Inhoudsopgave 1
Inleiding ............................................................................................................................... 1.1 Inleiding .................................................................................................................... 1.2 Definities................................................................................................................... 1.3 Regionalisering ........................................................................................................ 1.4 Onderzoeksplicht, inlichtingenplicht, informatieplicht ..............................................
2
Gegevensverwerking............................................................................................................ 7 2.1 Inleiding. ................................................................................................................... 7 2.2 Definitie gegevensverwerking.................................................................................. 7 2.3 Belastingsignalen....................................................................................................... 8 2.4 Verzamelen van gegevens en documentcontrole ................................................... 8 2.5 Huisbezoek ........................................................................................................... 10 2.6. Poortwachtersfunctie ............................................................................................. 10 2.7 Preventie (voorlichting) ........................................................................................... 11 2.8 Preventie (als instrument van fraudebestrijding) .................................................... 12 2.9 Validering bij derden ............................................................................................... 12
3
Controle op naleving informatieverplichting. ....................................................................... 3. Inleiding ................................................................................................................... 3.1 Informatieverplichting.............................................................................................. 3.2 Rechtmatigheidsformulieren en -onderzoek........................................................... 3.3 Heronderzoek.......................................................................................................... 3.4 Beëindigingsonderzoek ..........................................................................................
4
Afdoening bij niet-nakoming van de inlichtingenverplichting .............................................. 15 4.1 Inleiding ................................................................................................................... 15 4.2 Administratiefrechtelijke sanctie ............................................................................. 15 4.3 Afdoening van fraude .............................................................................................. 15 4.4 Bijzonder onderzoek SR ......................................................................................... 16 4.5 Boeten .................................................................................................................... 16 4.6 Confrontatie............................................................................................................. 16 4.7 Debiteurenbewakingssysteem/incasso .................................................................. 16 4.8 Fraude-alertheid...................................................................................................... 17 4.9 Fraudebedragen ..................................................................................................... 17 4.10 Fraude-opsporing.................................................................................................... 17 4.11 Frauderegistratie..................................................................................................... 17 4.12 Fraudesignalen/gebruik tips.................................................................................... 17 4.13 Herziening besluit ................................................................................................... 18 4.14 Nader onderzoek .................................................................................................... 18 4.15 Prioriteitstelling........................................................................................................ 18 4.16 Repressieve maatregelen… .................……………………………………………….18 1
3 3 4 4 5
13 13 13 13 14 14
4.17 4.18 4.19 4.20 4.21 4.22 4.23
Richtlijnen socaile zekerheidsfraude ...................................................................... Taken medewerkers ............................................................................................... Terugvordering/incasso .......................................................................................... Verificatie-onderzoek .............................................................................................. Verrekening............................................................................................................. Werkwijze terugvordering/incasso.......................................................................... Werkwijze terugvordering/incasso..........................................................................
18 19 19 20 20 20 20
5
Voorlichting als preventie-instrument .................................................................................. 5.1 Inleiding ................................................................................................................... 5.2 Voorlichting medewerkers ...................................................................................... 5.3 Voorlichting cliënten................................................................................................ 5.4 Voorlichting algemeen/publiek................................................................................
22 22 22 22 22
6
Ontwikkelingen op het terrein van het Fraudebeleid ........................................................... 6.1 Agenda voor de toekomst....................................................................................... 6.2 Opsporingsbeleidsplan- en Handhavingsarrangement.......................................... 6.3 Project hoogwaardige handhaving ......................................................................... 6.4 SIOD........................................................................................................................ 6.5 Inlichtingenbureau...................................................................................................
23 23 23 23 24 24
7
Verificatieschema……………………….……………………………………………………… 26 7.1 Inleiding…………………….………………………………………………………..…26 7.2 Werking van het schema…………………………………………………………….…26 7.3 Inhoudsopgave………………………………………………………………………… 27 7.4 Toepassing schema op Ioaw en Ioaz…………………………………………………27 7.5.1 Personalia……….…………………………………..…………………………………. 28 7.5.2 Eerdere bijstandsverlening………..……………..….……………………………… . 28 7.5.3 Burgerlijke staat/gezamenlijke huishouding………………….………………………29 7.5.4 Gezinssamenstelling…………………………………………………… ……………..30 7.5.5 Woonsituatie/medebewoners………………………………………………………….30 7.5.6 Vermogen/schulden…………………………………………………………………….31 7.5.7 Inkomen………………………………………………………………………………….31 7.5.8 Ziektekostenverzekering……………………………………………………………….32 7.5.9 Arbeidsmarkttoeleiding…………………………………………………………………33 7.5.10 Verhaal…………………………………………………………………………………..34 7.5.11 Bijzondere kosten……………………………………………………………………….34 7.5.12 Betaling bijstand……………………………………………………………..………….34
8
Lijst van afkortingen……………………………………………………………………………..35
2
1
Inleiding
1.1
Inleiding Gemeenten zijn op grond van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de wet. VNG en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben ter zake voor de periode 2001 tot 2004 bestuurlijke afspraken gemaakt die zijn vastgelegd zijn in de intentieverklaring “Een gezamenlijke agenda voor de toekomst”. Deze bestuurlijke afspraken vormen het kader waarbinnen het activerend arbeidsmarkt- en bijstandsbeleid gestalte krijgt c.q. moet krijgen. Naast het casemanagement, de sluitende aanpak en participatie voor iedereen is het fraudepreventie- en opsporingsbeleid een speerpunt in de afspraken. Doelstelling is het realiseren van een niet vrijblijvende aanpak waarin evenwicht is tussen rechten en plichten. Daartoe moet handhaving een integraal onderdeel worden van het hele uitvoeringsproces (voor zover dat nog niet is). Afspraken zijn gemaakt over kwaliteitsverbetering van de fraudebestrijding door gemeenten. Voorts wordt een link gelegd tussen de opsporing en bestrijding van de fraude enerzijds en de activering van bijstandsgerechtigden anderzijds. Concreet is afgesproken dat: 1. Gemeenten zich verplichten om met ingang van 1 januari 2002 in het jaarlijks op te stellen beleidsplan kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen opneemt voor fraudepreventie, fraudebestrijding en de terugvordering van fraudeschulden. 2. Gemeenten direct na aansluiting van de betrokken gemeente op het landelijk Inlichtingenbureau fraudesignalen binnen 3 maanden beoordelen op de noodzaak van nader onderzoek. 3. Als het vermoeden van fraude niet kan worden bewezen en er sprake blijkt te zijn van financiële problemen de gemeente inzet op een activerings- en arbeidstoeleidingstraject voor de betrokken cliënt in combinatie met schuldhulpverlening. Uitgangspunt is dat bijstandsverlening dient te voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Toegang tot de bijstand bestaat alleen voor mensen die daar ook daadwerkelijk recht op hebben. De uitkering moet zowel wat betreft de hoogte als de wijze van afdoening correct vastgesteld worden en de controlesystematiek moet conform de toepasselijke wettelijke bepalingen en de eisen van zorgvuldigheid zijn. Dit vereist onder meer: Grondige beoordeling van het recht op uitkering aan de poort; Grondige beoordeling van het recht op uitkering gedurende de uitkeringsverstrekking; Rechten en plichten in relatie tot sancties (boeten en maatregelen), waarbij wordt 3
-
uitgegaan van een integrale benadering (uitstroombeleid en handhaving zijn niet gescheiden); Aantoonplicht bij de belanghebbende; Specifieke gegevensuitwisseling met andere instanties (o.a. Inlichtingenbureau).
Concreet betekent dit dat invulling dient te worden gegeven aan de: Algemene en specifieke onderzoeksverplichtingen van de gemeente (art. 66 lid 1 tot en met 4 (Abw, art. 14 lid 1 tot en met 4 Ioaw en Ioaz); De inlichtingenplicht van de uitkeringsgerechtigde en de controle op de nakoming daarvan (art. 65 Abw, art. 13 Ioaw en Ioaz); De informatieplicht van derden (art. 122 Abw, art. 45 Ioaw en Ioaz); De wijze van strafrechtelijke of bestuursrechtelijke afdoening in geval van schending van de inlichtingenverplichting. Met de inwerkingtreding van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen per 1 januari 2002 heeft ook de Centrale organisatie werk en inkomen een taak gekregen in het kader van een aanvraag algemene bijstand op grond van de Abw bijstandswet dan wel van een uitkeringsaanvraag op grond van de Ioaw of de Ioaz (art. 28 en 29 Wet SUWI, artikel 2.2 tot en met 2.6 Regeling SUWI). Dit fraudebeleidsplan concretiseert de gemeentelijke uitvoering van de bovenstaande verantwoordelijkheden en maakt onderdeel uit van het jaarlijks vast te stellen beleidsplan. 1.2
Definities De wijze waarop de poortwachtersfunctie en het fraudepreventie en -opsporingsbeleid wordt neergezet vormt een belangrijk onderdeel van de uitvoering van de hiervoor genoemde wetten. Voor een goed begrip van deze termen is het noodzakelijk om ze te definiëren.
1.2.1
Poortwachtersfunctie Het pakket aan maatregelen ter beperking van de instroom in de uitkering. Concreet betekent dit dat aan de voordeur de benodigde aanvraaggegevens worden verzameld en er een check plaatsvindt op de volledigheid hiervan, meteen de afstand tot de arbeidsmarkt van de aanvrager wordt vastgesteld (de fasering) en zo mogelijk direct al passend werk wordt aangeboden. Is het laatste niet mogelijk dan wordt daarop gezorgd voor een juiste doorverwijzing van de aanvrager naar de uitkerende instantie.
