NIEUWSBRIEF DECEMBER
Inhoud 1. Gewijzigde opstalwet brengt verduidelijking bij het bouwen op, boven of onder andermans grond 2. Nalatenschap aanvaarden of verwerpen kan nu ook bij de notaris 3. Nu ook in Brussel stedenbouwkundige inlichtingen nodig voor een aankoop 4. Nieuwe regels voor volmachten van onbekwamen sinds 1 september 5. Fiscale regularisatie voor successie- en registratierechten ongrondwettelijk __________________________________________________________ 1. Gewijzigde opstalwet brengt verduidelijking bij het
bouwen op, boven of onder andermans grond De nieuwe opstalwet laat opstalrecht toe boven of onder andermans grond. Dit brengt eindelijk duidelijkheid over zonnepanelen, antennes, verdiepingen op bestaande gebouwen én over tunnels, parkeergarages en kelders onder gebouwen.
Wat is een recht van opstal? “Het recht van opstal is het recht om gebouwen, werken of beplantingen te hebben op andermans grond.” Na het archaïsch Nederlands uit de Opstalwet van 1824 in een nieuw jasje te hebben gestoken, is dit de definitie die aan het recht van opstal wordt gegeven. Concreet heeft de houder van het recht van opstal de mogelijkheid om op een grond waarvan niet hij, maar iemand anders eigenaar is, 'gebouwen, werken of beplantingen' op te richten. De opstalhouder wordt dan eigenaar van de gebouwen die hij op andermans grond heeft opgericht, zonder dat hij eigenaar wordt van de onderliggende grond. Deze grond behoort namelijk nog altijd toe aan de grondeigenaar, die aan de opstalhouder heeft toegestaan om op zijn grond een gebouw op te richten. Dit brengt op die manier een eigendomssplitsing tot stand: enerzijds de grondeigenaar anderzijds de eigenaar van de gebouwen, de opstalhouder De wet bepaalt dat deze eigendomssplitsing voor maximaal 50 jaar in het leven kan worden geroepen, met de mogelijkheid om na 50 jaar de termijn te hernieuwen. Hoe was het vroeger? [- 1 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
De opstalwet van 1824 is wellicht één van de oudste nog in kracht zijnde wetten in België. De wettekst die 190 jaar dienst heeft gedaan binnen een samenleving die in diezelfde periode fundamenteel veranderd is, heeft voor vele problemen gezorgd. In het notariaat ontstonden steeds vaker vragen over de draagwijdte van het opstalrecht:
Is het mogelijk om constructies op andermans gebouw (en dus niet enkel constructies op andermans grond) op te richten? In onze ‘gelaagde’ samenleving, waar we in de hoogte bouwen en verschillende woonsten op elkaar worden gestapeld, bleek dit al lang een relevante vraag.
Is het mogelijk om een opstalrecht in het leven te roepen voor constructies onder de grond (denken we maar aan parkeergarages of kelders) of boven de grond (de hype die de zonnepanelen veroorzaakt hebben, is waarschijnlijk niemand ontgaan), en dus niet enkel op de grond?
Is het mogelijk dat de ondergrondse parkeergarage eigendom is van de heer Peeters, terwijl het winkelcentrum daar net boven eigendom is van de heer Janssens?
Kunnen de zonnepanelen op het huis van Wim toebehoren aan Piet? Of is het hier onmogelijk om een eigendomssplitsing van maximaal 50 jaar te creëren aangezien de eeuwenoude wet enkel spreekt van “gebouwen, werken of beplantingen op andermans grond”?
Deze vragen waren decennia lang voer voor discussie bij rechtsgeleerden en academici, die allerhande stellingen ontwikkelden. Het notariaat en de vastgoedsector daarentegen wilden concrete en kristalheldere antwoorden, liefst verankerd in de wet zodat discussie voortaan achterwege kon worden gelaten. Wat is er veranderd door de nieuwe opstalwet? In 2013 werden de notarissen eindelijk gehoord: een wetsontwerp tot aanpassing van de eeuwenoude opstalwet werd ingediend. Het nieuwe artikel 1 van de opstalwet beantwoordt onmiddellijk één van de meest nadrukkelijk gestelde vragen door te bepalen dat “het recht van opstal een recht om gebouwen, werken of beplantingen te hebben voor het geheel of een deel, op, boven of onder andermans grond” is:
Omdat een opstalrecht boven de grond voortaan mogelijk is, brengt dit duidelijkheid voor onder meer het plaatsen van zonnepanelen, antennes, verdiepingen op bestaande gebouwen, … Hierdoor kan de eigendom van de zonnepanelen, antennes, verdiepingen op bestaande gebouwen toebehoren aan iemand anders dan de eigenaar van het gebouw waarop de zonnepanelen, antennes, … werden geplaatst. Dit voor een maximale hernieuwbare duurtijd van 50 jaar.
