COMBINATIE SLIDES, CURSUS, NOTITIES, FORUM & INTERNET HOOFDSTUK 7, 8 en 9 -> primaten en hominiden ! ! ! (alles wat je moet weten van hoofdstuk 7, 8 en 9 staat op deze bladen, enkel de essentie en te kennen details)
Algemene kenmerken van de primaten 1. ledematen : behoud gescheiden beenderen in voorarm en voorbeen behoud sleutelbeen 2. extremiteiten : behoud primitieve vijfledige hand met vingers en tenen die onafhankelijk van elkaar bewegen geen klauwen meer maar ontwikkeling grijphand met kussentjes en nagels 3. lichaamshouding : geleidelijke oprichting van de romp (bipedalisme) 4. zintuigen : minder goed gehoor + ontwikkeling stereoscopisch en kleurzicht 5. gebit : behoud ongespecialiseerd gebit + reductie tanden + tandmorfologie 6. hersenen : toename hersenvolume (vooral associatieve delen) 7. voortplanting : vervolmaking placenta, verlenging zwangerschap en toename parentele investering (van multipare naar monopare dracht) 8. ontogenie : verlenging van fasen in de ontwikkeling van mens (mens leeft langer) 9. sociaal leven : groepsvorming en rolpatronen (hoofdstuk 10) 10. communicatie : gebarentaal 11. cultuur : voorwerpen produceren en gebruiken
In de les zagen we 4 ontwikkelingstendensen !!! 1) ontogenie 2) lichaamshouding -> bipedalisme 3) schedel EN hersenen = encefalisatietendens
1) ontogenie
= ontwikkeling van een individu van bevruchting tot dood = prenatale periode + postnatale periode
•
bij alle organismen loopt de vroege embryonale ontwikkeling gelijk !!!
( eerst ontstaan er kieuwbogen, deze ondergaan daarna differentiaties en worden gebruikt bij de vorming van organen of verdwijnen )
•
biogenetische wet of recapitulatiewet van Haeckel
( de ontogenie is een snelle en korte herhaling van de fylogenie ) -
ontogenie : ontwikkeling van de mens fylogenie : ontwikkeling van de soort
•
de ontogenie heeft 3 kenmerken !!!!
a) vertraging naarmate men hogerop gaat in de orde van de primaten is de mens trager gaan groeien Dit is HET typische kenmerk van de mens !
b) verlenging de ontwikkelingsstadia bij de mens duren langer dan bij andere primaten (ontogenische fasen) omdat er meer tot ontwikkeling moet gebracht worden!
c) acceleratie de foetale groeisnelheid bij de mens neemt toe MAAR er is GEEN verlenging van zwangerschap !!!
2) lichaamshouding BIPEDALISME ! ! ! maar dit is toch niet uniek voor de mens !!! Bavianen konden ook rechtop lopen maar niet zo perfect als de mens.
3) schedel en hersenen naarmate men opschuift in de orde van de primaten verandert de positie van gezicht / hersenen
omvang van de hersenen encefalisatie = hersengroei -> omvang en complexiteit van hersenen neemt toe !!! encefalisatiecoëfficiënt = verhouding van lichaamsomvang tot hersenomvang allometrische curve = de hersenen van de mens zijn 7 keer te groot voor het gemiddelde lichaam
•
studie (2005) De studie van de hersenen is zeer recent! Microcefalie = mensen met zeer kleine hersenen. Deze hebben meestal een mentale achterstand maar voor de rest is alles normaal. MCPHI (microcephaline) codeert voor de hersenomvang. Conclusie = een ongewoon hoge frequentie over heel de wereld !!!! REDEN = natuurlijke selectie -> tot 37000 jaar geleden was er hersengroei !!!!!!!
•
studie De selectiedruk op de hersenen gaat effectief door op de mens. In afrika komen er lagere frequenties voor = minder mutaties !!!!
VERKLARING = prefrontale cortex is groter bij de mens dan bij andere primaten (deel van de hersenen die zorgt voor emoties en gevoelens) TE ONTHOUDEN WOORDEN -
prefrontale cortex = deel van hersenen dat instaat voor emotionele en sociale functies cerebellum = kleine hersenen cerebrum = grote hersenen
GRAFIEK BLZ. 368 1) cerebellum komt ongeveer overeen met die van alle andere primaten 2) cellen van het ene deel van de hersenen verplaatsen naar het andere deel, naar het diepere deel -> de thalamus
De hersenen van de mens zijn uniek, dit gebeurt enkel bij ons :
1) hersenlateralisatie de linkerkant en de rechterkant van de hersenen heeft elk een eigen functie, bij dieren is dit niet zo. Links meestal voor spraak, rechts meestal verwerking informatie.
2) genexpressie Bij de mens werd er meer RNA geregistreerd, hoe meer RNA voor een gen, hoe groter de activiteit van dat gen !!!
3) migreren van cellen cross-over van cellen van ene deel naar andere deel, alleen bij de mens !!!
