PROJECT
Hervorming GSC-systeem
Datum
30 mei 2012
DOCUMENT
Standpuntnota
Versie
Versie 6 - publiek
Situering Deze nota wil de standpunten van PV-Vlaanderen ontwikkelen en verduidelijken over het voorstel van decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, zoals dit werd uitgewerkt door de Vlaamse Regering. De nota geldt als leidraad voor externe communicatie.
1. Onze voornaamste kritieken op het voorstel 1.1. 90 € ondersteuning is niet gestoeld op correcte berekening “onrendabele top” PV-Vlaanderen steunt het principe dat een correcte berekening van de onrendabele top het uitgangspunt moet zijn voor het bepalen van de compenserende steun per kWh aan hernieuwbare energietechnologieën. Niettegenstaande het voorstel van decreet stelt uit te gaan van dergelijke berekening, wordt nergens aangetoond hoe men tot een ondersteuning van 90 €/MWh vanaf 01/08/2012 komt. PV-Vlaanderen betwist dan ook met klem de bewering van de Vlaamse Regering dat de terugverdientijd korter dan 10 jaar zou zijn. Onze stelling wordt geïllustreerd met onderstaande onweerlegbare berekening. PV-Vlaanderen stelt vast dat in de lineaire beperking van de steun tot 90 € geen enkele diversificatie werd ingebracht: grote industriële installaties, installaties voor KMO’s, zonnepanelen voor particulieren met nieuwbouw (21 % BTW) of woning ouder dan 5 jaar (6% BTW) bekomen allen dezelfde ondersteuning. Een overduidelijk bewijs dat de 90 € niet op een ernstige berekening is gebaseerd.
1.2. 90 € ondersteuning leidt tot investeringsstop Met een ondersteuning van 90 €/MWh - en een netvergoeding van 50 €/kWp - wordt de terugverdientijd voor een particulier bij nieuwbouw 14,3 jaar en bij een woning van 5 jaar 12,7 jaar. Voor een KMO wordt dit 13,6 jaar. De in dit model gehanteerde cijfers zijn marktconform en houden niet eens rekening met een leninglast. Met dergelijke terugverdientijden zullen KMO’s en particulieren niet meer geneigd zijn te investeren in PV. Dit zal de sector lam leggen. Het voorstel van decreet gaat in de memorie van toelichting uit van een verdere permanente daling van de kostprijs van PV-modules, zonder dat dit wordt aangetoond. In ieder geval, het voorstel bouwt nu reeds verder op een daling die wordt verwacht, eerder dan deze daling af te wachten en dan de ‘banding’ aan te passen, een logica die voor de andere technologieën wel gevolgd wordt. Voor grote projecten boven 10kWp die niet genieten van een terugdraaiende teller en waar het injectietarief per kWh veel lager is dan het afnametarief (vierkwadrantenteller), is het totaal onmogelijk om een rendabel project te realiseren. Sedert het invoeren van het 90€/kWh in Vlaanderen voor projecten groter dan 250kWp, is geen enkel project nog gerealiseerd in Vlaanderen, niettegenstaande veel industriele daken zich lenen voor dergelijke toepassing en een perfecte matching zijn van lokale productie en verbruik. Volgens onze berekening moet de investeringsprijs dalen onder 0,85€/Wp om dergelijk projecten rendabel te maken. De huidige prijs per Wp voor dergelijke projecten ligt rond de 1,5€/Wp. Het is niet zo dat grote projecten minder efficient zijn, integendeel, het is het lage injectietarief en de lage waarde van de GSC dat die projecten onrendabel maakt. Hieronder wordt de terugverdientijd van een PV-installatie bij particulieren berekend volgens diverse scenario’s. Enkel bij de allergoedkoopste panelen, zonder leninglast en zonder netvergoeding (waarvan intussen is bevestigd dat die er zeker komt), kom je onder de 10 jaar.