Ook de vestiging van een opstalrecht onder de grond is mogelijk. Ook hier kan een eigendomssplitsing voor een hernieuwbare termijn van 50 jaar tot stand komen, wat duidelijkheid brengt voor ondergrondse projecten zoals tunnels, parkeergarages en kelders. Hiermee sluit de wet de voorheen verdedigde mogelijkheid van een eeuwigdurende ondergrondse eigendomssplitsing op basis van het opstalrecht uitdrukkelijk uit. [- 2 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
Tot slot verduidelijkt de nieuwe wet dat niet enkel de grondeigenaar een opstalrecht in het leven kan roepen, maar ook de zogenaamde titularis van een beperkt zakelijk recht. Denk daarbij aan een vruchtgebruiker, een erfpachter en een opstalhouder. Uiteraard moet dit altijd gebeuren binnen de grenzen van het recht waarvan zij zelf titularis zijn. Met deze wijzigingen is er - eindelijk - klaarheid voor de notaris en de betrokken partijen bij het bouwen op, boven of onder andermans grond.
[- 3 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
2. Nalatenschap aanvaarden of verwerpen kan nu ook
bij de notaris Een erfgenaam is nooit verplicht om een erfenis zuiver te aanvaarden. De wet biedt namelijk ook de mogelijkheid om een nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Door een wetswijziging mag de verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving of verwerping van een nalatenschap voortaan ook worden afgelegd voor een notaris naar keuze. Vroeger kon dat alleen door een verklaring af te leggen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg waar de erfenis is opengevallen. Welke keuzes kan een erfgenaam maken? Zodra een erfgenaam tot een nalatenschap wordt geroepen, bestaan er 3 mogelijkheden: 1. verwerpen: wanneer de nalatenschap duidelijk deficitair is en dus meer passief dan actief bevat, is dit de beste keuze. 2. zuiver aanvaarden: dat kan enkel als de erfgenamen meerderjarig en bekwaam zijn. Opgelet: een zuivere aanvaarding kan ook het gevolg zijn van een “impliciete daad van aanvaarding”. Wanneer u als erfgenaam dus met de wagen van de overledene rondrijdt, of indien u het huis van de overledene betrekt, wordt u vermoed de nalatenschap zuiver aanvaard te hebben en kunt u de nalatenschap achteraf niet meer verwerpen, noch aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. 3. aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving: verplicht zodra een erfgenaam minderjarig of onbekwaam is. Het is ook mogelijk om hiervoor vrijwillig te opteren. De opmaak van een boedelbeschrijving is aan te raden als men niet op voorhand weet welke schulden er nog zijn. De erfgenaam zal namelijk door de procedure te volgen van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving alleen verplicht zijn de schulden van de nalatenschap te betalen in verhouding tot wat hij verkrijgt uit deze nalatenschap. Hij kan niet gehouden worden tot meer passief van de nalatenschap dan wat hij verkrijgt als actief. Bovendien vermijdt men dat er vermenging is van de erfboedel met het vermogen van de erfgenaam. De erfgenaam stelt zijn eigen vermogen op die manier dus niet bloot aan de schuldeisers van de overledene. De erfgenaam moet kiezen tussen deze 3 mogelijkheden en kan hier achteraf niet op terugkomen. Bij twijfel omtrent de omvang van de nalatenschap wacht u beter met het innemen van een standpunt. Persoonlijke schulden tot betaling van successierechten blijven namelijk verhaalbaar op het vermogen van de erfgenaam die aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving. Dit is van belang bij zogenaamd fictieve bestandsdelen die voor berekening van successierechten fictief bij de massa worden gevoegd. Dit is bijvoorbeeld het geval: wanneer erfgenamen niet weten wie de begunstigde is van een niet-geregistreerde handgift die gebeurde in de 3 jaar voor overlijden of wanneer de overledene een onroerend goed verkocht heeft, maar de verkoopsom niet werd teruggevonden in de nalatenschap.
