1. Onverwachte ontmoeting ‘Ik wil wel een beschuitje met hem eten.’ Britt, mijn collega is al jaren alleenstaand. We hebben pauze tijdens de avonddienst in het gezondheidscentrum in het Noord-Hollandse De Rijp. In het kantoor van de thuiszorg eten we ’s avonds om half acht. ‘Over wie heb je het?’ Mijn collega Lisanne kan een enorme bitch zijn maar heeft een klein hartje. Ze is het bindende element in onze groep van verzorgenden. In ons team werken wijkziekenverzorgenden en wijkverpleegkundigen samen. Deze avond heeft Fleur dienst. Zij beheert de bereikbaarheidstelefoon. Bij calamiteiten komen de telefoontjes op dat toestel binnen.. Fleur is een stil type. Haar privéleven is een raadsel. Lisanne woont samen met fysiotherapeut Richard, die in ons gezondheidscentrum werkt. Bij klachten in schouders of rug is hij er ook voor ons. Richard weet veel van onze cliënten in de wijk wat weer handig is als achtergrondinformatie. Rebecca is aan de buitenkant een harde collega maar ze is veel te lief. Het is voor mij ook een nieuwe start. Niemand weet wat ik in mijn vorige baan deed. Ik houd dat graag zo. Als iemand ernaar vraagt zeg ik dat ik als kamermeisje in een hotel heb gewerkt. Gedeeltelijk is het waar maar ik wil opnieuw beginnen. Mijn vorige baan voelde uiteindelijk als de lopende band. Alleen onze manager kent de waarheid. Ze houdt haar mond wel omdat ze het liefst mensen in dienst heeft die betrokken zijn bij hun werk. Bij het sollicitatiegesprek voelde ze dat ik er zo een ben. Ooit heb ik een diploma behaald maar hier was mijn kennis weer snel up-to-date. Mijn uiterlijk heb ik ook veranderd; geen lenzen meer maar 11
een bril met felgekleurd montuur en lang, geblondeerd haar, echt onherkenbaar. Van mannen moet ik niets weten en ik woon heerlijk alleen in een flat in de Maasstraat in Alkmaar. Het is lekker anoniem want ik ken mijn buren niet eens. Ik woon met mijn twee golden retrievers Truus en Racoon. Beide komen uit een asiel en ze zijn zes en zeven jaar oud. Mijn contract geldt voor vierentwintig uur per week; financieel was dat erg wennen maar het gaat. Ik heb nu rust en ben gelukkig, draai vooral avonddiensten. Met mijn collega’s Rebecca, Lisanne en Britt. ‘Susan, dit is het helemaal voor jou,’ gaat Britt verder. ‘Voor mij geen mannen.’ Ik haal een slablaadje van mijn kin. ‘Ben je lesbisch?’ Rebecca kijkt me met open mond aan. ‘Hoe lang werk ik hier al, dat had je moeten weten.’ Ik doe verontwaardigd. Lisanne morst haar koffie. ‘Een nieuwe cliënt die op de Bellesloot woont in een groot huis. Hij is manager geweest, vermoed ik. Ongeveer zestig jaar. Hij heet Victor Los en hij is in zorg met een gebroken schouder. Hij heeft volledige hulp van ons nodig. Zorg dat je geen bloot decolleté hebt want hij kleedt je uit met zijn ogen,’ verduidelijkt Britt. Ze kijkt er ondeugend bij. Fleur kijkt even op en zegt: ‘Het valt wel mee. Hij is echt heel aardig. Die arme man uit vaak zijn verdriet als ik er ben want bij mij kan hij dat kwijt. Ik kom bij hem voor de wondzorg en we hebben veel gesprekken.’ Als er een moeilijke cliënt in zorg is en een collega kan goed met hem of haar opschieten wordt er weleens door sommigen over opgeschept alsof het een competitie is: Wie vindt de cliënt de liefste? De mannen over wie Brit het heeft wil ik niet meer. Ze praten over hun vrouw alsof zij slecht is en dan tegen een andere vrouw: Jij begrijpt me tenminste. Op kantoor 12
