INHOUD 1
INLEIDING ................................................................................................................................ 3 1.1 Aanleiding.......................................................................................................................... 3 1.2 Ligging plangebied ............................................................................................................ 3 1.3 Vigerende bestemmingsplannen ...................................................................................... 3 1.4 Leeswijzer toelichting ........................................................................................................ 3
2
PLANBESCHRIJVING ............................................................................................................. 5 2.1 Inleiding ............................................................................................................................. 5 2.2 Plangebied en omgeving................................................................................................... 5 2.3 Ruimtelijke en functionele analyse.................................................................................... 6 2.3.1 Bebouwingsstructuur ................................................................................................. 6 2.3.2
Verkeer ...................................................................................................................... 6
2.3.3
Groen- en waterstructuur .......................................................................................... 8
2.3.4
Wonen ....................................................................................................................... 8
2.3.5
Bedrijven .................................................................................................................... 8
2.3.6
Winkels en horeca ..................................................................................................... 8
2.3.7
Maatschappelijke voorzieningen ............................................................................... 9
2.3.8
Andere functies ........................................................................................................ 10
2.4 3
Ontwikkelingen ................................................................................................................ 10
UITVOERBAARHEID ............................................................................................................. 12 3.1 Inleiding ........................................................................................................................... 12 3.2 Beleid............................................................................................................................... 12 3.2.1 Rijksbeleid ............................................................................................................... 12 3.2.2
Provinciaal beleid .................................................................................................... 13
3.2.3
Regionaal beleid ...................................................................................................... 14
3.2.4
Gemeentelijk beleid ................................................................................................. 14
3.3 Milieu ............................................................................................................................... 18 3.3.1 Inleiding ................................................................................................................... 18 3.3.2
Bodem ..................................................................................................................... 19
3.3.3
Geluid ...................................................................................................................... 19
3.3.4
Luchtkwaliteit ........................................................................................................... 20
3.3.5
Externe veiligheid .................................................................................................... 21
3.3.6
Milieuzonering.......................................................................................................... 25
3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 4
Ecologie........................................................................................................................... 25 Water ............................................................................................................................... 26 Kabels en leidingen ......................................................................................................... 29 Cultuurhistorie en archeologie ........................................................................................ 29 Verkeer en parkeren ....................................................................................................... 31 Economische uitvoerbaarheid......................................................................................... 31 Maatschappelijke uitvoerbaarheid .................................................................................. 32
JURIDISCHE PLANOPZET ................................................................................................... 33 4.1 Algemeen ........................................................................................................................ 33 4.2 Bestemmingen ................................................................................................................ 33 4.3 Handhaving ..................................................................................................................... 37
5
DE PROCEDURE ................................................................................................................... 38 5.1 Bestuurlijk overleg ........................................................................................................... 38 5.2 Zienswijzen...................................................................................................................... 38 5.3 Vaststelling en beroep..................................................................................................... 38
BIJLAGE 1. Notitie vooroverlegreacties Winkelcentrum Walburg 2. Notitie zienswijzen Winkelcentrum Walburg
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
1
Afbeelding: Ligging plangebied binnen Zwijndrecht
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
2
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding
De gemeente Zwijndrecht is bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Het doel van deze inhaal- en actualiseringslag is dat een samenhangend en op actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen gebaseerd geheel van bestemmingsplannen ontstaat. Met het bestemmingsplan ‘Winkelcentrum Walburg’ worden een vijftal verouderde bestemmingsplannen geactualiseerd en komt tevens het hele centrumgebied van Zwijndrecht in één bestemmingsplan te liggen. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en gericht op het vastleggen, behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke situatie.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied van bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg omvat het winkel- en voorzieningenhart van Zwijndrecht. Het overdekte winkelcentrum is het hart hiervan. Het plangebied wordt begrensd door: de Laan van Walburg in het westen; de Beneluxlaan in het noorden; de Burgemeester Slobbelaan, Wilgenstraat en het Groene Kruispad in het oosten de Rotterdamseweg in het zuiden. Het plangebied en de ligging ervan binnen Zwijndrecht zijn weergegeven in figuur 1.
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Door dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk vervangen:
Titel
vastgesteld d.d.
goedgekeurd d.d.
kroonbesluit d.d.
Walburg II
28 03 1968
29 04 1969
17 08 1972
Walburg II 1974
25 03 1975
26 05 1976
Walburg III
28 03 1968
29 04 1969
17 08 1972
Walburg III 1981
17 12 1981
22 02 1983
17 02 1986
Walburg III 1990
28 11 1991
26 05 1992
1.4
Leeswijzer toelichting
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart) met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De digitale verbeelding en de regels vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
3
met de relevante onderzoeksresultaten. In de bijlage bij de toelichting worden de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in opgenomen. Deze toelichting bestaat uit een vijftal hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan en het plangebied in zijn omgeving. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde. Hiertoe wordt eerst het beleid van de gemeente en van andere overheden beschreven. Vervolgens komen verschillende uitvoeringsaspecten aan de orde. Tenslotte volgt in dit hoofdstuk een uiteenzetting van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 wordt de juridische opzet van het plan (de regels en de verbeelding) toegelicht Hoofdstuk 5 tenslotte geeft informatie over de bestemmingsplanprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk weergegeven welke reacties de betrokken overheden en burgers in deze procedure gegeven hebben.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
4
2
PLANBESCHRIJVING
2.1
Inleiding
Dit bestemmingsplan heeft een beheergericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en waarom dat zo gedaan wordt. Het plangebied en de overgang naar de directe omgeving wordt beschreven in paragraaf 2.2. Paragraaf 2.3 beschrijft welke functies zich binnen het plangebied bevinden. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke structuur op basis van overeenkomsten in stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken. Daarna wordt in paragraaf 2.4 ingegaan op de ontwikkelingen in het plangebied.
2.2
Plangebied en omgeving
Het plangebied bevat grofweg het centrumgebied van de gemeente Zwijndrecht. Hier komen verschillende functies samen. Naast winkels, dienstverlening en horeca zijn dat een middelbare school, bibliotheek, woningen en ouderenhuisvesting. Op onderstaand kaartbeeld is het palet van de verschillende functies met gekleurde vlakken weergegeven.
Afbeelding: Bebouwing onderverdeeld naar functie
Rondom het plangebied liggen voornamelijk woongebieden. Tussen het plangebied en de woongebieden liggen veelal buurt- of wijkontsluitingswegen waardoor sprake is van een functionele scheiding.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
5
2.3
Ruimtelijke en functionele analyse
2.3.1
Bebouwingsstructuur
De bebouwingsstructuur van het plangebied wordt gekenmerkt door de grote solitaire bebouwingsmassa’s als het winkelcentrum, de middelbare school, de bibliotheek en het zalencomplex. Het appartementengebouw en het verzorgingshuis hebben een gesloten binnenterrein. Aan de westzijde liggen enkele kleine gebouwen ten behoeve van dienstverlening en kantoren. De woningen aan de Rotterdamseweg vormen een kleine korrel en maken deel uit van dit bebouwingslint. Het beeld van het plangebied wordt kortom gekenmerkt door variërende bebouwingsmassa’s met verschillende oriëntatie en verhouding tussen openbaar en privé toegankelijke binnenterreinen en tuinen.
Afbeelding: Bebouwingsmassa’s
2.3.2
Verkeer
De wegenstructuur in het plangebied wordt gekenmerkt door de wijkontsluitingswegen Laan van Walburg en Beneluxlaan die aan de noord- en westzijde liggen. De Rotterdamseweg en het Groene Kruispad aan de zuid- respectievelijk oostzijde vormen de belangrijkste buurtontsluitingswegen in het plangebied. Voor het autoverkeer is het plangebied alleen toegankelijk aan de noord- en westzijde. Vanaf de Rotterdamseweg is via een voet- en fietspad naast het verzorgingshuis het plangebied te bereiken. Ook vanaf het Groene Kruispad loopt een voet- en fietspad richting het winkelcentrum. Aan de noord- en westzijde zijn oversteekpunten voor het langzaam verkeer. De belangrijkste parkeerterreinen rondom het winkelcentrum worden via de IJsselmeer, Brabant, Sticht en Dollard ontsloten. Aan de zuidkant van het winkelcentrum ligt een gedeeltelijk overdekte parkeergarage bestaande uit twee lagen. In onderstaande figuur zijn de verschillende voet- , fietspaden, ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen aangegeven.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
6
Laan van Walburg
Rotterdamseweg
Beneluxlaan
Groene Kruispad
Afbeelding: Verkeersstructuur
Wijkontsluitingswegen Buurtontsluitingswegen Langzaam verkeersroutes Gedeeltelijk overdekte parkeergarage Parkeerterrein
Een gedeelte van de buitenruimte biedt plaats aan een aantal standplaatshouders (kiosken), een overdekte fietsenstalling en de weekmarkt.