ENKEL 3 GROTE GROEPEN HOMINIDEN KENNEN : KENMERKEN + SITUEREN IN TIJD
1) AUSTRALOPITHECUS
-
4,5 miljoen jaar geleden, oost en zuid Afrika
geleek sterk op apen maar 1 groot verschil -> hij liep rechtop = bipedalisme
De Australophithecus liep rechtop omdat wouden verdwenen en grasvlakten ontstonden. Men kon niet meer schuilen in bomen en er waren geen vruchten meer om te eten. Daarom moest men soms lange afstanden afleggen om voedsel te vinden, het was dus aangewezen om rechtop te lopen, men kon zo ook beter uitkijken over het hoge gras en beschermen tegen vijanden !!!!!
-
eerder klein : 1 tot 1,5 m / tss 30 en 70 kg !!!!
-
platte neus, opvallend zware wenkbrauwen, vooruitgestoken kaak, kleine hersenen
het lichaam van een mens en het hoofd van een mensaap !!!!!!!!!!!!!
1) LUCY, de wereldberoemde australopithecus 1974 Ze werd gevonden in Oost-Afrika en was de eerste teruggevonden Australopithecus. Op het ogenblik van de vondst speelde het liedje ‘Lucy in the sky with diamonds’ van The Beatles in het kamp, daarom werd ze Lucy genoemd. Men is nog altijd niet zeker of het wel een vrouw was. Dit was een revolutionair skelet omdat het zo volledig was !!!
2) LAETOLI FOOTPRINTS
1978
= bewijs van bipedalisme !
Men heeft voetafdrukken van Australopithecus ouders en kinderen teruggevonden in de natgeregende vulkanische as.
3) TAUNG CHILD van DART
1925
Dart vond de schedel in een doos met fossielen die hij opgestuurd kreeg. Hij kwam tot de conclusie dat het Taung kind -> rechtop liep, menselijke tanden had en kleine hersenen. Hij was er van overtuigd dat het een voorouder moest zijn van de mens, een hominide. Hij noemde het de australopithecus africanus, zuidelijke mensaap uit afrika.
3 VERSCHILLENDE SOORTEN AUSTRALOPITHECUS
1) australopithecus afensis lucy en laetoli footprints / bipedalisme en klimvermogen / kleine hominide / kleine hersenen grote lichaamskracht / seksueel dimorfisme
2) kenyanhophus platyops moet je geen specifieke kenmerken van onthouden denk ik (kleine herseninhoud = logisch)
3) orrorin tugenosis In 2001 vond een Frans team een vonds van deze fossielen. Opmerkelijk : het was in CHAD, in centraal Afrika. Opnieuw discussie : is dit de eerste voorouder van de mens???
2) PITHECANTROPUS
1,8 miljoen jaar geleden
wordt nu ook algemeen de homo erectus genoemd ! ! ! ! !
2 SOORTEN
•
homo habilis = handige mens
-> transitievorm (overgangsvorm)
-
groter dan australopithecus MAAR toch klein : 1,2 tot 1,5 m / 4O kg grotere schedelinhoud dan australopithecus in staat om werktuigen te maken zijn hoofd geleek nog op dat van een aap maar minder als bij australopithecus
•
homo erectus = rechtopstaande mens ( volledig bipedaal )
-
groter dan homo habilis en grotere schedelinhoud dan homo habilis (max. 1200 cc) zeer begaafd in vervaardigen van werktuigen uitvinder van vuistbijl geografische spreiding => verliet als eerste Afrikaanse savanne (reden = vuur; denkt men) we weten dit omdat er ook vondsten zijn teruggevonden in Azië en Europa door het gebruik van vuur was men niet meer gebonden aan het klimaat 1,8 m / 70 kg
3) HOMO SAPIENS = verstandige mens
-
de archaïsche homo sapiens = de Neanderthaler dit is een tussenvorm van pithecantropus en hedendaagse mens herseninhoud : 1400 cc wij stammen niet af van de neaderthaler, wel van de cro-magnon mens
De Cro magnon mens werd terug gevonden in het Franse stadje Cro Magnon. Hij had dezelfde kaken, kin en herseninhoud als de huidige mens. De cro-magnon mens werd verstandiger en zijn werktuigen werden fijner. Daarom werd het zoeken naar voedsel gemakkelijker en had hij meer tijd om zich bezig te houden met andere dingen zoals kunst ! ! !
DE VRAAG IS = waar is de Neanderthaler naartoe ??????!!!!!