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
1/10
Vermogen van PV-systeem Investeringskost Investeringskost per kWp excl. BTW Totale investeringskost excl. BTW BTW Totale investeringskost incl. BTW Vervanging omvormer jaar 10 Totale investeringskost Jaarlijkse uitgaven Injectietarief (euro/kWp) Verzekering Totale jaarlijkse uitgaven Jaarlijkse inkomsten Jaarlijkse energieproductie (850 kWh/kWp) Jaarlijkse inkomsten uit certificaten Jaarlijkse inkomsten uit terugdraaiende teller Netto jaarlijkse inkomsten Terugverdientijd
Eenheid kWp
Verbouwing 3
Nieuwbouw 3
euro / kWp euro % euro euro euro
2200 6600 6% 6996 800 7796
2200 6600 21% 7986 800 8786
50
150 0 150
150 0 150
kWh 0,09 0,21
2550 229,5 535,5 615 12,7
2550 229,5 535,5 615 14,3
jaar
Voor KMO’s is de terugeverdientijd nog langer, zoals blijkt uit onderstaande berekening: KMO systeem 10 kW met terugdr teller Vermogen van PV-systeem Investeringskost Investeringskost per kWp excl. BTW Totale investeringskost excl. BTW Verhoogde investeringsaftrek 5% Vervanging 2 omvormers 5 kW in jaar 10 Totale investeringskost Jaarlijkse uitgaven Injectietarief (euro/kWp) Verzekering (euro/kWp) Monitoring, onderhoud (jaarlijkse kost €/kW) Totale jaarlijkse uitgaven Jaarlijkse inkomsten Jaarlijkse energieproductie (850 kWh/kWp) Jaarlijkse inkomsten uit certificaten Jaarlijkse inkomsten uit terugdraaiende teller Netto jaarlijkse inkomsten Terugverdientijd
Eenheid kWp
10
euro / kWp euro euro euro euro
2000 20000 -1000 1600 20600
20 7 25 euro
200 70 250 520
kWh 0,09 0,15 euro jaar
8500 765 1275 1520 13,6
1.3. Het lam leggen van de sector maakt de ambitieuze doelstellingen onhaalbaar Momenteel wordt er in Vlaanderen 8,8 % van de stroom op basis van hernieuwbare energie geproduceerd. Een kwart daarvan komt van zonne-energie. Als de PV-sector stilvalt - zoals zich laat aanzien - dan betekent dit dat er meer dan drie maal zoveel biomassa-installaties en windmolens op het land zullen moeten worden gebouwd. En dit terwijl de regels voor het bouwen van windmolenparken onlangs nog werden verstrengd. Als we zonne-energie buiten beschouwing laten, werd in 2011 40 % minder vermogen aan bijkomende groene stroom installaties geïnstalleerd ten opzichte van 2010. Dit jaar werd er voorlopig 0 kW windenergie geïnstalleerd en slechts 8 kW aan biomassa. Niettegenstaande de sector al in crisis verkeerde, werd er toch nog 56.314 kW aan zonnepanelen geïnstalleerd… Als politici de doelstelling willen halen zonder PV, dat men dan ook de moed heeft om de mensen te zeggen waar de nieuwe windmolenparken zullen komen…
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
2/10
1.4. Invoering vanaf 1 augustus creëert rechtsonzekerheid voor installaties > 10 kWp Het invoeren van de maatregel per 1 augustus 2012 creëert rechtsonzekerheid voor installaties > 10 kWp. Deze moeten namelijk een netstudie aanvragen, waarvan de doorlooptijd niet vooraf gekend is en die bepaald wordt door de netbeheerders. Aangezien met name Eandis zich in het verleden reeds meermaals heeft uitgesproken ten nadele van zonne-energie, vrezen wij een willekeurige vertraging bij het afronden van netstudies. Momenteel is de gemiddelde doorlooptijd 1,5 maand maar tijdens de vakantieperiode loopt dit op tot 2 maanden.