Afbeelding: Openbare ruimte met kiosken
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
7
2.3.3
Groen- en waterstructuur
Behalve op het binnenterrein van het verzorgingshuis zijn geen waterstructuren in het plangebied aanwezig. In het plangebied zijn meerdere groene ruimten te onderscheiden. De voornaamste groene ruimte wordt gevormd door het parkje ten oosten van het verzorgingshuis langs het Groene Kruispad. Dit parkje met wandelpaden dat met name bestaat uit lagere begroeiing loopt ook rondom de woontoren van ditzelfde complex. Ook tussen het verzorgingshuis en de Rotterdamseweg weg ligt een open grasveld met enkele hoogopgaande beplanting. Langs de Koninginneweg ligt een langgerekte groene zone die deze weg als laan benadrukt. Ditzelfde geldt in iets mindere mate voor de Beneluxlaan. Ten oosten van het appartementencomplex ligt tevens buurtgroen met verspreid liggende bosschages. Ook achter de woningen van de Rotterdamseweg ligt belangrijk buffergroen. 2.3.4
Wonen
In het plangebied bevinden zich diverse woningen. Aan de Rotterdamseweg is sprake van grondgebonden woningen. Verder zijn boven het overdekte winkelcentrum ook een aantal woningen gelegen. Ten slotte staat ten zuiden van het Norderstedtplein Swinstaete, een wooncomplex voor senioren.
Afbeelding: Woningen boven het winkelcentrum en in het Swinstaetecomplex
2.3.5
Bedrijven
In het noorden van het plangebied ligt het enige bedrijf in de vorm van een tankstation zonder LPG. Dit tankstation met luifel heeft bovendien een klein winkeltje. Verspreid over het plangebied liggen enkele nutsvoorzieningen. 2.3.6
Winkels en horeca
Winkelcentrum Walburg is het hoofdwinkelcentrum van Zwijndrecht. Walburg is opgezet als een typisch naar binnen gekeerd winkelcentrum uit de jaren 70-'80 maar is nog steeds populair in Zwijndrecht en de regio. Met ca. 100 winkels en een winkeloppervlak van ca. 17.500 m2 is Walburg één van de best functionerende winkelcentra in Zuid Holland. Het totale aanbod is vrij compleet met veel variatie aan food en non-food winkels vermengd met niet-winkel functies. Haar aantrekkingskracht heeft Walburg onder andere te danken aan de goede bereikbaarheid, het goede parkeeraanbod en de overdekte looproutes. Boven het winkelcentrum is naast woningen ook een dansschool gelegen.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
8
Het winkelcentrum presenteert zich naar de omliggende wegen Beneluxlaan en Laan van Walburg, maar ook naar het parkeerterrein tussen de Dollard en de Sticht, wat de meest aantrekkelijke entree van het winkelcentrum is. Tussen dit parkeerterrein en de Beneluxlaan is verder nog een tankstation met shop gevestigd.
Afbeelding: Overdekt winkelcentrum Walburg
2.3.7
Maatschappelijke voorzieningen
Het meest oostelijke deel van het plangebied tussen Beneluxlaan, Burgemeester Slobbelaan en Norderstedtplein, biedt ruimte aan een middelbare school met sportzaal (Walburgcollege), een zalen/theatercomplex en een bibliotheek. Het zalen- en theatercomplex (Festino) wordt gebruikt voor zalenverhuur, feesten en partijen met ondergeschikte horeca. Het huidige gebruik van Festino wordt hiermee in dit bestemmingsplan vastgelegd. Op privaatrechtelijke basis (in bijvoorbeeld huurcontracten) worden voorwaarden gesteld aan het gebruik van Festino om te voorkomen dat er activiteiten plaatsvinden die niet wenselijk zijn (bijvoorbeeld kinderdisco's) en om overlast te voorkomen.
Afbeelding: Het Walburgcollege en het zalen/theatercomplex
Een flink deel van het plangebied is ingevuld met de complexen het Anker en de Lindonk. Lindonk betreft een woonzorgcomplex en het Anker een wooncomplex waarbinnen kan worden teruggevallen op zorg vanuit Lindonk. Binnen dit gebied is aansluitend aan het Anker ook een kerk gevestigd. Op de hoekpunt van het Anker ligt een makelaarskantoor (dienstverlening).
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
9
Afbeelding: Verzorgingshuis het Anker en de Lindonk
2.3.8
Andere functies
Aan de zuidwestkant van het plangebied staan drie gebouwen, met kantoor- en dienstverlenende functies. De kantoren hebben allemaal een lokaal tot regionaal verzorgingsgebied. Voor kantoren met een groter verzorgingsgebied is binnen het plangebied in beginsel geen plaats. Hiervoor is het stationsgebied meer geschikt. Naast kantoren en dienstverlening is binnen deze zone ook een coffeeshop gevestigd. Ook ligt er een grote parkeergarage ten zuidwesten van het winkelcentrum.
Afbeelding: Kantoorfuncties en coffeeshop
2.4
Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan kent geen grote ontwikkelingen. Voorliggend plan is dan ook overwegend beheergericht van aard. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, is vastgelegd. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor de aankomende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie is in meerdere of mindere mate wel mogelijk. Een woning blijft een woning en een maatschappelijke functie blijft een maatschappelijke functie. Afhankelijk van de functie worden wel royale of minder royale mogelijkheden binnen de functie gegeven. De verschillende functies zoals die in het plangebied voorkomen zijn bestaande functies. De vraag bij deze functies is in het kader van dit bestemmingsplan niet of de functie daar goed is of mooi; het feit is dat ze er gewoon zijn. Bij deze vraag is wel een nuancering nodig. Als ergens
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
10
een functie voorkomt die daar werkelijk storend is (niet alleen geen goede ruimtelijke ordening of een matige, maar feitelijk een slechte ruimtelijke ordening) dan is dat een aspect waar actief gemeentelijk optreden bij noodzakelijk is. In het plangebied komen geen functies voor die zéér storend zijn.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
11
3
UITVOERBAARHEID
3.1
Inleiding
Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, archeologie en economische haalbaarheid. Het bestemmingsplan is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn. Ook wordt vooruitgelopen op de haalbaarheid van de ontwikkelingen die te zijner tijd in het plangebied gaan plaatsvinden door hiervoor per aspect het kader te schetsen.
3.2
Beleid
3.2.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Op 13 maart 2012 is het vaststellingsbesluit van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend door minister Schultz van Haegen. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk van kracht geworden. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028): Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Zwijndrecht maakt onderdeel uit van een ‘stedelijke regio met een concentratie van topsectoren’ waarvan Rotterdam het centrum is. Omdat dit bestemmingsplan een conserverende insteek heeft, met slechts een ondergeschikte ontwikkeling, is dit plan niet in strijd met de doelstellingen die het rijk heeft verwoord in de SVIR. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening / AMvB ruimte (2011) Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is met ingang van 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro zijn/worden daartoe een aantal projecten die van Rijksbelang zijn, opgenomen. In het Barro zijn voorlopig zes “projecten” beschreven: 1. Mainport ontwikkeling Rotterdam;
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
12
2. Kustfundament; 3. Grote rivieren; 4. Waddenzee en Waddengebied; 5. Defensie; 6. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De nationale belangen zoals die nu in het Barro zijn opgenomen, hebben geen betrekking op het plangebied. Conclusie nationaal beleid Het bestemmingsplan is niet strijdig met het nationaal beleid 3.2.2
Provinciaal beleid
Algemeen De provinciale ruimtelijke visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). Onderstaand worden de structuurvisie en de verordening nader toegelicht. Provinciale Structuurvisie (Visie op Zuid-Holland) De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie divers en samenhangend stedelijk netwerk vitaal, divers en aantrekkelijk landschap stad en land verbonden. Voor wat betreft de Zuidvleugel van de Randstad wordt de ambitie aangegeven om 80 procent van de nieuwbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied plaats te laten vinden. Het plangebied maakt hier onderdeel van uit. Verordening Ruimte Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte daarom regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen en landgoedbiotopen. De regels die voor dit bestemmingsplan relevant zijn, zijn de regels betreffende kantoren en detailhandelfuncties. Voor kantoren is bepaald dat een bestemmingsplan geen nieuwe mogelijkheden mag bieden voor kantoren met uitzondering van kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2 per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied en bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m2; Voor detailhandelsontwikkelingen is bepaald dat deze zijn toegelaten binnen de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken en in nieuwe wijkgebonden
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
13
winkelcentra. Indien nieuwe detailhandelsmogelijkheden mogelijk worden gemaakt, moet een distributieplanologisch onderzoek worden opgesteld. In de Uitvoeringsagenda staat hoe de provincie en verschillende partners de structuurvisie gaan uitvoeren. De nadruk ligt op samenhang van maatregelen en programma‘s en de samenwerking met de regio‘s. De Uitvoeringsagenda maakt duidelijk wat er moet gebeuren en wat de onderlinge rolverdeling van de provincie en haar partners is. Elke partij werkt vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid om de ambitie van de structuurvisie te realiseren. 3.2.3
Regionaal beleid
Structuurvisie horeca en detailhandel Drechtsteden (2002) Het centrale uitgangspunt voor deze visie uit 2002 is het aan de inwoners van de regio Drechtsteden bieden van een zo uitgebreid en gevarieerd mogelijk pakket aan voorzieningen, op het gebied van detailhandel en horeca, op de daarvoor meest geschikte locaties, binnen de ruimtelijke en functionele aanbodstructuur. Hiertoe wordt ingezet op voortzetting en versterking van de bestaande hiërarchie waarbinnen Walburg na de binnenstad van Dordrecht één van de winkelcentra van de 2e orde is. Voor deze stadsdeelcentra staat in de structuurvisie aangegeven dat ingezet wordt op voortzetting van de huidige positie en invulling als regioverzorgend streekcentrum met aandacht voor kwaliteitsversterking. Kwaliteitsversterking kan met name worden bereikt door een betere koppeling van supermarkten met parkeervoorzieningen, de interne routing en inrichting van de centra, alsmede de externe presentatie van de winkels en de omgevingskwaliteit (openbare ruimte). Het accent ligt in de stadsdeelcentra op de functie boodschappen en efficiënt winkelen. Bij schaalvergroting van supermarkten tot megamarkten zijn de stadsdeelcentra de hiervoor aangewezen plaatsen en heeft Walburg als grootste stadsdeelcentrum het primaat. In de plannen voor Walburg kan hiermee rekening worden gehouden.
