Startnotitie 2014 - 2015
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ............................................................................................................................. 3
2.
Missie: beter beschermen, met beleid opvoeden ........................................................... 6
3.
Visie: zorgen niet te schaden en schade herstellen ....................................................... 7
4.
5.
3.1
Uitgangspunten........................................................................................................... 7
3.2
Visie op aanpak: elk kind een veilig bestaan ............................................................. 8
3.3
Langetermijndoelen .................................................................................................... 8
Strategie en werkwijze ................................................................................................... 10 4.1
Focus op zes domeinen............................................................................................. 10
4.2
Speerpunten per domein ........................................................................................... 11
4.3
Samenwerken stimuleren ......................................................................................... 11
4.4
Nationale en internationale kennisuitwisseling bevorderen ..................................... 11
4.5
Vanzelfsprekende rol en invloed van ervaringsdeskundigen ................................... 12
Agenda 2014 -‐ 2015 ....................................................................................................... 13
2
Realisatie van elk idee heeft massa nodig. (C. Hoefnagels)
1.
Inleiding
Kindermishandeling is onwettig volgens Nederlands en internationaal recht (VN Verdrag inzake de Rechten van het Kind) en heeft ernstige individuele, sociale en maatschappelijke (waaronder economische) gevolgen. Desondanks heeft kindermishandeling en verwaarlozing de omvang van een maatschappij ontwrichtende pandemie. The World Health Organization hanteert een aantal van 58 zieken per 100.000 voor een epidemie; wat betreft kindermishandeling gaat het om 3358 op de 100.000 kinderen. In Nederland zijn de laatste jaren positieve ontwikkelingen te zien om de aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing te verbeteren. Zo voert de overheid publiekscampagnes om kindermishandeling onder de aandacht te brengen, rapporteert zij twee maal per jaar de stand van zaken over ‘ Geweld in afhankelijkheidsrelaties’ en heeft zij een Taskforce Kindermishandeling en Seksueel Misbruik ingesteld om bestuurders, managers en professionals tot gerichte actie aan te zetten. Tevens heeft de overheid de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ingevoerd. Sinds 1 juli 2013 zijn professionals verplicht een meldcode te gebruiken bij vermoedens van geweld. Ook is de verwijsindex risicojongeren (VIR) ontwikkeld, een landelijk digitaal systeem waarin hulpverleners meldingen kunnen doen over jongeren tot 23 jaar met problemen. Indien goed gebruikt, maakt deze index het mogelijk om meerdere signalen over een kind vanuit verschillende bronnen aan dat kind te koppelen. Ondanks deze in aanzet positieve ontwikkelingen realiseert Nederland zich nog onvoldoende dat kindermishandeling en verwaarlozing een zeer ernstig en omvangrijk probleem is. Het aantal kinderen dat mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt wordt en/of zijn betrokken bij geweld in huiselijke kring wordt in Nederland geschat op 118.836 per jaar ofwel 34 per 1000.1 Dit aantal is sinds de eerste onderzoeken naar aard en omvang uit 2006 niet gedaald. Per jaar sterven er in Nederland tenminste 24 kinderen door mishandeling.2 Gemiddeld vijf kinderen per jaar stierven de afgelopen tien jaar terwijl zij bij een AMK waren gemeld.3 Vermoedelijk overlijden er nog meer
1
Alink, Van IJzendoorn e.a. 2010 Soerdjbalie-Maikoe, Bilo, e.a. ntvg 2010 3 Jaarverslagen 2002 – 2013 AMK 2
3
