1
Meten en wegen
Leerdoelen Aan het eind van het hoofdstuk weet je: z wat belangrijke hulpmiddelen zijn bij het bereiden van geneesmiddelen in de apotheek; z iets over meten en wegen; z hoe je moet afwegen; z hoe de hoeveelheid werkzame en hulpstof op het recept staat aangegeven en wat dit betekent.
1.1
Bereiden
Vroeger werden bijna alle geneesmiddelen in de apotheek klaargemaakt. Nu worden de meeste geneesmiddelen in allerlei verschillende toedieningsvormen fabrieksmatig bereid. Een klein gedeelte wordt nog in de apotheek vervaardigd. Dit noemen we recepteren . recepteren Het bereiden van geneesmiddelen doet wat denken aan koken: het afwegen of afmeten van ingrediënten volgens een voorschrift (het recept), vervolgens mengen en verwerken. Op het recept staat aangegeven in welke toedieningsvorm we de geneesmiddelen aanbieden, bijvoorbeeld in vaste vorm zoals een tablet, in vloeibare vorm zoals een drank of in een smeerbare vorm, zoals een zalf. Er zijn maar erg weinig geneesmiddelen die de patiënt zonder voorbewerking kan gebruiken.De bereidingen in de apotheek kunnen we onderscheiden in: z Bereiding op recept: ook wel magistrale receptuur genoemd. Dit is de bereiding op recept van een geneesmiddel voor een bepaalde patiënt, met een door de arts aangegeven samenstelling. z Bereiding op voorraad: ook wel voorraadbereiding genoemd. Dit is de bereiding op voorraad van een geneesmiddel dat regelmatig wordt voorgeschreven. Er wordt hierbij een grotere hoeveelheid
recepteren
12
Bereiden in de apotheek
in één keer gemaakt, waarbij niet volgens een recept maar volgens een protocol wordt gewerkt. Een protocol is een formulier met een vast bereidingsadvies voor een preparaat, inclusief de samenstelling, de stappen in de bereiding en de controles hierop. Voor een preparaat dat in heel Nederland wordt voorgeschreven, bestaan landelijk gestandaardiseerde protocollen (zie hoofdstuk 2). Deze zijn verzameld in het Formularium Nederlandse Apothekers (FNA) en worden FNA-voorschriften genoemd. Naast de protocollen per product zijn er ook procedures voor bereidingen samengesteld. Deze zogenaamde LNA-(Laboratorium der Nederlandse Apothekers) procedures zijn bestemd voor de bereiding van alle toedieningsvormen, maar ook voor handelingen als meten, wegen en dergelijke.
Formularium der Nederlandse Apothekers
FNA Het Formularium der Nederlandse Apothekers (FNA) is een boek met Formularium der Nederlandse Apothekers standaardvoorschriften dat uitgegeven wordt door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Pharmacie (KNMP). Door deze voorschriften te gebruiken zijn de bereidingswijze en samenstelling van geneesmiddelen steeds hetzelfde. Als we recepteren nog een keer met koken vergelijken, dan is het FNA het kookboek. Het FNA geeft niet alleen de samenstelling en de bereidingswijze van een preparaat, het bevat ook achtergrondinformatie over onder andere bereiding, toepassing, bewaring en houdbaarheid. Deze achtergrondinformatie is opgenomen in een aparte rubriek ‘Commentaar’. Bereiding in de apotheek is arbeidsintensief en moet voldoen aan vastgestelde kwaliteitsnormen. Preparaten bereid volgens het FNA voldoen aan deze eisen. Voor de meeste geneesmiddelen zijn handelspreparaten op de markt beschikbaar. Dit zijn bereidingen die door de farmaceutische industrie worden vervaardigd. Ze worden geregistreerd als geneesmiddel. Niet in alle gevallen kan met industrieel geproduceerde geneesmiddelen in de behoefte van patiënten worden voorzien. Er moet dan zorg op maat worden geleverd en dus is bereiding in de apotheek noodzakelijk. Vroeger werden er veel meer geneesmiddelen in de apotheek bereid. De opkomst van het industriële bereiden heeft het aantal bereidingen in de apotheek sterk teruggedrongen. De apotheekbereiding speelt tegenwoordig een belangrijke rol als een handelspreparaat ontbreekt of ongeschikt is voor de patiënt. Voor het bereiden van magistrale receptuur heeft de KNMP een modelprotocol ontwikkeld en een zogenaamd Recept Bereidingsvoorschrift
