1 List of labels. 1.1 The label group 'Typ'

CH

1 List of labels 1.1 The label group 'Typ' 1.1.1 The label '1 [V Si & SLi? V SLi?]' 1.1.2 The label '2 [S(L)i V & SLi V]' 1.1.3 The label '1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?]' 1.1.4 The label '3 [V Si & V Si,j]' 1.1.5 The label '4 [V Si & X V Si,j]' 1.1.6 The label '5 [V Si & Si,j V]' 1.1.7 The label '6 [S(L)i V & X V Si]' 1.1.8 The label '7 [S(L)i V & Si V]' 1.1.9 The label 'n.a. [S(L)i V & Sj]' 1.1.10 The label '1. TS <> Relativsatz' 1.1.11 The label '2. TS <> PP 'für'' 1.1.12 The label '2. TS <> 'te' + Infinitiv' 1.1.13 The label '2. TS <> vergleichender NS 'als'' 1.1.14 The label 'Koordinationsstelle <> Satzgrenze' 1.1.15 The label 'Struktur nicht parallel' 1.1.16 The label 'V2 & V2 <> V & V' 1.1.17 The label 'V2 & V2 <> VL & VL' 1.2 The label group 'Sprache' 1.2.1 The label 'Niederländisch' 1.2.2 The label 'Deutsch' 1.3 The label group 'Text' 1.3.1 The label 'CH' 1.4 The label group 'Subjekt' 1.4.1 The label '=' 1.4.2 The label '=/=' 1.4.3 The label 'n.a.' 1.5 The label group '1. Subjekt Form' 1.5.1 The label 'DP +def Art' 1.5.2 The label 'DP +def Art Funktion Eigenname' 1.5.3 The label 'DP +def Dempron dist'

1.5.4 The label 'DP +def Dempron prox' 1.5.5 The label 'DP +def Posspron' 1.5.6 The label 'DP -def Art' 1.5.7 The label 'Nebensatz' 1.5.8 The label 'NP +def Eigenname' 1.5.9 The label 'NP +def Funktion Eigenname' 1.5.10 The label 'NP -def' 1.5.11 The label 'Null' 1.5.12 The label 'Perspron' 1.5.13 The label 'Perspron potenziell red' 1.5.14 The label 'Perspron red' 1.5.15 The label 'Perspron voll' 1.5.16 The label 'n.a.' 1.6 The label group '1. Subjekt Bekanntheit' 1.6.1 The label 'evoziert' 1.6.2 The label 'ungebraucht' 1.6.3 The label 'inferierbar' 1.6.4 The label 'inf enthaltend/brandneu verankert' 1.6.5 The label 'brandneu' 1.6.6 The label 'n.a.' 1.7 The label group '1. Subjekt thematische Rolle' 1.7.1 The label 'Agens' 1.7.2 The label 'Experiencer' 1.7.3 The label 'Patiens' 1.7.4 The label 'Possessor' 1.7.5 The label 'Rezipient' 1.7.6 The label 'n.a.' 1.8 The label group '2. Subjekt thematische Rolle' 1.8.1 The label 'Agens' 1.8.2 The label 'Experiencer' 1.8.3 The label 'Patiens' 1.8.4 The label 'Possessor' 1.8.5 The label 'Rezipient' 1.8.6 The label 'n.a.' 1.9 The label group '1. Verb Semantik' 1.9.1 The label 'Redeeinführung' 1.10 The label group '2. Verb Person und Numerus'

1.10.1 The label '1. P. Sg.' 1.10.2 The label '2. P. Sg.' 1.10.3 The label '3. P. Sg.' 1.10.4 The label '1. P. Pl.' 1.10.5 The label '2. P. Pl.' 1.10.6 The label '3. P. Pl.' 1.10.7 The label 'n.a.' 1.11 The label group '2. Verb eindeutig' 1.11.1 The label '+' 1.11.2 The label '+/-' 1.11.3 The label '-' 1.11.4 The label 'n.a.' 1.12 The label group '(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent' 1.12.1 The label '+ = +' 1.12.2 The label '+ = +/-' 1.12.3 The label '+ = -' 1.12.4 The label '+ =/=' 1.12.5 The label '-' 1.12.6 The label 'n.a.' 1.13 The label group 'Koordinator' 1.13.1 The label 'en' 1.13.2 The label 'und' 1.13.3 The label 'maar' 1.13.4 The label 'aber' 1.13.5 The label 'Komma' 1.13.6 The label 'n.a.' 1.14 The label group 'Kohärenzbeziehung' 1.14.1 The label 'Folge' 1.14.2 The label 'Ausführung' 1.14.3 The label 'Erwartungsverletzung' 1.14.4 The label 'Ereignis' 1.14.5 The label 'Parallele' 1.14.6 The label 'Kontrast' 1.14.7 The label 'Ereignis/Parallele' 1.14.8 The label 'Parallele/Ereignis' 1.14.9 The label 'Parallele/Folge' 1.14.10 The label 'Folge/Parallele' 1.14.11 The label 'Kontrast/Ereignis' 1.14.12 The label 'Erwartungsverletzung/Kontrast'

1.14.13 The label 'n.a.' 1.15 The label group 'Lesart linkestes Nicht-Subjekt' 1.15.1 The label 'e/a' 1.15.2 The label 'm/d' 1.15.3 The label 'w/a' 1.15.4 The label 'w/na' 1.15.5 The label 'n.a.'

2 List of observations 2.1 Observation 1 2.1.1 Contents 'Wat scheelt er, Maarten?' 'Niets, Mama.' Haar moeder merkte niets natuurlijk, kwekte verder: 'Maarten, zou je het niet plezierig vinden als er een water naar jou genoemd werd? Het Sint Maarten-water, met bubbeltjes.' <MATCH>'Plezierig!' schreeuwde de jongen, werd hoogrood en rende weg, zoals gewoonlijk de boomgaard in, waar hij molenwiekte met zijn plastic zwaard en tegen de zilverberken sloeg. Advertentie. De notaris opbellen. Weg wezen. Misschien heeft mijn moeder toch gelijk. Het platteland is voor de koeien. 2.1.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.1.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Folge

Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.2 Observation 2 2.2.1 Contents "Was ist los, Maarten?" "Nichts, Mama." Ihre Mutter merkte natürlich nichts, babbelte weiter: "Maarten, fändest du es nicht lustig, wenn ein Wasser nach dir benannt würde? Das Heilige-Martin-Wasser, mit Bläschen." <MATCH>"Wie lustig!" schrie der Junge, wurde knallrot und rannte weg, wie immer in den Obstgarten, wo er mit seinem Plastikschwert herumfuchtelte und gegen die Weißbirken schlug. Inserieren. Den Notar anrufen. Nichts wie weg. Vielleicht hat meine Mutter doch recht. Das flache Land ist für die Kühe. 2.2.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.2.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Folge Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.3 Observation 3 2.3.1 Contents 'Wat scheelt er, Maarten?' 'Niets, Mama.' Haar moeder merkte niets natuurlijk, kwekte verder: 'Maarten, zou je het niet plezierig vinden als er een water naar jou genoemd werd? Het Sint Maarten-water, met bubbeltjes.' 'Plezierig!' schreeuwde de jongen, <MATCH>werd hoogrood en rende weg, zoals gewoonlijk de boomgaard in, waar hij molenwiekte met zijn plastic zwaard en tegen de zilverberken sloeg. Advertentie. De

notaris opbellen. Weg wezen. Misschien heeft mijn moeder toch gelijk. Het platteland is voor de koeien. 2.3.2 Origin 2.3.3 Labels Typ : 1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.4 Observation 4 2.4.1 Contents "Was ist los, Maarten?" "Nichts, Mama." Ihre Mutter merkte natürlich nichts, babbelte weiter: "Maarten, fändest du es nicht lustig, wenn ein Wasser nach dir benannt würde? Das Heilige-Martin-Wasser, mit Bläschen." "Wie lustig!" schrie der Junge, <MATCH>wurde knallrot und rannte weg, wie immer in den Obstgarten, wo er mit seinem Plastikschwert herumfuchtelte und gegen die Weißbirken schlug. Inserieren. Den Notar anrufen. Nichts wie weg. Vielleicht hat meine Mutter doch recht. Das flache Land ist für die Kühe. 2.4.2 Origin 2.4.3 Labels Typ : 1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null

1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.5 Observation 5 2.5.1 Contents 'Tot waar, Irene?' Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar knieën. 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, <MATCH>zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. 2.5.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.5.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.6 Observation 6 2.6.1 Contents "Bis wohin, Irene?" Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, <MATCH>sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. 2.6.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.6.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/=

Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.7 Observation 7 2.7.1 Contents 'Tot waar, Irene?' Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar knieën. 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, <MATCH>zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. 2.7.2 Origin 2.7.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.8 Observation 8

2.8.1 Contents "Bis wohin, Irene?" Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, <MATCH>sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. 2.8.2 Origin 2.8.3 Labels Typ : 2. TS <> vergleichender NS 'als' Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.9 Observation 9 2.9.1 Contents Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar

knieën. 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. <MATCH>De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. Gisteren beweerde Richard dat Bokkie zo schichtig was omdat het voelde dat zijn dood naderde, en dat Bokkie al het slagersmes voor zijn ogen zag. 2.9.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.9.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Folge Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.10 Observation 10 2.10.1 Contents Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen

einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. <MATCH>Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. Gestern behauptete Richard, daß Bokkie so scheu sei, weil sie ihren nahenden Tod fühle, und daß Bokkie schon das Schlachtermesser vor Augen sehe. 2.10.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.10.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Folge Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.11 Observation 11 2.11.1 Contents Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar knieën. 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht

als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis <MATCH>en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. Gisteren beweerde Richard dat Bokkie zo schichtig was omdat het voelde dat zijn dood naderde, en dat Bokkie al het slagersmes voor zijn ogen zag. 2.11.2 Origin 2.11.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.12 Observation 12 2.12.1 Contents Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von

einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, <MATCH>schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. Gestern behauptete Richard, daß Bokkie so scheu sei, weil sie ihren nahenden Tod fühle, und daß Bokkie schon das Schlachtermesser vor Augen sehe. 2.12.2 Origin 2.12.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.13 Observation 13 2.13.1 Contents Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een

boerinnenschort. <MATCH>Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. Gisteren beweerde Richard dat Bokkie zo schichtig was omdat het voelde dat zijn dood naderde, en dat Bokkie al het slagersmes voor zijn ogen zag. 'Maar Bokkie heeft nog nooit zo'n slagersmes gezien.' 'Zijn ouders wel, Maarten.' Maarten begreep het niet. 2.13.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.13.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.14 Observation 14 2.14.1 Contents Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. <MATCH>Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus

zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. Gestern behauptete Richard, daß Bokkie so scheu sei, weil sie ihren nahenden Tod fühle, und daß Bokkie schon das Schlachtermesser vor Augen sehe. "Aber Bokkie hat noch nie so ein Schlachtermesser gesehen." "Aber ihre Eltern, Maarten." Das begriff Maarten nicht. 2.14.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.14.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.15 Observation 15 2.15.1 Contents Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. Gisteren beweerde Richard dat Bokkie zo schichtig was omdat het voelde dat zijn dood naderde, en dat Bokkie al het slagersmes voor zijn ogen zag. 'Maar Bokkie heeft nog nooit zo'n slagersmes gezien.' 'Zijn ouders wel, Maarten.' Maarten begreep het niet. <MATCH>'Het heeft die vrees voor het mes meegekregen met zijn geboorte,' zei Richard, en Sibylle die Maarten zag piekeren riep: 'Richard, schei uit met die dwaze praat.' 'Ja, Madame,' zei Richard meteen. Starre blik van turkoois. Lokkende, lage dronkemansstem. Sibylle transpireert nu fel, de huid van haar voorhoofd schrijnt. Zij wacht op iemand. 2.15.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam.

2.15.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.16 Observation 16 2.16.1 Contents Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. Gestern behauptete Richard, daß Bokkie so scheu sei, weil sie ihren nahenden Tod fühle, und daß Bokkie schon das Schlachtermesser vor Augen sehe. "Aber Bokkie hat noch nie so ein Schlachtermesser gesehen." "Aber ihre Eltern, Maarten." Das begriff Maarten nicht. <MATCH>"Die Furcht vor dem Messer wurde ihr sozusagen in die Wiege gelegt", sagte Richard, und Sibylle, die sah, wie Maarten grübelte, rief "Richard, hör mit dem dummen Geschwätz auf." "Ja, Madame", sagte Richard sofort. Starrer türkisfarbener Blick. Verlockende, tiefe Säuferstimme. Sibylle schwitzt nun stark, ihre Stirn brennt. Sie wartet auf jemanden. 2.16.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.16.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.17 Observation 17 2.17.1 Contents Sibylle transpireert nu fel, de huid van haar voorhoofd schrijnt. Zij wacht op iemand. Op iets. Een fladdering. Een ekster die uit de staalblauwe lucht zal vallen. Zij trekt in gedachten haar smoking aan met een wit gewafeld hemd van Gerard, <MATCH>haar haar is strak achterovergekamd en glanst van de gel, zij onderzoekt zichzelf in de kleerkastspiegel, nodigt Irene speels uit voor een wals, verdampend verlaat haar ziel haar walsend, bespottelijk, nutteloos lijf. Vlak onder het pannendak boven de woonkamer zijn wespen bezig een kluit, een nest te vormen, een trillerig kluwen. De haast van Gerard. In de fabrieken, op kantoor, hier in de woonkamer, in de hall, de dag dat hij afscheid nam en zich moest inhouden om niet naar zijn Porsche te hollen. 'Voorgoed?' vroeg Sibylle toen. 2.17.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.17.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Posspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.18 Observation 18

2.18.1 Contents Sibylle schwitzt nun stark, ihre Stirn brennt. Sie wartet auf jemanden. Auf etwas. Ein Flattern. Eine Elster, die aus dem stahlblauen Himmel fallen wird. In Gedanken zieht sie ihren Smoking an mit einem weißen gefälteten Hemd von Gerard. <MATCH>Ihr Haar ist straff zurückgekämmt und glänzt vom Gel, sie mustert sich im Spiegel des Kleiderschranks, fordert Irene spielerisch zu einem Walzer auf, verdampfend verläßt ihre Seele den walzertanzenden, lächerlichen, nutzlosen Leib. Direkt unter den Dachziegeln über dem Wohnzimmer sind Wespen dabei, einen Klumpen, ein Nest zu bauen, ein wimmelndes Knäuel. Gerards Eile. In den Fabriken, im Büro, hier im Wohnzimmer, in der Halle, dem Tag, an dem er sich verabschiedete und sich beherrschen mußte, nicht zu seinem Porsche zu rennen. "Für immer?" fragte Sibylle damals. 2.18.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.18.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Posspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.19 Observation 19 2.19.1 Contents Sibylle transpireert nu fel, de huid van haar voorhoofd schrijnt. Zij wacht op iemand. Op iets. Een fladdering. Een ekster die uit de staalblauwe lucht zal vallen. Zij trekt in gedachten haar smoking aan met een wit gewafeld hemd van Gerard, haar haar is strak achterovergekamd en glanst van de gel, <MATCH>zij onderzoekt zichzelf in de kleerkastspiegel, nodigt Irene speels uit voor een wals, verdampend verlaat haar ziel haar walsend, bespottelijk, nutteloos lijf. Vlak onder het pannendak boven de woonkamer zijn wespen bezig een kluit, een nest te vormen, een trillerig kluwen. De haast van Gerard. In de fabrieken, op kantoor,

hier in de woonkamer, in de hall, de dag dat hij afscheid nam en zich moest inhouden om niet naar zijn Porsche te hollen. 'Voorgoed?' vroeg Sibylle toen. 2.19.2 Origin 2.19.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.20 Observation 20 2.20.1 Contents Sibylle schwitzt nun stark, ihre Stirn brennt. Sie wartet auf jemanden. Auf etwas. Ein Flattern. Eine Elster, die aus dem stahlblauen Himmel fallen wird. In Gedanken zieht sie ihren Smoking an mit einem weißen gefälteten Hemd von Gerard. Ihr Haar ist straff zurückgekämmt und glänzt vom Gel, <MATCH>sie mustert sich im Spiegel des Kleiderschranks, fordert Irene spielerisch zu einem Walzer auf, verdampfend verläßt ihre Seele den walzertanzenden, lächerlichen, nutzlosen Leib. Direkt unter den Dachziegeln über dem Wohnzimmer sind Wespen dabei, einen Klumpen, ein Nest zu bauen, ein wimmelndes Knäuel. Gerards Eile. In den Fabriken, im Büro, hier im Wohnzimmer, in der Halle, dem Tag, an dem er sich verabschiedete und sich beherrschen mußte, nicht zu seinem Porsche zu rennen. "Für immer?" fragte Sibylle damals. 2.20.2 Origin 2.20.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch

Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.21 Observation 21 2.21.1 Contents Zei hij dat? Was het niet eerder: 'Je bent niet te helpen'? Zij heeft toen, op het moment dat haar gezin, haar kind, haar huis, alles op het spel stond, niet aandachtig genoeg geluisterd. Gerard verveelde haar. Maarten zegt nog iets, ernstig knikkend, tegen het geitje. <MATCH>Hij hijst die planken op zijn rug en sjokt verder, hij is verkleed als een oude man of een tovenaar en praat in zichzelf. Op het grasveld, waar vannacht tien molshopen zijn ontstaan, waart de kat Pierke rond. Straks zal hij een mol naar het terras brengen, hem voor haar voeten laten vallen, het bebloede roze spitsneusje naar haar gericht. De commissaris bleef vastgeschroefd in zijn bureaustoel maar boog zich voorover als om de man helemaal, tot aan zijn enkels, te kunnen overzien. Lippens, de agent, gaf de man een duwtje in de rug. 'Ga daar maar zitten,' zei de commissaris, zijn hoge meisjesstem verwonderlijk licht voor zijn logge en gespierde gevaarte. 2.21.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.21.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : -

Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.22 Observation 22 2.22.1 Contents Sagte der das? War es nicht eher: "Dir ist doch nicht zu helfen?" Sie hat damals, in dem Moment, als ihre Familie, ihr Kind, ihr Haus, alles auf dem Spiel stand, nicht aufmerksam genug zugehört. Gerard ödete sie an. Maarten sagt noch etwas, ernsthaft nickend, zu der Ziege. <MATCH>Er lädt sich die Bretter auf den Rücken und trottet weiter, er ist als alter Mann oder als Zauberer verkleidet und führt Selbstgespräche. Auf dem Rasen, wo über Nacht zehn Maulwurfshügel entstanden sind, rennt die Katze Pierke herum. Gleich wird sie einen Maulwurf auf die Terrasse schleppen, ihn vor ihre Füße fallen lassen, das blutige rosafarbene Schnäuzchen ihr zugewandt. Der Kommissar saß wie angeschraubt auf seinem Schreibtischsessel, beugte sich jedoch vornüber, wie um den Mann ganz, bis zu den Knöcheln, sehen zu können. Lippens, der Polizist, gab dem Mann einen Schubs in den Rücken. "Setz dich da hin", sagte der Kommissar, dessen hohe Mädchenstimme erstaunlich leicht für seine plumpe und muskulöse Gestalt klang. 2.22.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.22.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.23 Observation 23 2.23.1 Contents

Zei hij dat? Was het niet eerder: 'Je bent niet te helpen'? Zij heeft toen, op het moment dat haar gezin, haar kind, haar huis, alles op het spel stond, niet aandachtig genoeg geluisterd. Gerard verveelde haar. Maarten zegt nog iets, ernstig knikkend, tegen het geitje. Hij hijst die planken op zijn rug <MATCH>en sjokt verder, hij is verkleed als een oude man of een tovenaar en praat in zichzelf. Op het grasveld, waar vannacht tien molshopen zijn ontstaan, waart de kat Pierke rond. Straks zal hij een mol naar het terras brengen, hem voor haar voeten laten vallen, het bebloede roze spitsneusje naar haar gericht. De commissaris bleef vastgeschroefd in zijn bureaustoel maar boog zich voorover als om de man helemaal, tot aan zijn enkels, te kunnen overzien. Lippens, de agent, gaf de man een duwtje in de rug. 'Ga daar maar zitten,' zei de commissaris, zijn hoge meisjesstem verwonderlijk licht voor zijn logge en gespierde gevaarte. 2.23.2 Origin 2.23.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.24 Observation 24 2.24.1 Contents Sagte der das? War es nicht eher: "Dir ist doch nicht zu helfen?" Sie hat damals, in dem Moment, als ihre Familie, ihr Kind, ihr Haus, alles auf dem Spiel stand, nicht aufmerksam genug zugehört. Gerard ödete sie an. Maarten sagt noch etwas, ernsthaft nickend, zu der Ziege. Er lädt sich die Bretter auf den Rücken <MATCH>und trottet weiter, er ist als alter Mann oder als Zauberer verkleidet und führt Selbstgespräche. Auf dem Rasen, wo über Nacht zehn Maulwurfshügel entstanden sind, rennt die Katze Pierke herum. Gleich wird sie einen Maulwurf auf die Terrasse schleppen, ihn vor ihre Füße fallen lassen, das blutige rosafarbene Schnäuzchen ihr zugewandt. Der Kommissar saß wie angeschraubt auf seinem Schreibtischsessel, beugte sich jedoch vornüber, wie um den Mann ganz, bis zu den Knöcheln,

sehen zu können. Lippens, der Polizist, gab dem Mann einen Schubs in den Rücken. "Setz dich da hin", sagte der Kommissar, dessen hohe Mädchenstimme erstaunlich leicht für seine plumpe und muskulöse Gestalt klang. 2.24.2 Origin 2.24.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.25 Observation 25 2.25.1 Contents Zei hij dat? Was het niet eerder: 'Je bent niet te helpen'? Zij heeft toen, op het moment dat haar gezin, haar kind, haar huis, alles op het spel stond, niet aandachtig genoeg geluisterd. Gerard verveelde haar. Maarten zegt nog iets, ernstig knikkend, tegen het geitje. Hij hijst die planken op zijn rug en sjokt verder, <MATCH>hij is verkleed als een oude man of een tovenaar en praat in zichzelf. Op het grasveld, waar vannacht tien molshopen zijn ontstaan, waart de kat Pierke rond. Straks zal hij een mol naar het terras brengen, hem voor haar voeten laten vallen, het bebloede roze spitsneusje naar haar gericht. De commissaris bleef vastgeschroefd in zijn bureaustoel maar boog zich voorover als om de man helemaal, tot aan zijn enkels, te kunnen overzien. Lippens, de agent, gaf de man een duwtje in de rug. 'Ga daar maar zitten,' zei de commissaris, zijn hoge meisjesstem verwonderlijk licht voor zijn logge en gespierde gevaarte. 2.25.2 Origin 2.25.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.26 Observation 26 2.26.1 Contents Sagte der das? War es nicht eher: "Dir ist doch nicht zu helfen?" Sie hat damals, in dem Moment, als ihre Familie, ihr Kind, ihr Haus, alles auf dem Spiel stand, nicht aufmerksam genug zugehört. Gerard ödete sie an. Maarten sagt noch etwas, ernsthaft nickend, zu der Ziege. Er lädt sich die Bretter auf den Rücken und trottet weiter, <MATCH>er ist als alter Mann oder als Zauberer verkleidet und führt Selbstgespräche. Auf dem Rasen, wo über Nacht zehn Maulwurfshügel entstanden sind, rennt die Katze Pierke herum. Gleich wird sie einen Maulwurf auf die Terrasse schleppen, ihn vor ihre Füße fallen lassen, das blutige rosafarbene Schnäuzchen ihr zugewandt. Der Kommissar saß wie angeschraubt auf seinem Schreibtischsessel, beugte sich jedoch vornüber, wie um den Mann ganz, bis zu den Knöcheln, sehen zu können. Lippens, der Polizist, gab dem Mann einen Schubs in den Rücken. "Setz dich da hin", sagte der Kommissar, dessen hohe Mädchenstimme erstaunlich leicht für seine plumpe und muskulöse Gestalt klang. 2.26.2 Origin 2.26.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.27 Observation 27 2.27.1 Contents 'Waar is die handdoek?' vroeg Lippens. 'Terug in mijn tas. Julia steekt hem altijd in mijn tas met mijn thermos en mijn boterhammen. Zij is altijd bang dat ik iets te kort ga komen.' <MATCH>'Zij is bang,' herhaalde de commissaris lijzig en dacht: Hoe lang zullen we dit eindeloos gerepeteerd spelletje nog spelen, ik als welwillende vader, Lippens als heethoofd. 'Op het dak?' vroeg hij. 'Tot hoe laat?' 'Weet ik niet meer, ik was te zat, want ik moest nog opletten toen ik van de ladder kroop. Ik dacht nog, als ik val, val ik zacht op die berg stro.' 2.27.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.27.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.28 Observation 28 2.28.1 Contents "Wo ist das Handtuch?" fragte Lippens. "Wieder in meiner Tasche. Julia steckt es mir immer in die Tasche mit der Thermosflasche und dem Vesperbrot. Sie hat immer

Angst, daß ich etwas vergesse." <MATCH>"Sie hat Angst", wiederholte der Kommissar schleppend und dachte: Wie lange sollen wir dieses endlose, einstudierte Spiel noch spielen, ich als wohlwollender Vater, Lippens als Hitzkopf. "Auf dem Dach?" fragte er. "Bis wieviel Uhr?" "Weiß ich nicht mehr, ich war so sternhagelvoll, daß ich aufpassen mußte, als ich die Leiter runterkletterte. Ich dachte noch, wenn ich falle, dann falle ich weich in den Strohhaufen." 2.28.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.28.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.29 Observation 29 2.29.1 Contents Hij wreef over zijn nek. 'Dit keer ben je te ver gegaan, vriend,' zei de commissaris. 'Terwijl je alle kansen ter wereld hebt gekregen,' zei Lippens. 'Meer dan veel anderen.' De nek en de schouders van de man werden geteisterd door zenuwscheuten. <MATCH>Hij hield op met erover te wrijven en fluisterde: 'Ik moet suiker hebben. Of een pintje. Suiker, anders ga ik omvervallen.' Hij trok als op een onhoorbaar bevel zijn katachtige, groenblauwe ogen wijd open. In de ooghoeken zaten amberkleurige propjes, als het hars dat uit een boom lekt in de zon. Maarten zou het liefst als Clint Eastwood (die de jongens op school Cleinte Eestwot noemen) de heuvels opklimmen, met wijde, besliste passen, handen langs de heupen de revolvers aaiend, maar dat zou ketterij zijn met een kruis op je schouders, dat hoort bij de dagen van vroeger, toen hij nog niets wist over Jezus en toen juffrouw Dora hem het boek nog niet gegeven had dat hij schichtig in het grootste geheim op zijn kamertje leest en bijna uit zijn hoofd kent.

2.29.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.29.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.30 Observation 30 2.30.1 Contents Er rieb sich über den Nacken. "Diesmal bist du zu weit gegangen Freundchen", sagte der Kommissar. "Obwohl du alle Chancen der Welt hattest", sagte Lippens. "Mehr als viele andere." Nacken und Schultern des Mannes wurden von einem nervösen Zucken heimgesucht. <MATCH>Er hörte auf, darüber zu reiben und flüsterte: "Ich brauche Zucker. Oder ein Helles. Zucker, sonst falle ich um." Er riß wie auf einen unhörbaren Befehl seine katzenhaften, grünblauen Augen weit auf. In den Augenwinkeln klebten bernsteinfarbene Klümpchen, wie Harz, das in der Sonne aus einem Baum tropft. Maarten würde am liebsten wie Clint Eastwood (den die Jungen in der Schule Cleinte Eestwot nennen) mit großen, entschlossenen Schritten die Hügel hinaufklettern, Hände an den Hüften, die Revolver streichelnd, aber das wäre Ketzerei mit einem Kreuz auf den Schultern, das war früher, als er noch nichts von Jesus gewußt und ihm Fräulein Dora das Buch noch nicht gegeben hatte, das er ängstlich in größter Heimlichkeit in seinem Zimmer liest und fast auswendig kennt. 2.30.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still.

