubsidie in aanmerking komt voor de no-riskpolis. Voorwaarden In het eerste lid is opgenomen wanneer een werkgever in aanmerking komt voor een no-risk polis. Er is voor gekozen om de mogelijkheid tot inzet van een no-riskpolis te beperken voor arbeidsovereenkomsten die minimaal zes maanden duren. Voorts is voor inzet van de no-risk polis vereist dat de werknemer behoort tot de doelgroep (zie artikel 1 van deze verordening) en hij een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van hem de werkgever een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet ontvangt. Ook ligt voor de hand dat de werknemer zijn woonplaats moet hebben binnen de gemeente. Hoogte vergoeding Het college kan de kosten van de no-riskpolis vergoeden voor werkgevers. Niet elke verzekering komt voor vergoeding in aanmerking. Hiervoor zijn regels gesteld in het tweede lid. Voor vergoeding komt uitsluitend een no-riskpolis in aanmerking die ten hoogste vergoedt: - het loon van de werknemer tot 100% van het minimumloon; - 15% boven de dekking voor extra werkgeverslasten. Het college zal voor toekeninning van de vergoeding moeten toetsen of de door de werkgever gekozen
7
Kamerstukken II 2013-2014, 33 161, nr. 107, blz. 115. 51 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
verzekering voldoet aan deze voorwaarden. Werkgever sluit verzekering af De werkgever moet ten behoeve van het verstrekken van een no-riskpolis een verzekering afsluiten. De werkgever treedt op als verzekeringsnemer. Het college vergoedt uitsluitend de kosten van de no-riskpolis. Duur vergoeding no-riskpolis Het college vergoedt de no-riskpolis tot 24 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever (derde lid). Na twee jaar is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verantwoordelijk De no-riskpolis kan maximaal voor de duur van twee jaar worden ingezet. Nadat betrokkene twee jaar zelfstandig het minimumloon heeft verdiend, dus zonder loonkostensubsidie, gaat de verantwoordelijkheid voor de noriskpolis over naar Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en kan artikel 29b van de Ziektewet van toepassing zijn. Artikel 13. Sociale activering Volgens de Participatiewet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop. Begrip sociale activering Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of 8 deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt.
Doelgroep sociale activering Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering indien dit bijdraagt aan de maatschappelijke participatie. College stemt duur activiteiten af op de persoon Het tweede lid geeft het college de mogelijkheid om de duur van activiteiten in het kader van sociale activering nader te bepalen. Het college moet de duur afstemmen op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon. Gezien de mogelijk sterk verschillende behoeften op dit gebied, zal een al te rigide termijn moeilijk zijn. Artikel 15. Intrekken oude verordening en overgangsrecht In artikel 15 is onder andere het overgangsrecht geregeld. Het kan voorkomen dat personen een voorziening toegekend hebben gekregen op grond van de oude reintegratieverordening. In artikel 15, tweede lid is geregeld dat deze voorziening behouden kan worden indien nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden uit de oude verordening. Het kan ook voorkomen dat personen een voorziening toegekend hebben gekregen op grond van de oude re-integratieverordening, die niet meer voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de oude reintegratieverordening voorzieningen bevat die na inwerkingtreding van deze verordening niet meer worden verstrekt. Ook is het denkbaar dat een persoon op grond van de oude re-integratieverordening wel in aanmerking zou komen voor een voorziening, maar door inwerkingtreding van deze verordening niet meer. De toegekende
8
Kamerstukken II 2002/03 28870, nr. 3, blz. 35. 52 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
voorziening zou dan op grond van artikel 3, van deze verordening moeten worden beëindigd. Om dit te voorkomen is in artikel 15, derde lid, geregeld dat dergelijke voorzieningen worden behouden voor een bepaalde duur. Een dergelijke voorziening wordt behouden voor ten hoogste de duur van zes maanden of - als dit eerder is - voor de duur dat deze is verstrekt. Dit uiteraard voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Reintegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen. Wordt niet meer aan die voorwaarden voldaan, dan moet de voorziening worden beëindigd, bijvoorbeeld als een belanghebbende geen aanspraak meer heeft op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De periode van zes maanden begint te lopen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening. Voortzetten toegekende voorzieningen Toegekende voorzieningen op grond van de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen worden dus in beginsel behouden. Na afloop kan het college besluiten of een voorziening wordt voortgezet (artikel 15, vierde lid). Hierbij kan het college rekening houden met al gesloten overeenkomsten. Voortzetting van een voorziening ligt bijvoorbeeld voor de hand als het college is gehouden de kosten van een dergelijke voorziening te voldoen, ongeacht of een persoon nog gebruik maakt van de voorziening. Lopende reintegratievoorzieningen kunnen in beginsel ná inwerkingtreding van deze verordening worden afgerond conform de overeenkomst. Voortzetting is niet mogelijk Voortzetting van een toegekende voorziening na zes maanden is niet mogelijk als de voorziening binnen die periode is beëindigd wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden voor die voorziening op grond van de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen of als de voorziening is toegekend voor een kortere duur dan zes maanden na inwerkingtreding van de verordening. Een voorziening dient immers niet langer te worden voortgezet dan de duur van de oorspronkelijke toekenning. Ten aanzien van die voorziening blijft de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Velsen van toepassing (artikel 15, tweede lid, van deze verordening).
53 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Verordening individuele inkomenstoeslag participatiewet 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op artikel 8, eerste lid, sub b van de Participatiewet; besluit vast te stellen de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen.
Artikel 1. Begrippen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: Participatiewet; b. referteperiode: een ononderbroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum; c. peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt; d. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, met dien verstande dat voor de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag een bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de wet, als inkomen wordt gezien; e. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. 2. Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2. Aanvraag individuele inkomenstoeslag 1. Een persoon die behoort tot de doelgroep voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet kan een aanvraag indienen met in acht nemen van de voorwaarde dat de persoon op de datum van de aanvraag: - 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioen gerechtigde leeftijd is; - die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet heeft; - geen uitzicht op inkomensverbetering heeft; - geen recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. 2. Een verzoek voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 3. Langdurig, laag inkomen Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm. Artikel 4. Eenmaal per periode individuele inkomenstoeslag verlenen Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag.
Artikel 5. Hoogte van de individuele inkomenstoeslag 1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar: € 400,00 voor een alleenstaande; € 500,00 voor een alleenstaande ouder; € 550,00 voor een echtpaar. 2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolgde de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. 3. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend. 4. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.
Artikel 6. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende.
54 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 7. Intrekken oude verordening De Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen wordt ingetrokken. Artikel 8. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015
Artikel 9. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen.
55 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Algemene toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag 2015 gemeente Velsen Algemeen Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Vast te leggen regels in verordening De individuele inkomenstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een reintegratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend: - de krachten en bekwaamheden van de persoon, en - de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Overgangsrecht Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari 2015. Personen die in 2014 langdurigheidstoeslag hebben ontvangen, kunnen na 12 maanden na aanvraagdatum van de langdurigheidstoeslag, aanspraak maken op een individuele inkomenstoeslag. Wijziging leefvorm De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen. Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Inkomen Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een
56 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.
Peildatum De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet. Referteperiode Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’. Artikel 2. Indienen verzoek Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval wordt gerekend: - de krachten en bekwaamheden van de persoon, en - de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Artikel 3. Langdurig laag inkomen Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan. Langdurig De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening. Laag inkomen Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 20,- of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten. Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden. Gehuwden Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag. Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.
57 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Verordening individuele studietoeslag participatiewet 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet; besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Participatiewet b. college: het college van burgemeester en wethouders van Velsen; c. bijstand: algemene en bijzondere bijstand; d. individuele studietoeslag: een toeslag voor personen, die studeren en van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen; e. vermogen: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken(artikel 34 van de wet), met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet Artikel 2. Aanvraag individuele studietoeslag 1. Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag: - 18 jaar of ouder is;en - recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;en - geen in aanmerking te nemen vermogen heeft; en - met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. 2. Een verzoek voor een individuele studietoeslag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier. Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 500,- per 12 maanden. 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's. Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag Een individuele studietoeslag wordt eenmalig als één bedrag uitbetaald. Artikel 6. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende. Artikel 7. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 8. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeenteVelsen.
58 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen; De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft. Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2). De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de wet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.
59 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikelsgewijze toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Velsen; Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 2. Aanvraag individuele studietoeslag Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling: - personen die algemene bijstand ontvangen; - personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend; - personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet; - personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet; - personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, - personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; en - niet-uitkeringsgerechtigden. Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb). Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet. Bij twijfel of een persoon behoort tot de doelgroep kan er nader onderzoek ingesteld worden. Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 500,-. Dit bedrag is tot stand gekomen, omdat iemand van de 12 maanden per jaar ongeveer 2 maanden niet naar school hoeft en de hoogte van de toeslag is vastgesteld op € 50,- per maand. Is er sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag. In artikel 5, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren. Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld. Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 5 van deze verordening. Na 12 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 4 van deze verordening.
60 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Verordening loonkostensubsidie participatiewet 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet; besluit vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente Velsen Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: Participatiewet; b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen; c. loonkostensubsidie: subsidie ten behoeve van een werkgever ter compensatie van de lagere loonwaarde van een werknemer; d. doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden hebben tot arbeid; e. Werkbedrijf: overleg tussen gemeenten, UWV, sociale werkvoorziening, re-integratiebedrijven, werkgevers en werknemers binnen de arbeidsmarktregio over de wijze waarop de doelgroep van de Participatiewet ondersteund wordt bij het vinden van werk; f. loonwaarde: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort; Artikel 2. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht: a. de persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet; b. de persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en c. de persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. 3. Het college stemt het bepaalde in lid 1 en 2 af met de partners binnen het Werkbedrijf. Artikel 3. Vaststelling loonwaarde 1. Het college stelt vast welke methode wordt gehanteerd om de loonwaarde van een persoon vast te stellen. 2. Het college stelt vast welke organisatie adviseert met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. De externe organisatie neemt daarbij de in lid 1 omschreven methode in acht. 3. Het college stemt het bepaalde in artikel 3, lid 1 en 2, af met de partners binnen het Werkbedrijf. Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente Velsen Toelichting Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen: - de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en - de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld. Verder is van belang dat deze regels worden afgestemd met de partners binnen het Werkbedrijf. In het Werkbedrijf overleggen gemeenten, UWV, sociale werkvoorziening, werkgevers en werknemers binnen de arbeidsmarktregio over de wijze waarop de doelgroep van de Participatiewet ondersteund wordt bij het vinden van werk. Voor het geval dat afspraken hierover binnen het Werkbedrijf niet tijdig tot stand komen legt de regering minimumeisen voor de loonwaardebepaling vast in nadere regelgeving. Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).
61 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet). De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60). Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 2. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij: - personen die algemene bijstand ontvangen; - personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend; - personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet; - personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en - personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 2, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd. Eenduidige toepassing van de loonkostensubsidie is voor werkgevers en werknemers van groot belang. Vandaar dat in het artikel is opgenomen dat het college dit afstemt met de partners die betrokken zijn bij het Werkbedrijf. Artikel 3. Vaststelling loonwaarde In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet. Eenduidige toepassing van de loonwaardebepaling is voor werkgevers en werknemers van groot belang. Vandaar dat in het artikel is opgenomen dat het college dit afstemt met de partners die betrokken zijn bij het Werkbedrijf.
