omslagveehouderij.qxp:.qxp
27-11-2008
09:43
Pagina 2
Van veehouderijbedrijf naar eigentijds boerenerf Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
n
d
aties
d
008
Dit is een uitgave van Directie Welzijn, Economie en Bestuur
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:15
Pagina 1
Van veehouderijbedrijf naar eigentijds boerenerf Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
1
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:15
Pagina 2
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
2
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 3
Inhoudsopgave Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond en aanleiding Opgave en resultaat Inzet en werkwijze kwalieitsteam
5 5 5 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Context en mogelijkheden experiment boerenerven Vrijkomende agrarische bebouwing Samenhang experiment boerenerven en landschap Marktconform landschap Romantisch landschap Experimenteel landschap Uitwerking uitgangspunten experiment boerenerven
7 7 7 7 9 10 11
3 3.1 3.2 3.3
Pilotproject experiment boerenerf St. Philipsland Analyse van de omgeving Locatiespecifieke kenmerken Overzicht van specifieke uitgangspunten
15 15 15 15
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Uitwerking pilotproject experiment boerenerf Resultaten expertmeeting Resultaten workshop Uitwerking exclusief experiment boerenerf Uitwerking traditioneel expeeriment boerenerf Aanpak en vervolg
17 17 17 19 23 24
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Bijlage: Achtergrond van de Zeeuwse boerderijen Begin van de boerderijbouw Middeleeuwse boerderijen Het ontstaan van nieuwe boerderijtype 1550-1650 Bloeitijd en ondergang van de traditionele boerderijtypen 1650-2000 Ontwikkeling naar de toekomst
25 25 25 26 27 29
3
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 4
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
4
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 5
1. Inleiding Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
1.1 Achtergrond en aanleiding Recentelijk heeft de gemeente Tholen een verzoek gekregen om een vrijkomend veehouderijbedrijf te saneren en daarvoor in de plaats een aantal woningen te bouwen. De wens voor omvorming is het gevolg van een bedrijfsbeëindiging. Het bedrijf ligt op Sint Philipsland ter hoogte van de Sluisweg.
omgeving, wat betreft omvang, vorm en architectuur, kunnen nieuwe eigentijdse boerenerven ontstaan. De ontwikkeling levert in brede zin een kwaliteitsimpuls op voor de omgeving. Deze uitwerking valt onder de ‘ruimte voor ruimte’ regeling en het experiment boerenerven.
Doel van de visie is het ontwikkelen van meer algemene principes als leidraad voor diverse experimenten en initiatieven. De planuitwerkingen moeten zorgen voor een vertaling van de visie in een concreet advies voor dit specifieke geval. De opgave is uitgewerkt in het onderliggende rapport met daarin een visie en de benodigde planuitwerkingen.
1.2 Opgave en resultaat Bij het vrijkomen van grote detonerende bebouwingen in het buitengebied geeft het Omgevingsplan Zeeland 2006 – 2012 de mogelijkheid deze te slopen en te vervangen door één of meerdere woningen. Door de vervangende woningen aan te laten sluiten bij de
Om invulling te geven aan het verzoek en een uitwerking te maken voor het experiment boerenerven, in overeenstemming met het Omgevingsplan Zeeland, is een visie nodig met bijbehorende planuitwerkingen.
1.3 Inzet en werkwijze kwaliteitsteam Voor het opstellen van de visie en planuitwerkingen is door provincie, gemeente en initiatiefnemer intensief samengewerkt onder
inzet van het kwaliteitsteam. Het kwaliteitsteam heeft eerst gewerkt aan een visie voor nieuwe eigentijdse boerenerven vanuit de context van historie, cultuur, identiteit en architectonische kwaliteit. In tweede instantie zijn concrete planuitwerkingen gemaakt met richtlijnen en uitwerkingen voor het ingebrachte pilotproject. In de opzet voor een visie heeft eerst een expertmeeting plaatsgevonden om de context en mogelijke denkrichtingen te bepalen. In een daarop volgende workshop en aanvullende overleggen is een en ander verder uitgewerkt in een visie met uitwerkingen voor de specifieke locatie.
5
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 6
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
6
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 7
2. Context en mogelijkheden experiment boerenerven Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
2.1 Vrijkomende agrarische bebouwing De positie en functie van het landelijk gebied veranderen. De landbouw zit in een vernieuwingsproces. Steeds meer boeren beëindigen hun bedrijfsactiviteiten. Tegelijkertijd zien niet-agrariërs kans om voormalige boerderijen te hergebruiken als woning en/of bedrijfspand. Agrarische activiteiten raken vermengd met, of worden verdrongen door niet-agrarische activiteiten en kunnen het multifunctionele karakter van het landelijk gebied versterken. De woonfunctie kan bij deze ontwikkelingen een belangrijke kostendrager zijn voor het oplossen van problemen en/of het stimuleren van gewenste ontwikkelingen in het landelijk gebied. Hierdoor kan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt en kunnen landschappelijke en cultuurhistorische waarden worden behouden en versterkt. Tegelijkertijd kan door het toestaan van een woonfunctie tegemoet worden gekomen aan de vraag naar landelijk wonen en kan tevens woonmigratie gestimuleerd worden. Het experiment boerenerven is van toepassing in het geval van grote detonerende (agrarische) bebouwing in het buitengebied waarbij de mogelijkheid bestaat de totale
bebouwing te slopen en te vervangen door één of meerdere woningen met een architectuur die passend is bij de omgeving. De afgelopen decennia hebben al veel boerenerven door bedrijfsbeëindigingen een andere (soms ongewenste) agrarische functie gekregen. Te denken valt hierbij aan grootschalige varkensfokkerijen of pluimveebedrijven. Ook hebben veel boerenbedrijven een heel andere functie gekregen, al dan niet gelieerd aan een agrarische achtergrond. Voorbeelden hiervan zijn kampeerboerderijen, kaasboerderijen, kantoorfuncties of invulling met een woonfunctie.
2.2 Samenhang experiment boerenerven en landschap De ontwikkeling van agrarische boerenerven vertoont een duidelijke samenhang met het omliggende landschap en de manier waarop we met het omliggende landschap omgaan. In die zin is een drieledigheid te constateren. In eerste instantie wordt het landschap gebruikt om te exploiteren. Daarbij staat centraal hoe het landschap zo goed mogelijk grondstoffen, bouwstoffen, vruchten en geld kan opbrengen. Dit is een bedrijfsmatige meer marktconforme insteek. In tweede instantie geeft het landschap
echter ook ruimschoots mogelijkheden om van te genieten. Hieronder ligt een meer consumptieve c.q. romantische benadering die in toenemende mate de aandacht krijgt. In derde instantie leent het landschap zich ook voor nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingen. Dit is een meer experimentele insteek. Vanuit deze drieledigheid zijn drie te onderscheiden invalshoeken voor ontwikkeling van het Zeeuwse landschap te onderscheiden: * het marktconforme landschap (exploitatie) * het romantische landschap (consument) * het experimentele landschap (nieuwe mogelijkheden).
2.3 Marktconform landschap Al sinds de vroege Middeleeuwen heeft de mens ingrepen gedaan in het landschap van de Zeeuwse delta. Ging het aanvankelijk om ontginningen ten behoeve van de voedselvoorziening van de directe bevolking, later werden veel polders bedijkt om uit handel verkregen geld winstgevend te herinvesteren. De winning en bebouwing van land is in Zeeland altijd een belangrijke impuls geweest voor het economische klimaat. Tot
enkele decennia geleden floreerde de Zeeuwse welvaart vooral dankzij de economie van het agrarische landschap. Na de Tweede Wereldoorlog is de agrarische sector tengevolge van mechanisatie en schaalvergroting ingrijpend veranderd. Het aantal agrarische bedrijven is sterk verminderd en ook het areaal aan landbouwgrond is afgenomen ten gevolge van de toename van de industrialisering, recreatie en de uitbreiding van woongebieden. Traditionele landbouwgewassen als tarwe, bieten en aardappels zijn langzaam vervangen door bosbessen, hazelnoten, koolzaad, medicinale planten etc. Ook zijn er kassengebieden ontstaan en er zijn zelfs al een aantal Zeeuwse wijngaarden aangeplant. Opvallend is dat bij een veranderende vraag het aanbod van agrarische producten hier op inspeelt. Dit is dus een marktconforme ontwikkeling, zoals ook in het verleden de ontwikkeling van het landschap inspeelde op een veranderende vraag. Toen in de negentiende eeuw de teelt van meekrap door de opkomst van door de chemie ontwikkelde verfstoffen zinloos werd, schakelde men al snel over op de suikerbietenteelt. Dit gaf een enorme vaart aan de ontwikkeling van transportsystemen, zoals spoor, wegennet en de binnenvaart.