1
13
Meten en wegen
(RBV) dat aan het recept gehecht kan worden. Hierop kunnen alle gegevens die voor de bereiding van belang zijn, worden genoteerd. Hetzelfde geldt voor de voorraadbereiding. Deze wordt aan de hand van chargebereidingsprotocollen verantwoord. Alle naslagwerken, bereidingsvoorschriften en procedures die het werk in de apotheek beschrijven zijn te vinden op de KOMBI/rom: een cd-rom die maandelijks aan de apotheken en opleidingen door de KNMP ter beschikking wordt gesteld. De KNMP zorgt voor het actueel houden van de KOMBI/rom. In de tekst van dit boek wordt herhaaldelijk verwezen naar de KOMBI/rom. In dit hoofdstuk kijken we eerst wat we zoal nodig hebben in de apotheek. Vervolgens gaan we wegen en meten en proberen we te berekenen hoeveel werkzame en hoeveel hulpstof er moet worden afgewogen en hoe een en ander op een recept staat aangegeven. 1.2
Inventaris
Voordat we kunnen beginnen met het bereiden van geneesmiddelen, moeten we weten welke gereedschappen we daarvoor nodig hebben. We kunnen de volgende indeling maken: z meubilair: werktafels, kasten, koelkast, LAF- (Laminair Airflow) kast (speciale werkbank waarop steriele bereidingen worden LAF-kast gemaakt), zuurkast enzovoort; z apparatuur: balansen, zalfmolen, mengapparatuur, computer enzovoort; z kleine utensiliën: mortier (vijzel van ruwe of gladde steen, van kunststof of metaal), schalen (roestvrijstaal (RVS) of geëmailleerd) en stampers (van steen of kunststof); z glaswerk: bekerglazen, erlenmeyers, maatglazen, pipetten, horlogeglazen en roerstaven; z lepels, spatels enzovoort; z papier: afweegpapier (perkament- en waspapier en doorzichtig folie); z grondstoffen: dit zijn de verschillende componenten die nodig zijn om de uiteindelijke toedieningsvorm te maken; z recipiënten: voor de grondstoffen zijn dit opstandpotten en -flessen, voor het gerede product zijn dit medicijnflessen, potjes en zalftubes; z boeken en naslagwerken; bijvoorbeeld het Informatorium Medicanaslagwerken , het Formularium Nederlandse Apotheken, LNA-mededelingen, mentorum LNA-procedures, KOMBI/rom, Europese Farmacopee; z etiketten en stickers.
LAF-kast
naslagwerken
14
Bereiden in de apotheek
1.3
tarreren
Wegen en meten
Voor het zorgvuldig bereiden van geneesmiddelen in de apotheek zijn wegen en meten twee heel belangrijke handelingen. Eigenlijk begint iedere bereiding hiermee. Hierna gaan we eerst wat dieper in op: z wegen: een bepaald gewicht (massa) van een stof afzonderen; z tarreren: bij het wegen het gewicht van de recipiënt (verpakking) tarreren uitschakelen; z kalibreren: ijken op volume of het ijken van een balans. De utensiliën die veel gebruikt worden om te wegen/meten zijn: z balans (om te wegen); z maatcilinder: een maatglas met maatverdeling om een bepaald volume af te meten; z pipet: glazen buis waarin vloeistof nauwkeurig wordt afgemeten. Wanneer je kunt kiezen tussen wegen en volumemeten gaat de voorkeur eigenlijk uit naar wegen. Met wegen kun je het gewicht namelijk uitprinten, is de aflezing minder subjectief en bereik je een grotere nauwkeurigheid dan met volumemeten. 1.4
balans
Wegen met een balans
Oorspronkelijk was een balans een weegwerktuig met twee schalen balansde uiteinden. Als we op de schaal aan de ene kant een bepaald aan gewicht plaatsen, moeten we – om een evenwicht te krijgen – op de schaal aan de andere kant een hoeveelheid stof met dezelfde massa plaatsen. Op deze manier kun je met aan de ene kant een bekend gewicht, aan de andere kant hetzelfde gewicht afwegen.