62 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Verordening tegenprestatie participatiewet 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ; besluit vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Velsen. Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen Artikel 1. Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen; b. lange afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs nog niet mogelijk, waardoor een re-integratietraject bij IJmond Werkt! niet is ingezet; c. korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk, waardoor een re-integratietraject bij IJmond Werkt! is ingezet en de loonwaarde is hoger dan 30% van het wettelijk minimumloon; d. vrijwilligerswerk: werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving; e. mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; f. belanghebbende: de persoon met een uitkering krachtens de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ. g. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; h. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; Hoofdstuk 2 De tegenprestatie naar vermogen Artikel 2. Het opdragen van een tegenprestatie 1. Het college kan een belanghebbende met een lange afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie opdragen. 2. Het college kan een belanghebbende met een korte afstand tot de arbeidsmarkt uitsluitend een tegenprestatie opdragen indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. 3. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren: a) de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht; b) de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen; c) de persoonlijke wensen en kwaliteiten moeten in overweging worden genomen. Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie 1. Het college bepaalt welke werkzaamheden geschikt zijn als tegenprestatie. 2. Een tegenprestatie is een onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheid, die: a) naar zijn aard niet is gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt; b) niet is bedoeld als re-integratie-instrument; c) wordt verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid; en d) niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt. Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie 1. De tegenprestatie kan binnen een periode van 12 maanden slechts één keer worden opgedragen. 2. Het college bepaalt de duur en omvang van een tegenprestatie. Artikel 5. Uitzondering Als een belanghebbende mantelzorg en/ of vrijwilligerswerk verricht gedurende twee of meer dagdelen per week, wordt dat aangemerkt als tegenprestatie. Hoofdstuk 4 Slotbepalingen
Artikel 6. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende. Artikel 7. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
63 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 8. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Velsen.
64 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Velsen Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Een belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten als die wordt opgedragen door het college. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Gemeente Velsen is van mening dat de tegenprestatie voor uitkeringsgerechtigden vooral een kans is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Individuele omstandigheden Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenpresatie van hem verwacht wordt (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Geen tegenprestatie Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet). In Velsen wordt geen tegenprestatie opgelegd indien een belanghebbende mantelzorg en/ of vrijwilligerswerk verricht (zie artikel 6). Afstemmen Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening. Tegenprestatie is geen re-integratieinstrument De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om in de samenleving maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratieinstrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of van re-integratieinspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt werk boven uitkering.
65 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Velsen Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Lange afstand tot de arbeidsmarkt Uitkeringsgerechtigden met een lange afstand tot de arbeidsmarkt behoren tot de groep die (nog) niet via een traject bij IJmond Werkt! naar een betaalde baan begeleid kan worden. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 2 van deze verordening. Om te bepalen of iemand een lange of korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft en voor wie dus wel of niet een traject bij IJmond kan worden ingezet, kan gebruik worden gemaakt van de Participatieladder (zie de afbeelding). Dit is een instrument waarbij een uitkeringsgerechtigde wordt ingedeeld op één van de zes treden van de ladder. Trede 1 staat voor een zeer lange afstand tot de arbeidsmarkt, op trede zes is men klaar om aan het werk te gaan. Doorgaans vallen personen op de treden 1 tot en met 3 onder de doelgroep met een lange afstand tot de arbeidsmarkt en personen op de treden 5 en 6 onder de doelgroep met een korte afstand. Trede 4 kan zowel mensen met een korte als een lange afstand betreffen en is gevoeliger voor trends zoals conjuncturele ontwikkelingen.
Korte afstand tot de arbeidsmarkt Uitkeringsgerechtigden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt behoren tot de groep die wel via een traject bij IJmond Werkt! naar een betaalde baan begeleid kan worden. Het begrip korte afstand tot de arbeidsmarkt is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 2 van deze verordening. Vrijwilligerswerk Onder vrijwilligerswerk wordt in het algemeen verstaan: werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving (TK 2005-2006, 30 334, nr. 1, p. 2). Deze definitie sluit tijdelijke en spontane vrijwilligersverbanden, zoals sociale activering en activiteiten voor de samenleving waar een kleine ‘extra’ vergoeding tegenover staat, uit. Mantelzorg In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 5 van deze verordening bepaalt dat mantelzorg wordt aangemerkt als tegenprestatie. Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn: - er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener; - mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband; - het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze; - het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar. Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C. Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
66 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 2. Het opdragen van een tegenprestatie Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49). Tegenprestatie opdragen aan personen met lange afstand to tde arbeidsmarkt De gemeenteraad kiest er in deze verordening voor te bepalen dat het college een tegenprestatie in beginsel uitsluitend kan opdragen aan een belanghebbende die een lange afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Dit impliceert dat aan belanghebbenden die een korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben geen tegenprestatie wordt opgedragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden (zie hierover de toelichting bij artikel 2, tweede lid, onder de kop " Belanghebbende met een korte afstand tot de arbeidsmarkt"). De gemeenteraad heeft hiervoor gekozen opdat personen met een korte afstand zich volledig kunnen richten op de arbeidsplicht en de re-integratieplicht, zoals het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Bij personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt kan redelijkerwijs worden verwacht dat hun inspanningen eerder zullen leiden tot uitstroom. Daarom wordt in beginsel aan personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt geen tegenprestatie opgedragen. De tegenprestatie mag immers het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren aangezien werk boven uitkering als uitgangspunt geldt. Aan personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt kan het college wel een tegenprestatie opdragen. Belanghebbende met een korte afstand tot de arbeidsmarkt Artikel 2, tweede lid, van deze verordening bepaalt dat het college een belanghebbende met een korte afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie kan opdragen als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie waarin geen re-integratieactiviteiten worden verricht door belanghebbende en het verrichten van re-integratieactiviteiten op korte termijn redelijkerwijs niet kan worden verwacht. In dat geval bestaat er ruimte een tegenprestatie op te leggen. Factoren opdragen tegenprestatie In artikel 2, derde lid, van deze verordening is neergelegd met welke factoren het college rekening moet houden bij het opdragen van een tegenprestatie. Deze factoren worden hierna toegelicht. Tegenprestatie 'naar vermogen' De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30). Persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank ZeelandWest-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren. Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht. Persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende Bij het opdragen van de verplichting tot tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. De gemeente vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft op de keuze van de activiteiten. Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het college beoordeelt de door belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 3 van deze verordening en moet die werkzaamheid beschikbaar zijn. Het college is niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen. Draagt belanghebbende geen ideeën aan, dan legt het college belanghebbende een lijst met keuzemogelijkheden voor van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn. Als belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het college een werkzaamheid op. Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie
67 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Artikel 3 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten (zie Rechtbank ZeelandWest-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI: NL: RBZWB: 2013: BZ5171). Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden In artikel 3, eerste lid, van deze verordening is bepaald dat de tegenprestatie onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden betreffen die additioneel van aard zijn. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30). Niet gericht op re-integratie De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratieinstrument. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en de parlementaire geschiedenis (zie TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14). Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen in de regel beperkt te zijn. Dat betekent dat het college steeds een afweging maakt op basis van de situatie in welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden (TK 2013-2014, 33 801, nr. 30). Artikel 4, tweede lid, regelt dat het opdragen van een tegenprestatie binnen een periode van twaalf maanden slechts één keer kan worden opgedragen. Het gaat hierbij om een aaneengesloten periode van twaalf maanden. Deze bepaling waarborgt dat de tegenprestatie relatief gering wordt ingezet. De tegenprestatie dient immers niet in de weg te staan aan de re-integratie van een belanghebbende. Bovendien is het verstandig de tegenprestatie relatief gering in omvang en duur in te zetten om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven (artikel 4 EVRM). Het is onwenselijk om een belanghebbende vaker dan één keer per periode van twaalf maanden in te zetten. Daarbij geldt bovendien dat de tegenprestatie in die periode in totaal slechts voor ten hoogste gedurende zes maanden en zestien uren per week kan worden ingezet.
Artikel 5. Uitzondering Artikel 5 van de verordening bepaalt dat indien een belanghebbende mantelzorg en/ of vrijwilligerswerk verricht dit wordt aangemerkt als tegenprestatie. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg of vrijwilligerswerk wordt getoetst aan de criteria van de begrippen zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening.
68 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive participatiewet 2015 gemeente Velsen De raad van de gemeente Velsen; gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d van de Participatiewet; besluit vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015 gemeente Velsen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Participatiewet; b. college: het college van het college van de gemeente Velsen; c. beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (90% van de bijstandsnorm); d. recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet; e. bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet; f. verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de wet. 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en in de Algemene wet bestuursrecht. Hoofdstuk 2
Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive
Artikel 2. Verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet bij voldoende bezit 1. Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet. 2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd. Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezitIndien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd. 1. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm. 2. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet. Artikel 4. Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien: a.aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of b.anderszins sprake is van dringende redenen. Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete. Hoofdstuk 3 Slotbepalingen Artikel 6. Intrekken oude verordening De Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Velsen wordt ingetrokken. Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Participatiewet 2015 gemeente Velsen.
69 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Toelichting Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Velsen
Algemeen deel Op 1 januari 2013 trad de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking. Voor de wet betekent dat, dat het college verplicht is een bestuurlijke boete op te leggen bij een schending van de inlichtingenplicht en deze met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden de boete te verrekenen met de uitkering zonder daarbij rekening te houden met de beslagvrije voet (artikel 60b van de wet) In deze verordening is vastgelegd hoe het college invulling geeft aan deze bevoegdheid. De wet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de wet is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd. Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 1. Begrippen In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting. Bezit De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als uit op geld waardeerbare goederen. Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet om vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet. Eventueel aanwezige schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de wet zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning. Het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt is dus ruimer dan het begrip vermogen in artikel 34 Participatiewet. Dat komt omdat we bij de bestuurlijke boete bij recidive alleen uitgaan van de positieve vermogensbestanddelen. Eventuele schulden spelen geen rol bij de beoordeling van het bezit en daarmee met de beoordeling of de belanghebbende zelf in staat is de periode van drie maanden waarin de beslagvrije voet buiten werking is gesteld, kan overbruggen. Verrekenen De wet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening. Artikel 2. Verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet bij voldoende bezit Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet plaats vindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van
70 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover belanghebbende beschikt (of redelijkerwijs kan beschikken), ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden. Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit Heeft een belanghebbende onvoldoende bezittingen om een periode van drie maanden volledige verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, dan verrekent het college slechts één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor het percentage van 80 is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van de gemeente. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten. Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de wet worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3. Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen. In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien. Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende reden om te kunnen spreken van dringende redenen. Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes In artikel 60b, derde lid, van de wet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.
71 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
7. Verordening tot 6e wijziging van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009 Burgemeester en wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 23 oktober 2014 heeft besloten: e de verordening tot 6 wijziging van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009, met inbegrip van de bijlagen 1 en 2, vast te stellen; e de verordening tot 6 wijziging van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009 daags na officiële bekendmaking in werking te laten treden. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 31 oktober 2014. Ter inzage De integrale tekst van de verordening is als bijlage in het elektronisch gemeenteblad gepubliceerd. Tevens ligt de verordening 12 weken ter inzage bij de receptie van het stadhuis, Dudokplein 1 te IJmuiden. Deze verordening wordt ook gepubliceerd op de website van de gemeente Velsen: www.Velsen.nl e
De raad van Velsen heeft in zijn vergadering van 23 oktober 2014 besloten de verordening tot 6 wijziging van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen 2009, met inbegrip van de bijlagen 1 en 2, als volgt vast te stellen: Artikel I De gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen 2009 wordt gewijzigd als volgt: A. Artikel 2:12 Maken filmopnamen e.d. -
Lid 2, onder j, komt te vervallen; en
-
Lid 2, onder k, wordt vernummerd tot lid 2, onder j.
B.
Artikel 2:15, lid 1 Verbod gebruik metaaldetector wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
1.
Het is verboden om met een metaaldetector, een gelijksoortig instrument of anderszins, metalen voorwerpen op te sporen in de deelgebieden Heerenduinen, Midden-Heerenduin en landgoed Duin- en Kruidberg van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland en in het aangrenzend gebied zoals door het college aangewezen.
C.
Artikel 2:39 Verbod drankgebruik wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
D.
1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
2.
Het verbod is niet van toepassing op: a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Hoofdstuk 4, afdeling 3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Artikel 4:12 Begripsbepalingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. Houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen; b. Hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen. 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4:13 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen:
72 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
a.