1.2.2
Fraudepreventie Het voorkomen van misbruik van de uitkering. De inlichtingenplicht van de cliënt en de controle daarop door verificatie en validatie vormen een belangrijk onderdeel van fraudepreventie. Maar ook bijvoorbeeld de heronderzoekstructuur en een tijdige en juiste gegevensuitwisseling met andere instanties spelen hierin een belangrijke rol.
1.2.3
Fraudeopsporing Het opsporen van vermeend misbruik van de uitkering. De uitvoering van deze 4
werkzaamheden is in handen van specialistische medewerkers die in het bezit zijn van opsporingsbevoegdheid. In dit traject wordt nauw samengewerkt met politie, justitie en andere uitvoerders van sociale zekerheidsuitkeringen. 1.3
Regionalisering Uit het oogpunt van een toegenomen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de relevante wetgeving, ook in financieel opzicht, wordt efficiency in de uitvoering steeds belangrijker. De rijksoverheid stelt ook steeds hogere eisen gesteld aan kwaliteit en kwantiteit van de uitvoering van wet- en regelgeving. Schaalvergroting in de uitvoering kan een belangrijke bijdrage leveren aan efficiencyverhoging binnen een organisatie. Mogelijkheden tot samenwerking met de regiogemeenten Waalwijk en Loon op Zand worden daarom bezien. Regionale samenwerking op het gebied van fraudepreventie en opsporing is al eerder gerealiseerd door met de gemeente ’s-Hertogenbosch contractuele afspraken te maken voor de periode 1 juli 2000 tot 1 juli 2005. Doelstelling is om door middel van deze samenwerking te komen tot een efficiëntere en effectievere opsporing en bestrijding van fraude op het gebied van de sociale zekerheidswetten.
1.4
Onderzoeksplicht, inlichtingenplicht, informatieplicht Voor een goede uitvoering van de Abw, de Ioaw en de Ioaz is het noodzakelijk dat gemeenten over de juiste en over voldoende gegevens beschikken om het recht en de hoogte van de uitkering te kunnen vaststellen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in: 1. De onderzoeksplicht van de gemeenten; 2. De algemene inlichtingenplicht van de uitkeringsgerechtigde; 3. De informatieplicht van derden.
1.4.1
Onderzoeksplicht gemeente (art. 66 Abw, art. 14 Ioaw en Ioaz) De onderzoeksplicht van gemeenten is niet specifiek van aard. Voor een belangrijk deel wordt de invulling volledig aan de gemeenten overgelaten. De gemeente bepaalt namelijk welke gegevens in ieder geval verstrekt moeten worden ten behoeve van de verlening dan wel de voortzetting van de uitkering. Onderdeel van het onderzoek is de beoordeling door de gemeente in hoeverre de verstrekt inlichtingen juist en volledig zijn. Dit onderdeel wordt verificatie genoemd. Verificatie vindt plaats aan de hand van de door de belanghebbende te verstrekken bewijsstukken. Om zekerheid te krijgen over de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen is het soms noodzakelijk om deze te verifiëren bij andere instanties. Tijdens de bijstandsverlening dient de gemeente periodiek te onderzoeken of de geverifieerde gegevens nog altijd juist zijn, het valideren. De wijze waarop validering en verificatie ter hand wordt genomen is mede afhankelijk van de omstandigheden en kan van geval tot geval verschillen. Overigens vormt de naleving van de gemeentelijk vastgestelde verificatie-eisen een onderdeel van controle- en rapportageprotocollen voor gemeentelijke accountants in verband met de rijksvergoeding. Een groot deel van dit plan is dan ook gewijd aan de wijze waarop aan deze verplichting 5
op specifieke onderdelen van het uitkeringsproces vorm wordt gegeven. 1.4.2
De algemene inlichtingenplicht van de belanghebbende (art. 65 Abw, art. 13 Ioaw en Ioaz) Op basis van deze artikelen is de cliënt verplicht om op verzoek van burgemeester en wethouders en/of uit eigen beweging, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hij redelijkerwijs weet dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering. De gegevens betreffen niet alleen het recht op en de hoogte van de uitkering, maar ook de vorm waarin de bijstand dient te worden verleend en de aan de uitkering verbonden voorwaarden. Vanzelfsprekend dient de gemeente als zij de belanghebbende verzoekt om gegevens te verstrekken, specifiek aan te geven om welke gegevens het dan gaat. Zonder de benodigde gegevens kan het recht op uitkering niet worden vastgesteld, zodat geen uitkering verleend kan worden. Het door toedoen van de belanghebbende afwezig zijn en blijven van relevante gegevens is dan ook een grond voor weigering dan wel beëindiging van de bijstand.
1.4.3
De informatieverplichting van derden (art. 122 Abw, art. 45 Ioaw en Ioaz) In deze artikelen wordt de informatieverplichting van derden geregeld. Hierin worden de instanties en personen genoemd die verplicht zijn om desgevraagd burgemeester en wethouders informatie te verschaffen. Vanzelfsprekend wordt de informatieverplichting beperkt doordat slechts die gegevens dienen te worden verstrekt die nodig zijn voor de uitvoering van de genoemde wetten. In de regel zal een informatieplichtige bereid zijn om op grond hiervan de gevraagde gegevens te verstrekken. In de uitzonderlijke situatie dat deze bereidheid ontbreekt, kan met tussenkomst van de burgerlijke rechter op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de administratieve rechter op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de naleving van de verplichting worden afgedwongen. Informatieplichtigen mogen van hun kant extra waarborgen verlangen van de gemeente voordat zij informatie verstrekken. Daartoe kan bijvoorbeeld worden bepaald dat toegang tot bepaalde gegevens alleen openstaat voor ambtenaren met opsporingsbevoegdheid.
6
2
Gegevensverwerking
2.1
Inleiding Gegevensverwerking vormt een belangrijk onderdeel van het werk op het terrein van de poortwachtersfunctie, fraudepreventie en -opsporing. Ten aanzien van het recht op uitkering is de algemene inlichtingenplicht van de cliënt het uitgangspunt. De wijze waarop deze inlichtingenplicht wordt vormgegeven is echter onderwerp van gemeentelijk beleid. Gegevensverwerking valt grofweg uiteen in drie onderdelen te weten: Gegevensverzameling, verificatie van gegevens en validering van gegevens. Voor een deel wordt in de Abw, de Ioaw en de Ioaz nauwkeurig beschreven welke gegevens door gemeente, cliënt of derde dienen te worden verzameld of te worden verstrekt voor bijvoorbeeld het vaststellen van het recht op uitkering of de voortzetting ervan. Voor een belangrijk deel echter wordt dit ter nadere invulling overgelaten aan de gemeenten.
2.2
Definitie gegevensverwerking Hieronder wordt verstaan het verzamelen, valideren én het verifiëren van gegevens. Verificatie kan plaatsvinden aan de hand van de gegevens en bewijsstukken die de cliënt verplicht is aan de gemeente te verstrekken (documentcontrole), door vergelijking met de gegevens van andere instanties (administratieve controle of validering) en door middel van huisbezoek. De te verstrekken gegevens betreffen: De belanghebbende; De relaties van belanghebbende (gezinssamenstelling en woonsituatie); De verblijfstitel (bij niet-Nederlanders); De inkomsten; Het vermogen (bezittingen, schulden, schenkingen); De arbeidssituatie (werkkring loondienst onbetaalde arbeid); De aan de uitkering verbonden voorwaarden (opleiding, sollicitaties, inschrijving CWI); De woon- en ziektekosten en bijzondere bestaanskosten; De voorliggende voorzieningen, derden, garanten; Het bedrijf en het zelfstandig beroep.
2.2.1
Onderzoeksplicht gemeente Om zijn taken goed te vervullen moet de gemeente de relevante klantgegevens controleren. Dit gebeurt door verificatie en validering van gegevens. Dit kan op twee manieren: a) Op individueel klantniveau; b) Voor groepen van klanten dan wel het totale bestand van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid (bestandsuitwisseling).
7
2.3
Belastingsignalen De Belastingdienst verstrekt gemeenten jaarlijks een overzicht van cliënten waarbij sprake is geweest van samenloop van een uitkering en inkomsten uit een andere bron. Nagegaan wordt vervolgens of deze inkomsten zijn opgegeven. De belastingsignalen over de afgelopen jaren hebben duidelijk gemaakt dat koppeling van deze gegevens noodzakelijk is. Gelet op de preventieve werking is voortzetting in de huidige vorm een nuttige aanvulling op de overige controle- en verificatie-instrumenten. Het blijft echter een achteraf-controle. Met de komst van het Inlichtingenbureau wordt het mogelijk om op basis van gegevensvergelijking het controlemoment aanmerkelijk te vervroegen. De achterafcontrole wordt dan overbodig. Voor meer informatie over het Inlichtingebureau wordt verwezen naar hoofdstuk 6.5
2.3.1
Onderzoeksplicht gemeente Gegeven het feit dat in een aantal gevallen door cliënten geen of een onjuiste opgave inkomsten wordt gedaan in samenloop met de uitkering die zij ontvangen geven gemeenten ook achteraf inhoud aan hun onderzoeksplicht door uiteindelijk dit controle- en verificatie-instrument in te zetten.
2.3.2
Inlichtingenplicht cliënt Op grond van de Abw, Ioaw en Ioaz heeft de cliënt de verplichting mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Het onderzoek belastingsignalen vormt een sluitstuk in het controle-instrumentarium waarmee kan worden bezien of de betrokkene aan de informatieplicht heeft voldaan.