1
15
Meten en wegen
Figuur 1 Voorbeelden (schematisch) van enkele in de apotheek gebruikte balansen. De balansen kunnen ook worden onderscheiden naar de hoeveelheid die er maximaal op mag worden afgewogen. De maximumhoeveelheid die op een balans mag worden afgewogen, is gelijk aan het weegvermogen van de balans. Op iedere balans moet het weegvermogen vermeld staan. Ook geldt voor elke balans een miniweegvermogen mumhoeveelheid die mag worden afgewogen. Deze minimumhoeveelheid is afhankelijk van de afleeseenheid. Wanneer we hoeveelheden moeten afwegen die kleiner zijn dan de balansen toestaan, moeten we een verdunning of een verwrijving van de stof maken, of we maken gebruik van de analytische balans. Een analytische balans is een balans die gebruikt wordt in het laboratorium. Deze heeft een schaalverdeling in vier decimalen. Bij verdunnen wordt aan een oplossing meer vloeistof wordt toegevoegd om de concentratie van de oplossing te verlagen. Wanneer de stof niet opgelost is maar in vaste vorm aanwezig is, kunnen we het mengsel ook ‘verdunnen’ met een vaste indifferente stof (stof die geen werking heeft, bijv. zetmeel) We spreken dan van verwrijven. We komen daar in hoofdstuk 3 (par. 3.4.1 ) uitgebreid op terug. Het wegen van een van tevoren vastgestelde hoeveelheid van stoffen dient heel voorzichtig te gebeuren. Vaste stoffen worden op papier afgewogen, vetten op paraffinepapier of op plasticfolie. Vloeistoffen dienen te worden afgewogen in een flesje of erlenmeyer. Het voorwerp waarin wordt gewogen moet eerst worden getarreerd, dat wil zeggen dat het gewicht op nul moet worden gezet (zie ook subpar. 1.4.3). Wanneer je uit een fles schenkt, houd dan altijd het etiket naar boven. Zo blijft bij eventueel morsen het
weegvermogen
16
Bereiden in de apotheek
etiket schoon. Bij het wegen moet altijd gecontroleerd worden of het ingewogen gewicht ook daadwerkelijk klopt met wat in het protocol staat. Meestal zal de weging door een andere assistente moeten worden gecontroleerd of geparafeerd. Alleen als de computer de weging registreert en print, is deze controle niet nodig.
nulstand van de balans
Let op: Bij sommige stoffen – de zogeheten vergiften (of risicovolle stoffen) – is deze stap zelfs verplicht. Daarnaast moet bij deze stoffen de berekening en de nulstand van de balans gecontroleerd wornulstand vancontroles de balans den. De moeten voor vrijgave door de apotheker worden afgetekend. Ook voor vrijgave van het preparaat is de controleparaaf van de apotheker noodzakelijk. Controleer niet alleen het gewicht, maar ook of je wel de juiste stof hebt afgewogen. Noteer altijd het chargenummer (zie ook hoofdstuk 2) van de pot waaruit je geschept hebt. Soms kunnen barcodes (streepjescodes) worden gescand om de computer te laten controleren of de juiste pot is gebruikt. De afgewogen hoeveelheden kunnen dan met behulp van een printer worden afgedrukt. In principe streeft men naar een aflezing die tot op het laatste cijfer overeenkomt met de af te wegen hoeveelheid. Om van het wegen niet een onnodig langdurige aangelegenheid te maken, wordt in de praktijk een zekere mate van afwijking toegestaan. Het blijkt dat wegingen voldoende nauwkeurig en snel uitvoerbaar zijn bij een relatieve afwijking van 1% tussen het afgelezen weegresultaat en de af te wegen hoeveelheid. Tegenwoordig kennen wij mechanische gelijkarmige balansen, bovenwegers en elektronische balansen. De mechanische gelijkarmige balansen worden nog maar zelden gebruikt.