1.5. Het invoeren van een netvergoeding is een zéér gevaarlijk precedent Het invoeren van netvergoeding is een retro-actieve maatregel die investeringsonzekerheid creëert. In een eerste fase voor PV, maar meteen ook voor wind, biomassa en WKK. De overheid stelt zich op als een onbetrouwbare partner die wat ze vandaag ondersteunt, morgen kan belasten. Dit zal investeerders en financierders weerhouden om nog te investeren in hernieuwbare energie wat de haalbaarheid van de doelstellingen nog verder hypotheceert. Bovendien zal dit het algemene investeringsklimaat in Vlaanderen hypotheceren. Een netvergoeding van 50 à 60 €/kWp (het in de parlementaire wandelgangen meest gebruikte cijfer) maakt operationele projecten verlieslatend en nieuwe projecten onmogelijk. Projecten met leningenlast zullen niet meer de return geven die nodig is en bijgevolg zullen de financiële instellingen die zwaar hebben geïnvesteerd in PV (in de eerste plaats Belfius, het voormalige Dexia Lease) nieuwe financiële moeilijkheden kennen. Volgens een eerste berekening daalt de waarde van het eigen vermogen van een investeerder in een project met ongeveer 75% bij het invoeren van deze injectietarieven. Dat heeft als gevolg dat investeerders (institutionele, privé investeerder, pensioenfondsen, e.d.) het geinvesteerd kapitaal zien verdwijnen en als gevolg het vertrouwen voor nieuwe investeringen in hernieuwbare energie volledig verdwenen is. Bovendien maakt de netvergoeding de onrendabele top groter, waardoor de ondersteuning hoger moet of langer zal moeten duren. Dit is dus een pure vestzak-broekzak-operatie.
1.6. 6.000 jobs bedreigd, 1.000 bedrijven betrokken De Vlaamse PV-sector bestaat uit een duizendtal (vooral kleine) installatiebedrijven en stelt 6.000 mensen rechtstreeks te werk. De indirecte tewerkstelling is nog ruimer. In tegenstelling tot wat wel eens wordt beweerd, betreft het lang niet allemaal knelpuntberoepen. Niet alleen dreigt dus een toename van de werkloosheid, kennis en know-how gaan verloren voor de toekomst. Dit betekent bvb dat onderhoud en herstelling van bestaande PV-installaties in de toekomst niet meer kunnen verzekerd worden, met productieverlies tot gevolg én dus nogmaals een bedreiging voor het halen van de doelstelling inzake groene stroom. Het verdwijnen van concurrentie maakt een daling van de prijzen ook minder haalbaar, waardoor de zgn. grid parity ook langer uitblijft. En als die grid parity er dan later toch komt dan bemoeilijkt het weggeslagen veld aan installateurs het hernemen van de markt.
2. Stabiliteit en ambitie op langere termijn 2.1. Steun is tijdelijk nodig en kan op termijn verdwijnen •
De internationale prijsevolutie – op voorwaarde dat die correct de leercurve van de industrie volgt – geeft uitzicht op het overbodig worden van extra steun voor fotovoltaïsche installaties op middellange termijn, in functie van de zogenaamde “grid parity”, dat is het moment waarop de productie van zonnestroom onder bepaalde veronderstellingen aan lagere “levelized cost” (LCOE) kan gebeuren dan de aankoop van elektriciteit.
•
Dit betekent dat een uitdovend steunbeleid kan worden uitgewerkt, op voorwaarde van een correcte inschatting van de dynamische “grid parity” (letterlijk “netstroomgelijkheid”): o
Grid parity verschilt naargelang het type van PV-project: klein, groot, type eigenaar (bepalend voor de BTW)
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
3/10
o
Grid parity verschilt ook in functie van het referentietarief voor elektriciteit: residentieel tarief, beursprijs voor elektriciteit
2.2. Tijdige bekendmaking van aanpassingen aan het steunmechanisme •
PV-Vlaanderen pleit ervoor dat in het kader van veranderlijke investeringskosten een voldoende lang traject van (dalende) steun wordt uitgewerkt, zodat wie een PV-systeem wil aankopen voldoende lang vooraf uitzicht hebben op de toekomstige steunmaatregelen om projecten met langere doorlooptijd (vergunningen, aanbesteding) te kunnen plannen.
•
Aanpassingen van steunbedragen kunnen gebeuren in functie van gewijzigde financiële voorwaarden, maar alleen als de start van de gewijzigde voorwaarden minstens 6 maand vooraf aangekondigd wordt en na de hogerop gevraagde transparante overlegprocedure voor de berekening van gewijzigde onrendabele toppen.
2.3. Vermijden van retro-actieve aanpassingen aan steunmaatregelen •
De ervaringen met buitenlandse retroactieve maatregelen (bvb. in Tsjechië) bewijzen duidelijk dat retroactief ingrijpen in het lopende steunmechanismen voor bestaande projecten nefast is voor het vertrouwen van investeerders en leidt tot het stilvallen van nieuwe groenestroomprojecten en vele faillissementen.