7
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 8
Context Inleidingen mogelijkheden experiment boerenerven
Onderwijs Een adviesinvan de het provincie Kwaliteitsteam Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Wellicht leidt de sterke stijging van de voedselprijzen van de laatste jaren wel tot een vernieuwde economische herwaardering van het agrarische gebied door hernieuwde teelt van schaars wordende voedingsgewassen. Ook de behoefte aan agrarische brandstoffen ter vervanging van de fossiele brandstoffen kan het platteland nieuwe impulsen geven. Zeker gezien de discussie die is ontstaan over het onttrekken van grond voor voedingsgewassen ten gunste van agrarische brandstof in de derde wereldlanden.
Sfeerbeelden en impressie van marktconform landschap.
8
Het uitgangspunt van het marktconforme scenario is: verbouwen wat geld oplevert. Dit hoeven niet altijd agrarische producten te zijn. Als windmolens echt winstgevend worden voor een boer (al dan niet dankzij de overheidsubsidies) zouden agrariërs kunnen besluiten om windmolens te gaan plaatsen en te gaan leven van de wind. Als het grondgebruik van het platteland zou worden vrijgegeven, dan wordt het platteland ongetwijfeld een paradijs voor ontwikkelaars, waarbij de grond als bouwgrond veel meer zou opbrengen dan als landbouwgrond. Dit zelfde geldt voor recreatieve ontwikkelingen, waarbij exploitatie van de plattegrond als wingebied en als recreatiegebied elkaar zouden kunnen versterken. Als we terug gaan naar het telen of
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:16
Pagina 9
Context Inleidingen mogelijkheden experiment boerenerven
Onderwijs Een adviesinvan de het provincie Kwaliteitsteam Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
kweken, dan geeft het verplaatsen van de natuurlijke maritieme biotoop van de wateren in en rondom Zeeland naar kweekvijvers op het land, mogelijkheden voor een grootschalige aquacultuur. Deze ontwikkeling is overigens al in gang gezet en kan door de ter discussie staande schelpdierencultuur wellicht in een stroomversnelling geraken. Een ander omstreden thema als ontpoldering kan zelfs in extreme als een exploitatie van het platteland worden gezien als daar voldoende Europese gelden tegenover staan, zij het dat door de inundatie het platteland voorgoed verloren zou gaan. Samengevat levert de exploitatie van het platteland geld op, zoals het platteland ook in het verleden veel geld heeft opgeleverd. Vast staat ook dat dit zeer waarschijnlijk ten koste zal gaan van de context, de cultuur en de identiteit van het Zeeuwse landschap. De vraag is: hebben we dat ervoor over of kunnen we een compromis vinden in een poldermodel dat economische voordelen koppelt aan natuur- en landschapsbeheer?
2.4 Romantisch landschap Als we kijken naar de hang naar het platteland zien we, dat zich door de geschiedenis heen een golfbeweging voordoet. Dan weer
is de stad populairder, dan weer wil men zich meer landelijk vestigen. Soms is dat zelfs seizoensafhankelijk, de winter in de stad, de zomer op het platteland. Tot in de twintigste eeuw zien we dat aspecten als werkgelegenheid en ontplooiingskansen mensen naar de stad deed trekken. Vergaande mechanisering van het platteland verving mankracht door machines. Ook de verbeteringen in het onderwijs leidden ertoe dat plattelandsjongeren voor hun educatie het ouderlijk huis verlieten en naar de stad trokken om vervolgens nog maar zelden terug te verhuizen naar de geboortestreek. Laat staan dat ze in een agrarische functie terugkeerden. Nam de bevolking in stedelijke agglomeraties voortdurend toe, op het platteland groeide de bevolking nog nauwelijks of nam verder af. Deze ontwikkeling gaat tot op de dag van vandaag door en we zien dat in een aantal regio’s langzamerhand serieus wordt nagedacht over krimpscenario’s. Deze ontwikkeling zien we vooral optreden in de periferie van ons land, ver van de drukke randstad. Met name in een aantal grensregio’s, zoals Groningen/Drente, Limburg en ZeeuwsVlaanderen zien we deze ontwikkeling zich snel inzetten. De nabijheid van industriegebieden en wooncentra zoals het EemsDolland gebied, het Ruhrgebied, of de havens en stedelijke gebieden van Antwer-
pen en Gent bieden blijkbaar (nog) onvoldoende aanknopingspunten om via grensoverschrijdende ontwikkelingen deze grensgebieden op peil te houden. Misschien bieden nieuwe, aantrekkelijke woonvormen in een rustig, agrarisch gebied op korte afstand van stedelijke kernen aan bepaalde regio’s van de Zeeuwse delta nieuwe kansen. Wat het wonen betreft, spelen bepaalde verwachtingen ten aanzien van het platteland een belangrijke rol bij de keuze voor het platteland als vestigingsgebied. Men zoekt rust, ruimte, een groene omgeving. Een eenvoudige leefwijze ten opzichte van het jachtige leven in de stad. Een vertrouwde omgeving om de kinderen rustig te laten opgroeien, ver van de negatieve verlokkingen van de grote stad, dan wel een mooie, veilige omgeving om actief te genieten van de pensioenjaren. Men heeft van het platteland een romantisch beeld. De hang naar het arcadische karakter van het platteland bestaat al eeuwenlang. Diverse abdijen hadden naast het klooster in de stad een lusthof op het platteland. Het kasteel Westhove op Walcheren was vroeger een lusthof en gastverblijf van de abten van de Middelburgse abdij. Vooral in de achttiende eeuw lieten tal van
notabelen en koopmannen uit Middelburg en Vlissingen buitenplaatsen bouwen op Walcheren. Soms bestonden deze al vanaf de middeleeuwen als lust- of jachtslot. In de achttiende eeuw werden deze uitgebreid en verfraaid. Of werd er een compleet nieuw landhuis gebouwd, vaak met vijvers, gracht en uitgebreide tuinen. Ook in andere gebieden van Zeeland zien we deze ontwikkeling, zoals in het gebied rondom het dicht bij Zierikzee gesitueerde Schuddebeurs. Veel van deze buitenplaatsen zijn in verval geraakt. Recentelijk zien we een ontwikkeling waarbij deze buitenplaatsen weer worden opgeknapt en weer nieuwe functies krijgen, zoals Der Boede bij Koudekerke, Duinvliet bij Domburg en Ipenoord bij Oostkapelle. Een andere ontwikkeling die we waarnemen is de oprichting van nieuwe landgoederen. Het Omgevingsplan (en voorheen ook al het Streekplan) biedt de mogelijkheid om door middel van de ontwikkeling van nieuw natuurgebied (waarvan een groot gedeelte publiek toegankelijk moet zijn), één of meer landhuizen te bouwen in een groene omgeving. Ook deze ontwikkeling geeft aan, dat er behoefte is aan (luxueus) wonen op het platteland. De hang naar het landleven vind je ook terug in de populariteit van Farm &
9
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 10
Context en mogelijkheden experiment boerenerven Inleiding
Onderwijs de het provincie Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ Een adviesinvan Kwaliteitsteam voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Country Fairs en bladen als “Landleven” en “Buitenleven”. Het landelijk wonen biedt dus zeker kansen voor het platteland. Naarmate het woongebied dichter bij een stedelijke kern ligt, zullen deze kansen toenemen. Dat was vroeger ook al zo (zie de buitenplaatsen op Walcheren) en dat zal voorlopig wel zo blijven, omdat men veelal voor het werk afhankelijk is van de stad. Zelfs na pensionering blijft er behoefte om zowel van de rust van het platteland te genieten als van het winkel- en cultuuraanbod van de stad. Naast het wonen op het platteland kan er natuurlijk ook naar hartelust worden gerecreëerd, bij de boer, of in het vrije veld genieten van de rust, de stilte, de natuur als dagrecreant of als gast op een kampeerboerderij, boerderijhotel of bed&breakfast bij de boer.