2.3.3
Informatieplicht derden Op grond van deze verplichting stelt de Belastingdienst de informatie beschikbaar. Deze dienst is dit verplicht op grond van de artikelen 122 Abw en 45 Ioaw en Ioaz.
2.4
Verzamelen van gegevens en documentcontrole
2.4.1
Onderzoeksplicht gemeente Identiteitsbewijzen De identiteit van de klant moet vastgesteld worden aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Ook het document zelf wordt daarbij gecontroleerd met het oog op vervalsing (betrouwbaarheid document, bevestiging pasfoto, originele tekst). De volgende zaken zijn verder van belang: De aard van het document en het nummer dienen in de administratie te worden vastgelegd; Met toestemming van de cliënt wordt een kopie voor het dossier gemaakt; Alleen in geval van twijfel wordt bij vervolgcontacten om legitimatie gevraagd; Van een nieuw document wordt met toestemming van de cliënt een kopie 8
gemaakt. N.B. Het rijbewijs is niet toegestaan als identiteitsbewijs voor het aanvragen van een uitkering. Niet-Nederlanders De verificatie van persoonsgegevens heeft bij niet-Nederlanders betrekking op twee aspecten: 1. Identificatie. Kloppen de gegevens die de persoon opgeeft met de gegevens van een geldig identiteitsbewijs. Vreemdelingen die in Nederland verblijven beschikken over een eigen identiteitsbewijs: het vreemdelingendocument. Dit document geeft aan dat de vreemdeling in ieder geval langer dan drie maanden in Nederland mag verblijven. Tot 1 april 2003 kunnen nog documenten voorkomen die op basis van de oude Vreemdelingenwet zijn verstrekt. Zonder een geldig identiteitsbewijs wordt geen aanvraag in behandeling genomen (art. 4:5 Awb, circulaire SoZaWe dd. 15-4-1998). 2.
Verblijfsrechtelijke status. Wat is de verblijfstitel? Aan illegalen mag namelijk geen bijstand worden verstrekt. Verificatie is mogelijk via de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De GBA is gekoppeld aan de Vreemdelingenadministratie (VAS). Hierdoor zijn in de GBA door middel van codes de actuele en historische gegevens over het verblijfsrecht van vreemdelingen opgenomen. Op basis van de GBA-gegevens in combinatie met de einddatum op het (oude of nieuwe) document wordt beoordeeld of de vreemdeling recht op bijstand heeft. Indien de gegevens niet met elkaar overeenstemmen moet er contact worden opgenomen met de Vreemdelingendienst. De belanghebbende behoort hierover vooraf ingelicht te worden. Hij/zij heeft dan nog de gelegenheid de aanvraag in te trekken.
Verificatie Informatie Systeem (VIS) Het VIS te Tiel is een geautomatiseerd gegevensbestand waarin de nummers van gestolen, vermiste, dan wel ongeldig verklaarde identiteitsbewijzen, waardepapieren en overige documenten worden vastgelegd. Het VIS is een samenwerkingsverband tussen de divisie Centrale Recherche Informatie (CRI) en de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). De CRI is de houder van de registratie en verantwoordelijk voor de actualiteit van het bestand. Het BKR verzorgt de distributie van de informatie richting het bedrijfsleven en diverse publieke instellingen. Het doel is het voorkomen van schade bij het bedrijfsleven en de overheid ten gevolge van fraude met behulp van ongeldige documenten. De gemeente kan via de telefoon, telefax of datanet bij het VIS toetsen of een getoond document als ongeldig staat geregistreerd. Bij een toetsing moeten de volgende gegevens worden opgegeven: documentsoort (paspoort, etc.), documentnummer en landcode. De gemeente is niet verplicht het VIS bij vermoeden van fraude te raadplegen. Sociaal-fiscaal nummer Ter verificatie van het sofinummer is een print van de GBA met daarop het sofi-nummer voldoende. De betrouwbaarheid van dit sofinummer is vanaf september 1995 gewaarborgd. De print kan verder worden gebruikt voor verificatie van de persoons-, adresgegevens en gezinssamenstelling. De print wordt opgeborgen in het persoonsdossier. Voor het overige wordt verwezen naar 9
het schema verificatie gegevens dat als bijlage bij dit beleidsplan is gevoegd. 2.5
Huisbezoek
2.5.1
Onderzoeksplicht gemeente Een huisbezoek kan een noodzakelijk controle- of verificatiemiddel zijn. Het kan zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. In beginsel zal van ieder huisbezoek achteraf een rapport opgemaakt moeten worden met de bevindingen van het bezoek. Als een huisbezoek redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet mag dit bezoek niet plaatsvinden tegen de wil van de betrokkene/bewoner. Dat zou namelijk schending van het huisrecht betekenen zoals dat is neergelegd in de Grondwet. Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden mogelijk in het kader van strafrechtelijke onderzoeken. Verleent de belanghebbende echter geen medewerking dan bestaat er wel de kans dat daardoor het uitkeringsrecht niet vastgesteld kan worden. Bij het afleggen van huisbezoeken in het kader van de Abw, de Ioaw of Ioaz zijn de regels van toepassing uit de Algemene wet op het binnentreden van woningen (Stb. 1994, 572). Naast de eerdergenoemde toestemming voor het binnentreden moet de consulent zich legitimeren en moet het doel van het huisbezoek aangekondigd worden. Het huisbezoek wordt vooraf aangekondigd. Een onaangekondigd huisbezoek is een zeer zwaar verificatiemiddel en daarom alleen maar toegestaan wanneer er aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van door de belanghebbende verstrekte gegevens. Het beoogt te voorkomen dat de woonsituatie voor het huisbezoek aangepast wordt. Een onaangekondigd huisbezoek is op zijn plaats bij bijvoorbeeld sterke vermoedens van verzwegen gezamenlijke huishouding, twijfels aan correct adres, verzwegen werkzaamheden. Beleidsuitgangspunt is dat een onaangekondigd huisbezoek altijd wordt afgelegd door 2 personen. Bij vermoedens van fraude kan een fraudepreventiemedewerker dan wel een sociaal rechercheur ingezet worden..
2.6
Poortwachtersfunctie
2.6.1
Onderzoeksplicht gemeente Het betreft de bevordering van een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet met betrekking tot de onderwerpen verificatie en validering van gegevens (de poortwachtersfunctie) waarbij de gemeente de plicht heeft om steeds te trachten fraude zoveel als mogelijk te voorkomen (het preventief toezicht). Bij dit onderdeel is met name van belang dat vanaf 1 januari 2002 de uitkeringsintake van aanvragen algemene bijstand en van Ioaw- en Ioaz-uitkeringen op grond van de Wet SUWI onder verantwoordelijkheid staat van de Centrale organisatie werk en inkomen. Samenwerkingsafspraken hierover zijn gemaakt en vastgelegd in een Service Niveau Overeenkomst (SNO). Vanuit het beginsel “werk boven inkomen” krijgt de bovenstaande 10
omschrijving van de poortwachtersfunctie een extra dimensie. Voortdurende evaluatie van de samenwerkingsresultaten is ter zake van belang. 2.7
Preventie (voorlichting)
2.7.1
Plicht gemeente Op grond van artikel 119 Abw dragen burgemeester en wethouders zorg voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand. Voorlichting over de handhavingskant in het algemeen en de preventiekant in het bijzonder is van belang om aan een ieder in het algemeen en aan (potentiële) uitkeringsgerechtigden in het bijzonder duidelijk te maken dat fraude niet mag, niet hoort en niet loont. Hierbij is voorts het volgende van belang: Goede algemene en individueel gerichte voorlichting; Duidelijkheid naar de cliënt met betrekking tot zijn rechten en verplichtingen; Kwalitatief goede formulieren. Voorafgaand aan en tijdens de uitkeringsverlening wordt de cliënt geconfronteerd met een aantal formulieren, met name aanvraagformulieren, heronderzoeksformulieren en de periodiek in te leveren rechtmatigheidonderzoeksformulieren (rof). Herkenbaarheid van beleid. Een regelmatige en consequente voorlichting vergroot de genoemde herkenbaarheid van beleid. Invulling voorlichtingstaak: Bij voorlichting wordt een onderscheid gemaakt tussen drie doelgroepen: de medewerkers, de cliënten van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het publiek. a. Voorlichting medewerkers. Om het fraudebestrijdingsbeleid zorgvuldig en effectief te kunnen uitvoeren dienen alle personen die bij de uitvoering betrokken zijn op de hoogte te zijn van de inhoud en hun eigen taak daarbinnen. Dit gebeurt via instructie en het regelmatig in het werkoverleg aan de orde te stellen van fraudezaken. De preventiemedewerker heeft in deze ook een coördinerende taak door medewerkers bij het “doorvragen” en confrontaties te assisteren. Hiermee wordt ook beoogd hun fraude-alertheid te vergroten. b. Voorlichting aan cliënten. Voorlichting aan cliënten vindt op tal van manieren plaats. De consulent vervult hierbij een belangrijke rol. Folders zijn beschikbaar en verder is er een gemeentelijk handboek over de uitvoering van de regelgeving. Ook worden de cliënten via de toekenningsbeschikking, het inlichtingenformulier en het rof op hun verplichtingen gewezen. c. Voorlichting aan het publiek. Voorlichting aan het publiek vindt plaats voornamelijk door middel van gemeentelijke nieuwsbrieven, publicaties in dagbladen en huis aan huisbladen en het gebruik van 11
internet. Het betreft niet alleen voorlichting in algemene zin, als onderdeel van het totale uitkeringsbeleid, maar ook naar aanleiding van specifieke “grote” fraudegevallen en de publicatie van informatie uit het jaarverslag van de sociaal recherche. 2.8
Preventie (als instrument van fraudebestrijding)
2.8.1
Onderzoeksplicht gemeente De gemeenten hebben een instrument van fraudepreventie ontwikkeld waartoe de zgn. verificatieonderzoeken behoren. Het is een vorm van aanvullend onderzoek, gericht op fraudepreventie zodra in het aanvraag- of heronderzoeksproces twijfels bij de rechtmatigheid ontstaan. De medewerkers worden bij hun verificatiewerkzaamheden door gespecialiseerde medewerkers bijgestaan. Het doel is om eventueel misbruik in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken en de instroom in de uitkering te voorkomen als de uitkomsten van het ingestelde onderzoek daartoe aanleiding geven. Fraudepreventie richt zich met name op het voorkomen van fraude.