2.
die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (lijst monumentale- en waardevolle bomen in de Gemeente Velsen); b. die staan weergegeven op de overzichtstekeningen opgenomen onder bijlage 2, voor zover het gaat om een houtopstand met een diameter van 15 cm of groter op 1.30 m hoogte. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Artikel 4:14 Bijzondere vergunningsvoorschriften 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen. 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna. 4. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen. Artikel 4:15 Vervaltermijn vergunning 1. De vergunning tot vellen van een houtopstand als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de ontheffing gebruik is gemaakt. 2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele bomen al geveld zijn. Artikel 4:16 Meldingsplicht De eigenaar van een in de bomenlijst of op de overzichtstekeningen opgenomen houtopstand is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een in de bomenlijst of op de overzichtstekeningen opgenomen houtopstand, anders dan door vellen op grond van een verleende vergunning. Artikel 4:17 Herplant-/instandhoudingsplicht 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze is tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. De waarde en omvang van de te herbeplanten houtopstand kan worden vastgesteld overeenkomstig de boomwaarde van de tenietgedane houtopstand. 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde herplant moet worden vervangen. 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4:18 Bestrijding boomziekten en –plagen 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor de verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van ziekteverspreiders zoals
73 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
2. 3. 4.
insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn: a. de boom te vellen; b. conform de richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van boomziekten wordt voorkomen. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden. Het college kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid gestelde verbod. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Artikel II Deze verordening treedt in werking op de vierde dag na officiële bekendmaking van dit besluit.
74 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Bijlage 1
Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009 (6e wijziging) Monumentale- en waardevolle bomen in de Gemeente Velsen woensdag 31 oktober 2012
[email protected]
Boomnummer Straatnaam Particulier
Latijnse naam
Nederlands naam
Waardevol IJmuiden Noord ( Particulier Waardevol) 5802 HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 5801 HOMBURGSTRAAT Ulmus holland1ea 'Commelm' lep spp. 18381 MOERBERGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep 18385 MOERBERGPLANTSOEN Ulmus hollandiea 'Vegeta' Huntingdon iep 18386 MOERBERGPLANTSOEN Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep 18387 MOERBERGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep 18384 MOERBERGPLANTSOEN Ulmus hollandiea 'Vegeta' Huntingdon iep 18383 MOERBERGPLANTSOEN Ulmus holland1ca Vegeta' Huntingdon iep 18352 P VERMEULENSTRAAT Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep 18348 PLEIN 1945 Pinus nigra Zwarte den 18361 VAN WASSENAERSTRAAT Quareus robur Zomereik IJmulden West ( Particulier Waardevol) 18416 DE WETSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde 18415 DE WETSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde 18410 KANAALDIJK Ulmus hollandica'Belgica' Hollandse iep 18412 KANMLDIJK Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 18414 KANMLDIJK Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 18422 KANAALDIJK Ulmus hollandica 'Belg ea' Hollandse iep 18411 KANMLDIJK Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 18420 KANAALDIJK Ulmus minor Veldiep 18421 KANAALDIJK Ulmus minor Veldiep 18419 KANMLOIJK Ulmus minor Veldiep 18418 KONINGIN EMMASTRMT Ulmus hollandiea 'Belgica' Hollandse iep IJmuiden Zuid ( Particulier Waardevol) 18334 BRINIOSTRMT Acer platanoides 'Rheitenbachii'
Noorse esdoorn spp.
18339
Goudes
BRINIOSTRAAT Fraxinus excels1or 'Jaspidea'
75 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18333 18338 18322 18346 18344 18392 18393 18363 18409 18396 18343 18407 18408 18443 18441 18365 18362 18327 18447 18328 18326 18445 18325 18329 18330 18324 18331 18366 18367 18369 18368
BRINIOSTRAAT Pterocarya fraxinifolia Gewone vleugelnoot BRINIOSTRAAT Quercus robur Zomereik GROENEWEG Acer pseudoplatanus 'Atropurpureum' Gewone esdoorn spp. GROENEWEG Pyrus Peer KASTANJESTRAAT Araucaria araucana Slangenden,Apenboom KROMME MIJDRECHTSTRAAT Crataegus monogyna Eenstijliga meidoorn KROMME MIJDRECHTSTRAAT Fagus sylvatica 'Purpurea Latifolia' Rode beuk spp. LANGE NIEUWSTRAAT Pyrus Peer LEKSTRAAT Crataegus monogyna Eenstijliga meidoorn MMSSTRAAT Prunus serrulata 'Kanzan' Japanse Sierkers PLATANENSTRAAT Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep SCHELDESTRMT Quercus robur Zomereik SCHELDESTRAAT Sorbus thuringiaca 'Fastigiata' Bastaard meelbes SLINGERDUINLAAN Fagus sylvattca 'Atropunicea' Bruine beuk SLINGERDUINLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk VELSERDUINWEG Sophora Japomca Honingboom VELSERDUINWEG Tilia europaea Hollandse Linde ZEEWEG Pinus mgra Zwarte den ZEEWEG Pinus nigra Zwarte den ZEEWEG Pinus sylvestris Grove den ZEEWEG Quareus robur Zomereik ZEEWEG Quercus robur Zomereik ZEEWEG Quercus robur Zomereik ZEEWEG Quercus robur Zomereik ZEEWEG Quercus robur Zomereik ZEEWEG Quercus robur Zomereik ZEEWEG Quercus robur Zomereik ZEEWEG Tilia cordata Winterlinde ZEEWEG Tilia europaea 'Euchlora' Krimlinde ZEEWEG Tilia platyphyllos Zomerlinde ZEEWEG Tilia platyphyllos Zomerlinde
Santpoort Noord ( Particulier Waardevol) 18714 ANTILLENSTRAAT Gleditsia triscanthos 18589 18588 18710 18680 18679 18685 18675 18709 18678 18681 18684 18695 18689 18699 18677 18697 18693 18698 18708 18683 18692 18686 18687 18688 18696 18700 18742 18743 18631
Valse Chrisusdoorn
BIALLOSTERSKILAAN Pmus nigra Zwarte den BIALLOSTERSKILAAN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn BURGEMEESTER ENSCHEDELN Aeer pseudoplatanus Gewone esdoorn BURGEMEESTER ENSCHEDELN Acer pseudoplatanus 'Atropurpureum' Gewone esdoorn spp. BURGEMEESTER ENSCHEDELN Fagus sylvatica Gewone beuk BURGEMEESTER ENSCHEDELN Fagus sylvatica Gewone beuk BURGEMEESTER ENSCHEDELN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk BURGEMEESTER ENSCHEDELN Fraxinus excelsior Gewone es BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quereus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quereus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomerelk BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quareus robur Zomereik DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica 'Pendula' Groene treurbeuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Thuja plicata Reuzenlevensboom FRANS NETSCHERLAAN Fagus sylvat1ca Gewone beuk
76 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18632 18633 18635 18630 18665 19182
FRANS NETSCHERLAAN Fagus sylvatica Gewonebeuk FRANS NETSCHERLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk FRANS NETSCHERLAAN Pinus nigra Zwarte den FRANS NETSCHERLAAN Platanus x hispanica Gewone plataan HOOFDSTRAAT Acer pseudoplatanus 'Leopoldii' Gewone esdoorn spp. HOOFDSTRAAT Aeseulus hippocastanum Witte Paardenkastanje
18666 18713 18728 18727 18656 18667 18673 18671 18670 18674 18672 18661 18660 18657 18723 18722 18590 18622 18592 18591 18594 18593 18595 18715 18702 18638 18645 18639 18641 18642 18640 18643 18636 18646 18644
HOOFDSTRAAT Magnolia Magnolia HOOFDSTRAAT Pinus nigra Zwarte den HOOFDSTRAAT Pinus nigra Zwarte den HOOFDSTRAAT Pinus nigra Zwarte den HOOFDSTRAAT Pinus nigra Zwarte den HOOFDSTRAAT Quercus robur Zomereik HOOFDSTRAAT Quareus robur Zomereik HOOFDSTRAAT Quercus robur Zomereik HOOFDSTRAAT Quercus robur Zomereik HOOFDSTRAAT Quercus robur Zomereik HOOFDSTRAAT Quareus robur Zomereik HOOFDSTRAAT Taxus baccata Gewone taxus HOOFDSTRAAT Taxus baccata Gewone taxus HOOFDSTRAAT Taxus baccata Gewone taxus HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte linde' Hollandse linde spp. KERKERINKLAAN Quercus robur Zomereik KERKWEG Ailanthus altrssrma Hemelboom KRUIDBERGERWEG Quareus robur Zomereik KRUIDBERGERWEG Cuereus robur Zomereik KRUIDBERGERWEG Cuereus robur Zomereik KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik KRUIDBERGERWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. MAROWIJNESTRAAT Pinus nrgra Zwarte den MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Cuereus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quareus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik
18637 18648 18647 18649 18626 18625 18711 18627 18624 18628 18618 18617 18726 18704 18655 18620 18621 18634 18993 19001 19002
MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik MOLENVELTLAAN Pinus mgra Zwarteden MOLENVELTLAAN Pinus nigra Zwarte den PASTORIEWEG Quercus robur Zomereik SCHIPBROEKENWEG Pinus sylvestris Grove den TERRASWEG Fagus sylvatica 'Pendula' Groene treurbeuk TERRASWEG Pinus nigra Zwarte den TULPENSTRAAT Quercus robur Zomereik VALCKENHOEFLAAN Quercus robur Zomereik VELSERBROEKSTRAAT Fagus sylvat1ca 'Atropunicea' Bruine beuk VELSERENDERLAAN Pinus nigra Zwarte den VLUGTHOVENSTRAAT Betula pubeseens Zachte berk VOORPLAATS Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. VOORPLAATS Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. WULVERDERLAAN Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn WUSTELAAN Acer campestre Veldesdoorn WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse Linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse Linde
77 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Santpoort Zuid ( Particulier Waardevol) 18770 ANNA VAN BURENLAAN Pinus nigra Zwarte den 18771 ANNA VAN BURENLAAN Pinus mgra Zwarte den 18773 ANNA VAN SAKSENLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk 18776 ANNA VAN SAKSENLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18777 ANNAVAN SAKSENLAAN Tilia europaea Hollandse Linde 18805 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18816 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Betula pendula Ruwe berk 18813 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Fraxinus excelsior Gewone es 18811 BLOEMENDAALSESTRAATVVEG Pinus nigra Zwarteden 18812 BLOEMENDAALSESTRAATVVEG Pinus mgra Zwarte den 18815 BLOEMENDAALSESTRAATVVEG Pinus sylvestris Groveden 18782 BREDEROODSEWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18784 18783 18756 18755 18778 18905 18928 18910 18904 18906 18908 18926 18923 18927 18911 18889 18899 18894 18912 18893 18895 18892 18890 18891 18898 18915 18922 18884 18916 18913 18896 18883 18897 18807 18808
BREDEROODSEWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje BREDEROODSEWEG Aeseulus hippocastanum Witte Paardenkastanje BREDEROODSEWEG Ulmus glabra Ruwe iep BREDEROODSEWEG Ulmus hollandica lep sp. CHARLOTTE DE BOURBONLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk CLARIONLAAN Pinus mgra Zwarte den CLARIONLMN Pinus nigra Zwarte den CLARIONLMN Pinus mgra Zwarte den CLARIONLMN Pinus nigra Zwarte den CLARIONLAAN P1nus nigra Zwarte den CLARIONLAAN Pinus nigra Zwarte den CLARIONLAAN Pinus mgra Zwarte den CLARIONLAAN Pinus nigra Zwarte den CLARIONLAAN Pinus nigra Zwarte den CLARIONLAAN Pinus nigra Zwarte den CLARIONLAAN Quereus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLMN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quereus robur Zomereik CLARIONLMN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLAAN Quercus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik CLARIONLAAN Quareus robur Zomereik DUINLUSTPARKWEG Corylus colurna Boomhazelaar DUINLUSTPARKWEG Tilia cordata Winterlinde
18749 18753 18754 18752 18853 18953 18952 18951 18954 18919 19008 19009 18921
DUINWEG OF DUIVELSLAAN Tilia ameneana Amerikaanse hnde DUINWEG OF DUIVELSLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DUINWEG OF DUIVELSLAAN Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse linde spp. DUINWEG OF DUIVELSLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. HARDDRAVERSLAAN Catalpa bignonioides Trompetboom HARDDRAVERSLAAN Fagus sylvatica Gewonebeuk HARDDRAVERSLAAN Fagus sylvatiea Gewone beuk HARDDRAVERSLAAN Fagus sytvatica Gewone beuk HARDDRAVERSLAAN Fagus sylvatiea Gewone beuk HARDDRAVERSLAAN Pinus nigra Zwarte den HARDDRAVERSLAAN Pinus nigra Zwarte den HARDDRAVERSLAAN Pinus nigra Zwarte den HARDDRAVERSLAAN Pinus mgra Zwarte den
78 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18920 18856 18855 18865 18857 18863 18860 18864 18858 18862 18859 18868 18918 18867 18917 18854 18861 18866 19007 19005 19006 18944
HARDDRAVERSLAAN Pinus sylvestris Grove den HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quereus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quereus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quareus robur Zomereik HARDDRAVERSLAAN Quereus robur Zomereik JAGTLUSTLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk
18935 18933 18941 18934 18943 18942 18873 18872 18874 18882 18878 18887 18885 18886 18877 18876 18888 18879 18875 18775 18774 18772 18804 18936 18937 18824 18818 18821 18820 18822 18871 18869 18870 18817 18746
JAGTLUSTLAAN Pinus nigra Zwarte den JAGTLUSTLAAN Pinus nigra Zwarte den JAGTLUSTLAAN Pinus nigra Zwarte den JAGTLUSTLAAN Pinus nigra Zwarte den JAGTLUSTLAAN Pinus nigra Zwarteden JAGTLUSTLAAN Pinus n1gra Zwarte den LAURILLARDLAAN Pinus nigra Zwarte den LAURILLARDLAAN Pinus nigra Zwarte den LAURILLARDLAAN Pinus nigra Zwarte den LAURILLARDLAAN Pinus sylvestris Grove den LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quareus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Quercus robur Zomereik LAURILLARDLAAN Thuja occidendalis Westerse levensboom LOUISE DE COLIGNYLAAN Cedrus deodara Himalayaceder LOUISE DE COL/GNYLAAN Pinus nigra Zwarte den LOUISE DE COLIGNYLAAN Pinus mgra Zwarte den MELLONAHOF Fagus sylvatica 'Atropunicea' Rode beuk spp. PAPENBURGHLAAN Cedrus libami 'Giauca' libanon ceder PAPENBURGHLAAN Pinus nigra Zwarte den SCHOTERKERKPAD Salix sepulcralis 'Chrysocoma' Treurwilg VAN DALENLAAN Acer platanoides Noorse esdoorn VAN DALENLAAN Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. VAN DALENLAAN Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. VAN DALENLAAN Carpinus betulus 'Fastig1ata' Haagbeuk spp. VAN DALENLAAN Fraxinus excelsior 'AIIgold' Gewone es spp. VAN DALENLAAN Fraxmus excelsior 'AIIgold' Gewone es spp VAN DALENLAAN Fraxinus excelsior 'AIIgold' Gewone es spp. VAN DALENLAAN Sorbus intermedia Zweedse meelbes VINKENBAAN Pinus sylvestris Grove den
18748 VINKENBAAN Quercus robur Zomereik 18932 WIJNOLDY DANIELSLAAN 18846 WIJNOLDY DANIELSLAAN
Betula pubeseens Zachte berk Pinus mgra Zwarte den
79 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18845 18847 18850 18844 18840 18839 18841 18843 18842 19183 18797 18769 18796 18798 18779 18829 18828 18972 18971 18832 18987 18977 18831 18833 18979 18978 18830 18988 18957 19181 18985 18983
WIJNOLDY DANIELSLAAN Pinus nigra Zwarte den WIJNOLDY DANIELSLAAN Pinus nigra Zwarte den WIJNOLDY DANIELSLAAN Quercus robur Zomereik WIJNOLDY DANIELSLAAN Quareus robur Zomereik WIJNOLDY DANIELSLAAN Quercus robur Zomereik WIJNOLDY DANIELSLAAN Quareus robur Zomereik WIJNOLDY DANIELSLAAN Quercus robur Zomereik WIJNOLDY DANIELSLAAN Quercus robur Zomereik WIJNOLDY DANIELSLAAN Quercus robur Zomereik Willem de Zwijgerlaan Fraxinus excelsror Westhots Glorie' WILLEM DE ZWIJGERLAAN Pinus nigra Zwarte den WILLEM DE ZWIJGERLAAN Pinus nigra Zwarteden WILLEM DE ZWIJGERLAAN Pinus nigra Zwarte den WILLEM DE ZWIJGERLAAN Pinus mgra Zwarte den WILLEM DE ZWIJGERLAAN Populus nigra Europeese zwarte populier WILLEM DE ZWIJGERLAAN Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. WILLEM DE ZWIJGERLAAN Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte paardenkastanje WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte paardenkastanje WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje WUSTELAAN Fagus sylvatica Gewonebeuk WUSTELAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk WUSTELAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk WUSTELAAN Fagus sylvatica 'Atropumcea' BrUine beuk WUSTELAAN Magnolia dawsoniana Magnolia sp. WUSTELAAN Pinus mgra Zwarte den WUSTELAAN Pinus nigra Zwarte den WUSTELAAN Pinus nigra Zwarte den WUSTELAAN Quareus robur Zomereik WUSTELAAN Quercus robur Zomereik WUSTELAAN Quercus robur Zomereik WUSTELAAN Quercus robur Zomereik
18984 18955 18966 18956 18976 18834 18958 18835 18975 18974 18960 18965 18982 18881 18963 18959 18962 18980 18973 18970 18967 18968
WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTEL.AAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTEL.AAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTEL.AAN WUSTELAAN WUSTEL.AAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTELAAN WUSTEL.AAN
Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quareus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quercus robur Zomereik Quercus robur Zomereik Quareus robur Zomereik Quareus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quereus robur Zomereik Quareus robur Zomereik Sequoia semperviarens Sequoia Taxus baecata 'Dovastonii' Gewone taxus spp. Taxus baecata 'Dovastonii' Gewone taxus spp. Tilia europaea Hollandse Linde Tilia tomentosa Zilverlinde Tilia tomentosa Zilverlinde
Velsen Noord ( Particulier Waardevol) 18190 BEECKSANGHL.AAN Aeseulus earnea Rode paardekastanje 18191 BEECKSANGHL.AAN Fagus sylvatiea 'Atropunicea' Bruine beuk 18267 DE RAETSTRAAT Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn 18184 DE ZANDSTRAAT Malus var. Atrosanquinea Appelsp. 18251 DOELMANSTRAAT Acer pseudoplatanus 'Erectum' Gewone esdoorn spp. 18252 DOELMANSTRAAT Prunus serrulata 'Kanzan' Japanse Sierkers 18185 GILDENLAAN Malus 'Profusion' Appel spp.
80 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18186 18242 18237 18239
GROTE HOUT- OF KONINGSWG Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn LADDERBEEKSTRAAT Aeer pseudoplatanus Gewone esdoorn LADDERBEEKSTRAAT Ulmus hollandica 'Groeneveld' lep spp. LADDERBEEKSTRAAT Ulmus hollandica 'Groeneveld' lep spp.
18233 18238 18235 18222 18236 18225 18226 18234 18232 18223 18240 18224 18255 18259 18261 18248 18249 18247
LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT LADDERBEEKSTRAAT STRATINGPLANTSOEN VAN KALKARSTRAAT VAN KALKARSTRAAT WIJKERSTRAATWEG WIJKERSTRAATWEG WIJKERSTRAATWEG
Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus minor Veldiep Malus sp. Appel sp. Malus sp. Appel sp. Castanea sativa Tamme kastanje Fagus sylvat1ca 'Atropunicea' Pinus nigra Zwarte den
lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp. lep spp.
Bruine beuk
Velsen Zuid en Driehuis ( Particulier Waardevol) 18567 DA COSTALAAN Quercus robur Zomereik 18566 DA COSTALAAN Quercus robur Zomereik 18493 DE GENESTETLAAN Aesculus hippocastenurn Witte Paardenkastanje 18534 DE GENESTETLAAN Pinus mgra Zwarteden 18535 DE GENESTElLAAN Pinus nigra Zwarte den 18278 DE SAVORNIN LOHMANLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18279 DE SAVORNIN LOHMANLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18289 OR KUYPERLAAN Fagus sylvatica Gewonebeuk 18290 OR KUYPERLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk 18288 OR KUYPERLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk 18271 DR KUYPERLAAN Olea europaea Olijf 18293 OR KUYPERLAAN Quercus robur Zomereik 18277 OR KUYPERLAAN Quercus robur Zomereik 18291 OR KUYPERLAAN Quercus robur Zomereik 18292 OR KUYPERLAAN Quareus robur Zomereik 18274 18270 18275 18273 18276 18515 18509 18517 18555 18554 18495 18564 18562 18510 18485 18507 18556 18514 18542 18563 18543 18559 19133
DR KUYPERLMN Quercus robur Zomerelk DR KUYPERLAAN Quareus robur Zomereik DR KUYPERLMN Quercus robur Zomerelk DR KUYPERLAAN Quercus robur Zomereik DR KUYPERLAAN Quareus robur Zomereik DRIEHUIZERKERKWEG Acer platanoides Noorse esdoorn DRIEHUIZERKERKWEG Aesculus h1ppocastanum Witte Paardenkastanje DRIEHUIZERKERKWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje DRIEHUIZERKERKWEG Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk DRIEHUIZERKERKWEG Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk DRIEHUIZERKERKWEG Cadrus libanii 'Giauca' libanon ceder DRIEHUIZERKERKWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk DRIEHUIZERKERKWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk DRIEHUIZERKERKWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk DRIEHUIZERKERKWEG Juglans regia Gewone walnoot DRIEHUIZERKERKWEG Malus domestica Appel spp. DRIEHUIZERKERKWEG Pinus mgra Zwarteden DRIEHUIZERKERKWEG Platanus x hispanica Gewone plataan DRIEHUIZERKERKWEG Quercus robur Zomereik DRIEHUIZERKERKWEG Quercus robur Zomereik DRIEHUIZERKERKWEG Quercus robur Zomereik DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse Linde DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde
81 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
19156 19134 19152 19157 19162 19158 19160 19161 19159 19125 19164 19151
DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG
Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tiha europaea 'Palhda' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida' Tilia europaea 'Pallida'
Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde Koningslinde
19137 19153 19139 19138 19128 19154 19124 19123 19155 19140 19148 19147 19150 19149 19146 19142 19141 19145 19144 19127 19135 19129 19130 19136 19126 19132 19131 18496 19072 18520 18526 18527 18528 18525 18523
DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG
Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Palhda' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Komngslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse ltnde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp.