KADER OVER FYLOGENIE (soort samenvatting , dit moet je heel goed kennen !!!) (ontwikkeling van de soort)
Splitsing mensapen / eerste hominiden Splitsing genus homo / robuuste australopithecus Homo Habilis Homo Erectus Homo Sapiens ontstaat uit Homo Erectus Moderne Homo Sapiens
VERKLARING VOOR GEOGRAFISCHE VERSPREIDING 1) de continuïteitstheorie de mens is ontstaan op verschillende plaatsen in de wereld en ondergingen een gelijkaardig proces
polygenisme ( gene flow had hier een beperkt aandeel) de mens is ontstaan uit een aantal subspecies van homo erectus (volgens COON) en niet uit 1 paar : adam en eva = monogenisme multiregionaliteit (gene flow had hier zeer zeker een aandeel !!!) op hetzelfde moment evolueren erectus populaties tot homo sapiens sapiens
2) migratoire theorie de mens is ontstaan in Afrika en heeft zich daarna verspreid over de wereld (= out of africa theorie) 3 out of africa golven = -
homo erectus vroege homo sapiens moderne homo sapiens
BEWIJSMATERIAAL
-> de mitochondriale Eva
Het mitochondriale DNA zit in het cytoplasma. Differentiaties tussen dit mitochondriale DNA gebeurt alleen door mutaties !!!! Het aantal verschillen tussen 2 mitochondriale DNA types toont hun verwantschap. Hoe kleiner de verschillen tussen de 2 types hoe recenter ze een gemeenschappelijke voorouder hebben !!!!!!! enkel de migratoiretheorie kan dit verklaren ! de huidige mens is niet afkomstig van de Neanderthaler wij stammen af van een populatie van 2700 mensen
Hoofdstuk 9 gaat over => welke factoren hebben evolutie gestuurd en beperkt ??!! 1) fysiologische factoren = milieu 2) biologische factoren = ontwikkelingstendensen 3) sociaal – structurele factoren
1) fysiologische factoren = het milieu, de ecologie -
klimatologische schommelingen , de ijstijden bijvoorbeeld (glacials en interglacials) astronomische gebeurtenissen, weet ik geen voorbeeld van (astronomie = sterrenkunde) tectonische gebeurtenissen, aardbevingen (platentectoniek waardoor riften ontstaan)
de out of africa theorie In het oosten van Afrika was er oorspronkelijk een regenwoud. Door de geologische activiteit (tectonische gebeurtenis, aardbeving, aardverschuiving) ontstond er een rift -> east african rift valley. Dit is een 5000km lange tectonische breuklijn die het oosten en het westen van Afrika in 2 stukken deelt. Dit gebied is geologisch heel actief, als je op deze plaats sterft is er veel kans tot fossielvorming (grapje van thienpont = als je ambitie hebt om fossiel te worden hahahaha). Gepaard gaande met deze breuklijn waren er ook klimaatsveranderingen. In het oosten ontstonden savannes en in het westen bleef het oerwoud. In het westen ontwikkelden zich de hominiden en in het westen dus de chimpansees. Evolutionaire hotspots zijn plaatsen ten oosten van het rift waar op een snel tempo hominiden ontstaan zijn, een snelle evolutie m.a.w.
2) biologische factoren = de ontwikkelingstendensen (zie eerste blad !!!) - grijphand = handen gebruiken om te manipuleren, daarvoor zijn cognitieve hersenen nodig - gezichtszin = zorgt voor neurologische veranderingen (versta ik nie zo goe, is da zintuigen?) - bipedalisme = het skelet verandert, het belangrijkste gevolg -> handen kwamen vrij !!!! - positie van hoofd verandert dus ook = strottenhoofd ontwikkelen waardoor men kon praten - maturatieduur = mensen groeien trager en dit heeft gevolgen
Deze gevolgen zijn = de baby blijft langer hulpbehoevend dus er is een ondersteunende omgeving nodig waarin de baby kan opgroeien DUS een grotere parentele investering !!!!! De 2 strategieën ( r en K strategie) veranderen. De r strategie (zoveel mogelijk nakomelingen) verdwijnt en de K strategie wordt belangrijk !!!!
3) sociaal – culturele factoren
hersenen ontwikkelen : energie nodig : veel voedsel nodig : samenwerken => als men dit niet doet = evolutionaire effecten !!!! ontstaan gezin => verzameling van verschillende generaties samenwerking heeft een adaptief voordeel : voedsel maar ook ontwikkeling kind grote hersenen resultaat van 2 dynamieken : ecologisch (leren koken) en sociaal (kunnen functioneren in groep, kinderen delen met elkaar)
FEEDBACK CYCLUS (ZEER BELANGRIJK) = mensen delen met elkaar, ontstaan hersenen zorgt voor sociale omgeving !!!! DIT IS UNIEK VOOR DE MENS !!!!
• machiavellian intelligence DUNBAR => verband tussen neocortex en sociale omgeving de neocortex staat in voor sociale vaardigheden. We zijn aangepast aan het leven van 147 man en we zijn cognitief in staat om om te gaan met 147 man. Dit is veel voor een primaat !!!! een selectiedruk op de ontwikkeling van de sociale intelligentie je schuift individuele belangen opzij voor groepsbelangen, dit kan gevaarlijk zijn !
CONCLUSIE = sociale evolutie is resultaat van biologische evolutie
Nog een anekdote van thienpont = Gone en associations of zoiets, een bedrijft dat niet werkt met managers maar wel met afdelingen van 150 man. Dit werkt zonder hiërarchische structuur. Als er meer dan 150 man is dan moet er een nieuwe afdeling komen.
ALLES OVER HOOFDSTUK 10 EN 11 (slides, boek, notities, forum en internet)
De inkadering van sociaal gedrag binnen de evolutie = -
aantonen dat sociaal gedrag adaptief geweest is -> contextuele benadering aantonen dat er een selectiedruk is geweest -> contextuele benadering aantonen dat het in overeenstemming is met evolutietheorie -> analytische benadering = hoofdstuk 10 !!!!
geslachtelijke soorten die met elkaar samenwerken ijveren net iets meer voor zichzelf !