kinderen als gevolg van kindermishandeling, kinderen die niet bij het AMK gemeld waren. En uit onderzoek blijkt dat zes van de tien kinderen op het moment dat een melding gedaan werd bij het AMK al meer dan een jaar op enigerlei wijze mishandeld te worden4, geen staaltje van vroegtijdige onderkenning. De kosten van kindermishandeling in Nederland benaderen de 1 miljard euro per jaar.5 De huidige maatschappelijke situatie typeren wij als een situatie met onvoldoende probleembesef en onvoldoende besef van urgentie bij de aanpak van kindermishandeling. De uitkomst van de huidige aanpak spreekt nog altijd boekdelen als ruim drie van de honderd kinderen in Nederland mishandeld worden, de meerderheid van de mishandelingssituaties niet als zodanig onderkend wordt en daardoor niet wordt opgetreden. Als het kind na een melding wel in beeld is, dan is nog maar de vraag of het adequaat wordt geholpen. Het is van wezenlijk belang dat kindermishandeling en verwaarlozing voortdurend onderwerp zijn van de agenda op zowel landelijk (politiek) niveau als op gemeentelijk niveau. Daarnaast is het cruciaal dat bestaande kennis en methodieken die er is (veel) beter gebruikt gaan worden. Er is enige kennis beschikbaar in Nederland over het voorkomen, dan wel het vroegtijdig stoppen van kindermishandeling en verwaarlozing. Ook wordt er onderzoek gedaan naar welke hulpverlening werkt in het verminderen van de gevolgen. De bestaande kennis wordt echter nog lang niet altijd toegepast in de praktijk. Juist professionele hulpverleners, leerkrachten en andere professionals die met kinderen werken, zouden meer gebruik moeten (kunnen) maken van erkende interventies en preventiemethodieken. In beroepsopleidingen om professionals op te leiden zal structureel veel meer aandacht moeten komen voor preventie, signalering en aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing. Tenslotte zijn er een aantal erkende risicogroepen bij (potentiële) ouders, bij wie de kans op kindermishandeling en verwaarlozing aantoonbaar verhoogd is. Gericht preventief beleid en aandacht voor juist die risicogroepen, is nog onvoldoende ontwikkeld. Er kan gesteld worden dat, als het gaat om kindermishandeling, er op elk van de mogelijke interventiemomenten, before and after the fact, nog (heel) veel moet gebeuren. Juist deze tijden van grootschalige transities in de jeugdzorg, brengen nieuwe risico's met zich mee. De goede ontwikkelingen moeten gecontinueerd worden en de opgebouwde expertise mag niet versnipperen. 4
Hoefnagels, 2001 Meerding, 2006
5
4
Deze urgentie is de aanleiding voor de oprichting van NeSPCAN. NeSPCAN staat voor: ‘Netherlands Society for the Prevention of Child Abuse and Neglect'. Bundeling van krachten en deskundigheid is noodzakelijk om de huidige problemen in de aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing fundamenteel en duurzaam aan te pakken. Een platform is nodig om de vele organisaties en personen die zich met kinderen, ouders, en veilig opvoeden bezig houden, aan te sporen – te inspireren -‐ zich bij ons aan te sluiten onder de vlag van artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (zie paragraaf 2). En nu, omdat er geen kinderdag te verliezen is en omdat de transitie van de jeugdzorg ook een transformatie kan zijn waarin mensen met elkaar verenigd kunnen worden. Een transformatie waarin ieder mens doordrongen moet zijn dat hij en zij het verschil kan maken als individu en dus ook als individu binnen een organisatie. NeSPCAN vormt samen met de donateurs en ambassadeurs een netwerk van deskundigen op het terrein van kindermishandeling en verwaarlozing. Dit netwerk bestaat uit mensen en organisaties uit de (hulpverlenings)praktijk, onderwijs, onderzoek en beleid. NeSPCAN bundelt de krachten en expertise om de aanpak in Nederland van kindermishandeling vooral nationaal te stimuleren. Dat doet NeSPCAN binnen een internationale context als associate country partner van de I nternational Society f or t he P revention o f C hild A buse a nd N eglect ( ISPCAN). NeSPCAN is een netwerkorganisatie en platform, soms luis in de pels, soms horzel, soms diplomaat of megafoon voor stemmen die meer gehoor verdienen. NeSPCAN wil professionals die met kinderen en/of ouders werken – waaronder ook jongeren en studenten bezig met hun opleiding daarvoor -‐ een draagvlak bieden om hun ideeën over een doeltreffende aanpak te helpen ventileren en verwezenlijken.
5
2.