dragen ze een wit overhemd met een stropdas. Ze zien er netjes uit maar ik heb vaak een andere kant meegemaakt. ‘Wat nu Suus, heb je zin in hem?’ Britt kijkt me aan, iedereen lacht. ‘Je staart en starende mensen zijn toch verliefd? Ik ben als eerste aan de beurt want van ons tweeën ben ik de langste tijd alleen...’ ‘Neem hem maar, ik hoef niet,’ bijt ik haar toe. ‘Ben je dan belogen?’ Britt kijkt geschrokken. Mijn gezicht voel ik warm worden en op mijn rug druppelt transpiratie. Niemand mag over mijn oude verleden weten. ‘Zoiets, maar ik leef gelukkig met mijn honden en Racoon is de man in huis die me echt beschermt.’ Fleur valt me bij: ‘Britt, in ons werk mag je geen contact hebben met cliënten als je vrij bent. Dat weet je. Het geeft belangenverstrengeling en het kan je ook nog jouw baan kosten.’ Ze kijkt Britt streng aan. Die felheid kennen we niet van haar. Britt haalt haar schouders op. ‘Wie weet heeft hij veel geld?’ ‘Geld is niet alles, Britt.’ Dat weet ik als geen ander, denk ik stiekem. Om acht uur is de pauze om en we ruimen de vieze borden, bestek en bekers op. We steken onze mobiele telefoons van het werk in de zakken van onze uniformjasjes. Van de planners hebben we een adressenlijstje mee waarop de cliënten staan die je moet verzorgen met de benodigde tijd die ervoor staat. Het duurt nog even voordat ik naar meneer Los moet. Ik ben wat nerveus bemerk ik bij mezelf. In het dossier bij cliënten ligt in de rapportagemap een stappenplan waarin staat welke handelingen er verricht moeten worden. ‘Susan, bij meneer Los mag je zo laat mogelijk komen. Je moet zijn kleding uittrekken, de sling van zijn linkerschouder afhalen en zijn rug insmeren met bodylotion. Als laatste trek je zijn pyjama aan. Daarna doe je de sling weer om. Hij heeft zo’n rood-wit gestreepte pyjama uit het jaar nul,’ legt Britt uit. 13
Cliënten zijn soms het mikpunt van ons geroddel. ‘Dank voor al jullie informatie,’ ik pak mijn werktas en loop naar mijn auto. Mevrouw Bakker is de eerste die ik moet verzorgen. Ze woont op het Westeinde. Door het centrum van De Rijp rijd ik erheen. Het is een smalle straat met veel oude huisjes, een kerk, een gemeentehuisje, een oud pakhuis en een bibliotheek. Ik vind het een foto van een oude kaart van Anton Piek, de bekende schilder. Ik moet de steunkousen van mevrouw uittrekken. Ze is een manipulerend type bij wie wij allemaal op onze hoede zijn. Ze speelt ons tegen elkaar uit. Diverse conflicten zijn er al ontstaan door haar. Als je het huisje van mevrouw Bakker binnenloopt waan je jezelf in het Westfries museum, een lieflijke aanblik. We komen binnen via de achterdeur die nooit op slot is. Hier in De Rijp kan dat. Er gebeuren hier geen vervelende dingen. Mevrouw Bakker zit altijd aan tafel in de keuken. Haar kat ligt onder tafel en in de keuken staat de kattenbak die volgens mij niet regelmatig wordt verschoond. De geur van kattenurine en -poep dringt je neus binnen. In blauwgroene kleuren zijn de deuren van de keukenkastjes geschilderd. De vloer kraakt en het ruikt er heel muf. Aan de muren hangen wandtegeltjes met spreuken als ‘zoals het klokje thuis tikt tikt het nergens’. ‘Goedenavond Susan, heb je trek in een koppie?’ Het Westfries begin ik al aardig te kennen. ‘Nee dank u, ik moet nog veel werk doen.’ Je mag niet zeggen dat je het druk hebt want je moet rust uitstralen, maar soms - als de werkdruk zo hoog is - ontkom je er niet aan. Mevrouw Bakker wordt boos. ‘Iedereen drinkt hier koffie, jij nooit want je moet altijd snel weg. Je weet dat je de tijd moet nemen voor de cliënten, toch?’ Ik weet dat ze weer manipuleert. 14