2.30.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.31 Observation 31 2.31.1 Contents Niet zo zwaar als bij Jezus natuurlijk, die viel almaardoor, die hebben ze de laatste meters verder moeten slepen. Het was dan ook gemaakt door zijn vader, althans door de man van Jezus' moeder, die timmerman was. Ondertussen bespotten onzichtbare Farizeeërs hem als hij het hek van de boomgaard bereikt. 'Aha, daar komt de eland!' Onder de Farizeeërs en andere lafaards van Joden bevinden zich Achiel de postbode, Rik de bakker en verschillende jongens uit zijn klas. <MATCH>Ze pulken in hun neus en schieten de snotballetjes naar zijn gezicht. Hoe was het woord ook weer? Zij hoonden hem. 'Hé, ben jij de eland? Moet jij eerst nog niet wat groeien? En wat is dat voor een baard, eland?' 2.31.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.31.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : -

(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.32 Observation 32 2.32.1 Contents Natürlich nicht so schwer wie das von Jesus, der ist immer hingefallen, den mußten sie die letzten Meter weiterschleppen. Sein Kreuz hatte ja auch sein Vater gemacht, jedenfalls der Mann von Jesus' Mutter, der Zimmermann war. Mittlerweile wird er von unsichtbaren Pharisäern verspottet, als er den Zaun des Obstgartens erreicht. "Aha, da kommt der Heiland!" Unter den Pharisäern und den anderen Feiglingen befinden sich Achiel, der Postbote, Rik, der Bäcker, und mehrere Jungen aus seiner Klasse. <MATCH>Sie bohren in der Nase und schießen ihm die Rotzkügelchen ins Gesicht. Wie hieß das Wort gleich wieder? Sie spotteten seiner. "Hej, bist du der Heiland? Mußt du nicht erst noch ein bißchen wachsen? Und was ist das für ein Bart, Heiland?" 2.32.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.32.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.33 Observation 33 2.33.1 Contents Kan hij de ketter Richard van zijn strodak laten dalen om hem te helpen?

Nee, de man nipt net van zijn blikken pul die lekkere, alhoewel hersendodende drank bevat. (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. <MATCH>Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' 2.33.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.33.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 2. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = +/Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.34 Observation 34

2.34.1 Contents Kann er den Ketzer Richard vom Strohdach runtersteigen lassen, damit er ihm hilft? Nein, der Mann nippt gerade an seiner Feldflasche, die eine leckere, wenn auch hirntötende Flüssigkeit enthält. (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. <MATCH>Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" 2.34.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.34.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.35 Observation 35 2.35.1 Contents Kan hij de ketter Richard van zijn strodak laten dalen om hem te helpen? Nee, de man nipt net van zijn blikken pul die lekkere, alhoewel hersendodende drank bevat. (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, <MATCH>meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' 2.35.2 Origin 2.35.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar

1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.36 Observation 36 2.36.1 Contents Kann er den Ketzer Richard vom Strohdach runtersteigen lassen, damit er ihm hilft? Nein, der Mann nippt gerade an seiner Feldflasche, die eine leckere, wenn auch hirntötende Flüssigkeit enthält. (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, <MATCH>der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" 2.36.2 Origin 2.36.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V]

Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.37 Observation 37 2.37.1 Contents Kan hij de ketter Richard van zijn strodak laten dalen om hem te helpen? Nee, de man nipt net van zijn blikken pul die lekkere, alhoewel hersendodende drank bevat. (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert <MATCH>en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' 2.37.2 Origin -

2.37.3 Labels Typ : 6 [S(L)i V & X V Si] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.38 Observation 38 2.38.1 Contents Kann er den Ketzer Richard vom Strohdach runtersteigen lassen, damit er ihm hilft? Nein, der Mann nippt gerade an seiner Feldflasche, die eine leckere, wenn auch hirntötende Flüssigkeit enthält. (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu <MATCH>und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?"

2.38.2 Origin 2.38.3 Labels Typ : 6 [S(L)i V & X V Si] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.39 Observation 39 2.39.1 Contents Kan hij de ketter Richard van zijn strodak laten dalen om hem te helpen? Nee, de man nipt net van zijn blikken pul die lekkere, alhoewel hersendodende drank bevat. (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, <MATCH>dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt

Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' 2.39.2 Origin 2.39.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : NP +def Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ausführung Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.40 Observation 40 2.40.1 Contents Kann er den Ketzer Richard vom Strohdach runtersteigen lassen, damit er ihm hilft? Nein, der Mann nippt gerade an seiner Feldflasche, die eine leckere, wenn auch hirntötende Flüssigkeit enthält. (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, <MATCH>dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie

Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" 2.40.2 Origin 2.40.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : DP +def Art Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ausführung Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.41 Observation 41 2.41.1 Contents Kan hij de ketter Richard van zijn strodak laten dalen om hem te helpen? Nee, de man nipt net van zijn blikken pul die lekkere, alhoewel hersendodende drank bevat. (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, <MATCH>daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is

geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' 2.41.2 Origin 2.41.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : DP -def Art 1. Subjekt Bekanntheit : brandneu 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.42 Observation 42 2.42.1 Contents Kann er den Ketzer Richard vom Strohdach runtersteigen lassen, damit er ihm hilft? Nein, der Mann nippt gerade an seiner Feldflasche, die eine leckere, wenn auch hirntötende Flüssigkeit enthält. (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, <MATCH>dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über

Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" 2.42.2 Origin 2.42.3 Labels Typ : 2. TS <> PP 'für' Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.43 Observation 43 2.43.1 Contents Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de

dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. <MATCH>En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' Maarten hoort zichzelf antwoorden: 'Ja, Meester.' En dat is een van de ergste ketterijen, want er is maar één meester in de hemel en op aarde. 'Ik heb dorst,' roept Maarten. Niemand komt hem helpen. Zij die daarnet nog op het terras lag in haar bikini ook niet, natuurlijk niet, haar moeder gaat vóór haar zoon die de zonden van alle mensen wit wil wassen. 2.43.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.43.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.44 Observation 44 2.44.1 Contents Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man

erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. <MATCH>Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" Maarten hört sich selbst antworten: "Ja, Herr Lehrer." Und das ist eine der schwersten Ketzereien, denn es gibt nur einen Herrn im Himmel und auf Erden. "Ich hab Durst", ruft Maarten. Niemand hilft ihm. Sie, die gerade noch im Bikini auf der Terrasse lag, auch nicht, natürlich nicht, sie zieht ihre Mutter ihrem Sohn vor, der die Sünden aller Menschen reinwaschen will. 2.44.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.44.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.45 Observation 45 2.45.1 Contents Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij <MATCH>en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' Maarten hoort zichzelf antwoorden: 'Ja, Meester.' En dat is een van de ergste ketterijen, want er is maar één meester in de hemel en op aarde. 'Ik heb dorst,' roept Maarten. Niemand komt hem helpen. Zij die daarnet nog op het terras lag in haar bikini ook niet, natuurlijk niet, haar moeder gaat vóór haar zoon die de zonden van alle mensen wit wil wassen. 2.45.2 Origin 2.45.3 Labels Typ : 1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en

Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.46 Observation 46 2.46.1 Contents Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe <MATCH>und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" Maarten hört sich selbst antworten: "Ja, Herr Lehrer." Und das ist eine der schwersten Ketzereien, denn es gibt nur einen Herrn im Himmel und auf Erden. "Ich hab Durst", ruft Maarten. Niemand hilft ihm. Sie, die gerade noch im Bikini auf der Terrasse lag, auch nicht, natürlich nicht, sie zieht ihre Mutter ihrem Sohn vor, der die Sünden aller Menschen reinwaschen will. 2.46.2 Origin 2.46.3 Labels Typ : 1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.47 Observation 47 2.47.1 Contents Maarten hoort zichzelf antwoorden: 'Ja, Meester.' En dat is een van de ergste ketterijen, want er is maar één meester in de hemel en op aarde. 'Ik heb dorst,' roept Maarten. Niemand komt hem helpen. Zij die daarnet nog op het terras lag in haar bikini ook niet, natuurlijk niet, haar moeder gaat vóór haar zoon die de zonden van alle mensen wit wil wassen. <MATCH>Schapen komen dichterbij en knabbelen aan zijn natte hemd. 'Fanta!' roept Maarten. 'Cola, Fanta!' roept Maarten naar de hemel. Meester Willy Goossens mag niet naar de finale van het bowlen op BBC 2 kijken van zijn vrouw Liliane omdat haar schatteboutje vandaag al meer dan genoeg zijn ogen heeft versleten bij het verbeteren van het huiswerk en op zaterdag is haar Willy helemaal van haar, waar of niet, mijn piepkuikentje? 2.47.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.47.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP -def 1. Subjekt Bekanntheit : brandneu 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.48 Observation 48 2.48.1 Contents

Maarten hört sich selbst antworten: "Ja, Herr Lehrer." Und das ist eine der schwersten Ketzereien, denn es gibt nur einen Herrn im Himmel und auf Erden. "Ich hab Durst", ruft Maarten. Niemand hilft ihm. Sie, die gerade noch im Bikini auf der Terrasse lag, auch nicht, natürlich nicht, sie zieht ihre Mutter ihrem Sohn vor, der die Sünden aller Menschen reinwaschen will. <MATCH>Schafe kommen näher und knabbern an seinem nassen Hemd. "Fanta!" schreit Maarten. "Cola, Fanta!" schreit Maarten in den Himmel. Lehrer Willy Goossens darf sich das KrickettEndspiel auf BBC 2 nicht ansehen. Seine Frau Liliane erlaubt es ihm nicht, weil ihr Herzblatt heute seine Augen schon mehr als genug beim Korrigieren der Klassenarbeiten abgenutzt hat, und am Samstag gehört Willy nur ihr, stimmt's, mein Schnuckiputz? 2.48.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.48.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP -def 1. Subjekt Bekanntheit : brandneu 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.49 Observation 49 2.49.1 Contents Op de map is een etiket met paarse randjes geplakt, daar staat zijn naam op in schuine letters, daaronder de titel in kapitalen CYBELE, daaronder een streep en daaronder onderstreept: declamatorium. Zesendertig pagina's. Een winter lang heeft hij gewanhoopt, avond na avond. Terwijl Liliane naar de tv keek, heeft hij gekrast, geschrapt tot op dat heuglijke moment in mei dat hij zijn vulpen heeft neergelegd en voor zich uit heeft gefluisterd: 'Einde. Beter kan ik het niet.' <MATCH>Liliane las het en zei: 'Het is diep, mijn kwarteltje, heel diep, maar wel antiek.' Hij legde haar, af en toe voorlezend uit een Prismapocket, de diepe bedoelingen uit, de verwijzingen, de citaten, de structuur. 'Het is magnifiek, ventje, zoals alles wat je opgeschreven hebt, maar het is te diep voor mij.' Hij heeft het toen allemaal herschreven.

Bij elke zin verbeeldde hij zich hoe het in haar armoeiige duffe brein zou overkomen, en een maand later was hij klaar met de uiteindelijke versie. Hij heeft het haar niet voorgelezen, dat had hij al die avonden al in gedachten gedaan. 2.49.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.49.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.50 Observation 50 2.50.1 Contents Auf der Mappe klebt ein violett umrandetes Etikett, auf dem sein Name in Schrägschrift steht, darunter der Titel CYBELE in Großbuchstaben, darunter ein Strich und darunter unterstrichen: Deklamatorium. Sechsunddreißig Seiten. Einen Winter lang hat er Abend für Abend gezweifelt. Während Liliane vor dem Fernseher saß, hat er gekritzelt, gestrichen, bis zu jenem erfreulichen Augenblick im Mai, als er seinen Füller hingelegt und vor sich hin geflüstert hat: "Ende. Besser kann ich es nicht." <MATCH>Liliane las es und sagte: "Es ist tiefsinnig, mein Täubchen, sehr tiefsinnig, und ziemlich antik." Er erklärte ihr, dabei ab und zu aus einem Taschenlexikon vorlesend, die tieferen Absichten, die Verweisungen, die Zitate, die Struktur. "Es ist einzigartig, Schatz, wie alles, was du geschrieben hast, aber für mich ist es zu tiefsinnig." Er überarbeitete es dann noch einmal völlig. Bei jedem Satz stellte er sich vor, wie er in ihrem armseligen dumpfen Gehirn ankommen würde, und einen Monat später war er mit der endgültigen Fassung fertig. Er las sie ihr nicht vor, das hatte er all die Abende davor schon in Gedanken getan. 2.50.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch.

Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.50.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.51 Observation 51 2.51.1 Contents Beter kan ik het niet.' Liliane las het en zei: 'Het is diep, mijn kwarteltje, heel diep, maar wel antiek.' Hij legde haar, af en toe voorlezend uit een Prismapocket, de diepe bedoelingen uit, de verwijzingen, de citaten, de structuur. 'Het is magnifiek, ventje, zoals alles wat je opgeschreven hebt, maar het is te diep voor mij.' Hij heeft het toen allemaal herschreven. <MATCH>Bij elke zin verbeeldde hij zich hoe het in haar armoeiige duffe brein zou overkomen, en een maand later was hij klaar met de uiteindelijke versie. Hij heeft het haar niet voorgelezen, dat had hij al die avonden al in gedachten gedaan. Soms vroeg hij zich af of hij wel een sprankeltje talent had als het zo moeilijk moest ontstaan, zo bijziende, verkrampt en hopeloos, maar dan dacht hij aan Flaubert en Jeroen Brouwers die allang tevreden waren met een regel of drie vier per dag. En dat waren beroepsschrijvers, die werkten daar een hele dag aan, terwijl hij de zorg had voor de gemeenteschool, voor de Bond van Heemkunde, voor de regionale berichtgeving in De Morgen, voor de activiteiten in het kader van het Cultuurweekend en voor zijn gezin, Liliane en hun zoontje Corry, zijn oogappel. Goossens weegt het typoscript in zijn hand. Hij weet zeker dat de schepen van Cultuur aangenaam verrast was door het gewicht toen hij Cybele overhandigd kreeg. 2.51.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.51.3 Labels

Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.52 Observation 52 2.52.1 Contents Besser kann ich es nicht." Liliane las es und sagte: "Es ist tiefsinnig, mein Täubchen, sehr tiefsinnig, und ziemlich antik." Er erklärte ihr, dabei ab und zu aus einem Taschenlexikon vorlesend, die tieferen Absichten, die Verweisungen, die Zitate, die Struktur. "Es ist einzigartig, Schatz, wie alles, was du geschrieben hast, aber für mich ist es zu tiefsinnig." Er überarbeitete es dann noch einmal völlig. <MATCH>Bei jedem Satz stellte er sich vor, wie er in ihrem armseligen dumpfen Gehirn ankommen würde, und einen Monat später war er mit der endgültigen Fassung fertig. Er las sie ihr nicht vor, das hatte er all die Abende davor schon in Gedanken getan. Mitunter fragte er sich, ob er wohl ein Fünkchen Talent habe, wo es doch so mühevoll entstand, so kurzsichtig, verkrampft und hoffnungslos, aber dann dachte er an Flaubert und Jeroen Brouwers, die mit drei oder vier Zeilen am Tag längst zufrieden waren. Und das waren Berufsschriftsteller, die arbeiteten daran einen ganzen Tag, während er sich noch um die Gemeindeschule, den Verein fair Heimatforschung, die regionale Berichterstattung in De Morgen, die Aktivitäten im Zusammenhang mit dem Kulturwochenende und um seine Familie, Liliane und den Sohn Corry, seinen Augapfel, kümmern mußte. Goossens wiegt das Typoskript in seiner Hand. Er weiß genau, daß der Kulturdezernent vom Gewicht angenehm überrascht war, als er Cybele überreicht bekam. 2.52.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.52.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Deutsch Text : CH

Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.53 Observation 53 2.53.1 Contents 'Goossens loopt op zijn laatste beentjes.' 'Goossens heeft aids.' Nee, gewoon kwaad worden. Zijn ongebreidelde zucht naar perfectie krijgt de bovenhand, maakt zich van hem meester, hij gooit zijn script tegen de muur, hij slaat met de deuren, hij brult: 'Amateurs!' en rent naar zijn auto. <MATCH>Om kwart over elf is hij thuis, Liliane ligt al op één oor en de sportuitzending begint, gedempt geluid, hij achterovergeleund, Pale Ale in de hand. Maar 'amateurs' mag hij niet roepen, want zij beogen niets anders te zijn dan onbetaalde vrijwilligers die hun nachtrust opoferen voor de kunst. Wat kan hij wel roepen? 'Onnozelaars'? BRT 3 zendt Beethoven uit, een trio. Hoe aangenaam, kalmerend. 2.53.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.53.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d

2.54 Observation 54 2.54.1 Contents "Goossens pfeift aus dem letzten Loch." "Goossens hat Aids." Nein, einfach böse werden. Seine zügellose Sucht nach Perfektion bekommt die Oberhand, überwältigt ihn, er schmeißt sein Skript an die Wand, schlägt die Tür zu, er brüllt: "Amateure!" und rennt zu seinem Auto. <MATCH>Viertel nach elf ist er dann wieder zu Hause, Liliane hat sich schon aufs Ohr gelegt, und die Sportsendung fängt an, gedämpfte Lautstärke, er zurückgelehnt, Pale Ale in der Hand. Doch er darf nicht "Amateure" brüllen, denn sie erheben gar keinen Anspruch, etwas anderes als unbezahlte Freiwillige zu sein, die ihre Nachtruhe der Kunst opfern. Wie könnte er sie sonst anbrüllen? "Einfaltspinsel, Dummköpfe?" BRT 3 sendet Beethoven, ein Trio. Wie angenehm, beruhigend. 2.54.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.54.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d 2.55 Observation 55 2.55.1 Contents Maar 'amateurs' mag hij niet roepen, want zij beogen niets anders te zijn dan onbetaalde vrijwilligers die hun nachtrust opoferen voor de kunst. Wat kan hij wel roepen? 'Onnozelaars'? BRT 3 zendt Beethoven uit, een trio. Hoe aangenaam, kalmerend. <MATCH>Liliane komt binnen en vraagt of hij vanavond nootjes in de sla wil. 'Nootjes?' 'Het staat in Marie-Claire.' 'Welke noten?' 'Walnoten.' 'Er zijn nu toch geen walnoten.'

2.55.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.55.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.56 Observation 56 2.56.1 Contents Doch er darf nicht "Amateure" brüllen, denn sie erheben gar keinen Anspruch, etwas anderes als unbezahlte Freiwillige zu sein, die ihre Nachtruhe der Kunst opfern. Wie könnte er sie sonst anbrüllen? "Einfaltspinsel, Dummköpfe?" BRT 3 sendet Beethoven, ein Trio. Wie angenehm, beruhigend. <MATCH>Liliane kommt herein und fragt, ob er heute Abend Nüsse in den Salat möchte. "Nüsse?" "Das Rezept steht in Marie-Claire.." "Was für Nüsse?" "Walnüsse." "Es gibt doch jetzt keine Walnüsse." 2.56.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.56.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname

1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.57 Observation 57 2.57.1 Contents Het overkwam hem laatst toen hij zijn eigen Corry zag babbelen met Maarten Ghyselen die bij het hek van de speelplaats op zijn moeder stond te wachten. Het contrast tussen beide jongens van dezelfde leeftijd deed hem pijn. Corry begint steeds meer op Lilianes broer johan te lijken, dezelfde stompe neus, die vooruitstekende onderlip, de ongave huid. Maarten is de schoonheid zelf. Brave Corry die bang is voor het donker, voor het onweer, voor alle honden (terwijl zijn vader liefst zo'n trouwe aanhankelijke Mechelse schaper zou willen hebben die tijdens de winteravonden met zijn natte neus tegen hem aan zou springen en dan zijn zachtjes hijgende kop in zijn schoot zou leggen), hing aan Maartens lippen en Maarten hield een of ander betoog met zijn handen in zijn broekzakken, zelfverzekerd, zelfgenoegzaam als zijn moeder. <MATCH>Meester Goossens is naar het hek gewandeld, heeft nonchalant gezegd: 'Corry, Mama wacht op je', en 'Alles O. K., Maarten?' en heeft toen zijn hand in Maartens warme jongensnek gelegd, waarna het lange, klamme haar over zijn vingers viel. 'Jazeker, Meneer,' zei Maarten terwijl hij naar de gillende jongens van de hoogste klas keek die aan het volleyballen waren. 'Meneer.' Niet 'Meester', zoals de andere jongens. En toen was hij zonder een woord of een gebaar naar juffrouw Dora gerend die vanachter de volleyballers te voorschijn kwam. 'De pijn van de afgunst is als een bijtende winterwind' luidt de vierde regel van pagina veertien van Cybele. 2.57.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.57.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.58 Observation 58 2.58.1 Contents Erst kürzlich wieder überwältigte ihn ein solches Gefühl, als er seinen Sohn Corry im Gespräch mit Maarten Ghyselen beobachtete, der am Zaun des Schulhofes auf seine Mutter wartete. Der Kontrast zwischen den beiden gleichaltrigen Jungen schmerzte ihn. Corry ähnelt immer mehr Lilianes Bruder Johan, die gleiche Stumpfnase, die vorstehende Unterlippe, die unreine Haut. Maarten ist die Schönheit selbst. Der brave Corry, der sich vor der Dunkelheit fürchtet, vor dem Gewitter, vor allen Hunden (während sein Vater am liebsten einen treuen, anhänglichen Schäferhund hätte, der an den Winterabenden mit seiner nassen Schnauze an ihm hochspringen und dann den leise hechelnden Kopf in seinen Schoß legen würde), hing an Maartens Lippen, und Maarten erzählte ihm irgend etwas, die Hände in den Hosentaschen, selbstbewußt, selbstgenügsam wie seine Mutter. <MATCH>Lehrer Goossens ist zum Zaun gegangen, hat nonchalant gesagt: "Corry, Mama wartet auf dich", und "Alles okay, Maarten?" und hat dann seine Hand in Maartens warmen Nacken gelegt, wobei das lange, klamme Haar über seine Finger fiel. "Klar doch, Herr Goossens", sagte Maarten, während er zu den schreienden Jungen der letzten Klasse schaute, die Volleyball spielten. "Herr Goossens". Nicht "Herr Lehrer", wie die anderen Knaben. Und dann war er ohne ein Wort oder eine Geste zu Fräulein Dora gerannt, die hinter den Volleyballspielern auftauchte. "Der Schmerz des Neides ist wie ein grimmiger Winterwind" lautet die vierte Zeile auf Seite vierzehn von Cybele. 2.58.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.58.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Funktion Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.59 Observation 59 2.59.1 Contents Het overkwam hem laatst toen hij zijn eigen Corry zag babbelen met Maarten Ghyselen die bij het hek van de speelplaats op zijn moeder stond te wachten. Het contrast tussen beide jongens van dezelfde leeftijd deed hem pijn. Corry begint steeds meer op Lilianes broer johan te lijken, dezelfde stompe neus, die vooruitstekende onderlip, de ongave huid. Maarten is de schoonheid zelf. Brave Corry die bang is voor het donker, voor het onweer, voor alle honden (terwijl zijn vader liefst zo'n trouwe aanhankelijke Mechelse schaper zou willen hebben die tijdens de winteravonden met zijn natte neus tegen hem aan zou springen en dan zijn zachtjes hijgende kop in zijn schoot zou leggen), hing aan Maartens lippen en Maarten hield een of ander betoog met zijn handen in zijn broekzakken, zelfverzekerd, zelfgenoegzaam als zijn moeder. Meester Goossens is naar het hek gewandeld, <MATCH>heeft nonchalant gezegd: 'Corry, Mama wacht op je', en 'Alles O. K., Maarten?' en heeft toen zijn hand in Maartens warme jongensnek gelegd, waarna het lange, klamme haar over zijn vingers viel. 'Jazeker, Meneer,' zei Maarten terwijl hij naar de gillende jongens van de hoogste klas keek die aan het volleyballen waren. 'Meneer.' Niet 'Meester', zoals de andere jongens. En toen was hij zonder een woord of een gebaar naar juffrouw Dora gerend die vanachter de volleyballers te voorschijn kwam. 'De pijn van de afgunst is als een bijtende winterwind' luidt de vierde regel van pagina veertien van Cybele. 2.59.2 Origin 2.59.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en

Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.60 Observation 60 2.60.1 Contents Erst kürzlich wieder überwältigte ihn ein solches Gefühl, als er seinen Sohn Corry im Gespräch mit Maarten Ghyselen beobachtete, der am Zaun des Schulhofes auf seine Mutter wartete. Der Kontrast zwischen den beiden gleichaltrigen Jungen schmerzte ihn. Corry ähnelt immer mehr Lilianes Bruder Johan, die gleiche Stumpfnase, die vorstehende Unterlippe, die unreine Haut. Maarten ist die Schönheit selbst. Der brave Corry, der sich vor der Dunkelheit fürchtet, vor dem Gewitter, vor allen Hunden (während sein Vater am liebsten einen treuen, anhänglichen Schäferhund hätte, der an den Winterabenden mit seiner nassen Schnauze an ihm hochspringen und dann den leise hechelnden Kopf in seinen Schoß legen würde), hing an Maartens Lippen, und Maarten erzählte ihm irgend etwas, die Hände in den Hosentaschen, selbstbewußt, selbstgenügsam wie seine Mutter. Lehrer Goossens ist zum Zaun gegangen, <MATCH>hat nonchalant gesagt: "Corry, Mama wartet auf dich", und "Alles okay, Maarten?" und hat dann seine Hand in Maartens warmen Nacken gelegt, wobei das lange, klamme Haar über seine Finger fiel. "Klar doch, Herr Goossens", sagte Maarten, während er zu den schreienden Jungen der letzten Klasse schaute, die Volleyball spielten. "Herr Goossens". Nicht "Herr Lehrer", wie die anderen Knaben. Und dann war er ohne ein Wort oder eine Geste zu Fräulein Dora gerannt, die hinter den Volleyballspielern auftauchte. "Der Schmerz des Neides ist wie ein grimmiger Winterwind" lautet die vierte Zeile auf Seite vierzehn von Cybele. 2.60.2 Origin 2.60.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.61 Observation 61 2.61.1 Contents Vrouwen merken dat van elkaar. Vrouwen zijn wonderen. Liliane zowel als Sibylle, elk op haar niveau. Hij heeft Sibylle uitgenodigd voor het Cultuurweekend. Niet uit eigen naam natuurlijk maar namens het Cultuurcomité. <MATCH>Nietsvermoedend, hautain, zelfingenomen zal zij op de derde rij, op stoel nummer vierentwintig, zitten, en naarmate het declamatorium zich ontvouwt, zal de dame kippevel krijgen, haar dijen tegen elkaar persen, hongerig naar de coulissen staren waar zij meent dat de dader van de genadeloze portrettering van haarzelf zich verbergt, en dan weer verder, als het wild konijn in de autokoplichten in het veld, naar de Cybele in het voetlicht staren, en besluiten: 'De auteur van deze schandelijke openbaring kent mij, heeft mij ontleed, verafgoodt mij, werpt zich aan mijn voeten, tussen mijn dijen.' De rei van de eunuchen, waar de leden van Concordia nog altijd, na zoveel repetities, om moeten schateren, zal haar doen glimlachen. De rei van de nimfen moet haar tot in het bot treffen. Meester Goossens zegt het onhoorbaar tot zijn boekenkast: 'O, gij die in de bossen woonach tig zijt en heerst over de ongetemde dieren, o gij, die mijn oog verblijdt alsook mijn hart, mijn zenuwen, mijn klieren!' Onbeschaamd platte rijmen, jazeker, en Bruno Geerts van Het Laatste Nieuws zal er zijn neus voor optrekken, omdat de kinkel niet weet dat Goethe dergelijke rijmen niet beneden zijn stand vond voor zijn Faust, maar zij, zij die dit geïnspireerd heeft zal het herkennen, want wie anders in de streek woont in een boomgaard vlak bij de Zavelgemse bossen, welke andere godin houdt er schapen en parelhoenders? 'Zij die in heimelijkheid wordt bemind en op de heuvels zwerft met haar enig kind.' 2.61.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.61.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Rezipient 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.62 Observation 62 2.62.1 Contents Frauen merken das. Frauen sind Wunder. Liliane wie auch Sibylle, jede auf ihre Art. Er hat Sibylle für das Kulturwochenende eingeladen. Nicht in seinem Namen natürlich, sondern im Namen des Kulturkomitees. <MATCH>Nichts ahnend, stolz, selbstsicher wird sie in der dritten Reihe auf Platz vierundzwanzig sitzen, und je mehr sich das Deklamatorium entfaltet, wird die Dame zunehmend Gänsehaut bekommen, die Schenkel zusammenpressen, hungrig auf die Kulissen starren, hinter denen sich ihrer Meinung nach der Urheber dieses gnadenlosen Porträts ihrer selbst versteckt, und dann wieder, wie ein von Autoscheinwerfern im Feld aufgeschrecktes Kaninchen, auf die Cybele im Rampenlicht blicken und beschließen: "Der Verfasser dieser schändlichen Offenbarung kennt mich, hat mich durchschaut, er vergöttert mich, wirft sich zu meinen Füßen, zwischen meine Schenkel." Der Reigen der Eunuchen, bei dem die Mitglieder der Concordia immer noch, nach zahllosen Proben, schallend lachen müssen, wird ihr ein Lächeln entlocken. Der Reigen der Nymphen muß sie bis ins Mark treffen. Lehrer Goossens sagt unhörbar zu seinem Bücherschrank: "Oh du, die herrschet über wilde Tiere, und die zurückgezogen in den Wäldern lebt, wenn du mein Aug' erfreust, das Herz mir bebt, und den Verstand ich schier verliere!" Schamlos platte Reime, gewiß, und Bruno Geerts von Het Laatste Nieuws wird die Nase rümpfen, weil der Lackel nicht weiß, daß Goethe derartige Reime für seinen Faust nicht unter seiner Würde fand, sie aber, sie, die ihn dazu inspirierte, wird es merken, denn wer sonst in der Gegend wohnt in einem Obstgarten nahe der Zavelgemschen Wälder, welche andere Göttin hält Schafe und Perlhühner? "Sie, die in aller Stille wird beminnt, und über die Hügel streift mit ihrem einzgen Kind." 2.62.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.62.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Rezipient 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.63 Observation 63 2.63.1 Contents Vrouwen merken dat van elkaar. Vrouwen zijn wonderen. Liliane zowel als Sibylle, elk op haar niveau. Hij heeft Sibylle uitgenodigd voor het Cultuurweekend. Niet uit eigen naam natuurlijk maar namens het Cultuurcomité. Nietsvermoedend, hautain, zelfingenomen zal zij op de derde rij, op stoel nummer vierentwintig, zitten, en naarmate het declamatorium zich ontvouwt, zal de dame kippevel krijgen, haar dijen tegen elkaar persen, hongerig naar de coulissen staren waar zij meent dat de dader van de genadeloze portrettering van haarzelf zich verbergt, en dan weer verder, als het wild konijn in de autokoplichten in het veld, naar de Cybele in het voetlicht staren, en besluiten: '<MATCH>De auteur van deze schandelijke openbaring kent mij, heeft mij ontleed, verafgoodt mij, werpt zich aan mijn voeten, tussen mijn dijen.' De rei van de eunuchen, waar de leden van Concordia nog altijd, na zoveel repetities, om moeten schateren, zal haar doen glimlachen. De rei van de nimfen moet haar tot in het bot treffen. Meester Goossens zegt het onhoorbaar tot zijn boekenkast: 'O, gij die in de bossen woonach tig zijt en heerst over de ongetemde dieren, o gij, die mijn oog verblijdt alsook mijn hart, mijn zenuwen, mijn klieren!' Onbeschaamd platte rijmen, jazeker, en Bruno Geerts van Het Laatste Nieuws zal er zijn neus voor optrekken, omdat de kinkel niet weet dat Goethe dergelijke rijmen niet beneden zijn stand vond voor zijn Faust, maar zij, zij die dit geïnspireerd heeft zal het herkennen, want wie anders in de streek woont in een boomgaard vlak bij de Zavelgemse bossen, welke andere godin houdt er schapen en parelhoenders? 'Zij die in heimelijkheid wordt bemind en op de heuvels zwerft met haar enig kind.' 2.63.2 Origin 2.63.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.64 Observation 64