Missie: beter beschermen, met beleid opvoeden
NeSPCAN beijvert zich om in Nederland en daarbuiten met partners6 een krachtige bijdrage te leveren aan de uitvoering van artikel 19 van het Internationaal VN-‐verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).7 Artikel 19 betekent voor NeSPCAN: 1. Elk kind heeft recht op bescherming en liefdevolle bevestigende aandacht, zowel binnen het gezin als daarbuiten; 2. De Staten-‐Generaal effectueren het recht van elk kind op bescherming tegen alle vormen van lichamelijke en geestelijke mishandeling, verwaarlozing en seksueel geweld en het getuige zijn van geweld achter de voordeur; 3. De Staten-‐Generaal nemen voldoende maatregelen die lagere overheden en partijen in staat stellen te zorgen voor het voorkomen en vroegtijdiger stoppen van kindermishandeling; 4. De Staten-‐Generaal zorgen voor kwalitatief hoogstaande opvang en behandeling van slachtoffers van kindermishandeling en verwaarlozing. Dit geldt ook voor slachtoffers die op volwassenen leeftijd toekomen aan het verwerken en behandeling van de mishandeling in zijn of haar kindertijd; 5. De Staten-‐Generaal zorgen ervoor dat de effectiviteit van preventieve maatregelen permanent gemeten wordt zodat duidelijk wordt welke maatregelen voor welke kinderen doeltreffend zijn en voor welke kinderen (nog) niet. Effectieve maatregelen en werkwijzen worden verankerd in structurele maatregelen op deze terreinen. Ook deze worden gemonitord.
6
Partners zijn personen en organisaties die werkzaam zijn op het gebied van ouderschap, opvoeding, zorg, welzijn, sport en educatie voor kinderen en aanpalende gebieden. Vanzelfsprekend strekt dit ook uit naar personen en organisaties die werkzaam zijn voor kinderen die kwetsbaar zijn doordat hun ouders een verstandelijke of psychische beperking hebben, of kinderen (van ouders) die tijdelijk al dan niet met verblijfstatus op Nederlands grondgebied verblijven. 7 Artikel 19: 1. De Staten die partij zijn, nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, terwijl het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft. 2. Deze maatregelen ter bescherming dienen, indien van toepassing, doeltreffende procedures te omvatten voor de invoering van sociale programma’s om te voorzien in de nodige ondersteuning van het kind en van degenen die de zorg voor het kind hebben, alsmede procedures voor andere vormen van voorkoming van en voor opsporing, melding, verwijzing, onderzoek, behandeling en follow-‐up van gevallen van kindermishandeling zoals hierboven beschreven, en, indien van toepassing, voor inschakeling van rechtelijke instanties.
6
3.
Visie: zorgen niet te schaden en schade herstellen
3.1
Uitgangspunten
Onder kindermishandeling verstaan wij: 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel'. Deze definitie is opgenomen in de Wet op de jeugdzorg en in de nieuwe Jeugdwet die vanaf 2015 inwerking treedt. Elke vorm van kindermishandeling en verwaarlozing dient te worden vermeden. Als er toch sprake is van kindermishandeling, dan: 1. dient dit zo spoedig mogelijk te worden gestopt, 2. dient de veiligheid van het kind te worden gewaarborgd, 3. dienen de condities waaronder dit kind leeft zodanig veranderd te worden dat de kans op voortzetting van de mishandeling onwaarschijnlijk is 4. dient de psychische en/of lichamelijke schade zo veel mogelijk hersteld te worden. De beeldspraak ‘It takes a village to raise a child’ drukt goed uit hoe NeSPCAN de verhoudingen ziet. De verantwoordelijkheid voor het voorkomen en vroegtijdig stoppen van kindermishandeling ligt bij ouders, verzorgers, beroepsbeoefenaren en alle anderen aan wie het kind zichzelf toevertrouwt of wordt toevertrouwd binnen de context van de samenleving. Helder en eenduidig moet zijn waar een veilige leefomgeving voor kinderen minimaal uit bestaat en welke risicofactoren het monitoren door een overheid rechtvaardigen. In deze context neemt de staat haar verantwoordelijkheid als ouders of verzorgers het kind niet vrij van mishandeling of verwaarlozing kunnen laten opgroeien, maar ook met preventieve maatregelen. Het volle pakket met vrijwillige maatregelen tot maatregelen met dwang of drang staat de staat hierbij tot haar beschikking. De aard van de gekozen middelen is mede afhankelijk van de risico’s op (voortzetting van de) kindermishandeling en de getaxeerde taaiheid van kindermishandeling of verwaarlozing in die specifieke situatie. De ontwikkeling van kinderen mag niet belemmerd noch beschadigd worden door geweld en/of verwaarlozing in de meest brede zin van het woord. Daartegen moeten kinderen beschermd worden.