‘Mevrouw Bakker, ik heb het echt druk.’ ‘Vroeger hadden we het nooit druk. We namen de toid voor mekaar. We hielden mekaar in de gaten,’ gaat ze in het Westfries verder. ‘Zo oud bent u toch niet?’ zeg ik als grapje. ‘Als je zo oud bent als ik heb je het meeste brood al opgegeten, hoor.’ Dat is volgens mij een Westfriese uitdrukking. Ik moet erom lachen. ‘Ik heb vandaag een heel akelige dag, moet je weten. Als jij aandacht voor mij hebt dan zou je ernaar vragen.’ Ik zwicht en besluit toch om een kopje koffie te drinken. ‘Oploskoffie is zo klaar,’ zegt mevrouw Bakker. ‘Wilt u dan drie schepjes in een beker doen anders vind ik het niet lekker.’ ‘Wat denk je wat het kost? Koffie is hartstikke duur!’ Aan de ronde tafel ga ik zitten en wacht af wat komen gaat. Na een poosje staat er slappe oploskoffie voor me en mevrouw Bakker gaat zitten zodat ik haar steunkousen uit kan trekken. Haar kat loopt luid miauwend door de keuken. De voeten van mevrouw Bakker ruiken naar transpiratie als ik de kousen uittrek. Hoewel ik in mijn vorige werk wel wat gewend was gruwel ik regelmatig van vieze luchtjes. Als de kousen uit zijn en mevrouw Bakker begint te praten stopt ze niet meer. ‘Vandaag is het precies tien jaar terug dat mijn jongste zoon hier woest binnen stapte en vertelde dat hij nooit meer thuis zou komen!’ Ik verslik me bijna in de koffie. Zelf heb ik geen kinderen maar zoiets lijkt me vreselijk. Ik wist niet dat mevrouw Bakker twee zonen heeft. ‘Waarom?’ ‘Hij vond dat ik te veel met zijn oudere broer mee praatte. Echt hoor Suus, mijn kinderen zijn me alles en ik heb ze 15
beiden even lief maar hij vond dat ik hem negeerde.’ ‘Wat is er dan van waar?’ Die koffie is zo heet. Ik wens dat de beker snel leeg zal zijn want dan kan ik weer verder met mijn ronde. Iedere verzorgende heeft wel cliënten die hij of zij graag mag en anderen vind je niet leuk, maar het is de kunst om het niet te laten merken. De kat springt op mijn schoot en besnuffelt mijn gezicht. ‘Helemaal niets. Ik houd van mijn beide zoons maar hij is vertrokken en ik heb hem nooit meer gezien. Ik zou zo graag willen weten waar hij is en hoe het met hem gaat. Foto’s heb ik niet meer. Deze heeft mijn oudste zoon weggedaan. Hij dacht dat het me anders te veel pijn zou doen. Ik vind het niet fijn dat hij dat gedaan heeft. Het was voor mij de enige herinnering aan mijn jongste zoon.’ Ik vind het een vorm van machtsmisbruik. Het komt vaak voor bij ouderen. ‘Mijn ex-man is een Amerikaan die hier gevochten heeft in de oorlog. Na de geboorte van onze zoon is hij weggegaan. In Amerika had hij nog een vrouw, hoorde ik later. Mijn tweede man leerde ik later kennen. Hij is na een aantal jaren verongelukt en hij was de vader van mijn jongste zoon. Mijn oudste zoon is een succesvol zakenman. Ik weet niet precies wat hij doet. ‘Mijn jongste zoon, die ik al jaren niet meer gezien heb, voelde zich altijd onder zijn oudere broer staan. Hij heeft zijn school niet afgemaakt en is in de criminaliteit terechtgekomen. Hij gaf mij de schuld dat ik zijn oudere broer voorgetrokken had. Echt Suus, dat is niet waar. Maar zou jij er trots op zijn als je kind een crimineel was?’ ‘Ik heb geen kinderen, maar het kan toch niet zo zijn dat iemand eens een dief altijd een dief is?’ De kat duw ik van mijn schoot af. ‘Om eerlijk te zijn was ik natuurlijk stiekem trots dat ik de jongens alleen heb opgevoed en dat een van hen groot 16