Er zijn 3 evolutionaire analytische benaderingen van sociaal gedrag !!!
1) de sociobiologie (gedrag in teken van overdracht genen) 2) de gedragsecologie (gedrag in teken van verwerven van hulpbronnen) 3) evolutionaire psychologie (werking van het brein is een evolutionaire adaptatie)
1) sociobiologie -
gedrag staat in teken van overdracht genen maximalisatie van inclusive fitness = eigen fitness + verwantenfitness kijken naar verschillen tussen individuen niet kijken naar individueel gedrag maar naar gevolgen van individueel gedrag sociobiologie is niet gelijk aan sociale biologie (interactie biologie en sociaal – culturele factoren) !!!
profiel van vroege sociobiologie studies van gedrag van dieren en daarna toegepast op de mens men legt de nadruk op aanpassing aan het milieu na 1975 snelle ontwikkelingen o.a. met Wilson : sociobiology, the new synthesis
oorsprong van de sociobiologie
sociaal gedrag is universeel sociaal gedrag moet dus biologische voordelen gehad hebben
Voordelen = paring en zorgen voor nakomelingen, bescherming en voeding, milieu naar je hand zetten, arbeidsverdeling,
Nadelen = infectieziekten, competitie binnen groepen, sociale ongelijkheid, inteelt bij kleine groepen
2) gedragsecologie benadert een speciaal soort adaptatie -> gedragsmatige adaptatie !!!
-
men gaat eerst naar de omgeving kijken het gedrag is een systeem om hulpbronnen te verwerven de mens heeft een heel flexibel gedrag, weinig adaptive lag de manier waarop men zich gedraagt is geen resultaat van omgeving waarin je nu zit maar wel resultaat van vorige omgeving
NATUURLIJKE HULPBRONNEN
Somatische inspanningen levensonderhoud
reproductieve inspanningen
(lichamelijke)
nakomelingen
Parentale investering
partnerkeuze
Enkele voorbeelden die zeker moeten gekend zijn bij de gedragsecologie, staan niet in boek =
•
life history traits = levensloopkenmerken bv. leeftijd van huwelijk
• gedragsecologie legt nadruk op verschil reproductie en fitness !!!!!!!!!!!!!!!!! het is niet omdat je kinderen krijgt dat je daarom fitness gerealiseerd hebt, die kinderen moeten eerst ook groot worden en zelf kinderen krijgen !
• Kung San jagers verzamelaars er is een zeer groot geboorte-interval nl. 4 jaar, de gezinsomvang is vrij klein nl. 3,8, men denkt dat dit te maken heeft met ecologische omstandigheden
• back – load model in het droogseizoen moet de vrouw water gaan halen op afstand met een kruik op het hoofd. Tot op de leeftijd van 4 jaar dragen ze het kind mee op de rug. Wat men daaruit kan afleiden versta ik niet !!!!! :s
3) evolutie psychologie
-
we zien de omgeving en verwerken deze informatie uit de omgeving cognitief
-
de structuur van het brein zorgt voor ons gedrag KERNPUNT 1
-
de evolutie van ons brein is een evolutionaire adaptatie
-
we hebben een social map
-
in de jaren ’70 en ’80 ontstaat het concept : epigenetische regels
KERNPUNT 2
EPIGENETISCHE REGELS
->
2 stellingen
1) modulaire organisatie van ons brein Ons brein heeft een aantal inputsystemen (dit zijn modules) , zoals het gezicht, taal, het gehoor. Deze zitten in ons brein met een doel. Het zijn als het ware stuurprogramma’s op de computer. Zijn deze stuurprogramma’s er niet, dan werkt de pc niet. Ze werken altijd op dezelfde manier. Ze zijn informationally encapsulated, dit wil zeggen dat ze afhankelijk zijn van je rationele kennis. VOORBEELD : de müller – lyer illusie
dit is informationally encapsulated !!!! we weten het maar toch zien we het niet !!!
DOEL => je moet in staat zijn om op een snelle manier informatie te verwerken. Als je aangevallen wordt door een panter moet je niet beginnen denken aan de verwantschap met een kat !!!
VOORBEELD : two views of the mind Gedaan met beweren dat ons brein leeg is en dat we er alles kunnen meedoen. Er zit meer in de hersenen dan alleen maar leerprocessen !!!
2) rol van de omgeving De structuur van onze hersenen is niet aangepast aan onze omgeving maar wel aan de omgeving van 3 miljoen jaar geleden = pleistoceen. Dit is niet dezelfde omgeving waarin we nu leven. Het brein is afgestemd op EEA : environment of evolutionary adaptedness !!! dit is nonsens !!!!!!!!!! de logica ervan was juist, maar het gebruik ervan verkeerd ! ! !
er ontstaat een discrepantie tussen structuur van hersenen en omgeving ! dit komt omdat onze omgeving steeds meer een cultureer & sociaal karakter heeft we moeten dit nu nog bewijzen !!! Dit doen we door domme voorbeelden, bv. spinnen : we zijn bang van spinnen, maar we weten dat ze ongevaarlijk zijn. Toch zijn we er bang van. Vroeger was dit wel van belang, het kon een verschil maken van leven en dood. Een tweede voorbeeld is de paper pencil steekproef.
