Vred. Gent (2e K.), 7 januari 2002 (uittreksels) / J.P. Gand (2ème ch.), 7 janvier 2002
A.R : 802/2001 Zet. : De H. F. Evers (Mevr. P., ontlener t / 1. 2. 3. 4. 5.
N.V. B1, bank ; N.V. B2, bank ; N.V. C1, kredietverzekeraar ; N.V. B3, bank ; N.V. C2, kredietverzekeraar)
Vonnis op tegenspraak I. Consumentenkrediet – Kredietopening van onbepaalde duur – Overschrijding van het toegestane maximumbedrag – Tenuitvoerlegging van de uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde – Onmiddellijke invorderbaarheid van het verschuldigd blijvende saldo – Voorwaarden – Artikel 29, lid 1, L.C.C – Bepaling van openbare orde – Achterstallige bedrag – Minimumbedrag – Sanctie. II. Consumentenkrediet – Lening op afbetaling – Maandelijkse kost ingevolge deze lening en de lopende kredieten waarvan de kredietgever op de hoogte is, is gelijk aan – Inkomsten van de consumenten – Vergelijking – Raadpleging van de centrale gegevensbank van de N.B.B. – Verplicht maar onvoldoende – Informatie- en raadgevingsplicht – Artikel 15, W.C.K. – Schending – Sanctie – Artikel 92, W.C.K. – Vermindering van de verplichtingen van de consumenten tot enkel de terugbetaling van het geleende bedrag. Wanneer de consument in het kader van een kredietopening van onbepaalde duur die hem werd toegekend, het toegestane maximumbedrag overschrijdt, dan is het verschuldigd blijvende saldo slechts onmiddellijk invorderbaar voor zover de voorwaarden voorzien in artikel 29 van de kredietwet worden vervuld en, in het bijzonder, voor zover deze overschrijding 20% van het totaal terug te betalen bedrag bereikt. I. Crédit à la consommation – Ouverture de crédit à durée indéterminée – Dépassement du plafond autorisé – Mise en œuvre de la clause résolutoire expresse Exigibilité immédiate du solde restant dû – Conditions – Article 29, 1°, L.C.C – Disposition d'ordre public – Arriéré – Seuil minimal – Sanction. II. Crédit à la consommation - Prêt à tempérament – Charge mensuelle résultant de ce prêt et des prêts en cours connus du prêteur égale – Revenus des consommateurs – Comparaison – Consultation de la banque centrale de données de la B.N.B. – Obligatoire mais insuffisante - Devoir d'information et de conseil – Article 15 L.C.C. – Violation – Sanction – Article 92 L.C.C. – Réduction des obligations des consommateurs au seul remboursement du montant emprunté.
En cas de dépassement par le consommateur du plafond autorisé dans le cadre d'une ouverture de crédit à durée indéterminée qui lui a été consentie, le solde restant dû n'est immédiatement exigible de la part de ce consommateur que pour autant que les conditions prévues à l'article 29 de la loi-crédit soient réunies et, en particulier, que ce dépassement atteigne 20 % du montant total à rembourser.
(…) 1. De stand van de procedure (…) 2. Bespreking (…) 2.1. Artikel 38 wet op het consumentenkrediet (…) 2.2. De tegenvorderingen (…) 2.2.5. 2.2.5.1. De N.V. B3 legt i.v.m. de kredietopening van 3 oktober 1996, voor een bedrag van 250.000 BEF, een aangetekende aanmaningsbrief voor van 14 augustus 1998 waarin gesteld wordt dat het toegestane krediet van 200.000 BEF (!!!) overschreden werd en dat zodoende een onmiddellijk einde werd gesteld aan het krediet en onmiddellijke terugbetaling werd geëist van : 203.433 BEF (hoofdsom) + 40.687 BEF (schadevergoeding) + 2.433 BEF (voorschot interest) of in totaal 246.553 BEF. Daarbij werd uitdrukkelijke gesteld dat bij gebreke aan voldoening “we genoodzaakt zullen zijn u op 24 augustus 1998 voor de rechtbank te dagvaarden”. Het betreft hier een kredietopening van onbepaalde duur die te allen tijde worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maand (door elke partij – zie artikel 58 wet op het consumentenkrediet).