succes in zijn leven heeft. Hij komt niet zo vaak want hij heeft een ongeluk gehad en…’ verder komt ze niet want mijn werktelefoon verstoort ons gesprek. Het is Fleur die vraagt of ik snel wil komen. Mevrouw De Beer is gevallen. Ik zet de koffiebeker op het aanrecht en ik bedank mevrouw Bakker. Ik verontschuldig me omdat ik snel weg moet. ‘Zonde van die dure koffie,’ hoor ik nog achter me. In de Weverstraat woont mevrouw De Beer. Ik zie de auto van Fleur. Ze is al binnen en heeft de deur open gezet. Het is half donker in huis. Een urinelucht komt me tegemoet. Mevrouw De Beer ligt op de grond in de huiskamer waar ook de postoel staat. ‘Ik ben uitgegleden over mijn sokken,’ vertelt ze. ‘Ik wilde op de postoel gaan plassen.’ De stoel is omgevallen en de inhoud van de po ligt op het tapijt, vermengd met enkele velletjes toiletpapier... Ik gruwel van de stank en huiver bij het idee dat we dit straks moeten schoonmaken. Fleur vraagt waar mevrouw De Beer pijn heeft. Mevrouw wijst naar haar rechterzijkant. Zo te zien is haar rechtervoet niet naar buiten gedraaid, hetgeen zou kunnen duiden op een gebroken heup. ‘Het gaat wel, moiden,’ zegt ze in het Westfries. We zetten haar voorzichtig in de zitstand op de grond. Het gaat tot nog toe goed. Ze kreunt niet van de pijn. ‘Til me maar allebei onder mijn schouder,’ beveelt ze ons. We doen wat ze zegt en tillen haar voorzichtig omhoog op de stoel die Fleur heeft klaargezet. ‘Gelukkig had ik mijn persoonsalarm om en die knop kon ik indrukken.’ We constateren inderdaad dat mevrouw geen letsel heeft want ze kan ook weer voorzichtig opstaan. Een emmer vul ik met groene zeep uit het keukenkastje. Fleur en ik pakken doekjes en proberen de puinhoop op te ruimen. Mevrouw De Beer verzekert ons dat het weer goed gaat. We checken 17
nog snel of ze haar alarmknop om heeft en gaan dan verder met onze rondes. Snel ga ik langs mijn andere cliënten bij wie ik de steunkousen uit moet trekken, bij een ander moet ik zijn oog druppelen vanwege een staaroperatie en dan nog naar iemand die ik moet omkleden voor de nacht. Als laatste staat meneer Los op mijn lijstje. De Bellesloot is vlak bij het haventje. Er staan grote huizen. Een grote villa moet het huis zijn van meneer Los. Mijn auto parkeer ik op het pad. In de gang hoor ik gestommel als ik aangebeld heb en de deur gaat open. Ik loop de donkere gang in waar ik iemand zie staan. ‘Goedenavond, ik ben namens de thuiszorg. Susan is mijn naam.’ Ik kondig mezelf altijd aan zodat men weet niet met een vreemde van doen te hebben. De persoon in de gang doet het licht aan en onze ogen ontmoeten elkaar. Mijn hart slaat een slag over en ik voel het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. Het onbestemde nerveuze gevoel komt toch uit. Ik wil wegrennen maar mijn benen blokkeren. Dit had ik niet verwacht! Met mijn oude leven wilde ik voorgoed breken en nu word ik er toch weer mee geconfronteerd. Het zweet breekt me uit en slikken lukt niet meer. Dit kan niet en dit mag niet. Met grote ogen staar ik de man aan. Alle cursussen ‘omgaan met agressie’ ten spijt verraden mijn ogen ongetwijfeld angst. Je mag dat nooit laten merken. ‘Hoi Susan! Jij hier?’ Zijn ogen flikkeren op de bekende manier waar ik zo’n hekel aan had. Valse hufter. ‘Dacht je dat ik je niet herkende met jouw lange blonde haar en bril? Heb je dat ene speelpakje nog dat je aantrok als je verpleegster speelde?’ Ik heb de neiging om hem te slaan maar dan gaat hij me pakken en aangifte doen. Ik ben hier in de functie van verzorgende. 18