DE SOCIOBIOLOGISCHE CONTROVERSE Dit is ontstaan in 1975 door Wilson zijn ‘ sociobiology, the new synthesis ‘. Hij zei dat er nog een ander soort biologie is dan de moleculaire genetica met een heel andere basis. KERNPUNT : het idée fixé : alles wat biologisch is ligt voor eeuwig en altijd vast ! ! ! ! ! ! ! Lewontin en Gould konden niet geloven dat gedrag historisch bepaald is. Ook al is dit niet wat Wilson beweerde. Het statement van Wilson leverde enorm veel kritiek op ! ! !
Reactie daarop => sociobiologie is sociaal darwinistisch, deterministisch…
WAAR KOMT CAPACITEIT VAN SOCIAAL GEDRAG VANDAAN ???? HOE HEEFT MEN DIT KUNNEN SELECTEREN???
probleem = altruïsme (hulp bieden aan anderen ten koste van je eigen belang) (dit remt de fitness van een individu af en bevordert fitness van ander individu)
Paradox = altruïsme komt bij alle soorten voor ? Als het biologisch adaptief is, hoe heeft men dit dan geselecteerd? Altruïsten vertonen dit gedrag en planten zich toch niet voort?
2 mogelijke verklaringen = groepsselectie & inclusive fitness
1) groepsselectie = altruïsten zijn helden, ze doen het voor de groep. De groepsselectie is geen goeie verklaring. Want altruïsme gebeurt op niveau van het individu en niet op niveau van de groep.
2) inclusive fitness (verwantenselectie) = dit is wel een goeie verklaring. Het altruïstisch gedrag vermindert de eigen reproductieve fitness maar verhoogt de fitness van verwanten. MAAR : de verwante bevat ook een deel van het genetisch materiaal van de altruïst !!!! Als de verwanten zich meer gaan produceren worden de genen van de altruïst ook doorgegeven. Dus altruïsme kan verklaard worden via natuurlijke selectie !!!!
inclusive fitness = eigen fitness (reproductieve fitness + verwantenfitness)
‘ The selfish gene’ van Hamilton (een boek dat hij geschreven heeft over altruïsme en genen) << altruïsme is eigenlijk een egoïsme van de genen >>
Wederzijds altruïsme
(reciprociteit = wederkerigheid)
begrip van Trivers 2 kernpunten = ook altruïsme onder niet-verwanten + gedrag is i.f.v. wat anderen doen
VOORBEELD : het dilemma van de gevangene
-> tit for tat strategie
Als men niet samenwerkt is het eindresultaat in alle gevallen lager dan dat men wel samenwerkt. Niet samenwerken, dus zelfzuchtigheid, loont alleen als je de enige bent in het spel of als je het maar 1 keer speelt.
VERKLARING VOOR WEDERZIJDS ALTRUISME
Als de één iets doet voor de ander, dan zal de ander iets terug doen op later tijdstip
Mensen zullen samenwerken als = 1) ze elkaar meer dan 1 keer ontmoeten 2) als ze weten hoeveel keer ze elkaar nog zullen ontmoeten 3) als er geen verschil is tussen baten op korte termijn en baten op lange termijn
TIT FOR TAT STRATEGIE
De tit for tat strategie houdt in dat je je constant samenwerkend opstelt en daarna het gedrag van de ander kopieert. Je start dus met volle vertrouwen en stelt je pas vijandig op als de ander dit doet. De strategie berust dus op 2 regels : 1) samenwerken bij eerste zit 2) doen bij iedere volgende zet wat de ander deed bij de vorige zet !!!
wederkerigheid (reciprociteit) word een ESS = evolutionaire stabiele strategie de andere strategieën maken geen kans meer (bv. free riders) en worden niet meer toegepast, de hele populatie handelt op dezelfde wijze, iedereen handelt zelfzuchtig, de mensen met een alternatieve strategie zullen lagere fitness hebben dan degene die de ESS volgen, reciprociteit wordt de dominante strategie !
SOCIOBIOLOGIE VANDAAG
STRONG – REPROCITY -> altruïsme overstijgt bij de mens ten opzichte van de dieren = mensen belonen en straffen, ook al zijn ze er niet zelf bij betrokken Bv. als er een kind omvergereden wordt is iedereen boos op dader Kortom -> beloning voor samenwerking, bestraffing voor normovertreding
ULTIMATUM GAME 2 personen, persoon A en persoon B Persoon A heeft een som geld om te verdelen Persoon B kan dit accepteren of weigeren Als persoon B dit accepteert, dan is er een verdeling van het geld Als persoon B dit weigert, dan hebben beiden niets
Conclusie => aanbod onder de 25% wordt altijd geweigerd !!!! Reden = norm of fairness !!!!