[- 4 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
De erfgenaam die aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving blijft namelijk verplicht tot betaling van successierechten, ook wanneer deze het werkelijk aanwezige actief overtreffen.
Regeling vóór 29 mei 2014 Voor de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving of verwerping van de nalatenschap, moet een bepaalde procedure gevolgd worden. Wie een nalatenschap wenste te verwerpen, moest volgens de oude wetgeving een verklaring laten akteren op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de nalatenschap was opengevallen, op basis van de woonplaats van de overledene dus. Deze verklaring wordt op de griffie vermeld in een bijzonder register waarvan een uittreksel bekomen kan worden. Wie de hoedanigheid van erfgenaam slechts wenst aan te nemen onder voorrecht van boedelbeschrijving moest volgens de oude regeling ook een verklaring afleggen ter griffie. Deze verklaring wordt vervolgens door de griffie ingeschreven in een register en op kosten van de erfgenaam gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Op deze wijze zijn schuldeisers op de hoogte van het ingenomen standpunt en moeten zij bij aangetekende brief hun rechten doen kennen. Door het afleggen van verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, heeft de erfgenaam op definitieve wijze de hoedanigheid van erfgenaam verkregen. Hij kan de nalatenschap nadien niet meer verwerpen. Regeling vanaf 29 mei 2014 Door een wetswijziging kan het aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving en verwerpen van een nalatenschap, voortaan ook gebeuren voor een notaris naar keuze. Wanneer de verklaring van verwerping wordt gedaan ten overstaan van een notaris, zendt de notaris een kopie van de verklaring naar de griffie van de rechtbank van eerste aanleg met het oog op de inschrijving in het register van verklaringen. Hetzelfde geldt voor de verklaring van vrijwillige of gedwongen aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving. De notaris verstuurt dan een kopie van de verklaring naar de griffie en zorgt voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Door deze wijziging hoeft u zich niet langer te verplaatsen naar de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen, maar volstaat een bezoek aan uw notaris. Uw notaris kan u dan ook helpen met de verdere afhandeling van de nalatenschap.
[- 5 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
3. Nu ook in Brussel stedenbouwkundige inlichtingen nodig voor een aankoop Sinds 1 augustus 2014 zijn in Brussel (net als in Vlaanderen) de stedenbouwkundige inlichtingen al verplicht bij de verkoopovereenkomst. Bovendien moeten bijkomende stedenbouwkundige inlichtingen ook in de publiciteit (tekoopstelling) van het goed worden opgenomen. Situatie in Vlaanderen In Vlaanderen werd in 2009 de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening grondig door elkaar gegooid, speciaal om de onwetende koper te beschermen. De verkoper werd verplicht om al bij de tekoopstelling een stedenbouwkundig uittreksel op te vragen. Dit uittreksel bevat informatie uit het plannen- en vergunningsregister. Hieruit kan de koper onder meer afleiden wat de uitgereikte stedenbouwkundige vergunningen en de meest recente stedenbouwkundige bestemming zijn van het onroerend goed dat hij wenst te kopen. Bovendien rust in Vlaanderen al sinds 2009 op de verkoper een bijkomende informatieplicht. Hij moet in de publiciteit, in de onderhandse verkoopovereenkomst én in de authentieke akte melding maken van een aantal gegevens, die overeenstemmen met de informatie afgeleverd via het stedenbouwkundig uittreksel. Denk daarbij aan: lijst met afgeleverde vergunningen actuele stedenbouwkundige bestemming van het goed feit of er een verkavelingsvergunning afgeleverd werd, enz… De aanwezigheid van het stedenbouwkundig uittreksel op zich is strikt genomen enkel in de authentieke koopakte verplicht, maar de vraag stelt zich of de verkoper kan voldoen aan zijn informatieplicht bij de tekoopstelling zonder dit stedenbouwkundig uittreksel. In Vlaanderen gaan de sancties bij niet-naleving van een administratieve boete tot de nietigverklaring (annulering) van de koop. De koper kan, als beschermde partij, later in de akte wel bevestigen dat de niet-tijdige aanlevering van de stedenbouwkundige inlichtingen voor hem geen probleem vormt. Hij verzaakt dan aan zijn nietigheidsvordering. Situatie in het Brussels Gewest