3.2.4
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Zwijndrecht 2020 'De ondernemende tuinstad' (2010) In de Structuurvisie Zwijndrecht 2020 'De ondernemende tuinstad', vastgesteld door de gemeenteraad op 16 februari 2010, heeft de gemeente haar ruimtelijk beleid voor de komende tien jaar vastgelegd. Speerpunten hierin zijn de versterking van het aanbod van woningen voor iedereen, aantrekkelijke vestigingslocaties voor bestaande en nieuwe bedrijven en een blijvend goede bereikbaarheid vanuit de Randstad en vanuit het zuiden van het land. In de visie worden diverse opgaven omschreven waaronder het streven naar meer specialistische kennisintensieve en dienstverlenende bedrijvigheid. Daarbij is van belang dat de economische basis van Zwijndrecht versterkt wordt door zowel bestaande bedrijvigheid te koesteren, als de vestiging van nieuwe bedrijvigheid te stimuleren. In de visie worden een twintigtal structuurvisieprojecten beschreven die moeten bijdragen aan de versterking van een goede bereikbare ondernemende tuinstad.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
14
Afbeelding: Structuurvisieprojecten
Projecten die van belang zijn voor het plangebied zijn Koninginneweg (10) en Walburg (18). De ontwikkeling van de Koninginneweg komt ook aan de orde in een aparte visie. Doel is de Koninginneweg die vanaf het treinstation langs Walburg loopt, te ontwikkelen tot een tuinstedelijke as met ruimte voor een hoogfrequente busverbinding. Voor Walburg zelf wordt een herontwikkeling beschreven ten behoeve van een adequaat winkelaanbod, dienstverlening en horeca, een aantrekkelijk verblijfs- en leefklimaat met ruimte voor woonfuncties. Hoogbouw behoort hier eventueel tot de mogelijkheden. Dit bestemmingsplan geeft geen uitvoering aan deze visie voor het winkelcentrum. Vivera: een concept voor levensloopbestendig wonen Samen met woningcorporaties en zorg- en welzijnsinstellingen werkt de gemeente Zwijndrecht aan ‘Vivera’, een concept voor levensloopbestendig wonen. Vivera staat voor kwaliteit van wonen en leven. Het is een keurmerk voor levensloopbestendige wijken waar mensen langer zelfstandig kunnen wonen en zelfredzaam kunnen zijn. Een wijk waar mensen onderling sociale relaties hebben en waar zorgzaamheid is voor elkaar. En waar ondersteunende voorzieningen aanwezig zijn zoals winkels, sport, cultuur, speelruimte, een wijkcentrum, zorgcentrum en zorg en diensten aan huis voor alle wijkbewoners van alle leeftijden. Binnen het plangebied is in het kader van Vivera in Het Anker een zorgsteunpunt alsmede een wijkcentrum gerealiseerd. Afwijkingenbeleid Zwijndrecht (2011) De komst van de Wabo gaf voor de gemeente Zwijndrecht aanleiding om het bestaande ontheffingenbeleid te herzien. Het nieuwe beleid voor planologisch strijdige activiteiten kent dezelfde uitgangspunten als het oude ontheffingenbeleid, maar is afgestemd op de nieuwe wetgeving. Afwegingskader De beleidsregel heeft tot doel om bij concrete verzoeken om omgevingsvergunning voor planologische bouw- en gebruiksactiviteiten (al dan niet in combinatie met andere activiteiten) een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid voor het verlenen van medewerking kan worden gevormd. Door middel van het stellen van een kader bieden deze beleidsregels naast duidelijkheid ook uniformiteit.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
15
Beleidsregels De beleidsregels zijn gemaakt voor de beoordeling van aanvragen met betrekking tot een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning, een bouwwerk geen gebouw zijnde, dakkapellen, dakopbouwen en antennes. Eveneens zijn regels opgenomen voor de beoordeling van plannen met betrekking tot het wijzigingen van het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. In de uitwerkingen van de beleidsregels per activiteit is zoveel als mogelijk aansluiting gezocht bij de structuur van de mogelijkheden die zijn aangegeven in het Besluit omgevingsrecht, bijlage II hoofdstuk IV. Parkeerbeleidsplan (2009) In dit parkeerbeleidsplan zijn de beleidsuitgangspunten en beleidsinstrumenten van de gemeente Zwijndrecht met betrekking tot het parkeren in de hele gemeente vervat. Op basis van dit beleid zijn de maatregelen die hieruit voorvloeien in een uitvoeringsprogramma beschreven en zijn de organisatorische en financiële consequenties benoemd. In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Zwijndrecht 2006 – 2015 is een integrale visie op de toekomst van verkeer en vervoer in Zwijndrecht verwoord. Het GVVP biedt een kader voor het uitwerken van het parkeerbeleidsplan. De beoogde doelen van het parkeerbeleid zijn: a Het waarborgen van de bereikbaarheid; b Het faciliteren van noodzakelijk autoverkeer, het beperken van (niet-noodzakelijk) woonwerkverkeer per auto; c Het optimaal gebruiken van schaarse ruimte; d Het voorkomen van parkeeroverlast; e Een minimaal kostendekkende parkeerexploitatie. Op locaties met bezoekersaantrekkende functies (wijkwinkelcentra, zwembaden etc.) moeten tevens voldoende plaatsen voor bezoekers aanwezig zijn. Wijkvreemde parkeerders moeten zo veel mogelijk geweerd worden om te voorkomen dat zij overlast veroorzaken voor de bewoners en bezoekers. Voor dit beheergerichte bestemmingsplan heeft het parkeerbeleidsplan geen directe consequenties. Bij ontwikkelingen in het plangebied Winkelcentrum Walburg dient evenwel rekening te worden gehouden met dit beleid. Masterplan Koninginneweg In het Masterplan Koninginneweg is de Koninginneweg aangewezen als een belangrijke stadsas in Zwijndrecht. Deze weg grenst in het zuiden aan het plangebied en gaat ter hoogte van de Rotterdamseweg over in de Laan van Walburg. De Koninginneweg vormt een belangrijke ontsluiting voor Walburg. De verkeersdruk op de Koninginneweg neemt steeds meer toe. De ontwikkeling van de wijk Volgerlanden in Hendrik-Ido-Ambacht en de introductie van Hoogwaardig Openbaar Vervoer heeft aanzienlijke gevolgen voor de verkeersfunctie van de Koninginneweg en mogelijk ook voor de luchtkwaliteit. De ontwikkelingsvisie Koninginneweg is te beschouwen als de eerste stap in de transformatie van deze weg tot de centrale stadsas, zoals voorzien in de Structuurvisie Zwijndrecht 2030. In de visie zijn concreet de volgende keuzes gemaakt: a. de Koninginneweg blijft de meest directe verbinding tussen Walburg en het Stationsgebied voor het autoverkeer met als bestemming stadscentrum. Dit betekent dat in elke richting ruimte is voor een rijbaan; b. de Koninginneweg is de centrale as voor het openbaar vervoer en de fiets. Hiervoor wordt vrijliggende infrastructuur in twee richtingen aangelegd; c. de Koninginneweg maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. Dit betekent dat de groenfunctie in de vorm van bomen wordt versterkt. d. de ontwikkeling van andere functies langs de Koninginneweg maakt het nodig in het profiel ook ruimte voor parkeerplaatsen op te nemen; e. bij herontwikkeling van de wanden langs de Koninginneweg wordt meer verscheidenheid voorgesteld. Er dient ruimte te worden gegeven aan verschillende functies, en vooral ook aan verschillende bebouwing; f. op bijzondere plekken als rond het Stationsplein, bij de Groene Zone, de Rotterdamseweg en Walburg wordt extra aandacht gegeven aan de openbare ruimte en aan bijzondere functies;
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
16
g. er wordt gekozen voor een ontwikkeling waarbij de markt, binnen de kaders van de Visie Koninginneweg en onder regie van de gemeente, invulling geeft aan verandering. Relevant voor plangebied Winkelcentrum Walburg zijn de visies op de deelgebieden Winkelcentrum Walburg en het deelgebied Passage – winkelcentrum Walburg. De planvorming voor deze deelgebieden is op dit moment nog niet dermate concreet dat deze door middel van onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt.