2.64.1 Contents Frauen merken das. Frauen sind Wunder. Liliane wie auch Sibylle, jede auf ihre Art. Er hat Sibylle für das Kulturwochenende eingeladen. Nicht in seinem Namen natürlich, sondern im Namen des Kulturkomitees. Nichts ahnend, stolz, selbstsicher wird sie in der dritten Reihe auf Platz vierundzwanzig sitzen, und je mehr sich das Deklamatorium entfaltet, wird die Dame zunehmend Gänsehaut bekommen, die Schenkel zusammenpressen, hungrig auf die Kulissen starren, hinter denen sich ihrer Meinung nach der Urheber dieses gnadenlosen Porträts ihrer selbst versteckt, und dann wieder, wie ein von Autoscheinwerfern im Feld aufgeschrecktes Kaninchen, auf die Cybele im Rampenlicht blicken und beschließen: "<MATCH>Der Verfasser dieser schändlichen Offenbarung kennt mich, hat mich durchschaut, er vergöttert mich, wirft sich zu meinen Füßen, zwischen meine Schenkel." Der Reigen der Eunuchen, bei dem die Mitglieder der Concordia immer noch, nach zahllosen Proben, schallend lachen müssen, wird ihr ein Lächeln entlocken. Der Reigen der Nymphen muß sie bis ins Mark treffen. Lehrer Goossens sagt unhörbar zu seinem Bücherschrank: "Oh du, die herrschet über wilde Tiere, und die zurückgezogen in den Wäldern lebt, wenn du mein Aug' erfreust, das Herz mir bebt, und den Verstand ich schier verliere!" Schamlos platte Reime, gewiß, und Bruno Geerts von Het Laatste Nieuws wird die Nase rümpfen, weil der Lackel nicht weiß, daß Goethe derartige Reime für seinen Faust nicht unter seiner Würde fand, sie aber, sie, die ihn dazu inspirierte, wird es merken, denn wer sonst in der Gegend wohnt in einem Obstgarten nahe der Zavelgemschen Wälder, welche andere Göttin hält Schafe und Perlhühner? "Sie, die in aller Stille wird beminnt, und über die Hügel streift mit ihrem einzgen Kind." 2.64.2 Origin 2.64.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.65 Observation 65

2.65.1 Contents Vrouwen merken dat van elkaar. Vrouwen zijn wonderen. Liliane zowel als Sibylle, elk op haar niveau. Hij heeft Sibylle uitgenodigd voor het Cultuurweekend. Niet uit eigen naam natuurlijk maar namens het Cultuurcomité. Nietsvermoedend, hautain, zelfingenomen zal zij op de derde rij, op stoel nummer vierentwintig, zitten, en naarmate het declamatorium zich ontvouwt, zal de dame kippevel krijgen, haar dijen tegen elkaar persen, hongerig naar de coulissen staren waar zij meent dat de dader van de genadeloze portrettering van haarzelf zich verbergt, en dan weer verder, als het wild konijn in de autokoplichten in het veld, naar de Cybele in het voetlicht staren, en besluiten: 'De auteur van deze schandelijke openbaring kent mij, <MATCH>heeft mij ontleed, verafgoodt mij, werpt zich aan mijn voeten, tussen mijn dijen.' De rei van de eunuchen, waar de leden van Concordia nog altijd, na zoveel repetities, om moeten schateren, zal haar doen glimlachen. De rei van de nimfen moet haar tot in het bot treffen. Meester Goossens zegt het onhoorbaar tot zijn boekenkast: 'O, gij die in de bossen woonach tig zijt en heerst over de ongetemde dieren, o gij, die mijn oog verblijdt alsook mijn hart, mijn zenuwen, mijn klieren!' Onbeschaamd platte rijmen, jazeker, en Bruno Geerts van Het Laatste Nieuws zal er zijn neus voor optrekken, omdat de kinkel niet weet dat Goethe dergelijke rijmen niet beneden zijn stand vond voor zijn Faust, maar zij, zij die dit geïnspireerd heeft zal het herkennen, want wie anders in de streek woont in een boomgaard vlak bij de Zavelgemse bossen, welke andere godin houdt er schapen en parelhoenders? 'Zij die in heimelijkheid wordt bemind en op de heuvels zwerft met haar enig kind.' 2.65.2 Origin 2.65.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.66 Observation 66 2.66.1 Contents

Frauen merken das. Frauen sind Wunder. Liliane wie auch Sibylle, jede auf ihre Art. Er hat Sibylle für das Kulturwochenende eingeladen. Nicht in seinem Namen natürlich, sondern im Namen des Kulturkomitees. Nichts ahnend, stolz, selbstsicher wird sie in der dritten Reihe auf Platz vierundzwanzig sitzen, und je mehr sich das Deklamatorium entfaltet, wird die Dame zunehmend Gänsehaut bekommen, die Schenkel zusammenpressen, hungrig auf die Kulissen starren, hinter denen sich ihrer Meinung nach der Urheber dieses gnadenlosen Porträts ihrer selbst versteckt, und dann wieder, wie ein von Autoscheinwerfern im Feld aufgeschrecktes Kaninchen, auf die Cybele im Rampenlicht blicken und beschließen: "Der Verfasser dieser schändlichen Offenbarung kennt mich, <MATCH>hat mich durchschaut, er vergöttert mich, wirft sich zu meinen Füßen, zwischen meine Schenkel." Der Reigen der Eunuchen, bei dem die Mitglieder der Concordia immer noch, nach zahllosen Proben, schallend lachen müssen, wird ihr ein Lächeln entlocken. Der Reigen der Nymphen muß sie bis ins Mark treffen. Lehrer Goossens sagt unhörbar zu seinem Bücherschrank: "Oh du, die herrschet über wilde Tiere, und die zurückgezogen in den Wäldern lebt, wenn du mein Aug' erfreust, das Herz mir bebt, und den Verstand ich schier verliere!" Schamlos platte Reime, gewiß, und Bruno Geerts von Het Laatste Nieuws wird die Nase rümpfen, weil der Lackel nicht weiß, daß Goethe derartige Reime für seinen Faust nicht unter seiner Würde fand, sie aber, sie, die ihn dazu inspirierte, wird es merken, denn wer sonst in der Gegend wohnt in einem Obstgarten nahe der Zavelgemschen Wälder, welche andere Göttin hält Schafe und Perlhühner? "Sie, die in aller Stille wird beminnt, und über die Hügel streift mit ihrem einzgen Kind." 2.66.2 Origin 2.66.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.67 Observation 67 2.67.1 Contents Vrouwen merken dat van elkaar. Vrouwen zijn wonderen. Liliane zowel als

Sibylle, elk op haar niveau. Hij heeft Sibylle uitgenodigd voor het Cultuurweekend. Niet uit eigen naam natuurlijk maar namens het Cultuurcomité. Nietsvermoedend, hautain, zelfingenomen zal zij op de derde rij, op stoel nummer vierentwintig, zitten, en naarmate het declamatorium zich ontvouwt, zal de dame kippevel krijgen, haar dijen tegen elkaar persen, hongerig naar de coulissen staren waar zij meent dat de dader van de genadeloze portrettering van haarzelf zich verbergt, en dan weer verder, als het wild konijn in de autokoplichten in het veld, naar de Cybele in het voetlicht staren, en besluiten: 'De auteur van deze schandelijke openbaring kent mij, heeft mij ontleed, <MATCH>verafgoodt mij, werpt zich aan mijn voeten, tussen mijn dijen.' De rei van de eunuchen, waar de leden van Concordia nog altijd, na zoveel repetities, om moeten schateren, zal haar doen glimlachen. De rei van de nimfen moet haar tot in het bot treffen. Meester Goossens zegt het onhoorbaar tot zijn boekenkast: 'O, gij die in de bossen woonach tig zijt en heerst over de ongetemde dieren, o gij, die mijn oog verblijdt alsook mijn hart, mijn zenuwen, mijn klieren!' Onbeschaamd platte rijmen, jazeker, en Bruno Geerts van Het Laatste Nieuws zal er zijn neus voor optrekken, omdat de kinkel niet weet dat Goethe dergelijke rijmen niet beneden zijn stand vond voor zijn Faust, maar zij, zij die dit geïnspireerd heeft zal het herkennen, want wie anders in de streek woont in een boomgaard vlak bij de Zavelgemse bossen, welke andere godin houdt er schapen en parelhoenders? 'Zij die in heimelijkheid wordt bemind en op de heuvels zwerft met haar enig kind.' 2.67.2 Origin 2.67.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.68 Observation 68 2.68.1 Contents Frauen merken das. Frauen sind Wunder. Liliane wie auch Sibylle, jede auf ihre Art. Er hat Sibylle für das Kulturwochenende eingeladen. Nicht in seinem Namen natürlich, sondern im Namen des Kulturkomitees. Nichts ahnend, stolz, selbstsicher wird sie in der dritten

Reihe auf Platz vierundzwanzig sitzen, und je mehr sich das Deklamatorium entfaltet, wird die Dame zunehmend Gänsehaut bekommen, die Schenkel zusammenpressen, hungrig auf die Kulissen starren, hinter denen sich ihrer Meinung nach der Urheber dieses gnadenlosen Porträts ihrer selbst versteckt, und dann wieder, wie ein von Autoscheinwerfern im Feld aufgeschrecktes Kaninchen, auf die Cybele im Rampenlicht blicken und beschließen: "Der Verfasser dieser schändlichen Offenbarung kennt mich, hat mich durchschaut, <MATCH>er vergöttert mich, wirft sich zu meinen Füßen, zwischen meine Schenkel." Der Reigen der Eunuchen, bei dem die Mitglieder der Concordia immer noch, nach zahllosen Proben, schallend lachen müssen, wird ihr ein Lächeln entlocken. Der Reigen der Nymphen muß sie bis ins Mark treffen. Lehrer Goossens sagt unhörbar zu seinem Bücherschrank: "Oh du, die herrschet über wilde Tiere, und die zurückgezogen in den Wäldern lebt, wenn du mein Aug' erfreust, das Herz mir bebt, und den Verstand ich schier verliere!" Schamlos platte Reime, gewiß, und Bruno Geerts von Het Laatste Nieuws wird die Nase rümpfen, weil der Lackel nicht weiß, daß Goethe derartige Reime für seinen Faust nicht unter seiner Würde fand, sie aber, sie, die ihn dazu inspirierte, wird es merken, denn wer sonst in der Gegend wohnt in einem Obstgarten nahe der Zavelgemschen Wälder, welche andere Göttin hält Schafe und Perlhühner? "Sie, die in aller Stille wird beminnt, und über die Hügel streift mit ihrem einzgen Kind." 2.68.2 Origin 2.68.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.69 Observation 69 2.69.1 Contents 'Zij die in heimelijkheid wordt bemind en op de heuvels zwerft met haar enig kind.' Het staat al op pagina drie, hoe kan het haar ontgaan? Zij zou zijn aanbidding nu al moeten aanvoelen, al is daar nog geen glimp van zichtbaar geweest. Of wel? Laatst stond zij bij Rik de bakker met twee broden onder haar arm. <MATCH>'Hallo, Meester,' zei zij en schoof langs hem

heen. 'Meester.' ('Ik erken u als mijn veeleisende, almachtige en toch slaafse meester.') Die namiddag had hij tijdens de rekenles achter elkaar de voorlaatste pagina van Cybele geschreven met rijmen en al. En toch pijn. Anticiperende pijn. 2.69.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.69.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.70 Observation 70 2.70.1 Contents "Sie, die in aller Stille wird beminnt, und über die Hügel streift mit ihrem einzgen Kind." Es steht schon auf Seite drei, wie kann es ihr entgehen? Sie müßte seine Verehrung jetzt schon spüren, obwohl noch kein Schimmer davon sichtbar gewesen ist. Oder doch? Neulich stand sie beim Bäcker Rik mit zwei Broten unterm Arm. <MATCH>"Hallo, Schulmeister", sagte sie und schob sich an ihm vorbei. "Meister." (Ich erkenne Sie als meinen anspruchsvollen, allmächtigen und doch ergebenen Meister an.) An jenem Nachmittag hatte er in der Rechenstunde nacheinander die vorletzte Seite von Cybelee geschrieben, mit Reimen und allem. Und dennoch Schmerz. Antizipierender Schmerz. 2.70.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.70.3 Labels

Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.71 Observation 71 2.71.1 Contents Daar zit waarschijnlijk het avondeten in dat zij vlak voor de sluiting van de winkels goedkoop kan kopen in Antwerpen, de grootste haven ter wereld. Snoep zal er niet in zitten want Oma heeft als kind nooit één snoepje gekregen van haar achterlijke ouders. Alhoewel je nooit weet. Misschien waren er gisteren vlak voor de sluiting nog gemberkoeken over. <MATCH>'Oma, Oma!' roept Maarten en vliegt op haar af. 'Jongen, wat ben jij vies,' zegt zij. 'Hij speelt voor oude man,' zegt Mama. Maarten krabt de laatste restjes wol van zijn wangen. 'Ik ben onder de douche geweest.' 'Goed zo,' zegt Mama. 2.71.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.71.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : -

(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.72 Observation 72 2.72.1 Contents Wahrscheinlich ist da das Abendessen drin, das sie kurz vor Ladenschluß in Antwerpen, dem größten Hafen der Welt, billig kaufen kann. Süßigkeiten werden nicht drin sein, denn Oma hat als Kind nie ein Bonbon von ihren bescheuerten Eltern bekommen. Obwohl, man kann nie wissen. Vielleicht waren gestern kurz vor Ladenschluß noch Ingwerkuchen übrig. <MATCH>"Oma, Oma!" ruft Maarten und stürzt auf sie zu. "Junge, wie schmutzig du bist", sagt sie. "Er spielt einen alten Mann", sagt Mama. Maarten kratzt sich die letzten Wollreste von den Wangen. "Ich war unter der Dusche." "Brav", sagt Mama. 2.72.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.72.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.73 Observation 73 2.73.1 Contents 'Ik ben onder de douche geweest.' 'Goed zo,' zegt Mama. Oma heeft de mond en de jukbeenderen van Mama. Haar geteisterde kop zit onder een laag poeder, witte as in alle

rimpels. Mama wordt ook zo, daar is geen ontkomen aan. <MATCH>Hij neemt het mandje over en zwaait ermee. 'Voorzichtig,' krijst Oma alsof hij, zoals zij, alles uit zijn handen laat vallen. Zij gunt Richard geen blik. Wel zegt zij in de woonkamer: 'Sibylle, hoe je die zatlap nog op het erf wilt.' 'Ach, hij doet zijn werk zeer behoorlijk.' 'Maar het is geen vakman. 2.73.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.73.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.74 Observation 74 2.74.1 Contents "Ich war unter der Dusche." "Brav", sagt Mama. Oma hat Mamas Mund und Wangenknochen. Ihr geplagter Kopf sitzt unter einer Puderschicht, weiße Asche in allen Falten. Mama wird auch so, daran führt kein Weg vorbei. <MATCH>Er nimmt ihr den Korb ab und wirbelt ihn herum. "Vorsichtig, kreischt Oma, als ob er, so wie sie, alles fallenließe. Sie gönnt Richard keinen Blick. Wohl aber sagt sie im Wohnzimmer: "Sibylle, daß du diesen Trunkenbold noch auf dem Hof duldest." "Ach, er macht seine Arbeit sehr gut." "Aber er ist kein Fachmann. 2.74.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.74.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.75 Observation 75 2.75.1 Contents Af en toe trilt Oma's linkerooglid. Als een vlinder. 'Richard weet alles van dieren,' zegt Maarten. 'Dieren van de jungle en van de woestijn. Op de universiteit moest hij eens een kangoeroe opensnijden.' <MATCH>'Een kangoeroe,' zegt Oma en gaat steunend op de eettafel in Papa's stoel zitten. 'Richard liegt nooit. Heeft hij ooit gelogen, Mama?' 'Niet zo schreeuwen, Maarten.' 'Maar is hij veearts geweest of niet?' 'Misschien,' zegt Mama, bang en laf als alle vrouwen. 2.75.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.75.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en

Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.76 Observation 76 2.76.1 Contents Ab und zu zittert Omas linkes Augenlid. Wie ein Schmetterling. "Richard weiß alles über Tiere", sagt Maarten. "Über Tiere aus dem Dschungel und aus der Wüste. Auf der Universität mußte er mal ein Känguruh aufschneiden." <MATCH>"Ein Känguruh", sagt Oma und setzt sich, sich am Eßtisch festhaltend, in Papas Sessel. "Richard lügt nie. Hat er je gelogen, Mama?" "Maarten, schrei nicht so." "Aber er war Tierarzt, oder nicht?" "Vielleicht", sagt Mama, ängstlich und feige wie alle Frauen. 2.76.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.76.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.77 Observation 77 2.77.1 Contents Haar linkerooglid trilt, zal ooit eens wegvliegen als een vlinder. Dan moet dat oog 's nachts onafgebroken in het donker blijven staren. 'Hoe dikwijls,' begint Oma, en gewoonlijk volgt er dan een klaagzang over vroeger, 'heeft Pappie jou ook niet gezegd dat je geen enkele discipline had, Sibylle, en dat je daar later voor zou moeten boeten.' 'Pappie was seniel,' zegt Mama. In een hoek van haar ongeverfde lippen, want waarom zou ze zich verven voor haar

moeder? zit een splintertje bruine suiker, dat hij zou willen weglikken. <MATCH>'Een beetje respect,' zegt Oma, vergaart de schilfertjes van de koeken in haar handpalm en laat ze in de asbak vallen. De asbak staat er nog van in Papa's tijd. Achiel de postbode laat er soms een nat verwrongen stompj e sigaret in achter als hij moet wachten tot Mama een poststuk met geld heeft afgetekend dat van Papa komt, die Mama's maandgeld niet op haar bank wil overmaken omdat dit een ßresident zou vormen. Terwijl zij begint af te ruimen steekt Mama, die aartsengel op aarde, Maarten de helft van haar koek toe. Lekker, papperig, zoet de krakerige koek vermalen, mengen met de chocomel. Opletten waar Mama de koeken zal opbergen. 2.77.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.77.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.78 Observation 78 2.78.1 Contents Ihr linkes Augenlid zittert, wird irgendwann einmal wie ein Schmetterling davonfliegen. Dann muß dieses Auge nachts ununterbrochen ins Dunkel starren. "Wie oft", beginnt Oma, und gewöhnlich folgt dann ein Klagelied über früher, "hat Pappi nicht auch dir gesagt, daß du kein bißchen Disziplin hast, Sibylle, und daß du später dafür wirst büßen müssen." "Pappi war senil", sagt Mama. In einer Ecke ihrer ungeschminkten Lippen - denn warum sollte sie sich für ihre Mutter schminken - klebt ein Körnchen braunen Zuckers, das er gern ablecken würde. <MATCH>"Etwas mehr Respekt", sagt Oma, sammelt die Krümel in ihre Hand und läßt sie in den Aschenbecher fallen. Der Aschenbecher steht da noch aus Papas Zeiten. Achiel, der Postbote, läßt darin manchmal einen nassen, verdrehten Zigarettenstummel zurück, wenn er warten muß, bis Mama eine Postanweisung mit Geld

unterschrieben hat, die von Papa kommt, der Mama den monatlichen Betrag nicht aufs Konto überweisen will, weil das ein Präsidentfall wäre. Während sich Oma ans Abräumen macht, steckt Mama, dieser Erzengel auf Erden, Maarten die Hälfte ihres Kuchens zu. Lecker, pappig, süß den knusprigen Kuchen zermahlen, mit Kakao vermischen. Aufpassen, wo Mama die Matzen hinlegen wird. 2.78.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.78.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.79 Observation 79 2.79.1 Contents Haar linkerooglid trilt, zal ooit eens wegvliegen als een vlinder. Dan moet dat oog 's nachts onafgebroken in het donker blijven staren. 'Hoe dikwijls,' begint Oma, en gewoonlijk volgt er dan een klaagzang over vroeger, 'heeft Pappie jou ook niet gezegd dat je geen enkele discipline had, Sibylle, en dat je daar later voor zou moeten boeten.' 'Pappie was seniel,' zegt Mama. In een hoek van haar ongeverfde lippen, want waarom zou ze zich verven voor haar moeder? zit een splintertje bruine suiker, dat hij zou willen weglikken. 'Een beetje respect,' zegt Oma, <MATCH>vergaart de schilfertjes van de koeken in haar handpalm en laat ze in de asbak vallen. De asbak staat er nog van in Papa's tijd. Achiel de postbode laat er soms een nat verwrongen stompj e sigaret in achter als hij moet wachten tot Mama een poststuk met geld heeft afgetekend dat van Papa komt, die Mama's maandgeld niet op haar bank wil overmaken omdat dit een ßresident zou vormen. Terwijl zij begint af te ruimen steekt Mama, die aartsengel op aarde, Maarten de helft van haar koek toe. Lekker, papperig, zoet de krakerige koek vermalen, mengen met de chocomel. Opletten waar Mama de koeken zal opbergen.

2.79.2 Origin 2.79.3 Labels Typ : 1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = +/Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.80 Observation 80 2.80.1 Contents Ihr linkes Augenlid zittert, wird irgendwann einmal wie ein Schmetterling davonfliegen. Dann muß dieses Auge nachts ununterbrochen ins Dunkel starren. "Wie oft", beginnt Oma, und gewöhnlich folgt dann ein Klagelied über früher, "hat Pappi nicht auch dir gesagt, daß du kein bißchen Disziplin hast, Sibylle, und daß du später dafür wirst büßen müssen." "Pappi war senil", sagt Mama. In einer Ecke ihrer ungeschminkten Lippen - denn warum sollte sie sich für ihre Mutter schminken - klebt ein Körnchen braunen Zuckers, das er gern ablecken würde. "Etwas mehr Respekt", sagt Oma, <MATCH>sammelt die Krümel in ihre Hand und läßt sie in den Aschenbecher fallen. Der Aschenbecher steht da noch aus Papas Zeiten. Achiel, der Postbote, läßt darin manchmal einen nassen, verdrehten Zigarettenstummel zurück, wenn er warten muß, bis Mama eine Postanweisung mit Geld unterschrieben hat, die von Papa kommt, der Mama den monatlichen Betrag nicht aufs Konto überweisen will, weil das ein Präsidentfall wäre. Während sich Oma ans Abräumen macht, steckt Mama, dieser Erzengel auf Erden, Maarten die Hälfte ihres Kuchens zu. Lecker, pappig, süß den knusprigen Kuchen zermahlen, mit Kakao vermischen. Aufpassen, wo Mama die Matzen hinlegen wird. 2.80.2 Origin 2.80.3 Labels

Typ : 1-2 [SLi? V SLi? & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = +/Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.81 Observation 81 2.81.1 Contents Achiel de postbode laat er soms een nat verwrongen stompj e sigaret in achter als hij moet wachten tot Mama een poststuk met geld heeft afgetekend dat van Papa komt, die Mama's maandgeld niet op haar bank wil overmaken omdat dit een ßresident zou vormen. Terwijl zij begint af te ruimen steekt Mama, die aartsengel op aarde, Maarten de helft van haar koek toe. Lekker, papperig, zoet de krakerige koek vermalen, mengen met de chocomel. Opletten waar Mama de koeken zal opbergen. Maar Mama laat de doos staan, want op het terras, met tientallen fosforescerende kleurtjes bespat door de zon in het glas-in-loodraam staat Richard. <MATCH>Hij houdt zich vast aan de deurpost en wauwelt dat hij geen ijzerdraad meer heeft, dat Mama het moet meebrengen uit de stad. Dan ziet Richard Oma. 'Kijk nu toch wie daar is! Dat is lang geleden, hè, Madame?' 'Niet lang genoeg,' zegt Oma ongelooflijk onbeschoft. "t Is dat de tijd niet stilstaat, hè, Madame?' 2.81.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.81.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.82 Observation 82 2.82.1 Contents Achiel, der Postbote, läßt darin manchmal einen nassen, verdrehten Zigarettenstummel zurück, wenn er warten muß, bis Mama eine Postanweisung mit Geld unterschrieben hat, die von Papa kommt, der Mama den monatlichen Betrag nicht aufs Konto überweisen will, weil das ein Präsidentfall wäre. Während sich Oma ans Abräumen macht, steckt Mama, dieser Erzengel auf Erden, Maarten die Hälfte ihres Kuchens zu. Lecker, pappig, süß den knusprigen Kuchen zermahlen, mit Kakao vermischen. Aufpassen, wo Mama die Matzen hinlegen wird. Aber Mama läßt die Schachtel stehen, denn auf der Terrasse, von der Sonne durch das Bleiglasfenster mit unzähligen phosphoreszierenden Farben besprenkelt, steht Richard. <MATCH>Er hält sich am Türpfosten fest und schwafelt, daß er keinen Eisendraht mehr hat, daß Mama welchen mitbringen soll aus der Stadt. Dann sieht Richard Oma. "Da schau her! Das ist aber lang her, was, Madame?" "Nicht lang genug", sagt Oma unglaublich unhöflich. "Tja, die Zeit bleibt nicht stehen, was, Madame? 2.82.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.82.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.83 Observation 83 2.83.1 Contents Maarten kent de afwezigheden, de verstarring, het is de straf van de drinkers. Hij helpt. '... Dat je geen ijzerdraad meer hebt.' 'Juist, Maarten, juist.' <MATCH>Richard valt languit, zonder zijn armen voor zich uit te strekken, tegen de zwartarduinen vloer, steunt op een elleboog en wuift naar Maarten. Dan kruipt hij op handen en voeten terug naar het terras. Zij horen hem een liedje zingen dat hij bij de soldaten heeft geleerd. 'En jij moet daarmee lachen?' Oma spreekt niet tegen hem maar tegen Mama, die vertederd glimlacht naar de boomgaard. 'Moet ik erom schreien?' 2.83.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.83.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.84 Observation 84 2.84.1 Contents Maarten kennt die Geistesabwesenheit, das Erstarren, das ist die Strafe des Trinkers. Er hilft. "... Weil du keinen Eisendraht mehr hast." "Genau, Maarten, genau." <MATCH>Richard fällt der Länge nach, ohne die Arme von sich zu strecken, auf den schwarzen Quadersteinboden, stützt sich auf einen Ellenbogen und winkt Maarten. Dann kriecht er auf allen vieren zur Terrasse zurück. Sie hören ihn ein Liedchen singen, das er bei den Soldaten gelernt hat. "Und du mußt darüber lachen?" Oma meint nicht Maarten, sondern Mama, die zärtlich lächelnd in den Garten blickt. "Soll ich weinen?" 2.84.2 Origin

Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.84.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.85 Observation 85 2.85.1 Contents Maarten kent de afwezigheden, de verstarring, het is de straf van de drinkers. Hij helpt. '... Dat je geen ijzerdraad meer hebt.' 'Juist, Maarten, juist.' Richard valt languit, zonder zijn armen voor zich uit te strekken, tegen de zwartarduinen vloer, <MATCH>steunt op een elleboog en wuift naar Maarten. Dan kruipt hij op handen en voeten terug naar het terras. Zij horen hem een liedje zingen dat hij bij de soldaten heeft geleerd. 'En jij moet daarmee lachen?' Oma spreekt niet tegen hem maar tegen Mama, die vertederd glimlacht naar de boomgaard. 'Moet ik erom schreien?' 2.85.2 Origin 2.85.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.86 Observation 86 2.86.1 Contents Maarten kennt die Geistesabwesenheit, das Erstarren, das ist die Strafe des Trinkers. Er hilft. "... Weil du keinen Eisendraht mehr hast." "Genau, Maarten, genau." Richard fällt der Länge nach, ohne die Arme von sich zu strecken, auf den schwarzen Quadersteinboden,<MATCH>stützt sich auf einen Ellenbogen und winkt Maarten. Dann kriecht er auf allen vieren zur Terrasse zurück. Sie hören ihn ein Liedchen singen, das er bei den Soldaten gelernt hat. "Und du mußt darüber lachen?" Oma meint nicht Maarten, sondern Mama, die zärtlich lächelnd in den Garten blickt. "Soll ich weinen?" 2.86.2 Origin 2.86.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.87 Observation 87 2.87.1 Contents 'En jij moet daarmee lachen?' Oma spreekt niet tegen hem maar tegen Mama, die vertederd glimlacht naar de boomgaard. 'Moet ik erom schreien?' 'Vind je dat dit een gedrag

is dat...' 'Gedrag, gedrag. <MATCH>Die man staat elke dag welgemutst op, doet zijn werk en valt 's avonds zat in zijn bed, wat wil je meer?' 'Een mooi voorbeeld voor Maarten!' 'Ik zal nooit een druppel drinken. Niet één in heel mijn leven.' 'Goed zo, Maarten,' zegt Mama, maar zij meent het niet. 'Hij zal wel weer in de bak geraken, let op mijn woorden. 2.87.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.87.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Dempron dist 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.88 Observation 88 2.88.1 Contents "Und du mußt darüber lachen?" Oma meint nicht Maarten, sondern Mama, die zärtlich lächelnd in den Garten blickt. "Soll ich weinen?" "Findest du, daß das ein Benehmen ist, das..." "Benehmen, Benehmen. <MATCH>Dieser Mann steht jeden Tag gut gelaunt auf, macht seine Arbeit und fällt abends betrunken ins Bett, was willst du mehr?" "Ein schönes Vorbild für Maarten! "Ich werde nie - einen Tropfen trinken. Keinen einzigen in meinem ganzen Leben." "Brav, Maarten", sagt Mama, meint es aber nicht ernst. "Er wird wieder im Gefängnis landen, hört auf meine Worte. 2.88.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.88.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Dempron prox 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.89 Observation 89 2.89.1 Contents 'En jij moet daarmee lachen?' Oma spreekt niet tegen hem maar tegen Mama, die vertederd glimlacht naar de boomgaard. 'Moet ik erom schreien?' 'Vind je dat dit een gedrag is dat...' 'Gedrag, gedrag. Die man staat elke dag welgemutst op, <MATCH>doet zijn werk en valt 's avonds zat in zijn bed, wat wil je meer?' 'Een mooi voorbeeld voor Maarten!' 'Ik zal nooit een druppel drinken. Niet één in heel mijn leven.' 'Goed zo, Maarten,' zegt Mama, maar zij meent het niet. 'Hij zal wel weer in de bak geraken, let op mijn woorden. 2.89.2 Origin 2.89.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis

Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.90 Observation 90 2.90.1 Contents "Und du mußt darüber lachen?" Oma meint nicht Maarten, sondern Mama, die zärtlich lächelnd in den Garten blickt. "Soll ich weinen?" "Findest du, daß das ein Benehmen ist, das..." "Benehmen, Benehmen. Dieser Mann steht jeden Tag gut gelaunt auf, <MATCH>macht seine Arbeit und fällt abends betrunken ins Bett, was willst du mehr?" "Ein schönes Vorbild für Maarten! "Ich werde nie - einen Tropfen trinken. Keinen einzigen in meinem ganzen Leben." "Brav, Maarten", sagt Mama, meint es aber nicht ernst. "Er wird wieder im Gefängnis landen, hört auf meine Worte. 2.90.2 Origin 2.90.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.91 Observation 91 2.91.1 Contents 'Maar matse. Dat betekent: ongezuurd brood.' 'Paasbrood,' zegt Mama. 'Het brood van de Joden. Die eten geen brood als wij, maar dit.' Een zure kramp schiet in zijn maag vol chocomel, de twee zonden, woede en gulzigheid, branden in zijn buik, <MATCH>in zijn slapen gonst het en bonst het, en het is niet tegen te houden, zijn lippen worden door ijzeren klauwen opengerekt, een geelbruine golf stort zich over het zeil van de tafel, de borden, Oma's jurk. 'Het zijn de Joden,' zegt hij, en de zoute verschroeiing bereikt zijn neusholten, zijn huig, zijn ogen. De twee vrouwen die hem wilden vergiftigen met dat joodse voedsel zijn overeind gesprongen, Mama wil hem vangen, hij slaat de gladde, van zonnebrandolie glanzende

arm weg, hij richt een tafelmes naar Oma's linkeroog. 'Jullie spannen samen met de Joden! Achter mijn rug!' 'Welke Joden?' 2.91.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.91.3 Labels Typ : 3 [V Si & V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron red 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.92 Observation 92 2.92.1 Contents "Sondern Matze. Das bedeutet: ungesäuertes Brot." "Osterbrot", sagt Mama. "Das Brot der Juden. Die essen kein Brot wie wir, sondern dieses." Ein saurer Krampf schießt in seinen mit Kakao gefüllten Magen, die beiden Sünden, Wut und Gier, brennen in seinem Bauch, <MATCH>es pocht und hämmert in seinen Schläfen, und es ist nicht aufzuhalten, seine Lippen werden von eisernen Klauen aufgerissen, eine gelbbraune Welle ergießt sich über das Tischtuch, die Teller, Omas Kleid. "Das sind die Juden", sagt er, und das süße Brennen erreicht seine Nasenhöhlen, seinen Gaumen, seine Augen. Die beiden Frauen, die ihn mit diesem jüdischen Brot vergiften wollten, sind aufgesprungen, Mama will ihn halten, er schlägt den glatten, vom Sonnenöl glänzenden Arm weg, er richtet ein Messer auf Omas linkes Auge. "Ihr steckt mit den Juden unter einer Decke! Hinter meinem Rücken!" "Welche Juden?" 2.92.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still.

2.92.3 Labels Typ : V2 & V2 <> V & V Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.93 Observation 93 2.93.1 Contents 'Maar matse. Dat betekent: ongezuurd brood.' 'Paasbrood,' zegt Mama. 'Het brood van de Joden. Die eten geen brood als wij, maar dit.' Een zure kramp schiet in zijn maag vol chocomel, de twee zonden, woede en gulzigheid, branden in zijn buik, in zijn slapen gonst het <MATCH>en bonst het, en het is niet tegen te houden, zijn lippen worden door ijzeren klauwen opengerekt, een geelbruine golf stort zich over het zeil van de tafel, de borden, Oma's jurk. 'Het zijn de Joden,' zegt hij, en de zoute verschroeiing bereikt zijn neusholten, zijn huig, zijn ogen. De twee vrouwen die hem wilden vergiftigen met dat joodse voedsel zijn overeind gesprongen, Mama wil hem vangen, hij slaat de gladde, van zonnebrandolie glanzende arm weg, hij richt een tafelmes naar Oma's linkeroog. 'Jullie spannen samen met de Joden! Achter mijn rug!' 'Welke Joden?' 2.93.2 Origin 2.93.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron red 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.94 Observation 94 2.94.1 Contents "Sondern Matze. Das bedeutet: ungesäuertes Brot." "Osterbrot", sagt Mama. "Das Brot der Juden. Die essen kein Brot wie wir, sondern dieses." Ein saurer Krampf schießt in seinen mit Kakao gefüllten Magen, die beiden Sünden, Wut und Gier, brennen in seinem Bauch, es pocht <MATCH>und hämmert in seinen Schläfen, und es ist nicht aufzuhalten, seine Lippen werden von eisernen Klauen aufgerissen, eine gelbbraune Welle ergießt sich über das Tischtuch, die Teller, Omas Kleid. "Das sind die Juden", sagt er, und das süße Brennen erreicht seine Nasenhöhlen, seinen Gaumen, seine Augen. Die beiden Frauen, die ihn mit diesem jüdischen Brot vergiften wollten, sind aufgesprungen, Mama will ihn halten, er schlägt den glatten, vom Sonnenöl glänzenden Arm weg, er richtet ein Messer auf Omas linkes Auge. "Ihr steckt mit den Juden unter einer Decke! Hinter meinem Rücken!" "Welche Juden?" 2.94.2 Origin 2.94.3 Labels Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.95 Observation 95 2.95.1 Contents Dat betekent: ongezuurd brood.' 'Paasbrood,' zegt Mama. 'Het brood van de

Joden. Die eten geen brood als wij, maar dit.' Een zure kramp schiet in zijn maag vol chocomel, de twee zonden, woede en gulzigheid, branden in zijn buik, in zijn slapen gonst het en bonst het, en het is niet tegen te houden, zijn lippen worden door ijzeren klauwen opengerekt, een geelbruine golf stort zich over het zeil van de tafel, de borden, Oma's jurk. <MATCH>'Het zijn de Joden,' zegt hij, en de zoute verschroeiing bereikt zijn neusholten, zijn huig, zijn ogen. De twee vrouwen die hem wilden vergiftigen met dat joodse voedsel zijn overeind gesprongen, Mama wil hem vangen, hij slaat de gladde, van zonnebrandolie glanzende arm weg, hij richt een tafelmes naar Oma's linkeroog. 'Jullie spannen samen met de Joden! Achter mijn rug!' 'Welke Joden?' Opnieuw, opnieuw doet Mama alsof zij niet weet wat er bedoeld wordt, o wat is zij daar sterk in! 2.95.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.95.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.96 Observation 96 2.96.1 Contents Das bedeutet: ungesäuertes Brot." "Osterbrot", sagt Mama. "Das Brot der Juden. Die essen kein Brot wie wir, sondern dieses." Ein saurer Krampf schießt in seinen mit Kakao gefüllten Magen, die beiden Sünden, Wut und Gier, brennen in seinem Bauch, es pocht und hämmert in seinen Schläfen, und es ist nicht aufzuhalten, seine Lippen werden von eisernen Klauen aufgerissen, eine gelbbraune Welle ergießt sich über das Tischtuch, die Teller, Omas Kleid. <MATCH>"Das sind die Juden", sagt er, und das süße Brennen erreicht seine Nasenhöhlen, seinen Gaumen, seine Augen. Die beiden Frauen, die ihn mit diesem jüdischen Brot vergiften wollten, sind aufgesprungen, Mama will ihn halten, er schlägt den glatten, vom Sonnenöl glänzenden Arm weg, er richtet ein Messer auf Omas linkes Auge. "Ihr

steckt mit den Juden unter einer Decke! Hinter meinem Rücken!" "Welche Juden?" Wiederum tut Mama so, als ob sie nicht wüßte, was gemeint ist. Oh, wie gut sie das kann! 2.96.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.96.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.97 Observation 97 2.97.1 Contents (Hij: 'Mag ik die film zien, Mama? Toe alsjeblief.' Zij vanuit haar bed: 'Maar niet later dan tien uur.' En hij natuurlijk lekker tot half elf, de zonde van de ongehoorzaamheid afwegend tegen het aanzwellende, adembenemende hoogtepunt toen de eland op die bloederige berg kermde en aan zijn vader vroeg waarom hij weggelopen was en dan tussen de twee schurken hing, de goede en de slechte die op Sylvester Stallone leek in het dun.) Mama wordt lelijk door de inspanning van de herinnering. <MATCH>'Dus daarom ben jij al die tijd zo lastig en loop je carnaval te spelen met een kruis.' Zij wendt zich tot haar moeder aan wie zij rekenschap moet geven, een moeder gaat een heel leven mee. 'Ik dacht dat het over zou gaan, vanzelf over zou gaan.' 'En je ziet, Sibylle,' zegt Oma, die nooit iets ziet. Maarten moet zijn moeder helpen het braaksel op te vegen. Oma is in de keuken en het berghok de flessen aan het verzamelen die zij van Mama mag meenemen en waarvoor zij staangeld krijgt. 2.97.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis.

CPNB Amsterdam. 2.97.3 Labels Typ : 3 [V Si & V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 2. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.98 Observation 98 2.98.1 Contents (Er: "Darf ich den Film sehen, Mama? Bitte." Sie vom Bett aus: "Aber nur bis um zehn." Und er natürlich munter bis halb elf, die Sünde des Ungehorsams gegen den herannahenden, atemberaubenden Höhepunkt abwägend, als der Heiland auf diesem blutigen Berg wimmerte und seinen Vater fragte, warum er weggelaufen sei und dann zwischen den beiden Schurken hing, dem guten und dem bösen, der Sylvester Stallone ähnelte, nur dünner war.) Mama wird durch die Anspannung des Erinnerns häßlich. <MATCH>"Darum also bist du die ganze Zeit so unausstehlich und machst diesen Zirkus mit einem Kreuz." Sie wendet sich ihrer Mutter zu, der sie Rechenschaft schuldig ist, eine Mutter hat man sein ganzes Leben lang. "Ich dachte, daß es vorbeigeht, von allein vorbeigehen wird." "Und jetzt siehst du es, Sibylle", sagt Oma, die nie etwas sieht. Maarten muß seiner Mutter helfen, das Erbrochene aufzuwischen. Oma sammelt in der Küche und in der Speisekammer Flaschen ein, die sie von Mama mitnehmen darf und für die sie Pfand bekommt. 2.98.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.98.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH

Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 2. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.99 Observation 99 2.99.1 Contents Integendeel, zij drukte hem aan haar hart. En op het laatst stond zij links onder san het kruis, met haar tranende gezicht op de hoogte van ,ijijn kapotte knieën. 'Of is het Irene die je die prietpraat vertelt?' Maarten barst in lachen uit. Irene die niet tot tien kan "tellen, die met een garnaalvisser getrouwd is geweest! <MATCH>'Joden zijn ook mensen,' zegt Oma buiten adem en zet haar flessen bij de voordeur. 'Of zijn het de jongens op school die zoiets uitvinden?' 'Uitvinden! Die gasten hebben Jezus zijn hart doorstoken, hem azijn te drinken gegeven, gaten in zijn banden en voeten geslagen met spijkers!' Zijn stem slaat over. 'Maar zij hebben hem niet kapotgekregen, die rotzakken, want hij is na drie dagen verrezen!' 2.99.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.99.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele

Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.100 Observation 100 2.100.1 Contents Im Gegenteil, sie drückte ihn ans Herz. Und zum Schluß stand sie links am Fuße des Kreuzes, ihr tränennasses Gesicht auf der Höhe seiner kaputten Knie. "Oder erzählt dir Irene solchen Unsinn?" Maarten prustet vor Lachen. Irene, die nicht bis zehn zählen kann, die mit einem Garnelenfischer verheiratet war! <MATCH>"Juden sind auch Menschen, sagt Oma außer Atem und stellt die Flaschen an die Haustür. "Oder denken sich deine Schulkameraden so etwas aus?" "Ausdenken! Die Kerle haben Jesus das Herz durchstochen, ihm Essig zu trinken gegeben, ihm mit Nägeln Löcher in seine Hände und Füße geschlagen!" Seine Stimme überschlägt sich. "Aber sie haben ihn nicht kaputtmachen können, die Schurken, denn nach drei Tagen ist er auferstanden!" 2.100.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.100.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.101 Observation 101 2.101.1 Contents Misschien de hele nacht.' Maarten kan de waarheid niet zeggen. Hij heeft op het hoofd van haar die daar nu grimmig nadert, gezworen dat hij nooit zal verklappen wie hem bekeerd heeft tot het ene, ware geloof. Want als hij de waarheid zou zeggen, zou een heilige

vrouw die nu aan het sterven is, nog gemarteld worden in de laatste dagen van haar leven, want zij zou op straat gezet worden, met haar meubels op straat vóór haar woning, want zij zou haar betrekking verliezen door de schuld van mensen als Papa en Oma en Mama en Meneer Goossens die vrij denken ende eland gruwelijk bespotten en geen haartje beter zijn dan de Farizeeërs en de tollenaars die tollen. 'Je krijgt nog tien seconden,' zegt Mama. <MATCH>Maarten kijkt op zijn polshorloge en zegt precies negen tellen later: 'Meneer Goossens.' (Niet: Meester Goossens. Er is maar één meester, ook bijgenaamd: Rabbi.) 'Meneer Goossens, dat kan ik mij niet voorstellen. Wanneer?' 'In de les over vreemde volken, hun zeden en gewoonten.' 2.101.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.101.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.102 Observation 102 2.102.1 Contents Oder die ganze Nacht." Maarten kann die Wahrheit nicht sagen. Er hat es auf das Haupt derer, die ihm nun so grimmig kommt, geschworen, daß er nie verraten wird, wer ihn zu dem einzig wahren Glauben bekehrt hat. Denn wenn er die Wahrheit sagte, würde eine heilige Frau, die im Sterben liegt, in den letzten Tagen ihres Lebens noch gepeinigt werden, denn dann würde man sie rausschmeißen und ihre Möbel auf die Straße stellen, weil sie ihre Stelle verlieren würde, und das wäre die Schuld von Leuten wie Papa, Oma und Mama und Herrn Goossens, die Freidenker sind und den Heiland grausam verspotten und kein Haar besser sind als die Pharisäer und Händler. "Ich gebe dir noch zehn Sekunden", sagt Mama. <MATCH>Maarten schaut auf seine Armbanduhr und sagt genau neun Sekunden später: "Lehrer Goossens." (Nicht: Herr Goossens. Es gibt nur einen Herrn, auch Rabbi genannt.) "Herr Goossens? Das kann ich mir nicht vorstellen. Wann?" "Im Unterricht über fremde Völker, ihre Sitten und

Gebräuche." 2.102.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.102.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.103 Observation 103 2.103.1 Contents Vrouwcollge in de stad en aan de dorpsschool van Zavelgem zijn opdrachten die zij met liefde vervult, maar het Excelsiorkoor is haar levenswerk. Behalve het zieleheil van Maarten Ghyselen natuurlijk, maar dat is van een andere orde, dat is een zeldzame manifestatie van genade Nu heeft de pastoor van Zvavelgem haar gevraagt om met haar koor op te treden in het Cultuurweekend als tegenwicht tegen de invloed van de liberalen die in de Sint Servatiuskerk, al is die buiten dienst en verhuurd aan het stadsbestuur, niets te zoeken hebben. ´Er zijn nog een paar alto´s die bijgeschaafd moeten worden,' heeft zij geantwoord. ´Schaaf dan maar,' gromde hij. Juffrouw Dora is vastbesloten te blijven leven tot Kerstmis, tot zij de kerstkribbe met zijn in bruin pakpapier gewikkelde beelden te voorschijn kan halen en opstellen in haar salon. <MATCH>Zij raakt amechtig boven op de heuvel en stapt van haar fiets. Het panorama met de boerderijen, de fabrieken, de bossen zal zij misschien nog onder de sneeuw kunnen zien. In een weide vlakbij spelen kinderen met een vlieger, zij sturen papieren vlinders naar de deinende, zwaaiende draak, boodschappen naar de hemel. Het past niet voor een lerares, maar Juffrouw Dora gaat op een berm naast de weg zitten. Eigenlijk zou ze nu een dutje willen doen, in het droge gras. Zij dommelt in maar spert dan haar ogen wijd open. Elk ogenblik dat zij de prooi is van dat kluwen van gretige wormpjes in haar lijf, moet zij inzetten voor de Heiland.

2.103.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.103.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.104 Observation 104 2.104.1 Contents Außer dem Seelenheil von Maarten Ghyselen natürlich, aber das ist eine andere Sache, das ist eine seltene Manifestation der Gnade. Nun hat sie der Pfarrer von Zavelgem gebeten, mit ihrem Chor beim Kulturwochenende aufzutreten, als Gegengewicht zum Einfluß der Liberalen, die in der St.-Servatius-Kirche, obwohl sie an die Stadtverwaltung vermietet wurde und jetzt weltlichen Zwecken dient, nichts verloren haben. "An einigen Altstimmen muß noch gefeilt werden", hat sie geantwortet. "Feilen sie nur", brummte er. Fräulein Dora ist fest entschlossen, bis Weihnachten am Leben zu bleiben, bis sie die Krippe mit den in braunes Packpapier eingewickelten Figuren herausholen und in ihrem Wohnzimmer aufstellen kann. <MATCH>Oben auf dem Hügel gerät sie außer Atem und steigt vom Fahrrad. Das Panorama mit den Bauernhöfen, den Fabriken, den Wäldern wird sie vielleicht noch schneebedeckt sehen können. Auf einer nahe gelegenen Wiese lassen Kinder Drachen steigen, sie schicken Schmetterlinge aus Papier zu den schaukelnden, tanzenden Drachen hinauf, Botschaften in den Himmel Obwohl es sich für eine Lehrerin nicht schickt, setzt sich Fräulein Dora an den Wegrand. Am liebsten würde sie jetzt im trockenen Gras ein Schläfchen halten. Sie nickt ein, sperrt die Augen dann aber weit auf. Sie muß jeden Augenblick, in dem sie die Beute des Knäuels gefräßiger Würmer in ihrem Leib ist, für den Heiland einsetzen. 2.104.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta.

Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.104.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.105 Observation 105 2.105.1 Contents Zij dommelt in maar spert dan haar ogen wijd open. Elk ogenblik dat zij de prooi is van dat kluwen van gretige wormpjes in haar lijf, moet zij inzetten voor de Heiland. Nu. Zij denkt aan haar Maarten. Hoe zoet het begon. <MATCH>Zij liep in de gang die de schoollokalen verbindt en hoorde de door sigaren aangetaste stem van de pastoor die, zeer toepasselijk in deze tijd waarin Arabieren en Joden elkaar naar het leven staan, bezig was over Absalom. Het klonk dif. Niet dat zij ooit (tenminste niet in het openbaar) iets zou durven aanmerken op de stijl en de verteltrant van zijn godsdienstles, tenslotte is talent zoals een volwaardige zangstem niet evenredig verdeelt op aarde, maar deze ongeinspireerde, plichtmatige dreun vond zij onwaardig. Op dat ogenblik, in de grauwe dag, in de donkere schollgang, alleen verlicht door een raam waarin de aureool van de zon werd opgeslorpt door waterachtige wolkenslierten, was zij op weg naar de derde klas waar zij van plan was 'Finestra che lucevi' in te studeren, toen zij de stem hoorde. Het was geen stem natuurlijk, zij kwam niet voort uit in- en uitademing, het was eerder haar eigen onblusbare verlangen naar een stem dat zich omzette in trillingen die meer in haarzelf ontstonden dan in de vale lucht die haar omgaf, maar toch zei de stem: 'Nu! , in een stilte die ook op dat ogenblik ontstond, als een klap in haar gezicht. 'Nu', in een flist, de tijd van de onvatbare klank. 2.105.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.105.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.106 Observation 106 2.106.1 Contents Sie nickt ein, sperrt die Augen dann aber weit auf. Sie muß jeden Augenblick, in dem sie die Beute des Knäuels gefräßiger Würmer in ihrem Leib ist, für den Heiland einsetzen. Jetzt. Sie denkt an ihren Maarten. Wie süß alles angefangen hat. <MATCH>Sie war den Korridor, der die Klassenzimmer verbindet, entlanggegangen und hörte die vom Zigarrenrauchen angegriffene Stimme des Pfarrers, der - sehr aktuell in dieser Zeit, in der sich Araber und Juden nach dem Leben trachten - über Absalom sprach. Es klang fade. Nicht daß sie es jemals wagen würde (zumindest nicht in der Öffentlichkeit), Kritik am Stil und der Vortragsweise seines Religionsunterrichts zu üben, schließlich ist Talent ebenso wie eine vollwertige Singstimme auf Erden nicht gerecht verteilt, aber dieses uninspirierte, pflichtgemäße Herunterleiern fand sie unwürdig. In diesem Augenblick, an jenem grauen Tag, in dem dunklen, nur durch ein Fenster erleuchteten Schulkorridor, in dem die Aureole der Sonne von wasserreichen Wolkenschwaden absorbiert wurde, war sie auf dem Weg zur dritten Klasse, wo sie Finestra che lucevi einstudieren wollte, als sie die Stimme hörte. Es war natürlich keine Stimme, sie kam nicht aus einem Kehlkopf, nicht durch ein Ein- und Ausatmen, es war vielmehr ihr eigenes, unstillbares Verlangen nach einer Stimme, das sich in Schwingungen umsetzte, die mehr in ihr selbst entstanden als in der sie umgebenden lauen Luft, und doch sagte die Stimme: "Jetzt!", in eine Stille hinein, die im selben Augenblick entstand und die sie wie einen Schlag ins Gesicht empfand. "Jetzt, im Bruchteil einer Sekunde, der Dauer des unfaßbaren Klangs. 2.106.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.106.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.107 Observation 107 2.107.1 Contents Hij had zijn lange haar opzij gegooid om zijn oor dichter tegen het deurpaneel te kunnen pletten. Later meende zij dat hij zelfs op de toppen van zijn Nikes stond. 'Wat doe jij hier, Maarten?' Hij schrok niet. Hij maakte zich los van de deur met de koppige zenuwtrek die zij kende van toen hij eens slechte punten kreeg in notenleer. <MATCH>'Wachten,' zei hij en liep weg, langs het raam waarachter je de lege speelplaats kon zien met het paneel 'Vlaanderen leeft!' 'Waarop wacht je?' 'Tot meneer pastoor klaar is.' Zij haalde hem pas in toen hij bij de klas van Meester Goossens kwam, waar zij aan zijn mouw trok. Meester Goossens dreunde een tafel van vermenigvuldiging op. Later dacht zij ook dat zij toen de jongen van het heidens pad had weggerukt tussen twee machtige, aan elkaar tornende geluidsbronnen, de bas van de priester die dreinde over Absalom en de nerveuze heldentenor (niet hoger dan bes) van iemand die zij n geloof vond in zogezegd exacte begrippen. 2.107.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.107.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens

1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.108 Observation 108 2.108.1 Contents Er hatte das lange Haar zur Seite geworfen, um das Ohr dichter an die Tür drücken zu können. Später meinte sie, daß er sogar auf den Spitzen seiner Nike-Turnschuhe gestanden hatte. "Was machst du denn hier, Maarten?" Er erschrak nicht. Er löste sich von der Tür mit dem eigensinnigen nervösen Zucken, das sie noch von damals kannte, als er einmal eine schlechte Note in Musik bekommen hatte. <MATCH>"Warten, sagte er und rannte davon, vorbei an dem Fenster, durch das man den leeren Schulhof und die Stelltafel mit der Aufschrift "Flandern lebt!" sehen konnte. "Worauf wartest du?" "Daß der Herr Pfarrer fertig ist." Sie hatte ihn erst vor dem Klassenzimmer von Lehrer Goossens eingeholt, wo sie ihn dann am Ärmel zog. Lehrer Goossens leierte das kleine Einmaleins herunter. Später dachte sie auch, daß sie damals den Jungen von dem heidnischen Pfad zwischen zwei mächtigen, aneinander zerrenden Schallquellen losgerissen hat, dem Baß des Priesters, der über Absalom lamentierte, und dem nervösen Heldentenor (nicht höher als B) eines Menschen, der seinen Glauben in sogenannten exakten Begriffen fand. 2.108.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.108.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und

Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.109 Observation 109 2.109.1 Contents 'Zij heeft het aan Meester Goossens laten weten.' Juffrouw Dora heeft het altijd absurd gevonden dat er voor één enkele leerling die van zijn sektarische ouders geen godsdienstles mocht volgen, wat hem blootstelde aan het wantrouwen en de hoon van zijn medeleerlingen zodat hij misschien wel voor de rest van zijn leven daardoor gebrandmerkt zou worden, speciaal een lerares in zedenleer aangeworven werd. Juffrouw Dora heeft eerbied voor andermans overtuiging- moraal en rationalisrrie kunnen op zichzelf geen al te grote schade doen maar dit is te zot voor woorden. Vooral daar Mevrouw Sorgheloos, die gescheiden is, het ook regelmatig laat afweten, ongetwijfeld daarin aangemoedigd, althans niet berispt, door het schoolhoofd. 'Nu.' <MATCH>Zij had nog altijd de mouw van zijn jeans jasje tussen haar vingers, zij wachtte op de stem en verving de stem door haar eigen, gejaagd, onderhuids gejakker: 'Dora, je tijd is aangebroken, de tijd van de ziekte, de dodelijke knobbels in je lijf de tijd van één opdracht, de tijd van één ziel en die ziel is die van de jongen met de wilde haren, onschuldig als een van de kleine herders op weg naar de kribbe en alom belaagd door het kwaad.' 'Waarom luisterde je aan die deur?' 'Omdat meneer pastoor zo mooi kan vertellen.' 'Vind je?' Bijna elke dag van de volgende weken heeft zij hem haastig, met z'n tweetjes's middags in het overblijflokaal, voorgelezen, uit haar Nieuw Testament vooral, heeft zij aan hem verteld over haar geheim, hoe zij binnenkort met stukgereten weefsels in de wereld van de schaduwen zou opgenomen worden in het vagevuur. Zij heeft hem gelsneekt aan niemand te zeggen wie hem inwijdde in de ,waarheid, de weg en het leven, omdat nog altijd, zoals in e tijd van de catacomben, de ware christenen, de armen en de onschuldigen kunnen worden vervolgd door de liberalen, de socialisten en al de heidenen van tegenwoordig in de ofl'iciële scholen. 2.109.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.109.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : -

(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d 2.110 Observation 110 2.110.1 Contents "Sie hat es Lehrer Goossens gesagt." Fräulein Dora fand es schon immer absurd, daß für einen einzigen Schüler, der von seinen sektiererischen Eltern aus nicht in den Religionsunterricht gehen durfte, wodurch er dem Mißtrauen und dem Gespött seiner Mitschüler ausgesetzt war, so daß er vielleicht für den Rest seines Lebens gebrandmarkt sein würde, extra eine Lehrerin für Sittenlehre angeworben wurde. Fräulein Dora hat Ehrfurcht vor anderer Leute Überzeugung - Moral und Rationalismus an sich können keinen allzu großen Schaden anrichten aber das geht doch wirklich zu weit. Vor allem, da Frau Sorgheloos, die geschieden ist, auch regelmäßig absagt, wozu sie zweifellos der Rektor der Schule ermutigt, jedenfalls bekommt sie keine Rüge dafür. Jetzt. <MATCH>Sie hielt noch immer den Ärmel seiner Jeans-Jacke zwischen den Fingern, sie wartete auf die Stimme und ersetzte die Stimme durch ihr eigenes, gejagtes, unterschwelliges Gehetze: >Dora, deine Zeit ist gekommen, die Zeit der Krankheit, der tödlichen Knoten in deinem Leib, die Zeit eines einzigen Auftrages, die Zeit einer einzigen Seele, und diese Seele gehört dem Jungen mit dem wuscheligen Haar, unschuldig wie einer der kleinen Hirten auf dem Weg zur Krippe und überall vom Bösen umzingelt.< "Warum hast du an der Tür gelauscht?" "Weil der Herr Pfarrer so schön erzählen kann." "Findest du?" In den Wochen darauf hat sie ihm fast jeden Mittag im Aufenthaltsraum der Schule, in dem nur sie beide waren, vorgelesen, vor allem aus dem Neuen Testament, sie hat ihm von ihrem Geheimnis erzählt, dass sie in Bälde mit zerfressenen Organen in die Welt der Schatten im Fegefeuer aufgenommen würde. Sie hat ihn angefleht, niemandem zu sagen, wer ihn in den Weg, die Wahrheit und das Leben eingeweiht hat, weil die wahren Christen, die Armen und Unschuldigen, wie in der Zeit der Katakomben, von den Liberalen, den Sozialisten und all den Heiden in den heutigen staatlichen Schulen verfolgt würden. 2.110.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.110.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d 2.111 Observation 111 2.111.1 Contents 'Zij heeft het aan Meester Goossens laten weten.' Juffrouw Dora heeft het altijd absurd gevonden dat er voor één enkele leerling die van zijn sektarische ouders geen godsdienstles mocht volgen, wat hem blootstelde aan het wantrouwen en de hoon van zijn medeleerlingen zodat hij misschien wel voor de rest van zijn leven daardoor gebrandmerkt zou worden, speciaal een lerares in zedenleer aangeworven werd. Juffrouw Dora heeft eerbied voor andermans overtuiging- moraal en rationalisrrie kunnen op zichzelf geen al te grote schade doen maar dit is te zot voor woorden. Vooral daar Mevrouw Sorgheloos, die gescheiden is, het ook regelmatig laat afweten, ongetwijfeld daarin aangemoedigd, althans niet berispt, door het schoolhoofd. 'Nu.' Zij had nog altijd de mouw van zijn jeans jasje tussen haar vingers, <MATCH>zij wachtte op de stem en verving de stem door haar eigen, gejaagd, onderhuids gejakker: 'Dora, je tijd is aangebroken, de tijd van de ziekte, de dodelijke knobbels in je lijf de tijd van één opdracht, de tijd van één ziel en die ziel is die van de jongen met de wilde haren, onschuldig als een van de kleine herders op weg naar de kribbe en alom belaagd door het kwaad.' 'Waarom luisterde je aan die deur?' 'Omdat meneer pastoor zo mooi kan vertellen.' 'Vind je?' Bijna elke dag van de volgende weken heeft zij hem haastig, met z'n tweetjes's middags in het overblijflokaal, voorgelezen, uit haar Nieuw Testament vooral, heeft zij aan hem verteld over haar geheim, hoe zij binnenkort met stukgereten weefsels in de wereld van de schaduwen zou opgenomen worden in het vagevuur. Zij heeft hem gelsneekt aan niemand te zeggen wie hem inwijdde in de ,waarheid, de weg en het leven, omdat nog altijd, zoals in e tijd van de catacomben, de ware christenen, de armen en de onschuldigen kunnen worden vervolgd door de liberalen, de socialisten en al de heidenen van tegenwoordig in de ofl'iciële scholen. 2.111.2 Origin 2.111.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert

1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.112 Observation 112 2.112.1 Contents "Sie hat es Lehrer Goossens gesagt." Fräulein Dora fand es schon immer absurd, daß für einen einzigen Schüler, der von seinen sektiererischen Eltern aus nicht in den Religionsunterricht gehen durfte, wodurch er dem Mißtrauen und dem Gespött seiner Mitschüler ausgesetzt war, so daß er vielleicht für den Rest seines Lebens gebrandmarkt sein würde, extra eine Lehrerin für Sittenlehre angeworben wurde. Fräulein Dora hat Ehrfurcht vor anderer Leute Überzeugung - Moral und Rationalismus an sich können keinen allzu großen Schaden anrichten aber das geht doch wirklich zu weit. Vor allem, da Frau Sorgheloos, die geschieden ist, auch regelmäßig absagt, wozu sie zweifellos der Rektor der Schule ermutigt, jedenfalls bekommt sie keine Rüge dafür. Jetzt. Sie hielt noch immer den Ärmel seiner Jeans-Jacke zwischen den Fingern, <MATCH>sie wartete auf die Stimme und ersetzte die Stimme durch ihr eigenes, gejagtes, unterschwelliges Gehetze: >Dora, deine Zeit ist gekommen, die Zeit der Krankheit, der tödlichen Knoten in deinem Leib, die Zeit eines einzigen Auftrages, die Zeit einer einzigen Seele, und diese Seele gehört dem Jungen mit dem wuscheligen Haar, unschuldig wie einer der kleinen Hirten auf dem Weg zur Krippe und überall vom Bösen umzingelt.< "Warum hast du an der Tür gelauscht?" "Weil der Herr Pfarrer so schön erzählen kann." "Findest du?" In den Wochen darauf hat sie ihm fast jeden Mittag im Aufenthaltsraum der Schule, in dem nur sie beide waren, vorgelesen, vor allem aus dem Neuen Testament, sie hat ihm von ihrem Geheimnis erzählt, dass sie in Bälde mit zerfressenen Organen in die Welt der Schatten im Fegefeuer aufgenommen würde. Sie hat ihn angefleht, niemandem zu sagen, wer ihn in den Weg, die Wahrheit und das Leben eingeweiht hat, weil die wahren Christen, die Armen und Unschuldigen, wie in der Zeit der Katakomben, von den Liberalen, den Sozialisten und all den Heiden in den heutigen staatlichen Schulen verfolgt würden. 2.112.2 Origin 2.112.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron

1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.113 Observation 113 2.113.1 Contents Zij heeft hem het boek van Kanunnik Versijp gegeven dat handelt over Jezus als mens. O, mocht dit Nu blijven duren tot Kerstmis. Juffrouw Dora klimt weer op haar fiets. Zij zal trager rijden als zij langs het landhuis van de Ghyselens komt. <MATCH>'Ik lijk wel verliefd. Beter laat dan nooit,' zegt zij giechelend en rinkelt hard met haar fietsbel. 2.113.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.113.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.114 Observation 114 2.114.1 Contents

Sie hat ihm das Buch von Kanonikus Versijp gegeben, das von dem Menschen Jesus handelt. O, wenn dieses Jetzt bis Weihnachten dauern könnte! Fräulein Dora steigt wieder aufs Fahrrad. Sie wird langsamer fahren, wenn sie am Landhaus der Ghyselens vorbeikommt. <MATCH>"Ich scheine verliebt zu sein. Besser spät als nie", sagt sie kichernd und betätigt laut ihre Fahrradklingel. 2.114.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.114.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.115 Observation 115 2.115.1 Contents 'Zeg dan terrein.' 'Hoe groot is ons terrein?' en dat viel ook verkeerd want zij had natuurlijk moeten weten hoeveel vierkante meter, want zij was erbij geweest toen het bepaald werd door de landmeter, en Gerard wijdbeens, minder kaal maar even slank als toen hij zoveel jaar later het huis verliet, door het koren liep naast de getaande dwerg van een boer die het terrein verkocht. Gerard telde hardop terwijl hij door het landschap beende, onwennig, elegant, niet in het landschap opgenomen zoals Maarten nu, die met planken sjouwt in de boomgaard. Gerard wandelde later nooit meer door het landschap, tenzij met zakenvrienden die in hun maatpakken en dure schoenen achter hem aan liepen, terwijl hij vergezichten aanwees en het langst bleef wijzen naar een immense linde langs de weg die hij 'mijn boom' noemde. <MATCH>In de gemeenteraad was beslist dat de linde omgehakt zou worden omdat hij te veel schaduw wierp over het veld van de gemeentesecretaris die bovendien moeite had om daar zijn tractor te keren, maar Gerard had de burgemeester kunnen overreden om de reus in leven te houden, zei hij. Hij had de burgemeester natuurlijk geld toegestopt, veel te veel, maar dat had hij ervoor

over. Als hij maar zeggen kon: 'Mijn linde, mijn terrein, mijn zeepziederij, mijn firma Olympia, mijn meststoffen, mijn vogeldodende chemicaliën, mijn vrouw Sibylle die ik om een onnozel misverstand in de steek zal laten, mijn zoontje Maarten met zijn lang, woest haar en amberen blik.' Achttienduizend vierkante meter? Is grond van een groene zone nu duurder of goedkoper omdat men er geen villa's mag bouwen? Zij mist Gerard op dergelijke ogenblikken, zijn gevoel voor precisie, orde, snelle beslissingen, zijn enthousiasme. 2.115.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.115.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Nebensatz 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Erwartungsverletzung Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.116 Observation 116 2.116.1 Contents "Dann sag auch Besitz". "Wie groß ist unser Besitz?" Und auch das bekam er in die falsche Kehle, denn sie hätte die Anzahl der Quadratmeter natürlich wissen müssen, weil sie dabei gewesen war, als der Landvermesser es festgestellt hatte, und Gerard, noch nicht so kahl, aber genauso schlank wie zu der Zeit, als er soundsoviele Jahre später das Haus verließ, mit weitausholenden Schritten neben dem von Wind und Wetter gegerbten kleinwüchsigen Bauern, der das Grundstück verkaufte, durch das Kornfeld stapfte. Gerard zählte laut, während er durch die Landschaft stolzierte, fremdartig, elegant, nicht in die Landschaft aufgenommen wie Maarten jetzt, der im Obstgarten Bretter herumschleppt. Gerard wanderte später nie mehr durch die Landschaft, es sei denn mit Geschäftsfreunden, die in Maßanzügen und teuren Schuhen hinter ihm hergingen, während er sie auf schöne Aussichten aufmerksam machte und am längsten auf eine riesige Linde am Wegesrand zeigte, die er "meinen Baum" nannte. <MATCH>Der Gemeinderat hatte beschlossen, daß die Linde gefällt werden sollte, weil sie zuviel Schatten auf das Feld des Gemeindevorstands warf, der zudem Mühe hatte, seinen Traktor dort zu wenden, aber Gerard hatte den Bürgermeister überreden können, den Riesen am Leben zu

erhalten, sagte er. Er hatte dem Bürgermeister natürlich Geld zugesteckt, viel zu viel, aber das hatte er dafür übrig. Hauptsache, er konnte sagen: "Meine Linde, mein Besitz, meine Seifensiederei, meine Firma Olympia, meine Düngemittel, meine vogeltötenden Chemikalien, meine Frau Sibylle, die ich wegen eines albernen Mißverständnisses im Stich lassen werde, mein Sohn Maarten mit seinem langen, wuschligen Haar und den bernsteinfarbenen Augen". Achtzehntausend Quadratmeter? Ist Boden in einer Grünzone nun teurer oder billiger, weil man dort keine Villen bauen darf? In solchen Augenblicken vermißt sie Gerard, sein Gefühl für Präzision, Ordnung, schnelle Entscheidungen, seine Begeisterung. 2.116.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.116.3 Labels Typ : n.a. [S(L)i V & Sj] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.117 Observation 117 2.117.1 Contents Hij keek ongelovig, bitter. 'Het spijt mij,' zei zij. ' Ik bedoel, als alles opbrandt, dan hebben wij elkaar toch nog.' 'Hou je moeder voor de gek,' snauwde hij. Richard kan vanaf het strodak haar schouders zien die aan het verbranden zijn omdat niemand de parasol verplaatst, haar borsten in de te kleine bh, de plooien boven haar heupen, de haarkruin, waar vier, vijf, tien grijze haren opgedoken zijn. <MATCH>Als Irene er was zou Sibylle nu een glas sinaasappelsap vragen, maar de meid is naar de bruiloft van haar zuster in Waregem. Wordt vast vanavond gegrepen door een verhitte bruiloftsgast. 'O, nee, Madame, ik let goed op, het is tot hier en niet verder.' 'Tot waar, Irene?' Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar knieën. 'Niet verder, Irene?' 2.117.2 Origin

Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.117.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.118 Observation 118 2.118.1 Contents Er blickt ungläubig, bitter. "Tut mir leid", sagte sie. "Ich meine, wenn alles verbrennt, dann haben wir uns doch noch." "Halte deine Mutter zum Narren", schnaubte er.) Richard kann vom Strohdach aus ihre Schultern sehen, denen ein Sonnenbrand droht, weil niemand den Sonnenschirm verrückt, ihre Brüste in dem zu kleinen BH, ihre Speckfalten auf den Hüften, den Scheitel, wo sie vier, fünf, zehn graue Haare entdeckt hat. <MATCH>Wenn Irene da wäre, würde Sibylle sich nun ein Glas Orangensaft bringen lassen, aber das Mädchen ist zur Hochzeit ihrer Schwester in Waregem. Wird heute abend garantiert von einem hitzigen Hochzeitsgast genommen. "O nein, Madame, ich paß gut auf, bis hierhin und nicht weiter." "Bis wohin, Irene?" Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" 2.118.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.118.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH

Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.119 Observation 119 2.119.1 Contents Gerard verveelde haar. Maarten zegt nog iets, ernstig knikkend, tegen het geitje. Hij hijst die planken op zijn rug en sjokt verder, hij is verkleed als een oude man of een tovenaar en praat in zichzelf. Op het grasveld, waar vannacht tien molshopen zijn ontstaan, waart de kat Pierke rond. Straks zal hij een mol naar het terras brengen, hem voor haar voeten laten vallen, het bebloede roze spitsneusje naar haar gericht. <MATCH>De commissaris bleef vastgeschroefd in zijn bureaustoel maar boog zich voorover als om de man helemaal, tot aan zijn enkels, te kunnen overzien. Lippens, de agent, gaf de man een duwtje in de rug. 'Ga daar maar zitten,' zei de commissaris, zijn hoge meisjesstem verwonderlijk licht voor zijn logge en gespierde gevaarte. Lippens deed de handboeien af, de man merkte het amper, met gele gave tanden kauwde hij op lucht, hij stak zijn hand in zijn broekzak, waarschijnlijk om sigaretten te zoeken of een pakje tabak, Lippens haalde de hand meteen te voorschijn, een brede, dikbeaderde hand met geschramde vingers die de man toen in de richting van de commissaris stak. De man staarde naar zijn hand als om te controleren of zij niet trilde. 'Ga zitten, zeg ik.' 2.119.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam.

2.119.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.120 Observation 120 2.120.1 Contents Gerard ödete sie an. Maarten sagt noch etwas, ernsthaft nickend, zu der Ziege. Er lädt sich die Bretter auf den Rücken und trottet weiter, er ist als alter Mann oder als Zauberer verkleidet und führt Selbstgespräche. Auf dem Rasen, wo über Nacht zehn Maulwurfshügel entstanden sind, rennt die Katze Pierke herum. Gleich wird sie einen Maulwurf auf die Terrasse schleppen, ihn vor ihre Füße fallen lassen, das blutige rosafarbene Schnäuzchen ihr zugewandt. <MATCH>Der Kommissar saß wie angeschraubt auf seinem Schreibtischsessel, beugte sich jedoch vornüber, wie um den Mann ganz, bis zu den Knöcheln, sehen zu können. Lippens, der Polizist, gab dem Mann einen Schubs in den Rücken. "Setz dich da hin", sagte der Kommissar, dessen hohe Mädchenstimme erstaunlich leicht für seine plumpe und muskulöse Gestalt klang. Lippens nahm ihm die Handschellen ab, der Mann merkte es kaum, mit gelben, lückenlosen Zähnen kaute er auf Luft, er steckte die Hand in die Hosentasche, wahrscheinlich um Zigaretten oder ein Päckchen Tabak zu suchen.Lippens zog die Hand sofort wieder heraus, eine breite, dickadrige Hand mit verschrammten Fingern, die der Mann dann in die Richtung des Kommissars streckte. Der Mann starrte auf seine Hand, als wollte er kontrollieren, ob sie nicht zitterte. "Setz dich, habe ich gesagt." 2.120.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.120.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma

Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.121 Observation 121 2.121.1 Contents Ik heb hem nog gezegd: 'Jongen, als ge de mijne waart sloeg ik op uw bloot gat.' Want die jongen wordt door haar en haar moeder opgevoed, dat is niet gezond.' 'Want jij weet wat gezond is,' zei Lippens onveranderlijk in die kinderachtige rol van een kwaaie agent. 'Zoveel als gij,' zei de man. 'Op zijn minst zoveel als gij., 'Opgepast,' zei de commissaris. <MATCH>'De kleine is een braaf ventje,' zei de man, 'maar hij heeft kuren, ge kunt er geen staat op maken, hij wil altijd zijn zin krijgen, zoals zij.' 'Hoezo, zoals zij? Zoals mevrouw Ghyselen? Of zoals Julia?' 'Nee,' zei de man. 'Niet als Julia. 2.121.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.121.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.122 Observation 122 2.122.1 Contents Ich habe ihm noch gesagt: "Junge, wenn du meiner wärst, würde ich dir den Hintern versohlen. Wie dieser Junge von ihr und ihrer Mutter erzogen wird, das ist nicht gesund." "Denn du weißt, was gesund ist", sagte Lippens, nach wie vor in dieser albernen Rolle eines lästigen Polizisten. "Genau wie Sie", sagte der Mann. "Mindestens so wie Sie." "Paß auf", sagte der Kommissar. <MATCH>"Der Kleine ist ein lieber Kerl", sagte der Mann, "aber er hat seine Mucken, man wird nicht schlau aus ihm. Er will immer seinen Willen haben, genau

wie sie." "Wieso, genau wie sie? Wie Frau Ghyselen? Oder wie Julia?" "Nein, sagte der Mann. "Nicht wie Julia. 2.122.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.122.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.123 Observation 123 2.123.1 Contents (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. <MATCH>Maarten lijdt, zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn

enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' Maarten hoort zichzelf antwoorden: 'Ja, Meester.' En dat is een van de ergste ketterijen, want er is maar één meester in de hemel en op aarde. 2.123.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.123.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.124 Observation 124 2.124.1 Contents (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das

heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. <MATCH>Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" Maarten hört sich selbst antworten: "Ja, Herr Lehrer." Und das ist eine der schwersten Ketzereien, denn es gibt nur einen Herrn im Himmel und auf Erden. 2.124.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.124.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.125 Observation 125 2.125.1 Contents Hij legde haar, af en toe voorlezend uit een Prismapocket, de diepe bedoelingen uit, de verwijzingen, de citaten, de structuur. 'Het is magnifiek, ventje, zoals alles wat je opgeschreven hebt, maar het is te diep voor mij.' Hij heeft het toen allemaal herschreven. Bij elke zin verbeeldde hij zich hoe het in haar armoeiige duffe brein zou overkomen, en een maand later was hij klaar met de uiteindelijke versie. Hij heeft het haar niet voorgelezen, dat had hij al die avonden al in gedachten gedaan. <MATCH>Soms vroeg hij zich af of hij wel een sprankeltje talent had als het zo moeilijk moest ontstaan, zo bijziende, verkrampt en hopeloos,

maar dan dacht hij aan Flaubert en Jeroen Brouwers die allang tevreden waren met een regel of drie vier per dag. En dat waren beroepsschrijvers, die werkten daar een hele dag aan, terwijl hij de zorg had voor de gemeenteschool, voor de Bond van Heemkunde, voor de regionale berichtgeving in De Morgen, voor de activiteiten in het kader van het Cultuurweekend en voor zijn gezin, Liliane en hun zoontje Corry, zijn oogappel. Goossens weegt het typoscript in zijn hand. Hij weet zeker dat de schepen van Cultuur aangenaam verrast was door het gewicht toen hij Cybele overhandigd kreeg. 'Maar Goossens, u bent op tijd, wij zijn dat niet gewoon bij artiesten.' 'Ik heb misschien niet zoveel talent, mijnheer de shepen, maar ik kom mijn afspraken na.' 2.125.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.125.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.126 Observation 126 2.126.1 Contents Er erklärte ihr, dabei ab und zu aus einem Taschenlexikon vorlesend, die tieferen Absichten, die Verweisungen, die Zitate, die Struktur. "Es ist einzigartig, Schatz, wie alles, was du geschrieben hast, aber für mich ist es zu tiefsinnig." Er überarbeitete es dann noch einmal völlig. Bei jedem Satz stellte er sich vor, wie er in ihrem armseligen dumpfen Gehirn ankommen würde, und einen Monat später war er mit der endgültigen Fassung fertig. Er las sie ihr nicht vor, das hatte er all die Abende davor schon in Gedanken getan. <MATCH>Mitunter fragte er sich, ob er wohl ein Fünkchen Talent habe, wo es doch so mühevoll entstand, so kurzsichtig, verkrampft und hoffnungslos, aber dann dachte er an Flaubert und Jeroen Brouwers, die mit drei oder vier Zeilen am Tag längst zufrieden waren. Und das waren Berufsschriftsteller, die arbeiteten daran einen ganzen Tag, während er sich noch um die Gemeindeschule, den Verein fair Heimatforschung, die regionale Berichterstattung in De

Morgen, die Aktivitäten im Zusammenhang mit dem Kulturwochenende und um seine Familie, Liliane und den Sohn Corry, seinen Augapfel, kümmern mußte. Goossens wiegt das Typoskript in seiner Hand. Er weiß genau, daß der Kulturdezernent vom Gewicht angenehm überrascht war, als er Cybele überreicht bekam. "Aber Goossens, Sie sind pünktlich, das sind wir von Künstlern nicht gewohnt." "Ich habe vielleicht nicht soviel Talent, Herr Dezernent, aber ich halte mich an Absprachen." 2.126.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.126.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Kontrast/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.127 Observation 127 2.127.1 Contents Soms vroeg hij zich af of hij wel een sprankeltje talent had als het zo moeilijk moest ontstaan, zo bijziende, verkrampt en hopeloos, maar dan dacht hij aan Flaubert en Jeroen Brouwers die allang tevreden waren met een regel of drie vier per dag. En dat waren beroepsschrijvers, die werkten daar een hele dag aan, terwijl hij de zorg had voor de gemeenteschool, voor de Bond van Heemkunde, voor de regionale berichtgeving in De Morgen, voor de activiteiten in het kader van het Cultuurweekend en voor zijn gezin, Liliane en hun zoontje Corry, zijn oogappel. Goossens weegt het typoscript in zijn hand. Hij weet zeker dat de schepen van Cultuur aangenaam verrast was door het gewicht toen hij Cybele overhandigd kreeg. 'Maar Goossens, u bent op tijd, wij zijn dat niet gewoon bij artiesten.' <MATCH>'Ik heb misschien niet zoveel talent, mijnheer de schepen, maar ik kom mijn afspraken na.' 'Ik zal het zeker nog deze week proberen te lezen, maar u weet, deze week hebben we het debat over de aanbesteding van onze stedelijke bibliotheek.' 'Natuurlijk, mijnheer de schepen.' 'Cybele, Cybele, op het moment ontsnapt het mij, iets uit de oudheid, nietwaar?' 'De godin van de

vruchtbaarheid.' 'Juist, precies.' 2.127.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.127.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 1. P. Sg. 2. Verb eindeutig : +/(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.128 Observation 128 2.128.1 Contents Mitunter fragte er sich, ob er wohl ein Fünkchen Talent habe, wo es doch so mühevoll entstand, so kurzsichtig, verkrampft und hoffnungslos, aber dann dachte er an Flaubert und Jeroen Brouwers, die mit drei oder vier Zeilen am Tag längst zufrieden waren. Und das waren Berufsschriftsteller, die arbeiteten daran einen ganzen Tag, während er sich noch um die Gemeindeschule, den Verein fair Heimatforschung, die regionale Berichterstattung in De Morgen, die Aktivitäten im Zusammenhang mit dem Kulturwochenende und um seine Familie, Liliane und den Sohn Corry, seinen Augapfel, kümmern mußte. Goossens wiegt das Typoskript in seiner Hand. Er weiß genau, daß der Kulturdezernent vom Gewicht angenehm überrascht war, als er Cybele überreicht bekam. "Aber Goossens, Sie sind pünktlich, das sind wir von Künstlern nicht gewohnt." <MATCH>"Ich habe vielleicht nicht soviel Talent, Herr Dezernent, aber ich halte mich an Absprachen." "Ich werde ganz bestimmt noch diese Woche versuchen es zu lesen, aber Sie wissen, diese Woche haben wir die Debatte über die Ausschreibung unserer städtischen Bibliothek." "Natürlich, Herr Dezernent." "Cybele, Cybele, im Moment komme ich nicht darauf, etwas aus der Antike, nicht wahr?" "Die Göttin der Fruchtbarkeit." "Richtig. Genau." 2.128.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch.

Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.128.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 1. P. Sg. 2. Verb eindeutig : +/(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.129 Observation 129 2.129.1 Contents 'Laat maar,' zegt Meester Goossens. 'Dan laat ik je weer aan het werk.' Maar zij blijft staan. 'Kusje,' zegt ze. Meester Goossens kust. Toen ze besloten te bouwen wilde hij zijn bureau naast de veranda. Maar Liliane zei: 'O nee, <MATCH>dan ga je je daar uren en uren afsluiten en dan zie ik je niet. O nee, ik kan je niet zo lang missen, mijn hartje. Al van toen ik een klein meisje was heb ik een hekel aan deuren die op slot kunnen.' Vandaar dat hij nu aan zijn eikehouten bureautje zit in een annex van de woonkamer, van de woonkamer en de keuken gescheiden door een halve muur. De lucht van soep en uien daalt weerkaatst door het plafond over zijn haar en zijn papieren. Haar plotse gilletjes, als een breipen losschiet of als zij zich stoot, haar boeren en winden dringen door in zijn delicate, raadselachtige, creatieve gedachten waarvan de neerslag Cybele heeft besproeid. 2.129.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.129.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron red

1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 1. P. Sg. 2. Verb eindeutig : +/(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Parallele/Folge Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d 2.130 Observation 130 2.130.1 Contents "Laß nur", sagt Lehrer Goossens. "Dann lasse ich dich wieder arbeiten." Doch sie bleibt stehen. "Küßchen", sagt sie. Lehrer Goossens küßt. Als sie beschlossen, das Haus zu bauen, wollte er sein Arbeitszimmer neben der Veranda, aber Liliane sagte: "O, nein, <MATCH>dann schließt du dich da stundenlang ein und ich kann dich nicht sehen. Nein, ich kann dich nicht so lange missen, mein Herzblatt. Schon als kleines Mädchen habe ich Türen, die man abschließen kann, schrecklich gefunden." Deshalb sitzt er jetzt an seinem kleinen Eichenschreibtisch in einem Anhängsel des Wohnzimmers, das vom Wohnzimmer und der Küche durch eine halbhohe Wand getrennt ist. Der Geruch von Suppe und Zwiebeln senkt sich, von der Decke zurückgeworfen, auf seine Haare und seine Papiere. Ihre plötzlichen Aufschreie, wenn eine Stricknadel runterfällt oder wenn sie sich stößt, ihre Rülpser und Fürze durchdringen seine delikaten, rätselhaften, kreativen Gedanken, deren Niederschlag Cybele berieselt hat. 2.130.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.130.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 1. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und

Kohärenzbeziehung : Folge/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d 2.131 Observation 131 2.131.1 Contents 'Voorzichtig,' krijst Oma alsof hij, zoals zij, alles uit zijn handen laat vallen. Zij gunt Richard geen blik. Wel zegt zij in de woonkamer: 'Sibylle, hoe je die zatlap nog op het erf wilt.' 'Ach, hij doet zijn werk zeer behoorlijk.' 'Maar het is geen vakman. <MATCH>Je betaalt een vakman duurder maar je hebt daarna geen nare verrassingen.' Af en toe trilt Oma's linkerooglid. Als een vlinder. 'Richard weet alles van dieren,' zegt Maarten. 'Dieren van de jungle en van de woestijn. Op de universiteit moest hij eens een kangoeroe opensnijden.' 2.131.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.131.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron red 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Verb Person und Numerus : 2. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.132 Observation 132 2.132.1 Contents "Vorsichtig, kreischt Oma, als ob er, so wie sie, alles fallenließe. Sie gönnt Richard keinen Blick. Wohl aber sagt sie im Wohnzimmer: "Sibylle, daß du diesen Trunkenbold noch auf dem Hof duldest." "Ach, er macht seine Arbeit sehr gut." "Aber er ist kein Fachmann. <MATCH>Einem Fachmann bezahlst du etwas mehr, dafür bleiben dir dann auch böse Überraschungen erspart." Ab und zu zittert Omas linkes Augenlid. Wie ein Schmetterling. "Richard weiß alles über Tiere", sagt Maarten. "Über Tiere aus dem Dschungel

und aus der Wüste. Auf der Universität mußte er mal ein Känguruh aufschneiden." 2.132.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.132.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Kontrast/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.133 Observation 133 2.133.1 Contents 'Gedrag, gedrag. Die man staat elke dag welgemutst op, doet zijn werk en valt's avonds zat in zijn bed, wat wil je meer?' 'Een mooi voorbeeld voor Maarten!' 'Ik zal nooit een druppel drinken. Niet één in heel mijn leven.' <MATCH>'Goed zo, Maarten,' zegt Mama, maar zij meent het niet. 'Hij zal wel weer in de bak geraken, let op mijn woorden. En dan zullen jullie zeggen: Oma heeft het voorspeld.' 'Heeft Richard al in de bak gezeten, Mama?' Zij haalt haar schouders op, stapelt borden op elkaar. Zij laat haar kind in de steek. 2.133.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.133.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch

Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Erwartungsverletzung/Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.134 Observation 134 2.134.1 Contents "Benehmen, Benehmen. Dieser Mann steht jeden Tag gut gelaunt auf, macht seine Arbeit und fällt abends betrunken ins Bett, was willst du mehr?" "Ein schönes Vorbild für Maarten! "Ich werde nie - einen Tropfen trinken. Keinen einzigen in meinem ganzen Leben." <MATCH>"Brav, Maarten", sagt Mama, meint es aber nicht ernst. "Er wird wieder im Gefängnis landen, hört auf meine Worte. Und dann werdet ihr sagen: Oma hat's prophezeit." "War Richard schon mal im Gefängnis, Mama?" Sie zuckt die Achseln, stapelt Teller aufeinander. Sie läßt ihr Kind im Stich. 2.134.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.134.3 Labels Typ : 1 [V Si & SLi? V SLi?] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma

Kohärenzbeziehung : Erwartungsverletzung/Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.135 Observation 135 2.135.1 Contents Zij wil niet antwoorden omdat de oude vrouw erbij is, zij wil niet laten weten dat zij hem altijd zijn zin geeft. 'O.K.,' zegt Maarten. 'Vertel het mij een andere keer. Maar dan mag ik nog één mats?.' Zij bebotert er nog een, ontwijkt de terechtwijzende blik van de oude vrouw, metselt bruine suiker in de boter, veegt haar vingers af. <MATCH>Maarten pakt te gretig de wafel die middendoor breekt, maar hij kan de twee helften redden. Water gutst van achter zijn tong. Hij hapt. 'Niet mats,' zegt Oma. 'Maar matse. Dat betekent: ongezuurd brood.' 2.135.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.135.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.136 Observation 136 2.136.1 Contents Sie will nicht antworten, weil die alte Frau dabei ist, sie will nicht zeigen, daß er immer seinen Willen durchsetzt. "Okay", sagt Maarten. "Erzähl's mir eben ein anderes Mal. Aber darf ich dann noch eine Matz haben?" Sie bestreicht noch eine mit Butter, weicht dem zurechtweisenden Blick der alten Frau aus, streut braunen Zucker darauf, wischt sich die Finger ab. <MATCH>Maarten nimmt die Waffel zu gierig, die mittendurch bricht, aber er kann die zwei Hälften retten. Spucke gluckst unter seiner Zunge. Er beißt hinein. "Nicht Matz",

sagt Oma. "Sondern Matze. Das bedeutet: ungesäuertes Brot." 2.136.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.136.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.137 Observation 137 2.137.1 Contents Wanneer?' 'In de les over vreemde volken, hun zeden en gewoonten.' 'Je hebt een zes voor aardrijkskunde. Je zal het verkeerd begrepen hebben,' zegt Oma, die niet één naam kan onthouden, alleen cijfers. 'Ga naar je kamer, Maarten,' zegt Mama bits. <MATCH>In de badkamer drinkt hij snel drie glazen water achter elkaar, hij eet tandpasta, gorgelt met een restje van Papas aftershave, maar hij krijgt de smaak van de Joden niet uit zijn mond. Juffrouw Dora fietst de heuvel van het Kapellebos op als nooit tevoren. Vleugels heeft zij. De wind, alhoewel zoel en zwak, duwt in haar rug. Zij ademt in en uit met besliste stootjes. Zij will niet, zij zal niet vóór Kerstmis sterven, het zou te onrechtvaardig zijn, want zij moet het dameskoor Excelsior nog duchtig trainen voor het optreedt op Sinterklaasavond. 2.137.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.137.3 Labels

Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.138 Observation 138 2.138.1 Contents Wann?" "Im Unterricht über fremde Völker, ihre Sitten und Gebräuche." "Du hast eine Sechs in Erdkunde. Du wirst es nicht richtig verstanden haben", sagt Oma, die sich keinen einzigen Namen merken kann, nur Zahlen. "Geh in dein Zimmer, Maarten", sagt Mama spitz. <MATCH>Im Badezimmer trinkt er schnell drei Gläser Wasser hintereinander, er ißt Zahnpasta, gurgelt mit einem Rest von Papas After-shave, aber den Geschmack der Juden wird er nicht los. Fräulein Dora radelt den Hügel des Kapellewaldes hinauf wie nie zuvor. Flügel hat sie. Der Wind, obwohl lau und schwach, schubst sie in den Rücken. Sie atmet mit energischen kleinen Stößen ein und aus. Sie will nicht, sie wird nicht vor Weihnachten sterben, es wäre zu ungerecht, denn sie muß den Damenchor Excelsior, bevor er am Nikolausabend auftritt, noch tüchtig trainieren. 2.138.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.138.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.139 Observation 139 2.139.1 Contents Wanneer?' 'In de les over vreemde volken, hun zeden en gewoonten.' 'Je hebt een zes voor aardrijkskunde. Je zal het verkeerd begrepen hebben,' zegt Oma, die niet één naam kan onthouden, alleen cijfers. 'Ga naar je kamer, Maarten,' zegt Mama bits. In de badkamer drinkt hij snel drie glazen water achter elkaar, <MATCH>hij eet tandpasta, gorgelt met een restje van Papas aftershave, maar hij krijgt de smaak van de Joden niet uit zijn mond. Juffrouw Dora fietst de heuvel van het Kapellebos op als nooit tevoren. Vleugels heeft zij. De wind, alhoewel zoel en zwak, duwt in haar rug. Zij ademt in en uit met besliste stootjes. Zij will niet, zij zal niet vóór Kerstmis sterven, het zou te onrechtvaardig zijn, want zij moet het dameskoor Excelsior nog duchtig trainen voor het optreedt op Sinterklaasavond. 2.139.2 Origin 2.139.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.140 Observation 140 2.140.1 Contents Wann?" "Im Unterricht über fremde Völker, ihre Sitten und Gebräuche." "Du hast eine Sechs in Erdkunde. Du wirst es nicht richtig verstanden haben", sagt Oma, die sich

keinen einzigen Namen merken kann, nur Zahlen. "Geh in dein Zimmer, Maarten", sagt Mama spitz. Im Badezimmer trinkt er schnell drei Gläser Wasser hintereinander, <MATCH>er ißt Zahnpasta, gurgelt mit einem Rest von Papas After-shave, aber den Geschmack der Juden wird er nicht los. Fräulein Dora radelt den Hügel des Kapellewaldes hinauf wie nie zuvor. Flügel hat sie. Der Wind, obwohl lau und schwach, schubst sie in den Rücken. Sie atmet mit energischen kleinen Stößen ein und aus. Sie will nicht, sie wird nicht vor Weihnachten sterben, es wäre zu ungerecht, denn sie muß den Damenchor Excelsior, bevor er am Nikolausabend auftritt, noch tüchtig trainieren. 2.140.2 Origin 2.140.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.141 Observation 141 2.141.1 Contents Wanneer?' 'In de les over vreemde volken, hun zeden en gewoonten.' 'Je hebt een zes voor aardrijkskunde. Je zal het verkeerd begrepen hebben,' zegt Oma, die niet één naam kan onthouden, alleen cijfers. 'Ga naar je kamer, Maarten,' zegt Mama bits. In de badkamer drinkt hij snel drie glazen water achter elkaar, hij eet tandpasta, <MATCH>gorgelt met een restje van Papas aftershave, maar hij krijgt de smaak van de Joden niet uit zijn mond. Juffrouw Dora fietst de heuvel van het Kapellebos op als nooit tevoren. Vleugels heeft zij. De wind, alhoewel zoel en zwak, duwt in haar rug. Zij ademt in en uit met besliste stootjes. Zij will niet, zij zal niet vóór Kerstmis sterven, het zou te onrechtvaardig zijn, want zij moet het dameskoor Excelsior nog duchtig trainen voor het optreedt op Sinterklaasavond. 2.141.2 Origin -

2.141.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Rezipient 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Erwartungsverletzung Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.142 Observation 142 2.142.1 Contents Wann?" "Im Unterricht über fremde Völker, ihre Sitten und Gebräuche." "Du hast eine Sechs in Erdkunde. Du wirst es nicht richtig verstanden haben", sagt Oma, die sich keinen einzigen Namen merken kann, nur Zahlen. "Geh in dein Zimmer, Maarten", sagt Mama spitz. Im Badezimmer trinkt er schnell drei Gläser Wasser hintereinander, er ißt Zahnpasta, <MATCH>gurgelt mit einem Rest von Papas After-shave, aber den Geschmack der Juden wird er nicht los. Fräulein Dora radelt den Hügel des Kapellewaldes hinauf wie nie zuvor. Flügel hat sie. Der Wind, obwohl lau und schwach, schubst sie in den Rücken. Sie atmet mit energischen kleinen Stößen ein und aus. Sie will nicht, sie wird nicht vor Weihnachten sterben, es wäre zu ungerecht, denn sie muß den Damenchor Excelsior, bevor er am Nikolausabend auftritt, noch tüchtig trainieren. 2.142.2 Origin 2.142.3 Labels Typ : 6 [S(L)i V & X V Si] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens

2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Erwartungsverletzung Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.143 Observation 143 2.143.1 Contents Juffrouw Dora is vastbesloten te blijven leven tot Kerstmis, tot zij de kerstkribbe met zijn in bruin pakpapier gewikkelde beelden te voorschijn kan halen en opstellen in haar salon. Zij raakt amechtig boven op de heuvel en stapt van haar fiets. Het panorama met de boerderijen, de fabrieken, de bossen zal zij misschien nog onder de sneeuw kunnen zien. In een weide vlakbij spelen kinderen met een vlieger, zij sturen papieren vlinders naar de deinende, zwaaiende draak, boodschappen naar de hemel. Het past niet voor een lerares, maar Juffrouw Dora gaat op een berm naast de weg zitten. Eigenlijk zou ze nu een dutje willen doen, in het droge gras. <MATCH>Zij dommelt in maar spert dan haar ogen wijd open. Elk ogenblik dat zij de prooi is van dat kluwen van gretige wormpjes in haar lijf, moet zij inzetten voor de Heiland. Nu. Zij denkt aan haar Maarten. Hoe zoet het begon. Zij liep in de gang die de schoollokalen verbindt en hoorde de door sigarren aangetaste stem van de pastoor die, zeer toepasselijk in deze tijd waarin Arabieren en Joden elkaar naar het leven staan, bezig was over Absalom. 2.143.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.143.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : maar Kohärenzbeziehung : Kontrast/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a.

2.144 Observation 144 2.144.1 Contents Fräulein Dora ist fest entschlossen, bis Weihnachten am Leben zu bleiben, bis sie die Krippe mit den in braunes Packpapier eingewickelten Figuren herausholen und in ihrem Wohnzimmer aufstellen kann. Oben auf dem Hügel gerät sie außer Atem und steigt vom Fahrrad. Das Panorama mit den Bauernhöfen, den Fabriken, den Wäldern wird sie vielleicht noch schneebedeckt sehen können. Auf einer nahe gelegenen Wiese lassen Kinder Drachen steigen, sie schicken Schmetterlinge aus Papier zu den schaukelnden, tanzenden Drachen hinauf, Botschaften in den Himmel Obwohl es sich für eine Lehrerin nicht schickt, setzt sich Fräulein Dora an den Wegrand. Am liebsten würde sie jetzt im trockenen Gras ein Schläfchen halten. <MATCH>Sie nickt ein, sperrt die Augen dann aber weit auf. Sie muß jeden Augenblick, in dem sie die Beute des Knäuels gefräßiger Würmer in ihrem Leib ist, für den Heiland einsetzen. Jetzt. Sie denkt an ihren Maarten. Wie süß alles angefangen hat. Sie war den Korridor, der die Klassenzimmer verbindet, entlanggegangen und hörte die vom Zigarrenrauchen angegriffene Stimme des Pfarrers, der -sehr aktuell in dieser Zeit, in der sich Araber und Juden nach dem Leben trachten - über Absalom sprach. 2.144.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.144.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Kontrast/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.145 Observation 145 2.145.1 Contents Hommels zoemen om haar heen, aangelokt door de zoete zonnebrandolie.

Haar moeder vindt dat zij een nieuw leven moet beginnen, in een grote stad, en de kwalijke periode van haar huwelijk en haar leven op het platteland moet vergeten. Sibylle heeft een vaag idee van wat het huis waard is, maar hoeveel kost landbouwgrond hier de vierkante meter, en hoeveel Vierkante meter is er ook weer? 'Hoe groot is ons domein?' heeft zij ooit gevraagd aan Gerard, die met hun zoontje Maarten, zeven maanden oud, een gorgelend, verschrompeld en toch vet ventje, op zijn schoot zat te spelen. <MATCH>Gerard legde het kind zwijgend terug in de wieg, hij had het vertrouwde bittere trekje rond zijn liploze mond, weer dacht hij dat zij hem uitlachte, weer dacht hij wat hij de laatste tijd een paar keer uitgesproken had: 'De kruik gaat zo lang te water...' 'Domein?' zei hij toen, dwars door het gebrul van het kind. Jaren geleden. 'Terrein, bedoel ik.' 'Zeg dan terrein.' 2.145.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.145.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.146 Observation 146 2.146.1 Contents Vom süßen Sonnenöl angelockte Hummeln schwirren um sie herum. Ihre Mutter meint, daß sie ein neues Leben anfangen müßte, in einer großen Stadt, um die schlimme Zeit ihrer Ehe und das Leben auf dem Land zu vergessen. Sibylle weiß ungefähr, was das Haus wert ist, nur, wie teuer ist der Quadratmeter Grund hier, und wieviel Quadratmeter sind es gleich wieder? "Wie groß ist unsere Domäne?" hatte sie Gerard einmal gefragt, der mit ihrem Söhnchen Maarten auf dem Schoß, sieben Monate alt, ein gurgelndes, verschrumpeltes und doch fettes Kerlchen, spielte. <MATCH>Gerard legte das Kind schweigend in die Wiege zurück, er hatte den vertrauten, bitteren Zug um seinen lippenlosen Mund, wieder dachte er, daß sie ihn auslachte, wieder dachte er, was er in letzter Zeit ein paarmal ausgesprochen hatte: "Der Krug geht so lange zum Brunnen..." "Domäne?" hatte der gesagt, durch das Brüllen des Kindes

hindurch. Vor vielen Jahren. "Besitz, meine ich." "Dann sag auch Besitz". 2.146.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.146.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.147 Observation 147 2.147.1 Contents Hommels zoemen om haar heen, aangelokt door de zoete zonnebrandolie. Haar moeder vindt dat zij een nieuw leven moet beginnen, in een grote stad, en de kwalijke periode van haar huwelijk en haar leven op het platteland moet vergeten. Sibylle heeft een vaag idee van wat het huis waard is, maar hoeveel kost landbouwgrond hier de vierkante meter, en hoeveel Vierkante meter is er ook weer? 'Hoe groot is ons domein?' heeft zij ooit gevraagd aan Gerard, die met hun zoontje Maarten, zeven maanden oud, een gorgelend, verschrompeld en toch vet ventje, op zijn schoot zat te spelen. Gerard legde het kind zwijgend terug in de wieg, <MATCH>hij had het vertrouwde bittere trekje rond zijn liploze mond, weer dacht hij dat zij hem uitlachte, weer dacht hij wat hij de laatste tijd een paar keer uitgesproken had: 'De kruik gaat zo lang te water...' 'Domein?' zei hij toen, dwars door het gebrul van het kind. Jaren geleden. 'Terrein, bedoel ik.' 'Zeg dan terrein.' 2.147.2 Origin 2.147.3 Labels

Typ : 6 [S(L)i V & X V Si] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.148 Observation 148 2.148.1 Contents Vom süßen Sonnenöl angelockte Hummeln schwirren um sie herum. Ihre Mutter meint, daß sie ein neues Leben anfangen müßte, in einer großen Stadt, um die schlimme Zeit ihrer Ehe und das Leben auf dem Land zu vergessen. Sibylle weiß ungefähr, was das Haus wert ist, nur, wie teuer ist der Quadratmeter Grund hier, und wieviel Quadratmeter sind es gleich wieder? "Wie groß ist unsere Domäne?" hatte sie Gerard einmal gefragt, der mit ihrem Söhnchen Maarten auf dem Schoß, sieben Monate alt, ein gurgelndes, verschrumpeltes und doch fettes Kerlchen, spielte. Gerard legte das Kind schweigend in die Wiege zurück, <MATCH>er hatte den vertrauten, bitteren Zug um seinen lippenlosen Mund, wieder dachte er, daß sie ihn auslachte, wieder dachte er, was er in letzter Zeit ein paarmal ausgesprochen hatte: "Der Krug geht so lange zum Brunnen..." "Domäne?" hatte der gesagt, durch das Brüllen des Kindes hindurch. Vor vielen Jahren. "Besitz, meine ich." "Dann sag auch Besitz". 2.148.2 Origin 2.148.3 Labels Typ : 6 [S(L)i V & X V Si] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Possessor 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.149 Observation 149 2.149.1 Contents Hommels zoemen om haar heen, aangelokt door de zoete zonnebrandolie. Haar moeder vindt dat zij een nieuw leven moet beginnen, in een grote stad, en de kwalijke periode van haar huwelijk en haar leven op het platteland moet vergeten. Sibylle heeft een vaag idee van wat het huis waard is, maar hoeveel kost landbouwgrond hier de vierkante meter, en hoeveel Vierkante meter is er ook weer? 'Hoe groot is ons domein?' heeft zij ooit gevraagd aan Gerard, die met hun zoontje Maarten, zeven maanden oud, een gorgelend, verschrompeld en toch vet ventje, op zijn schoot zat te spelen. Gerard legde het kind zwijgend terug in de wieg, hij had het vertrouwde bittere trekje rond zijn liploze mond, <MATCH>weer dacht hij dat zij hem uitlachte, weer dacht hij wat hij de laatste tijd een paar keer uitgesproken had: 'De kruik gaat zo lang te water...' 'Domein?' zei hij toen, dwars door het gebrul van het kind. Jaren geleden. 'Terrein, bedoel ik.' 'Zeg dan terrein.' 2.149.2 Origin 2.149.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron potenziell red 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.150 Observation 150 2.150.1 Contents

Vom süßen Sonnenöl angelockte Hummeln schwirren um sie herum. Ihre Mutter meint, daß sie ein neues Leben anfangen müßte, in einer großen Stadt, um die schlimme Zeit ihrer Ehe und das Leben auf dem Land zu vergessen. Sibylle weiß ungefähr, was das Haus wert ist, nur, wie teuer ist der Quadratmeter Grund hier, und wieviel Quadratmeter sind es gleich wieder? "Wie groß ist unsere Domäne?" hatte sie Gerard einmal gefragt, der mit ihrem Söhnchen Maarten auf dem Schoß, sieben Monate alt, ein gurgelndes, verschrumpeltes und doch fettes Kerlchen, spielte. Gerard legte das Kind schweigend in die Wiege zurück, er hatte den vertrauten, bitteren Zug um seinen lippenlosen Mund, <MATCH>wieder dachte er, daß sie ihn auslachte, wieder dachte er, was er in letzter Zeit ein paarmal ausgesprochen hatte: "Der Krug geht so lange zum Brunnen..." "Domäne?" hatte der gesagt, durch das Brüllen des Kindes hindurch. Vor vielen Jahr 2.150.2 Origin 2.150.3 Labels Typ : 4 [V Si & X V Si,j] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.151 Observation 151 2.151.1 Contents Hij had de burgemeester natuurlijk geld toegestopt, veel te veel, maar dat had hij ervoor over. Als hij maar zeggen kon: 'Mijn linde, mijn terrein, mijn zeepziederij, mijn firma Olympia, mijn meststoffen, mijn vogeldodende chemicaliën, mijn vrouw Sibylle die ik om een onnozel misverstand in de steek zal laten, mijn zoontje Maarten met zijn lang, woest haar en amberen blik.' Achttienduizend vierkante meter? Is grond van een groene zone nu duurder of goedkoper omdat men er geen villa's mag bouwen? Zij mist Gerard op dergelijke ogenblikken, zijn gevoel voor precisie, orde, snelle beslissingen, zijn enthousiasme. <MATCH>De zakenvrienden dronken Whisky op het terras, bewonderden de boomgaard waarna Gerard onvermijdelijk riep: 'Hier is Christus nog niet voorbijgekomen.' Sibylle had de uitdrukking pittoresk gevonden, wortelend in Middeleeuwse spreuken, tot zij ontdekte dachet de

titel van een Italiaanse film was. Een van de redenen waarom haar moeder vindt dat zij hier weg moet is dat Maarten niet mag aarden op de dorpsschool. 'Hij wordt elke dag meer en meer een lompe boer,' zegt haar moeder. Sibylle komt er niet achter of Maarten het naar zijn zin heeft op de dorpsschool. De laatste weken bij voorbeeld is hij uiterst zenuwachtig. 2.151.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.151.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.152 Observation 152 2.152.1 Contents Er hatte dem Bürgermeister natürlich Geld zugesteckt, viel zu viel, aber das hatte er dafür übrig. Hauptsache, er konnte sagen: "Meine Linde, mein Besitz, meine Seifensiederei, meine Firma Olympia, meine Düngemittel, meine vogeltötenden Chemikalien, meine Frau Sibylle, die ich wegen eines albernen Mißverständnisses im Stich lassen werde, mein Sohn Maarten mit seinem langen, wuschligen Haar und den bernsteinfarbenen Augen". Achtzehntausend Quadratmeter? Ist Boden in einer Grünzone nun teurer oder billiger, weil man dort keine Villen bauen darf? In solchen Augenblicken vermißt sie Gerard, sein Gefühl für Präzision, Ordnung, schnelle Entscheidungen, seine Begeisterung. <MATCH>Die Geschäftsfreunde tranken Whisky auf der Terrasse und bewunderten den Obstgarten, wonach Gerard unvermeidlich rief "Hier ist Christus noch nicht vorbeigekommen." Sibylle hatte die Wendung, die sie an mittelalterliche Sprüche erinnerte, pittoresk gefunden, bis sie entdeckte, daß sie auf den Titel eines italienischen Films anspielte. Einer der Gründe, warum ihre Mutter findet, sie müsse hier weg, ist, daß Maarten sich nicht an die Dorfschule gewöhnen dürfe. "Er wird jeden Tag mehr ein grober Filz", sagt ihre Mutter. Sibylle kommt nicht dahinter, ob es Maarten in der Dorfschule gefällt. In den letzten Wochen zum Beispiel ist er äußerst nervös.