Tot 1 augustus 2014 was het stedenbouwkundig regime in het Brussels Gewest vrij eenvoudig, zoals bepaald in het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening. Het oude regime legde namelijk op dat een verkoopovereenkomst en de authentieke akte die erop volgt een verklaring van de verkoper moesten bevatten dat een stedenbouwkundige vergunning werd verleend of de melding dat een stedenbouwkundig attest werd uitgereikt waaruit bleek dat een dergelijke vergunning zou kunnen worden verkregen. Bij gebrek aan dergelijke vergunning of attest kon geen verzekering worden gegeven over de mogelijkheid om vergunningsplichtige werken op het verkochte goed uit te voeren. In de praktijk bleek helaas vaak dat de koper van een onroerend goed in Brussel niet op de hoogte was van de stedenbouwkundige misdrijven met betrekking tot het goed dat hij wenste te kopen. [- 6 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
Sedert 1 augustus 2014 is om dit te vermijden het regime in het Brussels Gewest aangepast en werd een gelijkaardige regeling als in Vlaanderen ingevoerd. In alle verkoopovereenkomsten moet nu de volledige stedenbouwkundige informatie (met name de integrale inhoud van deze inlichtingen) staan. De notaris, de verkoper en de vastgoedmakelaar zijn nu verplicht om stedenbouwkundige inlichtingen mee te delen in alle publiciteit voor: o verkoop of verhuring voor meer dan 9 jaar van een onroerend goed o vestiging van een recht van erfpacht of opstal Deze ommezwaai verdient zowel voor de notaris, als voor de verkoper en de vastgoedmakelaar de nodige aandacht. Voorafgaand aan de wetswijziging konden stedenbouwkundige inlichtingen gevraagd worden na het ondertekenen van het compromis. Sedert 1 augustus 2014 is deze soepele regelgeving voorbij. Problematisch is dat dit het nadelige gevolg voor de koper heeft dat hij een wachttermijn van 30 dagen moet rekenen voor het ondertekenen van het compromis. Dit probleem stelde zich vooral voor de verkoopovereenkomsten die op 1 augustus 2014 nog niet ondertekend waren, maar al gepland waren voor ondertekening. Daarbij moesten eerst de stedenbouwkundige inlichtingen worden bekomen voor de overeenkomst wettig ondertekend kon worden. Een mogelijke oplossing was geen overeenkomst tussen partijen meer te tekenen en meteen een notariële akte te tekenen in het bijzijn van de notaris, om bijkomend uitstel te vermijden. Een verwittigd verkoper is er voortaan dus 2 waard. Bent u van plan uw woning of appartement in Brussel te verkopen? Bereid dan meteen een volledig 'verkoopdossier' voor. In dat dossier zullen voortaan dus ook de stedenbouwkundige inlichtingen moeten opgenomen worden, naast: o energieprestatiecertificaat o keuring van de elektrische installaties o eventuele keuringsattest van de stookolietank o verplichte inlichtingen van de syndicus (bij verkoop van een appartement) Zo vermijdt u een bijkomende wachttermijn eens u een koper gevonden hebt.
Sinds 1 november 2014 moeten de 19 Brusselse gemeenten veel preciezere informatie meegeven in de gestandaardiseerde stedenbouwkundige inlichtingen. Denk onder meer aan: o vergunde aantal woongelegenheden in het goed o mogelijke vergunde bestemmingen van het pand o alle vastgestelde stedenbouwkundige overtredingen Op die manier krijgt de koper al meteen een vrij keurig beeld van de stedenbouwkundige situatie van zijn droomwoning- of appartement.