elektronische balans
1.4.1 elektronische balans De elektronische balans heeft duidelijk de voorkeur. Deze wordt elektronische ook in debalans meeste apotheken gebruikt. Hij wordt op een geschikte plaats waterpas opgesteld – bij voorkeur op een zware, stabiele werktafel – vrij van trilling en tocht. De ruimte mag niet onderhevig zijn aan grote temperatuurschommelingen. Het gewicht wordt digitaal weergegeven. De nauwkeurigheid is over het hele weegbereik van de balans hetzelfde. De balans kan worden aangesloten op een printer, zodat het afgewogen gewicht wordt vastgelegd.
1
17
Meten en wegen
Aangezien er een opwarmtijd van dertig minuten nodig is, moet de elektronische balans ten minste een half uur voor gebruik worden aangezet. Het uitvoeren van een weging bestaat uit een aantal stappen. Deze zijn: 1 Af te wegen stof en af te wegen hoeveelheid noteren in het weegschema. 2 Controleren of de balans schoon is en waterpas staat. 3 Balans in nulstand zetten. 4 Weegpapiertje tarreren en uitprinten van de nulstand. 5 Opscheppen van de stof op het papiertje met behulp van een lepel, tot het juiste gewicht bereikt is. 6 Afvegen van de lepel. 7 Uitprinten van de afgewogen hoeveelheid. 8 Controleren of de juiste hoeveelheid is afgewogen. 9 Controleren of de juiste stof gebruikt is. 10 Noteren van de afgewogen hoeveelheid en het chargenummer in het weegschema. 11 Plaatsen van je paraaf in het weegschema. 12 Controleren van de identiteit en de weging door een collega. 13 Plaatsen van de controleparaaf van je collega in het weegschema. 14 Balans eventueel schoonmaken en weer in nulstand zetten. Het afwegen van hoeveelheden groter dan 1 gram wordt uitgevoerd op een zogenaamde grambalans (aflezing in twee decimalen). Voor grambalans het afwegen van hoeveelheden kleiner dan 1 gram gebruiken we een zogenaamde milligrambalans (nauwkeuriger aflezing: in drie decimalen). Zowel bij een gram- als bij een milligrambalans moet je rekening houden met het weegvermogen van de balans (de maximale hoeveelheid die op een balans mag worden afgewogen). Veelgemaakte fouten bij het wegen zijn: z de balans staat niet waterpas; z de balans is niet schoon; z de verkeerde balans is gebruikt voor de af te wegen hoeveelheid. Met deze weegprocedure ga je oefenen met behulp van een werkformulier (protocol). In hoofdstuk 2 vind je een voorbeeld van zo’n protocol. 1.4.2 kalibreren Balansen vallen wettelijk onder toezicht van het IJkwezen. De eerste fase van de ijking wordt door de producent uitgevoerd. De tweede fase door de leverancier. Vervolgens wordt er voor regelmatige con-
grambalans
18
Bereiden in de apotheek
kalibreren
trole en onderhoud een abonnement bij de leverancier of bij het Nederlands Meetinstituut IJkwezen afgesloten. Balansen dienen ook regelmatig te worden gekalibreerd volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Hierbij wordt gecontroleerd of de balans niet te veel afwijkingen vertoont ten opzichte van de van toepassing zijnde standaard. Als de balans niet meer voldoet, moet actie worden ondernomen om dit te verhelpen. Kalibreren wordt ook gedaan bij de volumemeting. In een aantal kalibreren is het nodig de bereiding rechtstreeks in het uiteindelijke gevallen verpakkingsmateriaal uit te vullen. Een medicijnfles wordt dan voor de bereiding gekalibreerd. Dat wil zeggen dat het af te meten volume in de vorm van water met een maatcilinder in de medicijnfles wordt gedaan. Vervolgens wordt een merkstreepje op de fles aangebracht. Het water wordt verwijderd en de bereiding kan nauwkeurig tot het merkstreepje worden aangevuld. 1.4.3 tarreren Tarreren is het bepalen van het gewicht van de verpakking. Op een elektronische balans kun je het gewicht van de verpakking uitschakelen door na weging van de verpakking de schaal van de balans weer in de nulstand te zetten. In de weegprocedure wordt de balans op nul gezet nadat het weegpapiertje erop is geplaatst. Het voordeel is dat je direct het gewicht van de af te wegen hoeveelheid digitaal kunt aflezen. 1.5