•
Daarom mag niet geraakt worden aan de bestaande vergoedingen voor groenestroomcertificaten, omdat dit enerzijds het vertrouwen ernstig aantast en anderzijds de financieringsplannen van bestaande fotovoltaïsche (en ook andere HE) projecten ingrijpend wijzigt.
2.4. Grens van 250 kVA en voorwaarde voor uitbreiding van bestaande PV-projecten •
In de huidige regelgeving hebben fotovoltaïsche installaties boven 250 kW slechts recht op een arbitrair vastgelegde minimumprijs van 90 euro/MWh voor groenestroomcertificaten, een prijs die – zoals werd aangetoond - onder de huidige marktprijzen ligt.
•
Dit onderscheid is ook gekoppeld aan het uitsluiten van de mogelijkheid tot snelle uitbreiding van bestaande PV-installaties op hetzelfde toegangspunt. Er is immers in april 2011 een strenge beperkende voorwaarde voor uitbreiding van PV-systemen tot een totaal vermogen boven 10 kVA: dergelijke uitbreidingen hebben slechts recht op groenestroomcertificaten ten vroegste vanaf 3 jaar na de datum van indienstname van het bestaande PV-project.
•
Beide beperkende voorwaarden zijn bedoeld om een stevige rem te zetten op het installeren van grote PVinstallaties, in het licht van de discussie over de maatschappelijke kosten toegeschreven aan grote PVinstallaties op bedrijfsdaken.
•
Bedrijven die voorafgaand aan de invoering van deze uitbreidingsgrens uit economische voorzorg gekozen hebben voor een gefaseerde opbouw en ondertussen gespaard hebben voor een uitbreiding worden door de huidige uitbreidingsbeperking afgestraft.
•
Deze eerder arbitraire grens van 250 kW en de strenge beperking voor uitbreidingen is niet langer zinvol in het nieuwe gewijzigde certificatenmechanisme, om volgende redenen: o
bedrijven met een grote beschikbare dakoppervlakte en een groot stroomverbruik worden onterecht beperkt in hun ambitie om zelf groene stroom te produceren; bovendien is het vaak de enige technisch haalbare mogelijkheid indien een windenergieproject uitgesloten is (wegens niet haalbaar op het vlak van windaanbod en/of ruimtelijke ordening).
o
ook bij een stroomverbruik dat lager ligt dan de productie van zonnestroom is het zinvol om een fotovoltaïsche installatie te kunnen opstellen waarvan de stroom geïnjecteerd wordt op het net: er zijn voldoende potentiële aankopers van deze groene stroom, nl. groenestroomleveranciers die daarmee aan de groeiende vraag van eindklanten kunnen voldoen. Daardoor kunnen de kleinere leveranciers op de markt dankzij de goedkopere zonnestroom hun concurrentiepositie ook verbeteren en zo de ontoereikende marktwerking op de elektriciteitsmarkt remediëren.
o
Bovendien wordt door de aparte meting van injectie (van zonnestroom) en afname (van conventionele stroom) er toch een nettarief betaald voor elke kWh die niet rechtstreeks intern in het verbruik van het bedrijf gecompenseerd wordt: het verkoopstarief voor de geïnjecteerde
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
4/10
zonnestroom ligt immers veel lager dan het verbruikstarief. Ook wordt er al een capaciteitstarief voor het aangesloten PV-vermogen betaald. o
Op basis van de gedifferentieerde onrendabele toppenberekening kan de vergoeding voor grote PV-projecten op bedrijven correct berekend worden en zal die door de schaalvoordelen van de investeringen waarschijnlijk lager liggen dan particuliere PV-installaties.
2.5. Geen bovengrens op de PV-marktgroei •
In het vooruitzicht van de steeds dichterbij komende horizon van 2020 voor het behalen van de verplichte hernieuwbare energiedoelstellingen is het volstrekt contraproductief om een eventuele bovengrens in te stellen voor het jaarlijks opgesteld vermogen van PV-installaties. Ervaringen in andere landen (o.a. Spanje) bewijzen dat dergelijke bovengrens voor het stilvallen van de PV-sector zorgt en de beloftevolle ontwikkeling van deze groene economiesector volledig verstikt.