7
Is er toch sprake van schade of is deze te verwachten dan is het noodzakelijk deze – waar mogelijk in nauwe samenwerking met ouders -‐ door behandelaars te herstellen. De nadelige gevolgen van onherstelbare schade dienen tot een minimum te worden beperkt. Verstandig, wijs en beschermend opvoeden zijn de sleutelbegrippen waar het om gaat.
3.2
Visie op aanpak: elk kind een veilig bestaan
Een veilige bestaan bieden aan kinderen betekent voor NeSPCAN:
1. dat kinderen duurzaam8 kunnen rekenen op liefdevolle bevestigende aandacht en beter worden beschermd tegen elke vorm van geweld en verwaarlozing: •
achter de voordeur of op de (sport)vereniging, op school of in het zwembad,
•
onder invloed van daders van binnenlandse mensenhandel (pooierboys, loverboys),
•
onder invloed van oorlogsgeweld,
•
onder invloed van vluchtelingenstatus
2. dat (potentiële) ouders ondersteuning, kennis en aandacht krijgen voor de moeilijke taak die opvoeden is, en waar ouders dat (nog) niet kunnen, tijdig hulp krijgen aangeboden. 3. dat kinderen leren met elkaar en met volwassenen over onveiligheid, machtsmisbruik en kindermishandeling te praten. 4. dat er nationaal en lokaal voldoende middelen beschikbaar zijn om beschadigde kinderen te helpen herstellen, evenals volwassenen die als kind getraumatiseerd zijn door kindermishandeling en verwaarlozing. Benodigde middelen zijn vergelijkbaar met de middelen nodig voor het herstel van lichamelijk zieke of gewonde kinderen. 5. dat in alle maatregelen die door bewindslieden genomen worden, het belang in het hier en nu én voor de toekomst van kinderen zichtbaar wordt meegewogen. Dit betekent onder meer dat gelijktijdig met maatregelen die verantwoord of haalbaar ouderschap bedreigen (bijv. door te verwachten accumulatie van armoede, chronische beperkingen, stoornissen, of stress) er proactief beleid met compenserende maatregelen gevoerd wordt.
3.3 Langetermijndoelen 1. Internationale ‘in-‐ en export’ van best practices via het country partnership van de ISPCAN. 2. Eén doeltreffende aanpak van kindermishandeling in Nederland en één minister van Jeugd & Gezin. 8
Projecten met een zekere tijdelijkheid zijn belangrijk als middelen ter besluitvorming voor het scheppen van meer (kennis over) veiligheid en minimale aandacht en zorg voor kinderen, maar uiteindelijk gaat het om structurele maatregelen in de vorm van voorzieningen met een duurzaam karakter en de afstemming daarvan met wet-‐ en regelgeving.
8
3. Educatie van professionals door volwassen en kind-‐ ervaringsdeskundigen d.m.v. feedback aan de professionals over hun attitude, methoden en technieken; wat helpt en wat niet? 4. Opleiding van professionals in het herkennen van risicogroepen en het signaleren van potentieel risicovol ouderschap; en het daadwerkelijk ondersteunen van kwetsbare ouders en ouders in kwetsbare situaties. 5. Effectieve implementatie van kennis m.b.t. risicovolle situaties en condities die kunnen leiden tot kindermishandeling of verwaarlozing in preventieve programma's. 6. Effectieve implementatie van onderzoek-‐ preventie-‐ en behandelmethoden vanuit de wetenschap naar opleidingen en praktijk en terugkoppeling en vragen om kennis over nieuwe aanpakken vanuit de praktijk naar de wetenschap. 7. Prioritering en gericht agenderen van relevante en urgente thema’s op wetenschappelijk en beleidsmatig gebied. Dit alles moet op lange termijn tot de volgende concrete resultaten leiden: a. In 2017 hebben alle opleidingen voor professionals die met kinderen en ouders werken, hun curriculum aangepast met methoden en interventies voor preventie en aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing (waaronder institutionele grensoverschrijdingen en verwaarlozing), in brede context. b. In 2017 wordt met alle kinderen van zes jaar of ouder gesproken in het onderzoek naar de melding over kindermishandeling of verwaarlozing en zijn methoden ontwikkeld om praten met kinderen naar jongere leeftijden uit te breiden. c. In 2020 is de standaardwerkwijze om mishandelde en verwaarloosde kinderen te helpen door 1) hun veiligheid te waarborgen, 2) zorg te richten op het beperken van het risico op herhaling en 3) te werken aan schadeherstel. d. In 2020 is de duur van de gemelde kindermishandeling en verwaarlozing met 25% verminderd. e. In 2025 is de omvang van kindermishandeling en verwaarlozing (incidentie) met 25% verminderd. f.