[- 7 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
4. Nieuwe regels voor volmachten van onbekwamen sinds 1 september Naast de gerechtelijke bescherming van onbekwamen door het systeem van bewindvoering onder toezicht van de vrederechter is er sinds 1 september 2014 een buitengerechtelijke bescherming mogelijk onder de vorm van een volmacht. Personen kunnen dan één of meerdere vertrouwenspersonen aanstellen om hun goederen of een deel ervan te beheren. Hetzij onmiddellijk, hetzij wanneer zij feitelijk onbekwaam worden.
1. Context Het statuut van onbekwamen (met name voorlopig bewind, onder gerechtelijk raadsman gestelde personen, verkwisters, onbekwaamverklaarden, verlengd enz.) werd op 1 september 2014 geüniformeerd onder de noemer 'bewind'. Naast de gerechtelijke bescherming van onbekwamen door het systeem van bewindvoering onder toezicht van de vrederechter, wordt er met ingang van 1 september 2014 een buitengerechtelijke bescherming georganiseerd onder de vorm van een volmacht. Dit houdt in dat iedereen die wilsbekwaam is, een volmacht kan geven om zijn vermogen te laten beheren door de volmachtdrager die hij aanduidt. Er is geen procedure, tussenkomst of machtiging van de vrederechter meer vereist. De verkoop van onroerende goederen van de onbekwame moet niet langer via een openbare verkoop gebeuren en bij verkoop uit de hand is geen machtiging van de vrederechter meer nodig. De volmachtdrager kan volledig autonoom overgaan tot de verkoop op de wijze die hij wenst, binnen de grenzen van zijn opdracht. Deze regeling is niettemin beperkt tot het beheer van de goederen van de onbekwame en betreft dus niet de persoon van de onbekwame. De wetgever geeft voortaan de voorkeur aan dergelijke buitengerechtelijke bescherming via volmacht boven de gerechtelijke bescherming door de vrederechter, tenzij de volmacht werd opgezegd of de vrederechter deze ingetrokken heeft. Het uitgangspunt is immers dat wie wilsbekwaam is, zijn zaken kan regelen door de persoon van zijn keuze en dit bij middel van een volmacht. De volmachtgever kan vervolgens de keuze maken om deze volmacht onmiddellijk uitwerking te geven of te wachten tot dat de volmachtgever onbekwaam is geworden. In het laatste geval wordt het beheer van de goederen van de volmachtgever/onbekwaamverklaarde automatisch uitgevoerd door de volmachtdrager. 2. Vorm van de volmacht
[- 8 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
De volmacht kan zowel onderhands als notarieel worden opgemaakt. Het voordeel van een notariële volmacht is de juridische begeleiding door de notaris bij de omschrijving van de volmacht en de organisatie van het beheer van de goederen van de opdrachtgever. Bovendien is een authentieke akte vereist indien bepaalde publiciteit moet gebeuren (zoals bekendmaking op het hypotheekkantoor bij de verkoop van onroerend goed, bij schenking, wijziging huwelijkscontract, enz.). 3. Voorwaarden van de volmacht Een volmacht is geldig op 2 voorwaarden: 1. Het doel van buitengerechtelijke bescherming moet expliciet worden vermeld in de volmacht. Een gebruikelijke volmacht volstaat niet om uitwerking te krijgen in het kader van onbekwaamheid. 2. De volmacht moet worden geregistreerd in het Centraal Register door neerlegging van een 'voor eensluidend verklaard afschrift'. De volmachten getekend vóór 1 september 2014 kunnen niet gelden als buitengerechtelijke bescherming om reden dat de registratie ter griffie pas mogelijk was vanaf 1 september 2014. Dergelijke volmachten verliezen dus hun uitwerking bij onbekwaamheid van de volmachtgever. Zij blijven geldig zolang de volmachtgever bekwaam is. 4. Einde van de volmacht Voor het einde van de volmacht gelden volgende modaliteiten: 1. Opzegging of wijzigingen: De volmachtgever en/of de volmachtdrager kunnen de volmacht op elk ogenblik wijzigen of opzeggen, uiteraard op voorwaarde dat de persoon nog wilsbekwaam is. 2. De volmacht eindigt automatisch: o zodra de volmachtgever opnieuw wilsbekwaam wordt o ingeval van opzegging/herroeping door de volmachtgever of volmachtdrager o bij het overlijden van de volmachtgever o bij overlijden van de volmachtdrager of indien hij onbekwaam wordt verklaard door