2.5 Experimenteel landschap
Sfeerbeelden en impressie van romantisch landschap.
10
Het platteland kan door de ruimte, de kansen, de mogelijkheden en het ongerepte, ook fungeren als laboratorium voor nieuwe ontwikkelingen. In de uitgave “Nieuw tij, impuls voor Zeeland” schetst J. Verseput, betrokken bewoner, akkerbouwer en
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 11
Context en mogelijkheden experiment boerenerven
Onderwijs de het provincie Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ Een adviesinvan Kwaliteitsteam voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
gebruiker van het platteland, een scenario “Boerderijenclaves” genaamd. Daarin pleit hij voor het oprichten van boerderijenclaves, als economisch, cultureel en sociologisch experiment. De belangrijkste uitgangspunten daarbij zijn: wonen, werken, natuur en voedselproductie zouden weer één geheel mogen en kunnen vormen binnen een sociale structuur van maximaal 15 wooneenheden per boerderijenclave. Elke enclave heeft daarbij een eigen specialiteit zoals mode, muziek, multimedia, ecologie, culinair, beeldende kunst. Ingrepen in het Zeeuwse landschap dienen zo bewust en minimaal mogelijk te gebeuren. Tegelijk stelt Verseput dat er grote behoefte is aan eigentijds elan, dat zich doorontwikkelt en zelfs als voorloper zou kunnen fungeren van nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een eigentijdse architectonische vormentaal maar met respect voor het Zeeuwse landschap als voedingsbodem voor het experiment. De uitgave “Nieuw Tij” vormde de weerslag van een ontwerpprijsvraag, georganiseerd door “Het Zeeuws Gezicht”, met als doel om, door middel van de prijsvraag, een bijdrage te leveren aan de discussie rondom toekomstig wonen in de Zeeuwse klei. Hoewel deze prijsvraag een veel breder gebied bestreek dan enkel een nieuwe visie
voor het Zeeuwse boerenerf, hebben toch veel inzenders zich door boerenerven laten inspireren. Bij het doorlezen van het juryrapport en bij nadere beschouwing van de prijswinnende inzendingen valt een tweedeling op met betrekking tot het denken over het Zeeuwse landschap. De eerste prijs en één van de twee eervolle vermeldingen gingen naar plannen voor nieuwe grootschalige, gewaagde moderne invullingen in het Zeeuwse landschap bij respectievelijk de Grevelingendam en één van de door de aanleg van de Westerscheldetunnel, nutteloos geworden veerhaven. De tweede prijs en de andere eervolle vermelding gingen naar plannen voor het boerenerf, waarbij de ontwerpers de bekende ruimtelijke verschijningsvorm als uitgangspunt hebben gehanteerd: kappen en zwarte gepotdekselde delen. Kennelijk is het lastig of wellicht ongewenst om los te komen van het traditionele beeld van het platteland. Men ziet liever pogingen om een nieuwe invulling te passen in het traditionele keurslijf van de Zeeuwse boerderij. Dit in plaats van een nieuwe “visie” met een nieuwe vormentaal die past in de weidsheid van het Zeeuwse platteland. Het eeuwenoude uitgangspunt dat altijd het uiterlijk van het boerenerf heeft bepaald: vorm volgt functie, wordt hiermee voorgoed
verlaten. Daarmee wordt feitelijk de bestaansgrond van het door mensenhanden gemaakte Zeeuwse landschap verloochend. De bewoners hebben door de eeuwen heen het landschap naar hun hand gezet met de maximalisering van opbrengst en doelmatigheid als uitgangspunten. Overwegingen van esthetische aard hebben daarbij nauwelijks een rol gespeeld. Men ging uit van vraag en aanbod en van de materialen die voorhanden waren. Dat dit prachtige boerderijen heeft opgeleverd staat buiten kijf. Bij de bouw van het woongedeelte speelden esthetische elementen wel degelijk een rol. Experimentele boerenerven zouden echter ruimte moeten bieden aan nieuwe ontwikkelingen. Dat kan door het inbrengen van nieuwe functies op het platteland, door het bieden van mogelijkheden om nieuwe sociale structuren te laten ontstaan en door het bieden van ruimte voor vormgeeflijke experimenten of door combinatie van één of meer van bovenstaande uitgangspunten. Het Zeeuwse landschap, als gastheer voor het experiment, verdient respect. De ruimte, de weidsheid, dient als inspiratiebron en uitgangspunt, waarbij het niet a-priori noodzakelijk is om aan te sluiten bij de reeds aanwezige artefacten.
Experimentelen moeten zichzelf durven zien als pioniers op braakliggend land. Alleen dán kan het Zeeuwse landschap een nieuwe ontwikkelingsfase ingaan.
2.6 Uitwerking uitgangspunten experiment boerenerven In het kwaliteitsteam is uitvoerig gediscussieerd en nagedacht over het “Experiment Boerenerven”. Als leidraad voor deze discussie dienden de drie geschetste invalshoeken: het romantische boerenerf, het markconforme boerenerf en het experimentele boerenerf. Tijdens de toepassing en uitwerking bleek het lastig om deze drie invalshoeken consequent toe te passen, dan wel vast te houden. Heel veel aspecten van het boerenerf hebben raakpunten aan alle drie de invalshoeken. Ook het traditionele beeld van de boerenerfverbouwing biedt zowel houvast als beperkingen. Als bijvoorbeeld vanuit de romantische invalshoek boerenerfappartementen worden gerealiseerd in een bestaande schuur, dan lukt dat binnen de beperkingen, maar er zijn nauwelijks functies te bedenken bij andere traditionele erfcomponenten, zoals een put, een stal, erfbeplanting etc. De beperking, de grens van het boerenerf, zou je kunnen doorbreken
11
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 12
Context en mogelijkheden experiment boerenerven
Ganzenopvang Een advies van Zeeland, het Kwaliteitsteam beheersgebiedsplan Zeeland voor ruime eenjas experiment begrenzing boerenerven op Sint Philipsland
door ook de omgeving bij het onderzoek te betrekken. Het marktconforme erf biedt veel kansen als nieuw woongebied voor bijvoorbeeld mensen die op het Zeeuwse platteland willen wonen, maar willen blijven werken in de stad. Ligging nabij wat grotere stedelijke gebieden zoals Rotterdam of Antwerpen biedt dan extra kansen. Het marktconforme erf biedt ook kansen voor allerlei vormen van woon- en werkcombinaties (woning en bedrijf bij elkaar) of voor thuiswerkers. Experimentele boerenerven zijn een nieuwe en uitdagende opgave. Dit fenomeen kan op meerdere manieren een nieuwe impuls betekenen voor het platteland. In algemene zin spelen behoud van de korrelgrootte en de voetprint van het boerenerf een grote rol. Daarbij dient het volume en de morfologie van de bebouwing als basis, maar ligt het kiezen van andere materialen voor de hand. Belangrijk is ook te streven naar behoud van het landelijke karakter door de juiste keuze van functies en bestemmingen en het beperken van nieuwe verkeersbewegingen. Sfeerbeelden en impressie van romantisch landschap.