Afbeelding: visiekaart ontwikkelingsvisie Koninginneweg, deelgebied Passage – Winkelcentrum Walburg.
De zichtbaarheid van de historische as van de Rotterdamseweg dient versterkt te worden door mogelijke aanpassing van de hoekbebouwing en de inrichting van de kruising.
Afbeelding: visiekaart ontwikkelingsvisie Koninginneweg, deelgebied Winkelcentrum Walburg
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
17
De groenzone transformeert van locatie met kijkgroen naar een stadsplantsoen, waar bezoekers van het stadswinkelcentrum kunnen verpozen. Gezien het belang van de vijver als waterberging is het echter noodzakelijk dat het wateroppervlak gelijk blijft of bij voorkeur groter wordt. Masterplan Walburg (2004) In 2004 is een masterplan voor winkelcentrum Walburg vastgesteld. Winkelcentrum Walburg is, naast het gemeentehuis e.o., Veerplein/Maasplein en het voormalige Euryzaterrein, één van de knooppunten in Zwijndrecht die zullen worden aangepakt. Na een ingrijpende verbouwing moet Walburg het belangrijkste winkelcentrum worden voor de inwoners van Zwijndrecht, Heerjansdam en Hendrik-Ido-Ambacht maar ook een belangrijk woongebied. Het masterplan gaat over de structuur en de samenhang van de in het gebied beoogde ingrepen. Daarmee is het een kompas voor de planvorming in de komende jaren, waarin een vertaalslag moet worden gemaakt naar definitieve stedenbouwkundige deelplannen en bouwinitiatieven. Eén van de doelstellingen van het masterplan is om een sterkere verbinding tussen Walburg, de woongebieden en de omliggende centrumfuncties te realiseren. De relatie met de Rotterdamseweg dient verbeterd te worden alsmede de aanhechting op de omringende woonwijken. Bij de verankering van Walburg als herkenbaar onderdeel van het centrum van Zwijndrecht is het volgende van belang: wat betreft de hoofdaccenten bij de ruimtelijke opbouw van het masterplan is vooral ingezet op de herkenbaarheid van torens als logische schakels in de ruimtelijke functionele structuur. Daarbij sluit het masterplan aan bij de bestaande hoogbouw in de zone langs de Beneluxlaan vanaf het Veerplein tot westelijk van de Laan van Walburg; wat betreft de bereikbaarheid en de oriëntatie van Walburg binnen het stadscentrum is een nieuw gemeentelijk verkeers- en vervoersplan opgesteld. Duidelijk is dat op langere termijn ingrijpende maatregelen op de Laan van Walburg niet kunnen uitblijven. In dat verband is zelfs een ‘knip’ in de Laan van Walburg ter hoogte van een winkelcentrum een serieuze optie die wordt onderzocht. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe hoogbouw. De bestaande hoogbouw is op de bestaande hoogte vastgelegd. Het bestemmingsplan kent geen regels over de feitelijke inrichting van een weg. Hierdoor staat dit bestemmingsplan een eventuele herinrichting van de Laan van Walburg niet in de weg. Detailhandelsbeleid (2005) Deze rapportage geeft een visie op de detailhandelsstructuur van Zwijndrecht en vertaalt dit door naar een concreet uitvoeringsprogramma met als doel voor de consument een zo optimaal mogelijke verzorgingsstructuur te creëren en voor de ondernemers de basis te zijn voor een economisch gezonde bedrijfstak. De winkelstructuur van Zwijndrecht vormt een onderdeel van de winkelhiërarchie die is opgesteld in de structuurvisie detailhandel en horeca Drechtsteden. Hierbinnen valt Walburg onder de laag ‘klein regionaal verzorgende stadsdeelcentra’. Voor de gemeente Zwijndrecht zijn twee scenario’s opgesteld: scenario 1, behouden buurtvoorzieningen en scenario 2 concentratie in wijkcentra. In de overweging van de gemeente, en in samenspraak met de detailhandelsraad verdient het scenario 2 de voorkeur. Dit betekent dat het verspreide dagelijks winkelaanbod zoveel mogelijk in wijkcentra geconcentreerd moet worden. Deze centra dienen met (bij voorkeur) twee supermarkten, een ruim dagelijks aanbod en aangevuld met passende niet-dagelijkse voorzieningen als een magneet te werken voor het verspreid liggende winkelaanbod. Winkelcentrum Walburg blijft het belangrijkste centrum in de gemeente voor nonfood producten. Dit winkelcentrum moet inzetten op kwaliteitsverbetering en het ontwikkelen van een eigen gezicht en blijft gericht op efficiënt winkelen.
3.3
Milieu
3.3.1 Inleiding Binnen de procedure van een bestemmingsplan dienen de effecten van nieuwe ontwikkelingen inzichtelijk gemaakt te worden.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
18
3.3.2
Bodem
Wettelijk kader Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (2008) moet een bodemonderzoek worden verricht om de realiseerbaarheid van een (bestemmings)wijziging te beoordelen. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of een herinrichting mogelijk is, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden verricht. Onderzoek Aangezien dit bestemmingsplan conserverend van aard is en niet voorziet in functieveranderingen met milieutechnische gevolgen, is geen milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan, wordt vanuit de bouwverordening binnen de verlening van de omgevingsvergunning zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
3.3.3
Geluid
Wettelijk kader In het kader van de Wet geluidhinder moet bij het vaststellen van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen de geluidbelasting op deze bestemmingen onderzocht worden, voor zover deze het gevolg is van wegen, spoorlijnen en bedrijventerreinen waarvoor een geluidszone geldt. Onderzoek Voor het plangebied is de spoorlijn Rotterdam – Dordrecht (ten zuidwesten van het plangebied) relevant. De spoorlijn Rotterdam – Dordrecht heeft een onderzoekszone volgens de Wet geluidhinder van 1100 meter. Het plangebied valt geheel binnen deze onderzoekszone. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in de geluidszonering van het gezoneerde terrein 'Dordt West, Groote Lindt' (zonenummer 18). Op dit industrieterrein zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenaamde grote lawaaimakers).