EVOLUTIE VAN SOCIALE LEVEN BIJ HOMINIDEN -> push factoren
1) hulpeloosheid van het mensenkind, de mens groeit traag het kind heeft behoefte aan hulp. Daarom ontstaat een gezin. Relaties tussen mannen en vrouwen duurden veel langer. Zo kon men het kind intensief en langer opvoeden daardoor kon men ook de genen veilig stellen voor de volgende generatie.
2) voedselverwerving door de hersengroei heeft men meer energie nodig, dus meer voedsel. Het levert voordelen als men samenwerkt om voedsel te verzamelen. Men evolueert van aaseters naar jagerstypes.
3) wapens
Als men in groep werkt dan daalt het agressief gedrag waardoor de overlevingskansen vergroten. Een groep is ook een beschermende factor tegen andere mensengroepen. ( ZIE BALANCE OF POWER HYPOTHESE BLZ 574)
Interpopulatievariabiliteit : biologische verschillen tussen populaties
TAXONOMIE = wetenschap van biologische classificatie = indelen van organismen op basis van natuurlijke verwantschap het begrip werd uitgevonden door francois bernier ( volgens thienpont positief als je dat weet) Francois Bernier heeft de populatie ingedeeld in 5 rassen: - Europa, Noord - Afrika, India en het nabije oosten - sub Sahara Afrika - Aziaten - Lappen in Noorwegen - zwarten in Zuid - Afrika met de inboorlingen in Amerika wist hij niet wat aan te vangen ! ! !
Linneaus = indelen van populatie in 4 rassen 1) 2) 3) 4)
blanke Europeanen rode Amerikanen zwarte Afrikanen Donkere Aziaten
deze rassenclassificaties waren racistisch ! ! ! (17e en 18e eeuw) kritiek op deze theorieën van Lewontin !
TAXONOMIC FALLACY -> bio antropologisch is het taxonomisme mislukt! Men kan de biologische en culturele verschillen niet uit elkaar houden. Kinderen uit een gemengd huwelijk worden onder 1 ras gebracht. Maar biologisch behoort dit kind tot 2 rassen. De taxonomic fallacy is dus een denkfout in het classificeren van populaties. Er ontstaan daardoor racistische theorieën. Men gaat alleen kijken naar het fenotype, het uiterlijk, pas later gaat men kijken naar de genen!!!
Wat zegt Blumenbach over rassen? (het begrip ‘caucasions’) Volgens hem zijn alle volkeren ontstaan op dezelfde plaats en zijn dus gelijkwaardig. Daardoor deelt hij de mensen in op basis van uiterlijke schoonheid. Hij zegt dat de mens ontstaan is in het Kaukasusgebergte en de Europeanen leunen het dichtst aan bij de paradijselijke perfectie.
Het begrip RAS = populatie die zich onderscheidt van andere populaties door 1 of meerdere verschillen in significante allellenfrequenties de vraag is: wat is significant? Welke allellenfrequenties? Bij een ras spreken we over biologische en genetische verschillen. We moeten goed het onderscheidt maken met culturele verschillen. Het begrip ras wordt vaak ongehoord gebruikt, bv. het Vlaamse ras, maar dit bestaat niet!!!!
-
het begrip ras is een populatiebegrip NIET toepasbaar op individuen het gaat om historische populaties die meestal niet meer leven in het milieu waar ze tot ontwikkeling zijn gekomen het gaat om biologische en genetische entiteiten, niet om culturele en politieke (staten)
Er bestaan GEEN rassen, wel biologische en genetische groepsverschillen !!!!
METEN VAN VERSCHILLEN TUSSEN MENSEN, INTERPOPULATIEVARIABILITEIT
1) kenmerken identificeren bv. lengte, huiddikte
3 voorwaarden = • • •
genetische invloed (de kenmerken mogen niet milieubepaald zijn) onafhankelijk (als je 2 kenmerken onderzoekt die altijd samen voorkomen dan geeft het 2e kenmerk geen informatie) interpopulatievariantie (het moet variëren tussen populaties, bv. deze bevolking is gemiddeld groter of kleiner)
parameter voor meten van verschillen : genetic distance = biologische afstandscoëfficiënt VOORBEELD : de rhesusfactor in Europa 41,1% in Engeland , 41,2% in Frankrijk, 50,4% in Baskenland, 18,7% bij de Lappen Genetische afstand tussen de Engelsen en de Fransen is 0,1% Genetische afstand tussen Basken en Lappen is 31,7%
2) daarna kan men een fylogenetische stamboom maken = een dendrogram Men gaat kijken naar de mutatie – rate, naar de snelheid van de mutatiegraad. De Lappen staan dichter bij de Engelsen dan de Basken. De lappen hebben genen van vikings en genen van Britse eilanden omdat vikings dikwijls vrouwen meenamen van die eilanden!!!
HOE ONSTAAN VERSCHILLEN TUSSEN GROEPEN????