18519 18522 18521 18524 18516 18301 18573 18491 18490 18286 18272 18460 18472 18461 18473
DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse linde spp_ DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia tomentosa Zilverlinde GOEMAN BORGESIUSLAAN Pinus nigra Zwarte den HIERCNVMUS VAN ALPHENLN Juglans regia Gewone walnoot HOFDIJKLAAN Platanus x hispanica Gewone plataan HOFDIJKLAAN Tilia europaea Hollandse Linde J KOSTELIJKLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk J KOSTELIJKLAAN Quercus robur Zomereik KRIEMHILDESTRAAT Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvatica Gewone beuk KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvatica Gewonebeuk KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvat1ca Gewonebeuk
82 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18471 18459 18456 18457 18469 18470 18577 18576 18578 18574 18295 18298 18297 18296 18552 18551 18553 18546 18549 18550
KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvatica Gewonebeuk KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvat1ca Gewone beuk KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvatica 'Atropun1cea' Bruine beuk KRIEMHILDESTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. KRIEMHILDESTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Lmde' Hollandse hnde spp. LODEWIJK VAN DEYSSELLAAN Acer saccharinum 'Pyrarnidale' Zilveresdoorn spp. LODEWIJK VAN DEYSSELLAAN Gledits1a triscanthos Valse Christusdoorn LODEWIJK VAN DEYSSELLAAN Quercus robur Zomereik LODEWIJK VAN DEYSSELLAAN Ulmus minor 'Sarniensis' Monumentaaliep MINISTER LELVL.AAN Ulmus pumila lep sp_ MINISTER VAN HOUTENLAAN Fagus sylvatica Gewonebeuk MINISTER VAN HOUTENLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk MINISTER VAN HOUTENLAAN Quercus frainetto Hongaarse eik NICOLAAS BEETSLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje NICOLAAS BEETSLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk NICOLAAS BEETSLAAN Quercus robur Zomereik NICOLAAS BEETSLAAN Tilia europaea Hollandse linde NICOLAAS BEETSLAAN Tilia europaea Hollandse Linde NICOLAAS BEETSLAAN Tiha europaea Hollandse Linde
18433 18557 18538 18482 18474 18476 18487 18488 18477 18483 18319 18284 18283 18313 18315 18280 18314 18294 18281 18312 18311 18321 18489 18486 19166 19167 19165 19169 19171 19172 19173 19170 19168
RIJKSWEG Pinus nigra Zwarte den SCHAEPMANU\AN Acer platanoides Noorse esdoorn SPIEGHELL.AAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk VALERIUSU\AN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje VALERJUSU\AN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk VALERlUSLAAN Prnus mgra Zwarte den VALERJUSLAAN Cuereus robur Zomereik VALERlUSLAAN Taxus baccata Gewone taxus VALERJUSLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VALERIUSU\AN Tilia europaea Hollandse Linde VAN HOGENDORPLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk VAN TUYLLWEG Fagus sylvatrca Gewone beuk VAN TUYLLWEG Fagus sylvatica Gewone beuk VAN TUYLLWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk VAN TUYLLWEG Quercus robur Zomereik VAN TUYLLWEG Quercus robur Zomereik VAN TUYLLWEG Quercus robur Zomereik VAN TUYLLWEG Quercus robur Zomereik VAN TUYLLWEG Quercus robur Zomereik VER LOREN VAN THEMAATLN Prnus mgra Zwarte den VERLOREN VAN THEMAATLN Quercus robur Zomereik VERLOREN VAN THEMAATLN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. WATERLOOLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk WATERLOOLAAN Pinus nigra Zwarte den WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallrda' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tiha europaea 'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea'Pallida' Koningslinde WOLFF EN DEKENLAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde
Monumentaal IJmuidenNoord (Particulier Monumentaal) 18376 KENNEMERLAAN Tilia europaea
Hollandse Linde
IJmuiden Zuid ( Particulier Monumentaal) 18345 GROENEWEG Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn 18404 HEERENDUINWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje
83 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18405 18323 18347 18446
HEERENDUINWEG Fagus sylvatica Gewone beuk KIEVITLAAN Tilia europaea 'Zwarte linde' Hollandse linde spp. ZEEWEG Platanus x hispanica Gewone plataan ZEEWEG Tiha europaea Hollandse Linde
Santpoort Noord ( Particulier Monumentaal) 18792 BERGWEG Fagus sylvatica Gewonebeuk 18682 BURGEMEESTER ENSCHEDELN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18701 BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik 18676 BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomerelk 18690 BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik 18691 BURGEMEESTER ENSCHEDELN Quercus robur Zomereik 18741 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewonebeuk 18734 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 18736 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 18735 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewonebeuk 18733 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 18744 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik 18739 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik 18740 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik 18745 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik 18738 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik 18737 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Tilia europaea Hollandse Linde 18664 HOOFDSTRAAT Acer pseudoplatanus 'Leopoldii' Bergesdoorn spp. 18668 HOOFDSTRAAT Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18725 HOOFDSTRAAT Fagus sylvatica 'Atropunrcea' Bruine beuk 18663 HOOFDSTRAAT Pinus mugho Bergden 18662 HOOFDSTRAAT Quercus robur Zomereik 18729 18724 18623 18651 18653 18650 18652 18721 18720 18718 18996 18994 18654 18997 19000 18998 18999 18995 19003
HOOFDSTRAAT Taxus baccata Gewone taxus HOOFDSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde KERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. MIDDENDUINERWEG Taxus baccata Gewone taxus MIDDENDUINERWEG Taxus baccata Gewone taxus MIDDENDUINERWEG Taxus baccata Gewone taxus MIDDENDUINERWEG Taxus baccata Gewone taxus OVERBILDTWEG llex aquifolia 'J.C.van Tor Gewone hulst OVERBILDTWEG llex aquifolia 'J.C.van Tol' Gewone hulst OVERBILDTWEG Juglans regia Walnoot SPAARNBERGLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk SPAARNBERGLAAN Quercus robur Zomereik TERRASWEG Quercus robur Zomereik WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje WUSTELAAN Fagus sylvatica Gewone beuk WUSTELAAN Fagus sylvat1ca Gewone beuk WUSTELAAN Fagus sylvatica Gewone beuk WUSTELAAN Platanus x hispanica Gewone plataan WUSTELAAN Quercus robur Zomereik
Santpoort Zuid (Particulier Monumentaal) 840 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde 18806 BRUNO KLAUWERSSTRAAT Taxus baccata Gewone taxus 18781 MIDDENDUINERWEG Cuereus robur Zomereik 18819 VAN DALENLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18766 VELSERENDERLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18764 VELSERENDERLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18758 VELSERENDERLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18759 VELSERENDERLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18760 VELSERENDERLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18762 VELSERENDERLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18763 VELSERENDERLAAN Fraxinus excelsior Gewone es 18765 VELSERENDERLAAN Platanus x h1spanica Gewone plataan 18757 VELSERENDERLAAN Platanus x hispanica Gewone plataan 18768 VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde
84 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18789 18790 18791 18788 18767 18786 18785 18761 18848 18849 18838 18986 18961 18836 18964 18981 18837
VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VELSERENDERLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. WIJNOLDY DANIELSLAAN Fagus sylvatiea Gewone beuk WIJNOLDY DANIELSLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk WIJNOLDY DANIELSLAAN Pinus nigra Zwarte den WUSTELAAN Fagus sylvatiea Gewone beuk WUSTELAAN Quareus robur Zomereik WUSTELAAN Quareus robur Zomereik WUSTELAAN Quareus robur Zomereik WUSTELAAN Taxus baeeata Gewone taxus WUSTELAAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde
Velsen Noord ( Particulier Monumentaal) 18189 BEECKSANGHLAAN Fagus sylvatiea 'Atropunicea' 18188 BEECKSANGHLAAN Fagus sylvatica 'Atropumcea' 18187 BEECKSANGHLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18250 GROTE HOUT- OF KONINGSWG Aesculus hippocastanum 18244 WIJKERSTRAATWEG Fagus sylvatica 'Rotundifolia' 18246 WIJKERSTRAATWEG Populus caoadensis 'Serot1na' 18245 WIJKERSTRAATWEG Ulmus minor Veldiep
Bruine beuk Bruine beuk Witte PaardenkastanJe Beuk spp. Canada populier spp.
Velsen Zuid en Driehuls ( Particulier Monumentaal) 18540 DE GENESTElLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18541 DE GENESlETLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18287 OR KUYPERLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk 19044 DRIEHUIZERKERKWEG Aesculus h1ppocastanum Witte Paardenkastanje 18518 DRIEHUIZERKERKWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18508 DRIEHUIZERKERKWEG Fagus sylvat1ca 'Atropumcea' Bruine beuk 18494 DRIEHUIZERKERKWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18506 18533 19075 19116 19143 19120 19121 19122 19119 19118 19117 18505 18497 18503 19077 18531 19076 18499 19068 18498 18502 18501 18500 19071 19070 19069 18504
DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG DRIEHUIZERKERKWEG
Fagus sylvat1ca 'Atropunicea' Bruine beuk Quercus robur Zomereik Tilia europaea 'Pallida' Kqningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Palllda' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Komngslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde Tiha europaea 'Pallida' Koningslinde Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilla europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilla europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Tilla europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp.
85 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
19074 19073 19013 19014 19015 19012 19016 19011
DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Pinus nigra Zwarte den DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik
1s1n 19178 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Tilia europaea Tilia europaea Hollandse Linde Hollandse Linde 19176 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Tilia europaea Hollandse Linde 19175 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Tilia europaea Hollandse Linde 19174 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Tilia europaea Hollandse linde 19179 DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Tiha europaea Hollandse Linde 18536 FEITHLAAN Tilia tomentosa Zilverlinde 18547 NICOLAAS BEETSLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. 11024 Park Beeekestijn Fagus sylvatiea Gewone beuk 12048 Park Beeckestijn Fagus sylvatica Gewone beuk 19063 Park Beeckestijn Fagus sylvatica Gewone beuk 11606 Park Beeckestijn Fagus sylvattca Gewone beuk 11025 Park Beeckestijn Fagus sylvatica Gewone beuk 19062 Park Beeekestijn Fagus sylvatlca 'Atropunicea' Bruine beuk 10835 Park Beeekestijn Quareus robur Zomereik 12100 Park Beeckestijn Tilia europaea Hollandse linde 18317 PIERSONLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk 18318 PIERSONL.AAN Fagus sylvattca Gewonebeuk 19054 RIJKSWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 19041 RIJKSWEG Fagus sylvattca Gewone beuk 19059 RIJKSWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 19040 RIJKSWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 19042 RIJKSWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 19043 RIJKSWEG Fagus sylvatica 'Bomeyensis' Treurbeuk spp. 19049 RIJKSWEG Pinus nigra Zwarte den 19033 RIJKSWEG Quareus robur Zomereik 19057 RIJKSWEG Quareus robur Zomereik 19051 RIJKSWEG Quareus robur Zomereik 19039 RIJKSWEG Quareus robur Zomereik 19038 RIJKSWEG Quareus robur Zomereik 19058 RIJKSWEG Quareus robur Zomereik 19050 RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde 19055 RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse linde 19034 RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde 19053 RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde 19037 19036 19052 19035 18269 18268 19066 18481 18285 18282 18320
RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde RIJKSWEG Tilia europaea Hollandse Linde STATIONSWEG Quercus robur Zomereik STATIONSWEG Taxus baccata Gewone taxus TOLSDUINERLAAN Tilia europaea Hollandse Linde VALERlUSlAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje VAN TUYLLWEG Fagus sylvatica Gewone beuk VAN TUYLLWEG Quercus robur Zomereik VER LOREN VAN THEMAATLN Fagus sylvatica 'Atropunicea'
Bruine beuk
Gemeente Velsen
86 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Waardevol IJmulden Noord ( Gemeente Velsen Waardevol) 872 BOERHAAVESTRAAT 893 BONEKAMPSTRAAT 892 BONEKAMPSTRAAT 1150 BRINIOSTRAAT 1145 BRtNlOSTRAAT 1379 BURGEMEESTER RAMBONNETLN 1384 BURGEMEESTER RAMBONNETLN 1382 BURGEMEESTER RAMBONNETLN 1378 BURGEMEESTER RAMBONNETLN 1383 BURGEMEESTER RAMBONNETLN 1785 CASEMBROOTSTRAAT 1780 CASEMBROOTSTRAAT 18356 DE NOOSTRAAT 18355 DE NOOSTRAAT 2417 DE PAGTERSTRAAT 2793 DIEZESTRAAT 4387 GJERTSENSTRAAT
Alnus eerdata Tilia eerdata 'Bohlje' Tilia cordata 'Bohlje' Ulmus hollandica 'Commelin' Ulmus hollandica 'Commelin' Tilia tomentosa Tilia tomentosa Tilia tomentosa Tilia tomentosa Tiha tomentosa Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Platanus x hrspanica Ulmus hollandica 'Groeneveld' Ulmus hollandica 'Groeneveld' Tilia cordata 'Bohlje' Acer pseudoplatanus 'Negenia' Sorbus intermedia
Hartbladige els Winterlinde spp. Winterlinde spp. lep spp lep spp. Zilverlinde Zilverlinde Zilverlinde Zilverlinde Zilverlinde Dubbelbloemige paardenkastanje Gewone plataan lep spp. lep spp. Winterlinde spp. Gewone esdoorn Zweedse meelbes 5536 5543 5539 5538 5540 5537 5535 5545 5546 5544 5541 5547 5677 6098 6103 18375 7594 7593 7592
HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOMBURGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. HOUTMANSTRAAT Ulmus minor 'Samiensis' Monumentaaliep JAN PIETERSZOON COENSTR Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje JAN PIETERSZOON COENSTR Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje JAN PIETERSZOON COENSTR Tilia europaea 'Euchlora' Krimlinde LAGERSSTRAAT Ulmus hollandica lep spp. LAGERSSTRAAT Ulmus hollandica lep spp. LAGERSSTRAAT Ulmus hollandica lep spp.