de rechtbank o ingeval de vrederechter maatregelen treft op verzoek van een partij (beëindiging opdracht, beperking opdracht, aanstelling andere volmachtdrager enz.) 5. Inhoud van de volmacht De inhoud van de volmacht moet nauwkeurig zijn. Onder meer volgende punten verdienen aandacht bij de opmaak van de volmacht: Is er een onmiddellijk verzoek tot registratie of niet? De volmachtdrager kan in de akte verschijnen en de volmacht onmiddellijk aanvaarden. Is er een onmiddellijk uitwerking of gebeurt dat pas bij onbekwaamheid? Is er een omschrijving van de opdracht van de volmachtdrager (gaat het om het volledige of een deel van het vermogen)? [- 9 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
Is een eenzijdige opzegging mogelijk of niet? Wenst de opdrachtgever een vertrouwenspersoon aan te stellen? Er kan een controleregeling uitgewerkt worden (zoals instemming erfgenamen enz.). Gaat het om één of meerdere volmachtdragers die samen of afzonderlijk kunnen optreden (bijvoorbeeld met plicht om elkaar op de hoogte te brengen)? Is er een bezoldiging? Er is een vergoeding voorgeschoten kosten, maar in principe is er geen recht op loon tenzij bedongen in de volmacht. Moeten er (eventueel) criteria vastgelegd worden over wat feitelijke onbekwaamheid is (zoals advies van één of meerdere geneesheren)? Is er een voorkeur voor bewindvoerder of vertrouwenspersoon?
6. Sancties Bij gebrek aan registratie mag de volmacht niet worden gebruikt. Dit houdt in dat eenmaal de volmachtdrager vaststelt dat de volmachtgever zich bevindt in een feitelijke toestand van kennelijke wilsonbekwaamheid, de volmachtdrager de volmacht eerst moet laten registreren voor hij hem kan gebruiken. 7. Besluit De buitengerechtelijke bescherming laat personen toe één of meerdere vertrouwenspersonen aan te stellen om hun goederen of een deel ervan te beheren. Hetzij onmiddellijk, hetzij wanneer zij feitelijk onbekwaam worden. De gewone volmachten, getekend na 1 september 2014 en die niet voldoen aan de voorwaarden van de buitengerechtelijke bescherming, zijn automatisch beëindigd zodra de volmachtgever feitelijk onbekwaam wordt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor tal van eenvoudige bankvolmachten op rekeningen van een onbekwame.
[- 10 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
5. Fiscale regularisatie voor successie- en registratierechten ongrondwettelijk Eric Spruyt Notaris-Vennoot Berquin Notarissen cvba Prof. KU Leuven en Fiscale Hogeschool
De fiscale regularisatie voor successie- en registratierechten werd door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 19 september 2014 verworpen. Maar wat zijn de gevolgen voor de belastingplichtigen die voordien een regularisatie-aangifte hadden ingediend voor successie- en registratierechten? Uit het arrest blijkt dat zij op beide oren kunnen slapen.
Fiscale regularisatie laatste ronde
Voor fiscale 'spijtoptanten' werd tussen de periode die liep van 15 juli 2013 tot en met 31 december 2013 de mogelijkheid van een fiscale regularisatie 'van de laatste kans' ingevoerd in de Programmawet van 27 december 2005. Dit gebeurde door de Wet van 11 juli 2013 1. In vergelijking tot de bestaande regeling had de nieuwe regeling een ruimer toepassingsgebied. Zo kwamen sinds de laatstgenoemde wet niet alleen de inkomstenbelastingen en de btw, maar ook ontdoken registratie- en successierechten in aanmerking. Dit laatste bleek o.a. uit een verwijzing naar het W.Succ. en het W.Reg. in de definitie van 'fiscaal verjaarde kapitalen' en uit enkele strafrechtelijke bepalingen. In de praktijk had dit vooral belang voor erfgenamen die activa uit erfenissen die hen waren toegevallen 'vergeten' waren aan te geven. Belastingplichtigen konden dus via deze nieuwe regeling hun 'belastingsituatie regulariseren' mits ze in de voormelde tijdsvork een aangifte indienden bij het 'Contactpunt regularisaties' van de FOD Financiën. Er werd bovendien een bijkomende periode van 6 maanden voorzien om bijkomende stukken in te dienen. Het 'Contactpunt regularisaties' bezorgde de aangever een regularisatieattest en bracht de 'Cel voor financiële informatieverwerking (CFI)' op de hoogte van de regularisatie.