Er kunnen op 2 manieren verschillen ontstaan : 1) fysiologisch = door het milieu, als je wordt geboren in een bepaald milieu 2) intergenerationeel = genetic drift, adaptatie en genetische migratie
•
genetic drift (splitsen en isoleren van populaties)
-
het eiland tristan da cuhna sewal – wright effect / founding fathers
Een Brits garnizoen ging naar dit onbewoond eiland om Napoleon te bewaken op St. Helena. Daarna verlieten ze het eiland terug, maar 2 bleven achter. Door advertenties lokten ze vrouwen naar het eiland waaronder Sarah Williams. Op dit eiland leven maar 7 families en abiotrofie (een oogziekte waarbij men weinig ziet) komt heel veel voor. Men heeft de oorzaak van deze ziekte kunnen terugbrengen tot Sarah Williams die drager was van abiotrofie.
•
genetische migratie (gene flow)
Het genetisch materiaal van 2 genetisch verschillende populaties gaat samensmelten. Daardoor ontstaat een nieuwe genenpool. Bv. de Amerikanen + Afrikanen = AfroAmerikanen
•
genetische adaptatie aan milieuomstandigheden bv. huidskleur de lichtere huidskleur is gesitueerd in Europa
VERKLARING de regel van Gloger -
bescherming van de melaninelaag tegen ultraviolet licht synthese van vitamine D
Mogelijke examenvragen 1) Wat bestudeert gedragsgenetica ? (bij wisselwerking hoofdstuk 5) •
een statistische kijk op de nature – nurture doctrine
•
een interdisciplinaire wetenschap tussen psychologie en genetica
•
een wetenschap die probeert inzicht te krijgen in de mate waarin erfelijke factoren een rol spelen bij het totstandkomen van gedrag
•
een wetenschappelijke kijk naar individuele verschillen in gedrag
•
men probeert te berekenen hoeveel % het gevolg zijn van nature en nurture !!!
2) lamarckisme ( 19e eeuw)
2 stellingen : 1) een verandering in het leefmilieu leidt tot een verandering in het gedrag. Bepaalde organen worden daardoor meer gebruikt en ander minder. De meer gebruikte organen groeien en worden sterker, de andere nemen af in grootte en functie. 2) Deze veranderingen zijn erfelijk. (giraffenvoorbeeld) de theorie was zo simpel uitgelegd dat men ze niet ernstig nam
In de 20e eeuw was lamarck belangrijker = • •
het tegendeel werd bewezen door weismann (muizenproef) lamarck was toch een belangrijk man want : de rol van de omgeving speelde een rol (ook bij Darwin) en zijn systeem van overerving werkte niet bij biologische kenmerken maar wel bij culturele kenmerken !!!!
3) hoofdfunctie van dna en werking De hoofdfunctie van het dna is de proteïnesynthese. De werking van de proteïnesynthese: -
in het cytoplasma van de cel zitten ribosomen in deze ribosomen worden de eiwitten gemaakt het genetisch materiaal bevat de code voor het aanmaken van die eiwitten de eiwitten bestaan uit aminozuren daarom moeten de nucleotiden (genetisch materiaal) omgezet worden
essentie van de proteïnesynthese = (staat op slide en wordt gevraagd op examen) 1) eiwitten bestaan uit aminozuren 2) er zijn 20 verschillende soorten aminozuren 3) nucleotiden in het DNA zijn op dezelfde wijze gerangschikt als aminozuren in eiwit 4) er is een verband tussen de volgorde van nucleotiden en aminozuren 5) groepjes van 3 nucleotiden (codons) bepalen aminozuren
4) sociobiologische controverse sociobiologie = maximalisatie van inclusive fitness ( niet alleen je eigen genen overdragen, maar ook de genen van de personen met wie je genetisch verwant bent)
gedrag wordt geuit om genen over te dragen naar volgende generatie de controverse is ontstaan door Wilson ‘sociobiology, the new synthesis’ hij zei dat er nog een andere soort biologie was dan de moleculaire genetica met een andere basis. Lewontin en Gould konden niet geloven dat gedrag biologisch bepaald is, ook al is dat niet wat hij beweerde.
5) waarom zijn de meeste mutaties schadelijk??? Mutaties veranderen het genetisch materiaal. Als er een mutatie gebeurt in het junk DNA, dan speelt dit geen rol want het junk DNA is het niet coderend deel van het DNA. Mutaties in het coderend deel spelen wel een rol. Na miljoenen jaren van evolutie zijn er voortdurend mutaties gebeurd. We hebben ons voortdurend aangepast aan de omgeving. De slechte genen werden geselecteerd en gedegenereerd. Nu zijn we goed aangepast. De kans is dus klein dat er nog een mutatie ontstaat die goed is voor de levenskansen van alle mensen dan het genetisch materiaal dat er nu al is.
6) het human genome diversity project (thienpont zegt dat we de jaartallen moeten kennen)
internationaal onderzoeksproject DNA samenstelling van menselijk genoom ontcijferen en in kaart brengen D.m.v. DNA sequentiëring Subsidies van US departement of energy en ministerie van gezondheidszorg
1988 = HUGO
Human Genome Organisation
1990 = voorstelling 5 jaren plan 1994 = de doelstellingen worden herzien 1995 = physical maps ( kaarten die plaats aanduiden van genen op het chromosoom met hun kenmerk en hun functie ) 1999 = ontcijfering chromosoom 22 April 2000 = ontcijfering chromosomen 5 , 16 en 19 Mei 2000 = ontcijfering chromosoom 21
Juni 2000 = Clinton en Blair benadrukken historisch karakter van menselijke genoomanalyse Februari 2001 = voorlopige versie van totale sequentie van menselijk genoom in nature and science April 2003 = DNA verjaardag en completering van sequentie Oktober 2003 = chromosoom 6 ontcijferd
DOELSTELLINGEN = 1) 2) 3) 4) 5) 6)
identificatie van het menselijk DNA sequentiëring van de basenparen in menselijk genoom info opslaan in databanken analysetechnieken verbeteren overmaken van verwante technologieën aan privésector discussie over ethische en morele dimensie van project
structuur en werking van genen ontcijferen en gebruiken in geneeskunde !!!!