87 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
7590 8210 8211 8204 8208 8213 8205 8207 8206 8214
LAGERSSTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT M K HOFSTEDESTRAAT
8209
M K HOFSTEDESTRAAT Uml
us hollandica 'Belgica' 8413 9049 10350 10357 10356
Ulmus hollandica lep spp. Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus hollandica 'Belgica'
Hollandse 1ep Hollandse iep Hollandse iep Hollandse iep Hollandse iep Hollandse iep Hollandse iep Hollandse iep Hollandse iep
Hollandse iep
MARKTPLEIN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanJe MOERBERGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. PLEIN 1945 Ulmus hollandica 'Commeiln' lep spp. PLEIN 1945 Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. PLEIN 1945 Ulmus hollandica 'Commehn' lep spp.
12946 RAADHUISSTRAAT Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 13057 REINIER CLAESZENSTRAAT Platanus x h1spanica Gewone plataan 13058 REINIER CLAESZENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan 13059 REINIER CLAESZENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan 13045 REINIER CLAESZENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan 13061 REINIER CLAESZENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan 13444 ROGGEVEENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan 14093 SIERAADSTRAAT Alnus eerdata Hartbladige els 14102 SIERAADSTRAAT Alnus eerdata Hartbladige els 14094 SIERAADSTRAAT Alnus cordata Hartbladige els 14420 STEPHENSONPLEIN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 14096 STOKMANSPLANTSOEN Robima pseudoacacia Gewone acacia 14098 STOKMANSPLANTSOEN Robinia pseudoacacia Gewone acacia 14100 STOKMANSPLANTSOEN Robmia pseudoacacia Gewone acacia 14099 STOKMANSPLANTSOEN Robinia pseudoacacia Gewone acacia 14439 STOLSTRAAT Tilia eerdata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14440 STOLSTRAAT Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14446 STOLSTRAAT Tilia eerdata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14438 STOLSTRAAT Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14443 STOLSTRAAT Tilia eerdata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14441 STOLSTRAAT Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14437 STOLSTRAAT Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp 2418 STOLSTRAAT Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp. 14485 STRENGHOLTSTRAAT Quercus rubra Amerikaanse eik 14486 STRENGHOLTSTRAAT Quercus rubra Amerikaanse eik 14490 STRENGHOLTSTRAAT Ulmus hollandica 'Damp1eri' lep spp. 14489 STRENGHOLTSTRAAT Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. 18358 TROMPSTRAAT Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 14815 TROMPSTRAAT Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. 15196 VAN LEEUWENSTRAAT Tilia tomentosa Zilverlinde 15195 VAN LEEUWENSTRAAT Tilia tomentosa Zilverlinde 15194 VAN LEEUWENSTRAAT Tilia tomentosa Zilverlmde 15199 VAN LEEUWENSTRAAT Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. 15200 VAN LEEUWENSTRAAT Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp 15282 VAN NIEUWKOOPSTRAAT Quareus rubra Amerikaanse eik 15283 VAN NIEUWKOOPSTRAAT 16344 WARMENHOVENSTRAAT paardenkastanje
Tilra europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige
IJmuidenWest (Gemeente Velsen Waardevol) 3710 FULTONSTRAAT Ulmus minor 'Sarniensis'
Monumentaaliep
88 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
3709 6710 18391 7071 7096 8293 8357 8268 18454 8283 8299 8294 18389 18390 16107
FULTONSTRAAT Ulmus minor 'Sarmensis' Monumentaaliep KERKSTRAAT Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje KOMPASSTRAAT Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse rep KONINGIN WILHELMINAKADE Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep KONINGSPLEIN Tilia tomentosa Zilverlinde MARCONISTRAAT Acer pseudoplatanus Noorse esdoorn MARCONISTRAAT Acer pseudoplatanus 'Negenia' Noorse esdoorn spp. MARCONISTRAAT Ulmus glabra Bergiep MARCONISTRAAT Ulmus glabra Bergiep MARCONISTRAAT Ulmus hollandica Hollandseiep MARCONISTRAAT Ulmus hollandica Hollandse iep MARCONISTRAAT Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep MARCONISTRAAT Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep MARCONISTRAAT Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep VLEETSTRAAT Sorbus intermedia Zweedse meelbes
IJmuiden Zuid ( Gemeente Velsen Waardevol) 18332 EKSTERLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3283 EKSTERLAAN Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimrep 3287 EKSTERLAAN Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep 3285 EKSTERLAAN Ulmus glabra 'Exomensls' Pluimiep 3286 EKSTERLAAN Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep 3284 EKSTERLAAN Ulmus glabra 'Exoniensis' PlUimrep 3320 ELZENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan 3316 ELZENSTRAAT Platanus x hrspanica Gewone plataan 3427 FAZANTENLAAN Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. 3429 FAZANTENLAAN Ulmus hoUandica 'Oampreri' lep spp. 18372 GERARD DOUSTRAAT Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 4299 GIJZENVELTPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 4296 GIJZENVELTPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18370 5199 5200 5192 5196 5127 5197 5198 5128 5194 5331 5710 5713 6784 6792 7171 7165 7157 7156 7173 7168 7158 7971 7969 7970 8063 8066 8069 8067 8085 8079 8075
HEERENDUINWEG Ulmus hollandica Hollandse linde HEERENDUINWEG Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntmgdon 1ep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus holland1ca Vegeta' Huntingdon iep HEERENDUINWEG Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep HERENLAAN Tilia platyphyllos Zomerlinde HUNZESTRAAT Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep HUNZESTRAAT Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep KIEVITLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Haagbeuk spp. KIEVITLAAN Quercus robur Zomerelk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpimfolia Europeese hopbeuk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpmifolra Europeese hopbeuk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk KROMME MIJDRECHTSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk LEEUWERIKLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk LEEUWERIKLAAN Fagus sylvatica Gewonebeuk LEEUWERIKLAAN Fagus sylvat1ca Gewone beuk LIJSTERLAAN Acer platanoides Noorse esdoorn LIJSTERLAAN Pinus nigra Zwarte den LIJSTERLAAN Pinus nigra Zwarteden LIJSTERLAAN Pinus nigra Zwarte den LINDENSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp.
89 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
8086 8074 8077
LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde'
Hollandse linde spp. Hollandse linde spp. Hollandse linde spp.
8076 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 8082 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 8083 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 8084 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 8078 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 8080 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 8081 LINDENSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 18353 LORENTZSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 18354 LORENTZSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 13064 REMBRANDTLAAN Aesculus h1ppocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 13071 REMBRANDTLAAN Platanus x hispanica Gewone plataan 13070 REMBRANDTLAAN Platanus x hispanica Gewone plataan 13069 REMBRANDTLAAN Platanus x hispanica Gewone plataan 13374 RIJNSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde 13352 RIJNSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 13354 RIJNSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 13366 RIJNSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 13347 RIJNSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18444 SLINGERDUINLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 14871 TUINDERSSTRAAT Acer pseudoplatanus 'Erectum' Gewone esdoom spp. 14878 TUINDERSSTRAAT Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 14902 TUSSENBEEKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 14906 TUSSENBEEKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 14901 TUSSENBEEKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Lmde' Hollandse linde spp. 14903 TUSSENBEEKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 14905 TUSSENBEEKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp 14904 TUSSENBEEKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 15856 VELSERDUINWEG Frax1nus excelsior Westhots Glorie'Gewone es spp. 15852 VELSERDUINWEG Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. 15845 VELSERDUINWEG Platanus x h1spanica Gewone plataan 15850 VELSERDUINWEG Platanus x hispanica Gewone plataan 15846 VELSERDUINWEG Platanus x h1spanica Gewone plataan 15847 VELSERDUINWEG Platanus x hispanica Gewone plataan 15848 VELSERDUINWEG Platanus x hispanica Gewone plataan 15849 VELSERDUINWEG Platanus x hispanica Gewone plataan 15851 16328 18395 18394 16337 16339 16333 16336 16338 16335 4459 17080 4455 17081 17517
VELSERDUINWEG Platanus x hispanica Gewone plataan WAALSTRAAT Alnus rubra Rodeels WAALSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk WAALSTRAAT Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk WAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. WAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. WAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. WAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. WAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. WAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. WILGENSTRAAT Aesculus h1ppocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje WILGENSTRAAT Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje WILGENSTRAAT Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje WILGENSTRAAT Fagus sylvatica Gewonebeuk ZEEWEG Pmus sylvestris Grove den
Santpoort Noord ( Gemeente Velsen Waardevol) 432 ARUBASTRAAT Aesculus hippocastanum 433 ARUBASTRAAT Aesculus hippocastanum 430 ARUBASTRAAT Aesculus hippocastenurn 551 BEEKVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' 548 BEEKVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Pallida'
Witte Paardenkastanje Witte Paardenkastanje Witte Paardenkastanje Koningslinde Koningslinde
90 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
553 BEEKVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Komngslinde 549 BEEKVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde 544 BEEKVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde 552 BEEKVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 547 BEEKVLIETSTRAAT TiiJa europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 1535 Begraafplaats De Biezen Fagus sylvatica 'Pendula' Treurbeuk 698 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte linde' Hollandse linde spp. 703 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 708 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte Lmde' Hollandse linde spp. 700 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 705 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 704 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 707 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte linde' Hollandse linde spp. 706 BIALLOSTERSKILAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 885 BONAIRESTRAAT Ulmus hollandiea 'Dampieri' lep spp. 887 BONAIRESTRAAT Ulmus hollandiea 'Dampieri' lep spp. 886 BONAIRESTRAAT Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. 889 BONAIRESTRAAT Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. 1406 BURGEMEESTER WEERTSPLNTS Serbus intermedia Zweedse meelbes 18712 BURGEMEESTER WEERTSPLNTS Tilia americana Amerikaanse linde 18730 HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde 5652 HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 5649 HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 5653 HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 5930 J T eREMERLAAN Quercus robur Zomereik 5931 J T eREMERLAAN Quercus robur Zomereik 5941 J T eREMERLAAN Tilia eerdata Winterlinde 5946 J T eREMERLAAN Tilia eerdata Winterlinde 5939 J T CREMERLAAN Tilia eerdata Winterlinde 5947 J T eREMERLAAN Tilia europaea Hollandse linde 5948 J T eREMERLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 5940 J T eREMERLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 5942 J TeREMERLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 5943 J T CREMERLAAN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 6160 JOHAN MAURITS V NASSAULN Fraxinus excelsior Westhots Glorie' Gewone esdoorn spp. 6743 KERKWEG Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep 6740 KERKWEG Ulmus glabra 'Exomensis' Pluimiep 6745 KERKWEG Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep 6739 KERKWEG Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep 6736 KERKWEG Ulmus glabra 'Exoniensis' Pluimiep 8793 MIDDENDUINERWEG Aesculus carnea Rode paardekastanje 9509 OVERBILDTWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 9508 OVERBILDTWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 9511 OVERBILDTWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 9512 OVERBILDTWEG Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse hnde spp. 9645 PARAMARIBOSTRAAT Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 9641 PARAMARIBOSTRAAT Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 9647 PARAMARIBOSTRAAT Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 9659 PARAMARIBOSTRAAT Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep 9853 PATRICIUSLAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk 9850 PATRICIUSLAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk 9870 PATRICIUSLAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk 9869 PATRICIUSLAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk 13600 SABASTRAAT Aesculus carnea Rode paardekastanje 14573 TERRASWEG Acer platanoides 'Cucculatum' Noorse esdoorn spp. 14572 TERRASWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 546 VELSERBROEKSTRAAT Tiha europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 15677 VELSERBROEKSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 545 VELSERBROEKSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 15672 VELSERBROEKSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp.