In 2025 is 95% van de mishandelde en verwaarloosde kinderen in beeld (bekend bij een meldpunt).
g. In 2025 worden alle beschadigde kinderen met hun verzorgers adequaat behandeld, waarbij de methode zorgvuldig afgestemd wordt op de problematiek.
9
4.
Strategie en werkwijze
NeSPCAN streeft ernaar gesprekspartner te zijn voor bewindslieden en Nederlandse én wereldwijde knelpunten in de aanpak van kindermishandeling (inclusief preventie, hulp en schadeherstel) onder de aandacht te brengen van media en andere gremia. Vanuit het grondbeginsel dat men naar niets minder mag streven dan absolute veiligheid en bevestigende aandacht voor het kind binnen alle settings waarin kinderen leven, zoals opvoedsituaties, in sport, onderwijs, zorginstellingen, religie en het internet. De strategie van NeSPCAN daarbij is: 1. Focus richten op zes domeinen. 2. Samenwerking stimuleren. 3. Nationale en internationale kennisuitwisseling bevorderen. 4. Vanzelfsprekende rol en invloed van ervaringsdeskundigen door integrale rol in alle programma's.
4.1
Focus op zes domeinen
NeSPCAN focust haar werkzaamheden op zes hoofddomeinen om haar doelen te realiseren: 1.
De publieke en private opgroeisituatie, waar slachtoffers gemaakt worden en worden gedwongen mee te doen in the ‘conspiracy of silence’, de stille samenzwering.
2.
De praktijk (scholen, verwijzers, behandelaars, etc.) waar kinderen worden aangemeld, onderzocht, begeleid en behandeld; met bijzondere aandacht voor implementatie van methoden en interventies.
3.
Opleidingen, waar mensen worden opgeleid om professioneel met kinderen en met (potentiële) ouders te werken, waar beroepskrachten leren onderzoek te doen of (toekomstige) professionals leren signalen van mogelijke verwaarlozing of kindermishandeling vroegtijdig te signaleren en kinderen en hun ouders/verzorgers te begeleiden/ behandelen; of zo nodig door te verwijzen.
4.
De wetenschap waar ervaring, kennis en de werkzaamheid van (nieuwe) methoden worden getoetst.
5.
Gouvernementele en niet gouvernementele organisaties, die beleid maken of voorstellen ten behoeve van de aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing.
10
6.
Internationale samenwerking en uitwisseling, met o.a. ISPCAN en Europese Organisaties, met name de Europese ISPCAN-‐Country Partners.
4.2
Speerpunten per domein
Onze speerpunten tot 2016 zijn beperkt tot één per domein: -
De publieke en private opgroeisituatie: er wordt door justitie en jeugdzorg naar gestreefd dat na mishandeling één interview met het kind voldoende is en dat de kwaliteit zodanig is dat dit geen secundaire traumatisering met zich meebrengt.
-
De praktijk: speerpunt is dat de komende twee jaar elk jaar 50% meer mishandelde kinderen terecht komen in de hulpverlening dan het jaar daarvoor en dat deze hulp adequaat is.
-
Opleidingen: in elke opleiding waar opgeleid wordt om met kinderen en/of ouders te werken, wordt minimaal voor 100 SBU per jaar (7% van het curriculum) aan (preventie en signalering van en waar van toepassing behandeling na) kindermishandeling besteed als vast onderdeel van het ontwikkelen van een professionele attitude; en aan professionele ondersteuningsprogramma's voor ouders en gezinnen.
-
De wetenschap: in Nederland wordt onderzoek uitgevoerd dat kennis genereert over (1) hoe kindermishandeling eerder gestopt kan worden, (2) hoe kindermishandeling over de hele leeftijdsspanne van de kindertijd voorkomen kan worden en (3) hoe bewezen effectieve interventies verspreid en gebruikt kunnen worden.
-
Gouvernementele en niet gouvernementele organisaties: beleid gaat gebaseerd worden op samenhangende samenwerking, toepassen van instellingsoverstijgend en lerend vermogen in plaats van verkokering en versnippering.
-
Internationale samenwerking en uitwisseling: stapsgewijs bouwt NeSPCAN de samenwerking en programmering uit op Europees en internationaal niveau en maakt dit zichtbaar in symposia en meetings.