2
De vraag rijst in welke mate er een kredietoverschrijding was nu toch de overeenkomst een krediet van 250.000 BEF vermelde en P. klaarblijkelijk met een negatief saldo van 203.824 BEF stond. Hoe dan ook moest, ingeval van overschrijding, artikel 29 van de wet op het consumentenkrediet worden toegepast en meer bepaald geldt, gezien het hier over een krediet van onbepaalde duur gaat, de 20 % - regel van artikel 29. Ook deze tegenvordering is derhalve niet toelaatbaar. Dat de kredietlijn op 24 februari 1997 werd verlaagd van 250.000 BEF naar 100.000 BEF (zoals de N.V. B3 in haar conclusie die werd neergelegd op 17 september 2001 te kennen geeft) blijkt uit geen enkel overtuigingsstuk, evenmin alsdat op 16 mei 1997 de kredietlijn opnieuw naar 200.000 BEF werd opgetrokken. Overtuigingsstuk 18 heeft het als het ware over een nieuwe kredietlijn van 200.000 BEF en niet over een wijziging van de vroegere, waar het overtuigingsstuk 17 het evenmin duidelijk heeft over een verlaging van de kredietlijn. 2.2.5.2. Toen N.V. B3 met P. op 4 april 1997 een contract van persoonlijke lening afsloot had deze slechts één lening lopen, nl. met de N.V. voor de som van 350.000 BEF afbetaalbaar in 48 termijnen van 9.216 BEF (contract gesloten op 20 februari 1997) ; alle andere contracten die hangende deze procedure voorliggen dateren van later. Evenwel is ook de voorliggende lening, al bedoeld om te herfinancieren (zie contract) : wat wordt niet verder uitgelegd. De N.V. B3 legt geen document over waaruit blijkt dat zij terdege de financiële toestand van de klant naging : het volstaat niet de nationale bank te raadplegen. Het wordt niet betwist dat P. nauwelijks 40.000 BEF per maand aan inkomsten had : een afbetaling van 11.916 BEF aan N.V. B3 en 9.216 BEF aan B4 vormen op zichzelf al een overkreditering. Er zijn aan herinnerd dat de consument een passieve informatieplicht heeft : de actieve informatieplicht van de kredietverstrekkers bestaat erin dat zij precieze vragen moeten stellen aan de consument (waarop deze uiteraard eerlijk moet antwoorden). Het was in de gegeven omstandigheden niet verantwoord nog een bijkomende lening toe te staan. Derhalve komt het redelijk voor de terugbetalingen te beperken tot het geleende kapitaal, onder aftrek van de gedane betalingen. 3
De cijfermatige gegevens worden klaarblijkelijk niet betwist. Wanneer N.V. B3 in een conclusie die op 17 september 2001 werd neergelegd ter terechtzitting stelde dat 381.312 BEF te betalen blijft dan heeft zij meteen gezegd dat (440.000 BEF geleend bedrag + 105.568 BEF leningskost =) 545.568 BEF – 381.312 BEF of 164.256 BEF betaald werd (dit komt overeen met, afgegrond 14 termijnen). De openstaande 381.312 BEF komen overeen met, afgegrond, 34 termijnen à 11.366 BEF per maand. Aldus blijft aan kapitaal verschuldigd : 440.000 BEF – 164.256 BEF = 275.744 BEF. Ook de N.V. B4 legt geen enkel stuk over waaruit blijkt dat werd voldaan aan artikel 29 van de wet op het consumentenrecht. Deze vordering is evenmin toelaatbaar. 2.2.6. Volledigheidshalve dient erop gewezen te worden dat artikel 29 van de wet op het consumentenkrediet van openbare orde is : zelfs de vaststelling dat de eisende partij dit punt niet heeft onderzocht neemt niet weg dat de rechter erover dient te waken dat de wet wordt nageleefd … . Van bovengenoemde verwerende partijen, specialisten in de materie, mag geredelijk worden aangenomen dat zijzelf (en hun raadslieden) weten welke elementen en overtuigingsstukken vereist zijn bij het voeren van een geding : een heropening van het debat, waardoor de zaak opnieuw moet worden uitgesteld met het gevolg dat de rechtbank het hele dossier na verloop van maanden opnieuw moet instuderen, is dan ook niet verantwoord. 3. Kosten van het geding en de tenuitvoerlegging van het vonnis (…) Op die gronden, De Vrederechter, Op tegenspraak, Met inachtneming van de artikelen 2, 34, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935, 4
(…) Veroordeelt P. tot betaling – aan de N.V. B3 – van (275.744 BEF) zesduizend achthonderd vijfendertig euro tweeënvijftig eurocent (6.835 EUR), te vermeerderen met gerechtelijke interest (als nalatigheidsinterest vanaf 24.9.99 tegen de wettelijke rentevoet van 7 %) tot de dag van de algehele betaling. Bepaalt dat iedere partij de kosten draagt die aan haar zijde zijn gevallen.
5