1. Inhoud 1. 2.
Inhoud ....................................................................................................................1 Gooien....................................................................................................................2 Bal vasthouden...........................................................................................................2 Gooien ........................................................................................................................2 3. Fielden ...................................................................................................................5 Binnenveld..................................................................................................................5 Buitenveld...................................................................................................................8 Bal fielden en ‘Crow Hop’...........................................................................................9 4. Slaan ....................................................................................................................10 Klaar staan aan de plaat ..........................................................................................10 Slaghouding..............................................................................................................10 De swing...................................................................................................................11
1/12
2. Gooien Bal vasthouden Houd de bal in de toppen van je duim, wijs- en middel vinger, zodat er een opening is tussen de bal en de palm van je hand. Houd de ander vinger gebogen.
Wijs- en middelvinger iets uit elkaar. Duim precies tegenover het midden van beide vingers.
Gooien 1) Maak stap 2) Wijs 3) Strek arm naar achtere. Deze drie dingen zijn het begin van een goede worp. Houd armen op schouder hoogte. Stap en armen zijn als het ware in één vlak.
2/12
Stap en armen zijn als het ware in één vlak.
Vingers altijd boven de bal. Duim eronder, bij arm naar achteren strekken.
Elleboog hoger dan schouder Maak stap in richting waarnaar je gooit.
3/12
“Follow through” Maak je beweging helemaal af tot aan de grond. Achterste voet (afzet voet) komt los van de grond.
Géén “side arm” !!!!! Elleboog moet hoger dan schouder om over belasting van arm en schouder en dus blesures te voorkomen.
4/12
3. Fielden Binnenveld Normaal vangen: 1. Houd de handschoen horizontaal (ellebogen naar buiten. 2. Handschoen vóór de borst, armen gebogen. Niet tegen de borst. 3. Tweede hand erbij.
Grondballen: 1. Sta klaar en verwacht de bal! 2. Voeten en handschoen vormen een driehoek. 3. Handschoen op de grond of vlak erboven. 4. Kijk naar voren 5. Door de knieën, kont omlaag, bovenlichaam beetje rechtop.
5/12
Kruip altijd achter de bal. Handschoen op de grond! Gebruik ook altijd de tweede hand om 1) de bal snel te pakken, 2) om een stuiterbal te controleren, 3) ter bescherming.
Handschoen altijd rechtop houden. Vingers en duim wijzen naar de grond, pols een beetje naarvoren. Gebruik ook altijd de tweede hand om 1) de bal snel te pakken, 2) om een stuiterbal te controleren, 3) ter bescherming.
Nooit handschoen plat op de grond. De bal stuitert dan veel sneller uit de handschoen omhoog.
6/12
Kruip altijd achter de bal!: - geen back-hand
- niet de bal naast je pakken en scheppen naar de bal.
Wijsvinger altijd IN de handschoen.
Wijsvinger nooit buiten de hanschoen.
… anders kunnen er vervelende ongelukken gebeuren.
7/12
Buitenveld Grondballen buitenveld: -
Knie op de grond om doorschieten maximaal te voorkomen. Kruip schijn achter de bal om jezelf breder te maken.
Hoge ballen: Kruip altijd onder de bal Gebruik twee handen
8/12
Bal fielden en ‘Crow Hop’
1) bal normaal fielden.
2) controleer de bal op je borst.
3) breng de bal over je borst naar je werp-schouder.
4) Stap met achtertse voet in.
5) Stap met voorste voet naar voren.
6) Voet neerzetten en worp inzetten.
7) Zet de stap (en wijs) in de richting waarnaar je gooit.
9/12
4. Slaan Klaar staan aan de plaat Afstand tot de plaat is het meest ideaal op de volgende manier: Leg de knuppel voor de plaat met het dikke uiteinde van de knuppel gelijk aan de buiten (“outside”) rand van de plaat. Zet vervolgens je voet tegen het dunne uiteinde van de knuppel (zie vooraazicht) en dit is de einige juiste afstand van de plaat. Je voorste voet staat nu ter hoogte van de voorkant van de plaat (zie zijaanzicht).
Vooraanzicht
Zijaanzicht
Slaghouding Let aan slag op de volgende dingen voor een goede slaghouding: 1. Voorste schouder indraaien 2. achterste elleboog omhoog, bovenarm horizontaal. 3. Gewicht voor 80% naar je achterste voet verplaatsen door heup naar achtere te bewegen. 4. Voor een goede balans houd je 20% van je gewicht op de voorste voet. De hak blijft op de grond.
2
1
3
4
10/12
De swing
1) sta klaar (zie boven)
2) maak stap (“stride”)
3) Draai heup in.
4) Draai schouders in en breng handen naar voren
5) strek armen en laat de knuppel draaien (op laatste moment voor goede snelheid)
6) Maak swing volledig af en blijf naar de bal kijken (hoofd niet wegdraaien).
Stap 5) voor aanzicht.
Moment van raken.
Op het moment van raken moet de knuppel de hoogste snelheid hebben (het gewicht van de knuppel is minder belangrijk). Dit bereik je door op het laatste moment de armen te strekken en de knuppel naar buiten te “gooien”. Als je de knuppel te vroeg naar buiten wordt gebracht (van lichaam af) dan verliest de swing zijn snelheid en gaat de bal minder ver. Houdt daarom bij stap 3) en 4) de knuppel dicht bij het licham en breng de knuppel pas op het laatste moment naar buiten door de armen - naar de bal toe - te strekken (stap 5). Er wordt ook snelheid verloren als de swing niet volledig wordt doorgezwaaid (stap 6)
11/12
12/12