12
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 13
2. Dé OnderwijsAgenda
Context en mogelijkheden experiment boerenerven
Onderwijs de het provincie Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ Een adviesinvan Kwaliteitsteam voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Aanvullend hierop stelt het kwaliteitsteam de volgende spelregels voor: * analyseer een groter gebied, bijvoorbeeld de gehele polder waarin het erf gelegen is; * bekijk de invulling en een ruimere context dan alleen het gebied van het erf, betrek de omgeving erbij; * neem regionale kenmerken als inspiratiebron;
* plannen die contextloos en identiteitloos zijn, hebben geen betekenis voor de locatie en dienen dus afgewezen te worden; * leg relaties met werk en recreatie; * definieer de doelgroep en betrek de economische en sociale component daarbij; * kies voor een samenhangende eenheid, c.q. collectief eigendom, het erf niet opdelen of verkavelen;
* maak gebruik van schaalniveau, beleving, korrelgrootte en de historie van de plek; * ieder erf vraagt om zijn eigen specifieke oplossing; * denk aan regionale kenmerken zoals schaal, kleur, vorm en materiaalgebruik; * kies een extravert karakter van de bebouwing; * neem de vrijheid om te experimenteren (met aandacht voor de collectieve waar-
de, betekenis voor de totale context van het gebied waarin het plaatsvindt en niet enkel gebaseerd op individuele wensen van de initiatiefnemer); * zorg voor draagvlak bij initiatiefnemers en bestuurders, niet alleen bij planvorming maar ook bij de uitwerking. Belangrijke aandachtspunten zijn tot slot opdrachtgeverschap, kosten, architectenkeuze en aansturing van de architecten.
13
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 14
Dé OnderwijsAgenda
Onderwijs de het provincie Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ Een adviesinvan Kwaliteitsteam voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
14
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 15
3. Pilotproject experiment boerenerf Sint Philipsland
Dé OnderwijsAgenda
Onderwijs Een adviesinvan de het provincie Kwaliteitsteam Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
3.1 Analyse van de omgeving Het eiland Sint Philipsland is in twee periodes opnieuw bedijkt. De Oude Polder is bedijkt in 1645. De Anna Jacobapolder is bedijkt in 1847 door Willem Frederik del Campo, een legerkapitein, die een gedeelte van het gebied via een erfenis in handen kreeg en de aandelen van de andere erfgenamen vervolgens overnam. Omdat hij in Zeeuws-Vlaanderen gestationeerd was geweest, waren veel van de medewerkers en arbeiders van het eerste uur uit ZeeuwsVlaanderen afkomstig. Willem Frederik del Campo bewoonde een buiten, het Witte Huis, gelegen aan de Sluisweg. Dit pand is lang geleden gesloopt. Bijna alle grond in de Anna Jacobapolder wordt gebruikt door grootschalige landbouwbedrijven. Alleen langs het natuurgebied de Bruintjeskreek, komen graslanden voor. Bijzondere elementen in het landschap zijn de aan de noordzijde van de polder gelegen eendenkooi en de buitendijks gelegen hollestelle. Deze laatste is een drinkplaats voor de op de schorren grazende schapen. Het weidse landschap, de rust en de gunstige ligging op geringe afstand van de randstad en Bergen op Zoom maken deze locatie aantrekkelijk voor mensen die zich hier permanent willen vestigen, al dan
niet in combinatie met werk in de randstad of West-Brabant. Ook voor zelfstandig werkende professionals die niet afhankelijk zijn van veel bezoek aan huis, is dit een uitgelezen locatie.
3.2 Locatiespecifieke kenmerken De locatie ligt direct achter de dijk en dus op de grens van land en water. Aan de ene kant is er de weidsheid van het cultuurlandschap van de Anna Jacobapolder en aan de andere kant van de dijk het weidse uitzicht over de schorren en het Zijpe. Met name deze bijzondere ligging vormt de unieke kwaliteit van deze locatie: een fraai uitzicht aan twee kanten van het erf; aan de voorkant zicht op het natuurlijke landschap van het water, slik en schorren, aan de achterkant het ruime uitzicht over het cultuurlandschap. De Sluisweg bevindt zich op zeer korte afstand van de verbindingsweg tussen de veerhaven en Sint-Philipsland, waarvandaan de doorgaande route zich splitst richting Bergen op Zoom en richting Rotterdam. De bestaande bebouwing van het gehucht Sluis langs de Sluisweg vormt een tamelijk wijd uiteen staande lintbebouwing, tot de T-
splitsing met de weg naar Anna Jacobapolder. Hier lag vroeger het gehuchtje Lombok en hier stond vroeger een watertoren. Nieuwe erfbebouwing zal in deze lintbebouwing ingepast moeten worden. Gemeente Tholen geeft aan dat de toekomstvisie van de gemeente uitgaat van het vitaliseren van de agrarische sector. De bevolkingsprognose duidt niet op krimp in de regio.
3.3 Overzicht van specifieke uitgangspunten Het plan Sluisweg in Anna Jacobapolder is het eerste pilotproject in het kader van project “Experiment Boerenerven”. Het “Experiment Boerenerven” heeft tot doel om in overeenstemming met het omgevingsplan Zeeland één of meerdere woningen te realiseren op een te saneren boerenerf die qua omvang, vorm en architectuur aansluiten
Ligging en landschap rond boerenerf in Anna Jacobapolder.
15
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:17
Pagina 16
Pilotproject experiment boerenerf Sint Philipsland
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
bij de omgeving zodat op deze wijze eigentijdse boerenerven ontstaan. De te ontwikkelen woningen moeten gerealiseerd worden in prijsklassen die passen binnen de voor het gebied werkende markt. Hoofduitgangspunt is dat de ontwikkeling in brede zin een kwaliteitsimpuls voor de omgeving oplevert. De locatie Sluisweg Anna Jacobapolder ligt op de uiterste westpunt van het (voormalige) eiland Sint Philipsland en betreft een vleeskuikenbedrijf. Het vleeskuikenbedrijf is in zijn branche een bedrijf van gemiddelde grootte. Om een goede bedrijfsvoering in de toekomst te waarborgen, zou het verder moeten doorgroeien. Er zijn echter geen uitbreidingsmogelijkheden voorhanden. Bedoeling is het bedrijf te beëindigen en te saneren. Het erfoppervlak beslaat 9.600 m², hierop staan een woonhuis en vijf bedrijfshallen. De locatie ligt direct aan de dijk ter hoogte van de Slikken van Rumoirt en op ca. 500 meter van de voormalige veerhaven (Anna Jacobapolder-Zijpe). Deze locatie vormt een oase van rust in de groen/blauwe Zeeuwse delta. Er zijn geen doorgaande wegen en er is geen bewoningsconcentratie. Anna Jacobapolder, de dichtst bij gelegen kern, heeft ca. 400 inwoners. Het
16
schiereiland heeft totaal ca. 2500 inwoners. Bij de voormalige veerhaven ligt een hotelrestaurant (12 kamers). In de regio zijn nauwelijks recreatiebedrijven. In de zomer komen er wel veel dagjesmensen om te zonnen, te zwemmen, te vissen en te duiken. De bewoners van het nabijgelegen Anna Jacobapolder zijn voor het grootste gedeelte mensen van buiten Zeeland, veelal uit de randstad afkomstig. Ze komen af op de relatief goedkope woningen, de rust en de ruimte. Soms zijn het gezinnen die hun kinderen in een rustige omgeving willen laten opgroeien. Vaak gaat het om forensen die in de randstad werken en wonen op Sint Philipsland. De rijtijden tot Rotterdam variëren van 45 minuten tot ca. 1,5 uur (spits). West-Brabant en Bergen op Zoom liggen nog dichterbij; de afstand tot het centrum van Bergen op Zoom is slechts 25 km. (ca. 40 minuten). Het landschap van Sint Philipsland wordt gekarakteriseerd door de weidse zichtlijnen die slechts nu en dan worden onderbroken door een dijk, een sporadische bosschage of een landbouwbedrijf. Op sommige plaatsen kun je de totale breedte van het schiereiland overzien. Sint Philipsland is al eens in de vijftiende eeuw bedijkt, maar is vervolgens bij een aantal grote watervloeden weer onder water verdwenen.
Op de grens van land en water.