Afbeelding: geluidszoneringen (rood) van gezoneerde industrieterreinen (gearceerd)
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
19
Conclusie In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren dan wordt via de omgevingsvergunning in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien. Uitgangspunt is om de huidige geluidskwaliteit tenminste te behouden en bij nieuwe ontwikkelingen te streven naar verbetering. Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting ten gevolge van wegen, spoorlijnen en gezoneerde bedrijventerreinen op een bepaalde afstand van de nieuwe geluidsgevoelige functies. Het plangebied ligt zoals gezegd in de onderzoekszone van de spoorlijn Rotterdam – Dordrecht. Binnen de onderzoekszone van de spoorlijn Rotterdam – Dordrecht moet bij de ontwikkeling van geluidsgevoelige bestemmingen getoetst worden of de geluidbelasting op de gevel voldoet aan de normen uit de Wet geluidhinder. Verder ligt nagenoeg het gehele plangebied binnen de geluidszonering van het industrieterrein ‘Dordt West, Groote Lindt’. De geluidszonering van het gezoneerde terrein ‘Dordt West, Groote Lindt’ is middels een aanduiding ‘geluidzone – industrie’ op de verbeelding opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken als door middel van akoestisch onderzoek kan worden aangetoond dat geluidsgevoelige functies mogelijk zijn al dan niet op basis van een ontheffing hogere grenswaarde Geluid vormt gezien het bovenstaande geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 3.3.4
Luchtkwaliteit
Wettelijk kader De Wet Luchtkwaliteit, ofwel titel 5.2 van de Wet milieubeheer, is op 15 november 2007 in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wet Luchtkwaliteit is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Voor verschillende stoffen zijn normen (grenswaarden) opgenomen voor de jaargemiddelde concentraties en voor dagelijkse concentraties (vierentwintiguurgemiddelde). De jaargemiddelde norm voor NO2 is 40 μg/m3, net als de norm voor PM10. Het maximaal aantal keren per jaar dat het 24-uurgemiddelde hoger mag zijn dan de grenswaarde is 35 dagen. Nederland heeft uitstel gekregen voor het moment dat overal in Nederland moet worden voldaan aan deze normen. Nederland moet nu voor PM10 medio 2011 en voor NO2 in 2015 aan de normen voldoen. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het “Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)”. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de ‘Wet luchtkwaliteit’ en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouw is in de NIBM-regeling een grens opgenomen van vijfhonderd nieuwe woningen met één ontsluitingsweg en duizend nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze,
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
20
bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Onderzoek Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en niet voorziet in nieuwe gevoelige bestemmingen, is het niet noodzakelijk nader onderzoek te doen naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan. 3.3.5
Externe veiligheid
Wettelijk kader Begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval bij een risicovolle activiteit. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. De norm voor het groepsrisico heeft, in tegenstelling tot de norm voor het plaatsgebonden risico, de status van oriënterende waarde. Er geldt een inspanningsverplichting om aan de norm te voldoen, maar de mogelijkheid bestaat om gemotiveerd af te wijken. Hiervoor geldt voor de gemeente een verantwoordingsplicht. Risicovolle inrichtingen Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt: • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers; • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm). De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
21
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10 -6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm. Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor In januari 2010 is de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf tracés of routes waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. In de toekomst zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10 -6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties: • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van: • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn; • het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR; • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen; • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan. Onderzoek Risicovolle inrichtingen In de omgeving van het plangebied ligt een aantal risicovolle inrichtingen. Een inrichting die grote invloed heeft op de veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied is het rangeerterrein
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
22
Kijfhoek. Hieronder zal allereerst op de risico's als gevolg van deze inrichting worden ingegaan. Vervolgens wordt ingegaan op de risico's van de overige risicovolle inrichtingen. Kijfhoek Het rangeerterrein Kijfhoek is een inrichting die onder het Bevi valt en beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is op 16 juni 2009 door Gedeputeerde Staten van ZuidHolland ambtshalve gewijzigd. De wijziging betrof het toepassen van een andere rekenmethodiek voor het berekenen van de risico's, het opleggen van risicomonitoringssystemen en het aanpassen van de voorschriften met betrekking tot de risico's. In het kader van deze wijziging is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Uit deze QRA blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6-risicocontour van Kijhoek ligt. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Naast het PR is het invloedsgebied van het GR van het rangeerterrein Kijfhoek van belang. Het groepsrisico wordt berekend aan de hand van een zestal stofcategorieën. Per stofcategorie is 1 voorbeeldstof gekozen die voor die stofcategorie voldoende representatief is voor de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De omvang van het invloedsgebied wordt bepaald door het scenario met de grootste effectafstand (1% letaliteit). Voor Kijfhoek is dat het instantaan falen van een wagon beladen met waterstoffluoride (HF; voorbeeldstof voor de stofcategorie D4). De bijbehorende effectafstand bedraagt circa 1400 meter.
-6
Figuur: Ligging PR 10 -risicocontour Kijfhoek
Overige risicovolle inrichtingen In of nabij het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen met een PR 10 -6-risicocontour of een invloedgebied voor het groepsrisico dat binnen de plangrenzen van dit plan ligt. Vervoer van gevaarlijke stoffen Over de weg Door het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over de weg vervoerd. Over de A16 vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV 2003) blijkt dat de 10-6-risicocontour voor het PR ter hoogte van het plangebied niet buiten de weg zelf ligt. Het groepsrisico ligt beneden de 0,04 maal de oriëntatiewaarde en neemt niet toe. De kortste afstand tussen het plangebied en de A16 is ruim 1000 m. Uit de circulaire RNVGS blijkt dat er al op 200 m geen beperkingen meer zijn voor het ruimtegebruik. De planlocatie ligt Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
23
buiten het invloedsgebied van de snelweg. Derhalve vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Over water Uit bovengenoemde Circulaire risiconormering blijkt dat over de Oude Maas vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De PR 10-6-risicocontour ligt echter niet buiten de oever van de Oude Maas en dus buiten het plangebied. Ook het invloedgebied voor het GR ligt niet over het plangebied waardoor het plan niet van invloed is op het GR. Per spoor Op basis van de Risicoatlas Spoor (AVIV, juni 2001) blijkt dat er over het spoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het betreft de trajecten Dordrecht-Kijfhoek en KijfhoekBarendrecht. De PR 10-6-contour voor het traject Dordrecht-Kijfhoek ligt op 30 m vanaf de spoorbaan en het invloedsgebied is 600 m. Voor het traject Kijfhoek-Barendrecht geldt een PR 10-6-risicocontour van 27 m met een invloedsgebied van 500 m. De kortste afstand van het plangebied tot de spoorbaan is ruim 825 m, waardoor het plangebied buiten het invloedsgebied ligt van beide trajecten. Uit de circulaire vervoer gevaarlijke stoffen blijkt dat er al op 200 m geen beperkingen meer zijn voor het ruimtegebruik. De planlocatie ligt buiten het invloedsgebied van de spoorbaan. Derhalve vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor het terugdringen van de kwetsbare objecten langs het spoor worden met het Rijk nadere afspraken gemaakt. Hierna wordt daar meer specifiek op ingegaan. Kamerbrief 30373, nr. 43 inzake Vervoer gevaarlijke stoffen (15 augustus 2011) Door vaststelling van Basisnet Spoor vermindert de rond 2020 verwachte overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico van 225 naar 41 kilometer spoor van het Nederlandse spoornetwerk. ProRail zal in 2011 en 2012 circa 350 ATB Vv installaties plaatsen in bestaande seinen op locaties met veel vervoer van gevaarlijke stoffen, waardoor de botsingskansen verkleind worden. Daarnaast is Prorail verzocht om bij groot onderhoud en capaciteitsuitbreiding aanvullende lokale maatregelen te treffen om het groepsrisico verder te reduceren als dit haalbaar en betaalbaar is. Bij Dordrecht, Zwijndrecht en Tilburg is na vaststelling van het Basisnet Spoor het resterende groepsrisico het hoogst. Het Rijk zoekt met deze gemeenten naar een combinatie van risicobeperkende maatregelen, zowel aan de vervoerszijde als aan de bebouwingszijde. De effecten hiervan worden in de komende maanden doorgerekend. Het gaat hier om een gezamenlijke inspanningsverplichting die bestuurlijk is overeengekomen. Op trajecten waar bouwwerken in de veiligheidszone aanwezig dan wel mogelijk zijn, zal met de betreffende gemeenten worden bezien in hoeverre er sprake is van kwetsbare objecten of van planschade. Zonder Basisnet Spoor worden rond 2020 367 mogelijk kwetsbare objecten verwacht, die binnen de veiligheidszone vallen. Met Basisnet Spoor resteren 17 mogelijke kwetsbare objecten langs het traject Roosendaal–Zwijndrecht en één bij Zevenaar. Het Rijk overlegt met deze gemeenten over de wijze waarop eigenaren tegemoet wordt gekomen in het kader van saneringen en planschade. In de loop van 2012 zal hierover nadere besluitvorming plaatsvinden. Door leidingen De dichtstbijzijnde buisleiding (Gasunie; A-555-KR-125) ligt op meer dan 900 meter van het plangebied. Hiermee ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van deze leidingen en hoeft geen verantwoording voor het GR uit te worden gevoerd. De PR 10-6-risicocontour ligt bij deze leidingen ‘bovenop’ de leiding en zodoende ook buiten het plangebied. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
24
3.3.6
Milieuzonering
Bij milieuzonering gaat het om afstanden die bij voorkeur in acht genomen moeten worden rondom milieubelastende functies zoals bedrijven, industrie en nutsvoorzieningen. Het gaat hierbij om milieuaspecten als geur, geluid en stof die een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen. In het kader van ruimtelijke ordening geeft de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” indicatieve afstanden om een voldoende ruimtelijke scheiding te bewerkstelligen tussen belastende en gevoelige functies. Daarbij gelden voor een rustige woonomgeving andere afstandsnormen als voor drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijk gebieden. Het plangebied is aan te merken als gemengd gebied. De minimale afstand per categorie is als volgt: Categorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1000 m