Meten
Afmeten is het afpassen van een bepaald volume. We doen dit met behulp van een glazen maatcilinder of met een pipetvan passende grootte. De maatcilinder moet zo weinig mogelijk groter zijn dan het volume dat je moet afmeten. Zit er verhoudingsgewijs weinig vloeistof in de maatcilinder, dan zal de onnauwkeurigheid bij het wegen namelijk groter zijn. Het benodigde volume dient op de schaalverdeling te worden afgelezen met het vloeistofoppervlak op ooghoogte, terwijl de maatcilinder horizontaal staat. De onderkant van de vloeistofspiegel (meniscus) moet ‘raken’ aan de maatstreep. De instrumenten die gebruikt kunnen worden om een volume te meten zijn: z maatcilinders; z steekpipetten; z maatpipetten; z druppelpipetten;
1
Meten en wegen
z pasteurse pipetten; z volpipetten; z maatkolven. Soms kun je ook gewone spuiten gebruiken om een bepaald volume af te meten. Een uitgebreide beschrijving voor het meten van volumes is opgenomen in de LNA-procedure Volumemeting, uitvoering (AP 11-1), deze is te bekijken op de KOMBI/rom.
Figuur 2 Maatcilinder.
19
20
Steekpipet
Bereiden in de apotheek
Pipetteerballon
Maatpipet
Druppelpipet
Pasteurse pipet
Figuur 3 Enkele in de apotheek gebruikte pipetten. Druppelgewicht Het komt regelmatig voor dat aan een preparaat een bepaald aantal druppels moet worden toegevoegd. De druppelgrootte van een vloeistof is afhankelijk van een aantal zaken, waaronder: z de grootte en de vorm van de afdruppelopening; z de dichtheid van de vloeistof.
Internationale Druppelteller
druppelgewicht
Dit betekent dat druppels van dezelfde vloeistof – gedruppeld met verschillende pipetjes – niet steeds even groot zijn. Daarom bestaat er een gestandaardiseerde druppelteller: de ‘Internationale Druppelteller’. Deze wordt beschreven in de Farmacopee Twintig Internationale uit Druppelteller druppels deze druppelteller wegen, gedruppeld in verticale stand bij 20 °C, 1 gram. Wanneer geen gestandaardiseerd druppelpipet wordt gebruikt, moeten we – om de juiste dosering te kunnen vermelden op het etiket – zelf eerst het druppelgewicht bepalen. Dit is bijvoorbeeld druppelgewicht mogelijk door een horlogeglas te tarreren en daarop net zoveel druppels te druppelen tot we 2 gram van de vloeistof hebben. Het gewicht per druppel is dan als volgt te berekenen: gewicht van 1 druppel in mg =
2000 mg aantal druppels
1
Meten en wegen
1.6
Werken met eenheden
21
Om te meten en te wegen moeten we weten hoeveel we moeten afwegen of afmeten. Daarvoor zetten we een eenheid achter een getal. Eenheden zijn bijvoorbeeld nodig om uit te drukken dat een weg 10 meter (m) is, dat we wel 20 minuten (min.) hebben gewacht, dat onze auto 80 kilometer per uur rijdt (km/uur), dat het in de zomer 27 graden Celsius (°C) is en dat we een gloeilamp in de schemerlamp draaien van 60 Watt (W). Voor het wegen kennen we eenheden als kilo, ponden en een ons, maar ook grammen en milligrammen. Ieder land kent ook nog eigen eenheden, maar internationaal is afgesproken dat er vanaf 1978 geen andere eenheden meer gebruikt worden dan de officiële internationaal-systeem-eenheden, beter bekend als de SI-eenheden (uit het Frans: Système International). Je vindt op een recept nogal eens Romeinse cijfers staan, zodat we ook daaraan in het kader van meten en wegen aandacht besteden. 1.6.1 si-eenheden De zeven grondeenheden zijn weergegeven in tabel 1.1. Tabel 1.1