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 17
4. Uitwerking pilotproject experiment boerenerf Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
4.1 Resultaten expertmeeting Tijdens de expertmeeting is vanuit drie scenario’s gekeken naar het boerenerf. Het romantische scenario zou leiden tot historisch herstel en behoud van het traditionele boerenerf. Het marktconforme scenario onderzocht welke andere eventueel niet-agrarische functie het boerenerf een nieuwe economische impuls zou kunnen geven en het experimentele scenario onderzocht welke kwaliteitsimpuls een nieuwe invulling kan geven aan het boerenerf en het omliggende gebied. Vervolgens is gekeken naar de voorliggende opgave wat betreft de aspecten erf, omvang en bouwvolume. Gezocht is naar de gemeenschappelijke meerwaarde van het experiment uitgaande van de vraagstelling: hoe ga je om met de omgeving en wat levert het experiment op voor de streek? De betekenis van het experiment moet verder reiken dan de begrenzing van het erf zelf. De Sluisweg wordt door zijn ligging op de grens van land en water als een unieke plek gezien. De plek verdient meer dan alleen het bebouwen van het erf met een aantal woningen. Een commerciële aanpak vraagt meer dan enkel het ontwikkelen van standaardwoningen. De plek biedt zoveel bijzonders dat er grote kansen liggen om juist hier door een bijzondere invulling aan de totale omgeving
toe te voegen, een project te ontwikkelen wat financieel ook iets oplevert en tegelijkertijd meerwaarde geeft aan de omgeving.
4.2 Resultaten workshop Om de specifieke kwaliteiten van de locatie te kunnen benutten, dient men uit te gaan van woningen met meerdere woonlagen, zodat men over de dijk (ca. 8 meter hoog) heen kan kijken. Dat betekent dat dit relatief grote woningen worden. Omdat beoogde woningbouw kwaliteit aan de omgeving moet toevoegen, dient men uit te gaan van een hoog ambitieniveau zowel ten aanzien van verdere uitwerking als van materialisatie. Dat betekent dat men zich voor verdere ontwikkelingen van dit erf zal moeten richten op een hoger marktsegment. Te denken valt aan kapitaalkrachtige kopers uit de randstad, West-Brabant of de omgeving van Antwerpen. Wellicht gecombineerd met een doelgroep van kopers die energiebewust denken en bereid zijn om ten gunste van het milieu extra te investeren in natuurlijke energiebronnen en natuurlijke materialen: wind, water en zon zijn in voldoende mate aanwezig. Naast forensen valt er te denken aan mensen met een huisgebonden beroep, zodat er een combinatie ontstaat van wonen en werken.
De locatie is bijzonder en heeft unieke kwaliteiten, liggend op de grens van natuur- en cultuurlandschap. De te bouwen woningen zullen qua kwaliteit moeten aansluiten bij de hoge omgevingskwaliteit, Exclusiviteit dient daarbij voorop te staan en er zullen hoge eisen worden gesteld aan de architectuur. Het hoge ambitieniveau, gekoppeld aan een hogere prijsklasse impliceert dat er ruimte moet zijn voor de kopers om eigen woonwensen in het door de architect ontwikkelde concept in te brengen. De ligging direct op de grens van zout en zoet impliceert dat er gebruik gemaakt zal moeten worden van duurzame materialen die gedurende langere tijd blootgesteld kunnen worden aan dit zoute milieu. Om van het unieke uitzicht te genieten zal er een woonprogramma ontwikkeld moeten worden met als uitgangspunt “wonen op niveau”. Dat kan door het traditionele programma van wonen op begane grond, slapen op de verdieping om te keren en dus op de verdieping te gaan wonen of door de woningen op palen te plaatsen. Bijzondere aandacht verdient de invulling van het erf: verkaveling van het bestaande erf (9.600 m²) over vier aparte woningkavels is niet aan de orde. Vanuit de boerenerfgedachte moet het perceel als een eenheid blijven
functioneren. Het wonen op de verdieping en niet op de begane grond helpt hieraan mee omdat daarmee de behoefte aan een privétuin komt te vervallen. Er zal gekozen moeten worden voor een anders dan gebruikelijke vorm van terreininrichting. Te denken valt aan een gemeenschappelijk erf waarbij plaatselijke privacyplekken gecreëerd kunnen worden middels niet hoogopgaande erfbeplanting in de vorm van halfhoge hagen o.i.d. Gezien de doelgroep dient rekening gehouden te worden met twee auto’s, te parkeren op eigen terrein of in de garage. Los aangebouwde garages zijn uit den boze. De garage zal ondergebracht moeten worden in het hoofdvolume van de woning of gezamenlijk in een apart bijgebouw (“wagenloods”). Voor het geheel valt te denken aan torenachtige vrijstaande bouwvolumes, ieder met een eigen individueel karakter, maar toch familie van elkaar, gesitueerd op het erf, waarbij het vrije uitzicht norm zal zijn voor de onderlinge plaatsing op het grondvlak. Het erf zelf zal een gemeenschappelijk erf zijn met groene coulissen (halfhoog) om privacy op bij de woning gelegen terrassen e.d. te waarborgen. Het verdient aanbeveling om voor de aankleding van dit gemeenschappelijk erf een landschapsarchitect aan te trekken.
17
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 18
Uitwerking pilotproject experiment boerenerf
Onderwijs de het provincie Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ Een adviesinvan Kwaliteitsteam voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Principe exclusief experiment boerenerf.
18
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 19
3. Aanpak proces
Uitwerking pilotproject experiment boerenerf
Onderwijs Een adviesinvan de het provincie Kwaliteitsteam Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
4.3 Uitwerking exclusief experiment boerenerf Hiernaast wordt een schets gepresenteerd van een mogelijke uitwerkingsvariant volgens het principe exclusief experiment boerenerf. De uitwerkingsvariant bestaat uit een kader waarbinnen in totaal 8 woningen ontworpen kunnen worden. Dit kader bestaat uit een uitwerkingsvoorbeeld en een set ontwerpregels die aangeven wat er binnen het gegeven kader mogelijk is. Het kader bestaat uit een bebouwingsstempel dat dient als structurerend element voor de invulling van deze locatie. Dit stempel bestaat uit vier lineaire smalle bebouwingsstroken die loodrecht staan op de Sluisweg en de dijk langs het schorrengebied. Per strook kunnen twee bouwvolumes worden gerealiseerd. Het eerste volume is torenvormig met als ontwerpthema uitzicht over het schorrengebied. Het tweede volume is plat, één-laags met als ontwerpthema uitzicht over het akkerland. Beide volumes mogen uitgebreid worden met éénlaagse bebouwing aangegeven door het lichtgrijze gebied. Elke strook wordt aan de linkerzijde begrensd door een gesloten wand die de privacy van het perceel waarborgt.
Alleen het lichtgroene gebied mag beschouwd worden als privétuin. Al het overige groen is gemeenschappelijk. De vier evenwijdige stroken worden doorsneden door een lineaire verhoogde gemeenschappelijke tuin die de scheiding vormt tussen de torenwoningen en de akkerwoningen. Onder deze strook ligt een halfverdiepte gemeenschappelijke parkeerstrook welke vanuit de woongebieden toegankelijk is. Achter de buurwoning is een klein parkeergebied voor bezoekers en parkeren. Het hoge woonvolume bestaat uit een blok van 6x18x12 meter. Binnen dit volume is de ontwerper vrij om de woning te ontwerpen. Het ontwerp mag deze begrenzing niet overschrijden, ook terrassen en balkons moeten binnen dit volume vallen en er
moeten binnen dit volume in ieder geval vier bouwlagen worden gerealiseerd. Boven het niveau van 12 meter mag nog een bijzondere dakvorm worden gerealiseerd tot een maximale totaalhoogte van 15 meter. Achter het hoge blok mag de woning éénlaags worden uitgebreid, binnen de strook en tot de erfgrens aan de achterzijde. Dit mag ook een losse bebouwing zijn en het gebruik is vrij, dit kan bijv. een kantoorruimte zijn, een prieel, een gastenverblijf etc. Het lage woonvolume kent een maximaal oppervlak van 6x18 meter. Dit volume mag worden uitgebreid door bebouwing van een strook van 6 meter, die grenst aan de erfgrens aan de achterzijde. Op deze manier kan optimaal gebruik gemaakt worden van het vrije uitzicht over het akkerland.
De drie schetsen geven respectievelijk de hoofdvolumes met de uitbreidingsgebieden aan, het privé groen en het openbare gebied.