De activiteiten die in het plangebied voorkomen betreffen uitsluitend categorie 1 en 2 activiteiten zoals: Categorie 1: diverse vormen van detailhandel, horeca, kantoren, bibliotheek; Categorie 2: benzinestation zonder LPG, verpleeghuis, kerkgebouw, theater, dansschool, onderwijs. Deze (bedrijfs)activiteiten passen binnen een gemengde woonomgeving. En leiden dus niet tot belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
3.4
Ecologie
Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. Het gaat hierbij onder andere om de Natura 2000-gebieden. Voor deze gebieden zijn doelen geformuleerd in de vorm van soorten en habitattypen. De NBwet heeft betrekking op alle ingrepen die gepleegd worden en van enige invloed kunnen zijn op de gestelde doelen. Wanneer er een ingreep gepland is in of nabij een Natura2000-gebied dient voor de ingreep onderzocht te zijn of er een effect wordt verwacht op de gestelde doelen (voortoets). Ecologische hoofdstructuur (EHS) De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
25
Flora- en faunawet (2002) Het doel van deze wet is de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Floraen Faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Onderzoek Het plangebied bevindt zich midden in het bebouwd gebied van Zwijndrecht. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 5 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de aard van het project en de ligging binnen de kern van Zwijndrecht kan worden aangenomen dat er geen negatieve effecten zijn op deze Natura 2000-gebieden. De dichtst bij het plangebied gelegen gebieden die onderdeel uitmaken van de EHS zijn de Lek (Oude Maas) (> 400 m van het plangebied), de ecologische verbindingszone tussen Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht (> 900 m van het plangebied) en de Galgeplaat tussen Zwijndrecht en de Noord (> 800 m van het plangebied). Deze gebieden liggen ruim buiten het plangebied zodat deze niet relevant zijn voor onderhavig bestemmingsplan. In het plangebied loopt een bomenstructuur langs de Beneluxlaan en de Laan van Walburg. Deze dienen behouden te blijven. In het plangebied zijn diverse functies aanwezig, maar geen van deze functies is verstorend op het gebied van ecologie. Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend plan in bestaand stedelijk gebied. Er is gezien de aard van het plan dan ook geen sprake van bedreiging van dier- en plantensoorten. Bij elke nieuwe ontwikkeling in het plangebied (een nieuwe woning, een nieuw bedrijf, een nieuwe weg) moet in principe altijd gekeken worden naar de ecologische aspecten. Er moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en Faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op de aangewezen gebieden zoals de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. In samenwerking met de gemeente Dordrecht heeft de gemeente Zwijndrecht een tweetal gedragscodes opgesteld waarmee zoveel mogelijk wordt voorkomen dat de natuur door werkzaamheden vernietigd of verstoord wordt. Het gaat hierbij om een gedragscode voor ‘ruimtelijke ontwikkeling en inrichting’ en een voor ‘bestendig beheer en onderhoud’. Wanneer aantoonbaar wordt gewerkt volgens de gedragscode geldt een ontheffing van de verbodsbepalingen voor een deel van de beschermde soorten planten en dieren. Conclusie Het aspect flora en fauna levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan
3.5
Water
Wettelijk kader Inleiding In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies. In de waterparagraaf worden de uitkomsten van het overleg opgenomen. In het kader van dit bestemmingsplan zal ook vroegtijdig overleg met waterschap Hollandse Delta plaatsvinden. De resultaten van dit overleg worden te zijner tijd vastgelegd in deze waterparagraaf. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van het beleid op het gebied van water op verschillende overheden.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
26
Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 In het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat in 2015 het watersysteem op orde moet zijn en blijven. Water moet weer de ruimte krijgen en is medesturend voor het ruimtelijk beleid. Als een van de eerste stappen is afgesproken dat de waterschappen in beeld brengen hoeveel waterberging er nodig is om aan de zogenaamde werknormen te kunnen voldoen. Voor stedelijk gebied houdt dit bijvoorbeeld in de hoeveelheid wateroppervlak die nodig is om te zorgen dat bij neerslag het waterpeil maar eens in de 100 jaar tot aan het maaiveld kan stijgen. Kaderrichtlijn Water De waterkwaliteit legt een claim op het gebruik van de ruimte. Doel van de richtlijn is om te komen tot een duurzame bescherming van water en ecologie. De wateren binnen de EU moeten in 2015 in goede staat verkeren. Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is het rijksplan voor het waterbeleid: het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding. Nederland moet anticiperen op klimaatverandering en zorgen voor meer samenhang binnen het waterbeleid en voor duurzaam waterbeleid. Waterwet Eind 2009 is de Waterwet formeel van kracht geworden en vormt het juridisch instrumentarium voor de uitvoering van integraal watersysteembeheer. Deze wet is in de plaats gekomen van 9 bestaande wetten op het terrein van het Waterbeheer. De verschillende vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' zijn opgegaan in één watervergunning. In navolging van de Kaderrichtlijn Water is in de Waterwet gekozen voor een stroomgebiedbenadering. De waterschappen zijn daarin de beheerders van het regionale watersysteem, inclusief het grondwater (met uitzondering van drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen en koude-warmteopslag, waarvoor de provincie bevoegd gezag blijft). De Waterwet zal worden uitgewerkt in nieuwe provinciale Waterverordeningen en voorziet in het opstellen van regionale waterbeheerplannen waardoor sturing wordt gegeven aan operationele activiteiten in het waterbeheer. Provinciaal Waterplan In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: Waarborgen waterveiligheid Zorgen voor mooi en schoon water Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. In het Actieprogramma Water staat concreet wat de provincie doet om de beoogde resultaten in 2015 te kunnen behalen. Het gaat vooral om uitwerken van nieuwe beleidskaders, bewaken van de voortgang en regie op gebiedsprojecten. De daadwerkelijke uitvoering van projecten wordt verzorgd door de waterschappen. De provincie beschrijft wat er de komende jaren moet gebeuren. De waterschappen bepalen voor hun eigen karakteristieke beheergebied op welke manier zij dat doen. Het Waterplan vervangt de eerdere beleidsplannen voor (grond)water. Het plan staat in nauw verband met de provinciale structuurvisie.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
27
Waterbeheerplan 2009-2015 Waterschap Hollandse Delta heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2009-2015. Het waterbeheerplan 2009-2015 is op 26 november 2009 vastgesteld door de Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta en wordt vanaf die datum als beleidsplan gehanteerd. Het plan is ook een waterplan in de zin van de Waterwet. In het waterbeheerplan geeft het waterschap onder andere aan wat de lange termijn doelstellingen voor het waterbeheer zijn. Het gaat hierbij om alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit (hoeveelheid), waterkwaliteit, waterkering (dijken) en waterketen (riolering en zuivering). Tevens wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt voor watergerelateerde thema's en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelstellingen te bereiken. In het waterbeheerplan zijn ook de doelstellingen en maatregelen verankerd om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water. In het waterbeheerplan wordt ingegaan op ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het watersysteem, zoals bijvoorbeeld klimaatverandering en bodemdaling. Ook veranderingen in Wet en regelgeving worden daarbij meegenomen. Om uiteindelijk te kunnen voldoen aan de gestelde doelen is samenwerking met andere overheden nodig, zoals Rijk, Provincie en gemeenten. Iedere partij moet binnen de eigen verantwoordelijkheid datgene doen wat nodig is om een watersysteem op orde te krijgen. Dat wil zeggen dat het duurzaam is, optimale gebruiksmogelijkheden biedt voor de mens, optimale leefomgeving is voor de natuur en geen problemen, bijvoorbeeld wateroverlast of blauwalg, veroorzaakt. Aspecten van beheer en onderhoud krijgen uitgebreid aandacht in het waterbeheerplan. Deze aspecten zijn onder andere peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer. Een goed beheer is uitermate belangrijk voor het bereiken van de doelstellingen. Waterstructuurplan Zwijndrecht (2007) Het Waterstructuurplan biedt oplossingen voor de problemen van waterberging, slechte doorspoeling en waterverontreiniging in de gemeente. Hoofdkeuzen in dit plan zijn: Het voorkomen van de voorziene wateroverlast en overschrijding van de inundatienorm ten gevolge van de klimaatverandering door meer ruimte voor water te maken; De huidige kwaliteit van het stedelijke water is slecht en dat moet verbeterd worden door schoner water in te laten en meer doorstroming te creëren; Een integrale aanpak is nodig omdat beide opgaven te maken hebben met de hoeveelheid beschikbaar oppervlaktewater en de verbindingen ten behoeve van de doorstroming daartussen. In het waterstructuurplan zijn drie hoofdoplossingsrichtingen geformuleerd: a. De Devel tot schoonwaterreservoir ontwikkelen; b. Het stedelijk waterafvoersysteem herinrichten; c. Extra ruimte voor waterberging realiseren. Het waterstructuurplan heeft een aantal zoekgebieden voor waterberging aangewezen. Deze zoekgebieden zijn in onderstaande afbeelding in geel indicatief weergegeven. Het gaat in het plangebied om de Laan van Walburg en het parkje ten zuidoosten van het verzorgingshuis ’t Anker.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
28
Afbeelding: uitsnede waterstructuurplan
Onderzoek Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij de bestaande situatie is vastgelegd. In het plangebied liggen geen relevante watergangen, waardoor er geen waterbestemming voorkomt. In dit bestemmingsplan wordt aan de bestemmingen Groen, Verkeer en Verkeer en Verblijfsgebied onder de bestemmingsomschrijving ook water en voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins genoemd. Beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn op die manier binnen deze bestemming mogelijk. Zo wordt het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid van de diverse overheden ruim baan gegeven binnen dit bestemmingsplan. De waterkeringen en de hoofdwatergangen met bijbehorende beschermingszones dienen aparte bestemd te worden conform de Leggers van het waterschap. In onderhavig bestemmingsplan komen geen waterstaatswerken of waterkeringen voor, waardoor er geen dubbelbestemming Waterstaat in het plangebied voorkomt. Conclusie Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft hierdoor geen negatieve gevolgen voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Voldaan wordt aan de doelstelling van duurzaam waterbeheer.