2.6. De maatschappelijke kosten blijven stabiel bij stijgend vermogen •
De dalende gegarandeerde prijzen voor groenestroomcertificaten voor fotovoltaïsche installaties houden de maatschappelijke uitgaven voor het ondersteunen van investeringen in zonnepanelen in de toekomst onder controle. Bij gelijkblijvende compensatie van de meerkost voor de netbeheerder door de verkoop van de aangekochte groenestroomcertificaten door diezelfde netbeheerder op de certificatenmarkt vermindert immers de netto meerkost voor de netbeheerder voor nieuwe PV-installaties.
•
In 2012 zal de kost per huishouden (met een gemiddeld jaarlijks verbruik van 3500 kWh) 35 euro per jaar bedragen. Ter vergelijking: in Duitsland bedraagt de doorgerekende financiering van de teruglevertarieven voor PV-installaties 63 euro per jaar voor een gemiddeld gezin. Tot 2014 stijgt de kost tot 40 euro per jaar, blijft stabiel tot 2016 en daalt daarna terug. Deze berekeningen zijn gemaakt op basis van een ambitieus groeiscenario tot 4400 MWp in 2020, en onder voorwaarde dat de kosten evenredig per kWh worden doorgerekend over alle verbruikers.
2.7. Doorrekening van de maatschappelijke kosten in de leveranciersprijzen •
De huidige aankoopplicht voor netbeheerders om groenestroomcertificaten aan te kopen aan een per decreet vastgestelde minimumprijs (voor stroom uit fotovoltaïsche installaties maar ook voor andere technologieën) moet vervangen worden door een verrekening van de kosten voor alle groenestroomcertificaten in de prijs die stroomleveranciers aan hun klanten aanrekenen.
•
Dit kan alleen als volgende voorwaarden vervuld worden:
•
o
alle groenestroomcertificaten worden op de markt worden verkocht aan marktprijzen die slechts licht kunnen variëren (gekoppeld aan een ondergrens en een bovengrens);
o
per technologie en binnen elke technologie wordt op basis van de onrendabele-top-berekening een vermenigvuldigingsfactor berekend die resulteert in een correcte ondersteuning per kWh geproduceerde groene stroom en verschilt naargelang de technologie en de categorie van project
o
de leveranciers krijgen een in te leveren quotum van groenestroomcertificaten dat voldoende hoog ligt om een correcte marktwerking van vraag en aanbod te garanderen; er moet een mechanisme ingevoerd worden om dit quotum aan te passen in functie van de groei van het aanbod van groene stroom.
Bovendien moet de doorrekening van de kosten voor groenestroomcertificaten door de leveranciers op een transparante, faire en controleerbare manier gebeuren, volgens regels die de overheid opstelt en opvolgt.
2.8. Billijke verdeling van de doorrekening •
De huidige doorrekening van de kosten van de groenestroomcertificaten voor PV-installaties gebeurt voor 75% naar de laagspanningsklanten. Dat betekent dat particulieren en KMO’s het grootste deel financieren, in tegenstelling tot het relatieve aandeel van deze doelgroep in het opgestelde PV-vermogen: eind 2011 bestond 47% van het opgestelde PV-vermogen in Vlaanderen uit kleine PV-systemen tot en met 10 kW, 15% uit systemen tussen 10 en 250 kW en 38% van het vermogen uit PV-installaties groter dan 250 kW.
•
PV-Vlaanderen stelt voor om de percentages van doorrekening in de laagspanningstarieven aan te passen, rekening houdend met een afgetopte maximum bijdrage voor de energie-intensieve industrie.
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
5/10
2.9. Overleg over een gebruikstarief voor het net voor nieuwe PV-systemen •
Bij een volledige compensatie van het lokale verbruik door de productie van zonnestroom draagt de eigenaar van een PV-systeem kleiner of gelijk aan 10 kW niet bij aan de kosten voor het gebruik van het plaatselijke distributienet. Nochtans vinden dagelijks fysieke uitwisselingen van elektriciteit plaats bij levering of afname van elektriciteit.