19
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 20
Aanpak proces Uitwerking pilotproject experiment boerenerf
Onderwijs de het provincie Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ Een adviesinvan Kwaliteitsteam voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
20
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 21
Uitwerking pilotproject experiment boerenerf Aanpak proces
Onderwijs Een adviesinvan de het provincie Kwaliteitsteam Zeeland: Zeeland ‘dé OnderwijsAgenda’ voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Een weergave in isometrie met de ontwerpregels van de bebouwingsstrook.
21
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 22
Uitwerking pilotproject experiment boerenerf
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Principe traditioneel experiment boerenerf.
22
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:18
Pagina 23
Uitwerking pilotproject experiment boerenerf
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
De traditionele vomen zijn het uitgangspunt voor het ontwerp dat verder opgebouwd wordt met eigentijdse detaillering en materialen.
23
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:19
Pagina 24
Hoofdstuk Bijlage 1 Deelnemers 1 veldraadpleging Uitwerking pilotproject experiment boerenerf
Een advies van Zeeland, het Kwaliteitsteam Zeeland voor eenjas experiment boerenerven op Sint Philipsland Ganzenopvang beheersgebiedsplan ruime begrenzing
4.4 Uitwerking traditioneel experiment boerenerf De initiatiefnemer/eigenaar van het boerenerf heeft na de workshop een aantal aanvullende voorstellen gepresenteerd welke meer traditioneel en minder vernieuwend van aard zijn dan het voorstel van de workshop. De voorstellen spreken de deskundigen minder aan maar spreken de initiatiefnemer/eigenaar en gemeente juist meer aan. De drie alternatieve voorstellen bestaan uit een plan voor een boerenerfbebouwing, een bebouwing op vliedbergen en een bebouwing met paalwoningen en ruim uitzicht woningen. Het vliedbergplan past niet in de omgeving en het paalwoningplan is een meer traditionele uitwerking van het uitgangspunt van de workshop en voegt niets nieuws toe. Het boerenerfplan is nader onderzocht en van een verder uitwerkingskader voorzien. Het boerenerf bestaat uit een viertal bouwvolumes welke zijn geïnspireerd op een traditioneel boerenerf namelijk een boerenwoning, een grote schuur, een tweetal gekoppelde kippenschuren en een wagenloods. De boerenwoning is een vrijstaande woning op een ruim terrein aan de Sluisweg begrensd door een boomgaard. De schuur-
24
woningen zijn grote geschakelde woningen met ca. vier bouwlagen waarbij de bovenste bouwlagen uitzicht hebben over het schorrengebied. De kippenschuurwoningen zijn geïnspireerd op de huidige bebouwing van het terrein en de wagenloods vormt een overdekte parkeerplek voor de bewoners van het erf.
een entresol. De maximale hoogte is 6 meter. De kleuren die mogen worden toegepast zijn wit, zwart en alle nuances van grijs. Materialen zijn hout, staal en glas. Daken van metaal of vlakke grijze leien of pannen.
4.5 Aanpak en vervolg Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de erfbebouwing traditioneel wordt uitgewerkt. De vormkenmerken en typologie van het traditionele Zeeuwse boerenerf dienen als inspiratiebron voor het ontwerp. Het is niet de bedoeling dat er hier een boerenerf wordt nagebouwd dat er nooit is geweest. De traditionele vormen zijn het uitgangspunt voor het ontwerp dat verder opgebouwd wordt met eigentijdse detaillering en materialen. De referentiebeelden geven aan in welke richting gedacht kan worden. De kap van de schuur mag binnen het volume van de kap doorbroken worden met loggia’s en terrassen om het uitzicht over het schor mogelijk te maken. Ook mogen grote glasstroken in het dakvlak worden aangebracht. De gekoppelde kippenschuren bieden plaats aan vier woningen, die bestaan uit een voor- en een achterhuis gekoppeld door een atrium. De kap biedt plaats aan
Deze bijzondere plek vraagt om een bijzondere aanpak. Hier moet een hoogwaardige invulling worden gerealiseerd, rekening houdend met de bijzondere kwaliteiten van de locatie, met een hoog ambitieniveau qua architectuur en materiaalgebruik en voor een doelgroep die de locatie waardeert en dus bereid is te investeren in een hoogwaardig bouwplan. Om tot een hoogwaardig plan te komen moeten voor de verdere uitwerking één of meerdere architecten worden geselecteerd. Dit kan door aan één of meerdere architecten opdracht te geven voor een ontwerp of door het organiseren van een prijsvraag in een nader te bepalen vorm. De ontwikkeling zelf kan plaatsvinden in de vorm van particulier ondernemersschap door de initiatiefnemer zelf of door een
derde partij die de grond dan van de initiatiefnemer/eigenaar overneemt, al dan niet samen met een reeds ontwikkeld bouwplan. Om de realiseringsmogelijkheden te onderzoeken, kan er als eerste verkenning een z.g. quickscan uitgevoerd worden door een makelaar die de beoogde doelgroep goed kent en vervolgens kan een marketingplan opgesteld worden om de woningen te ontwikkelen en in de markt te plaatsen. Om de quickscan handen en voeten te geven zal er een ambitieschets worden vervaardigd om inzicht te geven in de architectonische, ruimtelijke en functionele mogelijkheden van de locatie gebaseerd op randvoorwaarden die voortvloeien uit de geformuleerde uitgangspunten. Over deze ambitieschets zal er consensus moeten zijn tussen de ontwikkelende partij, de gemeente en de provincie. Omdat het hier een pilotproject betreft op een gevoelige hoogwaardige locatie, is het noodzakelijk dat de provincie de ruimtelijke ordeningsprocedure tot de wijziging van het bestemmingsplan begeleidt. De bestemmingsplanprocedure kan doorkruist worden door de invoering van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening.
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:19
Pagina 25
5. Bijlage: Achtergrond van de Zeeuwse boerderijen Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
5.1 Begin van de boerderijbouw Een ontwikkelingsgeschiedenis van de boerderijvormen in het zuidwestelijke kustgebied begint omstreeks de 9e à 10e eeuw, toen er sprake was van permanente bewoning op een schaal van enige betekenis. De eerste hoeves in Zeeland ontstonden toen landbouwers van de hogere gelegen Vlaamse zandgronden migreerden naar het schorrengebied. Vaak waren dit kloosterlingen van de Vlaamse abdijen. Hun hoevetype was gebaseerd op het Vlaamse type dat met een walgracht was omgeven. Een steekhoudende verklaring voor de walgracht is niet zonder meer te vinden. Voor de verdediging van het bezit was een beperkte gracht niet doeltreffend, voor de afwatering vaak niet noodzakelijk. Waarschijnlijk was het een soort statussymbool. Wellicht dienden de grachten als extra reservoir voor de drinkwatervoorziening. Binnen de gracht bevond zich een complex dat bestond uit een flink aantal gebouwen zoals woonhuis, ovenkot, stal, paardenstal en schuur. Grote driebeukige schuren kwamen vooral voor in de Vlaamse kuststreek. Het gaat hierbij om zeer grote gebouwen (Ter Does meet 55 bij 22 meter en is 18 meter hoog) met zware gebinten en gemetselde wan-
den. Indeling en constructie van de grote schuren van abdijen en instellingen konden behoorlijk uiteenlopen. Als boeren het voorbeeld van grote abdijschuren wilden volgen, konden ze kiezen uit verschillende alternatieven zoals ankerbalk- of dekbalkgebinten, dwarsdeel of langsdeel, stallen voor vee in de schuur of juist niet. Eenvoudige boeren trokken evenwel hun schuren zelden in het dure metselwerk op. Vanwege de schaarste zal ook hout als bekledingsmateriaal te duur zijn geweest. Waarschijnlijk gebruikte men hiervoor vlechtwerk in vakwerkwanden. Boeren zullen later met het verstenen van hun boerderijen zijn begonnen dan rijke grootgrondbezitters zoals kloosters en gasthuizen. Toch is het aannemelijk dat dit proces al in de late Middeleeuwen op gang kwam. De kuststreek van Vlaanderen was een belangrijk gebied voor de productie van steen. Al in de 13e eeuw vond uitvoer naar Engeland plaats. De woonhuizen van de boerderijen in de Vlaamse kustvlakte waren gewoonlijk vrijstaand, dat is tot op de dag van vandaag in Zeeuws-Vlaanderen meestal nog zo.