De SI-eenheden
de eenheid van
is
symbool
lengte
meter
m
tijd
seconde
s
massa
kilogram
kg
temperatuur
kelvin
K
elektrische stroom
ampère
A
lichtsterkte
candela
cd
hoeveelheid stof
mol
mol
Er wordt niet meer gesproken over gewicht, maar over massa. Gewicht heeft namelijk iets te maken met de aantrekkingskracht van de aarde; gewicht is daardoor veranderlijk (je kunt wel gewichtloos zijn, maar niet massaloos). De SI-eenheid van temperatuur is kelvin, en niet Celsius, ook al wordt die over de hele wereld nog volop gebruikt. In de praktijk werk je echter niet met temperaturen in kelvin. Daarom gaan we er hier ook niet verder op in. Van een aantal van deze grondeenheden bestaan weer afgeleiden die steeds terugkomen. Sommige eenheden zijn zo klein, of juist zo
22
Bereiden in de apotheek
onwerkbaar groot, dat er ook veel decimale voorvoegsels worden gebruikt, waarvan sommige je vast bekend voorkomen. Enkele decimale voorvoegsels die gebruikt mogen worden binnen het SI staan hieronder. De voorvoegsels in tabel 1.2 moet je kennen Tabel 1.2
Decimale voorvoegsels bij SI-eenheden
voorvoegsel
symbool
vermenigvuldigingsfactor
mega
M
106 (= 1000 000)
kilo
k
103 (= 1000)
milli
m
10–3 (= 0,001)
micro
µ
10–6 (= 0,000001)
NB. De tussenliggende stappen – deci-, centi-, enzovoort – komen in de apotheek niet zoveel voor, dus laten we ze voor wat ze zijn. De afkorting µ voor microgram uit het SI-stelsel mag in de apotheek niet gebruik worden. Een verschrijving of onduidelijk handschrift kan te gemakkelijk tot ernstige fouten leiden. Microgram wordt afgekort als microg en niet als µ, µg, ug of mcg!
voorbeeld z 1 g (= 10 dg = 100 cg) = 1000 mg (Let op: in dit geval gaat de komma steeds naar rechts) z 1 mg (= 0,1 cg = 0,01 dg) = 0,001 g (Let op: in dit geval gaat de komma steeds naar links)
Nog even terugkomend op de gewichten (massa’s): de grammen en milligrammen volgen nauwkeurig het SI. De stappen zijn dus net als bij de andere voorvoegsels even groot: 1 Mg = 1 000 000 = 1 miljoen g 1 kg = 1 000 = 103 g 1 mg = 0,001 = 10–3 g 1 microg = 0,000001 = 10–6 g NB. 1 Mg = 1000 kg, maar 1000 kg wordt meestal 1 ton genoemd; 1 ton is dus 1 Mg. 1.6.2 romeinse cijfers Tot ver in de Middeleeuwen was in onze omgeving het rekenen met Romeinse cijfers heel normaal; pas daarna werd gebruikgemaakt
1
23
Meten en wegen
van de Arabische cijfers zoals we die nu gebruiken. (Het belangrijkste voordeel daarvan is de ‘ontdekking’ van het getal 0.) Vroeger werden uitsluitend Romeinse cijfers op recepten gebruikt en ook nu komen ze nog steeds voor. Het getal 300 zal zelden worden overschreden. Toch kan het geen kwaad er even wat mee te oefenen. De Romeinse cijfers 1 tot en met 10 zien er als volg uit: z I z II z III z IV (5 – 1) z V z VI (5 + 1) z VII (5 + 2) z VIII (5 + 3) z IX (10 – 1) z X Hetzelfde symbool wordt niet vaker dan drie keer gebruikt. Met grotere getallen wordt in principe op dezelfde manier gewerkt. Vaststaande symbolen voor andere getallen zijn: 50
L
100
C
500
D
1000
M
De opbouw van Romeinse cijfers verloopt altijd op de volgende manier: eerst de (eventuele) duizendtallen, dan de honderdtallen, dan de tientallen en ten slotte de eenheden. Dus fout is: 199 = CIC. Goed is: 199 = CXCIX. voorbeeld Op een gebouw staat: Anno MCDLXVII Welk jaar wordt er bedoeld?