2.9
Validering bij derden
2.9.1
Informatieplicht derden Via artikel 122 Abw en artikel 45 Ioaw en Ioaz worden derden desgevraagd verplicht informatie te verstrekken. Bij de vergelijking van de gegevens met andere instanties wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele gegevensuitwisseling en gegevensuitwisseling op ad hoc basis. Structurele interne en externe gegevensuitwisseling. Interne gegevens als naam, geboortedatum, adres, burgerlijke staat, nationaliteit en woonsituatie (inwoning) worden geverifieerd middels raadpleging via het computerscherm van het bevolkingsregister (GBA). In de rapportage wordt expliciet aangegeven dat deze verificatie heeft plaatsgevonden. Een GBA-print wordt bijgevoegd. Voor wat betreft de structurele, periodieke gegevensuitwisseling met externe instanties bestaan (landelijke) afspraken met de Informatie Beheergroep in Groningen (IBG) en de Belastingdienst. Met het Inlichtingenbureau wordt het eenvoudiger om gestructureerd op elektronische wijze gegevens uit te wisselen met andere organisaties, zoals UWV, Belastingdienst en IBG. Arbeidsintensieve bestandsvergelijkingen met de Belastingdienst zullen dan niet meer nodig zijn (zie hoofdstuk 6.5).
12
3
Controle op naleving informatieverplichting
3
Inleiding De algemene onderzoeksverplichting geldt zowel bij de aanvraag als bij de beoordeling van het verdere recht op bijstand.
3.1
Informatieverplichting
3.1.1
Onderzoeksplicht gemeente De gemeente controleert in de aanvraagfase en gedurende de uitkeringsperiode of door de cliënt aan de informatieverplichting wordt voldaan en gebruikt daarbij de volgende instrumenten: Heronderzoek, het rof en het beëindigingsonderzoek.
3.2
Rechtmatigheidsformulieren en -onderzoek
3.2.1
Onderzoeksplicht gemeente Controle van het rof vindt plaats door de uitkeringsadministratie. Getoetst wordt op de volledige invulling van het formulier, de ondertekening, en, bij werkzaamheden en inkomsten, op een bijgevoegde salaris-/uitkeringsstrook. Mutaties in inkomsten worden direct in administratie verwerkt. Mutaties worden aan de betreffende consulent doorgegeven. Deze stelt vervolgens een incidenteel onderzoek in waarna rapportage en zonodig besluitvorming plaatsvindt.
3.2.2
Inlichtingenplicht cliënt De cliënt dient maandelijks een rof in te leveren. Op dit formulier zijn vragen opgenomen over de woon- en leefsituatie van de cliënt en zijn mogelijke partner, zijn sollicitatieactiviteiten, zijn werkzaamheden en inkomsten. Bij niet tijdige inlevering wordt een eerste herinnering gestuurd met een termijn waarbinnen het formulier alsnog ingeleverd kan worden (termijn van orde). Indien de cliënt het rof niet binnen de gestelde termijn inlevert, wordt een hersteltermijn geboden. Hierbij wordt aangegeven dat het recht op uitkering wordt opgeschort vanaf de eerste dag van de maand waarop het rof betrekking heeft en wat de financiële consequenties zijn van het verzuim. Levert de cliënt het rof binnen de hersteltermijn alsnog in, dan wordt de uitkering voortgezet én wordt een maatregel opgelegd (dit kan ook een waarschuwing zijn als de verwijtbare gedraging geen financiële gevolgen heeft gehad). Levert de cliënt het rof niet in of pas na de hersteltermijn, dan wordt het besluit tot toekenning van bijstand ingetrokken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort én dient de oplegging van de een boete te worden overwogen. Sinds 1 februari 1999 bestaat de mogelijkheid om in plaats van een boete een waarschuwing op te leggen in geval dat de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte bijstand.
13
3.3
Heronderzoek
3.3.1
Onderzoeksplicht gemeente De gemeente is verplicht periodiek een heronderzoek in te stellen. Het gaat hierbij feitelijk om het hernieuwd vaststellen van het recht op uitkering. Naast de rechtmatigheidstoets wordt ook aandacht te worden besteed aan het onderdeel uitstroom. In dit plan wordt ingegaan op het onderdeel rechtmatigheid. Er is voor gekozen om de heronderzoeken mondeling te doen. Het heronderzoek wordt voorbereid door de belangrijke punten uit de voorafgaande periode te inventariseren middels dossieronderzoek. Ook wordt nagegaan of er over de betreffende cliënt fraudesignalen zijn binnengekomen en of er sprake is van een lopend fraudeonderzoek. Omdat het gaat om het opnieuw vaststellen van het recht op uitkering is de vraagstelling van het heronderzoeksformulier grotendeels gelijk aan die van het aanvraagformulier. De te verstrekken gegevens zijn gelijk aan de gegevens die bij de aanvraag moeten worden verstrekt. Controle, verificatie en validering geschiedt ook op dezelfde wijze als bij een aanvraag. Daarnaast vindt ook controle plaats op nakoming van eventueel opgelegde voorwaarden. Ook wordt gecontroleerd of de over de achterliggende periode ontvangen uitkering juist is berekend. Dit vindt plaats aan de hand van de in deze periode ingeleverde rofjes. De rapportage wordt opgemaakt met behulp van een kennissysteem.
3.3.2 Inlichtingenplicht cliënt De cliënt dient een heronderzoeksformulier in te vullen en voorzien van de gevraagde bewijsstukken persoonlijk in te leveren. Vervolgens vindt een gesprek plaats met de medewerker waarbij de overgelegde gegevens betrokken worden. 3.4
Beëindigingsonderzoek
3.4.1
Onderzoeksplicht gemeente Bij beëindiging van een uitkering dient er een beëindigingsonderzoek plaats te vinden. Vastgesteld moet worden dat de uitkering op het juiste datum is beëindigd en dat de belanghebbende in de uitkeringsperiode de uitkering heeft gehad waarop hij recht had. Verder dient er een beslissing te worden genomen over de resterende verplichtingen. Ter ondersteuning wordt ook bij dit onderzoek gebruik gemaakt van een standaard rapportage waarin de volgende aandachtspunten zijn opgenomen: de reden van beëindiging, openstaande vorderingen, overeengekomen betalingsregeling, doorbetalingen en uitbetaling van het gereserveerde vakantiegeld. Als de reden van beëindiging werkaanvaarding is, wordt geverifieerd of de opgegeven werkaanvaardingsdatum juist is. Dit gebeurt aan de hand van de te overleggen arbeidsovereenkomst. Indien de cliënt niet aan zijn brengplicht kan voldoen, vindt verificatie plaats door schriftelijke of telefonische informatie bij de werkgever. 14
4
Afdoening bij niet-nakoming van de inlichtingenverplichting
4.1
Inleiding Op grond van de artikelen 65 Abw en 13 Ioaw en Ioaz heeft de uitkeringsgerechtigde de verplichting om, op verzoek en uit eigen beweging, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hij redelijkerwijs kan weten dat ze van invloed zijn op de hoogte van, dan wel het recht op bijstand. Het niet tijdig nakomen van deze verplichting kan leiden tot het opleggen van een maatregel. Het niet of onvolledig nakomen van de inlichtingenplicht door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen, kan leiden tot het opleggen van een boete. In de gevallen waarin schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte verstrekken van bijstand dient ook een boete of maatregel te worden overwogen. De mogelijkheid bestaat in dat geval wel om in plaats van het opleggen van een boete of een maatregel te volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Overigens kan de waarschuwing maar één keer per twee jaar worden gegeven.
4.2
Administratiefrechtelijke maatregel
4.2.1
Onderzoeksplicht gemeente De maatregelen zijn ingedeeld naar categorieën van gedragingen en naar zwaarte qua hoogte en duur, vastgelegd in het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz. Verdere beoordelingscriteria zijn de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Recidive is van invloed op de hoogte van de maatregel. Op alle genoemde elementen moet in de rapportage worden ingegaan, voordat een beslissing wordt genomen. Als de gedraging daartoe aanleiding geeft, wordt een volgend onderzoek gepland met het oog op het bezien van het corrigerende aspect van een maatregel.
4.3
Afdoening van fraude
4.3.1
Onderzoeksplicht gemeente Er zijn verschillende mogelijkheden om te reageren op geconstateerde fraude. 1. Aanpassing van de uitkering. Afhankelijk van de soort fraude kan dat betekenen dat de uitkering wordt beëindigd of tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd. (administratieve maatregel). 2. Het doen van aangifte met het doel de verdachte cliënt strafrechtelijk te doen vervolgen. In dit kader zijn richtlijnen voorhanden die aangeven wanneer al dan niet tot strafrechtelijke afdoening overgegaan moet worden. 3. De terugvordering van de ten onrechte verstrekte uitkering. In het kader van fraudebestrijding is samenwerking met anderen van groot belang, zowel voor de gegevensuitwisseling als voor de daadwerkelijke opsporing. 15
4.4
Bijzonder onderzoek sociale recherche (S.R.)