•
Het is logisch dat daarvoor ook een vergoeding wordt aangerekend. Dit kan best gebeuren op basis van de netto elektriciteit die aan het net geleverd wordt of ervan afgenomen wordt, gerekend over een periode van één jaar. Voor het ogenblikkelijk verbruik van zonnestroom in het interne residentiële net is geen vergoeding nodig.
•
Lokaal geproduceerde PV-stroom wordt lokaal afgenomen, hetzij voor de meter, hetzij na de meter (bij de buur). Die stroom komt dus quasi nooit op het Elia-net. Nochtans zal de buur evenveel blijven verder betalen aan transportkosten.
•
Dergelijke vergoeding kan alleen ingevoerd worden voor nieuw geïnstalleerde PV-systemen, anders gaat het over een retroactieve maatregel. De hoogte van de vergoeding moet vastgesteld worden op basis van een gedetailleerde kostenanalyse van de componenten van het distributienettarief.
•
De berekening van een nieuw gebruikstarief voor het net moet ook gekoppeld worden aan het voordeel dat de netbeheerder heeft van het ondersteunen van de lokale netspanning door het verminderen van de plaatselijke spanningsverliezen in het net.
3. Meer aandacht voor de baten van zonnestroom 3.1. Ecologische voordelen •
De productie van zonnestroom uit fotovoltaïsche installaties vermijdt de uitstoot van diverse vervuilende gassen die gepaard gaan met klassieke fossiele elektriciteitsproductie. De belangrijkste vermeden uitstoot is CO2. Het opgesteld vermogen aan zonne-energie in Vlaanderen compenseert evenveel CO2 als 65 % van het totale Vlaamse bosbestand.
•
Tegelijk bespaart zonnestroom ook op de import van fossiele brandstoffen voor klassieke elektriciteitscentrales.
•
De Vlaamse onderzoeksinstelling Vito heeft deze twee financiële besparingen berekend voor de periode 2010-2020, in een laag groeiscenario. In totaal bespaart zonnestroom 76 euro/MWh in vermeden CO2uitstoot en brandstof. Met een realistisch groeiscenario tot 4000 MW in 2020 betekent dit een totale besparing van 2,15 miljard euro voor de periode 2010 – 2020. Daarnaast zijn er nog kleinere besparingen door de vermindering van de uitstoot van fijn stof en van andere schadelijke gassen die vrijkomen bij conventionele elektriciteitscentrales op fossiele brandstoffen zoals zwavel – en stikstofoxides.
3.2. Zonne-energie: een immens potentieel voor de Belgische energienood Jaarlijks valt er op Belgische bodem 120 Exajoule zonne-energie. De totale jaarlijkse Belgische energienood bedraagt 2,5 Exajoule (elektriciteit, verwarming en transport inbegrepen). Een enorm potentieel dat kan worden benut.
3.3. Macro-economische baten voor de Belgische economie •
De Vlaamse regering heeft gekozen om zonnepanelen te ondersteunen, om haar doelstellingen voor groene stroom op korte en langere termijn te halen. Vlaamse gezinnen en bedrijven zijn massaal ingegaan op de aantrekkelijke regelgeving. In de periode 2006 – 2011 hebben 180 000 investeerders gezorgd voor in totaal 5,7 miljard € investeringen (incl. BTW). De totale BTW-inkomsten bedroegen ongeveer 650 mio €.
•
Verhoging van de onafhankelijkheid voor de maatschappij in zijn geheel van energie uit eindige bronnen en uit de daaraan gekoppelde import uit het buitenland.
•
Eigenaars van een PV-systeem gaan bewuster om met energie en zullen sneller stappen zetten tot rationeler energieverbruik en vraagsturing (door het aanpassen van het interne elektriciteitsverbruik aan
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
6/10
de zonnestroomproductie). Het verlagen van de totale energiekosten maakt bedrijven competitiever op de markt en biedt voor Vlaanderen kansen op innovatieve ontwikkelingen in energiebeheer.
3.4. Werkgelegenheid •
De tewerkstelling in de PV-sector omvat de directe en de indirecte tewerkstelling. De directe tewerkstelling bestaat hoofdzakelijk uit studiebureaus, invoerders, groothandelaars, verdelers, verkopers installateurs, dienst na verkoop, samen met back office jobs voor administratie, boekhouding, magazijnbeheer enz. Dit geldt voor alle componenten van een fotovoltaïsche installatie: draagstructuur, zonnepanelen, bekabeling, omvormer, elektrische randapparatuur.