Het zweet staat in mijn handen. ‘Vergeet het, ik zag jouw naam maar wist niet dat jij het bent. Ik heb nooit geweten wat jouw achternaam was. Ik ken je alleen bij je voornaam. We zeggen dat je een vriend van mijn broer bent en dat we elkaar toch kennen, oké? We mogen niet bij bekenden werken dus dan is dat probleem opgelost,’ voeg ik eraan toe. Weggaan zou een teken van zwakte zijn. Ik moet de confrontatie aangaan. Doodsbang ben ik. Als dit nu uitkomt kan ik een carrière in de gezondheidszorg verder wel vergeten. ‘In gedachten voel ik nog steeds jouw zachte handen over mijn rug. Die moet met bodylotion ingesmeerd worden, dat weet je toch? Doe je het weer net als toen? Je kon zo goed masseren en jeetje hé, wat was je altijd nat van onder!’ Mijn ex-bazin zei altijd dat je erachter moet zien te komen wat je klanten voor werk deden. Je had op deze manier altijd informatie als iemand vervelend tegen je deed. Ook vond zij het handig als je wist waar iemand woonde. Je kon die informatie dan gebruiken om te chanteren, maar ik deed dat nooit. Dat kun je toch niet maken want ze waren klant. Nu heb ik er spijt van. ‘Kom op Susan, we hebben het altijd heerlijk gehad en ik betaalde je rijkelijk.’ Die ogen, ik vond hem een klootzak maar ik kon niet tegen hem op. Hij had de macht over mij. Klaarkomen mochten we niet in ons werk maar hij kon me wel altijd heerlijk beminnen. Ik kon er geen weerstand aan bieden en hij wist dat. Hij deed iets met me. Had ik een vadercomplex? Met zijn goede arm pakt hij mijn rechterarm vast. ‘Complimenten dat je dit werk doet. Je doet iets degelijks om je brood te verdienen.’ Arrogant kijkt hij me aan. ‘Bel je collega’s op en zeg dat ik de laatste cliënt ben. 19
Daarna zeg je dat je naar huis gaat. Controleren doen ze je toch niet. Ik houd mijn mond. Je weet dat ik integer ben. Ik weet dat jullie elkaar altijd bellen na afloop van de dienst.’ ‘Rot op! Ik ben een nieuw leven begonnen en als je het lef hebt om mij te verraden...’ Nu zet ik mezelf in een zwakke positie, het lijkt of ik weer niet tegen hem op kan. ‘Ik ben Victor Los, aangenaam en jij?’ Hij steekt zijn arm uit. ‘Susan. Verzorgende bij de thuiszorg.’ ‘Laten we geen idiootje spelen. We kennen elkaar en uiteraard zeg ik niets maar ik vind het wel erg fijn dat uitgerekend jij mij gaat verzorgen. Als ik je nu eens een hoog bedrag betaal? Ik bemin je weer net als toen. Ook jij verwent mij weer zoals ik van je gewend ben.’ Die ogen van Victor glinsteren en ik zie zijn opwinding. Ergens in huis hoor ik een hond blaffen en ik denk aan Truus en Racoon die nodig uitgelaten moeten worden. ‘Hector bewaakt ons,’ lacht Victor uit de hoogte. Zijn armen kriebelen in mijn nek en glijden door mijn uniformjasje naar mijn bh-bandje waar hij mee speelt. Ik moet hem wegslaan maar ik doe het niet. ‘Bel Fleur maar op dat je klaar bent met je dienst en blijf nog even. Hoeveel rekende je ook alweer?’ Als iemand mijn auto ziet staan ver na elf uur ben ik erbij. Ik kan het geld eerlijk gezegd wel gebruiken. Racoon moet binnenkort naar de dierenarts voor zijn jaarlijkse inenting. ‘Wat voor hond is Hector?’ Ik probeer tijd te rekken. ‘Een reu, een rottweiler. Hij is dekreu, maar je dwaalt nu af Susan, ik zie het aan je ogen.’ Heel even hervind ik mezelf en ik wil tegen Victor zeggen dat ik kom vanuit mijn functie. Kom op Susan, je bent een nieuw leven begonnen, houd ik in gedachten mezelf voor. Ik heb lange tijd geen seks meer gehad. ‘Goed, ik doe het, Victor. Tweehonderd euro.’ 20
De prijs van de inenting van Racoon is ongeveer dat bedrag. ‘Tweehonderdvijftig maar dan met orale verwennerij, Suusje.’ ‘Als mijn collega’s erachter komen, Victor, ben ik mijn baan kwijt. Laten we ons beperken tot jouw verzorging.’ ‘Suusje, denk aan het grote geld dat ik jou altijd gaf maar bovendien hebben we heerlijk genoten, weet je nog?’ Ondertussen glijdt zijn hand tussen mijn benen en ik weet dat mijn opa en oma zich zouden omdraaien in hun graf maar na een poosje pak ik mijn werkmobiel en bel Fleur. ‘Mijn dienst zit er bijna op. Hoever zijn de andere collega’s?’ ‘Je bent de laatste die belt. Ik was aan het wachten op jouw signaal want iedereen is al klaar.’ ‘Ik liep even uit door de val van mevrouw De Beer. Een fijne avond Fleur, en tot de volgende dienst.’ ‘Jij ook een fijne avond, Suus.’ Als ik het gesprek beëindigd heb grijnst Victor ondeugend: ‘Ja Suus, jij ook een fijne avond...’ Ik bijt hem toe: ‘Wij wensen elkaar altijd een fijne dag of avond na een dienst. Waar is jouw toilet?’ Ik besluit om mijn gedachten en gevoelens uit te schakelen. De madam zei altijd dat wij moesten acteren. Hij wijst me het toilet. Ik kan hier even nadenken. Als ik eruit kom loopt Victor voor me uit naar boven naar zijn prachtige luxueuze slaapkamer. ‘Dit is de eerste en laatste keer, Vic.’ ‘Kom op Suus, je was zo lekker en een van mijn favorieten. Kleed je uit,’ beveelt Victor en hij hijgt erbij. Ik doe wat hij vraagt en ik speel het spel mee. Voor emoties en gevoelens kan ik me afsluiten. Ik herken zijn lichaamsgeur en weet nog precies wat zijn wensen waren. We staan aan de zijkant van zijn bed. Hij heeft de sling nog om zijn linkerarm en met zijn rechterarm geeft hij me een 21
duw zodat ik naakt op het bed val. Hij kruipt naast me in bed. Even kijkt hij me vertederd aan. ‘Je bent nog even mooi. Suus, dit is voorbestemd. We raken elkaar nooit meer kwijt. Ik weet het zeker. Ik kan ook bij jou thuis komen de volgende keer. Je woont nog steeds in de Maasstraat in Alkmaar, toch?’ Ik schrik. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Schat, ik ben je altijd blijven volgen. Je kunt nooit uit mijn leven verdwijnen bij mij...’ Dat riekt naar stalken. En ik heb nooit iets gemerkt? Als uitkomt wat ik nu aan het doen ben, zwaait er wat voor me. Ik bevind me op zeer gevaarlijk terrein. Hoe ik een man moet verwennen weet ik nog. Nog heel even zeg ik tegen mezelf: ‘Suus, waar ben je mee bezig. Wat zet je op het spel?’
22
2. Vreemde man De manager van ons team geeft me een envelop. ‘Deze is hier bezorgd,’ voegt ze me met een bedenkelijk gezicht toe. ‘Ik deel net alle post uit in jullie postbakjes. Deze envelop voor jou werd half opengescheurd bezorgd. Zie je wie de afzender is? ‘Een dankbare cliënt.’ Wat betekent dit?’ Mijn gezicht kan ik in de plooi houden want acteren is me niet vreemd. In mijn vorige werk deed ik niet anders. De nervositeit groeit in mij. Een rood stukje lingerie steekt uit de envelop. ‘Ik kijk thuis wel wat er in zit want ik moet nu mijn honden uitlaten.’ Stoïcijns neem ik de envelop aan. Maar met trillende handen open ik de envelop. Het handschrift herken ik niet: Lieve Susan, deze had je laten liggen toen je bij me was. Graag een herhaling. Ik heb jouw telefoonnummer opgeslagen. Tot gauw, ik ben altijd geil op je. Liefs, Victor De klootzak. Ik bedenk me dat ik naar het toilet ben geweest. Hij heeft toen mijn agenda uit mijn werktas gevist. Deze zit altijd in een zijvak. Mijn adresgegevens staan erin. Toen ik terugkwam heb ik niets gemerkt. Zo moet het zijn gegaan. Ik had me zwak opgesteld door me kwetsbaar te tonen. Hij kon alles met me doen. Daarna boog hij zich over me heen en hijgde: ‘Suusje van me, dacht je dat je mij uit jouw leven kon bannen? Ik wil heel graag met jou spelletjes spelen. Ik heb veel leuke speeltjes en geile kleding zodat we veel leuke momenten zullen meemaken…’ Al wat ik verwacht had, dit niet! In de envelop zit een knalrode string met het etiket van een goedkope winkelketen erin. Hij stuurt deze naar mijn werk! Hoe bedreigend! Wil hij me verraden? Wij mogen uiteraard geen relaties 23