4.4.1
Onderzoeksplicht gemeente De S.R.-medewerker is belast met de uitvoering van het bijzonder onderzoek. Zijn taak begint op het moment dat de inzet van specifieke onderzoekservaring, bijzondere technieken of (strafrechtelijke) bevoegdheden nodig zijn om het onderzoek voort te zetten. Het moet daarbij gaan om een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit.
4.5
Boeten
4.5.1
Onderzoeksplicht gemeente De wet heeft voor de gemeente een verplichtend karakter. Indien zich door de wet aangegeven gedragingen voordoen, is de gemeente verplicht een boete .op te leggen. Hierbij moeten de bepalingen uit het Boetebesluit sociale zekerheidswetten en het (gemeentelijke) Besluit beleidsregels boeten Abw, Ioaw en Ioaz in acht worden genomen. Boeten worden zo afgestemd op de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Recidive speelt hierbij eveneens een rol. Op alle genoemde elementen moet in de rapportage worden ingegaan, voordat een beslissing wordt genomen. De oplegging en de inning van boeten is procedureel vastgelegd.
4.6
Confrontatie
4.6.1
Onderzoeksplicht gemeente In sommige gevallen verdient het aanbeveling de cliënt te confronteren met de opvattingen over een vermeende frauduleuze situatie. Doel hiervan is deze te beëindigen door stopzetting van de uitkering (op eigen verzoek). Tot confrontatie wordt besloten als: Het vermoeden van fraude zeer sterk aanwezig is, maar het moeilijk zal zijn om met voldoende bewijslast te komen; De duur van de vermoedelijke fraude korter dan 3 maanden is en de omvang gering is; Het aannemelijk is dat met confrontatie de uitkering beëindigd kan worden.
4.7
Debiteurenbewakingssysteem/incasso
4.7.1
Onderzoeksplicht gemeente Voor een effectief en efficiënt terugvorderings- en incassobeleid is een goed lopend debiteurenbewakingssysteem vereist. Het debiteurenbestand wordt maandelijks bijgewerkt. Er wordt gebruik gemaakt van een herinnerings-, aanmanings- en incassosysteem dat vastgelegd is in de Notitie debiteurenbeleid. Debiteurenheronderzoeken vinden plaats volgens het Debiteurenonderzoeksplan 2000.
16
4.8
Fraude-alertheid
4.8.1
Onderzoeksplicht gemeente Om fraudebestrijding zorgvuldig en effectief te kunnen uitvoeren dienen alle personen die bij de uitvoering zijn betrokken op de hoogte te zijn van de gemeentelijke inhoudelijke taken. Dit wordt bereikt met o.a. scholing, instructie, werkoverleg. De preventiemedewerker vervult hierbij ook een rol. Instrumenten zijn o.a. doorvragen en confrontatiegesprekken.
4.8.2
Inlichtingenplicht cliënt Clienten moeten niet alleen van rechten maar ook van hun verplichtingen op de hoogte zijn. Instrumenten zijn o.a. regelmatige contacten met consulenten, gerichte voorlichting, verificaties.
4.9
Fraudebedragen
4.9.1
Onderzoeksplicht gemeente Hierbij draagt de gemeente zelf verantwoordelijkheid. Instrumenten: S.R, preventiemedewerker, consulenten.
4.10
Fraude-opsporing
4.10.1 Onderzoeksplicht gemeente Om dit mogelijk te maken is een samenwerkingscontract met een looptijd tot 1 juli 2005 afgesloten met de gemeente ’s-Hertogenbosch. De samenwerking richt zich op zowel preventieve als repressieve aspecten. 4.11
Frauderegistratie
4.11.1 Onderzoeksplicht gemeente Een adequate frauderegistratie is noodzakelijk voor het fraudebestrijdingsbeleid. De registratie is nodig om de effectiviteit van het eigen gemeentelijk fraudebeleid te meten. Registratie vindt plaats door de gemeente ’s-Hertogenbosch. Structurele informatieuitwisseling vindt plaats. 4.12
Fraudesignalen/gebruik tips
4.12.1 Onderzoeksplicht gemeente De procedure is verdeeld in 3 fasen: nader onderzoek, eventueel confrontatie, bijzonder onderzoek, waarbij wordt aangetekend dat niet in elke situatie alle fasen worden doorlopen. Zo kan, afhankelijk van de omstandigheden, bijvoorbeeld direct worden besloten te starten met een bijzonder onderzoek. In de strijd tegen misbruik worden ook door derden schriftelijk of mondeling tips aangereikt. 17
Het gebruik van tips is een van de middelen om fraude op te sporen. Daarom zijn alle ingekomen tips op waarheidsgehalte te onderzoeken met de navolgende uitgangspunten: Het moet gaan om feitelijk onderbouwde tips, dus tips waarin zaken worden aangevoerd die de gemeente voldoende mogelijkheden geeft om te kunnen gebruiken in een nader onderzoek. Bij elke tip moet worden overwogen of, na onderzoek, de betrokken cliënt daarvan in kennis gesteld moet worden. 4.13
Herziening besluit
4.13.1 Onderzoeksplicht gemeente Het niet nakomen van de informatieverplichting kan aanleiding geven tot herziening van een eerder genomen besluit. Gemeente draagt eigen verantwoordelijkheid. 4.14
Nader onderzoek
4.14.1 Onderzoeksplicht gemeente Als er nog onvoldoende gegevens bekend zijn om aan te nemen dat er sprake is van fraude, zal een nader onderzoek worden ingesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval als een tipgever een aantal concrete gegevens presenteert, die gekoppeld aan eerder bekende informatie kunnen duiden op fraude. Een dergelijk onderzoek kan inhouden: het verrichten van enkele observaties, het natrekken van gegevens bij instanties zoals Belastingdienst, UWV, ziekenfonds en de Rijksdienst voor het wegverkeer en een (nader) verhoor van de tipgever. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek kan worden besloten geen verdere actie te ondernemen, over te gaan tot confrontatie of tot het instellen van een bijzonder onderzoek. 4.15
Prioriteitstelling
4.15.1 Onderzoeksplicht gemeente Voor een efficiënte beheersing van de opdrachten tot bijzonder onderzoek wordt de onderzoekswaardigheid van de opdracht getoetst. De prioriteitstelling wordt door team Handhaving van de gemeente ’s-Hertogenbosch bepaald. Daarbij wordt gelet op de meldingsdatum van de opdracht en de aangegeven prioriteitsstelling. Periodiek vindt er intergemeentelijke afstemming en/of beleidssturing plaats. 4.16
Repressieve maatregelen
4.16.1 Onderzoeksplicht gemeente Een repressieve maatregel is een reactie op frauduleus handelen. De fraudeurs krijgen op de eerste plaats "lik op stuk" als antwoord op hun gedrag. Daarnaast heeft een maatregel een preventieve werking, zowel voor de bestrafte (herhaling door de fraudeur moet worden voorkomen) als voor de overige (potentiële) cliënten (afschrikfunctie). 18
4.17
Richtlijnen sociale zekerheidsfraude
4.17.1 Onderzoeksplicht gemeente Zodra geconstateerd is dat door fraude teveel uitkering is verstrekt, moet er beoordeeld worden of aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM) moet plaatsvinden ten behoeve van een strafrechtelijke vervolging of dat volstaan kan worden met een administratiefrechtelijke maatregel. Landelijk zijn afspraken gemaakt wanneer proces verbaal moet worden opgemaakt en wanneer er aangifte moet worden gedaan bij het O.M. Deze zijn vastgelegd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude. Als er aangifte wordt gedaan vindt verdere afwikkeling van de zaak plaats door het OM. Bij een sepot komt de zaak in handen van de gemeenten voor een boete-onderzoek. Vanaf 1 april 2000 gelden de volgende criteria: Geen aangifte bij een bruto fraudebedrag van € 6.000,- of minder. Een boete wordt opgelegd. Aangifte en een strafrechtelijk onderzoek bij een bruto fraudebedrag van meer dan € 6.000,-. Bij aantoonbare recidive binnen vijf jaar na oplegging van een bestuurlijke boete dan wel een transactie of veroordeling voor een soortgelijk feit wordt, indien het nadeel van de laatst geconstateerde fraude ten minste € 3.000,- bedraagt, een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, proces-verbaal opgemaakt en in beginsel gekozen voor een strafrechtelijke afdoening. 4.18
Taken medewerkers
4.18.1 Onderzoeksplicht gemeente Bij het uitvoeringsproces ligt het zwaartepunt (in het verlengde van de poortwachtersfunctie) van de controle, het onderzoek en de verificatie bij alle consulenten van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarnaast hebben ook de administratieve medewerkers een taak. Voor het opsporen van fraude en de strafrechtelijke verwerking (verhoor, opstellen proces verbaal, doen van aangifte), wordt gebruik gemaakt van de sociale recherche. Medewerkers moeten zich terdege bewust zijn van hun verantwoordelijkheid met betrekking tot fraude-alertheid. Hiertoe moeten voldoende interne controle-momenten worden ingebouwd om deze op een hoog niveau te handhaven. 4.18.2 Inlichtingenplicht cliënt De cliënt dient maandelijks een rof in te leveren en is gedurende de uitkeringsperiode verplicht desgevraagd of geheel uit eigen beweging alle relevante informatie te verstrekken die voor het recht op uitkering van belang is.