3.6
Kabels en leidingen
Wettelijk kader Relevante kabels en leidingen voor de planologie zijn: transportleidingen voor gevaarlijke stoffen, gastransportleidingen, watertransportleidingen, rioolpersleidingen en optisch vrije paden. Onderzoek Binnen of in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen. Conclusie Het aspect kabels en leidingen levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
3.7
Cultuurhistorie en archeologie
Wettelijk kader Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007, ligt de verantwoordelijkheid voor het behoud en beheer van het bodemarchief Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
29
niet langer bij het Rijk, maar bij gemeenten. De gemeente Zwijndrecht sluit wat betreft archeologie aan bij het beleid van de provincie Zuid-Holland.
Afbeelding: Uitsnede cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland (trefkans)
Op grond van de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) is aangegeven dat ten noordwesten van het plangebied een oude stroomgordel ligt waarbinnen een hoge trefkans bestaat van archeologische sporen. Het overgrote deel van het plangebied kent een redelijke tot grote kans op het vinden van archeologische sporen. Onderzoek Door de gerealiseerde bebouwing in het plangebied is de grond al zodanig geroerd dat archeologische resten wellicht al verstoord zijn (door ophogen, afgraven, aanleg riolering, onderkeldering, heien etc.). Gezien de aard van dit bestemmingsplan, een beheersgericht plan waarin kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie mogelijk is, is het niet gewenst om tot een streng archeologisch regime over te gaan. Dit wordt mede ingegeven door het feit dat het binnen het overgrote deel van het plangebied gaat om archeologische verwachtingswaarden. Dit is iets anders dan daadwerkelijk geconstateerde archeologische waarden. Anderzijds moeten geconstateerde archeologische waarden zoveel mogelijk beschermd worden. Voor het gehele plangebied is een dubbelbestemming WaardeArcheologie opgenomen. Bij veranderingen van de bestaande bestemming dient naar het aspect van de archeologie te worden gekeken. Op die locaties binnen het plangebied waar in de toekomst nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden zal, in overeenstemming met het provinciale beleid, archeologisch vooronderzoek noodzakelijk zijn. Op basis van het vooronderzoek kan worden beslist hoe met de eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan voordat de nieuwe functie kan worden gerealiseerd. Conclusie Omdat het bestemmingsplan niet uitgaat van nieuwe ontwikkelingen in de vorm van bestemmingswijzigingen die gepaard gaan met bodemverstorende activiteiten is geen
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
30
archeologisch onderzoek verricht. Wel is in dit plan een dubbelbestemming Waarde – Archeologie opgenomen. Hierin is bepaald dat bepaalde ingrepen in de bodem pas kunnen worden verricht nadat archeologisch onderzoek is verricht. Het bestemmingsplan beschermt de aanwezige archeologische waarden. Cultuurhistorie en archeologie leveren geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
3.8
Verkeer en parkeren
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Er is gekozen om de 30 km/uur-zones als verblijfsgebied te bestemmen en de overige wegen tot verkeersdoeleinden. In dit bestemmingsplan is het mogelijk om binnen de bestemmingen Verkeer, Verkeer en Verblijfsgebied en Groen parkeerplaatsen te realiseren. Dit zorgt voor flexibiliteit in het bestemmingsplan. Deze grote mate van flexibiliteit is mede ingegeven door het feit dat veel van deze gronden in eigendom zijn van de gemeente en dat vanuit deze eigendomspositie voldoende sturing gegeven kan worden aan ruimtelijke kwaliteit en de inrichting van het openbare gebied Bij het realiseren van een nieuwe functie dient gekeken te worden naar bereikbaarheid, verkeersveiligheid en parkeren. In het kader van een goede leefbaarheid geldt dat hinder in de omgeving zoveel mogelijk moet worden voorkomen. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan die zorgen voor hogere verkeersaantrekkende werking.
3.9
Economische uitvoerbaarheid
Exploitatieplan In de Wro (artikel 6.12) staat dat de gemeente verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen, voor de gronden waar een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het Bro (artikel 6.2.1) staat wat wordt verstaan onder een aangewezen bouwplan. Het gaat daarbij om: de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte. Dit bestemmingsplan voorziet niet in aangewezen bouwplannen. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet verplicht en wordt verder niet noodzakelijk geacht. Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige wijzigingen binnen het plangebied en is met name gericht op het vastleggen van de bestaande situatie en mogelijkheden. Voor de gemeente Zwijndrecht zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit beheergerichte deel van het bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
31
3.10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraak bij een (voorontwerp) bestemmingsplan is wettelijk niet verplicht. Die wettelijke verplichting geldt niet meer. Gemeenten zijn hierdoor vrij om zelf te bepalen of er ruimte wordt geboden aan inspraak. Volgens de gemeentelijke inspraakverordening wordt geen inspraak verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgestelde beleidsvoornemens. Aangezien het bestemmingsplan (hoofdzakelijk) conserverend van aard is, wat wil zeggen dat de bestaande rechten in principe worden gehandhaafd, wordt deze als zodanig aangemerkt. Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept bestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diversie instanties. De resultaten van dit vooroverleg zijn opgenomen in de notitie vooroverleg die als aparte bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen. In het kader van de wettelijke procedure is het ontwerp bestemmingsplan ter visie gelegd, waarbij eenieder in staat is gesteld hun (formele) zienswijze op het plan in te dienen.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
32
4 JURIDISCHE PLANOPZET 4.1
Algemeen
De vorm van het bestemmingsplan wordt in belangrijke mate bepaald door de vereisten ten aanzien van uitwisselbare, vergelijkbare en digitale bestemmingsplannen. Deze RO-standaarden zijn vanaf 1 januari 2010 wettelijk van kracht. Voor de planopzet (en vorm) is vooral de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) van belang. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Concreet moet hierbij bijvoorbeeld worden gedacht aan: de benaming van bestemmingen en aanduidingen; het onderbrengen van (hoofd)functies onder bepaalde bestemmingen; de kleurstelling en/of vormgeving van bestemmingen en aanduidingen; de opbouw, volgorde en nummering van de regels; de aanhef van (onderdelen van) artikelen; de omschrijving van diverse begrippen. De standaarden hebben geen betrekking op de inhoud van een bestemmingsplan. Dit blijft een zaak van het bevoegde gezag (de gemeente). Het bestemmingsplan is opgezet als actueel planologisch-juridisch kader voor de gronden, waarbij alle bestaande rechten in principe zijn gehandhaafd. Het bestemmingsplan is (hoofdzakelijk) conserverend (of consoliderend) van aard.