1
de
de
B.S., 12 juli 2013, 3 editie; erratum B.S., 25 maart 2014, 2 editie. [- 11 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
Grondwettelijk Hof, 19 september 2014 Tegen de voormelde Wet van 11 juli 2013 werden door een particulier diverse gronden tot vernietiging aangevoerd die niettemin door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 19 september 2014 worden verworpen2. Tegen het feit dat de fiscale regularisatie door de federale wetgever ook van toepassing werd gemaakt op de successie- en registratierechten, die sinds 1989 gewestbelastingen zijn, maakte het Hof wel een fundamenteel bezwaar. Eerder had ook de Raad van State op het wetsontwerp dat later de Wet van 11 juli 2013 zou worden hierop kritiek geuit, maar de regering had deze naast zich neergelegd. Nu plaatst het Grondwettelijk Hof, in zijn (zeer lijvig) arrest van 19 september 2014, wel de puntjes op de spreekwoordelijke 'i'. Een beslissing om af te zien van de inning van een gewestelijke belasting komt neer op het verlenen van een vrijstelling en deze bevoegdheid heeft de federale regering niet langer. Het Hof besliste dan ook dat de bepalingen uit de voormelde wet moeten worden vernietigd “in zoverre ze betrekking hebben op de gewestelijke belastingen inzake successierechten en registratierechten”. Definitieve handhaving van de gevolgen Toch bracht het arrest ook goed nieuws voor de belastingplichtigen die een regularisatie-aangifte hadden ingediend voor bedoelde belastingen (successie- en registratierechten). Het Hof besliste namelijk dat de “gevolgen van de vernietigde bepalingen gehandhaafd blijven”. Het Hof nam dit pragmatisch standpunt in omdat anders de belastingenplichten voor deze belastingen in hun rechtmatig vertrouwen geschonden zouden zijn indien de door hen ingediende regularisatie-aangifte niet “zou leiden tot de gevolgen die de wetgever aan de regularisatie heeft verbonden”. M.a.w. het Hof wou een al te grote rechtsonzekerheid vermijden. Concreet betekent dit dus dat er, ondanks het arrest, in de praktijk geen probleem is voor belastingplichtigen die de ganse regularisatieprocedure op datum van het arrest al hebben doorlopen en in het bezit zijn van het regularisatie-attest. En wat als het dossier nog niet volledig is afgehandeld, maar er wel tijdig een regularisatieaangifte werd ingediend? Geen onbelangrijke vraag, want volgens het jaarverslag 2013 van de rulingdienst waren er op 31 december van vorig jaar – dus bij het 'definitieve' einde van de regularisatie – circa 16.000 dossiers nog niet definitief afgehandeld. Bovendien konden nog bijkomende stukken worden ingediend tot 30 juni 2014. Volgens bepaalde bronnen zou net voor de zomervakantie 2014 het aantal nog niet-afgehandelde dossiers nog altijd om en bij de 5000 bedragen en zou in circa één derde van de regularisatieheffingen in verband met afgehandelde dossiers de gewestelijke overheid de begunstigde zijn3. Welnu ook in dat geval, zo kan uit het arrest afgeleid worden (cfr. randnummer B.14.3 in het arrest waar uitdrukkelijk gesproken wordt van het “ingediend” zijn van de regularisatie-aangifte), kunnen de fiscale zondaars op hun beide oren slapen. Hun dossiers zullen afgehandeld worden omdat “de gevolgen van de vernietigde bepalingen definitief gehandhaafd blijven.”
2 3
GwH, arrest nr. 130/2014 van 19 september 2014. DESTERBECK, F., Fisc.Act., 2014/32, 2. [- 12 -]
2014
NIEUWSBRIEF DECEMBER
Opmerking: wenst u na het lezen van deze tekst meer concrete informatie? Jammer genoeg kan Berquin Notarissen cvba u niet via e-mail adviseren. U kunt eventueel wel telefonisch een afspraak maken met één van onze juristen of notarissen.
[- 13 -]
2014