M
1000
CD
400 (C vóór D betekent 500 – 100)
L
50
X
10
VII
7+
Jaartal
1467
24
Bereiden in de apotheek
1.7
Berekenen van werkzame stoffen en hulpstoffen in een recept
Bij hulpstoffen kun je uit het recept of het bereidingsvoorschrift afleiden hoeveel werkzame stof en hoeveel hulpstof je moet afwegen. Soms zijn de exacte hoeveelheden aangegeven die je voor de bereiding nodig hebt, in dat geval hoef je zelf niets uit te rekenen. Vaak is het echter niet zo eenvoudig. We bespreken hierna enkele mogelijkheden om de verschillende hoeveelheden aan te geven.
d.t.d.
D.t.d. De hoeveelheden werkzame stof en hulpstof kunnen namelijk ook gegeven zijn voor één poeder of één capsule, terwijl je er meer moet maken. Op het recept staat in zo’n geval bijvoorbeeld ‘F. caps. d.t.d. d.t.d. no. ...’. D.t.d. betekent ‘geef zodanige hoeveelheden’. Hiermee wordt bedoeld dat elke capsule de op het recept aangegeven hoeveelheden moet bevatten. Ook kan de hoeveelheid werkzame stof en hulpstof zijn opgegeven voor een andere hoeveelheid preparaat dan de hoeveelheid die je moet bereiden. voorbeelden R/ Prednison 5 mg f.caps. d.t.d. 20 Dat wil dus zeggen: elke capsule bevat 5 mg prednison, maak er 20. Je concludeert hieruit dat je dus 20 × 5 mg = 100 mg prednison moet afwegen. Dus alleen bij de recepten waar d.t.d. bij staat, moet er nog uitgerekend worden hoeveel werkzame stof moet worden afgewogen. Tijdens de praktijklessen staat er altijd d.t.d.; let hier goed op!
Procenten Percentages kom je overal tegen in het dagelijks leven, ook in de apotheek. Een hoeveelheid werkzame stof in een bereiding wordt in de regel in procenten aangegeven. Dat zien we bijvoorbeeld bij het vervaardigen van crèmes, zalven en dranken. Eigenlijk zijn percentages niets meer dan breuken, met dat verschil dat de noemer in principe steeds 100 is.
1
Meten en wegen
Een percentage is altijd een deel van het geheel. Het geheel is altijd bekend: steeds 100%. Kortom: 1 procent (1%) = 1/100 × ... 1 per 100 betekent ... : 100 1 van de honderd = 0,01 × ... voorbeeld 25% van het geheel = 25% van ... = 25/100 × ... = 0,25 × ... = 1/4 × ... Of omgerekend: 1/4 deel van het geheel = 1/4 × 100% = 0,25 × 100% = 25 × 100 × 100% = 25%
voorbeeld R/ salicylzuur 5% in 30 gram zalf Hoeveel gram salicylzuur moet er worden afgewogen? Op het recept staat dat er 30 gram zalf afgeleverd moet worden met 5% salicylzuur. Er moet dus 5% van 30 gram = 5/100 × 30 gram = 1,5 gram salicylzuur worden afgewogen.