5.2 Middeleeuwse boerderijen Over de Middeleeuwse boerderijen op de Zeeuwse eilanden is veel minder bekend dan over die in Vlaanderen. Ook grote abdijschuren moeten hier zijn voorgekomen, maar er zijn geen restanten van bekend. Er zijn nog slechts enkele woonhuizen van boerderijen waarin een zestiende-eeuwse kern is aangetroffen.
plaggenwalletjes. Ruimtelijk hadden ze een driebeukige indeling. Het dak steunde op twee rijen ingegraven palen. De huizen van het derde type hadden dezelfde driebeukige indeling, maar waren korter en breder (ca. 15 bij 7 meter). Omstreeks de 16e eeuw is pas de verstening van het woongedeelte op gang gekomen. Omdat de abdijen ook op de Zeeuwse eilanden bezittingen hadden, moeten ook hier grote abdijschuren hebben
In de negende eeuw werden in het VlaamsZeeuwse kustgebied verschillende ringwalburgen aangelegd ter verdediging tegen de invallen van de Noormannen. Nadat deze versterkingen hun militaire betekenis hadden verloren, vestigden zich er landbouwers. Archeologisch onderzoek heeft een schat aan gegevens opgeleverd over deze eerste boerenbedrijven. De huizen uit de eerste bewoningsfase vertoonden drie verschillende vormen. De meest primitieve huisvorm was een rechthoekig huis waarvan de onderzijde van de wand bestond uit een ongeveer 1 meter brede plaggenstrook. Het dak steunde op deze lage plaggenmuren. Er zijn geen kolommen aangetroffen. De huizen van het tweede type waren lang en smal (tot 20 bij 6 meter). Ze hadden vlechtwerkwanden waarvan de voet werd beschermd door
25
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:19
Pagina 26
Bijlage: Achtergrond van de Zeeuwse boerderijen
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
gestaan en zal het Vlaamse type de boerderijbouw zeker beïnvloed hebben. De verstening van de boerderijen kwam pas goed op gang toen men in de loop van de 16e eeuw over grote hoeveelheden IJsselsteen kon beschikken. In het algemeen bouwde men alleen het woonhuis van steen. Aanvankelijk was het woongedeelte eenvoudig van opzet, vaak niet meer dan twee vertrekken, welke dwars voor het bedrijfsgedeelte stonden. Later werden deze plattegronden door uitbreiding met steeds meer vertrekken veel ingewikkelder. Doordat de nieuwe bakstenenwanden vaak niet de vlechtwerkwanden van het bestaande gebouw vervingen maar werden gebruikt voor een stenen aanbouw, zette dit een proces in gang dat uiteindelijk zou leiden tot de scheiding tussen woon- en bedrijfsgedeelte. De nieuwe vertrekken vormden immers een afzonderlijke bouwkundige constructie.
5.3 Het ontstaan van een nieuw boerderijtype 1550-1650 De overstromingen in de vijftiende en zestiende eeuw betekenden voor grote delen van het zuidwestelijke kustgebied een radicale breuk met het verleden. De boerderij-
26
vormen konden zich hier niet geleidelijk aan ontwikkelen. Na de herdijkingen ontstond in korte tijd een ander boerderijtype afgestemd op de eisen van het grote gemengde bedrijf met sterk accent op de graanteelt. Daarbij werd aangeknoopt bij de bestaande, uit de Middeleeuwen daterende bouwtradities. Door de grote migratiestromen en door de bij de inpoldering betrokken “technici” als dijkbouwers en landmeters die in het hele kustgebied actief waren, raakten ook nieuwe concepten snel verspreid. Dit leidde tot uniformering van de boerderijtypen in een zuidwestelijk kusttype. De herdijkingen in het zuidwesten zijn begonnen in de noordwesthoek van Brabant. Onderzoekers zijn de mening toegedaan dat de in dit gebied ontwikkelde polderhoeve is afgeleid van het Brabantse huis. Dit was een driebeukige woonstalhuis met achter het woongedeelte een dorsvloer en daar weer achter een in de middenbeuk gesitueerde potstal. Oogstopslag vond plaats in kapbergen of in een vrijstaande dwarsdeelschuur. Omdat dit type meer gebaseerd was op een boerderijtype dat geschikt was voor de Brabantse zandgronden, waar veel behoefte was aan mest (potstal) en minder voor opslag (lage opbrengsten), bleek al snel dat
Plattegrond en doorsnede van de schuur van boerderij Kwistenburg te Kwadendamme. Deze boerderij dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van de zeventiende eeuw
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:19
Pagina 27
Bijlage: Achtergrond van de Zeeuwse boerderijen
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
dit type voor de kleipolders niet voldeed. Er was behoefte aan veel meer opslagruimte door de grootschaligheid van de bedrijven en de rijke opbrengsten, minder behoefte aan een potstal maar wel behoefte aan grote paardenstallen omdat veel paarden werden ingezet voor het bewerken van het land. Aanvankelijk ontstond er een boerderijtype met een veel grotere schuur met twee dwarsdelen dat echter al snel, in de zeventiende eeuw, plaats moest maken voor een langsdeelschuur, afgeleid van de zogeheten Vlaamse schuur.
had in het zeekleigebied van ZuidwestNederland een nieuw boerderijtype zijn intrede gedaan. Tot aan de ingrijpende transformatie van de landbouw in de loop van de twintigste eeuw zou dit boerderijtype zich verder blijven ontwikkelen. Hierbij groeiden de verschillende regio’s soms uit elkaar, wat betreft het bedrijfsgedeelte. De woonhuizen gingen echter steeds meer overeenkomsten vertonen. De ontwikkeling van het bedrijfsgedeelte werd vooral bepaald door de agrarische bedrijfsvorm. Vorm en contractie van de schuren werd steeds beter afgestemd op de
Rond het midden van de zeventiende eeuw
Het woonhuis van boerderij Reigersburg te Sint Maartensdijk, gebouwd omstreeks 1680 voor de regentenfamilie Heron.
eisen van het gevoerde bedrijfstype. Gaandeweg ontstonden er twee typen, de Vlaamse en de Zeeuwse schuurgroep. De eerste wordt gekenmerkt door een schuur met (midden)langsdeel en de tweede door een schuur met één of meer dwarsdelen. De boerderijen van de Vlaamse schuurgroep en de Zeeuwse schuurgroep kregen geleidelijk een zelfde type woonhuis. Voor een belangrijk deel waren deze ontwikkelingen het gevolg van veranderingen in bedrijfsgrootte die zich voordeden in de achttiende eeuw.
Op de Zeeuwse eilanden kwam de herdijking op gang aan het einde van de zestiende eeuw. In 1558 werd begonnen met het herwinnen van het in 1530 overstroomde eiland NoordBeveland, vanaf 1616 vonden inpolderingen plaats aan de westkant van Zuid-Beveland, bij Borssele en ’s-Heerenhoek en ook aan de oostzijde van Walcheren. Dit proces zette ook de ontwikkeling van nieuwe types boerderijen in gang.
5.4 Bloeitijd en ondergang van de traditionele boerderijtypen 1650 – 2000
scheiden door de bouw van grote, fraai afgewerkte woningen. Het huis met de ingang in de lange gevel met daarachter de centrale gang zou hierdoor in het grootste deel van het zuidwesten gaan overheersen.
Het uit 1764 daterende woonhuis van de Hooge Hoeve te Dreischor. Dit heeft nog de oude opzet met ingang in de kopgevel.