•
Daarnaast is er ook nog tewerkstelling in de financiering van PV-systemen: banken, leasing maatschappijen, notarissen, verzekeringsmakelaars.
•
PV-Vlaanderen schat op basis van een gedetailleerde analyse dat de Vlaamse PV-markt ongeveer 6000 directe VTE en naar schatting 4000 indirecte jobs heeft gecreëerd. Dat betekent voor de overheid ook extra inkomsten voor overheid uit jobs en omzet: inkomsten voor RSZ, inkomsten uit belastingen op loon en uit vennootschapsbelastingen.
3.5. Demping van de beursprijzen voor elektriciteit •
Bovendien kan de productie van piekstroom op zonnige dagen de beursprijzen voor elektriciteit verlagen. De CREG heeft dit effect doorgerekend voor het jaar 2010. In totaal bedraagt het voordeel voor alle eindverbruikers 59 miljoen euro per jaar.
•
De voorlopige eindbalans van financiële besparingen door zonnestroom komt per jaar neer op de som van BTW-inkomsten, CO2-reductie, brandstofbesparing en beursprijsdemping: in totaal 225 miljoen euro voor het jaar 2010.
•
In Duitsland wordt hetzelfde effect waargenomen met dalingen van de stroomprijs met 20% op zonnige dagen. Een gedetailleerde studie heeft het totale gemiddelde voordeel berekend op 4 tot 6 euro per MWh die verhandeld wordt op de stroombeurs. Deze prijsdalingen komen ten goede van leveranciers en van grote industriële verbruikers die stroom aankopen op de spotmarkt.
3.6. Zonnestroom biedt financiële zekerheid tegenover stijgende elektriciteitsprijs In een eigen PV-installatie voor de productie van groene stroom betekent dat de investeerder de kostprijs van dit deel van zijn verbruik over een periode van 20 jaar perfect kent en onder controle heeft. Dit is een belangrijk voordeel in vergelijking met onvoorspelbaar stijgende elektriciteitsprijzen. Een eigenaar van een PV-installatie maakt zich gedurende 30 jaar grotendeels onafhankelijk van buitenlandse elektriciteitsleveranciers (die momenteel 95 % van de leveringsmarkt domineren). Een PV-installatie is voor particulieren en KMO’s vaak de enige vorm van groenestroomproductie die technisch haalbaar is, en snel en gemakkelijk te installeren zonder problemen met ruimtelijke ordening.
3.7. Zonnestroom is de enige hernieuwbare energie technologie waar grid parity binnen bereik ligt Gelet op de internationale evolutie van de marktprijs én de leercurve, gecombineerd met de verwachte stijging van de marktprijs voor grijze stroom, is het vrijwel zeker dat een PV-installatie over enkele jaren competitief wordt met grijze netstroom. Dit kan van geen enkele andere duurzame energieproductietechnologie worden gezegd. De ondersteuning te snel te streng afbouwen maakt dat die grid parity met onbepaalde tijd wordt uitgesteld, waardoor de overheid precies het tegendeel realiseert van wat ze beoogde.
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
7/10
4. REFERENTIES •
Persbericht PV-Vlaanderen Zonnige lente doet elektriciteitsprijs dalen, 27 maart 2012
•
CREG, Studie over de impact van fotovoltaïsche zonnepanelen op de Belgische elektriciteitsprijs, Studie (F)110506-CDC-1062; mei 2011 http://www.creg.info/pdf/Studies/F1062NL.pdf
•
Vito, Doorrekeningen ter ondersteuning van de evaluatie van de steun voor groene stroom en WKK, Eindrapport, juli 2011 http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/milieuvriendelijke/evaluatie_steunmechanisme n/VITO_doorrekeningen_GS_WKK.pdf
•
VREG, Aantal groenestroomcertificaten verkocht aan de netbeheerders aan de wettelijke minimumprijs, rapport van 1 mei 2012 beschikbaar op deze webpagina: http://www.vreg.be/statistieken-groene-stroom
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
8/10
5. BIJLAGEN Bijlage 1: Berekening van de maatschappelijke baten De tabel hieronder toont de financiële opbrengst van de ecologische baten van zonnestroom in de periode 2010 – 2020 overeenkomstig de berekening en de hypothesen van Vito in het rapport Doorrekeningen ter ondersteuning van de evaluatie van de steun voor groene stroom en WKK (referentie: zie hoger). De berekening van de totale productie van zonnestroom is gebaseerd op dezelfde aannames als in het Vito rapport. Hieruit kan geen jaarlijkse productiefactor worden afgeleid, omdat het gaat om de totale productie over 10 jaar van een groeiend gecumuleerd opgesteld vermogen aan fotovoltaïsche installaties.