4.19
Terugvordering/incasso 19
4.19.1 Onderzoeksplicht gemeente Op het moment dat de uitkering in geval van fraude aangepast wordt, ontstaat er een vordering op de (ex)cliënt. Om te voorkomen dat fraude ook na ontdekking nog lonend blijkt te zijn, dient het terugvorderingsbeleid hierop afgestemd te zijn. De volgende uitgangspunten gelden hierbij: Kwijtschelding is niet mogelijk. De gemeente is wettelijk verplicht tot terugvordering van het gehele bedrag. Alleen in geval van dringende, individueel bepaalde redenen kan hiervan worden afgezien. Invordering van een fraudeschuld heeft bij het debiteurenbeheer de hoogste prioriteit. Afkoop van een fraudevordering is alleen maar mogelijk als de afkoopsom naar verwachting meer oplevert dan reguliere incasso. 4.20
Verificatie-onderzoek
4.20.1 Onderzoeksplicht gemeente Gemeentelijke verantwoordelijkheid. Betreft diverse soorten aanvragen, verwerking rof en incidentele aanwijzingen/onderzoeken. 4.21
Verrekening
4.21.1 Onderzoeksplicht gemeente De Abw bevat een bepaling die het mogelijk maakt om in bepaalde gevallen direct over te gaan tot verrekening van te veel ontvangen uitkering zonder dat daaraan een terugvorderingsbesluit ten grondslag ligt. Directe verrekening met de uit te betalen algemene bijstand is mogelijk van middelen (lees: inkomsten) die in de voorafgaande drie maanden zijn ontvangen en die betrekking hebben op een periode waarover bijstand is verleend. Verrekening met de algemene bijstand, de Ioaw- of Ioaz-uitkering is ook mogelijk als de gemeente over een executoriale titel beschikt. Als een van deze uitkeringen door een andere gemeente verstrekt wordt, wordt er ook verrekend (pseudo-verrekening). Pseudoverrekening kan ook plaatsvinden met uitkeringen op grond van de WW, ZW, WAO, Wajong, Waz, WAO-militairen, Toeslagenwet, AOW, Anw of de Wet arbeid en zorg. Een machtiging van de uitkeringsgerechtigde is voor deze verrekeningssystematiek niet nodig. Verrekeningssystematiek is bruto en netto voorgeschreven. 4.22
Werkwijze terugvordering/incasso
4.22.1 Onderzoeksplicht gemeente Na de geconstateerde fraude wordt als gevolgd teruggevorderd. Minnelijke betaling. Hierbij staat voorop dat de vordering binnen 5 jaar met het 20
-
-
-
overeengekomen aflossingsbedrag afgelost moet kunnen zijn. Het minimumbedrag is € 22,69 per maand. Het is gemeentelijk beleid om in het kader van minnelijke schikking lagere termijnen te hanteren, enerzijds om de betrokken cliënt toch in staat te stellen te reserveren, anderzijds ter stimulering van de uitstroom uit de uitkering, terwijl toch de vordering binnen een redelijke termijn wordt voldaan. Als een minnelijke regeling niet haalbaar is, wordt een aflossingsbedrag vastgesteld van 10% van de Abw-norm, vermeerderd met 50% van het inkomen boven de Abw-norm. Er is voor gekozen om niet de volledige ruimte boven de bijstandsnorm in het aflossingsbedrag op te nemen om uitstroommogelijkheden niet te frustreren. Het aldus vastgestelde aflossingsbedrag is hoger dan het reguliere aflossingsbedrag bij andere vorderingen ter hoogte van minimaal 6% van de Abw-norm. Dit vindt zijn oorzaak in de ontstaansreden van de vordering. (Het percentage van 6 van de geldende norm is afgeleid van de normen die de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) hanteert bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit bij leningen.) Op basis van artikel 87, 2de lid Abw wordt het percentage van 10 herzien in 6 als het gemiddelde inkomen van de belanghebbende gedurende 3 jaar de beslagvrije voet niet te boven is gegaan. Afkoop is alleen mogelijk als dit naar verwachting meer oplevert dan reguliere incasso. De terugvorderingsbeschikking kent een executoriale titel in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW). Indien niet tot terugbetaling wordt overgegaan worden invorderingsmaatregelen getroffen, waaronder beslag op loon of uitkering en boedelbeslag Hangende de beslissing op een bezwaarschrift kan de invordering worden opgeschort. Overigens is in dit verband ook de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) van belang. Op verzoek van de belanghebbende kan bij de rechter bij een problematische schuldensituatie een verzoek om volledig sanering van de schuldenlast worden ingediend. De uitspraak van de rechter is voor alle partijen (schuldeisers en schuldenaar) bindend.
21
5
Voorlichting als preventie-instrument
5.1
Inleiding Voorlichting is een zeer belangrijk middel ter voorkoming van fraude. Centraal moet staan dat fraude niet geaccepteerd wordt en dat alles gedaan moet worden om fraude te bestrijden. Bij de voorlichting wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 doelgroepen: de medewerkers, de cliënten van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het publiek (waaronder de media).
5.2
Voorlichting medewerkers
5.2.1
Onderzoeksplicht gemeente Om een fraudebestrijdingsbeleid zorgvuldig en effectief te kunnen uitvoeren dienen alle personen die bij de uitvoering betrokken zijn ook op de hoogte te zijn van de inhoud en van hun eigen taak daarbinnen. Dit wordt bereikt door instructie- en themabijeenkomsten alsmede het in het werkoverleg aan de orde stellen van fraudezaken. Hiermee wordt bereikt dat de verschillende functiegroepen binnen de organisatie inzicht in en begrip voor elkaars rol in het fraudebestrijdingsbeleid krijgen.
5.3
Voorlichting cliënten
5.3.2
Inlichtingenplicht cliënt Cliënten van onze Afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid dienen op de hoogte te zijn van hun rechten maar ook van hun plichten. Cliënten behoren te weten welke spelregels gelden en wat de gevolgen zijn van het overtreden van deze spelregels. Tijdens gesprekken en rechtmatigheidsonderzoeken wordt door onze consulenten nadrukkelijk bij dit onderdeel stilgestaan. De voorlichting aan cliënten vindt op tal van manieren plaats. Een groot deel wordt mondeling gegeven via de reguliere contacten. Ook worden de cliënten via de toekenningsbeschikking, het inlichtingenformulier en het rof op hun plichten gewezen.
5.4
Voorlichting algemeen/publiek
5.4.1
Onderzoeksplicht gemeente Middels publicaties in de regio- en via huis aan huis-bladen wordt het publiek in algemene zin voorgelicht over het bijstandsbeleid. Specifieke informatie over de resultaten van SRonderzoeken worden eventueel in de publiciteit gebracht. Daarnaast geven wij aan intermediairs alsmede tijdens voorlichtingsbijeenkomsten informatie over het fraudebeleid en de fraudepreventie. Ook zal steeds meer gebruik gemaakt gaan worden van het gebruik van internet. 22
6
Ontwikkelingen op het terrein van het Handhavingsbeleid. In dit hoofdstuk willen we enkele ontwikkelingen schetsen die voor de verdere uitbouw van het Handhavingsbeleid van belang zijn. Zodra ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven, zullen deze ook hun weerslag krijgen in dit fraudebeleidsplan.
6.1
Agenda voor de toekomst Zoals in de inleiding is aangegeven hebben VNG en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hun intenties vastgelegd in de verklaring “Een gezamenlijke agenda voor de toekomst”. Voor de periode 2001 – 2004 zijn nadere afspraken gemaakt. Deze bestuurlijke afspraken vormen het kader waarbinnen het activerend arbeidsmarkt- en bijstandsbeleid gestalte krijgt c.q. moet krijgen.
6.2.
Opsporingsbeleidsplan en Handhavingsarrangement Het Opsporingsbeleidsplan van het Ministerie van SZW is een kaderstellend plan met daarin bronnen en aantallen van opsporingsonderzoeken, beleidsinhoudelijke en organisatorische initiatieven, dit alles met het doel om de opsporing op het SZW-terrein te optimaliseren. Drie centrale thema’s hierin zijn: internationale fraude, zwarte fraude en identiteitsfraude. In het jaarlijkse Handhavingsarrangement maken alle organisaties op het opsporingsterrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezamenlijk afspraken met het Openbaar Ministerie over (streef) aantallen aan te leveren zaken en de kwaliteit en afhandeling van aangeleverde zaken in 2002. Andere afspraken in het Handhavingsplan 2002 zijn het streven om binnen 3 maanden na binnenkomst van een fraudesignaal dit signaal op onderzoekswaardigheid te beoordelen en het streven om een strafrechtelijk onderzoek binnen 3 maanden na selectie van een signaal te starten. Ook zal een standaard proces-verbaal gehanteerd worden en wordt gestreefd naar een voortzetting van de trendmatige daling van het percentage niet-afdoening en sepot. Ontwikkelingen in deze plannen zullen te zijner tijd hun weergave moeten krijgen in het gemeentelijke fraudebeleidsplan.