91 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
15670 15682 15675 18991 18990 18992
VELSERBROEKSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. VELSERBROEKSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. VELSERBROEKSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte paardenkastanje WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje WUSTELAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje
Santpoort Zuid ( Gemeente Velsen Waardevol) 6034 JAN GIJSENVAART Ulmus hollandica Vegeta' Huntingdon iep 8772 MIDDENDUINERWEG Quercus robur Zomereik 18924 OLGA VON GOTSCHLAAN Quercus turneri 'Pseudoturneri' Eik spp. 18925 OLGA VON GOTSCHLAAN Quercus turneri 'Pseudoturnerr Eik spp. 18801 VAN DALENLAAN Acer campestre Veldiep 18802 VAN DALENLAAN Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn 15039 VAN DALENLAAN Fraxinus excelsior 'AIIgold' Gewone es spp. 18826 VD BERGH V EYSINGAPLNTS Malus 'Makamik' Appel spp. 15383 VD BERGH V EYSINGAPLNTS Malus toringa var. 'Sargentii' Sierappel Velsen Noord ( Gemeente Velsen Waardevol) 2812 DIJCKMANSSTRAAT Ulmus hollandica lep spp. 2846 DOELMANSTRAAT Prunus avJUm Zoete kers 3128 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' 3132 DUINVLIETSTRAAT Tiha europaea 'Zwarte Linde'
Hollandse linde spp. Hollandse linde spp.
3129 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3134 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse linde spp. 3121 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 18266 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3130 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3120 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse linde spp. 18241 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3124 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3125 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3123 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Lmde' Hollandse linde spp. 3122 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3126 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Lmde' Hollandse linde spp. 3131 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3137 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3127 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3133 DUINVLIETSTRAAT Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 3154 DUINVLIETSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 3164 DUINVLIETSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 3155 DUINVLIETSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 4367 GILDENLAAN Sarbus mtennedia Zweedse meelbes 4368 GILDENLAAN Sarbus intermedia Zweedse meelbes 4369 GILDENLAAN Sarbus intennedia Zweedse meelbes 4354 GILDENLAAN Ulmus hollandica Hollandse iep 4355 GILDENLAAN Ulmus hollandica Hollandse iep 5235 HEIRWEG Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. 5877 IR KRIJGERSTRAAT Sarbus aria 'MagnifJca' Meelbes spp. 5880 IR KRIJGERSTRAAT Sorbus aria 'Magnifica' Meelbes spp. 5879 IR KRIJGERSTRAAT Sarbus aria 'Magnifica' Meelbes spp. 9600 LADDERBEEKSTRAAT Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. 9596 LADDERBEEKSTRAAT Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. 9599 LADDERBEEKSTRAAT Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. 7546 LADDERBEEKSTRAAT Fagus sylvatica Gewone beuk 8571 MEERWEIDENLAAN Malus domestica Wildeappel 8567 MEERWEIDENLAAN Malus 'Neville Copeman' Appel sp. 9594 PANCRASPLANTSOEN Carpinus betulus 'Fast giata' Haagbeuk spp. 9597 9598
PANGRASPLANTSOEN PANGRASPLANTSOEN
Carp1nus betulus 'Fastigiata' Carpinus betulus 'Fastigiata'
Haagbeuk spp. Haagbeuk spp.
92 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
9595 9601 14075 14076 14073 14175 14174 14475 14474 18254 14473 18253 14477 14456 14482 14451 3110 14467 3113 3114 14463 3109 14483 14465 3112 3111 14447 14450 14448 14449 14462 18262 18264
PANGRASPLANTSOEN Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. PANGRASPLANTSOEN Quercus robur Zomereik SCHULPWEG Fraxinus excelsior Westhots Glorie' Gewone es spp. SCHULPWEG Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. SCHULPWEG Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. SMIDT VAN GELDERSTRAAT Malus toringa var. 'Sargentii' Appel spp. SMIDT VAN GELDERSTRAAT Malus toringa var. 'Sargentii' Appel spp. STRATINGPLANTSOEN Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. STRATINGPLANTSOEN Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. STRATINGPLANTSOEN Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. STRAliNGPLANTSOEN Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. STRATINGPLANTSOEN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus holland1ca 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus holland1ca 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Dampien' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Dampieri' lep spp. STRATINGPLANTSOEN Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntingdon iep VAN DIEPENSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. VAN DIEPENSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp.
18263 VAN DIEPENSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 15321 VAN SAELENPLANTSOEN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 15333 VAN SAELENPLANTSOEN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 17002 WIJKERMEERWEG Ulmus hollandica 'Vegeta' Huntmgdon iep 18206 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18205 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus holland ea 'Commelin' lep spp. 18215 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18209 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commehn' lep spp. 18213 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18221 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18210 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18220 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18219 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18212 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18216 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18218 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18214 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18203 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18217 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 18204 WIJKEROOGSTRAAT Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. 17014 WIJKERSTRAATWEG Acer platanoides Noorse esdoorn 17058 WIJKERSTRAATWEG Acer platano1des Noorse esdoorn 17054 WIJKERSTRAATWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 17055 WIJKERSTRAATWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18243 WIJKERSTRAATWEG Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 17057 WIJKERSTRAATWEG Ulmus hollandica 'Commelin' lep spp. Velsen Zuid en Driehuis ( Gemeente Velsen Waardevol) 123 AAGTEVONKLAAN Fraxinus angustifolia 'Monophylla'
Amerikaanse es spp.
93 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
2056 2071 2064 2073 2061 2051
OA COSTALAAN Ostrya carpinifolia DA COSTALAAN Ostrya carpinifolia DA COSTALAAN Ostrya carp1nifolia DA COSTALAAN Ostrya carpinifolia OA COSTALAAN Ostrya carpinifolia DA COSTALAAN Ostrya carpinifolia
Europeese hopbeuk Europeese hopbeuk Europeese hopbeuk Europeese hopbeuk Europeese hopbeuk Europeese hopbeuk
2060 2066 2078 2052 2086 2087 2075 2088 2079 2058 2080 2085 2084 2200 2927 2990 2989 2987 3001 2999 3000 3002 2998 2996 2997 2926 2201 2203 18544 5987 5989 5988 5992 5994 7150
DA COSTAI.MN Ostrya carpinifolra Europeese hopbeuk DA COSTAI.MN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTAI.MN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTAI.MN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTAI.MN Ostrya carprnifolia Europeese hopbeuk DA COSTAI.MN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTALAAN Ostrya carprnifolia Europeese hopbeuk DA COSTALAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTAI.MN Ostrya carprnifolia Europeese hopbeuk DA COSTALAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTALAAN Ostrya carprnifolia Europeese hopbeuk DA COSTALAAN Ostrya carpinifolia Europeese hopbeuk DA COSTALAAN Ostrya carprnifolia Europeese hopbeuk DE GENESTETL.AAN Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde DRIEHUIZERKERKWEG Quercus robur Zomereik DRIEHUIZERKERKWEG Quareus rubra Amerikaanse eik DRIEHUIZERKERKWEG Quareus rubra Amerikaanse eik DRIEHUIZERKERKWEG Quercus rubra Amerikaanse eik DRIEHUIZERKERKWEG Tilra cordata 'Bohlje' Winterlinde spp DRIEHUIZERKERKWEG Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia cordata 'Bohlje' Winterlinde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia eerdata 'Bohlje' Winterlinde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia eerdata 'Bohlje' Winterlinde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse linde DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse linde DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse linde DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Lrnde' Hollandse linde spp. DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk JACOB CATSLAAN Fraxinus angustifolia 'Monophylla' Es spp. JACOB CATSLAAN Fraxrnus angustifolia 'Monophylla' Es spp. JACOB CATSLAAN Fraxinus angustifolia 'Monophylla' Es spp. JACOB CATSI.MN Malus toringa var.'Sargentii' Sierappel JACOB CATSLAAN Quercus robur Zomereik KRIEMHILDESTRAAT Fagus sylvabca Gewonebeuk
18575 LODEWIJK VAN DEYSSELLAAN Salixalba Schietwilg 18300 MINISTER VAN HOUTENLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18299 MINISTER VAN HOUTENLAAN Fagus sylvatica Gewone beuk 9555 P C HOOFTLAAN Aesculus h1ppocastanum Witte Paardenkastanje 9556 P C HOOFTLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 9526 P C HOOFTLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 9528 P C HOOFTLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 9538 P C HOOFTLAAN Aesculus h1ppocastanum Witte Paardenkastanje 9563 P C HOOFTLAAN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 9525 P C HOOFTLAAN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 19030 Park Velserbeek Fagus sylvatica Gewone beuk 19017 Park Velserbeek Parrotia pers1ca Parrotia 12777 Park Velserbeek Ulmus hollandica Hollandse iep 9830 PARKWEG Acer pseudoplatanus 'Atropurpureum' Gewone esdoorn spp. 9833 PARKWEG Cedrus libanii 'Giauca' Libanon ceder 9809 PARKWEG Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. 9826 PARKWEG Pinus nigra Zwarte den 9827 PARKWEG Pinus nigra Zwarte den 9828 PARKWEG Pinus nigra Zwarteden
94 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18426 PARKWEG Prunus cerasifera 'N1gra' Kerspruim 18425 PARKWEG Pyrus Peer spp. 9702 PARKWEG Taxodium dist ehum Moerascypres 9832 PARKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Gewone linde spp. 18424 PARKWEG Ulmus holland1ca 'Belg1ca' Hollandse iep 13817 SCHAEPMANLAAN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' Dubbelbloemige paardenkastanje 13847 SCHAEPMANLAAN Carp1nus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp 13849 SCHAEPMANLAAN Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. 14297 SPIEGHELLAAN Acer platano1des Noorse esdoorn 14292 SPIEGHELLAAN Acer platanoides Noorse esdoorn 14298 SPIEGHELLAAN Acer platano1des Noorse esdoorn 18537 SPIEGHELLAAN Acer platanoides Noorse esdoorn 14766 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp 14777 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14780 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 5995 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14769 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14765 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14767 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14n6 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14771 TOLLENSLAAN Carpinus betulus 'Purpurea' Gewone haagbeuk spp. 14784 TOLSDUINERLAAN Ulmus hollandica lep sp. 14785 TOLSDUINERLAAN Ulmus hollandica lepsp. 18316 VAN TUYLLWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18196 VELSERDIJK Acer pseudoplatanus Gewone esdoorn 18304 VERLOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18308 VER LOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18306 VERLOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18310 VER LOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18307 VERLOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18305 VERLOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanJe 18309 VERLOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18303 VERLOREN VAN THEMAATLN Aesculus hippocastanum 'Baumannii' paardenkastanje 18302 VERLOREN VAN THEMAATLN Quercus rubra Amerikaanse eik 16420 WATERLOOLAAN Fagus sylvat1ca Gewonebeuk 16419 WATERLOOLAAN Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Velserbroek ( Gemeente Velsen Waardevol) 5435 HOFGEESTERWEG Pinus nigra
Dubbelbloemige Dubbelbloemige Dubbelbloemige Dubbelbloemige Dubbelbloemige Dubbelbloemige Dubbelbloemige Dubbelbloemige
Zwarte den
Zee en Duinwijk ( Gemeente Velsen Waardevol) 4322 GIJZENVELTPlANTSOEN Ulmus hollandica 'Commelin'
lep spp.