Tijdens de depressie moesten veel kleinere boeren hun bedrijfsvoering opgeven. De “elite” van grote landbouwers en grondeigenaren die overbleef wilde zich onder-
Vanaf het eind van de zeventiende eeuw werden de schuren gedurende een periode van 150 jaar steeds groter. Dit werd mogelijk gemaakt door het ter beschikking komen van groot formaat kaphout (Scandinavië, Rijnland) en het werd vereist door de toename van de bedrijfsgrootte in deze periode. Kapbergen en afzonderlijke paardenstallen verdwenen als gevolg hiervan. In Zeeland werden de dwarsdeelschuren vergroot door er één of twee extra dwarsdelen aan toe te voegen. In de twintigste eeuw vond een ware landbouwrevolutie plaats. Een enorme verhoging van de productiviteit (door kunstmest en gewasveredeling) mechanisatie en schaalvergroting hebben het landbouwbedrijf ook in Zeeland onherkenbaar veranderd. Hierdoor worden de Zeeuwse boerderijen, die lange tijd als modern en efficiënt moeten hebben gegolden, in de tweede helft van de 20e eeuw plotseling “traditioneel” en onbruikbaar voor het moderne boerenbe-
27
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:19
Pagina 28
Bijlage: Achtergrond van de Zeeuwse boerderijen
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
28
drijf. Voor de boeren die de vlucht naar voren van de laatste vijftig jaar tot nu toe hebben overleefd, zijn de schuren duur in onderhoud en nauwelijks bruikbaar in hun bedrijfsvoering. Ze worden steeds vaker vervangen door plaatstalen loodsen. Veel “burgers” die in de afgelopen jaren een boerderij hebben overgenomen, weten niet wat ze met de enorme bedrijfgebouwen aan moeten en laten deze verkommeren. Resultaat is dat de historische boerderijen in Zuidwest Nederland in snel tempo verdwijnen.
gepast. De vorm is een rechthoekige loods met hoog opgaande zijwanden en een flauw hellend dak, bedekt met golfplaten. Dit wijkt nogal af van het traditionele type boerenschuur met lage gepotdekselde of gemetselde wanden en een hoge kap bedekt met riet of pannen. De mendeuren zijn overheaddeuren geworden. Het licht wordt verzorgd door veluxvensters in het dak of door middel van kunstlicht. Het woonhuis, compleet met siertuin, wijkt niet wezenlijk af van de boerderettes in de buitenwijken van steden en dorpen.
Door de landbouwmechanisatie en de overstromingen van 1944 en 1953 zijn de boerenbedrijven en het Zeeuwse landschap ingrijpend veranderd. Paarden maakten plaats voor tractoren. Gemengd bedrijf werd ontmengd en de grote traditionele boerenschuren werden duur in onderhoud en inefficiënt voor de bedrijfsvoering. De Zeeuwse boeren hadden vele eeuwen lang het gezicht van Zeeland bepaald. De boerenbedrijven die zijn overgebleven hebben bedrijfsmatig gezien behoefte aan andere gebouwen dan het traditionele boerenerf. De schuren of liever gezegd bedrijfsgebouwen zijn nog steeds fors van afmeting, maar worden op een heel andere wijze gematerialiseerd. Veelal worden staalconstructies met bekleding van damwandprofielen toe-
Toch gedraagt de hedendaagse agrariër zich niet veel anders dan zijn collega uit vroegere eeuwen. Hij past materialen toe die ruim voorhanden zijn, duurzaam en goedkoop en zoekt de schuurvorm die het beste past bij de bedrijfsvoering. Helaas levert dit een minder romantisch beeld op dan de prachtige Zeeuwse boerderijen die het landschap van Zeeland zo lang hebben gedomineerd. Maar ook de traditionele Zeeuwse boerderij wordt bedreigd in zijn voortbestaan. De traditionele boerderijen sluiten niet langer aan op de hedendaagse eisen en als ze overgaan in handen van “burgers”, dan vinden deze vaak geen emplooi voor de grote Zeeuwse schuren, zodat deze veelal in verval geraken. Boerenschuren worden op een andere manier gematerialiseerd.
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:20
Pagina 29
Bijlage: Achtergrond van de Zeeuwse boerderijen
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Gelukkig zijn er in het laatste decennium ook ontwikkelingen op gang gekomen die op positieve wijze de levensvatbaarheid van de traditionele boerderijen verbeteren, al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf. Gekoppeld aan een agrarisch bedrijf is het fenomeen van de kampeerboer ontstaan waarbij een boer meestal direct grenzend aan zijn erf een minicamping exploiteert. Door de beperkte omvang van deze campings (maximaal 15 plaatsen), vormen ze geen bedreiging voor het landschap. Daarnaast zien we andere, aan de agrarische bedrijfsvoering gekoppelde commerciële activiteiten zoals kaasmakerijen, groente- en fruitverkoop en caravanstalling. Los van het agrarisch bedrijf zien we dat er zich andere bedrijven aandienen, die opereren vanuit een traditionele boerderij. Deze
bedrijven zijn van zeer uiteenlopende aard. Voorbeelden hiervan zijn o.a. een installatiebedrijf, bureau voor landschap- en tuinarchitectuur, speelboerderij, kinderboerderij, bed&breakfast, camping, restaurant en partycentrum, woonvoorziening gehandicapten, etc. Tenslotte zijn er ook al diverse educatieve voorzieningen in boerderijen gesitueerd zoals bijvoorbeeld de Imkerij in Poppendamme.
5.5 Ontwikkeling naar de toekomst De beste manier om de Zeeuwse boerderijen in stand te houden, is te zorgen voor een zinvol nieuw gebruik dat voldoende middelen genereert om de boerderij te kunnen onderhouden. De landbouwmechanisatie heeft het uiter-
lijk van de traditionele boerenerven grondig veranderd. Het romantische boerenerf met statig woonhuis, zwarte gepotdekselde schuur met de subtiele witte randen om vensters en deuren, de bakkeete, het varkenskot en de wagenschuur, de pronte boerentuinen en hoogstam boomgaarden, maakt plaats voor een standaard nieuwbouwwoning met plaatstalen bedrijfsloodsen. De verandering van productiemiddel van bijvoorbeeld akkerbouw naar varkensof pluimveefokkerij, leidt tot verdere aantasting van het landschap. De min of meer karakteristieke erfbebouwing, zij het in moderne uitvoering, van woonhuis en grote schuren, verdwijnt dan geheel en al en wordt vervangen door een woning met lange lage loodsen, geflankeerd door voersilo’s. Het karakteristieke Zeeuwse plattelandsbeeld wordt omgezet in een setting die je
ook op het platteland van Brabant, Gelderland etc. veelvuldig aantreft. De identiteit van het Zeeuwse landschap gaat bij een verdere ontwikkeling in deze richting nog meer verloren. Bij bedrijfssanering van dergelijke agrarische bedrijven ontstaat er een mogelijkheid om het terrein dat verloren is gegaan te herwinnen.
29
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:20
Pagina 30
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
30
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:20
Pagina 31
Opdrachtgevers/initiatiefnemers advies Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Opdrachtgevers Provincie Zeeland Gemeente Tholen
Samenstelling kwaliteitsteam R. de Visser J. de Koning P. Quist P. Goossen I. de Kubber
Externe deskundigen Stichting Zeeuws Landschap P. Maas Boerderijenstichting Zeeland J. Boogerd Provincie Zeeland K. van Rabenswaaij H. Wisse B. Sens
Gemeente Tholen R. Wichertjes Van Duin Advies P. Monster J. Pickhard
Bureau ondersteuning en rapportage Architecten Alliantie G. van Bebber L. de Putter
Initiatiefnemer/eigenaar veehouderijbedrijf J. Nell
31
binnenwerkvee.qxp:.qxp
27-11-2008
10:20
Pagina 32
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
32
omslagveehouderij.qxp:.qxp
27-11-2008
09:42
Pagina 1
COLOFON Uitgave Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water, afdeling Ruimte Product van het Kwaliteitsteam Zeeland Eindredactie • P. Goossen • I. de Kubber Tekst, foto’s en illustraties • Architecten Alliantie • Provincie Zeeland • Klutworks Prepress • Provincie Zeeland, afdeling I&D Print • Repro Provincie Zeeland
Een advies van het Kwaliteitsteam Zeeland voor een experiment boerenerven op Sint Philipsland
Plaats en datum van uitgave Middelburg, november 2008