Bijlage 2: Jaarlijkse kost voor de aankoopplicht van PV-certificaten De grafiek hieronder toont de berekening van de jaarlijkse kost van de aankoopplicht voor de netbeheerders van de groenestroomcertificaten voor PV. De uitgangspunten zijn de werkelijke marktgroei tot en met december 2011 en een groeiscenario tot 4400 MW in 2020 met een jaarlijkse gemiddelde marktgroei van 300 MW (AC-vermogen). De totale kosten worden in deze eigen berekening evenredig verdeeld over alle eindklanten.
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
9/10
Bijlage 3: Aantal groenestroomcertificaten verkocht aan de netbeheerders Statistiek van de VREG De VREG heeft op haar website in de rubriek “statistieken” (referentie: zie hoger) een gedetailleerd overzicht staan van de maandelijkse aantallen groenestroomcertificaten voor PV, met opsplitsing per minimumprijs. Op basis van deze tabel kan berekend worden dat alle netbeheerders samen in het jaar 2011 een totale aankoopkost hadden van 389,732 miljoen euro voor in totaal 959 534 certificaten aan verschillende minimumprijzen van 450 euro (datum indienstname tot 31/12/2009) en de lagere prijzen van latere “data indienstname”. Dat betekent een gemiddelde aankoopkost van 406 euro per certificaat (en per MWh). Door het terug verkopen op de certificatenmarkt (in de veronderstelling dat er geen banking wordt gedaan en alle certificaten worden verkocht) levert dit de netbeheerders een gedeeltelijke compensatie op van 102,670 miljoen euro. De netto kost voor de aankoopplicht van de PV-certificaten bedroeg dus in 2011 in totaal 287,062 miljoen euro. In het eerste kwartaal van 2012 (januari tot eind april) werden 347804 certificaten aangekocht met een totale kost van 128,400 miljoen euro, of een gemiddelde aankoopprijs van 369 euro per certificaat (en per MWh). Kostendoorrekening in 2011 Op basis van de statistieken van de VREG geeft de tabel hieronder de kostendoorrekening voor 2011 door de netbeheerders, in de hypothese dat 75% van de kosten over de laagspanningsklanten wordt verrekend. Dat levert een kost voor de residentiële eindverbruiker op van 15,4 euro per MWh. Bij een gelijke doorrekening per MWh verbruik van alle verbruikers is de kost 7,2 euro per MWh. Het verschil met de gelijke kostenberekening in het scenario van bijlage 2 (aan 9,7 euro/MWh) komt door de aanname in bijlage 2 dat alle PV-installaties die in 2011 in dienst werden genomen ook voor hun volledige jaarlijkse zonnestroomproductie in de berekening worden opgenomen (en niet met vertraging in functie van de werkelijke startdatum). Voor een gemiddeld gezin met een verbruik van 3500 kWh per jaar is de totale werkelijke kost op basis van de VREG-statistieken dus 53,9 euro per jaar, of 4,5 euro per maand per gezin – of 2 drankjes op een caféterras…
KOSTENDOORREKENING DOOR NETBEHEERDERS
eenheid
netto kost GSC voor DNB's
mio euro
287
in aanmerking komende leveringen distr. net
mio MWh
40
verbruik laagspanningsklanten = 35%
mio MWh
14
75% van netto kost DNB's = doorrekening over laagspanningsklanten
mio euro
215
doorrekening verbruik laagspanning
euro/MWh
15,4
egale doorrekening totaal verbruik
euro/MWh
7,2
PV-Vlaanderen nota hervorming GSC v6 1/6/2012
bedrag 2011
10/10