6.3
Project Hoogwaardige handhaving Eind december 2000 is een Project Kwaliteitsverbetering Fraudebestrijding beëindigd met het opleveren van de zogenaamde kennisbank hoogwaardige handhaving Abw, een theoretisch model waarmee de kwaliteit van de handhaving verbeterd kan worden. In 2001 is een pilot gestart met het doel om dit model in de praktijk te gaan brengen. Dit project 23
loopt tot 1 januari 2003 en bij succesvolle afronding zal de nieuwe werkwijze mogelijk landelijk worden ingevoerd. In het kader van het project worden aan de hand van een jaarlijkse beleidscyclus aandacht besteed aan de aandachtsgebieden 1. visie op handhaving, 2. handhavingsbeleidsplan, 3. werkprocessen, 4. randvoorwaarden, 5. kennis, vaardigheden, waarden en normen, 6 aansturing, 7 resultaatmeting en 8. evaluatie. Ook hier geldt dat deze ontwikkelingen gevolgd worden en waar nodig verwerkt zullen worden in het Fraudebeleidsplan. 6.4
Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) Per 1 januari 2002 is de SIOD van start gegaan. Deze landelijke dienst is in het leven geroepen voor het onderzoeken van de zware strafbare feiten op het terrein van SZW. Fraudezaken met een benadelingsbedrag van € 35.000 of meer komen in beginsel in aanmerking voor behandeling door het SIOD. Vervolgens vindt aan de hand van de volgende criteria definitieve selectie plaats: kolomoverstijgende karakter, maatschappelijke relevantie, samenhang met politie of andere bijzondere opsporingsdiensten, mate van complexiteit, internationaal karakter, oplossing van de zaak vraagt om een algemene opsporingsbevoegdheid.
6.5
Inlichtingenbureau Uitwisseling van gegevens is maar een van de middelen om fraude te voorkomen en te bestrijden. Met het Inlichtingenbureau wordt het voor het de gemeente eenvoudiger om gestructureerd op elektronische wijze gegevens uit te wisselen met andere organisaties. Het Inlichtingenbureau bestaat uit een aantal centrale faciliteiten waarvan alle gemeenten in de toekomst gebruik kunnen maken. Zo kan de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid (binnen wettelijke kaders) gegevens opvragen over uitkeringsgerechtigden bij externe bronnen, zoals het UWV, de IBG en de Belastingdienst. Informatie over samenloop wordt aldus verkregen. Efficiënt en effectief kan de rechtmatigheidcontrole uitgevoerd worden, zodat misbruik van uitkeringen voorkomen en bestreden kan worden. De controle gaat veel meer onderdeel uitmaken van het primaire uitkeringsproces en behoeft minder achteraf plaats te vinden. Dit gegeven in combinatie met het verder te ontwikkelen systeem van casemanagement betekent dat vrijwel voortdurend een actueel en (voor zover van belang voor de bijstandsverlening) een volledig beeld bestaat van de cliënt, wat wellicht ook nog gevolgen kan hebben voor de hercontrolesystematiek. Het maandelijkse rofje zal veeleer het karakter gaan krijgen van een mutatieformulier dat wellicht alleen maar ingeleverd hoeft te worden als er iets verandert. De werking van het Inlichtingenbureau heeft dus de nodige gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het handhavingsbeleid. 24
6.5.1
Inlichtingenbureau als sectorloket voor gemeenten Parallel aan de ontwikkeling van het Inlichtingenbureau wordt een systeem ontwikkeld dat zich richt op de samenwerking van sociale diensten en CWI bij het toeleiden naar werk van hun cliënten en het verstrekken van een uitkering. In de gewenste situatie leveren de CWI’s de dossiergegevens elektronisch aan bij het Inlichtingenbureau. Een dossieroverdracht in papieren vorm is dan niet meer nodig. De gemeenten kunnen deze gegevens bij het Inlichtingenbureau ophalen en verwerken in hun eigen systeem. Dit bevordert een kwalitatieve en snellere afdoening van gegevensoverdracht. De gemeenten kunnen de gegevens bij het Inlichtingenbureau ophalen en verwerken in hun eigen systeem. De gegevens van de gemeente zijn via het Inlichtingenbureau weer in te zien door het CWI. Op die manier wordt dus een hoop heen en weer geschuif van gegevens voorkomen. Efficiënter dus. Ongeveer eenderde van de Abw-cliënten komt binnen het huidige belastingsstelsel in aanmerking voor een voorlopige teruggave in de vorm van een zogenaamde heffingskorting. Deze teruggave moet worden aangemerkt als inkomen in de zin van de Algemene bijstandswet rekening en is dus van invloed op de te betalen uitkering. De problematiek van de heffingskortingen is een lastige. Wellicht is het op korte termijn mogelijk om ook op dit terrein te komen tot gegevensuitwisseling tussen de gemeente en de belastingdienst. Het zal duidelijk zijn dat dit een rechtmatige maandelijkse uitkeringsverstrekking bevordert.
25
7
Verificatieschema
7.1
Inleiding
Het rechtmatig verstrekken van een bijstandsuitkering brengt met zich mee dat een zorgvuldig onderzoek plaatsvindt naar alle gegevens die van belang kunnen zijn op het recht op bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand of op het bedrag van de bijstand dat wordt betaald. De belanghebbende die een beroep doet op bijstand is daarom verplicht die gegevens te verstrekken die nodig zijn om de hiervoor bedoelde beoordeling mogelijk te maken. Hem wordt hiervoor een inlichtingenformulier beschikbaar gesteld. Uiteraard dienen deze gegevens vervolgens geverifieerd te worden. Om dit op zo’n eenduidig mogelijke manier te kunnen doen, is een “Verificatieschema” opgesteld. Hierin is aangegeven welke gegevens geverifieerd moeten worden en welke bewijsstukken in dat verband nodig zijn. Tevens zijn in het schema kwaliteitseisen geformuleerd. De verificatie en de bevindingen daarvan worden vervolgens door de casemanager via het kennissysteem MRE schriftelijk vastgelegd. 7.2
Werking van het schema
Het schema werkt als volgt: Kolom 1 In deze kolom staan 12 gegevensgroepen die zoveel mogelijk aansluiten bij het kennissysteem MRE. Kolom 2 In kolom 2 zijn de bewijsstukken dan wel verificatiemiddelen opgenomen. Deze kunnen gebruikt worden om het gevraagde gegeven te verifiëren. De opsomming is niet limitatief. Opsomming wil niet zeggen dat alle bewijsstukken/verificatiemiddelen door de klant moeten worden geleverd. Meestal volstaat een bewijsstuk dat voldoet aan de kwaliteitseisen. Kolom 3 In deze kolom staan aan welke kwaliteitseisen een bewijsstuk/verificatiemiddel moet voldoen. De visuele controle van de casemanager richt zich specifiek op de gestelde eisen. Kolom 4 In de regel wordt van bewijsstukken/verificatiemiddelen eenmalig (E) een afschrift in het klantdossier bewaard. Bij vervolgcontacten worden de bewijsstukken structureel (S) gecontroleerd. Bij wijzigingen, bijvoorbeeld van een paspoort, wordt een nieuwe kopie gemaakt. Betreft het recente bewijsstukken, bijvoorbeeld met betrekking tot inkomen of vermogen, dan wordt eveneens een kopie gemaakt. Kolom 5 Bij twijfel of de klantgegevens wel kloppen, kan de afdeling SoZaWe de gegevens nog eens valideren bij andere uitvoeringsorganen waar de klant ook geregistreerd staat. Tot het moment dat gebruik wordt gemaakt van het Inlichtingenbureau wordt er vanuit gegaan dat de controle van gegevens bij externe bronnen incidenteel voorkomt. Vooralsnog gebeurt dit op niet geautomatiseerde wijze. De on-line-verbinding met de GBA vormt hierop een uitzondering. Extra verificatie vindt natuurlijk ook plaats door huisbezoek, waarbij zo mogelijk 2 personen aanwezig zijn. Veelal is het raadzaam hierbij een beroep 26
te doen op de specifieke inbreng van een fraudepreventiemedewerker van de regionale sociale recherche. 7.3
Inhoudsopgave
Het schema kent de volgende indeling: 1. Personalia 2. Eerdere bijstandsverlening 3. Burgerlijke staat / gezamenlijke huishouding 4. Gezinssamenstelling 5. Woonsituatie / medebewoners 6. Vermogen / schulden 7. Inkomen 8. Ziektekostenverzekering 9. Arbeidsmarkttoeleiding 10. Verhaal 11. Bijzondere kosten 12. Betaling bijstand 7.4
Toepassing schema op Ioaw en Ioaz
Naast de uitvoering van de Abw houdt de afdeling zich o.a. ook bezig met de uitvoering van de IOAW/IOAZ. Deze wetten hebben grote overeenkomsten met de Abw en daarom is het schema tevens bedoeld voor de uitvoering van deze wetten. Niet relevante onderdelen zijn gemarkeerd met een *) en behoeven dus niet te worden geverifieerd.
27
7.5.1
Personalia
Bewijsstukken/ verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
GBA-uitdraai
E/S
Bij twijfel extra verificatie/validering
E
Sofinummer Achternaam, voorvoegsels, voorletters, geboortedatum, geslacht, nationaliteit
Geldig ID-bewijs (paspoort, Europese identiteitskaart, toeristenkaart, zolang nog geldig) Bij bijzondere bijstand verlopen ID-bewijs akkoord, voor zover identiteit voldoende aannemelijk is.
Adres, postcode en woonplaats
GBA-uitdraai van persoonsgegevens en actuele adresgegevens
Niet Nederlanders
7.5.2
-
soort document nummer van het document geldigheidsduu r van het document
Opgegeven adres moet overeenstemmen met GBA.