2.152.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.152.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.153 Observation 153 2.153.1 Contents Een zoon verwekken, een boom planten en nog iets, wat was het derde? Een wijnkelder aanleggen? Ik begin meer en meer te vergeten. Iedereen merkt het, niemand zegt er mij iets over. Wat zeggen ze onder elkaar? <MATCH>'Sibylle Ghyselen wordt vet, vadsig, loom, inert, zij vergeet alles, dat krijg je als je alleen bent, alleen wilt zijn, alleen moet zijn.' Een advertentie zetten. 'Gerestaureerde villa, nee landhuis, met rustieke, landelijke charme, twee badkamers in marmer, dubbele beglazing, vol tapijt, grote haard, wijde haard, open haard. Eigen waterbron. Bron met eigen water.' Je kunt het plenzen van de bron horen op het terras. 2.153.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.153.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH

Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.154 Observation 154 2.154.1 Contents Einen Sohn zeugen, einen Baum pflanzen und noch etwas, was war das dritte? Einen Weinkeller anlegen? Ich werde immer vergeßlicher. jeder merkt es, doch keiner spricht mich darauf an. Was werden sie wohl untereinander über mich reden? <MATCH>"Sibylle Ghyselen wird fett, faul, träge, introvertiert, sie vergißt alles, das kommt davon, wenn man allein ist, allein sein will, allein sein muß." Eine Anzeige aufgeben. "Restaurierte Villa, nein, Landhaus mit rustikalem, ländlichem Charme, zwei Marmorbäder, Doppelfenster, Teppichboden, großer Kamin. Eigener Brunnen. Brunnen mit eigenem Wasser." Man kann das Plätschern des Brunnens auf der Terrasse hören. 2.154.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.154.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.155 Observation 155 2.155.1 Contents Misschien heeft mijn moeder toch gelijk. Het platteland is voor de koeien. De zon schijnt nu pal in haar gezicht, de zonnebrandolie bereikt haar wimpers. De parasol verplaatsen. Het lijkt haar even moeilijk, onuitvoerbaar als de badkamer opruimen, onkruid wieden, hout hakken voor de verdoemde open haard, het strodak repareren zoals Richard nu doet, schrijlings op de nok van de schuur. <MATCH>Hij werkt niet, hij houdt zich vast aan de smeedijzeren windhaan. ('Ik wil geen rieten dak, Gerard.' 'Maar poesje, iedereen, alle schuren uit de omtrek hebben een rieten dak.' 'Ik wil stro, echt stro zoals het vroeger was.' Hij mompelde iets over de veel hogere verzekering. Zij verwachtte meer weerstand, hoopte erop. 2.155.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.155.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.156 Observation 156 2.156.1 Contents Vielleicht hat meine Mutter doch recht. Das flache Land ist für die Kühe. Die Sonne scheint ihr jetzt direkt ins Gesicht, das Sonnenöl erreicht ihre Wimpern. Den Sonnenschirm verrücken. Das erscheint ihr genauso schwierig, unausführbar, wie das Badezimmer aufzuräumen, Unkraut zu jäten, Holz für den verfluchten Kamin zu hacken oder das Strohdach zu reparieren, was Richard gerade tut, rittlings auf dem Dachfirst der Scheune. <MATCH>Er arbeitet nicht, er hält sich am schmiedeeisernen Wetterhahn fest. "Ich

möchte kein Reetdach, Gerard." "Aber Schatz, jeder, alle Scheunen in dieser Gegend haben ein Reetdach." "Ich möchte Stroh, richtiges Stroh, so wie es früher war." Er murmelte etwas über die viel höhere Versicherung. Sie erwartete mehr Widerstand, hoffte darauf. 2.156.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.156.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.157 Observation 157 2.157.1 Contents Hij werkt niet, hij houdt zich vast aan de smeedijzeren windhaan. ('Ik wil geen rieten dak, Gerard.' 'Maar poesje, iedereen, alle schuren uit de omtrek hebben een rieten dak.' 'Ik wil stro, echt stro zoals het vroeger was.' Hij mompelde iets over de veel hogere verzekering. <MATCH>Zij verwachtte meer weerstand, hoopte erop. Maar het werd stro, een halve meter dik, gebundeld, platgewalst, een korenveld op het dak met een onaardse goudgele brand als de zon erop stond. Een week later werd het levenloos, vaal, toen men er een produkt op spoot tegen brand. Zij voelde zich in de steek gelaten, verraden. 'Maar poesje, het moet, anders is het veel te gevaarlijk.' 'Dan is het maar gevaarlijk. 2.157.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.157.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.158 Observation 158 2.158.1 Contents Er arbeitet nicht, er hält sich am schmiedeeisernen Wetterhahn fest. "Ich möchte kein Reetdach, Gerard." "Aber Schatz, jeder, alle Scheunen in dieser Gegend haben ein Reetdach." "Ich möchte Stroh, richtiges Stroh, so wie es früher war." Er murmelte etwas über die viel höhere Versicherung. <MATCH>Sie erwartete mehr Widerstand, hoffte darauf. Aber sie bekam ihr Stroh, einen halben Meter dick, gebündelt, plattgewalzt, ein Kornfeld auf dem Dach, das wie ein überirdisches, goldgelbes Feuer aussah, wenn die Sonne darauf schien. Eine Woche später, als man es mit einem Brand- schutzmittel besprühte, wurde es leblos, fahl. Sie fühlte sich im Stich gelassen, verraten. "Aber Schatz, das muß sein, sonst ist es viel zu gefährlich." "Dann ist es eben gefährlich. 2.158.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.158.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : -

(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.159 Observation 159 2.159.1 Contents 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. <MATCH>In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. Gisteren beweerde Richard dat Bokkie zo schichtig was omdat het voelde dat zijn dood naderde, en dat Bokkie al het slagersmes voor zijn ogen zag. 'Maar Bokkie heeft nog nooit zo'n slagersmes gezien.' 2.159.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.159.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele

Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.160 Observation 160 2.160.1 Contents "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. <MATCH>Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. Gestern behauptete Richard, daß Bokkie so scheu sei, weil sie ihren nahenden Tod fühle, und daß Bokkie schon das Schlachtermesser vor Augen sehe. "Aber Bokkie hat noch nie so ein Schlachtermesser gesehen." 2.160.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.160.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a

2.161 Observation 161 2.161.1 Contents 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, <MATCH>zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. Gisteren beweerde Richard dat Bokkie zo schichtig was omdat het voelde dat zijn dood naderde, en dat Bokkie al het slagersmes voor zijn ogen zag. 'Maar Bokkie heeft nog nooit zo'n slagersmes gezien.' 2.161.2 Origin 2.161.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.162 Observation 162 2.162.1 Contents

"Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, <MATCH>sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. Gestern behauptete Richard, daß Bokkie so scheu sei, weil sie ihren nahenden Tod fühle, und daß Bokkie schon das Schlachtermesser vor Augen sehe. "Aber Bokkie hat noch nie so ein Schlachtermesser gesehen." 2.162.2 Origin 2.162.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.163 Observation 163 2.163.1 Contents De man staarde naar zijn hand als om te controleren of zij niet trilde. 'Ga zitten, zeg ik.' De commissaris had het ondoordringbare gezicht dat hij lang geleden in de

politieschool had leren opzetten. Zijn vrouw had er nooit aan kunnen wennen. Hij las een aantal gegevens voor. <MATCH>De man knikte zoals hij het had geleerd, hij aanvaardde alle bepalingen, alle geledingen. Hij had geen sokken aan. Er waren bloedspatjes te zien op zijn rechterenkel. De commissaris meende dat hij sissende geluidjes opving van de bebloede schoenen. 'Wij hebben alle tijd,' zei de commissaris. Het uitstervende stadje leverde weinig delinquenten op. 2.163.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.163.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.164 Observation 164 2.164.1 Contents Der Mann starrte auf seine Hand, als wollte er kontrollieren, ob sie nicht zitterte. "Setz dich, habe ich gesagt." Der Kommissar machte das undurchdringliche Gesicht, das er vor vielen Jahren auf der Polizeischule aufzusetzen gelernt hatte. Seine Frau hatte sich nie daran gewöhnen können. Erlas eine Anzahl Fakten vor. <MATCH>Der Mann nickte, wie er es gelernt hatte, er akzeptierte alle Ermittlungen, alle Schlußfolgerungen. Er trug keine Socken. Auf seinem rechten Knöchel waren Blutspritzer zu sehen. Der Kommissar meinte, von den blutbeschmierten Schuhen her zischende Geräusche zu hören. "Wir haben viel Zeit", sagte der Kommissar. Die aussterbende Kleinstadt brachte wenig Verbrecher ein. 2.164.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still.

2.164.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.165 Observation 165 2.165.1 Contents 'Wij hebben alle tijd,' zei de commissaris. Het uitstervende stadje leverde weinig delinquenten op. Sedert de textielindustrie was leeggebloed trok het jonge volk naar de grote stad. Op zijn agenda stond alleen Clara, een halfdove prostituée die de buurt overlast bezorgde met haar twaalf katten en die op een uitbrander wachtte in een van de vijf cellen van het huis. 'Voldoende tijd om ons leven te beteren, mijnheer de commissaris,' zei Lippens. <MATCH>De man bleef zijn mond met de gekloofde lippen en het paardegebit bewegen, hij slikte aldoor. 'Goed,' zei de commissaris, 'vertel eens.' 'Wat wilt ge weten?' 'Begin maar bij het begin.' De man verschoof ongemakkelijk zijn voeten. Lippens leunde slordig, met zijn hand op zijn holster, tegen de wand. 2.165.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.165.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens

2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.166 Observation 166 2.166.1 Contents "Wir haben viel Zeit", sagte der Kommissar. Die aussterbende Kleinstadt brachte wenig Verbrecher ein. Seit die Textilindustrie ausgeblutet war, wanderten die jungen Leute in die Großstadt ab. Auf seinem Terminkalender stand nur Clara, eine fast taube Prostituierte, die ihre Umgebung mit ihren zwölf Katzen belästigte und in einer der fünf Zellen der Wache auf eine Standpauke wartete. "Zeit genug, um unser Leben zu bessern, Herr Kommissar", sagte Lippens. <MATCH>Der Mann bewegte ständig seinen Mund mit den aufgerissenen Lippen und dem Pferdegebiß, er schluckte fortwährend. "Gut", sagte der Kommissar. "Erzähl mal." "Was wollen Sie wissen?" "Am besten, du fängst von vorne an." Der Mann verrückte unruhig seine Füße. Lippens lehnte sich nachlässig, die Hand am Halfter, an die Wand. 2.166.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.166.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Art 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.167 Observation 167

2.167.1 Contents Of de repetitie onderbreken, met een slappe hand over de wenkbrauwen wrijven, 'Jongens, ik kan niet meer, het spijt me, ik ben overwerkt.' Maar dat wordt natuurlijk overgebriefd aan de schepen op het stadhuis. 'Goossens loopt op zijn laatste beentjes.' 'Goossens heeft aids.' Nee, gewoon kwaad worden. <MATCH>Zijn ongebreidelde zucht naar perfectie krijgt de bovenhand, maakt zich van hem meester, hij gooit zijn script tegen de muur, hij slaat met de deuren, hij brult: 'Amateurs!' en rent naar zijn auto. Om kwart over elf is hij thuis, Liliane ligt al op één oor, en de sportuitzending begint, gedempt geluid, hij achterovergeleund, Pale Ale in de hand. Maar 'amateurs' mag hij niet roepen, want zij beogen niets anders te zijn dan onbetaalde vrijwilligers die hun nachtrust opoferen voor de kunst. Wat kan hij wel roepen? 'Onnozelaars'? 2.167.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.167.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Posspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Rezipient 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.168 Observation 168 2.168.1 Contents Oder die Probe abbrechen, mit einer schlaffen Hand über die Augenbrauen reiben, "Leute, ich kann nicht mehr, tut mir leid, ich bin überarbeitet." Doch das kommt natürlich dem Magistrat im Rathaus zu Ohren. "Goossens pfeift aus dem letzten Loch." "Goossens hat Aids." Nein, einfach böse werden. <MATCH>Seine zügellose Sucht nach Perfektion bekommt die Oberhand, überwältigt ihn, er schmeißt sein Skript an die Wand, schlägt die Tür zu, er brüllt: "Amateure!" und rennt zu seinem Auto. Viertel nach elf ist er dann wieder zu Hause, Liliane hat sich schon aufs Ohr gelegt, und die Sportsendung fängt an, gedämpfte Lautstärke, er zurückgelehnt, Pale Ale in der Hand. Doch er darf nicht "Amateure" brüllen, denn sie erheben gar

keinen Anspruch, etwas anderes als unbezahlte Freiwillige zu sein, die ihre Nachtruhe der Kunst opfern. Wie könnte er sie sonst anbrüllen? "Einfaltspinsel, Dummköpfe?" 2.168.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.168.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Posspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Rezipient 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.169 Observation 169 2.169.1 Contents Of de repetitie onderbreken, met een slappe hand over de wenkbrauwen wrijven, 'Jongens, ik kan niet meer, het spijt me, ik ben overwerkt.' Maar dat wordt natuurlijk overgebriefd aan de schepen op het stadhuis. 'Goossens loopt op zijn laatste beentjes.' 'Goossens heeft aids.' Nee, gewoon kwaad worden. Zijn ongebreidelde zucht naar perfectie krijgt de bovenhand, maakt zich van hem meester, <MATCH>hij gooit zijn script tegen de muur, hij slaat met de deuren, hij brult: 'Amateurs!' en rent naar zijn auto. Om kwart over elf is hij thuis, Liliane ligt al op één oor, en de sportuitzending begint, gedempt geluid, hij achterovergeleund, Pale Ale in de hand. Maar 'amateurs' mag hij niet roepen, want zij beogen niets anders te zijn dan onbetaalde vrijwilligers die hun nachtrust opoferen voor de kunst. Wat kan hij wel roepen? 'Onnozelaars'? 2.169.2 Origin 2.169.3 Labels

Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.170 Observation 170 2.170.1 Contents Oder die Probe abbrechen, mit einer schlaffen Hand über die Augenbrauen reiben, "Leute, ich kann nicht mehr, tut mir leid, ich bin überarbeitet." Doch das kommt natürlich dem Magistrat im Rathaus zu Ohren. "Goossens pfeift aus dem letzten Loch." "Goossens hat Aids." Nein, einfach böse werden. Seine zügellose Sucht nach Perfektion bekommt die Oberhand, überwältigt ihn, <MATCH>er schmeißt sein Skript an die Wand, schlägt die Tür zu, er brüllt: "Amateure!" und rennt zu seinem Auto. Viertel nach elf ist er dann wieder zu Hause, Liliane hat sich schon aufs Ohr gelegt, und die Sportsendung fängt an, gedämpfte Lautstärke, er zurückgelehnt, Pale Ale in der Hand. Doch er darf nicht "Amateure" brüllen, denn sie erheben gar keinen Anspruch, etwas anderes als unbezahlte Freiwillige zu sein, die ihre Nachtruhe der Kunst opfern. Wie könnte er sie sonst anbrüllen? "Einfaltspinsel, Dummköpfe?" 2.170.2 Origin 2.170.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : +

(pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.171 Observation 171 2.171.1 Contents Of de repetitie onderbreken, met een slappe hand over de wenkbrauwen wrijven, 'Jongens, ik kan niet meer, het spijt me, ik ben overwerkt.' Maar dat wordt natuurlijk overgebriefd aan de schepen op het stadhuis. 'Goossens loopt op zijn laatste beentjes.' 'Goossens heeft aids.' Nee, gewoon kwaad worden. Zijn ongebreidelde zucht naar perfectie krijgt de bovenhand, maakt zich van hem meester, hij gooit zijn script tegen de muur, <MATCH>hij slaat met de deuren, hij brult: 'Amateurs!' en rent naar zijn auto. Om kwart over elf is hij thuis, Liliane ligt al op één oor, en de sportuitzending begint, gedempt geluid, hij achterovergeleund, Pale Ale in de hand. Maar 'amateurs' mag hij niet roepen, want zij beogen niets anders te zijn dan onbetaalde vrijwilligers die hun nachtrust opoferen voor de kunst. Wat kan hij wel roepen? 'Onnozelaars'? 2.171.2 Origin 2.171.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.172 Observation 172 2.172.1 Contents Oder die Probe abbrechen, mit einer schlaffen Hand über die Augenbrauen reiben, "Leute, ich kann nicht mehr, tut mir leid, ich bin überarbeitet." Doch das kommt natürlich

dem Magistrat im Rathaus zu Ohren. "Goossens pfeift aus dem letzten Loch." "Goossens hat Aids." Nein, einfach böse werden. Seine zügellose Sucht nach Perfektion bekommt die Oberhand, überwältigt ihn, er schmeißt sein Skript an die Wand, <MATCH>schlägt die Tür zu, er brüllt: "Amateure!" und rennt zu seinem Auto. Viertel nach elf ist er dann wieder zu Hause, Liliane hat sich schon aufs Ohr gelegt, und die Sportsendung fängt an, gedämpfte Lautstärke, er zurückgelehnt, Pale Ale in der Hand. Doch er darf nicht "Amateure" brüllen, denn sie erheben gar keinen Anspruch, etwas anderes als unbezahlte Freiwillige zu sein, die ihre Nachtruhe der Kunst opfern. Wie könnte er sie sonst anbrüllen? "Einfaltspinsel, Dummköpfe?" 2.172.2 Origin 2.172.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.173 Observation 173 2.173.1 Contents Of de repetitie onderbreken, met een slappe hand over de wenkbrauwen wrijven, 'Jongens, ik kan niet meer, het spijt me, ik ben overwerkt.' Maar dat wordt natuurlijk overgebriefd aan de schepen op het stadhuis. 'Goossens loopt op zijn laatste beentjes.' 'Goossens heeft aids.' Nee, gewoon kwaad worden. Zijn ongebreidelde zucht naar perfectie krijgt de bovenhand, maakt zich van hem meester, hij gooit zijn script tegen de muur, hij slaat met de deuren, <MATCH>hij brult: 'Amateurs!' en rent naar zijn auto. Om kwart over elf is hij thuis, Liliane ligt al op één oor, en de sportuitzending begint, gedempt geluid, hij achterovergeleund, Pale Ale in de hand. Maar 'amateurs' mag hij niet roepen, want zij beogen niets anders te zijn dan onbetaalde vrijwilligers die hun nachtrust opoferen voor de kunst. Wat kan hij wel roepen? 'Onnozelaars'? 2.173.2 Origin

2.173.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : en Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.174 Observation 174 2.174.1 Contents Oder die Probe abbrechen, mit einer schlaffen Hand über die Augenbrauen reiben, "Leute, ich kann nicht mehr, tut mir leid, ich bin überarbeitet." Doch das kommt natürlich dem Magistrat im Rathaus zu Ohren. "Goossens pfeift aus dem letzten Loch." "Goossens hat Aids." Nein, einfach böse werden. Seine zügellose Sucht nach Perfektion bekommt die Oberhand, überwältigt ihn, er schmeißt sein Skript an die Wand, schlägt die Tür zu, <MATCH>er brüllt: "Amateure!" und rennt zu seinem Auto. Viertel nach elf ist er dann wieder zu Hause, Liliane hat sich schon aufs Ohr gelegt, und die Sportsendung fängt an, gedämpfte Lautstärke, er zurückgelehnt, Pale Ale in der Hand. Doch er darf nicht "Amateure" brüllen, denn sie erheben gar keinen Anspruch, etwas anderes als unbezahlte Freiwillige zu sein, die ihre Nachtruhe der Kunst opfern. Wie könnte er sie sonst anbrüllen? "Einfaltspinsel, Dummköpfe?" 2.174.2 Origin 2.174.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =

1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 1. Verb Semantik : Redeeinführung 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.175 Observation 175 2.175.1 Contents O nee, ik kan je niet zo lang missen, mijn hartje. Al van toen ik een klein meisje was heb ik een hekel aan deuren die op slot kunnen.' Vandaar dat hij nu aan zijn eikehouten bureautje zit in een annex van de woonkamer, van de woonkamer en de keuken gescheiden door een halve muur. De lucht van soep en uien daalt weerkaatst door het plafond over zijn haar en zijn papieren. Haar plotse gilletjes, als een breipen losschiet of als zij zich stoot, haar boeren en winden dringen door in zijn delicate, raadselachtige, creatieve gedachten waarvan de neerslag Cybele heeft besproeid. <MATCH>Beethoven is de grootste van ons allen, hij overwint de pijn. Want soms voelt Meester Goossens een neerslachtigheid die hij niet kan tegenhouden, alsof hij in het verkeerde lichaam zit, in een verkeerde wereld verkeert, in een vijandige tijd moet dwalen. Het overkwam hem laatst toen hij zijn eigen Corry zag babbelen met Maarten Ghyselen die bij het hek van de speelplaats op zijn moeder stond te wachten. Het contrast tussen beide jongens van dezelfde leeftijd deed hem pijn. Corry begint steeds meer op Lilianes broer johan te lijken, dezelfde stompe neus, die vooruitstekende onderlip, de ongave huid. Maarten is de schoonheid zelf. 2.175.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.175.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : ungebraucht 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.176 Observation 176 2.176.1 Contents Nein, ich kann dich nicht so lange missen, mein Herzblatt. Schon als kleines Mädchen habe ich Türen, die man abschließen kann, schrecklich gefunden." Deshalb sitzt er jetzt an seinem kleinen Eichenschreibtisch in einem Anhängsel des Wohnzimmers, das vom Wohnzimmer und der Küche durch eine halbhohe Wand getrennt ist. Der Geruch von Suppe und Zwiebeln senkt sich, von der Decke zurückgeworfen, auf seine Haare und seine Papiere. Ihre plötzlichen Aufschreie, wenn eine Stricknadel runterfällt oder wenn sie sich stößt, ihre Rülpser und Fürze durchdringen seine delikaten, rätselhaften, kreativen Gedanken, deren Niederschlag Cybele berieselt hat. <MATCH>Beethoven ist der Größte von allen, er besiegt den Schmerz. Denn manchmal überkommt den Lehrer Goossens eine Niedergeschlagenheit, gegen die er sich nicht wehren kann, als ob er im verkehrten Körper steckt, in einer verkehrten Welt verkehrt, in einer feindlichen Zeit umherirren muß. Erst kürzlich wieder überwältigte ihn ein solches Gefühl, als er seinen Sohn Corry im Gespräch mit Maarten Ghyselen beobachtete, der am Zaun des Schulhofes auf seine Mutter wartete. Der Kontrast zwischen den beiden gleichaltrigen Jungen schmerzte ihn. Corry ähnelt immer mehr Lilianes Bruder Johan, die gleiche Stumpfnase, die vorstehende Unterlippe, die unreine Haut. Maarten ist die Schönheit selbst. 2.176.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.176.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : ungebraucht 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma

Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.177 Observation 177 2.177.1 Contents Ik weet wel dat alle grote geesten tijdens hun leven uitgejouwd werden, maar je mag mij niet vragen om erbij te zijn.' Of zou hij vóór de voorstelling een gestencild blaadje aan de aanwezigen laten geven met een toelichting? Want tenslotte moet de gewone toeschouwer in één uur en een kwartier iets slikken en verteren waar híj maanden over heeft gedaan, maanden van studie en gepeins met behulp van mythologische encyclopedieën en referaten. Meester Goossens noteert driftig op een enveloppe van het ministerie: 'De wil als hoogste pijn brengt extase voort die uit zichzelfvoortkomt, een identieke extase als van de zuivere intuïtie. 'Als zij het dan nog niet snappen! <MATCH>Liliane komt binnen, zij vlijt zich tegen hem aan. 'Willy, ik weet niet wat ik heb. Ik ben zo ongedurig. Willy, moet het vogeltje niet eens bij het muisje op bezoek?' 'Zo meteen,' zegt Meester Goossens. 'Binnen tien minuten. 2.177.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.177.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.178 Observation 178 2.178.1 Contents Ich weiß, daß alle großen Geister zeit ihres Lebens ausgebuht werden, aber du darfst nicht von mir verlangen, dabei zu sein." Oder sollte er vor der Vorstellung ein

vervielfältigtes Blatt mit einer Erläuterung an die Anwesenden verteilen lassen? Denn schließlich soll der Zuschauer in Fünfviertelstunden etwas schlucken und verdauen, an dem er monatelang gearbeitet hat, Monate des Studiums und Grübelns mit Hilfe mythologischer Enzyklopädien und Aufsätze. Lehrer Goossens notiert zornig auf einen Umschlag des Ministeriums: "Der Wille als höchster Schmerz bringt Ekstase hervor, die aus sich selbst entsteht, eine Ekstase gleich jener der reinen Intuition." Wenn sie es dann immer noch nicht kapieren! <MATCH>Liliane kommt herein, schmiegt sich an ihn. "Willy, ich weiß nicht, was mit mir los ist. Ich bin so unruhig. Willy, muß das Vögelchen nicht mal wieder sein Mäuschen besuchen?" "Gleich", sagt Lehrer Goossens. "In zehn Minuten. 2.178.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.178.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.179 Observation 179 2.179.1 Contents 'Genoeg voor vandaag, het is je vierde al.' 'Moeder, laat hem toch.' 'Al die boter en die suiker, Sibylle! Hij moet leren zich te beheersen. Hij kan niet altijd zijn zin krijgen.' <MATCH>Haar linkerooglid trilt, zal ooit eens wegvliegen als een vlinder. Dan moet dat oog 's nachts onafgebroken in het donker blijven staren. 'Hoe dikwijls,' begint Oma, en gewoonlijk volgt er dan een klaagzang over vroeger, 'heeft Pappie jou ook niet gezegd dat je geen enkele discipline had, Sibylle, en dat je daar later voor zou moeten boeten.' 'Pappie was seniel,' zegt Mama. In een hoek van haar ongeverfde lippen, want waarom zou ze zich verven voor haar moeder? zit een splintertje bruine suiker, dat hij zou willen weglikken. 'Een beetje respect,' zegt Oma, vergaart de schilfertjes van de koeken in haar handpalm en laat ze in de asbak vallen.

2.179.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.179.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Posspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Folge/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.180 Observation 180 2.180.1 Contents "Genug für heute, das ist schon die vierte." "Ach Mutter, laß ihn doch." "Soviel Butter und Zucker, Sibylle! Er muß lernen, sich zu beherrschen. Er kann nicht immer alles kriegen, was er will." <MATCH>Ihr linkes Augenlid zittert, wird irgendwann einmal wie ein Schmetterling davonfliegen. Dann muß dieses Auge nachts ununterbrochen ins Dunkel starren. "Wie oft", beginnt Oma, und gewöhnlich folgt dann ein Klagelied über früher, "hat Pappi nicht auch dir gesagt, daß du kein bißchen Disziplin hast, Sibylle, und daß du später dafür wirst büßen müssen." "Pappi war senil", sagt Mama. In einer Ecke ihrer ungeschminkten Lippen - denn warum sollte sie sich für ihre Mutter schminken - klebt ein Körnchen braunen Zuckers, das er gern ablecken würde. "Etwas mehr Respekt", sagt Oma, sammelt die Krümel in ihre Hand und läßt sie in den Aschenbecher fallen. 2.180.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.180.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V]

Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : DP +def Posspron 1. Subjekt Bekanntheit : inferierbar 1. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Folge/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.181 Observation 181 2.181.1 Contents Niet één in heel mijn leven.' 'Goed zo, Maarten,' zegt Mama, maar zij meent het niet. 'Hij zal wel weer in de bak geraken, let op mijn woorden. En dan zullen jullie zeggen: Oma heeft het voorspeld.' 'Heeft Richard al in de bak gezeten, Mama?' <MATCH>Zij haalt haar schouders op, stapelt borden op elkaar. Zij laat haar kind in de steek. Zij is de dochter van de oude vrouw. 'Mama. Ik vraag je iets...' 'Maarten, schei uit met dat krijsen.' 'Waarom heeft hij in de bak gezeten? 2.181.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.181.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.182 Observation 182 2.182.1 Contents Keinen einzigen in meinem ganzen Leben." "Brav, Maarten", sagt Mama, meint es aber nicht ernst. "Er wird wieder im Gefängnis landen, hört auf meine Worte. Und dann werdet ihr sagen: Oma hat's prophezeit." "War Richard schon mal im Gefängnis, Mama?" <MATCH>Sie zuckt die Achseln, stapelt Teller aufeinander. Sie läßt ihr Kind im Stich. Sie ist die Tochter der alten Frau. "Mama, ich hab dich was gefragt..." "Maarten, du sollst nicht so schreien." "Warum war er im Gefängnis? 2.182.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.182.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis/Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.183 Observation 183 2.183.1 Contents 'Waarom heeft hij in de bak gezeten? Heeft hij iemand doodgedaan?' 'Een andere keer, Maarten.' 'Nee! Nu!' <MATCH>Zij wil niet antwoorden omdat de oude vrouw erbij is, zij wil niet laten weten dat zij hem altijd zijn zin geeft. 'O.K.,' zegt Maarten. 'Vertel het mij een andere keer. Maar dan mag ik nog één mats?.' Zij bebotert er nog een, ontwijkt de terechtwijzende blik van de oude vrouw, metselt bruine suiker in de boter, veegt haar vingers af. Maarten pakt te gretig de wafel die middendoor breekt, maar hij kan de twee helften redden. 2.183.2 Origin

Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.183.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.184 Observation 184 2.184.1 Contents "Warum war er im Gefängnis? Hat er jemand tot gemacht?" "Ein andermal, Maarten." "Nein! Jetzt!" <MATCH>Sie will nicht antworten, weil die alte Frau dabei ist, sie will nicht zeigen, daß er immer seinen Willen durchsetzt. "Okay", sagt Maarten. "Erzähl's mir eben ein anderes Mal. Aber darf ich dann noch eine Matz haben?" Sie bestreicht noch eine mit Butter, weicht dem zurechtweisenden Blick der alten Frau aus, streut braunen Zucker darauf, wischt sich die Finger ab. Maarten nimmt die Waffel zu gierig, die mittendurch bricht, aber er kann die zwei Hälften retten. 2.184.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.184.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert

1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.185 Observation 185 2.185.1 Contents Nu!' Zij wil niet antwoorden omdat de oude vrouw erbij is, zij wil niet laten weten dat zij hem altijd zijn zin geeft. 'O.K.,' zegt Maarten. 'Vertel het mij een andere keer. Maar dan mag ik nog één mats?.' <MATCH>Zij bebotert er nog een, ontwijkt de terechtwijzende blik van de oude vrouw, metselt bruine suiker in de boter, veegt haar vingers af. Maarten pakt te gretig de wafel die middendoor breekt, maar hij kan de twee helften redden. Water gutst van achter zijn tong. Hij hapt. 'Niet mats,' zegt Oma. 'Maar matse. 2.185.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.185.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.186 Observation 186 2.186.1 Contents Jetzt!" Sie will nicht antworten, weil die alte Frau dabei ist, sie will nicht

zeigen, daß er immer seinen Willen durchsetzt. "Okay", sagt Maarten. "Erzähl's mir eben ein anderes Mal. Aber darf ich dann noch eine Matz haben?" <MATCH>Sie bestreicht noch eine mit Butter, weicht dem zurechtweisenden Blick der alten Frau aus, streut braunen Zucker darauf, wischt sich die Finger ab. Maarten nimmt die Waffel zu gierig, die mittendurch bricht, aber er kann die zwei Hälften retten. Spucke gluckst unter seiner Zunge. Er beißt hinein. "Nicht Matz", sagt Oma. "Sondern Matze. 2.186.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.186.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.187 Observation 187 2.187.1 Contents Nu!' Zij wil niet antwoorden omdat de oude vrouw erbij is, zij wil niet laten weten dat zij hem altijd zijn zin geeft. 'O.K.,' zegt Maarten. 'Vertel het mij een andere keer. Maar dan mag ik nog één mats?.' Zij bebotert er nog een, <MATCH>ontwijkt de terechtwijzende blik van de oude vrouw, metselt bruine suiker in de boter, veegt haar vingers af. Maarten pakt te gretig de wafel die middendoor breekt, maar hij kan de twee helften redden. Water gutst van achter zijn tong. Hij hapt. 'Niet mats,' zegt Oma. 'Maar matse. 2.187.2 Origin 2.187.3 Labels

Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.188 Observation 188 2.188.1 Contents Jetzt!" Sie will nicht antworten, weil die alte Frau dabei ist, sie will nicht zeigen, daß er immer seinen Willen durchsetzt. "Okay", sagt Maarten. "Erzähl's mir eben ein anderes Mal. Aber darf ich dann noch eine Matz haben?" Sie bestreicht noch eine mit Butter, <MATCH>weicht dem zurechtweisenden Blick der alten Frau aus, streut braunen Zucker darauf, wischt sich die Finger ab. Maarten nimmt die Waffel zu gierig, die mittendurch bricht, aber er kann die zwei Hälften retten. Spucke gluckst unter seiner Zunge. Er beißt hinein. "Nicht Matz", sagt Oma. "Sondern Matze. 2.188.2 Origin 2.188.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a

2.189 Observation 189 2.189.1 Contents Nu!' Zij wil niet antwoorden omdat de oude vrouw erbij is, zij wil niet laten weten dat zij hem altijd zijn zin geeft. 'O.K.,' zegt Maarten. 'Vertel het mij een andere keer. Maar dan mag ik nog één mats?.' Zij bebotert er nog een, ontwijkt de terechtwijzende blik van de oude vrouw, <MATCH>metselt bruine suiker in de boter, veegt haar vingers af. Maarten pakt te gretig de wafel die middendoor breekt, maar hij kan de twee helften redden. Water gutst van achter zijn tong. Hij hapt. 'Niet mats,' zegt Oma. 'Maar matse. 2.189.2 Origin 2.189.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.190 Observation 190 2.190.1 Contents Jetzt!" Sie will nicht antworten, weil die alte Frau dabei ist, sie will nicht zeigen, daß er immer seinen Willen durchsetzt. "Okay", sagt Maarten. "Erzähl's mir eben ein anderes Mal. Aber darf ich dann noch eine Matz haben?" Sie bestreicht noch eine mit Butter, weicht dem zurechtweisenden Blick der alten Frau aus, <MATCH>streut braunen Zucker darauf, wischt sich die Finger ab. Maarten nimmt die Waffel zu gierig, die mittendurch bricht, aber er kann die zwei Hälften retten. Spucke gluckst unter seiner Zunge. Er beißt hinein. "Nicht Matz", sagt Oma. "Sondern Matze. 2.190.2 Origin

2.190.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.191 Observation 191 2.191.1 Contents 'Paasbrood,' zegt Mama. 'Het brood van de Joden. Die eten geen brood als wij, maar dit.' Een zure kramp schiet in zijn maag vol chocomel, de twee zonden, woede en gulzigheid, branden in zijn buik, in zijn slapen gonst het en bonst het, en het is niet tegen te houden, zijn lippen worden door ijzeren klauwen opengerekt, een geelbruine golf stort zich over het zeil van de tafel, de borden, Oma's jurk. 'Het zijn de Joden,' zegt hij, en de zoute verschroeiing bereikt zijn neusholten, zijn huig, zijn ogen. De twee vrouwen die hem wilden vergiftigen met dat joodse voedsel zijn overeind gesprongen, Mama wil hem vangen, <MATCH>hij slaat de gladde, van zonnebrandolie glanzende arm weg, hij richt een tafelmes naar Oma's linkeroog. 'Jullie spannen samen met de Joden! Achter mijn rug!' 'Welke Joden?' Opnieuw, opnieuw doet Mama alsof zij niet weet wat er bedoeld wordt, o wat is zij daar sterk in! De krakkemikkige oude vrouw met het verwrongen gezicht geeft een gesmoorde gil. 2.191.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.191.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : =

1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.192 Observation 192 2.192.1 Contents "Osterbrot", sagt Mama. "Das Brot der Juden. Die essen kein Brot wie wir, sondern dieses." Ein saurer Krampf schießt in seinen mit Kakao gefüllten Magen, die beiden Sünden, Wut und Gier, brennen in seinem Bauch, es pocht und hämmert in seinen Schläfen, und es ist nicht aufzuhalten, seine Lippen werden von eisernen Klauen aufgerissen, eine gelbbraune Welle ergießt sich über das Tischtuch, die Teller, Omas Kleid. "Das sind die Juden", sagt er, und das süße Brennen erreicht seine Nasenhöhlen, seinen Gaumen, seine Augen. Die beiden Frauen, die ihn mit diesem jüdischen Brot vergiften wollten, sind aufgesprungen, Mama will ihn halten, <MATCH>er schlägt den glatten, vom Sonnenöl glänzenden Arm weg, er richtet ein Messer auf Omas linkes Auge. "Ihr steckt mit den Juden unter einer Decke! Hinter meinem Rücken!" "Welche Juden?" Wiederum tut Mama so, als ob sie nicht wüßte, was gemeint ist. Oh, wie gut sie das kann! Die klapprige alte Frau mit dem verzerrten Gesicht stößt einen erstickten Schrei aus. 2.192.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.192.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = +

Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.193 Observation 193 2.193.1 Contents Haar dochter heft een dreigende hand met parelmoergelakte vingernagels. 'Sibylle,' zegt Oma, 'wat heb jij in Godsnaam aan die jongen wijsgemaakt?' 'Welke Joden, Maarten?' Hij struikelt over zijn woorden. 'Die viezerds, stinkerds, met hun baarden, die zich nooit wassen...' <MATCH>Mama trekt aan zijn T-shirt, zij knijpt zijn kin samen. 'Wie vertelt dat?' 'Dat weet iedereen toch.' 'Wie iedereen?' Zij doet hem pijn, haar nagels wroeten in zijn wang. 'Het was nog op de televisie veertien dagen geleden.' 2.193.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.193.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.194 Observation 194 2.194.1 Contents Ihre Tochter erhebt eine drohende Hand mit perlmuttfarben lackierten Fingernägeln. "Sibylle", sagt Oma. "Was um Himmelswillen hast du diesem Jungen erzählt?" "Welche Juden, Maarten?" Er stolpert über seine Worte. "Die dreckigen, stinkigen, mit den Bärten, die sich nie waschen..." <MATCH>Mama zerrt an seinem T-Shirt, sie preßt sein Kinn zusammen. "Wer sagt sowas?" "Das weiß doch jeder." "Wer ist jeder?" Sie tut ihm weh, ihre Nägel graben sich in seine Wange. "Vor vierzehn Tagen war's noch im

Fernsehen." 2.194.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.194.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele/Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.195 Observation 195 2.195.1 Contents ´Er zijn nog een paar alto´s die bijgeschaafd moeten worden,' heeft zij geantwoord. ´Schaaf dan maar,' gromde hij. Juffrouw Dora is vastbesloten te blijven leven tot Kerstmis, tot zij de kerstkribbe met zijn in bruin pakpapier gewikkelde beelden te voorschijn kan halen en opstellen in haar salon. Zij raakt amechtig boven op de heuvel en stapt van haar fiets. Het panorama met de boerderijen, de fabrieken, de bossen zal zij misschien nog onder de sneeuw kunnen zien. <MATCH>In een weide vlakbij spelen kinderen met een vlieger, zij sturen papieren vlinders naar de deinende, zwaaiende draak, boodschappen naar de hemel. Het past niet voor een lerares, maar Juffrouw Dora gaat op een berm naast de weg zitten. Eigenlijk zou ze nu een dutje willen doen, in het droge gras. Zij dommelt in maar spert dan haar ogen wijd open. Elk ogenblik dat zij de prooi is van dat kluwen van gretige wormpjes in haar lijf, moet zij inzetten voor de Heiland. Nu. Zij denkt aan haar Maarten. 2.195.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.195.3 Labels

Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP -def 1. Subjekt Bekanntheit : brandneu 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.196 Observation 196 2.196.1 Contents "An einigen Altstimmen muß noch gefeilt werden", hat sie geantwortet. "Feilen sie nur", brummte er. Fräulein Dora ist fest entschlossen, bis Weihnachten am Leben zu bleiben, bis sie die Krippe mit den in braunes Packpapier eingewickelten Figuren herausholen und in ihrem Wohnzimmer aufstellen kann. Oben auf dem Hügel gerät sie außer Atem und steigt vom Fahrrad. Das Panorama mit den Bauernhöfen, den Fabriken, den Wäldern wird sie vielleicht noch schneebedeckt sehen können. <MATCH>Auf einer nahe gelegenen Wiese lassen Kinder Drachen steigen, sie schicken Schmetterlinge aus Papier zu den schaukelnden, tanzenden Drachen hinauf, Botschaften in den Himmel. Obwohl es sich für eine Lehrerin nicht schickt, setzt sich Fräulein Dora an den Wegrand. Am liebsten würde sie jetzt im trockenen Gras ein Schläfchen halten. Sie nickt ein, sperrt die Augen dann aber weit auf. Sie muß jeden Augenblick, in dem sie die Beute des Knäuels gefräßiger Würmer in ihrem Leib ist, für den Heiland einsetzen. Jetzt. Sie denkt an ihren Maarten. 2.196.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.196.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP -def 1. Subjekt Bekanntheit : brandneu

1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Pl. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.197 Observation 197 2.197.1 Contents 'Nu.' Zij had nog altijd de mouw van zijn jeans jasje tussen haar vingers, zij wachtte op de stem en verving de stem door haar eigen, gejaagd, onderhuids gejakker: 'Dora, je tijd is aangebroken, de tijd van de ziekte, de " dodelijke knobbels in je lijf de tijd van één opdracht, de tijd van één ziel en die ziel is die van de jongen met de wilde haren, onschuldig als een van de kleine herders op weg naar de kribbe en alom belaagd door het kwaad.' 'Waarom luisterde je aan die deur?' 'Omdat meneer pastoor zo mooi kan vertellen.' 'Vind je?' <MATCH>Bijna elke dag van de volgende weken heeft zij hem haastig, met z'n tweetjes's middags in het overblijflokaal, voorgelezen, uit haar Nieuw Testament vooral, heeft zij aan hem verteld over haar geheim, hoe zij binnenkort met stukgereten weefsels in de wereld van de schaduwen zou opgenomen worden in het vagevuur. Zij heeft hem gelsneekt aan niemand te zeggen wie hem inwijdde in de ,waarheid, de weg en het leven, omdat nog altijd, zoals in e tijd van de catacomben, de ware christenen, de armen en de onschuldigen kunnen worden vervolgd door de liberalen, de socialisten en al de heidenen van tegenwoordig in de ofl'iciële scholen. In de volgende weken zong juffrouw Dora in de les, dat merkte zij trots en dankbaar, hoger, feller. Maarten en zij wisselden brandende blikken. Zij heeft hem het boek van Kanunnik Versijp gegeven dat handelt over Jezus als mens. O, mocht dit Nu blijven duren tot Kerstmis. 2.197.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.197.3 Labels Typ : 3 [V Si & V Si,j] Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron voll 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg.

2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/na 2.198 Observation 198 2.198.1 Contents Jetzt. Sie hielt noch immer den Ärmel seiner Jeans-Jacke zwischen den Fingern, sie wartete auf die Stimme und ersetzte die Stimme durch ihr eigenes, gejagtes, unterschwelliges Gehetze: >Dora, deine Zeit ist gekommen, die Zeit der Krankheit, der tödlichen Knoten in deinem Leib, die Zeit eines einzigen Auftrages, die Zeit einer einzigen Seele, und diese Seele gehört dem Jungen mit dem wuscheligen Haar, unschuldig wie einer der kleinen Hirten auf dem Weg zur Krippe und überall vom Bösen umzingelt.< "Warum hast du an der Tür gelauscht?" "Weil der Herr Pfarrer so schön erzählen kann." "Findest du?" <MATCH>In den Wochen darauf hat sie ihm fast jeden Mittag im Aufenthaltsraum der Schule, in dem nur sie beide waren, vorgelesen, vor allem aus dem Neuen Testament, sie hat ihm von ihrem Geheimnis erzählt, dass sie in Bälde mit zerfressenen Organen in die Welt der Schatten im Fegefeuer aufgenommen würde. Sie hat ihn angefleht, niemandem zu sagen, wer ihn in den Weg, die Wahrheit und das Leben eingeweiht hat, weil die wahren Christen, die Armen und Unschuldigen, wie in der Zeit der Katakomben, von den Liberalen, den Sozialisten und all den Heiden in den heutigen staatlichen Schulen verfolgt würden. In den Wochen darauf sang Fräulein Dora im Unterricht, das merkte sie stolz und dankbar, höher, lauter. Maarten und sie wechselten glühende Blicke. Sie hat ihm das Buch von Kanonikus Versijp gegeben, das von dem Menschen Jesus handelt. O, wenn dieses Jetzt bis Weihnachten dauern könnte! 2.198.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.198.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : -

Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : w/a 2.199 Observation 199 2.199.1 Contents <MATCH> 2.199.2 Origin 2.199.3 Labels Text : CH 2.200 Observation 200 2.200.1 Contents <MATCH>SIBYLLE VERHEGGE, die acht maanden geleden nog Sibylle Ghyselen heette, zit in haar bikini in een ligstoel op het terras haar teennagels parelmoer te lakken. Hommels zoemen om haar heen, aangelokt door de zoete zonnebrandolie. Haar moeder vindt dat zij een nieuw leven moet beginnen, in een grote stad, en de kwalijke periode van haar huwelijk en haar leven op het platteland moet vergeten. Sibylle heeft een vaag idee van wat het huis waard is, maar hoeveel kost landbouwgrond hier de vierkante meter, en hoeveel Vierkante meter is er ook weer? 'Hoe groot is ons domein?' heeft zij ooit gevraagd aan Gerard, die met hun zoontje Maarten, zeven maanden oud, een gorgelend, verschrompeld en toch vet ventje, op zijn schoot zat te spelen. 2.200.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.200.3 Labels Typ : 2. TS <> 'te' + Infinitiv Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a.

2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.201 Observation 201 2.201.1 Contents <MATCH>Sibylle Verhegge, die vor acht Monaten noch Sibylle Ghyselen hieß, sitzt im Bikini in einem Liegestuhl auf der Terrasse und lackiert sich die Fußnägel perlmuttfarben. Vom süßen Sonnenöl angelockte Hummeln schwirren um sie herum. Ihre Mutter meint, daß sie ein neues Leben anfangen müßte, in einer großen Stadt, um die schlimme Zeit ihrer Ehe und das Leben auf dem Land zu vergessen. Sibylle weiß ungefähr, was das Haus wert ist, nur, wie teuer ist der Quadratmeter Grund hier, und wieviel Quadratmeter sind es gleich wieder? "Wie groß ist unsere Domäne?" hatte sie Gerard einmal gefragt, der mit ihrem Söhnchen Maarten auf dem Schoß, sieben Monate alt, ein gurgelndes, verschrumpeltes und doch fettes Kerlchen, spielte. 2.201.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.201.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : inf enthaltend/brandneu verankert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d 2.202 Observation 202 2.202.1 Contents

'Tot waar, Irene?' Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar knieën. 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over <MATCH>Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. 2.202.2 Origin 2.202.3 Labels Typ : V2 & V2 <> VL & VL Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.203 Observation 203 2.203.1 Contents "Bis wohin, Irene?" Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. <MATCH>Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene

Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. 2.203.2 Origin 2.203.3 Labels Typ : 2 [S(L)i V & SLi V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : NP +def Eigenname 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + =/= Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.204 Observation 204 2.204.1 Contents 'Tot waar, Irene?' Irene toont met twee gestrekte poezelige vingers een grens boven haar knieën. 'Niet verder, Irene?' 'Maar Madame toch!' Hoog gegiechel. Sibylle droomt steeds dezelfde droom over Irene die een onbekende kamer met pluchen gordijnen en wijkende wanden binnenkomt, <MATCH>zich achteloos uitkleedt als voor het slapen gaan in haar eigen, eenzaam eenpersoonsbedje, zij heeft ragfijn perzikkleurig ondergoed aan, zij buigt zich voorover en wacht als op een nekslag, met haar handpalmen op haar knieën, en in de spiegelkast, hoger, donkerder en met meer ornamenten dan die in Sibylles slaapkamer verschijnt een vrouw die alleen een zeer kort Tshirt draagt en rijglaarsjes, de vrouw heeft geen gezicht maar wel Sibylles overvloedig kastanjekleurig haar. De vrouw wordt overweldigd door een mateloos

gevoel van deernis en vlijt zich tegen Irenes magere rug en snikt tot haar mond Irenes linkertepel vindt. In de boomgaard vechten de schapen met elkaar, zij bijten in elkaars vacht, stoten hun schedels tegen elkaar, elke keer een droge tak die knapt. Af en toe fladdert een parelhoen op, wit en grijs gespikkeld als een flard van een boerinnenschort. Het geitje Bokkie staat op zijn achterste poten en hapt naar twijgen van een appelboom. Maarten staat tegen Bokkie te praten, geleund op het wankele kruis van twee planken waar hij al de hele middag mee rondsjouwt. 2.204.2 Origin 2.204.3 Labels Typ : 1. TS <> Relativsatz Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.205 Observation 205 2.205.1 Contents "Bis wohin, Irene?" Irene zeigt mit zwei gestreckten pummligen Fingern eine Grenze über ihren Knien. "Nicht weiter, Irene?" "Aber Madame!" Hohes Kichern. Sibylle träumt immer den gleichen Traum von dem Mädchen. Irene kommt in ein fremdes Zimmer mit Plüschvorhängen und schrägen Wänden, <MATCH>zieht sich achtlos aus, wie sie es zum Schlafengehen in ihrem eigenen einsamen schmalen Bett tut, sie trägt hauchdünne, pfirsichfarbene Unterwäsche, sie beugt sich vor, die Handflächen auf den Knien, als erwarte sie einen Schlag in den Nacken, und im Spiegelschrank, höher, dunkler und mit mehr Ornamenten verziert als der in Sibylles Schlafzimmer erscheint eine Frau, die nur ein sehr kurzes T-Shirt und Schnürstiefel trägt, die Frau hat kein Gesicht, wohl aber Sibylles üppiges, kastanienbraunes Haar. Die Frau wird von einem maßlosen Gefühl innigen Mitleids ergriffen, schmiegt sich gegen Irenes mageren Rücken und schluchzt, bis ihr Mund Irenes linke Brustwarze findet. Im Obstgarten raufen die Schafe miteinander, sie beißen sich ins Fell, stoßen die Köpfe gegeneinander, jedesmal ein trockener Ast, der abbricht. Dann und wann flattert ein Perlhuhn auf, weiß und grau gesprenkelt wie ein Fetzen aus einer Bäuerinnenschürze. Die Ziege Bokkie steht

auf den Hinterbeinen und schnappt nach den Zweigen eines Apfelbaums. Maarten spricht mit Bokkie, er lehnt sich auf das wacklige Kreuz aus zwei Brettern, das er schon den ganzen Nachmittag herumschleppt. 2.205.2 Origin 2.205.3 Labels Typ : 7 [S(L)i V & Si V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : = 1. Subjekt Form : Null 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : + (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = Koordinator : Komma Kohärenzbeziehung : Parallele Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.206 Observation 206 2.206.1 Contents Kan hij de ketter Richard van zijn strodak laten dalen om hem te helpen? Nee, de man nipt net van zijn blikken pul die lekkere, alhoewel hersendodende drank bevat. (Terwijl ik verdomme straks een spons met azijn in mijn gezicht geperst zal krijgen.) Als hij nu zou opgeven, zijn solorit naar Goliath meteen, nu, hier beëindigen, zou dat een doodzonde zijn? Een doodzonde kun je ongedaan maken. Je kruipt in een houten hokje met een wand vol gaten, je vertelt je doodzonde, meneer pastoor luistert en neemt de doodzonde over op zijn eigen schouders, dan rekent meneer pastoor uit voor hoeveel kilo zonden je moet boeten, <MATCH>daar is een tarief voor, zoveel gewicht aan zonden is gelijk aan zoveel gewicht aan gebeden, en dat is het, de spons erover, en dan mag niemand beginnen te zeuren over dingen die voorbij zijn. Maar Maarten mag de dorpskerk niet binnen om dat biechthokje van nabij te bestuderen, waarover de jongens op school en juffrouw Dora hebben verteld, omdat zijn vader, zijn voorlopige aardse vader (die hem een familienaam heeft gegeven, die geld op de bank heeft gezet voor later als hij achttien jaar oud is en toen verdwenen is) een vrije denker is geweest, hetgeen Mama ook aan het vrije denken heeft gezet en dat is afschuwelijk en verschrikkelijk jammer want dat betekent dat die denkers in niets, maar dan ook helemaal niets geloven, dus is het niet te verwonderen dat Jezus er geen twee keer over nadenkt en hen na hun dood regelrecht naar de hel stuurt waar zij dag in dag uit nacht in nacht uit zullen verbranden, één onafgebroken derdegraadsverbranding in de helse zon onder de korst van de aarde. Maarten lijdt,

zweet, zijn hele lijf jeukt nu, maar hij lijdt niet genoeg. De Joden schoppen tegen zijn enkels, de Romeinen geven hem kopen kniestoten. Achiel de postbode in zijn Farizeeërspak gooit handenvol zand in zijn mond. En even onzichtbaar als de andere kwelduivels, maar toch dichterbij aanwezig, komt Meester Goossens in zijn ongekreukte stofjas uit de rij en bekijkt hem als zo vaak op de speelplaats met een opdringerige vriendschap, veel ongemakkelijker dan hoon, en zegt: 'Zo, Maarten, alles O.K.?' 2.206.2 Origin 2.206.3 Labels Typ : Struktur nicht parallel Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.207 Observation 207 2.207.1 Contents Kann er den Ketzer Richard vom Strohdach runtersteigen lassen, damit er ihm hilft? Nein, der Mann nippt gerade an seiner Feldflasche, die eine leckere, wenn auch hirntötende Flüssigkeit enthält. (Während man mir verflucht gleich einen Schwamm mit Essig ins Gesicht pressen wird.) Wenn er jetzt aufgeben würde, seine Solotour nach Goliath augenblicklich, jetzt, hier beendete, wäre das dann eine Todsünde? Eine Todsünde kann man ungeschehen machen. Man kriecht in ein Kämmerchen aus Holz mit einer Wand voller Löcher, man erzählt seine Todsünde, der Herr Pfarrer hört zu und lädt sich die Todsünde auf seine Schultern, dann rechnet der Herr Pfarrer aus, für wieviel Kilo Sünden man büßen muß, <MATCH>dafür gibt es einen Tarif, für soundsoviel Kilo Sünden soundsoviel Kilo Gebete, und das war's dann, Schwamm drüber, und dann darf niemand mehr über Dinge lamentieren, die vorbei sind. Doch Maarten darf nicht in die Dorfkirche hinein, um das Beichtkämmerchen aus nächster Nähe zu studieren, von dem die Jungen in der Schule und Fräulein Dora erzählt haben, weil sein Vater, sein vorläufiger irdischer Vater (der ihm einen Familiennamen gegeben hat, der Geld auf der Bank angelegt hat für später, wenn er achtzehn Jahre alt ist, und der dann verschwand) ein Freidenker gewesen ist, was auch Mama zum freien

Denken gebracht hat, und das ist abscheulich und jammerschade, denn das heißt, dass solche Denker an nichts, aber rein gar nichts glauben, also braucht man sich nicht zu wundern, daß Jesus nicht lange darüber nachdenkt und sie nach ihrem Tod geradewegs in die Hölle schickt, wo sie Tag für Tag, Nacht für Nacht brennen werden, eine unablässige Verbrennung dritten Grades in der höllischen Sonne unter der Erdkruste. Maarten leidet, schwitzt, sein ganzer Körper juckt jetzt, aber er leidet nicht genug. Die Juden treten ihm gegen die Knöchel, die Römer verpassen ihm Kopfnüsse und Kniestöße. Achtel, der Postbote in seinem Pharisäeranzug, wirft ihm Hände voll Sand in den Mund. Und genauso unsichtbar wie die anderen Quälgeister, aber doch konkreter vorhanden, tritt Lehrer Goossens in seinem faltenlosen Staubmantel aus der Reihe und betrachtet ihn wie so oft auf dem Schulhof mit einer aufdringlichen Freundschaft, viel unangenehmer als Hohn, und sagt: "So, Maarten, alles okay?" 2.207.2 Origin 2.207.3 Labels Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : Patiens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : + = + Koordinator : und Kohärenzbeziehung : Ereignis Lesart linkestes Nicht-Subjekt : e/a 2.208 Observation 208 2.208.1 Contents 'Laat maar,' zegt Meester Goossens. 'Dan laat ik je weer aan het werk.' Maar zij blijft staan. 'Kusje,' zegt ze. Meester Goossens kust. <MATCH>Toen ze besloten te bouwen wilde hij zijn bureau naast de veranda. Maar Liliane zei: 'O nee, dan ga je je daar uren en uren afsluiten en dan zie ik je niet. O nee, ik kan je niet zo lang missen, mijn hartje. Al van toen ik een klein meisje was heb ik een hekel aan deuren die op slot kunnen.' Vandaar dat hij nu aan zijn eikehouten bureautje zit in een annex van de woonkamer, van de woonkamer en de keuken gescheiden door een halve muur. De lucht van soep en uien daalt weerkaatst door het plafond over zijn haar en zijn papieren. Haar plotse gilletjes, als een breipen losschiet of als zij zich stoot, haar boeren en winden dringen door in zijn delicate, raadselachtige, creatieve gedachten waarvan de neerslag Cybele heeft besproeid.

2.208.2 Origin Claus, Hugo, De zwaardvis. CPNB Amsterdam. 2.208.3 Labels Typ : Koordinationsstelle <> Satzgrenze Sprache : Niederländisch Text : CH Subjekt : n.a. 1. Subjekt Form : n.a. 1. Subjekt Bekanntheit : n.a. 1. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Subjekt thematische Rolle : n.a. 2. Verb Person und Numerus : n.a. 2. Verb eindeutig : n.a. (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : n.a. Koordinator : n.a. Kohärenzbeziehung : n.a. Lesart linkestes Nicht-Subjekt : n.a. 2.209 Observation 209 2.209.1 Contents "Laß nur", sagt Lehrer Goossens. "Dann lasse ich dich wieder arbeiten." Doch sie bleibt stehen. "Küßchen", sagt sie. Lehrer Goossens küßt. <MATCH>Als sie beschlossen, das Haus zu bauen, wollte er sein Arbeitszimmer neben der Veranda, aber Liliane sagte: "O, nein, dann schließt du dich da stundenlang ein und ich kann dich nicht sehen. Nein, ich kann dich nicht so lange missen, mein Herzblatt. Schon als kleines Mädchen habe ich Türen, die man abschließen kann, schrecklich gefunden." Deshalb sitzt er jetzt an seinem kleinen Eichenschreibtisch in einem Anhängsel des Wohnzimmers, das vom Wohnzimmer und der Küche durch eine halbhohe Wand getrennt ist. Der Geruch von Suppe und Zwiebeln senkt sich, von der Decke zurückgeworfen, auf seine Haare und seine Papiere. Ihre plötzlichen Aufschreie, wenn eine Stricknadel runterfällt oder wenn sie sich stößt, ihre Rülpser und Fürze durchdringen seine delikaten, rätselhaften, kreativen Gedanken, deren Niederschlag Cybele berieselt hat. 2.209.2 Origin Claus, Hugo, Der Schwertfisch. Amsterdam, Klett-Cotta. Aus dem Niederländischen von Rosemarie Still. 2.209.3 Labels

Typ : 5 [V Si & Si,j V] Sprache : Deutsch Text : CH Subjekt : =/= 1. Subjekt Form : Perspron 1. Subjekt Bekanntheit : evoziert 1. Subjekt thematische Rolle : Experiencer 2. Subjekt thematische Rolle : Agens 2. Verb Person und Numerus : 3. P. Sg. 2. Verb eindeutig : (pro)nom. 'Nom./Akk.' adjazent : Koordinator : aber Kohärenzbeziehung : Kontrast Lesart linkestes Nicht-Subjekt : m/d

1 List of labels. 1.1 The label group 'Typ'

Recommend Documents