Monumentaal IJmuiden Noord ( Gemeente Velsen Monumentaal) 18360 CASEMBROOTSTRAAT 3227 EDISONSTRAAT 3230 EDISONSTRAAT 5534 HOMBURGSTRAAT
95 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
5674
HOUTMANSTRAAT
Tilia europaea 'Zwarte Linde' Ulmus minor 'Sarniensis' Ulmus minor 'Sarniensis' Ulmus hollandica 'Belgica' Ulmus minor 'Sarniensis'
Hollandse linde spp. Monumentaaliep Monumentaaliep lep spp. Monumentaaliep 5671 18374 6099 6513 6463 9033 9048 9317 9314 9313 9315 13453 14429 14692
HOUTMANSTRAAT Ulmus m1nor 'Samiensis' Monumentaaliep JAN PIETERSZOON COENSTR Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje JAN PIETERSZOON COENSTR Quercus robur Zomereik KENNEMERLAAN Ulmus hollandica 'Betgica' Hollandse iep KENNEMERLAAN Ulmus minor 'Sarniensis' Monumentaaliep MOERBERGPLANTSOEN Ulmus minor 'Sarniensis' Monumentaaliep MOERBERGPLANTSOEN Ulmus minor 'Samiensis' Monumentaaliep OOSTERDUINPLEIN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. OOSTERDUINPLEIN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. OOSTERDUINPLEIN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. OOSTERDUINPLEIN Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. ROGGEVEENSTRAAT Aescutus hippocastanum Witte Paardenkastanje STEPHENSONSTRAAT Ulmus m1nor 'Sarniensis' Monumentaaliep TIBERIUSPLEIN Quercus robur Zomereik
IJmuiden West ( Gemeente Velsen Monumentaal) 3714 FULTONSTRAAT Ulmus minor 'Sarniensis' Monumentaaliep 4970 HAVENKADE UJmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 18417 KANAALDIJK Pinus nigra Zwarte den 6414 KANAALSTRAAT Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 6720 KERKSTRAAT Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 7073 KONINGIN WILHELMINAKADE Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 7072 KONINGIN WILHELMINAKADE Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 7095 KONINGSPLEIN Tilia europaea 'Euchlora' Krimlinde 7094 KONINGSPLEIN Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 17325 Wasterbegraafplaats Pinus nigra Zwarte den 17354 Wasterbegraafplaats Pinus nigra Zwarte den IJmuiden Zuid ( Gemeente Velsen Monumentaal) 4253 GERARD DOUSTRAAT Ulmus hollandica Hollandse iep 4456 GROENEWEG Ulmus hollandica 'Belgica' Hollandse iep 18399 HEERENDUINWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 18401 HEERENDUINWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 18402 HEERENDUINWEG Fagus sylvatica Gewone beuk 18403 HEERENDUINWEG Quercus robur Zomereik 18398 5129 5130 18400 10227 10226 10221 10228 10225 10214 10222 10224 10215 10223
HEERENDUINWEG HEERENDUINWEG HEERENDUINWEG HEERENDUINWEG PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT PLATANENSTRAAT
Quareus robur Zomereik Tilia cordata Winterlinde Tilia cordata Winterlinde Tiha europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x htspamca Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x htspanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan
96 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
10231 10232 10216 10230 10217 10220 10218 10219 10229 14872 17503
PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x h1spanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan PLATANENSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan TUINDERSSTRAAT Platanus x hispanica Gewone plataan ZEEWEG Platanus x hispanica Gewone plataan
Santpoort Noord ( Gemeente Velsen Monumentaal) 1500 Begraafplaats De Biezen Aesculus hippocastenurn Witte Paardenkastanje 1539 Begraafplaats De Biezen Fagus sylvatica Gewone beuk 1541 Begraafplaats De Biezen Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 1442 Begraafplaats De Biezen Pinus sylvestris Grove den 1445 Begraafplaats De Biezen Quercus petraea Wintereik 1443 Begraafplaats De Biezen Quareus robur Zomereik 1493 Begraafplaats De Biezen Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 1453 Begraafplaats De Btezen Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 1626 7394 7415 18731 18732 3098 3632 5658 5660 5665 5618 5554 5558 5670 5576 5574 5575 5572 5666 5667 5668 5551 5582 5570 5559 5567 5562 5611 5612 5550 5614 5610 5556 5561 5583
Burg. Rijkanspark Quercus robur Zomereik DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Fagus sylvatica Gewone beuk DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik DUIN- EN KRUIDBERGERWEG Quercus robur Zomereik FRANS NETSCHERLAAN Aesculus camea Rode paardekastanje HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Komngslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Komngslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Palhda' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tiha europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde HOOFDSTRAAT Tilia europaea 'Pallida' Koningslinde
8780 8781 19010 14592 1642
MIDDENDUINERWEG Fagus sylvatiea Gewone beuk MIDDENDUINERWEG Quereus robur Zomereik MOLENSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde TERRASWEG Tilia eerdata Winterlinde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde
97 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Santpoort Zuid ( Gemeente Velsen Monumentaal) 18795 BERGWEG Fagus sylvatiea Gewone beuk 784 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tifia europaea Hollandse linde 804 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 820 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tiha europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 789 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 788 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 805 BLOEMENDAALSESTRAATWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 1673 Burg. Rijkanspark Tilia europaea Hollandse linde 3108 DUINLUSTPARKWEG Fagus syfvatiea 'Atropunieea' Bruine beuk 18930 EYNDENHOEFFLAAN nha europaea Hollandse linde 18931 EYNDENHOEFFLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18929 EYNDENHOEFFLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18707 EYNDENHOEFFLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18706 EYNDENHOEFFLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18705 EYNDENHOEFFLAAN Tilia europaea Hollandse linde 4955 HARDDRAVERSLAAN Quereus robur Zomereik 18945 HARDDRAVERSLAAN Tilia europaea Hollandse linde 8180 LOUISE DE COLIGNYLAAN Quercus robur Zomereik 8179 LOUISE DE COLIGNYLAAN Quercus robur Zomereik 8778 MIDDENDUINERWEG Quereus frainetto Hongaarse eik 8777 MIDDENDUINERWEG Quareus robur Zomereik 18780 MIDDENDUINERWEG Quareus turnen 'Pseudotumeri' Eik spp. 18825 SCHOTERKERKPAD Fraxinus excelsior Gewone es 18823 SCHOTERKERKPAD Quercus robur Zomereik 18803 VAN DALENLAAN Acer campestre Veldiep 15088 VAN DALENLAAN Tilia europaea Hollandse linde 15889 VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse linde 15923 VELSERENDERLAAN Tilia europaea Hollandse linde 18799 18989 17275 17281 17280 17277 17278 17279 17276 17271 17274 17273 17270 17282 17272 17298
WILLEM DE ZWIJGERLAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Platanus x hispanica Gewone plataan WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tiha europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tiha europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia europaea Hollandse linde WUSTELAAN Tilia platyphyllos Zomerlinde WUSTELAAN Tilia tomentosa Zilverlinde
Velsen Zuid en Driehuis ( Gemeente Velsen Monumentaal) 19047 BOSWEG Tilia europaea Hollandse linde 19045 DRIEHUIZERKERKWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje 19046 DRIEHUIZERKERKWEG Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk 18085 DRIEHUIZERKERKWEG Platanus x hispanica Gewone plataan 18096 DRIEHUIZERKERKWEG Platanus x hispanica Gewone plataan 19029 DRIEHUIZERKERKWEG Quercus robur Zomereik 2932 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse linde 18560 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse linde 18561 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea Hollandse linde 18530 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Lmde' Hollandse linde spp. 2991 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 2992 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 2993 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. 2994 DRIEHUIZERKERKWEG Tilia europaea 'Zwarte L1nde' Hollandse linde spp. 6682 KERKESINGEL Tilia europaea Hollandse linde 18199 KERKPLEIN Tilia eerdata Winterlinde
98 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
18201
KERKPLEIN
Tilia eerdata
Winterlinde
18202 18200 6706 6705 6704 6707 6698 6697 6702 6699 6703 6701 6700 19061 19060 9793 9794 9812 18194 18195 9813 8505 8504 8506 8508 8507 8759 8758 19048 17940 17941 12458 12504 12396 12410
KERKPLEIN Tilia cordata Winterlinde KERKPLEIN Tilia eerdata Winterlinde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandse linde KERKPLEIN Tilia europaea Hollandselinde KWEEKENSTEINSWEG Tilia platyphyllos Zomerlinde KWEEKENSTEINSWEG Tilra platyphyllos Zomerlinde MEERVLIETSTRAAT Fraxinus excelsior Westhots Glorie' Gewone es spp. MEERVLIETSTRAAT Fraxinus excelsior 'Westhofs Glorie' Gewone es spp. MEERVLIETSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde MEERVLIETSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde MEERVLIETSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde MEERVLIETSTRAAT Tilia eerdata Winterlinde MEERVLIETSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde MEERVLIETSTRMT Tilia europaea Hollandse linde MEERVLIETSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde MEERVLIETSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde MEERVLIETSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde MIDDENDORPSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde MIDDENDORPSTRMT Tilia europaea Hollandse linde park Schoneberg Taxus baccata Taxus, Venijnboom park Schoneberg Tilia europaea Hollandse linde park Schoneberg Tiha europaea Hollandse linde Park Velserbeek Acer pseudoplatanus 'Leopoldii' Noorse esdoorn spp. Park Velserbeek Aesculus carnea Rode paardekastanje Park Velserbeek Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje Park Velserbeek Aesculus h1ppocastanum Witte Paardenkastanje
19023 19024 12337 19021 12379 12665 12260 12338 12332 12335 12461 12412 12545 12387 19018 12280 12341 12503 19028 19022 12524 12523 12383 12551 12696 12303
Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek
Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje Fagus sylvatica Gewone beuk Fagus sylvat1ca Gewone beuk Fagus sylvatica Gewone beuk Fagus sylvat1ca 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropumcea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvat1ca 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvat1ca 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvatica 'Atropunicea' Bruine beuk Fagus sylvabca 'Atropunicea' Bruine beuk Malus sp. Appel spp. Platanus x h1spanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x h1spamca Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Platanus x hispanica Gewone plataan Quercus robur Zomereik Quercus robur Zomereik Quercus robur Zomereik Quercus robur Zomereik
99 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
19025 12500 19019 12520 19026 12344 12546 12553 12415
Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek Park Velserbeek
Quercus robur Zomereik Quercus rubra Amerikaanse eik Taxodium distichum Moerascypres Taxus baccata Taxus, Venijnboom Taxus baccata Taxus, Venijnboom Taxus baccata 'Fasbgiata' Taxus, Venijnboom spp. Tilia europaea Hollandse linde Tilia europaea Hollandse linde Tilia europaea Hollandse linde
12390 12459 19020 12259 19027 12779 12329 12778 12806 12301 9821 9699 9700 9695 9814 9811 13344 13167 19065 19064 14783 14795 15347 18434 18050 18037 18035 18436 18029 16416 18032 18034 18437
Park Velserbeek Tilia europaea Hollandse linde Park Velserbeek Tilia europaea Hollandse linde Park Velserbeek Tilia europaea Hollandse linde Park Velserbeek Tilia europaea Hollandse linde Park Velserbeek Tilia europaea Hollandse linde Park Velserbeek Tilia europaea 'Euehlora' Krimlinde Park Velserbeek Tilia europaea 'Euchlora' Krimlinde Park Velserbeek Tilia europaea 'Euchlora' Krimlinde Park Velserbeek Tilia europaea 'Pallida' Komngslinde Park Velserbeek Tilia petiolaris Hangende zilverlinde PARKWEG Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje PARKWEG Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. PARKWEG Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. PARKWEG Carpinus betulus 'Fastigiata' Haagbeuk spp. PARKWEG Fagus sylvatiea Gewone beuk PARKWEG Quareus tumeri 'Pseudoturnen" Eik sp. RIJKSWEG Tilia europaea 'Zwarte Linde' Hollandse linde spp. RIJKSWEG Ulmus hollandiea 'Belgica' Hollandse iep TOLSDUINERLAAN Quereus robur Zomereik TOLSDUINERLAAN Quercus robur Zomereik TOLSDUINERLAAN Quareus robur Zomereik TORENSTRAAT Tilia europaea Hollandse linde VAN TUYLLWEG Fagus sylvatica Gewone beuk WATERLOOLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje WATERLOOLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje WATERLOOLAAN Aesculus hippocastanum Witte Paardenkastanje WATERLOOLAAN Aesculus h1ppocastanum Witte Paardenkastanje WATERLOOLAAN Quercus robur Zomereik WATERLOOLAAN Quercus robur Zomereik WATERLOOLAAN Quareus robur Zomereik WATERLOOLAAN Quercus robur Zomereik WATERLOOLAAN Quercus robur Zomereik WATERLOOLAAN Quercus robur Zomereik
100 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
Bijlage 2
Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2009 (6e wijziging)
101 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
102 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
103 / 104
Officiële bekendmakingen | Week x, maand 2012
104 / 104