aangaan met cliënten en als mijn werkgever erachter komt dat Victor en ik... Onze manager weet van mijn verleden in mijn vorige werkkring. Ik heb haar tijdens mijn sollicitatiegesprek de garantie gegeven dat ik mijn vorige leven ver achter me heb gelaten. Ze gelooft me waarschijnlijk niet. Ik kan makkelijk achter zijn telefoonnummer komen want dat staat altijd op het briefje met het adres van de cliënt. Met dit briefje gaan we de wijk in. Die knalrode string is niet van mij! Vergeleken met vroeger verdien ik nog niet de helft van mijn salaris van toen maar ik koop geen ondergoed bij zo’n goedkope winkel, zo heb ik me na mijn oude leven voorgenomen. Ik neem mezelf voor om Victor te bellen als ik thuis ben. Dit moet hij me niet flikken. Met mijn collega’s en tevens vriendinnen kan ik dit niet bespreken. Ze zouden me zo ontzettend dom vinden als ze de waarheid weten en dat wil ik absoluut niet. Met Truus en Racoon wil ik een boswandeling in Bergen maken. Snel smeer ik een boterham met honing en ik beveel mijn honden om in de auto plaats te nemen. Woest rijd ik naar Bergen. Die rotenvelop! Ik ben blij dat ik werk heb en straks raak ik het kwijt door die klootzak. Op het grote parkeerterrein tegenover een restaurant in de Breelaan parkeer ik mijn auto. De honden zijn wild achterin want ze ruiken het bos al. Golden retrievers zijn van nature jachthonden en het rennen in het bos is een feest voor hen. Ze vliegen weg en voor ik het weet zijn ze uit mijn gezichtsveld verdwenen. Het voorval met het pakketje probeer ik te vergeten. Ik zal Victor verzorgen zoals mijn functie dat voorschrijft en ik geef hem geen aandacht. Er is nergens bewijs voor wat we hebben gedaan. Ik heb geen sms beantwoord, dus wie doet me eigenlijk wat? Toch heb ik er een onderbuikgevoel aan overgehouden. Wie weet, vermaan ik mezelf, heeft hij een vriendin die rood ondergoed bij de Zeeman haalt en heeft 24
Victor per ongeluk een string naar mij gestuurd. Truus en Racoon rennen alle kanten uit en ik besluit de trap op te lopen naar het duingebied. Het is rustig in het bos; gewoonlijk zijn er meer wandelaars op dit tijdstip. De zoete geur van het bos ruik ik goed en de prachtige natuurkleuren doen me altijd weer ontspannen. Als je boven bent loop je linksaf een bospad op. Verderop zie je links een uitkijkpost. Je kijkt over de duinen, het is zo ontzettend mooi. Het ziet eruit als een schilderij. Vaak ga ik daar even staan want het geeft me rust. Na een poosje loop ik met de honden weer naar beneden en volg het pad verder. Het loopt zwaarder omdat er rul zand op de grond ligt. Mijn benen gaan zwaar. ’s Morgens half zes opstaan om te gaan werken vind ik altijd erg vermoeiend. Vroeger ging ik om die tijd altijd pas slapen. Het is nog steeds heel stil als ik verder naar beneden loop en ik kom even tot mezelf. In de verte loopt een man, of een vrouw, dat kan ik niet goed zien. De figuur sleept met het rechterbeen. Er staat iemand met lang zwart krullend haar. Hij of zij heeft volgens mij brokjes bij zich want Racoon en Truus zijn niet bij hem weg te slaan. Voor hun gebedel schaam ik me zo, dat ik langzaam en geïrriteerd hun richting uit loop. Tot mijn grote ergernis geeft de persoon de honden iets te eten. Mensen moeten er niet van uitgaan dat honden iets mogen aannemen van vreemden. Ik wil mijn honden niet leren bedelen. Als ik dichterbij kom zie ik dat het om een man gaat. Zijn donkere ogen kijken me wantrouwend aan. Hij heeft ringen met doodskoppen om zijn vingers en hij draagt een spijkerjasje met stickers erop. Ik schrik. ‘Sorry voor het gedrag van mijn honden.’ Hij zegt niets en kijkt me nog steeds wantrouwend aan. Een halve meter zit er tussen ons. ‘Jongens, kom op nou,’ probeer ik de honden mee te krijgen 25