Promilles In de apotheek werken we behalve met procenten ook met promilles of 1/1000 deel. voorbeeld Je hebt 100 gram vloeistof, daarin zit 1 promille rode kleurstof. Hoeveel mg rode kleurstof zit in dit mengsel? 1/1000 × 100 gram = 0,1 gram 1 gram = 1000 mg, dus er zit 0,1 × 1000 mg = 100 mg kleurstof in het mengsel.
G/v%, v/v% en g/g% Omdat we in de apotheek niet alleen met droge stoffen werken, maar ook vaak iets oplossen in vloeistoffen, werken we meestal met
25
26
Bereiden in de apotheek
een aanduiding voor het procentteken. Deze aanduiding geeft aan dat het percentage te maken heeft met het aantal grammen ten opzichte van een volume in ml. Dus 1 g/v% wil zeggen: 1 gram stof op 100 ml vloeistof. Of alleen voor volumes: 1 v/v% = 1 ml op 100 ml vloeistof. En ten slotte is 1 g/g% 1 gram op 100 gram. Als er geen aanduiding bij de procenten staat, nemen we aan dat het g/g% is. De termen ad en ana In deze les hebben we al een aantal Latijnse termen genoemd die in een recept van een bereiding kunnen voorkomen. Nog enkele termen zijn: aa = ana = van elk = van ieder dezelfde hoeveelheid en ad = tot. voorbeeld Acidum salicylicum Acidum benzoicum aa 2 gram Ung zinci oxidum ad 30 gram In totaal wordt er 30 gram afgeleverd: ad = tot. Dit betekent dat de volgende hoeveelheden moeten worden afgewogen: Acidum salicylicum 2 gram Acidum benzoicum 2 gram Ung zinci oxidum 26 gram (30 – 4)
Internationale Eenheden
Internationale Eenheden (I.E.) In sommige gevallen wordt de sterkte niet in grammen of milligrammen per ml gegeven, maar in zogenaamde biologische eenheden, die internationaal overal hetzelfde zijn. We noemen dat ook wel Internationale Eenheden of I.E. of in het Engels I.U. (InternaInternationale Eenheden tional Units). Dat zien we bijvoorbeeld bij insuline, vitamines en bij sommige antibiotica. In de meeste gevallen zijn de internationale eenheden altijd hetzelfde getal per ml of per gram, maar soms is dat wisselend. Bijvoorbeeld bij de stof Bacitracine: daar staat dat 1 gram ten minste 60 I.E bevat, maar dat kan de ene keer 65 I.E. zijn en de andere keer 68 I.E. Kijk dus altijd goed op het flesje of potje met hoeveel I.E. één gram of ml overeenkomt.
1
Meten en wegen
Bij insuline hebben we 100 I.E. per ml. Insuline heeft verschillende soorten: de snelwerkende en de langzamer werkende. Soms zitten deze twee soorten bij elkaar in 1 ml, bijvoorbeeld: Mixtard Insuline 30/70, dat wil zeggen: in 1 ml zitten 30 I.E. snelwerkende insuline en 70 I.E. langzamer werkende insuline. Bij vitamines zien we bijvoorbeeld: vitamine A 9000 I.E. per ml. Berekenen van de concentratie De hoeveelheid van een stof per hoeveelheid mengsel wordt wel de concentratie genoemd. concentratie = wat erin zit totaal × 100% Voor de berekening van de concentratie van een stof in een mengsel moeten altijd de hoeveelheid stof en de totale hoeveelheid mengsel waarin de stof zich bevindt, bekend zijn. Via verhoudingen kun je dan de concentratie berekenen. Zie de cd-rom voor studievragen, rekenopdrachten, praktijkopdrachten en antwoorden.
27