Verblijfspaspoort van de vreemdelingendienst (A t/m E-documenten, vluchtelingenpaspoort, een paspoort waarin door vreemdelingendienst vergunning tot verblijf is aangetekend, Wdocument
E+S
S
S
Eerdere bijstandsverlening
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Eerdere bijstandsverlening
Beëindigingsbeschikkin g vorige uitkering
Kwaliteitseisen ele controle medewerker
E/ S
Bij twijfel extra verificatie/validering Bij overkomst vanuit andere gemeente afschriften vragen van beschikkingen
28
7.5.3
Burgerlijke staat/gezamenlijke huishouding
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
GBA-uitdraai
Opgave klant moet overeenstemmen met GBA
Burgerlijke staat
E/ S
Bij twijfel extra verificatie/validering
S
Bij echtscheiding Procedure
Conclusie van eis *), Dagvaarding/verzoekschrif t Voorlopige voorzieningen *
E
Officiële Echtscheiding
GBA-uitdraai, Voogdijbeschikking, Echtscheidingsvonnis, Alimentatiebeschikking*), Echtscheidingsconvenant* )
E
Personalia gewezen partner
Zie gegevens, vermeld onder 1 m.u.v. IDgegevens *) Bankafschriften, Samenlevingscontract, Verzekeringspolissen met betalingsbewijzen, Gemeentelijke heffingen, Eigendomsbewijzen duurzame gebruiksgoederen, Betalingsbewijzen duurzame gebruiksgoederen, Tenaamstelling vermogen en schulden, Betalingsbewijzen schulden, info: instanties, zoals belastingdienst, woningbouwvereniging nutsbedrijven, UWV, ziekenfonds. Huisbezoek met fraudepreventiemedewerker.
Gezamenlijke huishouding
29
7.5.4
Gezinssamenstelling
Gegeven Inwonende kinderen < 18 Overige ten laste komende kinderen < 18
Inwonende kinderen ouder > 18 *) 7.5.5
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
GBA-uitdraai
Opgave klant moet kloppen met GBA
E/ S S
GBA-uitdraai, bewijzen van volledige zorg, zoals Akw, bewijzen onderhoud, beschikking Wtos, bewijsstukken (mate van) co-ouderschap
S
GBA-uitdraai en bewijsstukken inkomen kinderen
S
Woonsituatie/medebewoners
30
Bij twijfel extra verificatie/validering Ontvangst Akw
Belastingdienst, UWV
Gegeven
Huurwoning*)
Eigen woning*)
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
Huurcontract, Bewijsstuk verschuldigde huur, Beschikking huursubsidie en/of vangnetregeling,
Namen (ver-)huurder , Adres verhuurder, Huurprijs, Ingangsdatum contract, Handtekeningen huurder en verhuurder
Eigendomsakte, Hypotheekakte, Jaaropgaaf hypotheeknemer Aanslag OZB en rioolrecht, nota opstalverzekering en waterschapslasten GBA-uitdraai,
7.5.6
Bij twijfel extra verificatie/validering
S
E E+ S E+ S
Opgave klant moet overeenstemmen met GBA
S
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
Bij twijfel extra E / Sverificatie/validering
Bankafschriften
Vanaf de periode 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag c.q. datum heronderzoek, Laatste saldo en datum laatste saldo moet blijken
S
Inwonenden*)
Verblijf inrichting
Hoogte hypotheekschuld moet blijken Meest recente hypotheekrente moet blijken
E/ S
Loonstrookje (heffingskorting), Huisbezoek met fraudepreventiemedewerker. Zie ook kolom 2 gezamenl. huishouding
Verklaring inrichting
Vermogen/schulden
Gegeven Bank- en spaartegoeden*)
31
Navraag bij belastingdienst (rentebase) mogelijk
Overig vermogen*)
Schulden*)
7.5.7
Kentekenbewijzen, Eigendomsakte, Taxatierapport, Schenkingsakte, Aankoopnota’s, Verzekeringspolissen, Boedelscheidingsakte , OZB-opgave (bij eigen woning) Bankafschriften, schuldbekentenissen
E
Hoogte, periode, verplichting en aflossing moet blijken
Navraag kentekenregister van Rijksdienst Wegverkeer te Veendam mogelijk (via fraudepreventiemedewer ker)
S
Inkomen
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker
Loonspecificatie, Arbeidscontract,
Van de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag
S
Loon
Navraag bij werkgever, belastingdienst, UWV
Jaarstukken,
Van jaar voorafgaand aan de aanvraag Van 1 januari tot datum aanvraag Van jaar voorafgaand aan de aanvraag
S
Navraag bij belastingdienst, Kamer van Koophandel
Freelance/ zelfstandig bedrijf
Voorlopige exploitatierekening, Kopie aangifte IB
32
E/ S
Bij twijfel extra verificatie/validering
Uitkeringsspecificatie, Toekenningsbeschikking
Van de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag
S
UWV, SVB
Toekenningsbeschikking, Bankafschrift, Beëindigingsbeschikking
Hoogte WSF over 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag moet blijken
E+ S
Informatiseringsbank
Alimentatie*)
Echtscheidingsvonnis , Bankafschrift
Alimentatie over de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag moet blijken
E+ S
Stage / vrijwilligerswerk
Stagecontract, Overeenkomst vrijwilligerswerk, Bankafschrift
Vergoeding over de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag moet blijken
E+ S
Beschikking voorlopige teruggaaf heffingskortingen (geldt eveneens voor bijz. bijstand woonlasten), Bankafschrift
Betaling over de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag moet blijken
E+ S
Uitkeringen
Studiefinanciering*)
Inkomsten via belastingen *)
7.5.8
Ziektekostenverzekering
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker
E/S
Naam ziekenfonds
Ziekenfondskaart of ander bewijsstuk
Geldig
E+S
Ziekenfondskaart of ander bewijsstuk
Geldig
E+S
Polisnummer
Ziekenfondskaart of ander bewijsstuk
Geldig
E+S
Aanvullende Verzekering*)
7.5.9
Belastingdienst
Arbeidsmarkttoeleiding 33
Bij twijfel extra verificatie/ validering
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
Arbeidsovereenkomste n, ontslagbewijzen,
Mogelijk recht op laatste werkdag, aard van het werk moet blijken
E
Arbeidsverleden
Diploma’s, Uitschrijfbewijs opleiding
Opleidingsniveau, laatste studiedag en laatste rechtdag WSF
E
Arbeidsovereenkomst
Werkgever, aard en omvang en aanvang van het dienstverband moet blijken
E
Genoten opleiding
Huidig werk (loondienst-werk)
E/S
Huidig werk (zelfstandige)
Uittreksel inschrijving kamer van Koophandel, boekhouding
E
Huidige opleiding/ cursus
Document m.b.t. de opleiding/cursus
Soort opleiding, duur, studietijd, welke dagen/uren moet blijken
E
CWI
Inschrijfbewijs CWI
Geldigheid inschrijving
S
Fase-indeling CWI
Inschrijfbewijs CWI, PGI-gegevens
Uitzendbureaus
Inschrijfbewijs
Ingangsdatum moet blijken
S
Sollicitaties
Overzicht sollicitaties, sollicitatiebrieven en antwoorden
Kwantiteit en sollicitatiegedrag (passende arbeid) moet blijken
S
Onbetaald werk
Documenten m.b.t. het werk
Soort werk, duur, bij wie, welke dagen/uren en vergoeding moet blijken
E
Arbeidsongeschiktheid
Beschikking WAO/Wajong/WAZ moet blijken
Mate en duur arbeidsongeschiktheid
E
E+S
34
Bij twijfel extra verificatie/ validering
Navraag bij werkgever, zorgverzekeraar of UWV
7.5.10 Verhaal
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker)
E/S
Conclusie van eis, Dagvaarding, Verzoekschrift, Beschikking voorlopige voorzieningen
E+S
Officieel gescheiden
GBA-uitdraai, Voogdijbeschikking, Echtscheidingsvonnis, Alimentatiebeschikking, Echtscheidingsconvenan t
E
Betaling alimentatie
Bankafschrift
Echtscheidingsprocedure
Alimentatie voorafgaand aan de maand moet blijken
Bij twijfel extra verificatie/validering
E+S
7.5.11 Bijzondere kosten
Gegeven
Bijzondere kosten
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker
Bewijsstukken, betalingsbewijzen
E/S
Bij twijfel extra verificatie/validering
E
7.5.12 Betaling bijstand
Gegeven
Bewijsstukken / verificatiemiddelen
Kwaliteitseisen (visuele controle medewerker
(Post)bankafschrift
E/S E
Rekeningnummer (post)bankrekenin g
35
Bij twijfel extra verificatie/validering
8.
LIJST MET AFKORTINGEN
Abw Anw AOW Awb BKR BW CRI CWI GBA GSD IBG Ioaw Ioaz NVVK RIO SIOD SNO SR Suwi SZW UWV VIS VAS VNG Wajong Wao Waz WSNP WSW Wvg ZWOH
Algemene bijstandswet Algemene nabestaandenwet Algemene Ouderdomswet Algemene wet bestuursrecht Stichting Bureau Kredietregistratie Burgerlijk Wetboek Centrale Recherche Informatie Centrum voor Werk en Inkomen/Centrale organisatie werk en inkomen Gemeentelijke Basisadministratie Gemeentelijke Sociale Dienst Informatie Beheer Groep Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelij arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet Regionaal Indicatieorgaan Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Service Niveau Overeenkomst Sociale Recherche Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (ministerie) Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Verificatie Informatie Systeem Vreemdelingenadministratie Vereniging Nederlandse Gemeenten Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen Wet Sociale Werkvoorziening Wet voorzieningen gehandicapten Stichting Zorg en Welzijn Ouderen Heusden
36