4.2
Bestemmingen
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis. Artikel 2 Wijze van meten In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Onder een bestemming wordt de bestemming verstaan die ingevolge artikel 3.1 Wro aan gronden wordt toegekend. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies (en bebouwingsmogelijkheden), met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. In het bestemmingsplan zijn aan de betreffende gronden de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegekend (in alfabetische volorde): Artikel 3 Bedrijf (B) De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van L.P.G. Hieronder valt ook het servicestation en de wasstraat. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ook grotere nutsvoorzieningen zijn opgenomen in deze bestemming met een daarvoor specifieke aanduiding.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
33
Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening (B-NV) De voor Bedrijf-Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare nutsvoorzieningen, met bijbehorende bebouwing en (on)bebouwde gronden. Artikel 5 Centrum (C) De voor Centrum aangewezen gronden zijn, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag bestemd voor kantoren, horeca, dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven in categorie 1 en 2. Op de tweede bouwlaag ter plaatse van de bijbehorende aanduiding is een fitnesscentrum toegestaan. Een dansschool is op de derde bouwlaag toegestaan ter plaatse van de bijbehorende aanduiding. Wonen is uitsluitend toegestaan op de tweede bouwlaag en de daarboven gelegen bouwlagen ter plaatse van de aanduiding wonen. Terrassen die zijn gelegen buiten het bouwvlak zijn specifiek aangeduid. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is een onderscheid gemaakt in categorieën van horecabedrijven. De categorie-indeling in het bestemmingsplan voor het toelaten van horecabedrijven is gebaseerd op basis van ruimtelijk relevante criteria zoals aard, omvang en parkeerdruk dit in relatie tot overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in verschillende typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve/functionele beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in het plangebied. De regeling beoogt enerzijds de nadelige invloeden van de vestiging van horeca-bedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. Anderzijds stimuleert het expliciet het toestaan van bepaalde categorieën van horecavestigingen in het plangebied als een faciliterende functie van deze vestigingen ten aanzien van bezoekers in het plangebied. De volgende categorieën van horecabedrijven worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat: Categorie: Categorie A Categorie B Categorie C Categorie D
Inrichting: Lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon, Cafeteria (snackbar, fastfood-restaurant, grill-room) Restaurant (bistro, eetcafé, grand café) Café, bar Discotheek, bar-dancing, zalenexploitatie, hotel, partycentrum
In het bovenstaande gaat het nadrukkelijk om zelfstandige horecavestigingen. Een nadere toelichting op het onderscheid tussen de categorieën is opgenomen in de Lijst van Horeca-activiteiten, zoals die als bijlage bij de regels is opgenomen. Daarin zijn de verschillende horecavormen onderscheiden en toegelicht. Het onderscheid is gebaseerd op de mate van hinder/overlast voor de woon- en leefomgeving. De bijlage bevat ook een korte toelichting op de categorie-indeling. In de bestemming Centrum is op de begane grond en eerste verdieping horeca in de categorieën A en B toegestaan. Dit zijn de lichtste vormen van horeca met het minste hinder/overlast voor de woon- en leefomgeving. De zwaardere horecacategorie C is alleen ter plaatse van de aanduiding horeca in categorie C toegestaan. Gelet op het karakter van het plangebied in het plangebied is, niet gewenst, behalve ter plaatse van de aanduiding Artikel 6 Gemengd – 1 (GD-1) De voor Gemengd – 1 aangewezen gronden zijn, bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening, detailhandel in combinatie met ondergeschikte horeca en woningen. Artikel 7 Gemengd – 2 (GD-2) De voor Gemengd – 2 aangewezen gronden zijn, bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening en volumineuze detailhandel.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
34
Artikel 8 Gemengd – 3 (GD-3) De voor Gemengd – 3 aangewezen gronden zijn, bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening, volumineuze detailhandel, showrooms en horeca in categorie B. Artikel 9 Groen (G) De gronden binnen de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. Artikel 10 Maatschappelijk (M) De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Een aanduiding cultuur en ontspanning is opgenomen voor activiteiten die samenhangen met cultuur en ontspanning (podiumkunsten, muziek- en dansscholen, ateliers, oefenruimten, etc.). Tevens zijn met een aanduidingen aangegeven waar een sporthal en horeca in categorie D zijn toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Artikel 11 Tuin (T) De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande en aangeduide bijgebouwen. Erkers mogen worden gebouwd nadat hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen. Artikel 12 Verkeer (V) De gronden binnen de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, evenementen en bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Kleinschalige gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen de bestemming worden gebouwd. Artikel 13 Verkeer – Verblijfsgebied (V – VB) De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is vergelijkbaar met de bestemming verkeer met dien verstande dat deze gronden tevens voor verblijf zijn bestemd. Aan de parkeergarage en een fietsenstalling is een bouwvlak toegekend. Artikel 14 Wonen-1 (W-1) Binnen de bestemming Wonen-1 komen woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, voor. Hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen ten behoeve van het toestaan van zwaardere aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Artikel 15 Wonen-2 (W-2) Binnen de bestemming Wonen-2 komen gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, voor. Hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen ten behoeve van het toestaan van zwaardere aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Artikel 16 Waarde – Archeologie 5 (WR-A 5 ) Dit bestemmingsplan hanteert voor het hele plangebied deze dubbelbestemming. Voor het plangebied betekent dit dat uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd die voor archeologische onderzoek noodzakelijk zijn. Als het gaat om bestaande bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen zoals wonen, geldt dat vervanging, vernieuwing of verandering van deze bouwwerken is toegestaan mits de oppervlakte niet wordt uitgebreid. Voor nieuwe bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen geldt dat deze toegestaan zijn met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 of als deze zonder graaf- of heiwerkzaamheden worden geplaatst. Een en ander uiteraard met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
35
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van deze bouwregels. De aanvrager draagt zorg voor de archeologische onderzoeken die nodig zijn voor een goede beoordeling van het verzoek om een omgevingsvergunning. Naast bouwregels is in deze bestemming een omgevingsvergunning opgenomen met een regeling voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als grondbewerkingen, wijziging van waterlopen en waterpeil en aanleg van leidingen. Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 17 Anti-dubbeltelregel Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Artikel 18 Algemene bouwregels Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten en percentages van bouwwerken die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen en afwijken van hetgeen in de bouwregels is voorgeschreven. Artikel 19 Algemene gebruiksregels In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het strijdig gebruik. Artikel 20 Algemene aanduidingsregels Voor de zone industrielawaai is een specifieke aanduiding opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing toegestaan. Burgemeester en wethouder kunnen hiervan afwijken. In dat geval moeten hogere grenswaarden worden aangevraagd. Daarvoor is akoestisch onderzoeken noodzakelijk. Artikel 21 Algemene afwijkingsregels In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Dit betreffen beperkte afwijkingen van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, het aanbrengen van geringe aanpassingen van de bouwgrenzen, het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte. Artikel 22 Algemene wijzigingsregels In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen. Artikel 23 Nadere eisen Dit artikel regelt de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 24 Overgangsrecht Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
36
de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan. Ook is in dit artikel een hardheidsclausule opgenomen die het afwijken van de gebruiksregels mogelijk maakt indien het hanteren van de overgangsregels leidt tot onbillijkheid jegens personen. Artikel 25 Slotregel Het laatste artikel “Slotregel” geeft de officiële naam van het plan aan, wanneer naar het plan wordt verwezen.
4.3
Handhaving
Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier. De regels die voor het plangebied opgesteld worden zijn flexibel en ruim waar mogelijk en zijn star en strak gesteld waar nodig. Bij de opzet van deze beheersregels is een ruimtelijke motivering opgenomen in de toelichting die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen. In deze motivering wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om alsnog af te wijken van dit plan na een ruimtelijk-juridisch afwegingsproces. Zo wordt recht gedaan aan de praktijk dat een bestemmingsplan (ook dit bestemmingsplan) een momentopname is. De mogelijkheden voor een goede handhaafbaarheid van dit bestemmingsplan zijn daarmee gewaarborgd.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
37
5
DE PROCEDURE
5.1
Bestuurlijk overleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Winkelcentrum Walburg’ is toegezonden aan de bestuurlijke overlegpartners voor een reactie conform het bepaalde van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met het verzoek om een reactie te geven op het plan. De bestuurlijke overlegpartners hebben van 4 juni 2012 tot en met 16 juli 2012 de mogelijkheid gekregen om te reageren op het concept-ontwerpbestemmingsplan Winkelcentrum Walburg. Er zijn 6 reacties binnengekomen. De reacties van de overlegpartners zijn in bijlage 1 van de toelichting opgenomen.
5.2
Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft van 18 oktober 2012 tot en met 28 november 2012 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen de periode van terinzagelegging is één zienswijzen ingediend. De samenvatting van de zienswijze en het gemeentelijke standpunt is opgenomen de nota zienswijzen die als bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen.
5.3
Vaststelling en beroep
Op 9 april 2013 is het bestemmingsplan vastgesteld door de raad. Tegen dit besluit is beroep ingesteld. Uiteindelijk heeft de Raad van State een uitspraak gedaan op 24 december 2013 dat het bestemmingsplan binnen uiterlijk 16 weken na verzending van de uitspraak het aangepaste bestemmingsplan opnieuw vastgesteld dient te worden.
Bestemmingsplan Winkelcentrum Walburg
38