HUMAN GENOME DIVERSITY PROJECT genetische diversiteit van de mens in kaart brengen opgericht in 1991 door professor Cavalli in Stanford University (35 miljoen dollar) uitganspunten = 1) DNA is van historisch belang 2) DNA kan verspreiding van mens over aarde verklaren Men gaat het genetisch materiaal van 600 volkeren over de wereld verzamelen en vergelijken. Conclusie -> de mens is ontstaan in Afrika = zwarte (mitochondriale) eva theorie
7) citaat van Darwin verklaren Het citaat gaat over de seksuele selectie. 1) male male competition de mannetjes wedijveren voor de vrouwtjes, ze gaan een r strategie toepassen, zoveel mogelijk vrouwtjes zwanger maken en zoveel mogelijk nakomelingen proberen te krijgen (kwantitatieve methode) ze zijn het minst investerende geslacht (levering van zaadcellen)
2) female choice vrouwtjes gaan selectief hun partner kiezen waarmee ze nakomelingen willen, ze kiezen voor een K strategie, ze kiezen voor kwaliteit, ze gaan zoveel mogelijk investeren in elke nakomeling, ze zijn het meest investerende geslacht
8) reproductieve strategieën
De reproductieve strategieën zijn een model voor de partnerkeuze.
•
parentele investering
(het investeren in de nakomelingen) het onderzoek van BUSS goed onthouden !!! Door de cultuur heen zijn er constante kenmerken die mannen in vrouwen zoeken en omgekeerd. Vrouwen stellen hoge eisen (contactadvertenties) Vrouwen kijken naar resources (bronnen zoals macht, sociale status en geld)
•
reproductieve waarde
( vermogen om nakomelingen te produceren en genen over te dragen ) Vrouwen zijn leeftijdsgebonden , mannen niet ! Mannen kijken naar waist / hip ratio = verhouding heup en taille Vrouwen kiezen algemeen voor oudere mannen, mannen voor jongere vrouwen Vrouwen kijken naar resource acquisation (bronverwerving), intelligentie, …
•
vaderschapszekerheid
Het is biologisch beter om niet te investeren in nakomelingen die je genen niet dragen.
RECENTE TOEVOEGINGEN = geen r strategie meer , wel nog K strategie !!!!!!!!!!
9) ontogenie als kenmerk van de menselijke evolutie
= ontwikkeling van individu van bevruchting tot dood = prenatale periode + postnatale periode
3 kenmerken = 1) vertraging naarmate men hoger gaat in de orde van de primaten gaat men trager groeien dit is HET typische kenmerk van de mens !!!
2) verlenging alle ontwikkelingsstadia bij de mens duren langer dan bij andere primaten, vooral omdat er meer tot ontwikkeling moet komen
3) acceleratie een grotere foetale groeisnelheid bij de mens dan bij andere primaten
MAAR -> geen verlenging van zwangerschapsduur !!!!!!
10) seksueel dimorfisme Seksueel dimorfisme is een gevolg van seksuele selectie. Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen. Verschillen tussen primaire kenmerken (die rechtstreeks gericht zijn op reproductie) en verschillen in secundaire kenmerken. Seksueel dimorfisme slaat op secundaire kenmerken zoals lichaamsgrootte en grootte van de hoektanden. het seksueel dimorfisme daalt !!!! door 1) duurzame relaties & 2) monogamie
11) Minnesota starvation experiment • • •
1945 6 maanden semi starvation 36 personen
Gevolgen = fysiologische kenmerken ( vermageren ) en psychosociale psychosociale verschijnselen = obsessie met eten
emotioneel aftakelen (depressie, woede aanvallen en stemmingswisselingen ) sociale isolatie geen seksuele interesse
CONCLUSIE 1) milieufactoren bepalen biologische verschillen tussen mensen 2) combinatie van genetische en niet genetische adaptatie 3) milieufactoren hebben directe invloed op gedrag
12) encefalisatietendensen situeren bij ontwikkelingstendensen bij primaten • • •
ontogenie lichaamshouding schedel en hersenen = encefalisatietendens
-
toegenomen encefalisatie = hersengroei : omvang en complexiteit allometrische curve = voor het gemiddelde lichaam van de mens zijn de hersenen 7 keer te groot encefalisatiecoëfficiënt = verhouding hersenomvang / lichaamsgrootte
-
13) kwantificatie nature nurture doctrine VRAAG = is gedrag aangeboren (nature) of aangeleerd (nurture) ??? 3 aanverwante doctrines