4.3
Samenwerken stimuleren
Binnen genoemde domeinen werkt NeSPCAN samen met partners aan deze speerpunten. Er is al een breed netwerk aan partners actief. Dit zijn mensen die werkzaam zijn binnen beleid, onderzoek, praktijk of onderwijs, als jurist, forensisch specialist, arts, psychiater, therapeut, ict-‐er, ervaringsdeskundige, docent, gemeente-‐ of rijksambtenaar. Dit zijn ambassadeurs die vanuit hun eigen achtergrond de visie en doelen van NeSPCAN inhoud geven en uitdragen.
4.4 Nationale en internationale kennisuitwisseling bevorderen Tevens wordt samenwerking en afstemming gezocht met nationale partners zoals bijvoorbeeld de Kinderombudsman, Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Stichting Kinderpostzegels Nederland, Nederlands Jeugdinstituut, Movisie, TNO, Trimbos
11
Instituut, INTERVICT, Academische Werkplaats Kindermishandeling (VU), Landelijke Vakgroep Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling (LVAK), Augeo , Defence for Children International, Bernard van Leer Foundation, Unicef, Doen, Pharos, Vereniging Vertrouwensartsen inzake Kindermishandeling (VVAK), Nederlandse Jeugd Raad (NJR), landelijke werkgroep kindermishandeling voor kinderartsen (LWKK) van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Kenniscentrum Kinder-‐ en Jeugdpsychiatrie, Verwey-‐Jonker instituut, Leger des Heils, GGZ-‐Nederland en Jeugdzorg Nederland; Stichting Geheim Geweld, Celevt, Project Speak Now, Stichting Zijweg, Slachtofferhulp Nederland, stichting PRAAT, Taskforce Proud to be me, Stuk, Stichting Alexander, PABO’S, Sociaal Agogische opleidingen en medische opleidingen.
4.5 Vanzelfsprekende rol en invloed van ervaringsdeskundigen NeSPCAN streeft naar een evenwichtige en evenredige invloed van alle bij de NeSPCAN betrokken personen, in het bijzonder van ervaringsdeskundigen die in staat zijn naar buiten te treden en te participeren. Het beëindigen van het slachtofferschap en ontwikkeling tot ervaringsdeskundige beschouwt NeSPCAN als een emancipatieproces in de geest van Herman (1993), waarbij de ervaringsdeskundige meer en meer leert zijn of haar invloed aan te wenden om het machtsevenwicht tussen minoriteit en dominant te herstellen in dialoog met de daarin opererende vertegenwoordigers van de dominant.
12
5. Agenda 2014 -‐ 2015 •
Jaarlijks verzorgt NeSPCAN ambassadeursmeetings vanuit en over de NeSPCAN-‐thema’s en programma’s. Meetings in 2014 waren in maart, mei en september.
•
Lancering NeSPCAN tijdens EUCCAN2 conferentie te Amsterdam (22 mei 2014).
•
Voorbereidingen t.b.v Europees ISPCAN congres 2017, tijdens en rondom EUCCAN2 (mei 2014), ISPCAN (september 2014), BASPCAN (april 2015) en ISPCAN Europe (Boekarest, september 2015).
•
Nationaal NeSPCAN congres 2014 (19 november 2014).
•
De werkwijze en programma’s zoals genoemd in deze startnotitie worden getoetst bij de ambassadeurs en verder uitgewerkt.
•
Programma's ontwikkelen vanuit speerpunten in samenwerking met ambassadeurs en congres: o Good practises en implementatie programma. o Monitoring van en voor gemeenten, o.a. van implementatie en effecten van maatregelen uit de monitor Aanpak Kindermishandeling, aansluiten bij de locale jeugdteams. o Ervaringsdeskundigheid in voorlichting, zorg, beleid en onderzoek. o Ouderschap, ondersteuning, signalering, preventie en wetgeving. o Empowerment van kinderen zelf, aandacht voor seksueel misbruik via bijvoorbeeld het TV programma Klokhuis. o Structurele aandacht voor kindermishandeling in de initiële opleidingen, inclusief de rol en impact van de hulpverlener zelf (aandacht voor overdracht en tegenoverdracht). o Maatschappelijk discours m.b.t. gezinnen, bewuste campagne gericht op risicogroepen. o Waarheidsvinding.
13